Antwoorden so
Bijlage
Nummer: 2008D05306, datum: 2008-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over de richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 63e zitting van de AVVN in New York (2008D05304)
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld.. 2008 Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij een drietal fracties de behoefte de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over hun brief d.d. 4 september 2008 inzake de brief “Richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 63e zitting van de AVVN in New York”. De ministers hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van …. 2008. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de ministers zijn hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Ormel De griffier van de commissie, Van der Kolk-Timmermans Algemeen De leden van de fractie van het CDA kunnen zich in grote lijnen vinden in de door de regering aangegeven richtlijnen voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Vraag is wel waarom de EU-prioriteiten, waarover besloten tijdens de RAZEB in juni 2008, niet met de Tweede Kamer zijn gewisseld. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie van de regering. Zoals te doen gebruikelijk worden in het kader van de VN-werkgroep (CONUN) van de EU in grote lijnen de prioriteiten van de lidstaten betreffende de VN zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Zoals in de Richtlijnenbrief staat, dienen de EU-prioriteiten als leidraad, maar legt Nederland eigen accenten. De regering heeft de Richtlijnenbrief en de daarbij horende EU-prioriteiten met u gedeeld. Op enkele van de aangeven onderwerpen hebben de leden van de fractie van het CDA nog opmerkingen. De prioriteit ten aanzien van de inbreng bij de AVVN moet wat deze leden betreft de hervormingen van de instellingen zijn, zodat zij op effectieve en efficiënte wijze de grote problemen van deze wereld een hoofd kunnen bieden. Kan de regering aangeven wat de stand van zaken rondom deze hervormingen is en op welke wijze deze tijdens de AVVN zullen worden geadresseerd? Nederland is met u van mening dat hervormingen van de VN van groot belang zijn om het vertrouwen tussen de Lidstaten en de organisatie te vergroten. De hervorming van de VN-Veiligheidsraad is daarbij cruciaal, omdat uitblijven van aanpassingen van dit orgaan op termijn serieus afbreuk zou kunnen doen aan de legitimiteit, niet alleen van de Veiligheidsraad, maar van de VN als geheel. Op 15 september, de laatste dag van de afgelopen AVVN, is besloten dat de echte onderhandelingen over de hervorming van de Veiligheidsraad tijdens de 63e AVVN zullen beginnen. Uitgangspunt van Nederland daarbij is dat de samenstelling van de Veiligheidsraad meer recht moet doen aan de veranderde verhoudingen in het internationale krachtenveld, waardoor de besluiten een breder draagvlak krijgen. Gezien de bestaande impasse tussen de voor- en tegenstanders van een uitbreiding van het aantal permanente zetels bepleit Nederland een interim-oplossing waarbij gedacht kan worden aan een beperkte uitbreiding van het aantal zetels op tijdelijke basis. Kan de regering aangeven hoe het staat met het concept van ‘one United Nations (UN)’, waarbij in elk land een Verenigde Naties (VN)-loket wordt geopend? In juli 2008 hebben de AVVN co-voorzitters (Tanzania en Ierland) een rapport uitgebracht over de tweede ronde van informele consultaties aangaande systeembrede coherentie. Dit rapport is door vrijwel alle VN-lidstaten goed ontvangen is. Het rapport is tot stand gekomen na bezoeken aan de One UN pilot-landen alsmede gesprekken met vele VN-lidstaten, VN-stafleden, NGO’s etc. Het rapport bevestigt dat de noodzaak om de VN effectiever, efficiënter en coherenter te maken breed gedragen wordt. Het is positief over verdere (vrijwillige) uitrol van het Delivering as One (oftewel “One UN”)-concept op landenniveau, aangezien deze nieuwe werkwijze tot nog toe goede resultaten heeft opgeleverd. Het rapport constateert dat steeds meer programmalanden (elementen van de) Delivering as One-benadering omarmen en dat landen die dat willen ongehinderd hun gang moeten kunnen gaan. Het is evident dat hierdoor feiten op de grond worden gecreëerd waar het systeem en uiteindelijk de lidstaten in New York niet omheen kunnen. Tijdens de laatste zittingsdag van de 62e AVVN is zonder stemming een resolutie aangenomen over systeembrede coherentie. Hierin wordt het rapport van de co-voorzitters verwelkomd. De inzet van Nederland, gelijkgezinde donoren en de meeste ontwikkelingslanden was om in de resolutie positieve tekst op te nemen over de One UN pilots en de goede resultaten die tot nu toe zijn bereikt, alsmede een aansporing aan de VN om snel hervormingen op hoofdkantoorniveau door te voeren. Dit is helaas niet gelukt vanwege tegenstand van een aantal hardliners binnen de G77. Positief is echter dat de resolutie neutraal van aard is, waardoor verdere implementatie van het One UN-concept ongehinderd kan doorgaan. Intergouvernementele besluitvorming is daarvoor niet nodig, omdat bestaande documenten voldoende basis bieden (in het bijzonder de TCPR-resolutie van december 2007, oftewel de Triennual Comprehensive Policy Review waarin is vastgelegd hoe de VN-ontwikkelingsactiviteiten dienen te verlopen). Overigens is het wel gelukt om in de resolutie een positieve tekst op te nemen over de oprichting van een krachtige gender-organisatie (waarover elders in dit verslag meer). Nederland en gelijkgezinden zullen zich het komende jaar vooral sterk maken voor hervormingen op het niveau van VN-hoofdkantoren. Op landenniveau is nog verdergaande samenwerking namelijk alleen mogelijk indien op hoofdkantoorniveau harmonisatie plaatsvindt. Nederland heeft dit voorjaar het initiatief genomen voor opstelling van een overzicht, tezamen met Malawi, Mozambique, Noorwegen, Tanzania en het Verenigd Koninkrijk, van wat wij concreet verwachten van VN-hoofdkantoren. Onze