[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Subsidieregeling PGO.

Bijlage

Nummer: 2008D06343, datum: 2008-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Subsidieregeling PGO (2008D06342)

Preview document (🔗 origineel)


MC-U-2875343

	De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelende in
overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport;



Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluiten:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.	minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b.	instelling: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige
rechtsbevoegdheid;

c.	instellingssubsidie: per boekjaar verstrekte subsidie in de kosten
van structurele activiteiten van een instelling;

d.	projectsubsidie: subsidie met een incidenteel karakter;

e.	subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 2;

f.	beleidskader: beleidskader als bedoeld in artikel 3. 

Artikel 2. Subsidies

1.	De minister kan aan instellingen instellingssubsidies en
projectsubsidies verstrekken ten behoeve van:

a.	het, onder meer door middel van belangenbehartiging, voorlichting en
lotgenotencontact, op individueel en collectief niveau versterken van de
positie, invloed en medezeggenschap van patiënten, gehandicapten en
ouderen ten behoeve van gezondheidszorg, gezondheidsbescherming,
gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg;

b.	de professionalisering en ondersteuning van die instellingen.

2.	De minister kan voor de toepassing van het eerste lid andere
doelgroepen gelijkstellen met patiënten, gehandicapten en ouderen.

Artikel 3. Beleidskader

1.	De minister stelt een beleidskader vast voor het verstrekken van
subsidies. 

2.	De minister kan in het beleidskader onderscheid maken tussen
instellingen of categorieën van instellingen. 

3.	De minister bepaalt in het beleidskader in ieder geval:

a.	de hoofdlijnen van het subsidiebeleid;

b.	aan welke criteria en voorwaarden een instelling moet voldoen om in
aanmerking te komen voor subsidie;

c.	het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dat bedrag wordt
bepaald;

d.	de wijze waarop de minister de subsidiëring door de Stichting Fonds
PGO voortzet of afbouwt.

Artikel 4. Subsidieregeling VWS-subsidies

1.	De Subsidieregeling VWS-subsidies is van toepassing op het
verstrekken van subsidies met dien verstande dat:

a.	artikel 1 niet van toepassing is;

b.	ten aanzien van een subsidie waarvan het bedrag ingevolge het
beleidskader niet wordt bepaald aan de hand van een activiteitenplan en
een begroting:

1o.	artikel 4, eerste lid, onderdeel b en c, niet van toepassing is;

2o.	indien het een projectsubsidie betreft: de artikelen 14, eerste,
derde en vierde lid, 20, eerste lid, laatste volzin, en 26, tweede en
derde volzin, niet van toepassing zijn en in afwijking van artikel 17,
onderdeel a, de doeleinden van de subsidie op doelmatige wijze worden
nagestreefd;

3o.	indien het een instellingssubsidie betreft:

-	in afwijking van artikel 30, derde lid, vierde zin, de uitkomst naar
rato van de vastgestelde instellingssubsidie en de met de gesubsidieerde
activiteiten samenhangende baten wordt toegerekend aan de
instellingssubsidie. Het te reserveren bedrag is het aan de
instellingssubsidie toegerekende deel;

-	in afwijking van artikel 32 de instellingssubsidie uit een door de
minister te bepalen bedrag bestaat;

-	in afwijking van artikel 35, onderdeel a, de doeleinden van de
subsidie op doelmatige wijze worden nagestreefd;

-	in afwijking van artikel 4:76, vijfde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht het financiële verslag aansluit op het
activiteitenverslag in plaats van op de begroting waarvoor subsidie is
verleend;

c.	de artikelen 9, 11, tweede lid, en 20, tweede lid, niet van
toepassing zijn;

d.	de minister op grond van artikel 14, eerste lid, 25, derde lid, 31 en
42, tweede lid, een formulier kan vaststellen die uitsluitend geldt voor
een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt;

e.	de termijn, bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 42, eerste
lid, zes maanden bedraagt;

f.	in afwijking van artikel 25, tweede lid, onderdeel b, de
subsidiedeclaratie achterwege kan blijven indien de projectsubsidie
uitsluitend betrekking heeft op één kalenderjaar en de daarmee te
verstrekken informatie reeds afzonderlijk in een aan de minister
gezonden jaarrekening over dat kalenderjaar is opgenomen;

g.	de minister op grond van artikel 27, eerste lid, en 43, eerste lid,
een modelaccountantsverklaring kan vaststellen die uitsluitend geldt
voor een subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt;

h.	de minister op grond van artikel 27, tweede lid, en 43, tweede lid,
een controleprotocol kan vaststellen die uitsluitend geldt voor een
subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

