[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Gesthuizen en Ulenbelt over koolstof nanobuisjes

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D07887, datum: 2008-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z05217:

Preview document (🔗 origineel)


Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen die zijn gesteld
door de leden Gesthuizen en Ulenbelt (beiden SP) aan de Minister van
Economische Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over koolstof nanobuisjes. De vragen werden mij toegestuurd op 20
augustus 2008, onder nummer 2070827760.

1

Is het waar dat koolstof nanobuisjes bij bepaalde lengte vergelijkbare
uitwerking hebben op gezondheid als asbest?  

Antwoord

Onderzoekers aan de universiteit van Edinburgh hebben een studie in
muizen uitgevoerd naar de schadelijke werking van een bepaald type
koolstof nanobuisjes, dat speciaal voor het onderzoek is gemaakt.
Gebleken is dat een week na blootstelling aan grote hoeveelheden van dit
type koolstof nanobuisjes bij muizen (via injectie in buikholte)
dezelfde soort korte-termijn effecten (o.a. ontsteking) optreden als bij
blootstelling aan bepaalde asbestvezels. Dit wordt door de onderzoekers
verklaard door de specifieke lengte-diameter verhouding plus het feit
dat ze niet afbreekbaar/oplosbaar zijn. Bij buisjes die korter (<13
micrometer), dikker (>200 nanometer) of die beter biologisch afbreekbaar
zijn, werd geen toxiciteit waargenomen.

Overigens laat het onderzoek nog een flink aantal vragen onbeantwoord;
zoals de vraag of de kans op blootstelling aan de betreffende koolstof
nanobuisjes op dit moment in de praktijk al reëel is en zo ja, of de
betreffende deeltjes dan ook toxische effecten zullen hebben. Onbekend
is of koolstof buisjes in markttoepassingen ook deze specifieke
eigenschappen hebben. Veelal wordt dit soort buisjes geclusterd of
gecombineerd, waardoor de effecten ervan mogelijk anders uitpakken dan
wanneer sprake is van enkelvoudige buisjes. 

Het onderzoek geeft daarnaast geen inzicht in de lange termijn effecten.

2

Kunt u de Kamer uw reactie sturen op het rapport “Omgaan met
nanodeeltjes op de werkvloer, 2008”?  

Antwoord

Op basis van het rapport heeft de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 5 september 2008 de Commissie Arbeidsomstandigheden
van de SER om advies gevraagd over voorzorg bij het werken met
nanodeeltjes, over het uitbrengen van een best- practices richtlijn, en
over verantwoordelijkheden bij het verspreiden van kennis. Het
onderzoeksrapport is als bijlage met de adviesaanvraag meegestuurd en de
Commissie Arbeidsomstandigheden van de SER is gevraagd om het rapport in
zijn advisering te betrekken. De Kamer heeft inmiddels een afschrift van
deze adviesaanvraag ontvangen (2007-2008, 29338, nr. 76).

3 

Erkent u de les die geleerd is met Eternit en andere asbestproducenten
dat zij uit economische overtuiging niet altijd even maatschappelijk
verantwoord zijn omgesprongen met de kennis over ernstige
gezondheidseffecten en dat pas in 1994 met een krachtig wettelijk verbod
van overheidswege een einde kwam aan de productie en toepassing van die
kankerverwekkende stof? Hoe vertaalt u die les naar de huidige praktijk
rond productie en toepassing van nanodeeltjes waarvan wetenschappelijk
bewezen is dat ze negatieve effecten hebben op de gezondheid van mens en
werknemer?

Antwoord

Het kabinet heeft van het verleden geleerd en heeft dan ook de keuze
gemaakt voor een proactieve aanpak zoals vastgelegd in de kabinetsvisie
“Nuchter Omgaan met Risico’s” (Kamerstukken II 2005/06, 28089, nr
15) als het gaat om complexe beleidsdossiers met tal van onzekerheden.
Deze aanpak wordt gekenmerkt door openheid en transparantie, en is
gericht op een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid
en bedrijfsleven. In deze aanpak is een duidelijke rol weggelegd voor
maatschappelijke organisaties en het betrekken van de burger bij
beleidsvormingsprocessen. Aspecten zoals risicoperceptie en
maatschappelijke acceptatie zijn naast economische en technische
aspecten onderdeel van de politieke afweging die gemaakt wordt. De
studie is een serieus signaal, dat de noodzaak voor nader onderzoek naar
de risico's van nanodeeltjes ondersteunt. Vandaar ook dat de overheid
zowel in OESO- als in EU-verband sterk inzet op het genereren van
benodigde kennis om risicobeoordeling van nanomaterialen mogelijk te
maken. We moeten tijdig zijn met het genereren van die kennis, juist om
mogelijke problemen zoals met asbest te voorkomen.