inzet is o.m. gericht op: harmonisatie van werkprocessen, financieringsmechanismen en programmeringsprocessen; het stimuleren dat staf VN-breed wordt ingezet; het versterken van strategische focus en een vraaggestuurde aanpak binnen de VN landenprogramma’s (focus op die activiteiten waarbij de VN het comparatief voordeel bezit en terugtrekking uit overige activiteiten); waar mogelijk samenvoeging van ondersteunende diensten op landenniveau en overhevelen van de zodoende gerealiseerde kostenbesparingen naar het programmabudget; versterking van de positie van de Resident Coordinator zodat deze een echte One Leader van het VN-landenteam wordt en dus ook het laatste woord heeft als het gaat om allocaties uit het One Fund en beslissingen over welke activiteiten voldoende prioritair zijn om in het One Programme te worden opgenomen. Kan de regering verder aangeven of de hervormingen worden gedwarsboomd door het niet betalen van contributies door diverse landen? Om welke landen gaat dit? Het niet betalen van contributies is schadelijk voor het functioneren van de organisatie in het algemeen. De hervormingen op zichzelf ondervinden er echter geen hinder van. De leden van de fractie van het CDA hebben een inzet t.a.v. de Peace Building Commission (PBC) gemist in de richtlijnen. Het betreft een naar de mening van deze leden een belangrijke commissie die als doel heeft te voorkomen dat post-conflictlanden terugglijden naar conflict. Deze leden waarderen het dat Nederland voorzitter is van de Sierra Leone configuratie. Gaat de regering aandacht vragen voor de voortgang van de PBC? Bent u het met de leden van de fractie van het CDA eens dat de pilots van de PBC van groot belang zijn in de (toekomstige) beleidsbepaling om als internationale gemeenschap een effectief antwoord op wederopbouw in post-conflict situaties te kunnen geven? De Peacebuilding Commission (PBC) staat inmiddels op eigen benen. Een pilot-fase heeft de PBC eigenlijk nooit gekend. Er is meteen begonnen met landenspecifieke bijeenkomsten. In de eerste twee staan Burundi en Sierra Leone centraal, terwijl inmiddels ook Guinee-Bissau en de Centraal-Afrikaanse Republiek op de agenda staan. Tijdens de komende AVVN is specifieke bespreking van de PBC niet voorzien, en daarom is de Nederlandse inzet niet in de Richtlijnenbrief aan de orde gekomen. Dit zegt echter niets over het belang dat de Nederlandse regering aan de PBC hecht. Nederland is vanaf de oprichting in 2005 een actieve speler in de PBC, met het voorzitterschap van de Landenspecifieke Bijeenkomsten over Sierra Leone en met de bijdrage van € 15 miljoen aan het Peacebuilding Fund. Hieruit blijkt de Nederlandse waardering voor de geïntegreerde aanpak van vredesopbouw die de PBC in de landen op de agenda hanteert. Wederopbouw van een post-conflict land is een langdurig en complex proces, en hoewel de PBC een belangrijke rol kan spelen in de fase van 'early recovery' zal de inzet van andere multilaterale organisaties en de internationale financiële instellingen bij wederopbouw onontbeerlijk blijven. De rol van de PBC als katalysator kan worden versterkt indien de PBC in een eerder stadium zou optreden in post-conflictlanden. De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de Richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 63e AVVN. Deze leden hebben op enkele punten vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de SP maken zich zorgen over de staat van het multilateralisme in de wereldpolitiek, waarvan de VN het beste, zij het een onvolkomen, instrument is. Het multilateralisme is de afgelopen acht jaar op de proef gesteld door het eenzijdige beleid van de Amerikaanse regering met name ten aanzien van de Veiligheidsraad, maar krijgt nu veel druk te verduren van de voedselcrisis, de kredietcrisis en de sterk stijgende energieprijzen. Deze crises maken het de VN niet gemakkelijker om een effectieve multilateraal middel te zijn in de bestrijding of verzachting van deze crisisverschijnselen. Hoe ziet de regering de rol van de VN in deze crises? Zijn er naar het oordeel van de regering extra politieke maatregelen nodig om deze verschijnselen te bestrijden en de belangrijke landen in de wereld te bewegen in VN-verband aan deze crises te werken? Wij delen de zorg voor de staat waarin het multilateralisme verkeert. Dat het multilateralisme onder druk staat ligt aan een veelheid van factoren. De Verenigde Staten vinden dat het management van de VN tekort schiet. Aziatische landen nemen stelling tegen het feit dat de presidenten van de Wereldbank en het IMF nog steeds uit de VS respectievelijk uit Europa afkomstig moeten zijn. Landen als Brazilië, Duitsland, India en Japan insisteren op een permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad. China blokkeert met het vetowapen pogingen van de Veiligheidsraad om de crisis in Darfur op te lossen. Wereldwijde fenomenen als klimaatverandering, voedselcrisis en kredietcrisis vormen echter niet alleen een bedreiging voor het multilateralisme, maar zij bieden juist ook kansen. Hoe onvolkomen het multilaterale stelsel ook is, het is het enige platform dat wij hebben om wereldwijde problemen te bespreken en aan te pakken. De regering blijft ernaar streven de VN te gebruiken en te verbeteren, en bij te dragen om de sfeer van onderling wantrouwen tussen de lidstaten weg te nemen. Vandaar ook dat de Minister-President en wijzelf tijdens de Ministeriële Week van de AVVN actief en constructief deelnemen aan bijeenkomsten over onder meer water en sanitatie, de ontwikkeling van Afrika en de Milleniumontwikkelingsdoelen. Om diezelfde reden hebben wij het initiatief genomen om in die week met collega-bewindslieden uit Noord en Zuid, met hoge vertegenwoordigers van de VN en met NGO’s te spreken over onder meer Responsibility to Protect, klimaatverandering, vrede en gerechtigheid, het One UN-concept en Somalië. Mensenrechten De leden van de fractie van het CDA geven aan dat een goed functionerende VN Mensenrechtenraad van eminent belang is voor de VN. Zij vragen zich af welke initiatieven Nederland onderneemt tijdens, en en marge van de AVVN, om de kwaliteit en de objectiviteit van deze Raad te verbeteren? Kan de regering aangeven hoe het staat met de toetsing aan mensenrechtenstandaarden van potentiële nieuwe lidstaten van de VN Mensenrechtenraad? Het functioneren van de Mensenrechtenraad als zodanig staat niet op de agenda van de Derde Commissie of van de AVVN. Wel staat het jaarrapport van de Mensenrechtenraad geagendeerd. Nederland is voorstander van behandeling van dit rapport in de AVVN. Door actieve participatie als lid van de Mensenrechtenraad in Genève probeert Nederland de effectiviteit en geloofwaardigheid van de Raad te verbeteren. Zo hecht Nederland waarde aan de Raad als instrument om mensenrechtenkwesties wereldwijd te adresseren, bijvoorbeeld door middel van de Universal Periodic Review, waarin alle 192 VN-lidstaten voortaan éénmaal per vier jaar beoordeeld worden door de Mensenrechtenraad. Het is een belangrijke stap vooruit dat elke lidstaat zich moet onderwerpen aan een mensenrechtentoets door andere staten. Transparantie, geloofwaardigheid en objectiviteit dienen hierbij uitgangspunten te zijn. De Universal Periodic Review is voor Nederland geen momentopname, maar een proces dat structurele verbetering en bevordering van de mensenrechtensituatie in lidstaten in gang kan zetten. In de oprichtingsresolutie van de Mensenrechtenraad staat vermeld dat bij de verkiezing van staten die lid willen worden van de Raad rekening wordt gehouden met hun bijdragen aan en inzet voor respect voor mensenrechten. Vanzelfsprekend beoordeelt Nederland steeds de mensenrechtensituatie van potentiële leden alvorens een stem uit te brengen op een kandidaat-lid. Hierbij is van het grootste belang dat per regionale groep meerdere kandidaten beschikbaar zijn; tot op heden is die keuzemogelijkheid er geweest en zijn de ernstigste mensenrechtenschenders geen lid van de Raad geworden. De leden van de fractie van de PvdA ondersteunen het streven om promotie en bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden te integreren binnen alle aspecten van het werk van de Verenigde Naties. Tevens hopen deze leden dat het Nederlandse voorzitterschap van de Derde Commissie zal leiden tot een open debat en dat het voorzitterschap dit open debat ook actief zal ondersteunen. De leden van de fractie van het PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de prioriteiten die op het gebied van mensenrechten door de regering worden gesteld. Echter, de tweede prioriteit (vrijheid van godsdienst en levensovertuiging) roept bij deze leden enkele vragen op. Om welke redenen is er gekozen voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, terwijl wereldwijd in vele landen ook de vrijheid van meningsuiting zwaar onder druk staat? De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging onlosmakelijk verbonden is met de vrijheid van meningsuiting. Is de delegatie bereid om, naast haar inspanningen met betrekking tot de twee andere prioriteiten, zich ook ten volste in te zetten voor de bevordering van de vrijheid van meningsuiting? Zo ja, op welke manier zult u dit doen? Zo neen, waarom niet? Vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing en vrijheid van meningsuiting zijn beide prioriteiten van de Nederlandse mensenrechtenstrategie. Alle mensenrechten zijn onderling verbonden en gelijkwaardig en het feit dat in het kader van de werkverdeling binnen de EU Nederland actief is op het gebied van de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, betekent dan ook niet dat Nederland minder waarde zou toekennen aan andere mensenrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Zo heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad sterk ingespannen om het mandaat van de Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting te verlengen. Overigens valt onder de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing ook het recht van eenieder om uiting te geven aan zijn/haar overtuiging bijvoorbeeld via publicaties. Hiermee wordt indirect de vrijheid van meningsuiting bevorderd. De leden van de fractie van de SP steunen de inzet van de regering in de bestrijding van het geweld tegen vrouwen en gelijkberechtiging voor homoseksuelen. Wat betekent de zinsnede over de Nederlandse inzet die gericht zal zijn op het aannemen van de resolutie bij consensus? Betekent dit dat Nederland bereid is in te gaan op kritiek op de resolutie en vertraging bij de invoering van de resolutie? Zo ja, in hoeverre is dat het geval? Nederland streeft naar het aannemen van een zo sterk mogelijke resolutie over geweld tegen vrouwen door zoveel mogelijk landen, bij voorkeur bij consensus omdat daarmee de uitgangspunten van een resolutie breed gedragen worden. Dit zal de effectiviteit van de resolutie vergroten. Als voorzitter van de Derde Commissie is Nederland in de positie om een extra bijdrage aan dit proces leveren. Het streven naar consensus heeft geen nadelige invloed op het tempo van uitvoering van de resolutie. Is Nederland bereid de mensenrechten van de inwoners van de door Israël Bezette Gebieden onder de aandacht van de AVVN te brengen? Zo neen, waarom niet? De AVVN bespreekt deze mensenrechtensituaties reeds. Op de agenda van de AVVN staan verschillende punten waarbij de situatie in het Midden-Oosten, inclusief de mensenrechten, aan de orde komt. In dit kader worden ook jaarlijks resoluties besproken en aangenomen, zoals bijvoorbeeld over 'Israeli practices affecting the human rights of the Palestinian people in the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem'. Via de EU draagt Nederland actief bij aan de discussies over deze onderwerpen. Vredesmissies en conflict preventie De leden van de fractie van het CDA zijn van mening dat regering terecht aangeeft dat meer structurele aandacht nodig is voor conflictpreventie. Kan de