2.	Indien de minister toepassing geeft aan artikel 7, tweede of vierde
lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies:

a.	stelt de minister criteria vast voor het vergelijken van de
aanvragen;

b.	geeft de minister in afwijking van artikel 15 of 33 van de
Subsidieregeling VWS-subsidies een beschikking op een aanvraag binnen 26
weken na de uiterste datum van indiening van de aanvraag. 

Artikel 5. Aanvullende voorschriften

1.	Voor de aanvraag van een verlening of vaststelling van een subsidie
wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

2.	De ontvanger van een subsidie zorgt ervoor dat de onafhankelijke
besturing van de instelling en de onafhankelijke uitvoering van de
gesubsidieerde activiteiten aantoonbaar is gewaarborgd.

3.	De ontvanger van een subsidie waarvan de hoogte wordt bepaald of mede
wordt bepaald door het aantal leden of donateurs, voert een zodanig
ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde het aantal leden en
donateurs kan worden nagegaan.

4.	Indien een projectsubsidie is verleend voor een periode die zich
uitstrekt over meer dan één kalenderjaar dient de instelling binnen
vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar in die projectperiode een
tussentijdse rapportage bij de minister in over de voortgang van het
project. Voor de tussentijdse rapportage wordt een door de minister
vastgesteld formulier gebruikt. De tussentijdse rapportage hoeft niet te
worden ingediend over het laatste kalenderjaar van de projectperiode.

Artikel 6. Aanvraag 2009

Indien de minister op grond van artikel 30, tweede lid, van de
Subsidieregeling VWS-subsidies vrijstelling of ontheffing heeft
verleend, kan de minister, in afwijking van artikel 34, eerste lid, van
de Subsidieregeling VWS-subsidies, na ontvangst van de aanvraag
voorschotten verstrekken op de aangevraagde instellingssubsidie.

Artikel 7. Hardheidsclausule

De minister kan indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding
geven, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 8. Intrekking en wijziging regelgeving

1.	De Regeling functiefinanciering PGO-organisaties, de Regeling
algemene subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO alsmede de Tijdelijke
regeling ontwikkelingssubsidies 2008 worden ingetrokken, met dien
verstande dat deze regelingen van overeenkomstige toepassing blijven ten
aanzien van subsidies die door de Stichting Fonds PGO op grond van die
regelingen zijn verstrekt en dat de minister de verstrekking van die
subsidies afhandelt. 

2.	De artikelen 2, eerste lid, onderdeel a, en 3, eerste lid, van het
Tijdelijk besluit delegatie subsidiebevoegdheid aan Stichting Fonds PGO
en Stichting Koppeling vervallen.

3.	Het Instellingsbesluit Werkgroep Wenkend Perspectief wordt als volgt
gewijzigd:

a.	in artikel 7 wordt "15 juli 2008" vervangen door: 1 juli 2009;

b.	in artikel 9 wordt "1 oktober 2008" vervangen door: 1 januari 2010.

Artikel 9. Inwerkingtreding

1.	Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met
uitzondering van artikel 8, eerste en tweede lid, dat in werking treedt
met ingang van 1 januari 2009. 

2.	Artikel 8, derde lid, werkt terug tot en met 15 juli 2008.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling PGO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, 

Welzijn en Sport, 

dr. A. Klink

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Vele patiënten, gehandicapten en ouderen hebben de behoefte om met
elkaar te bespreken hoe ieder omgaat met de gevolgen van een ziekte,
beperking, aandoening of het ouder worden, zowel binnen het zorgproces,
als ook in het leven van alle dag. In die behoefte wordt voorzien door
het faciliteren van lotgenotencontact door patiënten, gehandicapten en
ouderenorganisaties (pgo-organisaties). Door de jaren is het beleid ter
ondersteuning van patiënten, gehandicapten en ouderen verder uitgebreid
met belangenbehartiging en voorlichting door pgo-organisaties. Door de
diversiteit aan aandoeningen, ziekten en beperkingen is er binnen het
pgo-veld zelf ook sprake van een grote diversiteit. Hieraan ontleent het
pgo-veld een deel van zijn kracht. 

Nieuwe subsidiesystematiek

Vanuit de erkenning van de betekenis van volwaardige participatie in de
samenleving worden subsidiemiddelen beschikbaar gesteld voor het, onder
meer door middel van belangenbehartiging, voorlichting en
lotgenotencontact, op individueel en collectief niveau versterken van de
positie, invloed en medezeggenschap van patiënten, gehandicapten en
ouderen ten behoeve van de gezondheidszorg, -bescherming en -bevordering
en de maatschappelijke zorg. Deze subsidiëring wordt met de onderhavige
regeling in gewijzigde vorm gecontinueerd. Er is sprake van historisch
gegroeide verschillen in de subsidiëring van pgo-organisaties. Het is
de bedoeling dit in de periode tot en met 2011 geleidelijk aan te passen
naar een eenduidige subsidiesystematiek. De nieuwe subsidiesystematiek
heeft als doel patiënten, gehandicapten en ouderen een centrale, sterke
positie te geven in de stelsels van zorg en ondersteuning en hun
mogelijkheden om de regie op het eigen leven te voeren en
maatschappelijk te participeren te vergroten. Teneinde dat doel te
bereiken, zijn sterke pgo-organisaties nodig die hun goede werk voor en
namens hun achterban kunnen voortzetten én die zich tegelijkertijd
verder kunnen ontwikkelen. Daarom wordt beoogd meer samenwerking en
verdere professionalisering te stimuleren. De diversiteit in het
pgo-veld wordt daarbij behouden omdat elke thans gesubsidieerde
pgo-organisatie de gelegenheid krijgt zich, rekening houdend met
verschillen in ontwikkelingsfase, verder te ontplooien.

De nieuwe subsidiesystematiek moet goed aansluiten bij de grote
diversiteit van het pgo-veld. Mede daarom is de nieuwe
subsidiesystematiek nadrukkelijk opgezet in nauwe betrokkenheid met het
pgo-veld.

Beleidskader

Het subsidiebeleid wordt uitgewerkt in een beleidskader. Het
beleidskader is aan te merken als een beleidsregel in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht. In het beleidskader wordt de nieuwe
subsidiesystematiek uiteengezet. Daarbij wordt aangegeven welke
activiteiten subsidiabel zijn, aan welke eisen een instelling moet
voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie en op welke wijze het
bedrag van de subsidie wordt bepaald. Vooralsnog zal in het beleidskader
de aandacht voornamelijk uitgaan naar het subsidiëren van de reguliere,
structurele activiteiten van een pgo-organisatie, van de
professionalisering van een pgo-organisatie en van projectmatige, veelal
meerjarige activiteiten.

Vooruitlopend op het beleidskader wordt hier een belangrijk onderscheid
tussen de bovengenoemde subsidiabele activiteiten belicht.
Pgo-organisaties beschikken over een hoge mate van vrijheid om te
bepalen welke reguliere, structurele activiteiten zij verrichten en hoe
zij de professionalisering vormgeven. Dat stelt hen in de gelegenheid
maatwerk te bieden voor hun achterban en voor de inrichting van de eigen
organisatie. Wel is er een Werkgroep Wenkend Perspectief ingesteld om de
kenmerken te benoemen van sterke pgo-organisaties, aan de hand waarvan
de richting zal worden aangegeven waarin pgo-organisaties geacht worden
zich te ontwikkelen. De aanwending van de instellingssubsidie wordt
voornamelijk achteraf getoetst.

Wat betreft de projectsubsidie zullen de subsidiabele activiteiten
vooraf worden getoetst aan het subsidiebeleid. Naar de huidige inzichten
zullen de projectmatige activiteiten in een meerjarige context dienen te
worden geplaatst. Voor het verstrekken van deze subsidies is een
gelimiteerd budget beschikbaar waarvoor ook andere instellingen dan
pgo-organisaties in aanmerking kunnen komen. Indien het budget
ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de beschikbare
middelen verdeeld onder de projecten die het beste scoren op criteria
die in het beleidskader worden opgenomen aan de hand waarvan projecten
met elkaar vergeleken kunnen worden. Een onafhankelijke programmaraad
adviseert over de toekenning van de projectsubsidies.

Vanwege de bestaande verschillen tussen pgo-organisaties wordt de nieuwe
subsidiesystematiek geleidelijk ingevoerd. De hoogte van de
instellingssubsidie wordt gefaseerd verlaagd indien de subsidie van een
pgo-organisatie in de nieuwe systematiek lager uitvalt dan de bestaande
instellingssubsidie. Voorts zal de projectsubsidie de komende periode op
verschillende momenten kunnen worden aangevraagd. Ook deze geleidelijke
invoering wordt opgenomen in het beleidskader.

Ondersteuning en specifieke subsidies

In het pgo-veld zorgt een aantal instellingen voor de ondersteuning van
de pgo-organisaties bij het opereren binnen de nieuwe
subsidiesystematiek. De regeling biedt de grondslag om subsidies te
verstrekken voor die ondersteuning. In het beleidskader zal het
subsidiebeleid ten aanzien van de ondersteuning van pgo-organisaties
verder worden uitgewerkt.

Volledigheidshalve zij vermeld dat de regeling ook de grondslag biedt om
ten behoeve van het pgo-beleid andere subsidies te verstrekken dan
hierboven vermeld. Voorwaarde is wel dat de mogelijkheid tot het
verstrekken van andere subsidies in het beleidskader is opgenomen.

Administratieve lasten

Deze regeling is ook voorgelegd aan Actal. Actal heeft besloten de
regeling niet te selecteren voor een verdere toetsing van de
administratieve lasten.

Opbouw regeling

Vanwege het brede werkveld valt het pgo-beleid -en daarmee de
onderhavige regeling- onder het beleidsterrein van zowel de Minister als
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met deze
regeling wordt een ruime discretionaire bevoegdheid gecreëerd voor het
verstrekken van subsidies. De regeling schrijft een beleidskader voor,
waarin wordt aangegeven hoe van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
Aangezien daarbij vanwege de nieuwe subsidiesystematiek op een aantal
onderdelen zal worden afgeweken van de Subsidieregeling VWS-subsidies,
is een afzonderlijke regeling opgesteld. De Subsidieregeling
VWS-subsidies is evenwel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing
verklaard. Op deze plaats zij derhalve verwezen naar de Subsidieregeling
VWS-subsidies en de toelichting daarop. Afwijkingen van die
Subsidieregeling VWS-subsidies zijn uitdrukkelijk vermeld in deze
regeling. De regeling sluit af met enkele bepalingen rond de invoering.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 worden enkele begrippen gedefinieerd die in de regeling
meermalen gebruikt worden. Op enkele onderdelen wijken de definities af
van die in de Subsidieregeling VWS-subsidies. Zo vallen
publiekrechtelijke rechtspersonen niet onder het begrip instelling,
aangezien de onderhavige subsidies uitsluitend verstrekt worden aan
privaatrechtelijke instellingen. De subsidies zijn immers gericht op het
maatschappelijk middenveld. Publiekrechtelijke organen maken daar geen
deel van uit. Anders dan in de Subsidieregeling VWS-subsidies is een
subsidie niet per definitie beperkt tot activiteiten die in een
activiteitenplan zijn opgenomen. Op grond van de regeling zullen ook
subsidies kunnen worden verleend voor bepaalde type activiteiten die in
het beleidskader al afdoende zijn beschreven.

Artikel 2

Artikel 2 beschrijft de werkingssfeer van de regeling. De regeling is
van toepassing op het verstrekken van subsidies voor activiteiten op het
brede terrein van gezondheidszorg, gezondheidsbescherming,
gezondheidsbevordering en maatschappelijke zorg (artikel 2 Kaderwet
VWS-subsidies). De activiteiten zijn gericht op patiënten,
gehandicapten en ouderen. Op grond van het tweede lid kan ook subsidie
beschikbaar worden gesteld voor andere groepen mensen die door
omstandigheden kwetsbaar zijn. Ook dan gaat het vooral om activiteiten
die eraan bijdragen dat deze kwetsbare doelgroepen zelf in staat worden
gesteld een steviger greep te krijgen op hun leven en maatschappelijk te
participeren. De subsidies zijn bedoeld voor organisaties die zich
daarvoor inzetten. Van oudsher doen zij dat door belangenbehartiging,
voorlichting of lotgenotencontact. De regeling biedt echter ook ruimte
voor nieuwe ontwikkelingen. Zo wordt onder belangenbehartiging tevens
begrepen het toetsen van de kwaliteit van zorg en ondersteuning vanuit
het perspectief van patiënten, gehandicapten en ouderen.

Patiënten, gehandicapten en ouderen zijn gebaat bij sterke organisaties
die op hun taken berekend zijn. Daarom kan er op grond van de regeling
ook subsidie worden verstrekt ter verhoging van de professionaliteit van
de instelling en ter verbetering van de kwaliteit van de uitoefening van
haar kerntaken en nieuwe taken.

Artikel 3

Het gebruik van de discretionaire bevoegdheid om op grond van artikel 2
subsidies te verstrekken, wordt uitgewerkt in een beleidskader. In het
beleidskader wordt vanzelfsprekend gedifferentieerd naar type
activiteiten waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld. Verder
kunnen verschillende instellingen die de activiteiten verrichten op
uiteenlopende wijze gesubsidieerd worden.

Het beleidskader bevat de hoofdlijnen van het beleid, waarover de Tweede
Kamer ingevolge artikel 5 van de Subsidieregeling VWS-subsidies
geïnformeerd wordt. Deze hoofdlijnen worden in het beleidskader
uitgewerkt, waarbij ten minste aan de volgende onderwerpen aandacht
wordt besteed. Ten eerste geeft het beleidskader aan waarvoor subsidie
wordt verstrekt. Uiteraard wordt daarbij ingegaan op de subsidiabele
activiteiten en op de periode waarvoor subsidies beschikbaar gesteld
worden. Ook kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van de instelling
die de activiteiten uitvoert. Aan de hand van deze informatie kan een
instelling nagaan of een aanvraag van een subsidie voor verlening in
aanmerking komt. 

Ten tweede geeft het beleidskader de hoogte aan van de subsidies.
Wanneer dat niet in concrete bedragen kan worden uitgedrukt, wordt
beschreven op welke wijze het subsidiebedrag wordt bepaald. Overigens
zal het veelal gaan om het bedrag dat ten hoogste als subsidie wordt
verstrekt.

Ten derde geeft het beleidskader aan hoe het nieuwe subsidiebeleid
aansluit op de subsidiëring van de betrokken instellingen tot en met
2008. Stichting Fonds PGO verstrekt diverse subsidies op grond van de
Regeling functiefinanciering PGO-organisaties, de Regeling algemene
subsidiebepalingen en de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidies
2008. Het beleidskader brengt soms aanzienlijke wijzigingen mee voor de
subsidies die aan deze instellingen worden verstrekt. Artikel 4:51 van
de Algemene wet bestuursrecht schrijft onder omstandigheden een
redelijke termijn voor bij het verlagen of beëindigen van subsidies. In
het licht van die bepaling voorziet het beleidskader in een
overgangsperiode waarin instellingen in de gelegenheid worden gesteld
toe te groeien naar de in het beleidskader beoogde wijze van
subsidiëren.

Artikel 4

Voor het verstrekken van subsidies op grond van de Kaderwet
VWS-subsidies zijn regels gesteld bij de Subsidieregeling VWS-subsidies.
Uitgangspunt is dat die voorschriften ook van toepassing zijn op de
subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt (eerste lid).
Voor een aantal subsidies gaat dat evenwel niet op. Het betreft
subsidies die niet op basis van een activiteitenplan en een begroting
worden verleend (eerste lid, onderdeel b). Bij deze subsidies worden de
subsidiabele activiteiten en de (maximum)subsidie in het beleidskader
vermeld. Aangezien in dergelijke gevallen het activiteitenplan en de
begroting achterwege kunnen blijven, wordt voor die gevallen een drietal
groepen uitzonderingen gemaakt op de stelregel dat de Subsidieregeling
VWS-subsidies van toepassing is:

1o.	er hoeft niet beoordeeld te worden of de behoefte aan subsidie is
aangetoond en of aannemelijk is dat de activiteiten met de beschikbare
middelen uitgevoerd kunnen worden (in afwijking van artikel 4, eerste
lid, onderdeel b en c, Subsidieregeling VWS-subsidies). Dit geldt voor
zowel projectsubsidies, als instellingssubsidies;

2o.	een projectsubsidie hoeft niet te worden aangevraagd met een
projectplan en een begroting (in afwijking van artikel 14, eerste, derde
en vierde lid Subsidieregeling VWS-subsidies). Bij deze projectsubsidies
kan derhalve ook de uitvoering van een projectplan niet worden
beoordeeld (in afwijking van artikel 17, onderdeel a, Subsidieregeling
VWS-subsidies). Voorts kan zo'n projectsubsidie niet worden verantwoord
door de realisatie te vergelijken met het projectplan en de begroting
(in afwijking van de artikelen 20, eerste lid, laatste volzin, en 26,
tweede en derde volzin, Subsidieregeling VWS-subsidies). In deze
gevallen bestaat de verantwoording uit een activiteitenverslag en een
daarop aansluitend financieel verslag;

3o.	voor instellingssubsidies is via de Subsidieregeling VWS-subsidies
ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. Dat er geen
activiteitenplan of begroting hoeft te worden ingediend, is aldus
geregeld in artikel 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij
afwezigheid van een activiteitenplan wordt het subsidiebedrag door de
minister bepaald (in afwijking van artikel 32 Subsidieregeling
VWS-subsidies) en kan niet worden geoordeeld over de uitvoering van een
activiteitenplan (in afwijking van artikel 35, onderdeel a,
Subsidieregeling VWS-subsidies). Bij afwezigheid van een begroting kan
het financiële verslag bij de verantwoording niet worden vergeleken met
de begroting (in afwijking van artikel 4:76, vijfde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht), maar dient het financiële verslag aan te sluiten op
het activiteitenverslag. Om dezelfde reden wordt de egalisatiereserve
mede berekend op basis van de werkelijke baten (in afwijking van artikel
30, derde lid, vierde zin, van de Subsidieregeling VWS-subsidies).

Naast de in het eerste lid, onderdeel b, geregelde afwijkingen die
voortvloeien uit het ontbreken van een activiteitenplan en begroting,
gelden voor de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt
nog enkele algemene afwijkingen ten opzichte van de Subsidieregeling
VWS-subsidies:

-	de definities zijn reeds opgenomen in artikel 1, zodat de
begripsbepalingen van artikel 1 van de Subsidieregeling VWS-subsidies
buiten toepassing is verklaard (onderdeel a);

-	aan de mogelijkheid om projectsubsidies tot € 20.000 lump sum te
verstrekken bestaat geen behoefte, zodat de artikel 9, 11, tweede lid,
en 20, tweede lid, van de Subsidieregeling VWS-subsidies buiten
toepassing zijn verklaard (onderdeel c);

-	er kunnen speciaal voor de instellings- en projectsubsidies die op
basis van deze regeling worden verstrekt formulieren worden vastgesteld.
Deze kunnen afwijken van standaarden die op grond van de
Subsidieregeling VWS-subsidies zijn vastgesteld (onderdeel d);

-	de termijn voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van een
projectsubsidie of een instellingssubsidie bedraagt in plaats van de
vier maanden, vermeld in de artikelen 25 en 42 van de Subsidieregeling
VWS-subsidies, zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is
verleend repectievelijk na afloop van het boekjaar. Veel van de
gesubsidieerde instellingen zijn verenigingen die door vrijwilligers
worden bestuurd. In de praktijk is gebleken dat deze verlengde termijn
noodzaakelijk is. Bij de evaluatie van de regeling zal worden bezien of
deze uitzondering in stand dient te blijven (onderdeel e);

-	indien mogelijk, kan de instelling desgewenst een projectsubsidie in
afwijking van artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van de
Subsidieregeling VWS-subsidies ook verantwoorden door de verlangde
informatie in een jaarrekening op te nemen (onderdeel f). Deze
mogelijkheid is geschapen om onnodige administratieve lasten voor
organisaties te voorkomen;

-	er kunnen speciaal voor de instellings- en projectsubsidies die op
basis van deze regeling worden verstrekt modelaccountantsverklaringen en
controleprotocollen worden vastgesteld. Deze kunnen afwijken van
standaarden die op grond van de Subsidieregeling VWS-subsidies zijn
vastgesteld (onderdelen g en h).

