[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetreactie

Bijlage

Nummer: 2008D07508, datum: 2008-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetreactie Groenboek Landen en Gebieden Overzee (LGO) (2008D07507)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage bij kabinetsreactie 

Antwoorden op de in het groenboek gestelde vragen

Vraag 1

Hoe moet de verbondenheid tussen de Gemeenschap en de LGO op
beleidsniveau worden geĆÆnterpreteerd, rekening houdend met de
bijzondere betrekkingen tussen de LGO en de Gemeenschap?

De relatie met de LGO neemt in het geheel van de externe betrekkingen
van de EU een bijzondere plaats in. De achtergrond hiervan is de
historische verbondenheid van deze landen met de Unie en haar lidstaten
maar ook de veelzijdige persoonlijke banden tussen de burgers van de LGO
en EU-burgers. Deze bijzondere relatie moet worden gezien als een kans
om de wederzijdse belangen te dienen maar ook om onze gemeenschappelijke
waarden op velerlei terrein uit te dragen en inhoud te geven. De LGO
zijn dan ook van groot belang als partner in het streven van de EU naar
mondiale rechtvaardigheid en vrede (cf. artikel 2 VEU).

Om de Europese waarden in hun regio profiel te geven zou moeten worden
nagegaan in hoeverre de invulling die de LGO aan deze waarden geven
aansluit bij de invulling die daaraan in Europees verband wordt gegeven.
Blijkt dat hiertussen een grote discrepantie bestaat, dan zou kunnen
worden nagegaan hoe de LGO kunnen worden geassisteerd in het vrijwillig
overnemen van Europese standaarden (zie ook antwoord vraag 3). Een
andere mogelijkheid die zou moeten worden onderzocht is het creƫren van
een opt-in om LGO op vrijwillige basis te betrekken in de gelding van
JBZ-kaderbesluiten en andere EU-regels. 

Vraag 2

Bent u het ermee eens dat er een nieuwe aanpak voor de LGO moet komen,
die zich onderscheidt van het klassieke ontwikkelingssamenwerkingsmodel
(dat van armoedebestrijding uitgaat)? Zo ja, wat voor maatregelen stelt
u voor om de duurzame ontwikkeling van de LGO sterker te stimuleren en
hun concurrentievermogen en veerkracht te versterken?

In beginsel steunt Nederland het voornemen van de Commissie om in
relatie tot de LGO af te stappen van de klassieke benadering van
ontwikkelingssamenwerking. Gelet op het ontwikkelingsniveau van de
verschillende LGO voldoet deze benadering niet meer aan de eisen van de
tijd. Logischer lijkt ā€“ zoals voorgesteld door de Commissie ā€“ een
benadering die specifiek toegesneden is op de situatie waarin de LGO
zich bevinden. Het begrip ā€˜duurzaamheidā€™ zou hierbij een belangrijke
rol moeten spelen. Gedacht kan worden aan:

versterking van het menselijk kapitaal door de ondersteuning van de
onderwijs- en opleidingsstelsels op de LGO;

aanmoediging van duurzame economische ontwikkeling door het bevorderen
van maatregelen ter bescherming van de biodiversiteit, die in de LGO
vaak zeer groot is en een belangrijke economische troef vormt;

ondersteuning van de toeristische sector, met name door het leveren van
technische kennis over het duurzaam beheer van bestemmingen;

bevordering van de toegang tot werk en duurzame integratie op de
arbeidsmarkt voor werklozen en inactieven, en versterking van de sociale
integratie van kansarmen.

versterking van de economische markten door het verbeteren van de
mededingingswetgeving en aanbestedingspraktijk. 

Vraag 3

Hoe zou het partnerschap tussen de LGO en de EU actiever en in sterkere
mate wederkerig kunnen worden gemaakt in het belang van beide partners?
Welke reƫle verantwoordelijkheden zou dit meebrengen voor de LGO of de
lidstaten waartoe zij behoren (binnen de grenzen van hun grondwettelijke
bevoegdheden)?