Momenteel wordt onderzocht of de regulering van nanotoepassingen van
stoffen kan worden ondergebracht bij REACH. Voortschrijdende
wetenschappelijke inzichten gecombineerd met gegevens die verkregen
worden via de reguliere verplichtingen van het stoffenbeleid (REACH)
kunnen leiden tot gebods- en verbodsbepalingen op communautair niveau.
Hierbij wordt aangesloten bij de voorzorgsbepaling zoals in EU verband
gehanteerd wordt.

Overigens voert het te ver om op grond van één enkel onderzoek over de
mogelijke gezondheidseffecten van één zeer specifiek nanodeeltje
conclusies te trekken die betrekking hebben op alle nanodeeltjes, zoals
in de vraagstelling besloten lijkt te liggen.

4

Hoe verklaart u het verschil in opvatting over de wetgeving tussen het
kabinet en de heer Borm die stelt dat de wetgeving voor nanotechnologie
juist niet op orde is? Zo neen, waarom niet en hoe wordt de toepassing
van risicovolle nanodeeltjes dan exact gereguleerd?  

Antwoord

In het Actieplan Nanotechnologie (Kamerstukken II 2007/08, 29338, nr 75)
heeft het kabinet in hoofdstuk 5 al aangegeven dat veel generieke
regelgeving ook van toepassing is op nanotechnologie gerelateerde
activiteiten en producten. Daarmee is er dus al sprake van een
basisreguleringsniveau. Ook is aangegeven dat er nog vele kennislacunes
zijn waardoor handhaving en toezicht op deze algemene wetgeving voor
nanotoepassingen op dit moment bemoeilijkt wordt. In feite liggen de
conclusies van het kabinet en de heer Borm dus niet ver uiteen. Ook het
kabinet erkent dat er meer kennis noodzakelijk is voor passende
wetgeving, toezicht en handhaving op nanotoepassingen.

Verder is in het actieplan aangegeven dat de criteria kunnen worden
aangescherpt voor producten die leiden tot het vrijkomen van
nanodeeltjes in mens en milieu. Recentelijk heeft de EU commissie
kenbaar gemaakt dat REACH het wetgevende kader is waarbinnen de
nanotechnologische toepassingen van chemische stoffen verankerd dient te
worden. Mede onder druk van diverse lidstaten waaronder Nederland is een
aparte werkgroep Nano opgericht onder het reguliere overleg van REACH
bevoegde autoriteiten, om het regelgevend kader van REACH met betrekking
tot nanodeeltjes nader te analyseren op mogelijke lacunes.

De kennis en ervaring die Nederland heeft opgebouwd in het REACH traject
wordt intensief benut zowel op inhoud als op procesgang. Het
aanvankelijk voor de Nederlandse overheid in de jaren negentig door het
RIVM ontwikkelde risicobeoordelingsmodel voor stoffen is door haar
verder uitgebouwd naar het Europese risicobeoordelingsmodel. Dit  model
vormt tegenwoordig de hoeksteen voor de Europese beoordeling van stoffen
zoals voorgeschreven in REACH. 

Het RIVM heeft de opdracht gekregen een nieuw beoordelingsmodel voor
nanotoepassingen van stoffen te ontwikkelen dat Nederland in de EU
nanowerkgroep zal inbrengen. Hiermee worden de vruchten geplukt van de
investeringen die in het afgelopen decennium zijn gedaan inzake het
Europese stoffenbeleid. Gebleken is dat voor de ontwikkeling van nieuwe
beoordelingsmodellen in internationaal verband de kennis en expertise
van het RIVM onontbeerlijk is.

Het is mogelijk dat deze activiteiten op termijn tot aanscherping van
regelgeving zullen leiden, waarbij wetgeving bij voorkeur op
communautair niveau tot stand dient te komen. Overigens kan aanscherping
van regelgeving slechts betekenis hebben indien de uitvoering kan worden
gewaarborgd en zal dus mede afhankelijk zijn van een tijdige
beschikbaarheid van betrouwbare detectie- en meetmethoden. Deze verkeren
nu veelal nog in een ontwikkelingsstadium.

5

Kunt u aangeven of het wetenschappelijk onderzoek naar de uitwerking van
nanodeeltjes, dat in mei 2008 in Nature is gepubliceerd voor u voldoende
aanleiding is om met een wijziging van de Arbowet te komen en bij de
Europese Commissie te bepleiten de bestaande wetgeving aan te passen? Zo
neen, waarom niet en welk wetenschappelijk bewijs en door wie geleverd
is dan nodig om het kabinet daartoe aan te zetten?  

Antwoord

De huidige Arbo wet- en regelgeving is al van toepassing op
nanodeeltjes. Dat betekent dat de werkgever verantwoordelijk is voor een
veilige en gezonde werkomgeving. Als uit de stand van de wetenschap zou
blijken dat bepaalde specifieke nanobuisjes kankerverwekkend zijn, zijn
op het werken met die nanobuisjes, naast de algemene voorschriften voor
het veilig werken met stoffen, ook de voorschriften voor het werken met
kankerverwekkende stoffen van toepassing.

Dit sluit ook aan bij de analyse van de Europese Commissie, die
concludeerde dat de Europese arboregelgeving onverkort van toepassing
is. In die analyse is ook geconcludeerd dat de REACH verordening als
overkoepelende wetgeving voor productie, handel en gebruik van stoffen
een geschikt kader biedt voor de beoordeling van nanodeeltjes. 

De bijlagen IV en V van de REACH verordening geven een overzicht van
stoffen en stofgroepen die vanwege in de praktijk gebleken
onschadelijkheid zijn vrijgesteld van de registratieplicht onder REACH,
waaronder koolstof en grafiet. Bij de herziening van deze bijlagen
hebben de Raad en de Commissie overeenstemming bereikt over een
aanpassing van deze bijlagen waarin onder meer de oorspronkelijke
vrijstelling voor koolstof en grafiet is komen te vervallen, juist
vanwege de aanwijzingen voor schadelijke effecten van sommige typen
koolstof nanobuisjes. Koolstof en grafiet, waaronder de nanotoepassingen
van koolstof, worden derhalve onder REACH registratieplichtig. Dit houdt
in dat de fabrikant dan wel de importeur de stofgegevens inclusief
risicobeperkende maatregelen meldt bij het Europees Chemicaliën
Agentschap (ECHA) in Helsinki. De aangepaste versie van de bijlagen IV
en V liggen thans voor bij het Europees Parlement.

 

6 

Kunt u aangeven welke stappen u onderneemt richting bedrijven die werken
met koolstof nanobuisjes van risicovolle afmetingen? Op welke wijze
worden werknemers, afnemers en consumenten geïnformeerd over de
potentiële risico’s van het werken met vezelvormige nanodeeltjes?  

Antwoord

Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van
veilige producten. 

Door de overheid zal dit onderwerp aan de orde worden gesteld in het
Klankbord Risico's Nanotechnologie waar bedrijfsleven, vakbonden, NGO's
en overheid gezamenlijk aan tafel zitten. Daar zal gezamenlijk worden
bezien wat de implicaties van deze onderzoekresultaten zijn. 

Kennisverspreiding over mogelijke risico’s is een belangrijk
aandachtspunt. Zo heeft KIR-Nano recentelijk het rapport
“Nanotechnologie in perspectief” uitgebracht; het eerste
signaleringsrapport dat een overzicht zal geven over alles wat wel en
niet bekend is over risico’s voor diverse toepassingsgebieden. 

De Minister van SZW heeft aan de Commissie Arbeidsomstandigheden van de
SER de vraag voorgelegd of er extra inzet nodig is om te waarborgen dat
de risico's van nanodeeltjes op de werkplek voldoende aandacht krijgen,
en zo ja, hoe sociale partners daarbij hun verantwoordelijkheid kunnen
nemen.