Op grond van artikel 7 van de Subsidieregeling VWS-subsidies kan voor
het verstrekken van subsidies een subsidieplafond worden vastgesteld.
Bij de verdeling van het beschikbare bedrag kan voorrang worden gegeven
aan aanvragen die van groter belang zijn voor het beleid en voor de
doeleinden van de subsidiëring. Voor die gevallen worden er criteria
opgesteld om de aanvragen met elkaar te kunnen vergelijken en vervolgens
te rangschikken (tweede lid). In het beleidskader staan de minimumeisen
waaraan de instelling, de aanvraag en de activiteiten ten minste moeten
voldoen en daarnaast worden in het beleidskader de criteria opgenomen
ten behoeve van de verdeling van het subsidiebudget. Vanwege de
vergelijking en rangschikking van de aanvragen aan de hand van de
daarvoor vastgestelde criteria, bedraagt de termijn voor de beslissing
over de verlening 26 weken, te rekenen vanaf de laatste dag dat
aanvragen kunnen worden ingediend.

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat bij de verlening van een
subsidie rekening zal kunnen worden gehouden met de omvang van de
egalisatiereserve. In het beleidskader wordt nader aangegeven op welke
wijze deze bevoegdheid wordt gehanteerd.

Artikel 5

De formulieren voor het doen van aanvragen zijn in 2008 te verkrijgen
via de website van de Stichting Fonds PGO en vanaf 2009 via de website
van de unit Fonds PGO van het agentschap Centraal Informatiepunt
Beroepen Gezondheidszorg (CIBG).

Het tweede lid bevat een verplichting om de onafhankelijkheid en de
transparantie van de gesubsidieerde instellingen te waarborgen.
Patiënten, gehandicapten en ouderen zijn weliswaar kwetsbare mensen,
maar tegelijk vormen zij door hun omvang uit commercieel oogpunt
aantrekkelijke doelgroepen. Juist kwetsbare mensen moeten er echter van
op aan kunnen dat organisaties die voor hen opkomen onafhankelijk
opereren en openheid kunnen verschaffen over de wijze waarop de
organisatie bestuurd en gefinancierd wordt. Daartoe is van belang dat de
instelling duidelijkheid kan maken hoe het bestuur van de instelling is
ingericht alsmede welke waarborgen er zijn voor het onafhankelijke
functioneren van het bestuur. De bestuursstructuur van de instelling
dient derhalve op inzichtelijke wijze te zijn vastgelegd, bijvoorbeeld
in statuten en reglementen. Ook dient bekend te zijn welke nevenfuncties
worden vervuld door degenen die leiding geven aan de organisatie.
Vanzelfsprekend zullen die nevenfuncties geen gevaar mogen opleveren
voor de onafhankelijkheid van de instelling of voor het vertrouwen
daarin. Tevens dient de instelling er voor in te staan dat de
gesubsidieerde activiteiten zelfstandig en ongebonden worden verricht.
Desgevraagd zal de instelling informatie over deze garanties moeten
kunnen verschaffen, bijvoorbeeld over gedragscodes en de handhaving
daarvan. In dit verband kan de aandacht verder uitgaan naar organisaties
die aan de gesubsidieerde instelling zijn gelieerd of waarmee de
gesubsidieerde instelling samenwerkingsverbanden onderhoudt. Een ander
belangrijke garantie voor onafhankelijkheid is het verstrekken van
informatie over sponsoring en sponsors. Vertrouwen in de
onafhankelijkheid van de instelling is ermee gebaat als in ieder geval
bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten eventuele directe of
indirecte sponsoring duidelijk wordt aangegeven onder vermelding van de
sponsors. 

Voor zover het bedrag van een subsidie in het beleidskader (mede)
afhankelijk is gesteld van het aantal leden of donateurs van de
pgo-organisatie, zal de subsidieontvanger ingevolge het derde lid een
deugdelijke registratie dienen bij te houden van de leden en/of de
donateurs. Aan de hand van de administratie dient te allen tijde het
aantal leden en/of donateurs bepaald te kunnen worden.

Bij een projectsubsidie voor een periode die zich uitstrekt over meer
dan één kalenderjaar, wordt in het vierde lid verlangd dat de
instelling na afloop van ieder kalenderjaar een tussentijdse rapportage
indient over de voortgang van het project. De rapportage wordt ingericht
volgens een daartoe opgesteld format. De te verstrekken informatie over
de voortgang kan zowel inhoudelijk zijn, als financieel.

Artikel 6

Normaliter wordt een aanvraag van een instellingssubsidie ingediend
uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de
subsidie wordt gevraagd. Dit is geregeld in artikel 4:60 van de Algemene
wet bestuursrecht. Op grond van artikel 30, tweede lid, van de
Subsidieregeling VWS-subsidies kan vrijstelling of ontheffing van deze
aanvraagtermijn worden verleend. Gelet op het tijdstip van publicatie
van deze regeling zullen in het beleidskader dergelijke vrijstellingen
worden verleend. Daarbij zal gedifferentieerd worden naar verschillende
type subsidies. Voor het geval de aangevraagde instellingssubsidie voor
2009 nog niet is verleend voor aanvang van het jaar 2009, kan op grond
van artikel 6 in 2009 toch reeds overgegaan worden tot het verstrekken
van voorschotten.

Op deze plaats wordt in verband met de invoering van deze regeling
-evenzeer vooruitlopend op het beleidskader- het volgende opgemerkt. Het
is de bedoeling een egalisatiereserve die op grond van de Regeling
functiefinanciering PGO-organisaties en de Regeling algemene
subsidiebepalingen Stichting Fonds PGO is opgebouwd, niet in 2009 terug
te vorderen, maar op te laten gaan in de egalisatiereserve die op grond
van deze regeling kan worden gevormd. In het beleidskader zal worden
aangegeven in hoeverre deze egalisatiereserve mag worden meegenomen naar
de instellingssubsidies die op basis van deze regeling worden verstrekt.

Artikel 7

Deze regeling kent evenals de Subsidieregeling VWS-subsidies een
hardheidsclausule. Daarvan zal zeer terughoudend gebruik worden gemaakt.

Artikel 8

Deze regeling is de opvolger van de Regeling functiefinanciering
PGO-organisaties, de Regeling algemene subsidiebepalingen Stichting
Fonds PGO en de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidies 2008.
Genoemde regelingen worden dan ook ingetrokken, zij het dat ze nog wel
van toepassing blijven op de subsidies die Stichting Fonds PGO reeds
verstrekt heeft. De afhandeling van de verstrekte subsidies alsmede de
verstrekking van nieuwe subsidies geschiedt vanaf 1 januari 2009 door de
unit Fonds PGO van het CIBG. Dit zal gebeuren in een duidelijk voor het
pgo-veld herkenbare unit. Ook de delegatie van de bevoegdheid tot het
verstrekken van subsidies op het terrein van het pgo-beleid wordt
derhalve ingetrokken.

Om de kwaliteit van het werk van de eerder genoemde werkgroep Wenkend
Perspectief én de betrokkenheid van het pgo-veld bij dat werk te
borgen, is in goed overleg met de werkgroep gekozen voor een andere
fasering van de werkzaamheden in de tijd. De werkgroep zal voor 1 juli
2009 verslag uitbrengen in plaats van uiterlijk 15 juli 2008. In verband
daarmee kan het Instellingsbesluit Werkgroep Wenkend Perspectief op 1
januari 2010 vervallen.

Artikel 9

In 2011 wordt deze regeling geëvalueerd. Bij de evaluatie zal in het
bijzonder de aandacht uitgaan naar het beleidskader. De evaluatie kan
aanleiding geven tot wijzigingen van de regeling en het beleidskader.
Het is niet uitgesloten dat het wijzigingen van min of meer ingrijpende
aard betreft. Tussentijds kunnen, indien onvoorziene effecten daartoe
noodzaken, wijzigingen in het beleidskader worden doorgevoerd. De
instellingen die een subsidie ontvangen wordt aangeraden daar rekening
mee te houden.

De regeling treedt op de gebruikelijke wijze in werking, zij het dat de
in artikel 8 genoemde regelingen met betrekking tot de subsidiëring
door Stichting Fonds PGO per 1 januari 2009 vervallen. Reeds door de
Stichting verstrekte subsidies worden afgehandeld door het CIBG. De
wijziging van de datum 15 juli 2008 in het Instellingsbesluit Werkgroep
Wenkend Perspectief werkt terug tot die datum.

De Minister van Volksgezondheid, 

Welzijn en Sport, 

dr. A. Klink

 Stcrt. 2008, 32; gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 mei 2008
(Stcrt. 105).

 Stcrt. 2008, 112.

Blad

  PAGE  12 

Kenmerk

MC-U-2875343

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van      
                        , MC-U-2875343, houdende regels omtrent het
verstrekken van subsidies in het kader van het patiënten-,
gehandicapten- en ouderenbeleid (Subsidieregeling PGO)

Kenmerk	Den Haag

  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""