[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapport "Ruimte voor ambitie"

Bijlage

Nummer: 2008D05507, datum: 2008-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Toedracht van het vertrek ambassaderaad culturele aangelegenheden te New York (2008D05506)

Preview document (šŸ”— origineel)


Ruimte voor Ambitie

Kees van Twist

Ambassaderaad voor Culturele Aangelegenheden USA

15 augustus 2008Ruimte voor ambitie

Inleiding

Ik heb veel waardering voor de werkzaamheden die in de afgelopen jaren
zijn verricht. Er is met beperkte middelen en binnen de grenzen van het
mogelijke het maximale resultaat bereikt.

In voorbereiding op het schrijven van dit beleidsplan voor 2009-2012 is
er gesproken met de medewerkers van de culturele afdeling en de
vertegenwoordigers van de posten in Miami, Los Angeles, Washington, New
York en Chicago en van uiteenlopende culturele instellingen in Nederland
en de Verenigde Staten. 

Er zijn tevens oriƫnterende gesprekken gevoerd met de onafhankelijke
cultuurinstituten van de Scandinavische landen, het Scandinavia House,
het Duitse Goethe Instuut, het Swiss Institute, en het Spaanse
Cervantes. Ook zijn de visiestukken en beleidsdocumenten van eerdere
Ambassaderaden Culturele Aangelegenheden in de gedachtenvorming
betrokken. 

Dit visiedocument streeft ernaar om de Nederlandse regering te
overtuigen van de noodzaak om te komen tot de stichting van een
onafhankelijk instituut voor kunst, cultuur, wetenschap en onderzoek in
New York.

Er is een opvallende consistentie en eensluidendheid in de opvattingen
over en ervaringen met de voordelen van een onafhankelijk functionerende
culturele vertegenwoordiging versus het onderdeel zijn van het
overheidsapparaat. Het gaat bij een zelfstandig onafhankelijk centrum
voor kunst, cultuur, wetenschap en onderzoek  om de mogelijkheden tot
initiƫren, investeren en belangenbehartiging versus de beperkingen van
kunst en cultuur als onderdeel van een ambtelijke organisatie. Deze
notitie wil hierover een principiƫle keuze van de nederlandse overheid
ontlokken om te weten binnen welk kader het beleidsplan en werkprogramma
geschreven gaan worden.  

Zo moet er ook een uitspraak gedaan worden wat de vertegenwoordiging
cultuur omvat: is het louter het afgebakende gebied van de kunst, het
cultureel erfgoed en design of wordt ook de wetenschap, het onderzoek en
het onderwijs er onder begrepen.

Herhaaldelijk is gebleken dat de werkzaamheden van de culturele afdeling
meer omvat dan louter de culturele instellingen, het gaat ook om de
verwevenheid van de kunst en cultuur met de opleidingen en de
onderzoekinstellingen op deze gebieden. Over het principe om deze velden
in een vertegenwoordiging in het buitenland onder dezelfde noemer te
laten vallen zal een uitspraak van de politiek vergen voordat het in het
beleidsplan en het werkplan nader kan worden uitgewerkt.

De vraag naar de taken en de werkzaamheden van een buitenlandse
vertegenwoordiging in de 21ste eeuw zijn daarbij onvermijdelijk. Wat is
de rol van een consulaat, een kamer van koophandel en een culturele
vertegenwoordiging  in deze tijden van snelle en nieuwe elektronische
media en hoe kunnen die werkzaamheden het meest effectief worden
uitgevoerd. 

Het antwoord op deze onvermijdelijke veranderingen heeft directe
gevolgen voor de uitvoering van Internationaal Cultuurbeleid en dus voor
het functioneren van de posten. De visie hierop bepaalt straks in hoge
mate de inhoud van dit beleidsplan en de keuzes welke gemaakt worden.
Voordat een beleidsplan kan worden geschreven en in een werkprogramma
kan worden omgezet en de inzet van middelen wordt bepaald, moet hierover
een principiƫle uitspraak worden gedaan. 

In deze notitie wordt een visie gegeven op een mogelijke
verzelfstandiging van de afdeling cultuur  in een onafhankelijk centrum
voor kunst, cultuur, wetenschap en onderzoek in New York, de Verenigde
Staten, in een onafhankelijk instituut. Het is aan de politiek om zich
hierover uit te spreken.

Achtergrond

In 1990 is de culturele vertegenwoordiging in New York begonnen als een
functie die onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) viel, maar die een eigen verantwoordelijkheid had. Deze
vertegenwoordiging had onderdak bij het Consulaat- Generaal. Er is
altijd een zekere spanning geweest tussen enerzijds het inhoudelijke
standpunt van het vakministerie van OCW en anderzijds de benadering
vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken. 

De vertegenwoordiger, in de positie van Ambassaderaad, is vanaf het
begin hiƫrarchisch onder de Nederlandse Ambassadeur in Washington
geplaatst, terwijl hij tegelijkertijd inhoudelijk eindverantwoording
verschuldigd was aan de minister van OCW.

Sinds december 2007 valt deze vertegenwoordiging formeel ook inhoudelijk
onder Buitenlandse Zaken. Daarmee is ook het gealloceerde budget van OCW
naar Buitenlandse Zaken overgebracht. De uitvoering, en in feite ook de
formulering van het Internationaal Cultuurbeleid, is door OCW vanaf 2007
daarmee feitelijk overgelaten aan het ministerie van Buitenlandse Zaken,
maar het Internationaal Cultuurbeleid wordt ten principale nog altijd
onder leiding van de minister van OCW geformuleerd en daarin schuilt een
mogelijke inconsistentie wanneer beide ministeries de formulering en de
uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid niet nauw gezet op
elkaar afstemmen.

Daarmee zijn de vragen over de verschillen van inzicht in wat
internationaal cultuurbeleid feitelijk behelst, niet opgelost. Is ICB
nou de culturele invulling van buitenlands beleid, of de internationale
dimensie van nationaal cultuurbeleid? Het lijkt erop dat door de
verandering in positie van de vertegenwoordiging het verschil in
benadering tussen de beide ministeries eerder pregnanter is geworden dan
dat het een probleem heeft opgelost. 

Het dilemma wat Internationaal Cultuurbeleid nu precies inhoudt, waar
het thuis hoort, waartoe het dient en onder wiens verantwoordelijkheid
het wordt geformuleerd en wordt uitgevoerd blijft daarmee onverminderd
een onderwerp van discussie, het dilemma blijft bestaan of ICB een
culturele invulling van buitenlands beleid is of de internationale
dimensie van nationaal cultuurbeleid vormt. 

Daarbij heeft de recente beleidskeuze van de Minister van Cultuur om aan
de sectorinstituten en de fondsen een eigen, onafhankelijke rol toe te
kennen in de formulering van het Internationaal Cultuurbeleid en ze
daarbij een budget toe te kennen voor de uitvoering van internationaal
cultuurbeleid (en hen daarmee een meer betekenisvolle rol te geven), het
beeld er bepaald niet overzichtelijker op gemaakt. 

Een grotere mate van eenduidigheid in internationaal cultuurbeleid en in
de wijze van uitvoering van dat beleid zou de effectiviteit ten goede
komen daarin moet benoemd worden wat precies de rol is van de posten, de
rol van de sectorinstituten, van de fondsen en van het SICA.

Niet voor niets heeft de Tweede Kamer aangedrongen op duidelijkheid over
wat Internationaal Cultuurbeleid betekent in het licht van de eerdere
notaā€™s van de Minister van Cultuur, Koers Kiezen en Kunst van Leven.
In september 2008 wordt een notitie over de uitvoering van
Internationaal Cultuurbeleid door de twee ministers aan de Tweede Kamer
aangeboden. De uitkomst van de te verwachten discussie over de
doelstellingen en uitvoering van het internationaal cultuurbeleid
bepalen het beleid, dat vervolgens het kader bepaalt van het onderhavige
beleidsplan 2008-2012 voor de Verenigde Staten. Een beleidsplan voor een
verzelfstandigd instituut ziet er nu eenmaal anders uit dan een
beleidsplan voor een afdeling onder het regiem van Buitenlandse Zaken.

ā€˜Gaan voor top talent en top prestatiesā€™

Het beleidsuitgangspunt waarin de minister van OCW kiest voor toptalent
en topprestaties heeft consequenties voor de keuze in het Internationaal
Cultuurbeleid. Mede gelet op de schaarste aan financiƫle middelen
betekent dit dat er ook vanuit de vertegenwoordiging selectief gewerkt
moet worden. 

Een Nederlandse culturele vertegenwoordiging zal haar herkenbaarheid in
de Verenigde Staten versterken door de helderheid in keuzes die gemaakt
worden. Een duidelijke keuze voor instellingen en presentaties waarmee
de vertegenwoordiging van Nederland in de Verenigde Staten primair
geassocieerd wil worden en vervolgens voor de taken die de
vertegenwoordiging wel en niet uitvoert, bepaalt mede het beeld van
Nederland. Gekozen wordt voor kwalitatief hoogstaande kunst- en
cultuurproducten en voor unieke diensten en onderzoeken die van
opvallende betekenis voor de Nederlandse cultuur in het buitenland zijn
en zich tenslotte op de sterk concurrerende markt in de VS staande
zullen weten te houden 

Hetzelfde geldt voor het organiseren van en het zich verbinden aan
hoogwaardige festivals, het entameren van belangwekkende
kunsthistorische onderzoeken, zoals het Rembrandt Research Project, en
de bevordering van en bemiddeling bij, bijvoorbeeld, een
samenwerkingsverband van het Rijksmuseum Amsterdam en het Metropolitan
Museum of Art. Het gaat, kortom, om kunst, cultuur en wetenschap die
zich internationaal hebben bewezen of een belofte inhouden.

Daaronder wordt ook verstaan het vanuit Nederland bevorderen van de
instelling van specifieke leerstoelen die internationale relevantie
hebben. Zoals het RKD met het recente onderzoek naar de internationaal
belangwekkende en betekenisvolle Mondriaan- correspondentie (gevonden in
een particuliere collectie in de Verenigde Staten) een bijdrage levert
aan kunsthistorisch onderzoek van het hoogste niveau.  

Deze keuzes voor het beste en de top moeten kenmerkend zijn voor het
Internationaal Cultuurbeleid van BuZa en OCW samen. Zeker in een land
als de Verenigde Staten is die keuze het enige dat een onderscheidende
Nederlandse presentatie zal helpen om  relevant te zijn. Zeker in een
land als de Verenigde Staten is die keuze het enige dat een
onderscheidende Nederlandse presentatie zal helpen om relevant te zijn.
Waarbij aangetekend moet worden dat de top van de top, te denken valt
aan het Koninklijk Concertgebouw Orkest, het Nederlands Danstheater, het
Rijksmuseum en het Van Goghmuseum zelf heel goed de weg weten te vinden
en niet afhankelijk zijn in het internationaal opereren van een
vertegenwoordiging.

De kwaliteit van de Nederlandse aanwezigheid in de Verenigde Staten
heeft zich eerder al vertaald in het brengen en het ondersteunen van
vernieuwende architectuur en vormgeving, onderscheidende dans,
uitvoering van symfonische klassieke muziek op het hoogste niveau, en
het brengen van eigentijdse componisten met internationale erkenning.
Dit heeft bijgedragen tot een opvallende positie van de Nederlandse
cultuur in een internationaal verband met de verbijzondering, het
onderscheidende, wat Nederland te brengen heeft als uitgangspunt. 

De diensten en producten ondersteund door de Nederlandse
vertegenwoordiging vanuit een verantwoord Internationaal Cultuurbeleid
moeten opvallen, moeten zich internationaal onderscheiden en moeten de
aandacht vestigen op datgene waarmee Nederland zich wezenlijk kan
onderscheiden van al die vele andere landen die zich in de Verenigde
Staten manifesteren. 

Met dit als uitgangspunt sluit de Nederlandse culturele
vertegenwoordiging in de Verenigde Staten zich aan bij de beleidskeuzes
van de huidige minister van OCW, het gaan voor toptalent en
topprestaties. De consequentie daarvan is dat het internationaal
cultuuraanbod dat door de Nederlandse vertegenwoordiging in de Verenigde
Staten wordt ondersteund niet anders dan selectief kan zijn. De
inspanningen worden bij voorrang verricht voor het beste en meest
onderscheidende dat Nederland te bieden heeft. Vanuit die
prioriteitstelling wordt er ten aanzien van de Verenigde Staten gekozen
voor Nederlandse architectuur, vormgeving, dans en beeldende kunst. 

Op het gebied van cultureel erfgoed en kunsthistorisch onderzoek,
verwijzend naar de vele onderlinge historische banden, behoort Nederland
extra aandacht aan bestudering en overdracht en aan de vertaling van
erf- en gedachtegoed naar deze tijd te besteden. Speciale aandacht zal
er daarbij zijn voor de gedeelde waarden en normen ontleend aan de
gemeenschappelijke historische wortels tussen beide naties. 

Er moeten keuzes worden gemaakt voor de inzet van de schaarse middelen
en energie. Dat impliceert aansluiting bij instituten en initiatieven
die zich op dit gebied al hebben gemanifesteerd, zoals het F.D.Rooseveld
Instituut, het New Netherlands Instituut, de Netherland America
Foundation.

De consequentie van deze keuzes is een benadering in uitvoering van
internationaal cultuur beleid die zich onderscheidt van de traditionele
benadering van vertegenwoordiging waarin het beleid op de breedte
gericht is, vanuit de gedachte van de  ā€œrechtvaardige verdelingā€ .
In onze benadering wordt er juist gekozen voor het bijzondere in
antwoord op de vraag en de behoefte van de Amerikaanse markt. 

Rol en taak van de overheid

Het is in Nederland ingedaald gedachtegoed dat het de overheid niet past
zich een oordeel te vormen over de inhoud van kunst, cultuur, onderzoek
en wetenschap. Dat valt aan de onafhankelijke deskundigen en
onafhankelijke instellingen van kunst, cultuur, onderwijs en onderzoek
toe. Zij moeten dan ook de volle ruimte krijgen om zichzelf te
presenteren.

 

De Verenigde Staten is het land bij uitstek waar overheidsbemoeienis met
onderwijs, onderzoek en kunst en cultuur uiterst terughoudend is. Die
terreinen worden overgelaten aan het particulier initiatief, zowel in
sturing als in financiering, met overigens ruimhartige
belastingfaciliteiten. Inmenging door een overheid of door een
overheidsafhankelijke instelling als een sectorinstituut of een door de
overheid opgericht fonds stuit op argwaan en wordt snel uitgelegd als
een verkapte vorm van overheidsbemoeienis. Een onafhankelijke
presentatie van de Nederlandse kunst-, cultuur-, onderwijs- en
wetenschapinstellingen in het buitenland en door hen zelf geĆÆnitieerd,
en dat geldt zeker in een samenleving als de Verenigde Staten, wordt
gezien als een groot en principieel goed. 

Het verdient de voorkeur als de overheid haar bemoeienis beperkt tot het
scheppen van de materiƫle voorwaarden voor de betreffende velden om
zich in volle vrijheid en onafhankelijkheid in het buitenland te
presenteren. De rol van de overheid is er om te zorgen dat instellingen
in staat zijn zich optimaal te presenteren, in dit geval in de Verenigde
Staten, opdat daarmee de zichtbaarheid van wat de instellingen te bieden
hebben wordt vergroot. 

De principiƫle keuze voor de vertegenwoordiging in het buitenland om te
fungeren voor een zo onafhankelijk mogelijke positionering van de
Nederlandse kunst, cultuur, onderzoek en wetenschap in den vreemde,
leidt daarom tot het pleidooi voor een verzelfstandiging van de
Nederlandse vertegenwoordiging in een onafhankelijk huis/centrum in de
Verenigde Staten.

Het past in de tijd en de cultuur van een land als de Verenigde Staten
en in navolging van vele andere landen om die keuze, na achttien jaar
van debat, ook als Nederland te maken. 

Veel andere Europese landen hebben hier al lang geleden toe besloten.
Mogendheden als de Scandinavische landen, Spanje, Duitsland, Frankrijk,
Japan, Zwitserland en Vlaanderen gingen Nederland in de Verenigde Staten
al voor en hebben ieder een onafhankelijke culturele vertegenwoordiging
in New York. (zie bijlagen)

Onlangs heeft een meerderheid van de Tweede Kamer besloten om te
onderzoeken of een zelfstandig ā€˜huisā€™ voor de Nederlandse cultuur
haalbaar en wenselijk is en onder welke voorwaarden een
verzelfstandiging te realiseren is.

Een principiƫle keuze voor een onafhankelijk huis voor de
belangenbehartiging van instellingen voor kunst, cultuur, onderzoek,
wetenschap en onderwijs geeft richting aan de discussie over de manier
waarop Nederland het Internationaal Cultuurbeleid in het buitenland
gestalte wil geven en wil organiseren. 

Het zijn als eerste de belangrijke culturele metropolen voor kunst,
cultuur, onderwijs en wetenschap (New York, Londen, Berlijn en Peking)
waar we als Nederland een sterk belang hebben en waar Nederland een
aantoonbare bijdrage kan leveren op die terreinen om als eerste deze
onafhankelijke vertegenwoordigingen te openen om zo het functioneren van
een dergelijk onafhankelijk huis op zā€™n merites te kunnen beoordelen. 
Ervaring leert dat een dergelijk huis een innige samenwerking van de
Nederlandse cultuurinstellingen en de Amerikaanse instellingen moet
bevorderen en met en binnen die Amerikaanse instellingen moet
samenwerken en dus geen eigen podium of tentoonstellingsruimte moet
ambiƫren want daarin schuilt het gevaar om de kunst en cultuur vanuit
Nederland in een geĆÆsoleerde eigen omgeving te presenteren en mag niet
de bedoeling zijn. 

Met de vestiging van een dergelijk verzelfstandigd ā€˜huisā€™ verdwijnen
overigens niet de culturele vertegenwoordigingen op de ambassade en
consulaten. Er wordt juist aan de inhoud van de functie van culturele
vertegenwoordiger bij een ambassade en op een consulaat een andere, meer
specifieke, rol toegekend. Ook landen als Frankrijk, Duitsland en de
Scandinavische landen hebben de functie van culturele vertegenwoordiger
niet geschrapt maar een andere invulling gegeven. De culturele
vertegenwoordigers bij de ambassades en consulaten functioneren meer als
waarnemer en politieke vertegenwoordiger. Ze hebben een meer
protocollaire rol en bedienen de public diplomacy. Deze diplomaten
onderscheiden zich daarmee nadrukkelijk van de vertegenwoordigers van de
onafhankelijke instituten die veel nadrukkelijker de rol van
belangenbehartigers van en voor de culturele en onderwijsinstellingen
vervullen en daarin initiƫrend en ondernemend zijn en dus op basis van
een ander beleidsplan en werkprogramma worden beoordeeld.

Rol vertegenwoordiging VS

De Verenigde Staten neemt binnen het geheel van het Internationaal
Cultuurbeleid een hele eigen en bijzondere positie in. Vanwege die
zwaarte en betekenis verdient dit onderwerp een specifieke benadering
waarbij rekening wordt gehouden met de betekenis van de Verenigde Staten
en het onderscheidende in de manier waarop de markt van vraag en aanbod,
ook op het gebied van cultuur en onderwijs, in de Verenigde Staten
functioneert. Daarbij is het niet zo zeer het aanbod uit Nederland als
zijn het wel de wensen en behoeften van de Amerikaanse markt op het
gebied van kunst, cultuur, onderwijs en wetenschap bepalen.

De bijzondere betekenis die aan de invloed van de Verenigde Staten op de
Nederlandse kunst, cultuur, onderwijs, onderzoek en wetenschap wordt
toegekend, bepaalt daarmee ook het gewicht dat aan de culturele
vertegenwoordiging van ons land in de Verenigde Staten wordt toegekend
en wat we er financieel voor over hebben. De huidige omvang van de
bezetting is onder de gewenste ambities in dat opzicht beneden de maat
om in de behoefte te kunnen voorzien.

De belangrijke vraag is, zoals in de inleiding al is opgemerkt, of de
traditionele vertegenwoordigingen in het buitenland ( als bijvoorbeeld
consulaten en Kamers van Koophandel oude stijl) nog wel van deze tijd
zijn of dat de huidige werkwijze van informatievoorziening hun manier
van werken inmiddels niet sterk achterhaald hebben. 

Nieuwe media en communicatietechnieken hebben een deel van het werk van 
de vertegenwoordigingen (ook in de Verenigde Staten) overgenomen op het
gebied van de informatievoorziening. Zo wordt er van medewerkers ook een
andere wijze van werken verwacht, dat er geĆÆnitieerd, geproduceerd en
ondernomen wordt, het is een andere rol dan de traditionele buitenlandse
zaken rol van bemiddelaar en makelaar. Daarmee wordt in een dergelijk
onafhankelijk centrum ook de werkwijze en de rol van de
vertegenwoordigingen fundamenteel veranderd. 

Het is belangrijk om hier rekening mee te houden bij het uitzetten van
het beleid en het aanpassen van de werkwijze aan de nieuwe situatie. 

Binnen de huidige kaders van de culturele vertegenwoordiging betekent
het een andere manier van functioneren en het stellen van andere
prioriteiten. Zo moet er gewerkt worden aan er een eigen website voor de
culturele vertegenwoordiging van Nederland in de Verenigde Staten ten
behoeve van de informatievoorziening met betrekking tot kunst, cultuur,
onderzoek en wetenschappen.

In plaats van passief informeren zoals we dat kennen uit het verleden
wordt een veel actievere opstelling gevraagd. Juist de fysieke
aanwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiging in de Verenigde
Staten, anders dan SICA, de sectorinstellingen en fondsen die in
Nederland gehuisvest zijn,  maakt het mogelijk om regelmatig directer
contact met de Amerikaanse culturele instellingen te onderhouden. Dit
contact roept interactie op, waardoor het aanbod en de vraag optimaal op
elkaar kunnen worden afgestemd. Dit komt de kwaliteit van de
belangenbehartiging ten goede maar het betekent ander en meer werk voor
de vertegenwoordiging.

Een belangrijke taak is voor de vertegenwoordiging weggelegd om de
Amerikaanse instellingen in de gelegenheid te stellen zelf de kunsten in
Nederland te bezoeken, zodat zij beter inzicht krijgen in de kwaliteit
van het aanbod. Hierbij is een gedegen kennis en overzicht van het
Nederlandse veld van groot belang om vanuit de Verenigde Staten de
Amerikaanse instellingen in hun voorbereiding naar Nederland goed te
begeleiden. Aan de Nederlandse zijde is de SICA het bureau bij uitstek
om de voorbereidingen van dergelijke bezoeken inhoudelijk en
organisatorisch te begeleiden, in goed overleg met de posten, als
verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Het Beleidsplan Cultuur Verenigde Staten 2009-2012 heeft als doel om het
belang en de vertegenwoordiging van de Nederlandse kunst, cultuur,
onderwijs, onderzoek en wetenschap instellingen in de Verenigde Staten
optimaal te dienen. Het beleidsplan en het daarbij behorende werkplan
kunnen pas worden vastgesteld nadat de principiƫle discussie over de
positie van de vertegenwoordiging, verzelfstandigd dan wel onderdeel van
Buitenlandse Zaken is, gevoerd is en vervolgens de brief over de
uitvoering van het  internationaal cultuurbeleid aan de Raad voor
Cultuur ter beoordeling is voorgelegd en in de Tweede Kamer is besproken
en door het kabinet is vastgesteld. Dat besluit bepaalt immers welke
richting er gekozen wordt voor het Internationaal Cultuurbeleid en welke
kaders gelden ook in relatie tot de andere partijen als
sectorinstituten, fondsen, brancheorganisaties en de instellingen zelf. 

Prolongeren van bestaand beleid

Een aantal praktische zaken van internationaal cultuurbeleid als
instrument voor het verbinden van de Nederlandse kunst, cultuur en
onderwijs met het Amerikaanse veld zal worden gehandhaafd, ongeacht
welke beslissingen er genomen worden.

Het bezoekersprogramma van Amerikaanse instellingen aan Nederland heeft
zijn diensten bewezen en geleid tot vele uitwisselingen, uitvoeringen en
optredens van Nederlandse kunstenaars in de Verenigde Staten. Bovendien
leveren die bezoekersprogrammaā€™s een belangrijke bijdrage aan de
kennisoverdracht tussen Nederlandse en Amerikaanse partijen. 

Op het gebied van het (hogere beroeps- en universitair) onderwijs zou
het bezoekersprogramma vanuit Nederland aan de Verenigde Staten verder
geĆÆntensiveerd en geprofessionaliseerd moeten worden. 

De Nederlandse hedendaagse klassieke muziek en (eigentijdse) dans hebben
een eigen plaats op de Amerikaanse podia veroverd en zijn graag en veel
gevraagde gasten in theaters en op festivals met een vernieuwend en
onderscheidend karakter. Dat geldt ook voor het Nederlandse jeugdtheater
en de beeldende kunst en vormgeving. 

De presentatie en bekendmaking van Nederlandse beeldende kunst,
vormgeving en architectuur hebben zich de laatste jaren dankzij de
inspanningen van de Nederlandse vertegenwoordiging enorm ontwikkeld,
mede dankzij het programma Orange Alert Dutch Design. Het initiatief
Orange Alert Dutch Design verdient een vervolg door voort te bouwen op
het gebleken succes. Er moet binnen het eventueel verzelfstandigde
huis/centrum zeker plaats zijn voor een eigen, onafhankelijke
vertegenwoordiging van de Nederlandse architectuur en design. 

Er moet in de komende jaren extra aandacht besteed worden, inclusief de
bijbehorende investeringen, aan de onderlinge verbinding tussen kunst en
cultuur enerzijds en onderzoek, wetenschap en onderwijs anderzijds. De
verbinding kan worden versterkt met speciale onderzoek- en
onderwijsprogrammaā€™s tussen de universiteiten en het hogere (kunst)
beroepsonderwijs en de kunstinstellingen. 

Dergelijke extra inspanningen moeten ook gedaan worden om de relatie
tussen kunst, cultuur en economie verder te bevorderen. Die relatie is
voor het Nederlandse bedrijfsleven in de VS de afgelopen jaren van groot
belang geweest. Het heeft geleid heeft tot versterking van de positie en
het aanzien van de creatieve industrie. (Alleen al in de stad New York
is door Nederlandse architecten in de laatste vijf jaar voor meer dan
2,5 miljard euro/dollar aan plannen gerealiseerd.)

Het is goed met het oog op de plannen voor de toekomst om nader te
onderzoeken wat daarin de expliciete rol van de vertegenwoordiging is
geweest en in welke mate de vertegenwoordiging aan die versterking van
positie heeft bijgedragen.

Nieuwe initiatieven

Er moet in de komende beleidsplanperiode een herwaardering komen voor
het belang van het onderzoeken, bestuderen en presenteren van Nederlands
cultureel erfgoed binnen de Verenigde Staten. 

In de aanloop naar de viering van het Henry Hudson 400 jaar blijkt eens
te meer het belang van het culturele erfgoed in de relatie met de VS en
de belangrijke positie die dat kan hebben in de nationale en
internationale politieke discussie. Een versterking van de aandacht voor
het gezamenlijke cultureel erfgoed is een duidelijke verandering ten
opzichte van het beleid van voorgaande jaren en vraagt om een
vernieuwende aanpak en benadering.

Het leggen van nieuwe accenten en het realiseren van nieuwe verbanden,
de aandacht voor het verleden verbinden met het heden, vraagt van de
vertegenwoordiging om een fundamentele andere benadering. Die zal zich
niet meer kunnen beperken tot de rol van makelaar. De vertegenwoordiging
moet durven initiƫren en investeren en dus op dit terrein op een
andere, actieve, manier te werk gaan.

In het Beleidsplan 2009-2012 wordt nadrukkelijk geschreven over
ā€œkunst, cultuur, onderzoek, wetenschap en onderwijsā€. In de nieuwe
beleidsplanperiode moet de samenhang van deze gebieden in de uitvoering
van het internationaal cultuurbeleid nader worden uitgewerkt en worden
vertaald in programmaā€™s van de cultuurinstellingen en de
onderwijsinstellingen van zowel Nederlandse als Amerikaanse zijde. Het
pleidooi om als ambitie van internationaal cultuurbeleid kunst, cultuur,
onderzoek, wetenschap en onderwijs in een gezamenlijke
vertegenwoordiging/huis samen te brengen is een gevolg van de praktijk.
Inhoudelijk, organisatorisch en in mentaliteit en cultuur horen deze
disciplines bij elkaar. De kunst, de cultuur, de wetenschap, het
onderzoek en het onderwijs horen elkaar te versterken want zij zijn stuk
voor stuk voorposten van verdieping en vernieuwing. Wezenlijk kenmerk
van deze disciplines is dat ze vragen stellen en nieuwe terreinen
verkennen - ze zijn in dat opzicht nauw verwant. 

Conclusie

Zoals eerder al aangegeven heeft de culturele vertegenwoordiging in de
VS de afgelopen jaren onder een aantal beperkende omstandigheden veel
weten te bereiken. 

In haar mogelijkheden is de huidige vertegenwoordiging onder
Buitenlandse zaken beperkt door het bescheiden budget voor de uitvoering
van het beleid, de geringe bezetting van de afdeling, en de strikte
regelgeving zoals die binnen overheden nu eenmaal gelden. Met name het
strikte beleidskader waarbinnen initiƫren, investeren en ondernemen
niet als een opdracht van de overheid wordt gezien en zelfs wordt
uitgesloten, heeft een grote invloed op het functioneren van de
vertegenwoordiging. Onder het strikte en formele regiem van Buitenlandse
Zaken en de daarbij behorende cultuur is weinig ruimte voor een andere
wijze van werken.

Er moet antwoord komen op de vraag of Internationaal Cultuurbeleid de
culturele invulling van buitenlands beleid is of wordt gezien als de
internationale dimensie van nationaal cultuurbeleid.

Een aantal belangrijke terreinen, zoals die van onderwijs, onderzoek,
wetenschap en cultureel erfgoed, zijn op dit moment onderbelicht of
worden zelfs, ten onrechte, niet gerekend tot de taken van de culturele
afdeling. Dat vraagt om een aanpassing van de opdracht en de invulling
van het takenpakket van de afdeling cultuur.

Succesvolle initiatieven, zoals Orange Alert Dutch Design, dienen als
voorbeeld van ondernemen, initiƫren en bemiddelen in een onafhankelijke
omgeving los van de overheid en daarom binnen het geambieerde
Amsterdam/New Amsterdam Centre te worden voortgezet.

Mede vanwege de ervaring in de afgelopen beleidsperiode en op basis van
de ervaringsfeiten van andere landen met een onafhankelijk instituut
voor kunst en cultuur wordt een onafhankelijk centrum voor kunst,
cultuur, onderzoek, onderwijs en wetenschap bepleit. Het geeft ruimte
voor ambitie. 

Een onafhankelijk centrum realiseert een betere aansluiting bij de
cultuur en werkwijze van de Amerikaanse onderwijs- en kunstinstellingen
en een eigen zelfstandige positie onder een eigen naam bevordert de
zichtbaarheid van de Nederlandse cultuur, kunst, onderzoek, onderwijs en
wetenschap in New York. 

Kees van Twist

Ambassaderaad voor Culturele Aangelegenheden USA

New York, 15 augustus 2008

 PAGE   11 

 PAGE   2