Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over het WHO-onderzoek dat uitwijst dat stimulering van zuivel- en vleesproductie hartziekten en beroerten veroorzaakt
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D03622, datum: 2008-09-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2007Z05163:
- Gericht aan: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Gericht aan: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
FORMTEXT Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
FORMTEXT Directie Internationale Zaken
FORMTEXT Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: FORMTEXT Postbus 20401
FORMTEXT 2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: FORMTEXT 070 - 3786868
Fax: FORMTEXT 070 - 3786100
FORMTEXT De Voorzitter van de Tweede kamer
FORMTEXT der Staten-Generaal
FORMTEXT Postbus 20018
FORMTEXT 2500 EA 's-GRAVENHAGE
FORMTEXT
FORMTEXT
FORMTEXT
FORMTEXT
FORMTEXT
FORMTEXT 8 augustus 2008 FORMTEXT 2070827170 FORMTEXT IZ.
2008/1674 FORMTEXT 11 september 2008
FORMTEXT Kamervragen over het WHO-onderzoek dat uitwijst dat
stimulering van zuivel- en vleesproductie hartziekten en beroerten
veroorzaakt FORMTEXT 3784818 FORMTEXT
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, de antwoorden op de vragen die op 8 augustus jl. zijn gesteld
door het lid Ouwehand (PvdD) over het WHO-onderzoek dat uitwijst dat
stimulering van zuivel- en vleesproductie hartziekten en beroerten
veroorzaakt.
1
Bent u bekend met het onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), waarin verschillende wetenschappers concluderen dat het
EU-landbouwbeleid hart- en vaatziekten veroorzaakt en leidt tot
duizenden doden per jaar? 1)
Ja.
2 en 6
Hoe beoordeelt u de constatering van de wetenschappers, dat het Europese
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) door de stimulering van zuivel-
en vleesproductie een gevaar voor de Europese volksgezondheid kan
vormen, oorzaak kan zijn van 13.000 extra doden per jaar en bovendien
ongelijkheid tussen burgers kan veroorzaken op het gebied van
gezondheid?
Bent u bereid onafhankelijk vervolgonderzoek in te stellen, gezien het
feit dat de wetenschappers in deze eerste studie naar hart- en
vaatziekten in relatie tot de EU-promotie van vlees en zuivel nog maar
zijn uitgegaan van conservatieve cijfers en dat zij uiteenzetten dat de
werkelijke omvang van het probleem nog veel groter zou kunnen zijn? Zo
ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo neen, kunt u uitleggen
waarom?
Het is bekend dat te hoge consumptie van verzadigde vetzuren het risico
op hart- en vaatziekten verhoogt. Anderzijds vervullen vlees en zuivel
een essentiële rol in de voeding van grote groepen mensen. Deze
producten maken dan ook deel uit van de zogenoemde Schijf van Vijf.
Daar waar sprake is van (over)consumptie van landbouwproducten betwijfel
ik echter dat dit een gevolg is van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB).
De schrijvers van het WHO-onderzoek concluderen dat hervormingen van het
GLB dringend nodig zijn. Zij doen dit aan de hand van de aanname dat het
GLB directe invloed heeft op de consumptie van verzadigde vetzuren en
berekenen dan de mogelijke bijdrage van het GLB aan het optreden van
hart- en vaatziekten. In het betreffende artikel mis ik echter de
onderbouwing van de directe verbanden die worden gelegd waarop de
aannames worden gebaseerd.
Andere onderzoeken, zoals van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) of
de FAO, onderbouwen de conclusies van het WHO-onderzoek niet.
In januari 2007 heeft het Landouw-Economisch Instituut (LEI) in mijn
opdracht onderzoek gedaan naar het verband tussen het GLB en obesitas
(“Landbouwbeleid geen dikmaker. Een verkenning naar de relatie tussen
het GLB en de volksgezondheid”). Het LEI komt tot de conclusie dat een
oorzakelijk verband tussen het GLB en obesitas moeilijk is aan te tonen.
Het oude landbouwbeleid heeft weliswaar gezorgd voor een grotere
productie van voedsel maar, gezien de lage prijselasticiteit van
landbouwproducten, is moeilijk te staven dat dit heeft geleid tot meer
consumptie.
De FAO heeft onderzoek gedaan naar de samenhang van de ontwikkeling van
consumptiepatronen en het GLB (“The EU Diet - Evolution, Evaluation
and Impacts of the CAP”). De conclusie van de FAO is eveneens dat een
oorzakelijk verband tussen het GLB en hoge consumptie vlees en
zuivelproducten niet is aan te tonen. Belangrijker oorzaken voor een
veranderend eetpatroon zijn veeleer een hoger inkomen, de opkomst van
supermarkten en wijziging in de distributiesystemen, en de groei van
buiten de deur eten, inclusief in fast food restaurants.
Zoals hiervoor aangegeven, heeft het LEI in mijn opdracht begin 2007
onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen het GLB en gezondheid.
Vervolgonderzoek acht ik dan ook niet noodzakelijk.
3 en 4
Welke conclusies verbindt u aan het onderzoek in relatie tot het huidige
kabinetsbeleid waarin Nederland de productie van vlees en zuivel nog
altijd stimuleert binnen en buiten Europa? Bent u bereid het
kabinetsbeleid op dit punt te herzien, en te stoppen met (steun aan)
Europese promotiecampagnes voor de consumptie van kip en kalfsvlees, de
promotie van de Nederlandse kalversector in China en de stimulering van
de zuivelconsumptie in Azië?
Bent u naar aanleiding van de wetenschappelijke inzichten over de
gevaren van stimulering van vlees- en zuivelconsumptie bereid de
zoektocht naar nieuwe afzetmarkten voor de Nederlandse veehouderij in
Azië en Afrika te heroverwegen met het oog op de gezondheid van de
bevolking in de betreffende landen? Zo neen, waarom niet?
Het ministerie van LNV heeft geen activiteiten die erop gericht zijn de
zuivelconsumptie in Azië te stimuleren. De activiteiten die LNV op het
gebied van de melkveehouderij in bijvoorbeeld China ontplooit, zijn
gericht op het duurzamer maken van de lokale productie. Voor de
kalfsvleesproductie zet het ministerie in op duurzame productie in
samenwerking met lokale bedrijven en op verbetering van markttoegang van
de Nederlandse bedrijven.
Voor uw vraag over Europese promotiecampagnes verwijs ik naar de
antwoorden op eerdere Kamervragen over dat onderwerp (Aanhangsel der
Handelingen II, vergaderjaar 2007-2008, nrs. 2326 en 3244)
5
Hoe beoordeelt u de opmerkingen van de wetenschappers over schoolmelk,
in relatie tot het recente EU-besluit de subsidie op schoolmelk te
verruimen en de EU-bijdrage aan de introductie van schoolmelk in China?
De recente aanpassing van de schoolmelkregeling is juist een gevolg van
de wens van de EU-Raad van landbouwministers om meer voedingskundig
verantwoorde schoolmelkproducten te ondersteunen. Het verschil in steun
tussen melk met diverse vetgehalten is verdwenen, waardoor de steun voor
halfvolle en magere melk kon worden verhoogd. Daarnaast is het mogelijk
geworden om in het kader van deze regeling yoghurt met vruchten,
drinkyoghurt en karnemelk te verstrekken.
Van een EU-bijdrage aan de introductie van schoolmelk in China is mij
niets bekend. Wel is mij bekend dat de Chinese overheid ook het drinken
van melk stimuleert.
7 en 8
Kunt u uiteenzetten welke waarde door het Nederlandse kabinet in haar
participatie in het Europees landbouwbeleid wordt toegekend aan
volksgezondheid ten opzichte van de belangen van de veehouderij? Kunt u
dit toelichten?
Kunt u uiteenzetten wat de Nederlandse inzet zal zijn bij de verdere
besprekingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nu deze feiten
over de dodelijke gevolgen van de promotie van vlees- en zuivelproductie
- en consumptie aan het licht zijn gekomen?
Het GLB heeft inmiddels grote veranderingen ondergaan, waarbij steun
bijna geheel is losgekoppeld van de productie. Momenteel vinden in het
kader van de zogenoemde health check discussies plaats over verdere
ontkoppeling van de steun en afbouw van interventiemechanismen en
uitvoerrestituties.
Voor de Nederlandse inzet daarbij verwijs ik naar mijn brief aan de
Kamer van 9 juni 2008 (Kamerstuk 28 625/21 501-32, 59).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
REF datum \* MERGEFORMAT 11 september 2008 REF onskenmerk \*
MERGEFORMAT IZ. 2008/1674 PAGE \* MERGEFORMAT 4
Directie Internationale Zaken
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp doorkiesnummer bijlagen