regering aangeven hoe zij dit concreet ziet? Indien de regering voornemens is om tijdens de vergadering de vulling en aansturing van VN-missies aan de orde te stellen zou dat op grote instemming van de leden van de fractie van het CDA kunnen rekenen, zeker wanneer zij hierbij extra aandacht aan missies in Afrika zou willen besteden. De leden van de fractie van de PvdA ondersteunen de inzet van de delegatie met betrekking tot deze onderwerpen. Kan de delegatie uiteenzetten op welke wijze zij concreet een grotere rol van de VN op het gebied van conflictpreventie ziet weggelegd? Op welke wijze zal deze grotere rol in de Vijfde Commissie (begrotingszaken) worden bepleit? Nederland streeft naar het uitbreiden van de capaciteit van de Department for Political Affairs (DPA) om zijn preventieve diplomatie en bemiddelingstaken beter te kunnen uitvoeren. De VN heeft hierbij een leidende rol, in samenwerking met regionale organisaties als de Afrikaanse Unie. Door vroegtijdige bemiddeling door en agendering in internationale organisaties kunnen conflicten voorkomen worden. Een goed voorbeeld hiervan was de politieke crisis in Kenia, waarin Kofi Annan, gesteund door een DPA-team, heeft bemiddeld. Nederland maakt zich in de Vijfde Commissie sterk voor financiering van extra capaciteit voor DPA vanuit de reguliere begroting; bespreking hiervan geschiedt tijdens de herfstsessie van de 63e AVVN. De regering heeft goede nota genomen van de instemming van de CDA-fractie ten aanzien van de aandacht voor de vulling en aansturing van VN-missies in Afrika. Klimaatverandering De leden van de fractie van het CDA geven aan dat de inzet van de regering in hoofdlijnen goed aansluit bij het kabinetsbeleid. Echter, het veranderende klimaat is niet alleen een probleem, maar biedt ook grote kansen op het terrein van innovatie. Er is al een energietransitie gaande in Nederland en in de wereld, mede als gevolg van de hoge olieprijzen, die wellicht als een nieuwe industriële revolutie kan worden getypeerd. Deze transitie moet vanuit een positieve houding worden gewaardeerd, zodat er mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld het gebruik van zonne-energie in de minst ontwikkelde delen van de wereld te stimuleren. De leden van de fractie van het CDA vragen de regering dan ook om het adagium ‘Milieu als kans’ stelselmatig uit te dragen in New York. De regering draagt de boodschap ‘milieu als kans’ actief uit en zal dat ook in New York blijven doen. De kosten van klimaatbeleid op de korte termijn zijn een slimme investering in de toekomst op lange termijn. Een daadkrachtig klimaatbeleid betekent niet alleen dat hoge kosten in de toekomst worden voorkomen, een effectieve aanpak van klimaatverandering zal ook kansen opleveren voor samenleving en bedrijfsleven. De regering is van mening dat klimaatbeleid immers ook de voorwaarden schept voor de ontwikkeling en toepassing van schone technologie, energiebesparing, energievoorzieningszekerheid, nieuwe markten en werkgelegenheid. Deze boodschap wordt ook in bilaterale contacten met andere landen, in het bijzonder landen die nu nog terughoudend zijn ten aanzien van een ambitieus klimaatbeleid, uitgedragen op zowel politiek als ambtelijk niveau. Onlangs nog heeft de regering in de notitie “Milieu en hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking” uiteengezet hoe zij met een substantiële bijdrage de kansen voor arme landen wil vergroten als het gaat om de toegang tot moderne, betrouwbare en betaalbare energiediensten in ontwikkelingslanden. Ontwikkeling en stimulering van nieuwe en efficiëntere technologieën voor de opwekking van energie, zoals windmolens en zonnepanelen, krijgen hierin bijzondere aandacht. Mondiale voedselcrisis De leden van de fractie van het CDA zijn verheugd dat de minister-president Millennium Development Goal (MDG) 1 zal adresseren. Wat deze leden betreft is armoedebestrijding het bestrijden van honger. Daarbij kunnen zij de uitgangspunten van de regeringsnotitie over landbouw en ontwikkeling steunen. Landbouw moet terug op de agenda van ontwikkelingssamenwerking, maar dan wel nadrukkelijk vanuit de samenhang met gezondheidszorg, eerlijke markttoegang, opbouw infrastructuur en oog voor milieu en biodiversiteit. Wij onderschrijven de opmerking van het CDA dat landbouw een belangrijk punt is op de agenda van ontwikkelingssamenwerking, in samenhang met de andere, door u genoemde beleidssectoren. De leden van de fractie van de SP vragen of de regering de 'Comprehensive Framework for Action' (CFA) steunt van de UN High Level Task Force on the Global Food Crisis (HLTF) en in het bijzonder het belang dat wordt gehecht aan een effectieve staat en overheidsbeleid? Zo ja, waar blijkt dit laatste dan concreet uit? Ja, de regering steunt het Comprehensive Framework for Action dat een bijdrage zal leveren aan verbeterde internationale afstemming over internationale programma’s en hulpstromen. Zeker zo belangrijk is dat de coördinatie van hulpstromen bij de betrokken ontvangende landen zelf wordt gelegd. In Afrika spelen hierbij naar onze mening vooral de Afrikaanse Unie (AU) en binnen de AU in het bijzonder het New Partnership for African Development (NEPAD) een belangrijke rol. Gender De leden van de fractie van het CDA achten het van belang dat UN Security Council (UNSC)-resolutie 1325 veel meer bekendheid krijgt en tevens veel breder draagvlak en ondersteuning binnen de VN krijgt. Welke actie onderneemt de regering in New York om deze resolutie prominenter op de agenda te krijgen? De Nederlandse regering blijft conform het Nederlands Nationaal Actieplan voor de implementatie van Veiligheidsraadresolutie 1325 - dat op 4 december 2007 is gelanceerd - waar mogelijk aandringen op uitvoering van resolutie 1325 in alle relevante internationale VN-fora. Vorig jaar oktober heeft Nederland tijdens een debat in de Veiligheidsraad het belang van de daadwerkelijke uitvoering van resolutie 1325 onderstreept. Nederland is in de VN lid van de breed samengestelde vriendengroep van resolutie 1325 en neemt in dit kader deel aan regelmatige dialogen over dit thema met hoofden van VN-vredesmissies en Speciale Vertegenwoordigers van de SGVN. Op 19 juni 2008 heeft de Veiligheidsraadresolutie 1820 aangenomen over seksueel geweld als oorlogswapen. Deze resolutie is een vervolg op resolutie 1325 en legt de band tussen seksueel geweld en het behoud van vrede en veiligheid. Nederland heeft de totstandkoming van deze resolutie verwelkomd. Nederland zal in de 63e AVVN, samen met België, een resolutie inbrengen over straffeloosheid van geweld tegen vrouwen. In deze resolutie zal wederom het belang van 1325 in (post-)conflictsituaties benadrukt worden. Deze leden zijn er altijd voorstander van geweest om VN-genderinstellingen te bundelen met als doel om tot één krachtige organisatie te komen. Deelt de regering de zorg van de leden van de fractie van het CDA dat deze samenvoeging uiterst moeizaam verloopt? Kan de regering aangeven wat de huidige stand van zaken is? Kan er sprake zijn van een duidelijk moment waarop bepaald wordt of de samenvoeging door wordt gezet of niet, zodat voorkomen gaat worden dat onduidelijkheid over het adresseren van het zo noodzakelijke genderperspectief verlammend gaat werken. Onder VN-lidstaten bestaat veel steun voor een grotere rol van de VN bij het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes. Het voorstel van het VN-High Level Panel on System-Wide Coherence (HLP on SWC) voor het oprichten van een vernieuwde krachtige VN-gender-organisatie kon dan ook rekenen op een positief onthaal van een aanzienlijk deel van de VN-lidstaten. Echter, enkele prominente leden van de G77 tonen zich in algemene zin afhoudend en kritisch over de VN-hervormingsplannen. Zoals aan de Tweede Kamer per brief van 28 januari 2008 is bericht, leken hierdoor de hervormingen op het gebied van gender aan het begin van dit jaar vrijwel stil te liggen. In dat opzicht deelt de regering de zorgen van de leden van de fractie van het CDA. Positief is dat in de afgelopen maanden in de SWC-consultatierondes vooruitgang is geboekt in het VN-hervormingsproces op gender-terrein. In juli heeft de plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN Migiro aan de VN-lidstaten vier opties voorgelegd voor de nieuwe VN-gender-architectuur. Naast de eerste optie om de bestaande structuur te handhaven, zijn de andere drie opties: een nieuw VN-fonds/ programma, een nieuw onderdeel van het VN-secretariaat en een nieuwe ‘hybride entiteit’ waarbij de normatieve en operationele pijler worden samengevoegd. Tijdens de laatste SWC-consultatieronde van de 62e AVVN op 8 september 2008 spraken veel VN-lidstaten, ook van de G77, hun steun uit voor de verdere ontwikkeling van de hybride gender-organisatie. Ook werd de SGVN verzocht om een nieuwe notitie op te stellen waarin de opties verder worden uitgewerkt, met speciale aandacht voor de door Nederland en de EU geprefereerde optie van een hybride gender-entiteit, de zogenaamde ‘Composite Entity’. Nederland verwacht dat tijdens de 63e AVVN een stap verder zal worden gezet om te komen tot een beslissing over de vorm en structuur van de nieuwe gender-entiteit. Nederland zal zich, in nauwe samenwerking met gelijkgezinden, blijven inzetten voor de totstandkoming van een krachtige VN-gender-organisatie, die in staat is wereldwijd de positie van vrouwen te verbeteren. Daarbij zal Nederland specifiek om aandacht vragen voor een zo concreet mogelijke aanpak op landenniveau ter bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen. De leden van de fractie van het CDA geven aan dat in juni 2008 de UN High Level Meeting on HIV/Aids plaatsvond, waar over de voortgang na de UNGASS in 2006 werd gesproken. Er blijkt goede voortgang te zijn; de sfeer was optimistisch en positief. Deze leden geven aan dat ook juist deze voortgang toch een grotere verantwoordelijkheid betekent om niet tevreden achterover te leunen. De leden van de fractie van het CDA menen dat dit besef niet breed gedeeld is. Speciale zorg hebben zij daarnaast over de ontwikkelingen ten aanzien van HIV/AIDS in enkele Oost-Europese landen en zeker Rusland. Hoe gaat de regering het blijvend belang van aandacht voor de verwoestende ziekte HIV/AIDS aan de orde stellen? Wij delen de mening van de CDA-fractie dat de voortgang in het terugdringen van de aids-epidemie geen enkele reden is voor zelfgenoegzaamheid. Integendeel, tijdens de Internationale Aids Conferentie in Mexico heeft Nederland herhaaldelijk het belang benadrukt van een duurzame en lange termijn aids-response. Nederland blijft zich inzetten om aids zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Dit vertaalt zich in het politieke en stijgende financiële commitment van Nederland. In 2007 werd € 436 miljoen vrijgemaakt voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten als aids, tuberculose en malaria. In 2009 loopt dit bedrag op tot € 470 miljoen. De aidsambassadeur blijft het internationale aidsbeleid uitdragen en blijft ook andere landen aanspreken op hun verplichtingen. In ons beleid richten wij ons vooral op het voorkómen van aids, op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen, en op de meest kwetsbare groepen als kinderen, drugsgebruikers en homoseksuele mannen. In begin 2009 zal Nederland een donorconferentie organiseren om meer steun te krijgen voor programma’s ter bestrijding van hiv onder druggebruikers. Gezien de aidsproblematiek in Oost-Europa, Rusland en Centraal-Azië, die met name aan drugs gerelateerd is, zal deze bijeenkomst bijdragen aan het groeiende besef dat de situatie in deze regio zeer zorgelijk is. De leden van de fractie van de PvdA geven met betrekking tot MDG 3 (gelijkheid man/vrouw) en MDG 5 (moedersterfte) aan dat zij verheugd zijn dat de uitvoering van de motie Gill’ard/ Voordewind vorm krijgt middels een MDG 5 bijeenkomst voorafgaand aan de Wereldbevolkingconferentie in Cairo in 2009. MDG 5 is het millenniumdoel waarop de vooruitgang het kleinst is. In het Countdown to 2015 Report dat in Zuid-Afrika is vastgesteld is vastgesteld dat er minimaal 10 miljard per jaar extra nodig is voor gezondheidszorg, waarbij de helft nodig is voor het versterken van de gezondheid van moeders en pasgeborenen. De leden van de fractie van de PvdA roepen de regering op om zich in te zetten dat er wereldwijd toezeggingen gedaan worden om deze extra middelen vrij te maken. Verder vragen deze leden of de regering zich ervoor wil inzetten dat er tijdens de AVVN aandacht besteedt zal worden aan de toename van opgeleid personeel in de gezondheidszorg. Er is een toezegging nodig dat het aantal van deze gezondheidswerkers met 4 miljoen toeneemt, zodat er in 2015 wereldwijd 2,3 gezondheidswerkers per 1000 inwoners zijn. Op lokaal niveau zijn opgeleide vroedvrouwen nodig, zodat wereldwijd barende vrouwen meer toegang hebben tot een vroedvrouw. De leden van de fractie van de PvdA steunen het kabinet bij het internationaal onder de aandacht brengen van de Schoklandakkoorden. Deze akkoorden kunnen wereldwijd een voorbeeld zijn en op deze manier bijdragen aan het halen van de MDG’s. Deze leden vragen of het kabinet het kamerbreed gedragen Meshwork for Mothercare wil noemen, met daarbij de ambitie om per medio 2009 hittestabiel oxytocine op de markt te brengen in ontwikkelingslanden. Wij delen uw zorg over de geringe vooruitgang op Millenniumdoel 5: verbetering van de gezondheid van moeders/vrouwen. Met u ben ik van mening dat hierin veel meer geïnvesteerd moet worden. Internationale bijeenkomsten als de Women Deliver-conferentie eind 2007 en de Countdown to 2015 Conference for MDG 4 & 5 hebben ertoe bijgedragen dat dit onderwerp hoger op de agenda wordt gezet. Na deze internationale conferenties is consensus ontstaan dat het ten minste gaat om investeringen in: toegang voor iedereen tot family planning en andere dienstverlening voor seksuele en reproductieve gezondheid; professionele zorg gedurende en direct na zwangerschap en bevalling; spoedeisende verloskundige zorg als zich complicaties voordoen; adequate zorg voor moeders en pasgeborenen direct na de geboorte en in de kraamtijd. Grotere investeringen zijn nodig in gezondheidszorg en in het bijzonder in deze elementen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Substantiële verbeteringen op MDG 5 kunnen pas verwacht worden als het gehele gezondheidszorgsysteem naar behoren functioneert. Daar zal de regering zich voor inzetten tijdens de AVVN evenals tijdens de geplande internationale bijeenkomst voor MDG 5 in Kairo in 2009. De regering voegt echter ook de daad bij het woord. Om u enkele voorbeelden te geven: de algemene bijdrage aan het VN Bevolkingfonds (UNFPA) is - zoals in voorgaande jaren - € 58,5 miljoen per jaar. Daarnaast is onlangs een extra intensivering goedgekeurd ten behoeve van reproductive health commodities (benodigdheden voor seksuele en reproductieve gezondheid inclusief voorbehoedmiddelen) tot een bijdrage van circa € 20 miljoen per jaar. Hiermee zal een bijdrage geleverd worden aan de wens van vele vrouwen om geboortes te spreiden of om kindertal te verminderen. Verder zal in de partnerlanden waarmee Nederland samenwerkt in de gezondheidssector (inclusief reproductieve gezondheid) meer geïnvesteerd worden: in 2008 bedraagt de besteding via de partnerlanden € 105 miljoen en in 2009 € 109 miljoen. Daarnaast investeert Nederland de komende drie jaar bijna € 5 miljoen om het beroep van vroedvrouwen - lokaal - te versterken, ondermeer door verbetering van trainingen. Met al deze investeringen wordt de Nederlandse inzet op verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, hiv-preventie en het verbeteren van gender-gelijkheid, verhoogd. De Schokland Akkoorden laten voorbeelden zien van samenwerking tussen partijen die voorheen elkaar nauwelijks kenden en geen samenwerking met elkaar zochten. Het “MDG 5 Schokland Akkoord” - Meshwork for Mothercare genoemd - is een voorbeeld hiervan. In Sierra Leone bijvoorbeeld kan een beter gezondheidszorgprogramma worden ontwikkeld dankzij inzet van bredere expertise; een belangrijke monitoring & evaluatie component is toegevoegd om de ervaringen in dit post-conflict land goed te documenteren. Samenwerking tussen Nederlandse Vroedvrouwenscholen en de vroedvrouwenopleiding in Sierra Leone wordt opgebouwd. Samenwerking tussen heel diverse partijen in relatie tot een hittestabiel oxytocine is een ander voorbeeld. Om dit te ontwikkelen, op de markt te brengen en door de professionele beroepsgroepen te laten gebruiken, is een hele uitdaging waar diverse ‘Schokland-partners’ en anderen de mouwen voor hebben opgestroopt. Ook hebben wij € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor het beter beschikbaar maken van het vrouwencondoom, ook dit is voortgekomen uit een Schokland-Akkoord. De Nederlandse regering wil deze bijzondere vormen van samenwerking graag onder de aandacht brengen tijdens internationale bijeenkomsten zoals de AVVN. Financing for Development De leden van de fractie van de SP vragen of de regering kan aangeven of zij het wenselijk vindt dat in de Financing for Development-discussie in november in Doha ook zaken worden besproken als de vervuiling van het Official Development Aid (ODA)-budget door o.a. schuldkwijtscheldingen en het generen van extra hulpgeld middels een Tobin- en een wapentax en het aanpakken van belastingparadijzen waardoor ontwikkelingslanden naar schatting jaarlijks honderden miljoenen euro’s mislopen? Indien dit niet het geval is, kan dan worden aangegeven waarom de regering dit niet wenselijk vindt? Indien de regering het wel wenselijk vindt, betekent dat dan ook dat zij de voorzet voor deze discussie zullen geven? De regering is van mening dat vervuiling van het Official Development Aid (ODA)-budget onwenselijk is en vindt het belangrijk dat goed wordt vastgehouden aan de definitie zoals die is opgesteld door het DAC-comité van de OESO. Schuldkwijtschelding is volgens deze definitie een onderdeel van ODA. Het genereren van extra middelen voor ontwikkeling is toe te juichen, mits dit niet ten koste gaat van ODA-toezeggingen. Het aanpakken van belastingparadijzen, waarbij geldstromen worden gegenereerd die ontwikkelingslanden mislopen, is hierbij het meest kansrijke initiatief. Nederland is, met Noorwegen, actief bezig op dit gebied in voorbereiding op de Financing for Development-conferentie die eind november in Doha wordt gehouden. De regering laat op dit moment onderzoek uitvoeren naar de gevolgen van deze geldstromen voor ontwikkelingslanden, alsmede naar de mogelijkheden de negatieve effecten hiervan tegen te gaan. International Justice De leden van de fractie van het CDA zijn verheugd dat Radovan Karadzic onlangs is overgedragen aan het Internationale Joegoslavië Tribunaal (ICTY). Kan de regering aangeven of het ICTY, in het licht van eerdere discussies over een mogelijke sluiting per 2010, voldoende tijd, faciliteiten en steun vanuit de VN-veiligheidsraad zal krijgen, zodat Karadzic een eerlijk en volledig proces zal krijgen? De afrondingsstrategie van het ICTY, die de VN-Veiligheidsraad heeft onderschreven, voorziet voorlopig in een einddatum van 2010. De Veiligheidsraad heeft de definitieve einddatum nog niet vastgesteld. Bij het vaststellen daarvan zal de raad rekening houden met zowel het proces-Karadzic als andere lopende of nog te beginnen processen. Vanzelfsprekend zal Karadzic een eerlijk en volledig proces krijgen. Terrorismebestrijding De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering kan aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Çörüz c.s. (31264, nr. 14), waarin de indieners de regering verzoeken met concrete voorstellen te komen voor een in Nederland gevestigd antiterrorisme-instituut? Zal deze suggesties ook tijdens de AVVN met internationale partners besproken worden? De regering is, zoals aan de Tweede Kamer per brief van 17 juli 2008 is bericht, bezig zich te oriënteren om later met voorstellen te kunnen komen voor een in Nederland te vestigen antiterrorisme-instituut. In deze fase worden verkennende gesprekken gevoerd met hoofdzakelijk nationale partners. Bespreking van eventuele plannen met internationale partners in VN-kader is op dit moment nog niet aan de orde. Responsibility to Protect (R2P) De leden van de fractie van de PvdA zijn tevreden met de aandacht voor dit belangrijke onderwerp. De Richtlijn roept echter wel enkele vragen op. Waarom wordt er tijdens de AVVN vooral aandacht besteed aan R2P van overheden zelf? Wordt de andere kant van R2P, de verantwoordelijkheid van derde landen om te interveniëren in een land wanneer de regering van dit land nalaat of niet bij machte is om de eigen bevolking te beschermen, ook besproken? Zo ja, wat zal de inzet van de delegatie van het Koninkrijk in dezen zijn? Zo neen, waarom niet en is de delegatie van het Koninkrijk bereid om deze kant van R2P alsnog ter sprake te brengen? De afgelopen jaren hebben we diverse voorbeelden gezien waarbij de discussie over de toepassing van R2P aan de orde is geweest: Birma, Zimbabwe en Soedan. Een brede discussie lijkt deze leden daarom op zijn plaats. De leden van de fractie van de SP vragen of de regering de verontrusting van deze leden deelt dat het begrip genocide inflatoir kan worden gebruikt, met andere woorden dat gewelddadige conflicten die wel ernstig maar niet genocidaal zijn aangegrepen kunnen worden voor militaire interventie? Deze leden vragen of de regering beschikt over voorstellen om hiertegen een dam op te werpen? Responsibility to Protect (R2P) veronderstelt de verantwoordelijkheid van een staat om zijn burgers te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdrijven, etnische zuivering en misdrijven tegen de menselijkheid. Als een overheid zoiets niet kan of wil voorkomen, dan heeft ook de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid. Optreden vanwege R2P kan door preventie, wederopbouw of, zonodig, door interventie. Ondanks de aanvaarding van het R2P-concept tijdens de VN-top in 2005 blijft het internationale draagvlak beperkt. Zo houden Rusland, China, Zuid-Afrika en veel G77-landen reserves ten aanzien van R2P. Zij vrezen dat het een legitimatie kan zijn voor inmenging in hun interne aangelegenheden en daarmee een aantasting van hun soevereiniteit. Voor Nederland sluiten R2P en soevereiniteit elkaar niet uit. Integendeel, om R2P in de praktijk te kunnen brengen is soevereiniteit een voorwaarde. R2P is niet gericht op het ondermijnen van soevereiniteit, maar wil eerder verantwoordelijk gedrag van overheden (responsible sovereignty) bevorderen. Het R2P-beginsel zoals omschreven in het Outcome Document van de VN-top van 2005 stelt dat elke individuele staat zelf verantwoordelijk is voor de bescherming van zijn eigen bevolking. De internationale gemeenschap kan staten helpen en aansporen om die verantwoordelijkheid te nemen. Als staten niet in staat of bereid zijn om hun bevolking te beschermen, rust er een tevens een verantwoordelijkheid op de internationale gemeenschap om actie te ondernemen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om vreedzame maatregelen. Mocht blijken dat zulke maatregelen ontoereikend zijn, is collectieve actie op basis van hoofdstuk VII van het VN-Handvest mogelijk. Het R2P-beginsel sluit aan bij de Nederlandse aandacht voor de bevordering van de internationale rechtsorde en van de mensenrechten. R2P heeft betrekking op genocide, oorlogsmisdrijven, etnische zuivering en misdrijven tegen de menselijkheid. Dat laat onverlet dat, zoals Nederland in een open debat in de Veiligheidsraad op 20 mei 2008 heeft gesteld, een verband kan worden gelegd tussen, bijvoorbeeld, het nalatige optreden van de Birmese junta ná de rampzalige orkaan, mogelijke misdaden tegen de menselijkheid, en daarmee R2P. In het internationale debat over R2P krijgt volgens Nederland