Een manier waarop het partnerschap tussen de LGO en de EU actiever en in
sterkere mate wederkerig zou worden gemaakt is als de Europese Commissie
de LGO zou ondersteunen om op termijn en op vrijwillige basis Europese
standaarden over te nemen. Hiertoe zou allereerst geĆÆnventariseerd
moeten worden welke standaarden hiervoor in aanmerking komen. Vervolgens
zou in samenspraak met de LGO moeten worden nagegaan of er behoefte
bestaat aan ondersteuning vanuit de Gemeenschap, zo ja in welke vorm
deze ondersteuning zou kunnen worden geboden. Van de lidstaten waartoe
de LGO behoren mag worden verwacht dat zij ā€“ binnen de grenzen van hun
grondwettelijke bevoegdheden ā€“ actief meedenken met dit proces en,
indien nodig, technische assistentie verlenen. 

Vraag 4

Wat zijn volgens u de belangrijkste gebieden van wederzijds belang
waarop de LGO en de EU zouden kunnen samenwerken?

Naast de reeds genoemde duurzame ontwikkeling (zie antwoord vraag 2),
ligt het voor de hand dat de LGO en de EU in de toekomst intensiever
gaan samenwerken op het gebied van handel. De Caribische LGO liggen
strategisch gepositioneerd ten opzichte van de ā€“ ook voor de
Gemeenschap belangrijke en interessante ā€“ Latijns Amerikaanse
(afzet)markt. In dit kader zou verkend kunnen worden hoe de LGO,
bijvoorbeeld de Nederlandse Antillen en Aruba, efficiƫnter kunnen
worden benut als doorvoerhaven voor exporten uit de Gemeenschap. 

Voorts hebben de LGO en de EU wederzijds belang bij het bestrijden van
terrorisme en criminaliteit, waaronder drugsbestrijding en
mensensmokkel. Ook in het kader van illegale immigratie zijn er gedeelde
belangen. Er dient een verdere verkenning plaats te vinden naar de
mogelijkheden voor samenwerking op deze terreinen. 

Tot slot zou samenwerking kunnen plaatsvinden ten aanzien van de
maritieme biodiversiteit, in het bijzonder in relatie tot visserij.
Zoals bekend bezitten de meeste LGO een zeer grote maritieme
biodiversiteit. Vraagstukken zoals bijvoorbeeld illegale visserij,
overbevissing, handel in verboden dier- en plantensoorten  en high seas
governance zijn dan ook voor de LGO van belang. Versterkte samenwerking
tussen de LGO en de EU op deze terreinen kan van wederzijds belang zijn.


Vraag 5

Welk voordeel zouden de LGO hebben bij intensievere regionale
samenwerking en sterkere regionale integratie? Hoe kan de overdracht van
kennis en knowhow tussen de LGO en hun buurlanden worden aangemoedigd?

Vanwege de relatief grote afstand tot de EU handelen de Caribische LGO
hoofdzakelijk met andere landen in de regio. Hierin ligt dan ook het
grootste potentiƫle voordeel van intensievere regionale samenwerking en
sterkere regionale integratie. In dit licht is het van belang dat er
voldoende economische differentiatie is tussen de LGO en hun buurlanden.
 

De verspreiding van kennis en knowhow kan gefaciliteerd worden door
seminars en conferenties ter bevordering van de handelscontacten in de
regio te organiseren, de Commissie zou initiatieven hiertoe kunnen
ondernemen. Ook zou specifieke technische assistentie kunnen worden
geboden om dit soort seminars en conferenties te organiseren. 

Tot slot zou intensievere regionale samenwerking bij de promotie van het
toerisme kunnen leiden tot een vergrote naamsbekendheid en dus een
grotere stroom van toeristen naar de regio. 

Vraag 6

Wat is uw mening over een mogelijke versterking van de politieke dialoog
tussen de EU, een LGO en de lidstaat waartoe dat LGO behoort, met name
in situaties waar de EU en het LGO uiteenlopende belangen hebben?

Nederland is van mening dat de huidige overlegstructuren (jaarlijks
EU-LGO Forum, geregeld trilateraal overleg, Partnership Working Parties)
waarin de EU, de LGO en de lidstaten waartoe de LGO behoren elkaar
treffen voldoen. Zelfs wanneer de belangen van de Unie en de LGO
uiteenlopen bieden deze structuren ā€“ waarin onder andere periodiek
gesproken wordt over oorsprongsregels, milieu, financiƫle
dienstverlening en regionale integratie ā€“ voldoende mogelijkheden voor
hoor en wederhoor. Dient zich in de toekomst een specifiek onderwerp aan
waarover intensiever contact gewenst is, dan pleit Nederland er voor
hiermee pragmatisch om te gaan. 

Vraag 7.1

Wat zijn volgens u de voordelen van sterkere regionale economische
integratie die bepaalde LGO een betere positie zouden kunnen geven met
betrekking tot globalisering en de afbraak van hun handelspreferenties
met de Gemeenschap?

Dat regionale economische integratie bepaalde LGO in een betere positie
zou kunnen brengen met betrekking tot globalisering en de afbraak van
handelspreferentie met de Gemeenschap lijdt geen twijfel. Vanuit dit
perspectief verdient het aanbeveling de mogelijkheden van verdere
integratie nader te verkennen. Van regionale economische integratie moet
evenwel geen wonderen worden verwacht. Betere regionale afstemming van
grondstof- en verwerkingsproducten kan via verlaging van de
transactiekosten leiden tot efficiƫntie winst, maar dit is geenszins
zeker. Ditzelfde geldt voor de gevolgen van regionale economische
integratie op de economische groei en het inkomens- en kostenniveau. Wat
dit laatste betreft geldt voor de Nederlandse LGO in het Caribisch
gebied dat zij een hoger inkomens- en kostenpeil hebben vergeleken met
de omringende landen. 

Vraag 7.2

Hoe zouden de LGO intensiever kunnen deelnemen aan de regionale handel
en hoe kan de Gemeenschap dit faciliteren?

Rondom de Nederlandse Antillen en Aruba bevinden zich LGO, UPG en
ACS-landen. De ontwikkeling van de handel met deze gebieden wordt
ondermeer belemmerd door het gebrek aan lucht- en zeeverbindingen.
Logistieke dienstverlening is om deze reden moeilijk en kostbaar. Wat
Nederland betreft zou de Gemeenschap de regio moeten ondersteunen om de
regionale samenwerking op dit gebied te intensiveren. De Commissie zou
in dit opzicht een katalyserende rol kunnen spelen, aangezien zij met al
deze gebieden intensieve relaties onderhoudt. 

Een andere manier waarop de Gemeenschap de LGO zou kunnen stimuleren om
intensiever deel te nemen aan de regionale handel is het financieren van
een onafhankelijke impactstudie naar de gevolgen van de CARICOM-EPA voor
de LGO. Op basis van deze studie ā€“ waartoe reeds een verzoek is
ingediend door de OCTA ā€“ zouden LGO in staat moeten zijn hun standpunt
ten opzichte van deze overeenkomst te bepalen. Besluit een LGO op
termijn gebruik te willen maken van de mogelijkheid toe te treden tot de
EPA, dan zal de Gemeenschap zich hiervoor moeten engageren. 

Vraag 8.1

Wat is volgens u de meerwaarde voor de LGO van cumulatie van de
oorsprong tussen LGO en ACS?

Cumulatie van de oorsprong kan bijdragen aan de regionale handelsrelatie
en ā€“integratie. Dit kan leiden tot een betere afstemming van
grondstof- en verwerkingsproducten tussen regionale partners en
transactiekosten verlagen. Helaas hebben de huidige
cumulatiemogelijkheden slechts tijdelijk extra inkomsten gegenereerd
voor de Caribische LGO door verwerking van rijst en suiker uit de regio.
De bijdrage aan economische diversificatie is gering geweest, onder
andere door de vrijwaringmaatregelen en het instellen van quota door de
EU. Slechts een zeer beperkt aantal ondernemingen maakt structureel
gebruik van de cumulatiemogelijkheden. Op kwetsbare economieĆ«n ā€“
zoals die van de Nederlandse LGO in de Cariben ā€“ zou stopzetting van
deze activiteit een relatief grote negatieve impact hebben voor de
lokale economie en werkgelegenheid. Nederland hecht er aan de huidige
activiteiten ook in de toekomst doorgang te blijven laten vinden en te
onderzoeken in welke sectoren cumulatie kan bijdragen aan een betere
regionale integratie op een structurele basis. Ook de mogelijkheid van
specifieke afwijkingen zou moeten blijven bestaan.

Vraag 8.2

Door welke LGO, en hoe vaak, wordt cumulatie tussen LGO-ACS gebruikt?
Gaat het ook om aankoop van grondstoffen in ACS-staten en verwerking in
de LGO?

Voor zover bekend verwerkt een zeer klein aantal ondernemingen op de
Nederlandse Antillen en Aruba op structurele basis grondstoffen uit ACS
landen (ruwe suiker). Omdat de preferentiƫle markttoegang tot de EU
onder het huidige LGO Besluit gebonden is aan invoercontingenten, hebben
deze ondernemingen hun productie hierop afgestemd. De
cumulatiemogelijkheid wordt echter gradueel afgebouwd, waardoor deze
activiteit geen structureel karakter kan krijgen zonder een derogatie.  

Vraag 8.3

Hoe kan de modernisering van de oorsprongsregels worden aangepast aan de
specifieke situatie van de diverse LGO?

De handel met de EU zou kunnen toenemen door vereenvoudiging van de
oorsprongregels en een betere voorlichting over deze regels. Hierdoor
ontstaat er voor ondernemers beter zicht op de mogelijkheden van het
reeds bestaande regime. Voorts verdient het aanbeveling te verkennen hoe
de handelspreferenties de handel in diensten beter kan faciliteren.
Immers, in het merendeel van de economieĆ«n van de LGO ā€“ in ieder
geval op de Nederlandse Antillen en Aruba -  is de dienstensector de
sector die het meeste toegevoegde waarde genereert. De huidige
handelspreferenties richten zich vooral op handel in goederen. 

Vraag 9.1

Wat is volgens u de meerwaarde die samenwerking met de LGO op
handelsgerelateerde gebieden biedt in verband met de globalisering en de
afbraak van hun handelspreferenties met de Gemeenschap?

De waarde van handelspreferenties voor de LGO is afhankelijk van de voor
export bedoelde productie, de hoogte van de preferentiemarge en de
benuttinggraad van de preferenties en het relatieve voordeel dat bestaat
ten opzichte van export door andere landen. De huidige LGO status laat
toe dat goederen uit de regio (met EU of ACS-status) na kleine bewerking
op de LGO heffingvrij worden geƫxporteerd naar de EU. In de praktijk
heeft dit slechts tijdelijk extra inkomsten voor de Nederlandse LGO
opgeleverd (door gelegenheidsbewerking van uit ACS landen ingevoerde
rijst en suiker) en nauwelijks bijgedragen aan economische
diversificatie. Huidige handelsmogelijkheden vormen slechts een zwakke
basis voor duurzame economische ontwikkeling, omdat toekenning volledig
afhankelijk is van de EU om import onder de LGO preferenties toe te
staan (vrijwaring). Bovendien zijn de preferenties aan erosie
onderhevig. 

