[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Werkprogramma 2009

Bijlage

Nummer: 2008D05988, datum: 2008-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Werkprogramma 2009 Raad voor Verkeer en Waterstaat (2008D05985)

Preview document (🔗 origineel)








  DOCPROPERTY notitie._doctype  Notitie 

  docproperty notitie.titel  Werkprogramma 2009 



  DOCPROPERTY notitie._datum  Datum 

  DOCPROPERTY notitie._bijlagen  Bijlage(n) 	  DOCPROPERTY notitie.datum
 17 september 200 8

Inleiding

Het werkprogramma 2009 van de Raad voor Verkeer en Waterstaat is
gebaseerd op de Strategische Kennis- en Innovatieagenda Mobiliteit en
Water, Nu denken voor morgen van VenW (bijlage 1) en op het
meerjarenprogramma van de Raad voor 2008 (bijlage 2). Verder is
aansluiting gezocht bij de strategische thema’s die het kabinet dit
voorjaar heeft geformuleerd (bijlage 3). Tot slot is, net als bij het
programma van 2008 het geval was, gezocht naar een evenwichtige
verdeling van de nieuwe adviesonderwerpen over de voor onze Raad
relevante pijlers uit het Coalitieakkoord en beleidsprogramma van het
kabinet Balkenende IV.

Met de recent uitgebrachte adviezen en de adviezen die nu worden
voorbereid speelt de Raad al in op een aantal vragen uit de
Kennisagenda. De vragen 1 over de concurrentiepositie van de mainports, 
7 over demografische ontwikkelingen en 9 over gedrag van burgers en
bedrijven bieden goede mogelijkheden voor nieuwe adviezen van de Raad.
Het meerjarenprogramma 2008 bevat een aantal onderwerpen die nog niet in
de planning zijn opgenomen. Onder het thema bereikbaarheid en
internationale concurrentiepositie staat het adviesonderwerp mainport
Rotterdam en achterlandverbindingen. Dit onderwerp sluit aan bij vraag 1
uit de kennisagenda van VenW. Onder hetzelfde thema was ook het
onderwerp bereikbaarheid knooppunten op achterlandassen opgenomen. Dit
onderwerp wordt meegenomen bij het nu in voorbereiding zijnde advies
Bereikbaarheid Randstad. Verder vermeldt het programma 2008 het
onderwerp Mobiliteit en kwaliteit leefomgeving. 

Adviesonderwerpen 2009

Kansen voor de mainports 

Aanleiding

In de Strategische Kennisagenda van VenW lezen we de volgende passage
over de veranderende positie van de mainports. 

“De sterke toename van het internationale handelsverkeer en de
explosieve economische groei in opkomende markten van met name
Brazilië, Rusland, China, India en Oost-Europese landen leiden tot een
andere verdeling in de wereldeconomie. De groeiende bewustwording dat we
volgende generaties niet met grote negatieve gevolgen op kunnen zadelen,
lijkt een belangrijkere factor te worden ook voor de economische
ontwikkeling. Het is belangrijk voor Nederland om de mainports en de
Randstad in dit veranderende spanningsveld goed te positioneren en
kansen te benutten die er liggen bij marktsegmenten met een hoge
toegevoegde waarde en relatief lage milieubelasting.” 

Bovenstaande constateringen leiden in de Kennisagenda tot de volgende
kennisvraag.

“Wat betekenen verschuivingen van economische centra, toenemende
concurrentie vanuit andere mainports en het streven naar duurzaamheid
voor de positie van de mainports? En welke kansen en mogelijkheden
bieden deze tendensen voor Nederland (de Randstad) als mainport voor
Europa?”

In het werkprogramma 2008 staat onder het thema bereikbaarheid en
internationale concurrentiepositie het onderwerp Mainport Rotterdam en
achterlandverbindingen. Daarbij is de volgende toelichting gegeven.
“Het coalitieakkoord stelt dat het goederenvervoer over water en de
innovatie van de binnenvaart zal worden gestimuleerd. Hoe kunnen we op
langere termijn zorgen voor adequaat en duurzaam achterlandvervoer?”
Dit onderwerp past goed binnen de vraagstelling uit de kennisagenda van
VenW.

De Raad zal zich bij dit onderwerp richten op de mainport Rotterdam. De
Raad heeft immers in maart 2008 al een advies over de
langetermijnverkenning Schiphol uitgebracht en zal over dit onderwerp
bij het opstellen van de structuurvisie een vervolgadvies uitbrengen.
Verder zal de  Raad zich niet beperken tot enkel de haven van Rotterdam
maar net als bij de toekomst van Schiphol het totale Nederlandse
havensysteem in beschouwing nemen. Daarbij kan ook over de grens worden
gekeken.

Dit adviesonderwerp sluit aan bij pijler 2 uit het beleidsprogramma van
het kabinet Balkenende IV, een innovatieve, concurrerende en
ondernemende economie, en legt tevens een link met pijler 3, duurzame
leefomgeving. Verder sluit het advies aan bij het strategische thema
Schaarste en transitie van het kabinet (bijlage 3).

Vraagstelling

De centrale vraag voor een advies over dit onderwerp luidt als volgt:

Wat betekenen verschuivingen van economische centra, toenemende
concurrentie vanuit andere mainports en het streven naar duurzaamheid
voor de positie van de mainport Rotterdam en het Nederlandse
havensysteem en voor de vervoersinfrastructuur van de mainport? En hoe
kunnen de mainports (in de Randstad) gezamenlijk hun positie versterken?

Mobiliteit en kwaliteit leefomgeving

Aanleiding

De kwaliteit van de leefomgeving krijgt in het Coalitieakkoord van
Balkenende IV veel aandacht. Onder het kopje mobiliteit en
infrastructuur stelt het kabinet dat zal worden ingezet op het
accommoderen van de mobiliteitsbehoeften op een zodanige wijze dat de
kwaliteit van de leefomgeving in afnemende mate wordt belast. 

De aandacht voor de omgevingseffecten van verkeer en mobiliteit is nogal
gefragmenteerd en ad hoc. De Betuwelijn is vele malen duurder geworden
dan aanvankelijk gepland door steeds maar het tracé aan te passen aan
wensen voor een betere inpassing. Bij de HSL werd besloten tot aanleg
van een tunnel onder het Groene Hart waar achteraf niemand gelukkig mee
lijkt te zijn. De EU-besluitvorming over luchtkwaliteit en de manier
waarop die in de Nederlandse praktijk is geĂŻmplementeerd heeft tot
uitstel van infrastructuurprojecten geleid. De verrommeling langs
snelwegen en het “inpakken” tussen geluidsschermen, aarden wallen en
wat dies meer zij krijgt meer aandacht. In het kader van de derde
architectuurnota wordt gewerkt aan een routeontwerp voor autosnelwegen.

Vraagstelling

Een fundamentele beschouwing over de duurzame eisen van milieu en
ruimtelijke kwaliteit waaraan mobiliteit en infrastructuur moeten
voldoen lijkt zeker meerwaarde te hebben. Daarbij zullen ook de nu
geldende (milieu)eisen tegen het licht worden gehouden. 

Het adviesonderwerp mobiliteit en kwaliteit leefomgeving sluit aan bij
pijler 3 van het beleidsprogramma kabinet Balkende IV, een duurzame
leefomgeving,  met een link naar pijler 2. Verder wordt aangesloten bij
het strategische thema Schaarste en transitie van het kabinet (zie
bijlage 3).

De centrale vraag voor een advies over dit onderwerp luidt als volgt:

Welke structurele eisen en voorwaarden stellen we vanuit milieu, natuur
en omgevingskwaliteit aan het mobiliteits- en infrastructuurbeleid? En
welke rol speelt de energietransitie daarbij?

De betekenis van ontwikkelingen in demografie, leefstijlen en
sociaal-economische factoren voor mobiliteit

Aanleiding

De komende tientallen jaren krijgen we op grote schaal te maken met
zowel kwantitatieve als kwalitatieve demografische veranderingen. 

Nu al neemt in bepaalde delen van het land de bevolkingsomvang af. Rond
2035 zal in het hele land het inwonertal gaan dalen. In het
investeringsbeleid zal met deze omslag tijdig rekening moeten worden
gehouden.

De bevolkingssamenstelling zal als gevolg van vergrijzing en migratie
aanzienlijk gaan veranderen. Er is nog weinig bekend over de gevolgen
voor het ruimtelijk gedrag en de mobiliteit.

Het mobiliteitsgedrag zal niet alleen door veranderingen in de
bevolkingssamenstelling en –opbouw veranderen. Ook leefstijlen en
daarmee de beleving van en houding tegenover mobiliteit kan in de
toekomst veranderen. We weten niet hoe toekomstige generaties 

zich op terreinen als wonen, ruimtegebruik, recreatie, mobiliteit zullen
gaan gedragen. De effectiviteit van beprijzing en van andere maatregelen
om het mobiliteitsgedrag en het veiligheidsgedrag te beĂŻnvloeden hangt
af van een veranderende beleving en perceptie van problemen en
oplossingen. Of het mogelijk is door mobiliteitsmanagement het
mobiliteitsgedrag van burgers en bedrijven te veranderen is sterk
afhankelijk van beleving van en houding tegenover mobiliteit. 

In de Atlas voor gemeenten 2008 is een hoofdstuk opgenomen met als titel
“Werk voor de wijk”. In dit artikel wordt gesteld dat
leefbaarheidsproblemen in de steden vooral lijken voort te komen uit de
sociaal-economische achterstandspositie van bepaalde inwoners die de
stad om zich heen zien floreren en hun buren daarvan zien profiteren.
Aangezien ook laagopgeleiden voor het overgrote deel buiten de eigen
wijk en zelfs buiten de eigen stad werken moet je volgens de schrijvers
niet het werk naar de wijk maar de mensen naar het werk brengen.
Investeren in goedkope, snelle en frequente vervoersmogelijkheden zou
kunnen helpen om bestaande banen letterlijk beter bereikbaar te maken
voor mensen uit probleemwijken.

Dit adviesonderwerp zit op het snijvlak van de pijlers 2 en 4 (sociale
samenhang) van kabinet Balkenende IV. Belangrijke maatschappelijke
ontwikkelingen zoals vergrijzing en integratie komen in dit advies aan
de orde. Verder sluit dit adviesonderwerp aan bij het strategische thema
Maatschappelijke achterstanden van de toekomst van het kabinet (bijlage
3).

Vraagstelling

De centrale vraag voor een advies over dit onderwerp luidt als volgt:

Wat zijn de gevolgen voor het mobiliteitsbeleid van ontwikkelingen in
bevolkingsomvang en –samenstelling, leefstijlen en sociaal-economische
factoren?

3. Aandachtspunten

Ruimte voor niet voorziene adviezen 

De Raad zal voldoende ruimte open houden voor tussentijds opkomende
adviesvragen.  Zo blijkt er in de loop van een adviesjaar nog al eens
behoefte aan een snel (brief)advies. 

Het departement heeft al aangegeven de Raad waarschijnlijk om advies te
zullen vragen over onderwerpen die voortkomen uit het advies van de
Deltacommissie. Deze commissie, de zogenoemde commissie Veerman, brengt
op 3 september 2008 advies uit over de gevolgen van de
zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust. Mogelijk kunnen uit
‘Veerman’ voortkomende vragen al meegenomen worden bij het in het
najaar af te ronden advies van de Raad over adaptatie
klimaatverandering. Zo nodig en gewenst kan de Raad in 2009 nog een
briefadvies over dit onderwerp uitbrengen.

Ruimte voor follow-up van uitgebrachte adviezen

In gesprekken met het departement kwam naar voren dat het nuttig is dat
de Raad ook geruimere tijd na de verschijning nog aandacht besteedt aan
een advies. Om de doorwerking van een advies te vergroten is het
raadzaam om voor een langere periode met het ministerie en ook met
andere actoren over een advies “in gesprek te blijven”.

Samenwerking met andere raden en planbureaus

De Raad voor Verkeer en Waterstaat werkt intensief samen met de
VROM-raad en ook de Raad voor het Landelijk Gebied en de Energieraad.
Over onderwerp 1, kansen voor de mainports, zal de Raad met de VROM-raad
een gezamenlijk advies uitbrengen. Bij de onderwerpen 2, mobiliteit en
kwaliteit leefomgeving, en 3, de betekenis van ontwikkelingen in
demografie, leefstijlen en sociaal-economische factoren voor mobiliteit,
zal de Raad intensief samenwerken met de VROM-raad.  Bij deze adviezen
zal een lid van de VROM-raad deelnemen aan de commissie die het advies
voorbereidt. Ook zal vanuit het secretariaat van de VROM-raad
ondersteuning worden gegeven bij de opstelling van het advies. Bij
onderwerp 2 zal ook de Raad voor het Landelijk Gebied worden uitgenodigd
op een zelfde manier als de VROM-raad deel te nemen aan de voorbereiding
van het advies. Bij onderwerp 3 zal samenwerking worden gezocht met het
Sociaal-Cultureel Planbureau. De Raad maakt bij de opstelling van de
adviezen waar mogelijk gebruik van de kennis van het Kennisinstituut
voor Mobiliteitsbeleid van VenW (KiM). De Raad stemt daartoe zijn
werkprogramma af met dat van het KiM. Onderwerp 3 over de gevolgen voor
het mobiliteitsbeleid van ontwikkelingen in demografie en leefstijlen is
ook bij het KiM in het programma ‘gedrag’ een belangrijk
onderzoeksthema. De Raad, KiM en SCP zullen bij dit onderwerp nauw met
elkaar optrekken. De Raad zal met het KiM en het SCP  nagaan of vragen
die bij de voorbereiding van het advies naar voren komen in het
werkprogramma van het KiM en SCP kunnen worden ingepast.

De Raad voor Verkeer en Waterstaat zal ook een bijdrage leveren aan
adviezen van bijvoorbeeld de VROM-raad en de Energieraad. Bij het
onderwerp ‘Klimaat en ruimtelijke investeringen’ van de VROM-raad
zal gebruik worden gemaakt van het advies adaptatie klimaatverandering
dat eind 2008 gereed zal komen. Bij het onderwerp ‘Noordzee als
energieprovincie’ van de Energieraad zal vanuit de Raad voor Verkeer
en Waterstaat inbreng geleverd kunnen worden op basis van adviezen uit
2005 en 2007 over de Noordzee.

Het kabinet heeft in de Nota vernieuwing Rijksdienst van september 2007
voorgesteld de Raad voor Verkeer en Waterstaat, de VROM-raad en de Raad
voor het Landelijk Gebied op te laten gaan in een Raad voor de duurzame
leefomgeving. In september komt het kabinet op verzoek van beide Kamers
met een nadere analyse over het functioneren van het adviesstelsel en
voorstellen voor aanpassing van het stelsel. Nadat het kabinet
definitief besloten heeft de drie genoemde raden samen te voegen en het
Parlement met de voorstellen heeft ingestemd, kan de samenvoeging
daadwerkelijk plaatsvinden. Afhankelijk van de implementatiesnelheid kan
de programmering van de drie raden tijdens de uitvoering van de
programma’s desgewenst nog meer op elkaar afgestemd worden. Voor 2010
zal gestreefd worden naar een gezamenlijk werkprogramma. 

Bijlage 1: Strategische Kennisagenda van VenW

(Uit Strategische Kennis- en Innovatieagenda Mobiliteit en Water, Nu
denken voor morgen)

Tien vragen van nu voor straks

Deze paragraaf bevat eerst een overzicht van de tien belangrijkste
kennisvragen voor de langere termijn. Daarna volgt een behandeling in
meer detail, met een toelichting op de vraag en een specificatie in de
vorm van deelvragen.

Wat betekenen verschuivingen van economische centra, toenemende
concurrentie vanuit andere mainports en het streven naar duurzaamheid
voor de positie van de mainports? En welke kansen en mogelijkheden
bieden deze tendensen voor Nederland (de Randstad) als mainport voor
Europa?

Wat betekent de opkomst van de netwerksamenleving voor mobiliteit en
water? Hoe kan het overheidsbestuur hierop inspelen in termen van
structuren en rollen op alle niveaus?

Wat zijn de ontwikkelingen en mogelijkheden op het gebied van ICT voor
mobiliteit en water? Hoe kan het gebruik ervan worden beĂŻnvloed en
benut? 

Hoe kunnen het watersysteem en de bescherming tegen hoog water in
Nederland klimaatbestendig worden ingericht via met name het ruimtelijk
beleid en het infrastructuurbeleid? 

Wat betekenen de klimaatverandering en de reactie van bedrijven, burgers
en overheden daarop voor het mobiliteitssysteem?

Wat betekent energietransitie, de overgang naar een duurzame
energievoorziening, voor mobiliteit en water? 

Wat betekenen veranderingen in demografie voor het mobiliteitssysteem? 

Hoe te komen tot een integrale aanpak bij de verdere ontwikkeling van
netwerken met functies op het gebied van zowel mobiliteit als water?

Welke factoren in het gedrag van burgers en bedrijven zijn in
belangrijke mate bepalend voor de toekomstige mobiliteits- en
waterproblematiek en hoe kunnen deze factoren worden benut?

Hoe kunnen beleidsondersteunende modellen en analysemethoden beter
geschikt worden gemaakt om integrale afwegingen tussen economie,
leefomgeving en veiligheid te ondersteunen?



Bijlage 2: strategische adviesthema’s voor 2008 en de jaren daarna

(uit werkprogramma 2008)

Bereikbaarheid en internationale concurrentiepositie

Bereikbaarheid Randstad 

In het Coalitieakkoord is het Urgentieprogramma Randstad opgenomen.
Bereikbaarheid speelt daarin een cruciale rol om de rol van de Randstad
als aantrekkelijke metropool te behouden en te versterken. Het
Urgentieprogramma is vooral gericht op (versnelling van) maatregelen op
de korte termijn. In aansluiting daarop is een langetermijnvisie –
voor de periode na 2020 - op de bereikbaarheid van de Randstad gewenst.

Mainport Rotterdam en achterlandverbindingen

Het coalitieakkoord stelt dat het goederenvervoer over water en de
innovatie van de binnenvaart zal worden gestimuleerd. Hoe kunnen we op
langere termijn zorgen voor adequaat en duurzaam achterlandvervoer?

Groeimogelijkheden Schiphol op de lange termijn 

Het Rijk heeft Schiphol gevraagd om in het voorjaar van 2007 te komen
met een visie op de langetermijnontwikkeling van Schiphol. Eind 2007 zal
het Rijk langetermijnopties formuleren, in 2008 zullen nut en noodzaak
van die opties afgewogen worden.

Bereikbaarheid knooppunten op achterlandassen

De positie van de Randstad is voor de toekomstige welvaart van Nederland
van groot belang. De ontwikkeling van de overige stedelijke netwerken is
zowel op zichzelf als in relatie met de ontwikkeling van de Randstad van
belang. Welke economisch-ruimtelijke ontwikkelingen zijn voor diverse
knooppunten zoals Brabantstad, Arnhem-Nijmegen, Zwolle, Twente op
termijn te verwachten en wat vraagt dat van de bereikbaarheid?

Bereikbaarheid in NW-Europa

De Randstad en Nederland maken deel uit van het zogenoemde NW-Europese
kerngebied. Welke kansen biedt een samenhangende visie op de
bereikbaarheid in NW-Europa voor de economische rol die dat gebied en de
onderdelen daarvan in de wereld kunnen spelen?

Rol openbaar vervoer

Toekomstvisie spoor

Het Coalitieakkoord kent een stevige ambitie voor het spoor. De NS moet
als maatschappelijke onderneming een zo groot mogelijk deel van de
mobiliteitsbehoefte accommoderen. Het akkoord gaat uit van een groei van
het OV over het spoor van 5% per jaar. Welke toekomstvisie kan inhoud
geven aan die ambitie?

Kwaliteit regionaal OV, samenhangend stelsel en organisatie vooral in
Randstad (relatie met 1a)

De OESO constateert dat het regionaal OV in de Randstad erg versnipperd
is en daardoor niet de kwaliteit biedt die bij een metropool als de
Randstad wenselijk is. Voor de Randstad, maar ook voor belangrijke
regio’s elders in het land is een heldere visie op de (mogelijke)
kwaliteit van het regionaal openbaar vervoer nodig. Hoe moet het
regionaal OV worden opgebouwd en wat betekent dat voor de (bestuurlijke)
organisatie?

Adaptatie klimaatverandering

De verandering van het klimaat is voor een deel reeds onomkeerbaar. Dat
betekent dat we de infrastructuren en de ruimtelijke inrichting van ons
land moeten aanpassen aan hogere rivierafvoeren, hogere zeespiegel,
drogere zomers met neerslag- en windpieken en nattere winters. Het
Coalitieakkoord stelt dat water een dominant structurerend element is
van de inrichting van Nederland en dat het watermanagement in ons land
opnieuw wordt bezien in het licht van klimaatverandering. Wat betekent
adaptatie aan klimaatverandering voor de planning, gebruik en
financiering van droge en natte infrastructuur en de relatie tussen
beide soorten infrastructuur in Nederland? 

4.	Mobiliteit en kwaliteit leefomgeving 

De kwaliteit van de leefomgeving krijgt in het Coalitieakkoord veel
aandacht. Onder het kopje mobiliteit en infrastructuur stelt men dat zal
worden ingezet op het accommoderen van de mobiliteitsbehoeften op een
zodanige wijze dat de kwaliteit van de leefomgeving in afnemende mate
wordt belast. Over het terugdringen van de CO2-uitstoot zijn inmiddels
zowel in Europa als door het kabinet ambitieuze afspraken gemaakt.

De Raad bereidt nu samen met de VROM-raad en de Energieraad een advies
voor over mobiliteit en CO2. Het is zinvol om een breed advies te maken
over de relatie tussen mobiliteit en de diverse milieuaspecten. Daarin
kunnen luchtkwaliteit, geluid, ruimtelijke inpassing, externe veiligheid
een plek krijgen. Nu er weer meer aandacht komt voor milieu en de
kwaliteit van de leefomgeving is een fundamentele beschouwing over hoe
mobiliteit en infrastructuur meer duurzaam zijn te verzoenen met
allerlei milieu- en hinderaspecten actueel.

Bijlage 3: strategische thema’s van het kabinet

1. Schaarste en transitie (BuZa en VROM) 

Een aantal mondiale trends (bevolkingsgroei, toename welvaart en
consumptie, klimaatverandering, vergrijzing) kan leiden - en leidt in
sommige gevallen al - tot toenemende schaarste van grondstoffen,
energie, voedsel, biodiversiteit en water. Kan innovatie pas houden met
schaarste? Welke transitiescenario's zijn er? Wat zijn de gevolgen voor
zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden, o.a. op het gebied van
geopolitiek, ecologie, migratie en energievoorzieningszekerheid? Hoe
grijpen de verschuivende krachtsverhoudingen in de wereld in op deze
vraagstukken?

 

2. Dynamiek en zekerheid in een open samenleving (SZW en EZ) 

Dynamiek en zekerheid lijken elkaar nodig te hebben. Economische
dynamiek met vernieuwing en flexibiliteit is een voorwaarde voor een
stevige verzorgingsstaat. En wie zich zeker weet, gaat gemakkelijker
risico's aan. Toch worden dynamiek en zekerheid vaak tegenover elkaar
geplaatst. Welke toekomstige arrangementen behelzen een optimale
combinatie van dynamiek en zekerheid? Hoe kan de overheid 'zekerheden'
bieden in een globaliserende wereld en tegelijkertijd blijven werken aan
een sterke concurrentiepositie?

 

3. Nieuwe technologieën (EZ)

Recent zijn rapporten verschenen over de zogenaamde nieuwe
technologieën (nano-, bio-, ict- en cognitieve technologieën).
Uitgaand van bestaande scenario's voor doorontwikkeling en convergentie,
is het tijd voor een bestuurlijk-strategische analyse van de kansen en
bedreigingen van de toepassing van deze nieuwe technologieën.

4. Openbaar bestuur van de toekomst: over legitimiteit en vertrouwen
(BZK en AZ)

Legitimiteit en vertrouwen zijn pijlers onder het Nederlandse bestuur.
Welke ontwikkelingen grijpen in op de legitimiteit van het
maatschappelijk middenveld en wat zijn de implicaties voor de overheid?
En hoe is het gesteld met de legitimiteit van de overheid zelf, gezien
het lage en sterk fluctuerende vertrouwen van burgers in overheid en
politiek de afgelopen jaren? Hoe kan dit lage vertrouwen internationaal
vergelijkend en in de tijd worden geduid? Wat is gezien dit krachtenveld
het handelingsperspectief voor de overheid?

 

5. Maatschappelijke achterstanden van de toekomst (WWI, SZW, J&G) 

Welke scheidslijnen tekenen zich in de huidige Nederlandse samenleving
af en wat zijn de verwachtingen voor de middellange termijn? Lopen die
nog langs lijnen van allochtoon-autochtoon of worden andere zaken meer
bepalend dan ze nu al zijn voor sociale mobiliteit? Wat is in het
verlengde hiervan het perspectief op sociale binding en integratie?

 PAGE   1 

  IF   NUMPAGES  8  > 1 "  PAGE  8 " ""  8 

  DOCPROPERTY notitie.kenmerk  RVW 2008-647