het aspect militair ingrijpen teveel nadruk. Nederland onderstreept het belang van preventieve actie in het kader van R2P (bemiddeling, early warning, enzovoorts). Pas wanneer bemiddeling, early warning en dergelijke niets hebben opgeleverd, kan onder meer militair ingrijpen aan de orde komen. In dit licht is een nadere analyse van de afwending van de Kenia-crisis, in het bijzonder de rol daarbij van de internationale gemeenschap, nuttig. Nederland zal zijn visie op R2P tijdens en in de marge van de 63e AVVN langs bovenstaande lijnen nader uiteenzetten en oproepen tot brede steun voor het R2P-beginsel. Ontwapening en non-proliferatie De leden van de fractie van de SP zijn ernstig teleurgesteld over uitholling van het Non-proliferatie Verdrag (NPV) door de overeenkomst tussen de Verenigde Staten en India. De Nederlandse regering heeft daarbij in de Nuclear Suppliers Group, volgens deze leden een ongunstige rol gespeeld. Hierdoor komt het pleidooi voor de handhaving van het non-proliferatieregime hol over. Het is naar het inzicht van deze leden van het grootste belang het NPV leven in te blazen door middel van ontwapeningsinitiatieven door de vijf staande kernwapenstaten, conform het NPV. Is de regering bereid hierop aan te dringen en derhalve verdergaande stappen te nemen, verdergaande dan de nuttige stappen die zij zelf voorstelt? Zo neen, waarom niet? Voor Nederland is het juridisch bindend stelsel van verdragen en regelgeving de kern van het non-proliferatiebeleid. Hierin past een geïntegreerde en multilaterale aanpak die voldoende ruimte biedt voor een flexibele inzet van instrumenten en voor de ontwikkeling van nieuwe instrumenten. Nederland zet zich in om het Non-proliferatieverdrag (NPV) te versterken via de NPV Toetsingsconferentie in 2010. In dit verband heeft Nederland samen met andere landen initiatieven ontwikkeld en voorstellen ingediend. De Tweede Kamer is hier per brief over geïnformeerd (31 200 V, nr. 139). Het beleid blijft onverminderd gericht op behoud van het NPV als hoeksteen van het mondiale stelsel voor non-proliferatie, vreedzaam gebruik van kernenergie en nucleaire ontwapening, met inbegrip van de centrale rol die het IAEA daarin speelt. Daarbij heeft Nederland herhaaldelijk gepleit voor verdere ontwapening door de vijf kernwapenstaten. Per brief van 9 september 2008 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit van de Nuclear Suppliers Group (NSG) met betrekking tot de overeenkomst tussen de VS en India. Zoals in deze brief is aangegeven, is het oordeel van de regering uiteindelijk positief, ook ten aanzien van het NPV-regime. De druk op Iran vanwege uraniumverrijking kan, zo geven de leden van de fractie van de SP aan, alleen geloofwaardig zijn als andere kernwapenstaten, zowel officiële als niet-officiële bereid zijn tot vertrouwenwekkende maatregelen te komen tegenover niet-kernwapenstaten. Daarbij gaat het niet alleen om de vijf staande kernwapenstaten maar ook Pakistan, India en Israël. De leden van de fractie van de SP zouden het ten zeerste toejuichen dat de VN een ontwapeningsoverleg voor het Midden-Oosten zou initiëren, met daarin een bijzondere plaats voor massavernietigingswapens, waaronder kernwapens en voor overdrachtsmiddelen zoals raketten met verschillend bereik. Is de regering bereid dit idee in de AVVN in te brengen? Kunt u dat toelichten? Overleg over het thema ontwapening in het Midden-Oosten vindt in breed VN-kader plaats. Zowel tijdens de AVVN als tijdens de Bestuursraad en Algemene Vergadering van het Internationaal Atoomenergie Agentschap van de VN (IAEA) worden verschillende dimensies t.a.v. de kwestie massavernietigingswapens in het Midden-Oosten besproken. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de jaarlijkse resoluties die pleiten voor de instelling van een Kernwapenvrije Zone in het Midden-Oosten. Vanuit de EU worden deze ontwerpresoluties gesteund in zoverre zij een evenwichtige benadering van de problematiek bevorderen. Het gaat daarbij om aandacht voor zowel het vredesproces als voor ontwapening en ratificatie van de belangrijkste ontwapeningsverdragen. Via démarches van de EU, speciale activiteiten in de regio (zoals een seminar over het Chemisch Wapenverdrag) en een bilaterale dialoog met verschillende landen in de regio, bepleit Nederland ondertekening en ratificatie van non-proliferatie- en ontwapeningsverdragen zoals het Chemisch Wapenverdrag, het Alomvattend Kernstopverdrag en het NPV. Een breder ontwapeningsoverleg voor het Midden-Oosten is wenselijk, maar heeft in de huidige situatie weinig kans van slagen. Wat bedoelt de regering met de zinsnede over verarmd uranium dat de tekst van een resolutie inzake het gebruik van verarmd uranium in munitie zodanig wordt aangepast dat vóór de resolutie kan worden gestemd. Welke aanpassing wordt bedoeld en in hoeverre verhoudt zich dat tot het streven van uitbanning van wapens met verarmd uranium? Voor beantwoording van de vraag over het gebruik van verarmd uranium in munitie verwijzen wij naar de Kamerbrief van 11 december 2007 naar aanleiding van de motie-Van Velzen/Knops (Kamerstuk 31 200 X nr. 33, gewijzigd). De leden van de fractie van de SP zijn van mening dat Nederland dient op te roepen tot expliciete en onvoorwaardelijke steun aan het Arms Trade Treaty. Nederland is groot voorstander van de totstandkoming van een Arms Trade Treaty (ATT) in VN-verband en spant zich in verschillende fora in om dit te bevorderen. Als gevolg van de aanvaarding van de ATT-resolutie tijdens de vorige AVVN (gesteund door Nederland) is door de Secretaris-Generaal van de VN een Governmental Group of Experts (GGE) ingesteld om de haalbaarheid, reikwijdte en parameters van een Wapenhandelsverdrag te onderzoeken. De verwachting is dat de Secretaris-Generaal het rapport van de GGE tijdens de AVVN zal presenteren. Nederland blijft de totstandkoming van een Wapenhandelsverdrag bevorderen en zal een eventuele resolutie ter zake ondersteunen.