In de praktijk worden de preferenties weinig benut. De toekomstige
handelsregelingen zouden structureel van aard moeten zijn en gerichter
zijn toegesneden op bestaande of potentierijke economische activiteiten
van de verschillende LGO. De Nederlandse Antillen en Aruba exporteren
vooral naar Noord- en Zuid-Amerika en richten zich vooral op
dienstverlening.

Vraag 9.2

Hoe zou de associatie tussen de EG en de LGO in dit verband actiever
kunnen bijdragen aan verbetering van de situatie van de LGO?

Er zou kunnen worden gedacht aan de overdracht van kennis en technische
assistentie teneinde de concurrentiekracht van de verschillende LGO te
versterken (bijv. havenkennis). Ook zou de Commissie uit de beschikbare
financiƫle middelen een studie naar het verbeteren van de 
transportmogelijkheden in het Caribisch gebied kunnen bekostigen.

Vraag 10.1

Wat is volgens u de reƫle meerwaarde die de huidige in het LGO-besluit
vastgestelde overladingsprocedure biedt?

De huidige procedure van overlading van niet van oorsprong zijnde
producten wordt in de praktijk al jaren niet meer gebruikt door de
Nederlandse LGO. De voorwaarde dat de producten zich in het vrije
verkeer dienen te bevinden, betekent dat de goederen van het schip
moeten worden gelost, in het vrije verkeer moeten worden gebracht
teneinde weer op het schip te worden geladen. Dit kost tijd en brengt
extra kosten met zich mee voor de exporteur. Versoepeling van de
voorwaarden voor overlading en de procedures voor het verkrijgen van
financiƫle steun zal ongetwijfeld tot meer bedrijfsactiviteiten leiden.


De doorvoermogelijkheden ex artikel 22 LGO Besluit worden dankzij de
vrije economische zones wel benut en brengen relevante afgeleide
activiteiten werkgelegenheid. Goederen worden niet onder het vrije
verkeer gebracht, maar blijven onder douanetoezicht in een economische
zone. De afdracht van winstbelasting zorgt voor een bron van inkomen,
maar daarnaast draagt dit bij aan werkgelegenheid ( accountants,
bestuurders van heftrucks, schoonmakers etc.). De transportsector is
Ć©Ć©n van de dominerende economische activiteiten. 

Vraag 10.2

Hoe zou de associatie tussen LGO en EG kunnen worden aangepast om de
ontwikkeling van vervoersinfrastructuur (luchtvervoer, wegvervoer,
havens) sterker te bevorderen?

Het creƫren van instrumenten en het faciliteren van voorzieningen voor
de LGO om samen te kunnen werken in hun respectievelijke regioā€™s
zouden de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur, zoals het lucht-
en zeevervoer als ook de havens, alsmede een betere benutting hiervan
kunnen bevorderen. 

Vraag 10.3

Heeft u suggesties voor andere manieren om de goed ontwikkelde maar te
weinig benutte haveninfrastructuur in de LGO concurrerender te maken? 

De havens op de Nederlandse LGO kennen geen natuurlijk eigen achterland
en kunnen zich niet onderscheiden door een gunstige kostenstructuur.
Voor een functie als op/overslagpunt en consolidatie/distributiepunt
tussen Noord-Amerika, Zuid-Amerika en Europa (en evt. via het
Panama-kanaal richting Aziƫ) zouden er diverse
concurrentiemogelijkheden bestaan.

Zo zouden de havens zich kunnen specialiseren in specifieke
goederenstromen, zoals hoogwaardige goederen. Bij dit soort goederen is
met name de snelheid en kwaliteit van logistieke processen van belang.
Bovendien geven ze een hogere marge, waardoor hogere logistieke kosten
kunnen worden gedragen. Daarnaast zou naast overslag ook kunnen worden
gewerkt aan voorraadvorming, consolidatie van verschillende versstromen
en waarde toevoegende activiteiten als keuren en verwerken. 

Ook zou een goede stroomlijning van informatiestromen tussen verladers,
vervoerders, dienstverleners en overheid bijdragen aan een concurrerende
haven. De afhandeling van goederenstromen kan hierdoor snel en
efficiƫnt verlopen. Een onderdeel hiervan vormt zonder meer
veiligheidsinformatie. Dit is cruciaal om richting VS een positie in te
kunnen nemen. 

Daarnaast bestaan er op de Nederlandse LGO gunstige douanefaciliteiten
(vrije economische zones) die een sterke economische meerwaarde hebben.
Er zou kunnen worden bekeken of dit verder kan worden uitgebreid. 

Vraag 11

Hoe moet de stimulering van de duurzame ontwikkeling van de LGO door de
Gemeenschap inspelen op hun reƫle kwetsbaarheid als zeer kleine
eilandeconomieƫn?

De Gemeenschap kan de duurzame ontwikkeling van de LGO stimuleren door
de beschikbare fondsen in te zetten op het ondersteunen van strategieƫn
van LGO die gericht zijn op kwetsbaarheid en de met kleinschaligheid
samenhangende problemen. Voorts kan de Gemeenschap regionale
samenwerking en ā€“integratie bevorderen. Tot slot kan de Gemeenschap
helpen stabiele structuren op te zetten waarin lokaal gewortelde
ondernemingen niche-markten voor zichzelf kunnen creƫren. 

Vraag 12

Hoe denkt u over het opstellen van een index om de relatieve
kwetsbaarheid van de LGO te meten, waardoor de LGO niet alleen onderling
kunnen worden vergeleken, maar ook met andere landen en gebieden? Als
zoā€™n index wordt opgesteld, welke criteria moeten dan worden
toegepast?

Nederland steunt het voornemen van de Commissie om in de toekomst meer
rekening te houden met de kwetsbaarheid van de LGO. Van belang hierbij
is wel dat nauwkeurig wordt vastgelegd hoe kwetsbaarheid gedefinieerd
wordt. Wat Nederland betreft wordt in de nieuwe index in ieder geval
rekening gehouden met kleinschaligheid (zowel qua bevolkingsaantal als
oppervlakte), klimatologische omstandigheden, aanwezigheid van
grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen, bestuurlijke capaciteit,
diversitifcatiemogelijkheden van de economie de openheid van de
economie, de afhankelijkheid van importen van brandstoffen en
voedingsproducten, de afhankelijkheid van een smalle basis van de
exporten, transportmogelijkheden en transportkosten in de regio, het
ecosysteem en de gevolgen van klimaatverandering. 

Inspiratie voor een kwetsbaarheidsindex voor LGO zou kunnen worden
gehaald uit eenzelfde index die reeds voor de UPG is opgesteld.
Oneigenlijk gebruik van de classificatie van LGO naar relatieve
kwetsbaarheid dient te worden vermeden. 

Vraag 13

Op welke wijze moeten risicobeperkende maatregelen bij rampen ingepast
worden in de toekomstige betrekkingen tussen de LGO en de EU, rekening
houdende met de mate waarin vele LGO aan natuurrampen zijn blootgesteld?

De EU zou kunnen verkennen in hoeverre er op de LGO behoefte bestaat aan
regionale programmaā€™s gericht op capaciteitopbouw op het gebied van
rampenpreventie en -bestrijding. 

Vraag 14

Hoe zou de associatie tussen LGO en EG kunnen worden aangepast zodat
beter rekening wordt gehouden met de diversiteit van de LGO, zonder de
administratieve lasten voor de LGO en de Commissie te verzwaren?

Stijging van de administratieve lasten voor de LGO, de Commissie en de
lidstaten waartoe de LGO behoren ten gevolgen van de herziening van de
EU-LGO associatie dient te worden voorkomen. Naar het oordeel van het
Nederlandse kabinet is het risico op reƫle lastenverzwaring evenwel
niet erg groot.

Bijlage antwoorden op de in het Groenboek gestelde vragen, pagina   PAGE
 1