Voor informatievoorziening richting werknemers is in de eerste plaats de
werkgever verantwoordelijk. Deze dient voorlichting en onderricht te
verschaffen wanneer werknemers kunnen worden blootgesteld, waarbij
aandacht moet worden besteed aan mogelijke gevaren voor de veiligheid en
gezondheid, en te nemen voorzorgsmaatregelen. Op dit moment is er nog
niet voldoende kennis beschikbaar wat mogelijke risico’s voor
consumenten zouden kunnen zijn, waardoor gerichte voorlichting over
producten en hoe daarmee om te gaan nog niet mogelijk is. De Voedsel en
Waren Autoriteit (VWA) is actief betrokken bij het signaleren van
mogelijke risico’s voor consumenten ten gevolge van blootstelling aan
nanotoepassingen in producten. Indien nieuwe en meer specifieke kennis
hiertoe aanleiding geeft, kan de VWA consumenten waarschuwen en
voorlichten over hoe met mogelijke risico’s om te gaan.

7

Deelt u de mening dat het brede maatschappelijke debat over
nanotechnologie niet alleen met deskundigen gevoerd moet worden maar dat
tegelijkertijd ook de burgers, consumenten en werknemers betrokken
moeten worden in uw standpunt bepaling? Zo neen, waarom niet?  

Antwoord

Ja, de dialoog over nanotechnologie is niet alleen een zaak van
deskundigen, maar ook van burgers, consumenten en werknemers. In het
Actieplan Nanotechnologie is aangegeven dat er een Commissie
Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie (Commissie MD Nano) zal worden
ingesteld. Deze breed samengestelde commissie zal bestaan uit
onafhankelijke gezaghebbende personen, met brede deskundigheid en brede
affiniteit met groepen uit de samenleving. De Commissie MD Nano zal o.a.
een publieke agenda nanotechnologie ontwikkelen in overleg met
vertegenwoordigers van relevante groepen in de samenleving als basis
voor een maatschappelijke dialoog met de nadruk op ethische en
maatschappelijke aspecten van nanotechnologie en toepassingen daarvan.
Mede op basis van Rapportages van de Commissie MD Nano kan het kabinet
standpunten vormen of bijstellen en eventueel besluiten tot aanpassing
van regelgeving.  

8 

Deelt u de opvatting van de heer Borm dat voorlopig gestopt moet worden
met de toepassing van nanobuisjes vanaf 15 micrometer? Zo neen, waarom
niet? 

Antwoord

Ik deel niet de opvatting dat op basis van de huidige beschikbare kennis
met de toepassing van koolstof nanobuisjes vanaf 15 micrometer gestopt
moet worden. Over een aantal belangrijke zaken die een dergelijke
maatregel zouden moeten rechtvaardigen, biedt dit onderzoek geen
uitsluitsel. Er is namelijk nog niet bekend of de onderzochte buisjes in
de praktijk toegepast worden, of zij vrij kunnen komen en dan ook
daadwerkelijk tot gezondheidsschade zouden kunnen leiden. Bovendien is
het prematuur om op basis van de indicaties van één onderzoek een
toepassing te stoppen.

Met het in werking treden van de REACH-verordening is het bedrijfsleven
primair verantwoordelijk voor het aantoonbaar veilig gebruik van
dergelijke toepassingen. De overheid verwacht dat bedrijven hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid op dit vlak nemen en beschikbare
informatie hierover met de overheid delen, onder andere ten behoeve van
het door het RIVM te ontwikkelen risicobeoordelingsmodel. 

(w.g.)	Maria J.A. van der Hoeven

 NRC Handelsblad, 16 augustus 2008

 Actieplan Nanotechnologie, Kamerstuk 29 338 nr. 75, vergaderjaar
2007-2008

Volgvel minute

 \PAGE 6 

Paraaf en datum

Minute





Auteur	Toestelnummer	Classificatienummer

Fred Couzy	6965

	Datum	Uiterste verzenddatum	Verzendwijze

23-9-2008



Aan	Informatiekopie aan	Medeafdoening van ons kenmerk

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA  ‘s-GRAVENHAGE

	Archief/Secr.

Couzy/Klomp/deVries

MTI

BSG	

Medeparaaf en datum

BSG



Datum	Uw kenmerk	Ons kenmerk	Bijlage(n)

1 oktober 2008

OI/I / 8142249

	Onderwerp



	Beantwoording vragen over koolstof nanobuisjes



Bezoekadres	Doorkiesnummer	Telefax

Bezuidenhoutseweg 20 - Den Haag	070 - 379.6965	070 - 379.6480

Hoofdkantoor

Bezuidenhoutseweg 30

Postbus 20101

2500 EC  's-Gravenhage	Telefoon (070) 379 89 11

Telefax (070) 347 40 81

Email ezpost@minez.nl

Website www.minez.nl	Behandeld door



ir. A.P. Couzy



Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden