[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2008D07974, datum: 2008-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda jaarvergadering IMF en Wereldbank (2008D07972)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde agenda voor het algemeen overleg in de Tweede Kamer over de
opstelling van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het
Development Committee (DC) op 11 en 12 oktober 2008, alsmede voor de
jaarvergadering van de Raad van Gouverneurs van de Wereldbank en het IMF
op 13 oktober 2008.

Tijdens de vergaderingen komen naar verwachting de volgende onderwerpen
aan de orde:

  TOC \o "1-1" \h \z \u    HYPERLINK \l "_Toc207526202"  1.
Internationale economische situatie en onrust op de financiƫle markten	
 PAGEREF _Toc207526202 \h  2  

  HYPERLINK \l "_Toc207526203"  2. IMF governance	  PAGEREF
_Toc207526203 \h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc207526204"  3. Surveillance	  PAGEREF _Toc207526204
\h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc207526205"  4. IMF in LICs	  PAGEREF _Toc207526205
\h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc207526206"  5. Staatsfondsen	  PAGEREF _Toc207526206
\h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc207526207"  6. Aanbevelingen van het Financial
Stability Forum (FSF)	  PAGEREF _Toc207526207 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc207526208"  7. Wereldbank Strategie	  PAGEREF
_Toc207526208 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc207526209"  8. Voice en governance	  PAGEREF
_Toc207526209 \h  8  

  HYPERLINK \l "_Toc207526210"  9. Klimaatverandering	  PAGEREF
_Toc207526210 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc207526211"  10. Hoge voedselprijzen	  PAGEREF
_Toc207526211 \h  11  

 1. Internationale economische situatie en onrust op de financiƫle
markten

Na relatief goede groeirealisaties over het eerste halfjaar van 2008,
verliest de mondiale economie nu toch steeds meer vaart. De economische
tegenwind is het gevolg van de aanhoudende onrust op financiƫle
markten, opgelopen (mondiale) inflatie, en de afkoelende huizenmarkt in
een aantal Westerse economieƫn. Dit zet een flinke rem op de groei en
veroorzaakt in een toenemend aantal landen zelfs krimp. Volgens de Macro
Economische Verkenning 2009 van het Centraal Plan Bureau zal de groei
van de wereldeconomie afnemen van 4,9% in 2007 tot 3Ā¾ % in 2008 raamt
en 3Ā½ % in 2009. De interim forecast van de Europese Commissie kent
vergelijkbare ramingen. 

Verenigde Staten

Een groot deel van de bovenverwachting goede groeiprestaties van de
wereldeconomie in de eerste helft van 2008 is het gevolg van de
vooralsnog relatief veerkrachtige Amerikaanse economie, waar de
consumptieve bestedingen door een serie van renteverlagingen en een
forse belastingteruggave (van 150 miljard USD) een recessie wisten te
voorkomen. De nieuwe golf van financiƫle onrust zorgt echter voor
grotere neerwaartse risicoā€™s. De Verenigde Staten hebben
waarschijnlijk nog enkele kwartalen van matige tot negatieve groei voor
de boeg, waarbij de dreiging van een recessie dus zeker nog niet is
geweken. Met het wegvallen van de fiscale impuls in de loop van het
derde kwartaal, blijft het besteedbaar inkomen onverminderd onder druk
staan door de verder inzakkende huizenmarkt en de hoge inflatie (5,6%
j-o-j in juli). De inflatie kan overigens iets getemperd worden door de
recente appreciatie van de Amerikaanse dollar en de daling van
grondstofprijzen. Verder lijken de langetermijninflatieverwachtingen
vooralsnog redelijk verankerd, hoewel deze recent zijn opgelopen tot
3,2%. Overigens is het risico op een loon-prijsspiraal in de VS minder
groot dan in de EU gegeven de grotere flexibiliteit van de arbeidsmarkt.
De economische groei wordt tevens geremd door de zwakke arbeidsmarkt. De
werkgelegenheid is sinds januari elke maand gedaald. Naast de
voortdurende problemen op financiƫle markten is de malaise op de
huizenmarkt ook nog niet voorbij. Door de erosie van het reƫle inkomen,
de verslechterende arbeidsmarkt en de verscherpte
financieringsvoorwaarden voor hypothecair krediet, komen steeds meer
huishoudens in financiƫle problemen en neemt het aantal gedwongen
woningverkopen toe. Al met al zijn de neerwaartse risicoā€™s omtrent de
groeiprognose voor dit en komend jaar aanzienlijk. 

Eurogebied

De robuuste groei van de economie van het eurogebied is abrupt ten einde
gekomen. Na een onverwacht sterke groei van 0,7% (k-o-k) in het eerste
kwartaal van 2008, vooral dankzij incidentele factoren in Duitsland,
kromp de economie van het eurogebied in het tweede kwartaal licht met
0,2% (k-o-k). Dit was de eerste negatieve bbp-groei sinds de invoering
van de euro. Hoewel de groeivertraging deels een correctie is op de
sterke groei in het eerste kwartaal, lijkt de economie van het
eurogebied veel last te hebben van de hoge grondstoffenprijzen en de
groeivertraging van de economieƫn van belangrijke handelspartners,
zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan.
Daartegenover groeit de export naar grote opkomende economieƫn nog
altijd sterk. Niettemin zullen de bovenstaande ontwikkelingen samen met
de doorwerking van de recentelijk verdiepte kredietcrisis, die leidt tot
hogere tarieven van bancair krediet en aangescherpte
financieringsvoorwaarden, ook in de komende kwartalen de bbp-groei
beperken. De consumptieve bestedingen staan onder druk van de hoge
inflatie en ondervinden minder steun vanuit de arbeidsmarkt nu de groei
van de werkgelegenheid vertraagt. Het risico is verder dat er door hoge
looneisen een loon-prijsspiraal ontstaat, waardoor de inflatie blijft
toenemen. Om het inflatierisico te verminderen heeft de ECB in juli de
beleidsrente verhoogd tot 4,25% en gewaarschuwd voor onverantwoorde
looneisen. Hoewel de inflatie in augustus (3,8% j-o-j) iets lager was
dan in juli (4,0% j-o-j),,zal de inflatie waarschijnlijk zowel in 2008
als in 2009 boven de 2,0% blijven. 

Opkomende markten

De opkomende economieƫn, die tot op dit moment minder hard lijken te
zijn getroffen door de directe gevolgen van de kredietcrisis, zullen
naar verwachting van het IMF in 2008 en 2009 gemiddeld met
respectievelijk 6,9% en 6,7% minder robuust groeien dan in de afgelopen
jaren. Daar staat tegenover dat deze landen meestal relatief gevoelig
zijn voor het sentiment van investeerders, getuige de sterk opgelopen
rentes voor zowel overheden als bedrijven in opkomende economieƫn.
Verder hebben deze economieƫn relatief veel last van de sterke toename
en schommelingen van energie- en voedselprijzen, die een groter aandeel
hebben in het consumptiepakket en de samenstelling van de productie.
Voor de niet grondstof- en/of voedselexporterende landen brengt deze
ontwikkeling macro-economische risicoā€™s met zich, die ook kunnen
leiden tot sociale onrust. In de grondstoffen- en/of voedselexporterende
landen leiden de hogere inkomsten tot een sterke groei van de
binnenlandse bestedingen, die op hun beurt de inflatie aanwakkeren. Een
complicerende factor voor de monetaire autoriteiten in veel van deze
landen is de (impliciete) koppeling van de nationale valuta aan de
Amerikaanse dollar, waardoor de ruimte voor monetair beleid wordt
beperkt. 

Afrika

De kredietcrisis raakt Afrika in eerste instantie minder hard dan andere
continenten omdat Afrika (met uitzondering van Zuid-Afrika) nog relatief
weinig banden heeft met de mondiale financiƫle wereld. De bbp-groei van
de afgelopen drie jaar is in de drie voorafgaande decennia niet zo hoog
geweest. Ook de voorspellingen voor de komende jaren zijn goed. Naar
verwachting zal de Afrikaanse economie zowel in 2008 als in 2009 met
6,4% groeien. Mogelijk kan de kredietcrisis wel gevolgen hebben voor de
verstrekking van microkredieten en brengt de crisis ook andere
risicoā€™s met zich mee. De geaggregeerde cijfers verhullen bovendien
dat een aantal Afrikaanse landen, zoals Zimbabwe, moeilijke tijden
doormaakt. Daarnaast worden veel landen in Afrika hard getroffen door de
sterk gestegen voedsel- en olieprijzen. Waar in ontwikkelde landen de
gestegen voedselprijzen leiden tot koopkrachtverlies, kunnen deze in
Afrika tot honger en sterfte leiden. Wellicht kan de recente matiging
van voedselprijzen enige verlichting brengen.

Internationale financiƫle markten en de kredietcrisis

Een jaar na het begin van de kredietcrisis functioneren belangrijke
segmenten van de financiƫle markten nog steeds moeizaam. Het omvallen
van enkele grote zakenbanken in de VS heeft geleid tot een nieuwe golf
van onrust op financiƫle markten en hernieuwde spanningen in de
geldmarkten. De kosten van kortlopende financiering voor banken bevinden
zich hierdoor op een hoog niveau. Door de zeer gebrekkige liquiditeit in
de kredietmarkten wordt ook het aantrekken van liquiditeit via
securitisaties bemoeilijkt. Tegen die achtergrond blijven sommige banken
meer onderpand van soms lagere kwaliteit aanhouden bij centrale banken.
De uitdaging voor de banken is om hiervan los te komen. De centrale
banken kunnen hiertoe prikkels geven, maar het proces dient geleidelijk
plaats te vinden om de financiƫle stabiliteit te waarborgen. 

Zorgelijk is de toenemende wisselwerking tussen de gevolgen van de
kredietcrisis (zoals aanscherping van de leenvoorwaarden en negatieve
vertrouwenseffecten) en een afzwakkende conjunctuur. Zolang de
spanningen in de krediet- en geldmarkten aanhouden, de huizenprijzen in
met name de VS blijven dalen en de economische groei vertraagt, blijft
de druk op het financiƫle stelsel groot.

 

De afgelopen maanden hebben beleidsmakers zich actief ingezet om de
financiƫle stabiliteit te waarborgen. Denk aan de verschaffing van
toegang van zakenbanken tot de kredietfaciliteiten van de Fed en de
steunmaatregelen van de overheid aan de twee grootste
hypotheekverstrekkers, Fannie Mae en Freddie Mac. Deze individuele
interventies herstelden niet het vertrouwen in de financiƫle markten,
waardoor de Amerikaanse overheid een breder plan heeft voorgesteld.
Momenteel wordt er in de Amerikaanse Senaat onderhandeld over dit plan
dat de Treasury de bevoegdheid om uiteindelijk voor $700 mrd aan
problematische bezittingen op te kopen. 

Het Financial Stability Forum speelt een coƶrdinerende rol bij het
trekken van beleidslessen uit de kredietcrisis. Dit heeft geresulteerd
in een groot aantal beleidsaanbevelingen, speelt een belangrijke rol.
Deze aanbevelingen zijn gericht op vijf aandachtsgebieden: (1)
prudentieel toezicht, (2) transparantie/waardering, (3)
kredietbeoordelaars, (4) versterking risico-identificatie en
reactievermogen autoriteiten, en (5) crisismanagement. De betrokken
internationale beleidscomitƩs, zoals het Bazels ComitƩ, en de
nationale toezichthouders en centrale banken, waaronder DNB, werken
momenteel druk aan de implementatie van deze aanbevelingen, waarvan een
aantal reeds dit jaar wordt gerealiseerd. Het IMF zal de implementatie
van de FSF-aanbevelingen gaan monitoren in zijn surveillance. Ook vanuit
de private sector zijn initiatieven genomen om lessen uit de
kredietcrisis te vertalen in aanbevelingen, getuige de onlangs
verschenen rapporten van het Institute of International Finance en
Counterparty Risk Management Policy Group. 

2. IMF governance

Dit voorjaar heeft het Independent Evaluation Office (IEO) van het IMF
een kritisch rapport uitgebracht over de organisatiestructuur van het
Fonds. Het rapport beveelt aan om de taken en verantwoordelijkheden van
de verschillende besluitvormingsorganen te verduidelijken (de Raad van
Gouverneurs, de Raad van Bewindvoerders, het IMFC en Management). 

Het Koninkrijk is het eens met de visie van het IEO dat de Raad van
Bewindvoerders sterker toezicht moet houden op management en meer
betrokken moet zijn bij het bepalen van de strategische doelstellingen
van het IMF. Het Koninkrijk ziet daarentegen weinig in het voorstel om
de rol van het IMFC te formaliseren in de vorm van een ministeriƫel
college. Volgens het Koninkrijk functioneert het IMFC momenteel goed. Op
informele wijze en op basis van consensus, onder meer via halfjaarlijkse
communiquƩs, geeft het IMFC sturing aan het IMF. Het Koninkrijk vreest
dat formalisering van de rol van het IMFC en de introductie van
stemprocedures zou leiden tot polarisatie en het functioneren van het
IMF zal belemmeren, niet in de laatste plaats omdat het de Raad van
Bewindvoerders zou ondermijnen.

3. Surveillance

De in 2007 herziene wisselkoersbeslissing benadrukt externe stabiliteit
als belangrijkste leidraad voor surveillance door het IMF. Een
belangrijk element van deze nieuwe focus is de vereiste dat het IMF zich
uitspreekt over de vraag of de wisselkoersen van lidstaten in lijn zijn
met de fundamenten van hun economie. Het Koninkrijk acht het hierbij van
groot belang dat het IMF alle lidstaten op eenzelfde wijze analyseert en
beoordeelt .

Tot op heden heeft het IMF nog geen wisselkoers als fundamenteel
onevenwichtig gekwalificeerd. Hoewel een dergelijke boodschap niet
altijd positief zal worden ontvangen, is het Koninkrijk van mening dat
het IMF hier niet voor moet terugdeinzen indien dit oordeel voortvloeit
uit de analyse van het Fonds. Het is van belang voor de
geloofwaardigheid van IMF surveillance dat het nieuwe surveillance
raamwerk consequent wordt toegepast. Daarbij moet een dergelijk oordeel
uiteraard niet mechanisch zijn maar in een breed economisch perspectief
worden geplaatst. 

4. IMF in LICs

Het IMF kan een belangrijke rol spelen in lage-inkomenslanden, door
middel van beleidsadvies, financiƫle steun en technische assistentie.
Volgens het Koninkrijk dient het IMF zich hierbij te concentreren op
macro-economische en financiƫle stabiliteit, waarbij alternatieve
beleids- en hulpscenarioā€™s worden geanalyseerd, die
lage-inkomenslanden kunnen helpen om beleid te ontwikkelen met als doel
de macro-economische ruimte voor armoedebestrijding te vergroten. Om
deze rol goed te kunnen vervullen, is het van belang dat het IMF
gerepresenteerd blijft in lage-inkomenslanden. Wel moet het Fonds ervoor
waken dat landen niet te afhankelijk worden van IMF-steun. 

5. Staatsfondsen

Tijdens de jaarvergadering zullen de door het IMF gefaciliteerde
werkzaamheden op het gebied van staatsfondsen (Sovereign Wealth Funds;
SWFs) worden besproken.

Naar aanleiding van de IMF Voorjaarsvergadering (2008) is een
internationale werkgroep van staatsfondslanden (IWG) opgericht. Deze
werkgroep bestaat uit 24 landen met grote staatsfondsen (o.m. Verenigde
Arabische Emiraten, Noorwegen, Rusland, China, Verenigde Staten) en
permanente observatoren (w.o. OESO en Wereldbank). De werkgroep wordt
secretarieel ondersteund door het IMF en gezamenlijk voorgezeten door
het IMF en Abu Dhabi. De IWG werkt aan een verzameling van best
practices voor staatsfondsen, Generally Accepted Principles and
Practices (GAPP). Hiertoe hebben meerdere bijeenkomsten en drafting
sessies plaatsgevonden in achtereenvolgens Washington, Oslo, Singapore
en Santiago de Chile. De GAPP zal ten tijde van de jaarvergadering
gepresenteerd worden.

De GAPP moeten bijdragen aan drie doelen. Ten eerste moeten de GAPP een
stabiel mondiaal financieel systeem met vrij kapitaalverkeer bevorderen
en dus protectionisme voorkomen. Ten tweede moeten de GAPP ervoor zorgen
dat staatsfondsen marktconform investeringsbeslissingen nemen op basis
van afwegingen tussen risico en rendement. Tot slot moeten de GAPP
leiden tot meer transparantie omtrent de beleggingen en een degelijke
governance structuur van staatsfondsen. 

Het Koninkrijk is blij dat zowel staatsfondslanden als ontvangers
betrokken zijn bij het opstellen van de GAPP. Samen met de andere
EU-landen pleit Nederland voor ambitieuze doelstellingen binnen de GAPP
op het gebied van transparantie. 

Het Koninkrijk heeft kennisgenomen van de oproep van President Zoellick
aan landen met een SWF om 1 procent van deze fondsen in Afrika te
investeren. Het koninkrijk is voorstander van het bevorderen van
investeringen in Afrika. Het koninkrijk stelt zich echter op het
standpunt dat SWFs hun eigen afwegingen moeten maken tussen risico en
rendement.

6. Aanbevelingen van het Financial Stability Forum (FSF)

Op 11 april van dit jaar heeft het FSF aanbevelingen gepresenteerd om de
weerbaarheid van financiƫle instellingen en markten te verbeteren. Het
FSF deed ondermeer aanbevelingen op het gebied van transparantie,
securitisatieproducten, credit rating agencies en beloningsstructuren.
De Kamer is hierover per brief (d.d. 3 september 2008) ingelicht en
heeft hierover tijdens een algemeen overleg op 10 september van gedachte
gewisseld met de minister van Financiƫn.

Tijdens de voorjaarsvergadering heeft het IMFC de FSF-aanbevelingen
verwelkomd en opgeroepen tot tijdige implementatie. Ook het Koninkrijk
steunt de aanbevelingen en roept het IMF op de implementatie van de
aanbevelingen te monitoren in zijn reguliere surveillance. Het
Koninkrijk heeft als voorzitter van de komende G10-vergadering de
FSF-aanbevelingen als belangrijkste item op de agenda gezet. Tijdens de
G10 zal er specifiek ingegaan worden op de financiƫle prikkels voor
actoren in de financiƫle sector.

7. Wereldbank Strategie

Het Koninkrijk steunt het voorstel van President Zoellick om de
strategie van de Wereldbank te concentreren op de in oktober 2007 bekend
gemaakte zes kernthemaā€™s. Volgens Zoellick is de formulering van de
strategie een voortdurend, iteratief proces, waarbij nieuwe
ontwikkelingen het proces voeden en verder brengen. Het communiquƩ van
het laatste Development Committee roept op om de voortgang van dit
proces tijdens de aanstaande jaarvergadering te bespreken, waarbij in
het bijzonder gevraagd wordt naar een voortgangsrapportage over het
efficiƫnter inzetten van het kapitaal van de Wereldbank, het versterken
van de samenwerking tussen de verschillende internationale organisaties
en verdergaande decentralisatie.

Het Koninkrijk is van mening dat de zes-puntsagenda van Zoellick zo
spoedig mogelijk omgezet moet worden in concrete acties, en dat de
Wereldbank-organisatie aangepast moet worden aan de uitdagingen van de
veranderende, globaliserende wereld. Dit behelst onder andere een
hervorming van de interne governance van de Wereldbank, een sterkere
vertegenwoordiging van ontwikkelings- en transitielanden in de
Wereldbank, een verbetering van de samenstelling en aanwending van het
menselijke en financiƫle kapitaal van de Wereldbank en een verbetering
van haar resultaatgerichtheid. De Wereldbank moet verder gaan op de
ingeslagen weg naar decentralisatie en meer aandacht besteden aan lokale
accountability en aan de versterking van de lokale politieke dialoog
over de Wereldbank programmaā€™s. Het Koninkrijk pleit er voor om de
strategische prioriteiten en de consequenties voor de
Wereldbank-organisatie vast te leggen in een beknopt document, en dit
voor te leggen aan de gouverneurs van de Wereldbank. 

Nederland heeft de inhoudelijke uitwerking van de strategie gesteund
door o.a. de organisatie van een conferentie over de toekomst van de
Wereldbank in Amsterdam, op 12-13 juli. De conferentie kan als een
succes beschouwd worden, zowel vanwege de grote belangstelling, als het
niveau van de deelnemers, afkomstig uit zowel westerse als uit
ontwikkelingslanden en niet alleen vertegenwoordigers van regeringen en
internationale financiĆ«le instellingen, maar ook van diverse NGOā€™s en
kennisinstituten, de kwaliteit van de inbreng en het open karakter van
de discussies. Hoewel de meningen van deelnemers over de
discussieonderwerpen uiteen liepen, kan gesteld worden dat het
Koninkrijk het eens is met de breed gedragen meningen van deelnemers
over de noodzaak om: 

de legitimiteit van de Wereldbank te verhogen door de vertegenwoordiging
van ontwikkelings- en transitielanden te versterken; 

de bestuursstructuur efficiƫnter en effectiever te maken; 

de strijd tegen klimaatverandering te beschouwen als integraal onderdeel
van de armoedebestrijdingsagenda van de Wereldbank;

in de aanpak van fragiele staten, de afstemming tussen de betrokken
instellingen te versterken,  waarbij het streven is te werken binnen de
kaders van een nationale strategie en;

de Wereldbank als onderdeel van het multilaterale systeem een
belangrijke rol te laten spelen om de fragmentatie van de internationale
hulparchitectuur tegen te gaan. 

In het kader van deze laatste aanbeveling verwacht het Koninkrijk van de
Wereldbank een zeer actieve rol in de implementatie van de aanbevelingen
van het High Level Forum on Aid Effectiveness dat in september in Accra
plaatsvindt en in de voorbereidingen en follow-up van de conferentie in
Doha eind november/begin december, die vooral zal gaan over de voortgang
met betrekking tot het nakomen van de in Monterrey aangegane
verplichtingen. Het Koninkrijk zal tijdens de komende jaarvergadering
follow-up geven aan de uitkomsten van de conferentie in Amsterdam.   

8. Voice en governance

Tijdens de jaarvergadering zal de Wereldbank een aantal concrete opties
aan de aandeelhouders voorleggen om de zeggenschap en de
vertegenwoordiging (voice) van ontwikkelings- en transitielanden in de
Wereldbank te versterken. Zeggenschap en vertegenwoordiging gaan niet
alleen over het stemgewicht en het aandeelhoudersschap van landen in de
Wereldbank, maar ook de samenstelling en effectiviteit van de Raad van
Bewindvoerders en bijvoorbeeld het aantal stafleden uit
ontwikkelingslanden. Het doel is om tijdens de voorjaarsvergadering 2009
tot een consensus te komen over een allesomvattend pakket aan
voorstellen op deze terreinen. 

Het Koninkrijk is sterk voorstander van het verbeteren van de
zeggenschap en vertegenwoordiging van ontwikkelings- en transitielanden
in de Wereldbank. De concrete opties zijn nog niet uitgewerkt en kunnen
daarom nog niet in detail gepresenteerd en ā€“ vanwege de
onderhandelingen die nog komen gaan ā€“ beoordeeld worden. Het
Koninkrijk vindt dat de opties vanwege de nauwe onderlinge samenhang
beoordeeld moeten worden als onderdeel van Ć©Ć©n allesomvattend pakket. 

Ten aanzien van de stem- en kapitaalverdeling staat het Koninkrijk in
principe positief tegenover het vergroten van het aantal basisstemmen.
Ook stimuleert het Koninkrijk landen die dat nog niet hebben gedaan om
hun stemaandeel in IDA volledig op te nemen. Om variatie aan te brengen
tussen ontwikkelings- en transitielanden kan worden gedacht aan het
gebruik van de Bank in termen van leningen en schenkingen. Om
onderscheid aan te brengen tussen donorlanden zouden volgens Nederland
IDA-bijdragen, ODA-bijdragen en Trustfund bijdragen een rol moeten
spelen, omdat deze variabelen het commitment van donoren aan de Bank
weergeven. Daarnaast moet de wijze van verkiezing van de President van
de Wereldbank onderdeel uitmaken van het allesomvattende pakket aan
voorstellen. 

Het Koninkrijk steunt het beleid van de Wereldbank om meer
ontwikkelings- en transitielanden nationals in staf en
managementposities aan te nemen. Het Koninkrijk vindt dat de positie van
de President van de Wereldbank op basis van merites ingevuld zou moeten
worden en acht het daarom opportuun om de benoemingsprocedure van de
President van de Wereldbank te agenderen. Aangezien de benoeming van de
President van de Wereldbank nauw samenhangt met de benoeming van de
Managing Director van het IMF ā€“ volgens de geldende informele regel
dat eerstgenoemde een Amerikaan en laatstgenoemde een Europeaan is ā€“
ligt het voor de hand ook de benoemingsprocedure van de Managing
Director van het IMF hierin mee te nemen. Ook steunt het Koninkrijk het
beleid van de Wereldbank om de communicatie en dienstverlening naar
ontwikkelings- en transitielanden toe te verbeteren en steunt het
Koninkrijk verdergaande decentralisatie van de Wereldbank op
landenniveau. 

Het Koninkrijk staat in principe positief tegenover een uitbreiding van
de Raad van Bewindvoerders met een extra stoel voor Sub-Sahara Afrika. 

Het Koninkrijk hecht sterk aan een vergroting van de efficiƫntie en
effectiviteit van de Raad van Bewindvoerders. Het Koninkrijk spoort de
Raad aan om met concrete voorstellen te komen.

Ook is het Koninkrijk sterk voorstander van de gemengde kiesgroep, die
in staat is om de belangen van donor- en lenende landen te verenigen en
zodoende leidt tot een minder gepolariseerde Raad van Bewindvoerders. 

Het Koninkrijk is verder voor behoud van de eigen stoel in de Raad.
Vergeleken met andere westerse landen is Nederland immers een relatief
belangrijke donor.

9. Klimaatverandering

Het Koninkrijk kent een hoge prioriteit toe aan het aanpakken van het
klimaatprobleem. Doelstelling van het Nederlandse beleid is de mondiale
temperatuursstijging te beperken tot maximaal 2 graden en om effectieve
aanpassing tot stand te brengen om het hoofd te kunnen bieden aan de
gevolgen van deze temperatuurstijging. Klimaatverandering is Ć©Ć©n van
de prioriteiten van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. 

Adequate financiering van het internationale klimaatbeleid is een
essentiƫle voorwaarde om de wereldwijde ambities te realiseren. De Bank
kan een belangrijke rol spelen als onderdeel van de financiƫle
architectuur ter ondersteuning van het internationale klimaatbeleid.
Deze financiering dient internationaalĀ zoveel mogelijkĀ te geschieden
met nieuwe en additionele middelen, ten einde te voorkomen dat er minder
fondsen beschikbaar zullen zijn voor het bereiken van de Millennium
Ontwikkelingsdoelen. Het Koninkrijk roept andere landen dan ook op om,
net als Nederland heeft gedaan met de extra middelen voor duurzame
energie in ontwikkelingslanden,Ā additionele middelen ter beschikking te
stellen. De extra lasten dienen te worden verdeeld op basis van het
beginsel ā€˜de vervuiler betaaltā€™.

Het Koninkrijk verwelkomt dat de Wereldbank klimaatverandering hoog op
de agenda heeft staan. De Bank is actief op tal van gebieden die een rol
spelen bij de aanpak van klimaatverandering. Voorts bevindt de bank zich
in een unieke positie om ontwikkelingslanden te adviseren hoe
klimaatbeleid te integreren in hun nationaal beleid. 

Het Koninkrijk ondersteunt samen met het VK een studie van de Bank naar
de mondiale kosten van adaptatie. De uitkomsten van deze studie kunnen
een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis over adaptatie en de
daarmee gemoeide kosten. 

Het verband tussen de activiteiten van de Wereldbank en het UNFCCC
proces kan volgens het Koninkrijk versterkt worden. Met name de recent
opgerichte klimaatfondsen van de Wereldbank zullen nadrukkelijk getoetst
moeten worden aan de afspraken die in Kopenhagen gemaakt zullen worden.

Het Koninkrijk verwelkomt het door de Bank opgestelde Strategic
Framework on Climate Change and Development (SFCCD), gezien het belang
van klimaatverandering voor ontwikkeling en armoedebestrijding en de rol
die de Wereldbank in dit verband kan vervullen. Dit raamwerk staat
geagendeerd voor de jaarvergadering. Het Koninkrijk zet, naast het
voorgenoemde punt van het principe ā€˜de vervuiler betaaltā€™ in op een
verbetering van het SFCCD op de volgende punten:

Er dient meer aandacht gegeven te worden aan adaptatie, gezien de
relevantie van dit onderwerp voor een groot aantal sectoren waarin de
Wereldbank actief is (o.m. infrastructuur, plattelandsontwikkeling, en
gezondheidszorg). Vooralsnog ligt het accent in het SFCCD eenzijdig op
mitigatie (het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen) en de
maatregelen die in dat kader genomen moeten worden;

De grote energiebehoeften die er in ontwikkelingslanden bestaan, dienen
duidelijker te worden onderkend. Zowel het belang van toegang tot
(hernieuwbare) energie als de onderontwikkeling van de energiesector in
deze landen verdienen meer aandacht;

Bij de uitvoering van de strategie op landenniveau dient een goede
synergie plaats te vinden met relevante activiteiten van andere leden
van de VN familie.

Het Bali ontbijt zal naar verwachting grotendeels in het teken staan van
de financiering van internationaal klimaatbeleid. Het betreft de verdere
uitwerking van afspraken die hierover zijn gemaakt in het Bali Action
Plan. Het Koninkrijk is van mening dat een coherent financieel raamwerk,
gericht op het genereren en alloceren van publieke en private
financiƫle stromen voor mitigatie en adaptatie, een cruciale voorwaarde
is voor een internationaal klimaatakkoord. Het Koninkrijk levert daarom
een actieve bijdrage aan het tot stand komen van een samenhangend en
ambitieus pakket van bestaande en nieuwe instrumenten. 

10. Hoge voedselprijzen 

Tijdens de afgelopen voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank zijn de
sterk gestegen voedselprijzen prominent op de agenda gezet. Hoewel
voedselprijzen de laatste maanden zijnĀ gestabiliseerd en zelfs iets
gedaald lijken, ligt het niveau van de belangrijke voedselprijzen, zoals
graan, rijst, maĆÆs en soja, nog altijd drie keer zo hoog als bij het
begin van deze eeuw en het is de verwachting dat de prijzen in ieder
geval de komende twee jaar hoog zullen blijven. Hoge voedselprijzen
kunnen aan de ene kant dienen als belangrijke marktprikkel om te
investeren in een sector die gedurende geruime tijd te weinig
investeringen heeft ontvangen en kunnen daarom een directe impuls
betekenen voor inkomens en werkgelegenheid voor de landbouwsector, ook
voor de kleine boeren. Aan de andere kant veroorzaken de hoge
voedselprijzen ook grote problemen in lage-inkomenslanden, waar een
groot gedeelte van het inkomen wordt besteed aan voedsel en waar hoge
prijzen grote gevolgen hebben voor de koopkracht en tot honger kunnen
leiden.

Het Koninkrijk ziet de gestegen voedselprijzen als een probleem voor de
ontwikkelingslanden die netto importeurs van voedsel zijn en ziet een
rol voor het IMF bij het verhelpen van korte termijn
betalingsbalansproblemen waar deze landen mee geconfronteerd worden.
Sinds eind 2007 hebben zeven landen extra betalingsbalanssteun gehad van
het IMF. Op de lange termijn zullen landen zich echter aan moeten passen
aan de veranderde omstandigheden en hun betalingsbalans op orde moeten
brengen. 

Het Koninkrijk ziet een belangrijke rol voor de Wereldbank bij het geven
van advies over hoe landen de impact van de hoge voedselprijzen
effectief kunnen verminderen. Het Koninkrijk deelt hierbij de mening van
de Wereldbank dat inkomenssteun de beste manier is om honger op de korte
termijn te voorkomen. Op de lange termijn dient gestreefd te worden naar
duurzame verbetering en diversificatie van de landbouwsector in
ontwikkelingslanden, en een vergrote capaciteit van deze landen om
prijsschommelingen te kunnen opvangen (bijvoorbeeld door het verbeteren
van de aanbodrespons). Daarnaast steunt het Koninkrijk de Wereldbank en
het IMF in hun pleidooi tegen prijscontroles en exportrestricties, omdat
deze maatregelen de prikkels om de landbouwproductie te verhogen
aantasten. Naast advies kan de Wereldbank landen helpen door het
financieren van landbouwprojecten. Deze landbouwprojecten kunnen op de
middellange termijn leiden tot lagere voedselprijzen en economische
groei. Het Koninkrijk steunt de beslissing van de Wereldbank om de
komende twee jaar de middelen die besteed worden aan landbouwprojecten
in Afrika te verdubbelen tot $ 800 miljoen per jaar. Ook verwelkomt het
Koninkrijk de $ 1,2 miljard die de Wereldbank uittrekt voor het
bestrijden aan de problemen die direct door de hoge voedselprijzen
worden veroorzaakt.

 De ECB heeft als middellangetermijndoelstelling prijsstabiliteit en dit
wordt opgevat als een inflatie van maximaal 2%.

 Medio september lag het driemaandstarief in het eurogebied ongeveer 70
basispunten boven de beleidsrente (de jaren voor het begin van de crisis
lag dit tarief rond de 10 basispunten).

  ā€œfundamentally misalignedā€

 Bij deze vergadering zullen de ministers van Financiƫn en centrale
bankpresidenten van de G7 plus Nederland, Zwitserland, Belgiƫ en Zweden
aanwezig zijn.

 Aanpassing aan klimaatverandering.

 United Nations Framework Convention on Climate Change is het
Klimaatverdrag dat in 1992 in Rio de Janeiro werd gesloten. Het
Klimaatverdrag valt onder de verantwoordelijkheid van de VN.

 Benin, Burkina Faso, Centraal Afrikaanse Republiek, HaĆÆti en KirgiziĆ«
 hebben de toegang onder hun bestaande programmaā€™s verhoogd, terwijl
Mali en Niger programmaā€™s hebben afgesloten met een hoger toegang dan
zij oorspronkelijk van plan waren.

 PAGE    

 PAGE   1