Geannoteerde agenda
Bijlage
Nummer: 2008D05718, datum: 2008-09-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag Informele Raad WSB en geann. agenda t.b.v. Europaoverleg 24 september. (2008D05717)
Preview document (š origineel)
Bijlage 1 Geannoteerde agenda bij de Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid van 2 oktober 2008 Agendapunt: Voorstel voor richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid richtlijn Aard van de bespreking : oriĆ«nterend debat Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap Om het EU-rechtskader aan te vullen, heeft de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe richtlijn ingediend voor gelijke behandeling van personen op de gronden godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid buiten de arbeidsmarkt. Het vormt een aanvulling op het bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg, sociale voordelen, onderwijs en toegang tot goederen en diensten die commercieel voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. De richtlijn zal directe en indirecte discriminatie, intimidatie en het geven van een opdracht tot discrimineren verbieden. Ten aanzien van de grond handicap betekent non-discriminatie tevens effectieve niet-discriminerende toegang en de naleving van het beginsel van āredelijke aanpassingenā. Het voorstel bevat tevens de plicht om victimisatie tegen te gaan (soms maken slachtoffers geen gebruik van juridische middelen uit angst voor represailles van bijvoorbeeld de werkgever). Effectieve rechtsbescherming dient derhalve bescherming tegen represailles te omvatten. Het voorstel laat nationale wetgeving op het gebied van burgerlijke staat, gezinssituatie of reproductieve rechten onverlet, evenals de inhoud van onderwijs en de activiteiten en opzet van de onderwijsstelsels met inbegrip van speciaal onderwijs in de lidstaten. De richtlijn vormt met name geen beletsel voor het vaststellen van een bepaalde leeftijd voor de toegang tot uitkeringen, onderwijs en bepaalde goederen en diensten. Lidstaten kunnen voor de verstrekking van financiĆ«le diensten proportionele verschillen in behandeling toestaan wanneer het gebruik van leeftijd of handicap voor het betrokken product een essentiĆ«le factor is in de risicobeoordeling, op basis van relevante en accurate statistische gegevens. De plicht om niet te discrimineren bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting, geldt voor privĆ©personen uitsluitend voorzover zij een professionele of commerciĆ«le activiteit uitoefenen. Ook kan een lidstaat specifieke maatregelen nemen of handhaven om de nadelen die verband houden met godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen of te compenseren (positieve actie). De richtlijn bevat enkel minimumvereisten en staat niet toe dat het in een lidstaat reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie wordt verlaagd. Nederlandse opstelling Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor het verbod van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid. Om redenen van rechtsonzekerheid over de reikwijdte en de terminologie en omwille van mede daarom ontbreken van voldoende zicht op consequenties voor financiĆ«le en administratieve lasten past, totdat helderheid is verkregen over deze onderwerpen, echter terughoudendheid. Het richtlijnvoorstel sluit over het algemeen aan bij de bestaande Nederlandse wetgeving op dit terrein, al moet nog worden afgewacht hoe de terminologie en de reikwijdte zich gedurende de onderhandelingen zullen ontwikkelen. Nederland is van oordeel dat deze in de pas dienen te lopen met de bestaande gelijkebehandelingsrichtlijnen. De verplichtingen in het huidige voorstel zijn nog niet op alle punten voldoende duidelijk omschreven. Toelichting Een ruime meerderheid van de lidstaten heeft een positieve grondhouding en zegt tevreden te zijn over het brede en horizontale karakter van het voorstel. Enkele lidstaten geven blijk van serieuze scepsis, zoals Duitsland en Ierland. Het Tsjechische parlement heeft ook een sceptische houding aangenomen door de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel negatief te beoordelen. De meeste delegaties zijn kritisch over de uitwerking. De meeste zorgen betreffen de rechtsonzekerheid die het voorstel creĆ«ert. Een aantal delegaties pleit daarom bijvoorbeeld voor het definiĆ«ren van allerhande in de richtlijn gebruikte concepten en termen. Nederland uitte naast zorgen over rechtsonzekerheid en onduidelijke reikwijdte ook kritiek op de financiĆ«le gevolgen en administratieve lastendruk van het voorstel. Vele lidstaten, waaronder Nederland, menen dat de impact en gevolgen van het voorstel nader bestudeerd moeten worden voordat een definitiever oordeel mogelijk is. VN-verdrag gehandicapten Nederland bereidt momenteel de goedkeuring en implementatie voor van dit VN-verdrag. Op dit moment kan nog niet goed worden overzien of de verplichtingen uit het voorstel al dan niet verder gaan dan de verplichtingen die voortvloeien uit het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap. Daarnaast moet bezien worden of het richtlijnenvoorstel zich correct verhoudt met de bepalingen en de geest van het VN-verdrag (bijvoorbeeld participatie op voet van gelijkheid met anderen en de relatie tussen rechten/aanspraken en inkomenspositie). Agendapunt: implementatie van de gemeenschappelijke principes op het gebied van flexicurity: Tussentijdse rapportage van de āMissie voor Flexicurityā Aard van de bespreking De Raad zal spreken over de voortgang bij de implementatie van de gemeenschappelijke principes op het gebied van flexicurity op basis is er een presentatie van de voortgang van de groep op hoog niveau, de zogenaamde āMissie voor Flexicurityā. Voorstel Voorzitterschap Er is geen document verspreid voor dit agendapunt. Nederlandse opstelling Nederland steunt de aandacht voor flexicurity op Europees niveau en het initiatief om de zichtbaarheid en draagvlak voor deze principes te bevorderen. De principes bieden een nuttig hulpmiddel voor lidstaten bij de vormgeving van het beleid. De verantwoordelijkheid voor de invulling van de principes ligt daarbij uiteraard bij de individuele lidstaten. Nederland is dan ook benieuwd naar de presentatie van de eerste bevindingen van de groep op hoog niveau. Toelichting In december 2007 heeft de Raad de gemeenschappelijke principes over flexicurity aangenomen dienen ter ondersteuning van de lidstaten en als referentiekader bij de implementatie van flexicurity-beleid in de lidstaten. Begin 2008 heeft de Commissie in samenwerking met het Franse en het Sloveense Voorzitterschap het initiatief genomen tot een zogenaamde āMissie voor Flexicurityā. Naast vertegenwoordigers van genoemde Voorzitterschappen en de Commissie zijn werknemers- en werkgeversorganisaties lid van de groep op hoog niveau. Het mandaat van de groep is om zichtbaarheid en draagvlak van de gemeenschappelijke principes te bevorderen op nationaal en regionaal niveau. De voornaamste activiteit die de groep ontplooit is het afleggen van bezoeken aan een vijftal lidstaten, te weten Frankrijk, Zweden, Finland, Polen en Spanje. In die lidstaten wordt gesproken met vertegenwoordigers van onder andere overheid en sociale partners gesproken over de beleidsinitiatieven op het gebied van flexicurity die in de betreffende lidstaat worden ondernomen. De groep zal in december haar bevindingen aan de Raad rapporteren. In haar rapport zullen de leden ook ingaan op manieren om de principes te integreren in de bestaande Europese coƶrdinatieprocessen. Tijdens de Raad van 2 oktober zal de groep een presentatie geven van haar bevindingen tot dusverre. Agendapunt: voorstel voor herschikking van de Richtlijn over de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers Aard van de bespreking : de Raad zal worden geĆÆnformeerd over de stand van zaken van de bespreking van deze richtlijn. Commissievoorstel Het voorstel is onderdeel van de vernieuwde sociale beleidsagenda zoals die op 2 juli door de Commissie is gepresenteerd. Het betreft een herziening van de richtlijn over de Europese Ondernemingsraad (EOR) uit 1994. Het voorstel tot wijziging van de EOR-richtlijn bevat onder andere de introductie van een definitie van āinformatieā en de definitie van āraadplegingā wordt verduidelijkt. Hierdoor worden de definities in lijn gebracht met die uit de overige medezeggenschapsrichtlijnen. Ook worden de bevoegdheden van de EOR beperkt tot transnationale kwesties en wordt gedefinieerd wat hieronder wordt verstaan. Verder stelt de Commissie een koppeling voor, bij voorkeur door een overeenkomst binnen de onderneming, van het nationale en transnationale niveau van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers zodat deze niveaus beter op elkaar worden afgestemd. Ook stelt de Commissie een recht op scholing met behoud van salaris voor. Indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers, valt men terug op de subsidiaire voorschriften. Hierin introduceert de Commissie het recht van de EOR op een met redenen omkleed antwoord op zijn eventuele adviezen en verduidelijking van de omstandigheden waaronder de EOR moet worden geĆÆnformeerd en geraadpleegd. Nieuw is dat de EOR moet worden geĆÆnformeerd bij beslissingen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van werknemers. Nederlandse opstelling Nederland staat net als veel andere lidstaten positief tegenover het voorstel van de Commissie. De voorgestelde veranderingen hebben een positieve invloed op de effectiviteit van de EOR, onder andere door de verduidelijking van definities waardoor die beter aansluiten bij de overige bestaande Europese medezeggenschapsrichtlijnen. De betrokkenheid van de EOR moet een nuttige werking hebben en een doeltreffende besluitvorming mogelijk maken. Het voorstel sluit goed aan op geconstateerde onduidelijkheden in de huidige richtlijn en op de in de praktijk gebleken knelpunten. Toelichting Aanleiding voor de herziening zijn enkele ervaringen sinds de aanname van de richtlijn in 1994. Zo blijkt dat de EOR niet altijd wordt betrokken en dat er maar in 36% van de gevallen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot oprichting van een EOR. Verder is er sprake van rechtsonzekerheid op enkele punten en worden er uiteenlopende definities gebruikt in verschillende richtlijnen. Naar aanleiding van deze problemen heeft de Europese Commissie een voorstel tot wijziging van deze richtlijn gepresenteerd. De pogingen tot nu toe om langs andere weg, via informatie-uitwisseling en best practices, verbetering in de situatie aan te brengen zijn niet voldoende gebleken. Het is ook niet gelukt om via de Europese sociale partners tot een oplossing van de praktijkproblemen te komen. Inmiddels hebben de Europese sociale partners echter een akkoord bereikt dat een beperkt aantal aanpassingen op het Commissievoorstel bevat. De Commissie beoogt met haar voorstel voor aanpassing van de richtlijn in combinatie met niet-regelgevende maatregelen de effectiviteit van de EOR te vergroten, het aandeel ondernemingen met een EOR te verhogen, meer rechtszekerheid te scheppen over onderwerpen waar de afgelopen jaren juridische procedures over gevoerd zijn en de bestaande richtlijnen inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers beter op elkaar af te stemmen. Agendapunt: Voorstel voor een verordening van het EP en de Raad voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coƶrdinatie van socialezekerheidsstelsels Titel III, hoofdstukken II (uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten) en III (overlijdensuitkeringen) Titel V (diverse bepalingen, overgangsbepalingen en slotbepalingen) Aard van de bespreking: gedeeltelijke algemene oriĆ«ntatie Voorstel Voorzitterschap De toepassingsverordening volgt de indeling van basisverordening nr. 883/2004. Nu liggen de hoofdstukken arbeidsongevallen en beroepsziekten, overlijdensuitkeringen en het hoofdstuk inzake de diverse, overgangs- en slotbepalingen voor. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met het voorstel. - Het hoofdstuk āarbeidsongevallen en beroepsziektenā heeft voor Nederland een gering belang. Sinds het intrekken in 1967 van de Nederlandse Ongevallenwet en de totstandkoming in dat jaar van de WAO, kent het Nederlandse stelsel namelijk geen aparte arbeidsongevallen- en beroepsziektenverzekering meer. Deze lijn is voortgezet met de Wet WIA. - Het hoofdstuk āoverlijdensuitkeringā bestaat uit Ć©Ć©n artikel en bevat een aanvraagprocedure voor een overlijdensuitkering. Deze procedure is conform de huidige Nederlandse praktijk - De besprekingen over het hoofdstuk diverse, overgangs- en slotbepalingen bevinden zich in een afrondende fase. Dit hoofdstuk bevat een artikel dat de administratieve en medische controle regelt van uitkeringsgerechtigden die in een andere lidstaat wonen. Met het oog op het Nederlandse streven om over de grens een zo effectief mogelijke handhaving te realiseren, heeft Nederland zich ingezet voor een gedetailleerde controleprocedure en de mogelijkheid om gegevens te laten verifiĆ«ren bij een vermoeden van fraude. De Nederlandse voorstellen konden rekenen op de steun van een meerderheid van de lidstaten. Toelichting De socialezekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de EU wordt geregeld door twee verordeningen. Daarvan bevat Ć©Ć©n de inhoudelijke bepalingen (de basisverordening) en de andere de uitvoeringsbepalingen (de toepassingsverordening). In 1998 is de Europese Commissie een groot project gestart om beide verordeningen te moderniseren en te vereenvoudigen. De nieuwe basisverordening nr. 883/2004 die de huidige basisverordening (nr. 1408/71) zal vervangen is al in 2004 in werking getreden, maar kan pas worden toegepast wanneer ook de nieuwe toepassingsverordening in werking treedt. Begin 2006 heeft de Commissie een voorstel vastgesteld voor deze toepassingsverordening. Dit voorstel wordt hoofdstuksgewijs in de Raad behandeld (partiĆ«le goedkeuring). Op de agenda van de Raad staan de laatste nog openstaande hoofdstukken, waaronder Titel V dat de diverse, overgangs- en slotbepalingen bevat. De tekst kan pas definitief worden vastgesteld (algehele goedkeuring) wanneer de onderhandelingen over alle hoofdstukken zijn afgerond. De Franse Voorzitter heeft het voornemen om de algehele goedkeuring van de tekst te agenderen voor de Raad op 15 en 16 december. Daarbij is inbegrepen het Raadsstandpunt over de amendementen die het EP in augustus 2008 in eerste lezing heeft aangenomen. Als alles volgens plan verloopt, zal het EP in het voorjaar van 2009 ā onder Tsjechisch voorzitterschap - in tweede lezing over de nieuwe toepassingsverordening stemmen. Een tweede lezing is voorzien, omdat het EP zich nog niet over alle hoofdstukken van de toepassingsverordening heeft kunnen uitspreken, aangezien op het moment van de eerste lezing nog niet alle hoofdstukken in Raadsverband waren afgerond. Streefdatum voor de inwerkingtreding van de nieuwe basisverordening en toepassingsverordening is 1 januari 2010. Agendapunt: Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) Aard van de bespreking: aanname Besluitvorming vindt plaats bij gekwalificeerde meerderheid op basis EG-Verdrag artikel 137, lid 2, met medebeslissing van het EP, volgens de procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag. Commissievoorstel De Europese Commissie doet het voorstel om het jaar 2010 uit te roepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. De themaās daarbij zijn kinderarmoede en āoverervingā van armoede van generatie op generatie; een op integratie gerichte arbeidsmarkt; achterstand in het onderwijs en bij scholing; toegang tot basisvoorzieningen, zoals behoorlijke huisvesting; discriminatie en de bevordering van de inburgering van immigranten en de integratie van etnische minderheden in de samenleving en op de arbeidsmarkt; de behoeften van mensen met een handicap en andere kwetsbare groepen. Nederlandse opstelling Nederland staat positief tegenover deelname aan het Europees jaar van bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Het Europees Jaar biedt mogelijkheden om het Europees sociaal beleid dichter bij de Nederlandse burger te brengen. De themaās van het Jaar sluiten aan bij de nationale doelstellingen ten aanzien van armoedebestrijding. Sinds 2006 dienen lidstaten elke 2 jaar een Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) bij de Europese Commissie in. Op 15 september 2008 is het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting aan de Tweede Kamer aangeboden. De thematiek van het Nationaal Strategisch Rapport vormt het uitgangspunt voor het opstellen van een nationaal actieplan ten behoeve van het Europees Jaar. Toelichting Visie van het kabinet op armoede en sociale uitsluiting: Voor het kabinet is armoede vooral een gebrek aan kansen; het niet mee kunnen doen in de maatschappij. Armoede is daarom meer dan een gebrek aan geld, armoede is vooral een gebrek aan toekomstperspectief. Sociale uitsluiting hoort niet in een welvarend land als Nederland. Armoede bij kinderen staat in de belangstelling. In 2008 en 2009 is door het Kabinet tweemaal 40 mln beschikbaar gesteld om kinderen uit een gezin met een laag inkomen beter te helpen deel te nemen aan belangrijke maatschappelijke activiteiten zoals sport en cultuur. Op deze manier hoopt het kabinet dat kinderen hun talenten kunnen ontwikkelen en de armoede achter zich kunnen laten. Tevens wordt onderzoek gedaan naar de oorzaken van sociale uitsluiting bij kinderen en de lange termijn gevolgen. Het EP heeft problemen gehad met het geheel of gedeeltelijk door de Raadswerkgroep niet overnemen van een aantal amendementen ondermeer ten aanzien van : - scherpe voorwaarden voor samenwerking nationale overheden met NGOās (Am. 35); en - bevoordelen middelgrote en kleine NGOās (Am. 37). Deze zijn naar tevredenheid voor Nederland opgelost. Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en Richtlijn 2004/113/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap; Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers; Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van de Europese coƶperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers.