[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Detailhandelsbrief 2008 bijlage

Bijlage

Nummer: 2008D07990, datum: 2008-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Detailhandelsbrief (2008D07989)

Preview document (šŸ”— origineel)


DETAILHANDELSBRIEF 2008-bijlage

Doel van dit document

Bij de behandeling van de begroting voor het jaar 2007 van het
Ministerie van Economische Zaken, is door het Kamerlid Ten Hoopen de
vraag gesteld of het beleid voldoende inspeelt op het snelle
veranderingsproces in de detailhandel. Door de toenmalige
staatssecretaris van EZ is daarop een visie op de detailhandel
toegezegd. 

Dit document is de bijlage bij de kamerbrief over de detailhandel.
Hierin wordt voor tien relevante beleidsvelden een analyse van de
thematiek gemaakt en een samenvatting van het beleid gegeven.

Inhoudsopgave

1			Veiligheid

2			Bereikbaarheid

3			Marktwerking 

4			Regeldruk 

5			Arbeidsmarkt

6			Ruimtelijke ordening

7			Betalingsverkeer

8			Consumentenrechten

9			Innovatie

10			Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Ministerie van Economische Zaken

september 2008

1. Veiligheid

Thematiek

Het veilig kunnen werken en winkelen door ondernemers, werknemers en
klanten is absoluut noodzakelijk voor een aantrekkelijke winkelomgeving.
Daar is in de detailhandel niet altijd sprake van. Samen met de horeca
behoort de detailhandel tot de sectoren die het zwaarst worden getroffen
door criminaliteit. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB)
2007 blijkt dat in dat jaar niet minder dan 45% van de detaillisten
slachtoffer was van criminaliteit. Diefstal (27% van de bedrijven
slachtoffer), vernieling (18%) en inbraak (11%) zijn de meest
geconstateerde criminele feiten, maar ook geweld is iets waarmee de
sector vaak wordt geconfronteerd. Jaarlijks heeft ca 5% van de bedrijven
hier mee te maken, met soms zeer ernstige gevolgen. In totaal werd de
detailhandel in 2007 geplaagd door circa 1,2 miljoen delicten.
Drogisterijen, parfumerieƫn, warenhuizen en kledingzaken zijn relatief
vaak slachtoffer. Criminaliteit komt niet alleen van ā€œbuitenā€. Ook
interne criminaliteit, gepleegd door het eigen personeel, is een groot
probleem. 

Deze criminaliteit leidt bij werkenden in de sector tot gevoelens van
onveiligheid, psychisch en fysiek leed en ziekteverzuim Ć©n veroorzaakt
hoge kosten. De MCB 2007 schat alleen de directe materiƫle kosten voor
de detailhandel al op ā‚¬ 232 miljoen. Dat is exclusief kosten van
preventie en productiviteitsverlies. En ook exclusief immateriƫle
kosten en omzetverlies doordat klanten wegblijven.

Beleid

Beleid gericht op veilig ondernemen 

Met de intensivering van de criminaliteitsaanpak zoals in 2002
neergelegd in de kabinetsnota Naar een veiliger samenleving
(Veiligheidsprogramma) is een stevige basis gelegd voor de bestrijding
van criminaliteit. Een aanpak die effect sorteert. Met name van de
daarin opgenomen aanpak van veelplegers profiteert ook het bedrijfsleven
in hoge mate. Niettemin drong met het verschijnen van het
Veiligheidsprogramma het besef door dat er te weinig aandacht was voor
de specifieke problemen van het bedrijfsleven. Sindsdien hebben
opeenvolgende kabinetten ā€“ in samenwerking met het bedrijfsleven- de
problematiek voortvarend aangepakt. In 2004 werd het eerste Actieplan
Veilig Ondernemen (AVO1) ondertekend. In 2005 zag AVO2 het levenslicht.

Beide actieplannen bevatten tal van acties waarvan de detailhandel
profiteert, zoals versterking van de repressie, aanpak urgente
bedrijfslocaties, stimulering keurmerk veilig ondernemen (KVO), en
tegengaan van heling. 

Specifieke aanpak voor de detailhandel

Als onderdeel van deze actieplannen hebben de ministers van BZK en
Justitie en de staatssecretaris van EZ, in 2003 en in 2005, twee
specifieke detailhandelsconvenanten gesloten met het Platform
Detailhandel Nederland. Doel van deze convenanten is een vermindering
van de winkelcriminaliteit met minimaal 20-25% in de periode 2003-2008.
Daartoe is een veelheid aan acties (in totaal meer dan 30) opgezet.
Voorbeelden daarvan zijn een verhoging van het preventieniveau in
winkels, de aanstelling van een landelijke overvalcoƶrdinator, de opzet
van een waarschuwingslijst van frauderend personeel, een prijsvraag voor
innovatieve aanpakken, stimulering KVO, verbetering slachtofferzorg,
schadeverhaal op daders, vergroting van deelname door de detailhandel
aan lokale projecten. 

Deze activiteiten, waarbij overheid en bedrijfsleven intensief
samenwerken, hebben een grote bijdrage geleverd aan een veiliger
ondernemingsklimaat in de detailhandel. 

Bedroeg in 2002 het slachtofferschap in de detailhandel maar liefst 67%,
uit de MCB 2007 blijkt dat dit in dat jaar reeds is gedaald naar 45%.
Van 2004 tot 2007 daalde het aantal diefstallen, inbraken en
geweldsdelicten met respectievelijk 35, 33 en 29%. Het aantal
overvallen, dat in 2002 nog 1119 bedroeg, was in 2007 gedaald tot 774. 

Ondanks deze onmiskenbaar positieve ontwikkeling, is de totale omvang
van de criminaliteit waardoor de sector getroffen wordt, nog steeds
onacceptabel groot. Bovendien is in 2007, na jarenlange daling, het
aantal overvallen weer fors gestegen. Dit veroorzaakt groot menselijk
leed. De immateriƫle schade is dermate groot dat sommige winkeliers hun
winkels sluiten. Dat betekent ook een verloedering van de buurt omdat
het voorzieningenniveau daalt en mogelijk leegstand ontstaat. Daarom
zullen overheid en bedrijfsleven de samenwerking de komende jaren moeten
voortzetten. De verdere vermindering van geweld tegen winkeliers en
werknemers, alsmede de stimulering van de lokale gebiedsgerichte aanpak
van criminaliteit, dienen daarbij centraal te staan. 

De intentie tot deze verdere samenwerking is reeds uitgesproken:
inmiddels is AVO3 tot stand gekomen, waarin wederom een specifiek
convenant voor de detailhandel voorzien is. Op de begroting van EZ is
ā‚¬ 24 mln. beschikbaar gekomen voor het stimuleren van preventieve
maatregelen bij kleine bedrijven. Het grootste deel hiervan zal
beschikbaar zijn voor een subsidieregeling voor preventieve maatregelen.
Daarnaast zullen uitvoering van veiligheidsscans en
winkelstraatmanagement gestimuleerd worden. Dit project Veiligheid
Kleine Bedrijven zal in samenwerking met VNO-NCW en MKB-Nederland
uitgevoerd en geƫvalueerd worden.

Het kabinet heeft onlangs het Wetsontwerp Experimenten Bedrijfsgerichte
Gebiedsverbeteringszones (BGV) bij de Tweede Kamer ingediend. BGV maakt
het voor ondernemers mogelijk om gezamenlijk te investeren in een
aantrekkelijker en veiliger winkelgebied, waarbij alle ondernemers
meebetalen. Het gaat om activiteiten die gericht zijn op leefbaarheid,
veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander medepubliek belang, zoals
surveillance, camerabewaking en graffitiverwijdering. 

In het Beleidsprogramma zijn meer maatregelen aangekondigd die een
bijdrage zullen leveren aan de verdere vermindering van de
criminaliteit. Zo wordt een verhoging van de pakkans bereikt door de
aanstelling van 500 forensische assistenten bij de politie, waardoor
vaker sporenonderzoek kan worden gedaan. Ook komen er 500 wijkagenten
bij in wijken met veel overlast. 

Recent heeft het kabinet het Actieplan Overlast en Verloedering aan de
Tweede Kamer aangeboden. Dit actieplan is een samenhangend pakket van
(voorgenomen) maatregelen ter intensivering van de lokale aanpak en
vooral gericht op vormen van overlast waarbij knelpunten in de aanpak
zijn geconstateerd.

Binnenkort wordt een wetsontwerp naar de Tweede Kamer gezonden waarmee
de regierol van gemeenten op het gebied van integraal veiligheidsbeleid
wordt verankerd. In dit kader dienen gemeenten dan minstens Ć©Ć©n keer
in de 4 jaar een integraal veiligheidsplan op te stellen.

2. Bereikbaarheid 

Thematiek

EĆ©n van de grootste bedreigingen van de economische vitaliteit van
binnensteden ligt in de slechte bereikbaarheid per auto en een gebrek
aan (betaalbare) parkeerplaatsen. Recent onderzoek laat zien dat in de
periode tot 2020 het vrachtvervoer in stedelijke gebieden, afhankelijk
van de economische groei, met 21-35% zal stijgen. Een belangrijk deel
van dat goederenvervoer betreft de bevoorrading van winkels en
distributiecentra. Het valt niet moeilijk in te zien dat dit problemen
gaat geven voor de detailhandel. Zonder forse maatregelen staat
Nederland in 2020 muurvast en wordt de bevoorrading van de binnensteden
ernstig bedreigd. 

Deze trend wordt nog versterkt door gemeentelijke regelgeving, zoals
beperkingen aan de tijdstippen waarop winkels mogen worden bevoorraad of
aan de voertuigen waarmee wordt bevoorraad, die in ca. 60% van de
gemeenten is ingevoerd. En winkeliers dragen ook zelf bij aan de
problematiek door niet gedurende de gehele venstertijd beleverbaar te
zijn. Doordat een zelfde hoeveelheid goederen daardoor in kortere tijd
of met meer voertuigen moet worden geleverd, stijgt de verkeersdrukte
nog verder, te meer omdat de venstertijden vaak samenvallen met de
ochtendspits.

Ook bereikbaarheid voor de klanten is een groeiend probleem. Er is of
dreigt op veel plaatsen een tekort aan parkeerplaatsen en steeds meer
parkeerplaatsen zijn niet langer gratis. Parkeertarieven zijn vaak hoog
en stijgen snel. Vooral de detailhandel in de binnenstad geeft dit
problemen. 

Beleid

Beleid gericht op bereikbaarheid

In de Nota Mobiliteit  is als ambitie opgenomen dat de betrouwbaarheid
van de reistijd in 2020 sterk is verbeterd: in 95% van de reizen komt de
reiziger op tijd op de bestemming. Dit is mogelijk door een forse impuls
van bouw- en benuttingsmaatregelen, gebiedsgericht samenwerken, het
wegwerken van onderhoudsachterstanden en beprijzen.

De provincies, WGR-plusregioā€™s en gemeenten zullen in de PVVPā€™s,
RVVPā€™s en het gemeentelijke beleid in het bijzonder aandacht schenken
aan de bereikbaarheid van de vitale economische functies op lokaal en
regionaal niveau en de toegankelijkheid van de steden. Bovendien maken
overheden op regionaal en lokaal niveau afspraken met het bedrijfsleven
die ertoe leiden dat ook dit zijn bijdrage levert aan het verbeteren van
de bereikbaarheid.  

In de Nota Mobiliteit is aangegeven dat beprijzing noodzakelijk wordt
geacht om de doelstellingen te bereiken. In het Beleidsprogramma van het
huidige kabinet is daarover opgenomen dat nog deze kabinetsperiode een
eerste, uitvoerbare, betekenisvolle en onomkeerbare stap genomen zal
worden op het gebied van kilometerbeprijzing, waarbij een landelijke
kilometerprijs gedifferentiƫerd naar tijd, plaats en milieukenmerken
van voertuigen wordt ingevoerd. Eind 2007 is dit geconcretiseerd met het
besluit dat zoā€™n systeem in 2016 volledig ingevoerd moet zijn. In 2011
zal gestart worden met vrachtvervoer, vanaf 2012 gefaseerd met
personenvervoer. 

 

Beleid gericht op stedelijke distributie 

Stedelijke distributie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
bedrijfsleven (producenten, vervoerders, verladers en ontvangers) en
decentrale overheden, in het bijzonder de gemeenten. Met elkaar hebben
zij de zorg voor voldoende mogelijkheden voor stedelijke distributie en
regionaal goederenvervoer. Bundeling van goederenstromen, uniformiteit
in voertuigeisen, regionale samenhang in venstertijden en samenwerking
bij ontvangende partijen zijn hierbij de uitgangspunten. Op lokaal en
regionaal niveau dient hierover afstemming plaats te vinden tussen
genoemde partijen en dienen onderling bindende afspraken gemaakt te
worden. 

Ter ondersteuning van het regionale overlegproces heeft de vorige
Minister van Verkeer en Waterstaat een onafhankelijke Commissie
Stedelijke Distributie ingesteld. Als hulpmiddel voor de lokale
samenwerking heeft de Commissie een Instrumentenmap Stedelijke
Distributie ontwikkeld. Daarnaast vervult de Commissie waar nodig ook
een bemiddelende rol. Indien het overleg op lokaal en/of regionaal
niveau niet tot oplossing leidt, kan de Minister van V&W in het uiterste
geval een zogeheten aanwijzing geven. Deze aanpak blijkt te werken. In
een toenemend aantal steden en provincies komt de beoogde samenwerking
op het vlak van stedelijke distributie van de grond. Maar er is nog veel
te doen. Daarom heeft het kabinet besloten stedelijke distributie te
blijven faciliteren en de werkzaamheden van de Commissie voort te zetten
middels de aanstelling van een Ambassadeur stedelijke distributie.

Door de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van
Verkeer en Waterstaat is de Commissie Fundamentele Verkenning
Transportbelemmeringen ingesteld (Commissie Noordzij). Voortbouwend op
de activiteiten van de Commissie Stedelijke Distributie heeft deze
commissie tot taak de knelpunten rond het transporteren van goederen te
inventariseren en vanuit een nulsituatie oplossingsrichtingen voor te
stellen die ā€“met behoud van borging van de publieke belangen- leiden
tot merkbaar minder regeldruk voor ondernemers. Op 11 juni jl. heeft de
Commissie haar advies gepubliceerd, waarin zij gemeenten oproept
experimenten te starten die zijn gericht op verbetering van de
stedelijke distributie. Het werken met praktijkexperimenten spreekt het
kabinet aan. In lijn met het advies van de Commissie Noordzij zal het
kabinet in overleg treden met verladers en vervoerders over de
rapportage van de commissie, voordat het zijn positie bepaalt ten
aanzien van de knelpunten en aanbevelingen. In het najaar zal het
kabinet komen met een uitgewerkt plan van aanpak voor een merkbare
vermindering van de regeldruk in de transportsector.

Beleid gericht op parkeren 

In de Nota Mobiliteit vraagt het Rijk van de gemeenten om in hun plannen
parkeernormen op te nemen die een bijdrage leveren aan de lokale
bereikbaarheid, de economie en de leefomgeving. Het Rijk vraagt aan de
decentrale overheden dat er een tussen gemeenten actief afgestemd
parkeerbeleid wordt gevoerd, dat gericht is op een goede
parkeerrregulering en het tegengaan van parkeeroverlast. Als gemeenten
in een regio niet tot overeenstemming komen over parkeernormen per
locatie, dan leggen provincies of WGR-plusregioā€™s in de PVVPā€™s en
RVVPā€™s bandbreedtes vast voor locatiegerichte parkeernormen waarbinnen
gemeenten uiteindelijk per locatie de bijbehorende parkeernormen
vaststellen.

Consumenten kiezen voor het gemak en de consument is daardoor niet meer
vanzelfsprekend georiƫnteerd op het stadscentrum. Binnensteden zullen
op het gebied van autobereikbaarheid dus concurrentie moeten bieden aan
beter bereikbare locaties zoals bijvoorbeeld de perifeer gelegen
winkelcentra.

 3. Marktwerking

Thematiek

In een globaliserende economie en met toenemende internetverkopen groeit
voor de detailhandel het belang van vergroting van de
arbeidsproductiviteit en neemt het belang van samenwerking toe. De
detailhandel in Nederland is in internationaal perspectief de laatste
jaren enigszins achtergebleven in de groei van de arbeidsproductiviteit,
terwijl voorheen de sector juist voorop liep (zie onderstaande grafiek
van McKinsey & Company). Achterblijvende innovatie en beperkte
schaalgrootte worden daarbij vaak als oorzaken aangewezen. 

De Nederlandse detailhandel maakt onvoldoende gebruik van de
mogelijkheden die ICT biedt, ondanks een forse groei van het
computergebruik in de winkels. Inmiddels staat in 92% van de winkels een
computer, heeft 70% daarvan toegang tot internet en heeft 57% van de
winkels een website. Maar toepassing van ICT in de detailhandel betreft
nog te veel ā€œstand-aloneā€ toepassing. Kassaā€™s en voorraadbeheer
zijn nog nauwelijks gekoppeld. Het ontbreken van een goede digitale
communicatie door de hele keten laat kansen op productiviteitswinst
liggen.

De afgelopen decennia heeft een enorme schaalvergroting plaatsgevonden
in de Nederlandse detailhandel, maar desondanks is deze relatief nog
vrij kleinschalig. De instroom van starters is ook hoog. De fijnmazige
distributiestructuur die mede als gevolg daarvan in Nederland nog steeds
bestaat is een groot goed, maar vertaalt zich ook in een lagere
productiviteit. 

Volgens een studie van McKinsey & Company zijn er naast tijdelijke,
conjuncturele factoren verschillende structurele oorzaken die maken dat
de arbeidsproductiviteit in internationaal opzicht achterblijft: 

Het Nederlandse detailhandelslandschap is relatief weinig georganiseerd
(veel zelfstandige ondernemers). Overigens werken deze zelfstandige
ondernemers wel veel samen: gezamenlijke inkoop en franchiseformules
zijn instrumenten die de detailhandel inzet om de efficiency te
verbeteren; 

Er zijn relatief weinig winkels met veel vloeroppervlak en een groot
assortiment; en

Nederlandse retailondernemers lopen achter met innoveren (met name in de
toepassing van ICT, zoals een centraal distributiesysteem, ā€œlean
retailingā€-technieken en IT voor bijvoorbeeld ā€œautomatic
reorderingā€). 

Zowel door McKinsey & Company als door de OESO wordt ook gewezen op het
negatieve effect op de productiviteit van de beperkende regelgeving die
Nederland kent. Met name gaat het daarbij om landelijke regelgeving op
het gebied van ruimtelijke ordening en winkeltijden, en lokale
regelgeving op het gebied van stedelijke distributie en vergunningen.
Mede door deze beperkende regelgeving kent de Nederlandse detailhandel
onvoldoende schaalvoordelen en blijft de arbeidsproductiviteit achter
bij die in de Verenigde Staten en veel omringende Europese landen (zie
bovenstaande grafiek). 

McKinsey & Company ziet mogelijkheden om de arbeidsproductiviteitsgroei
voor de komende vier jaar te verhogen naar ongeveer 3% per jaar en
adviseert verschillende maatregelen om de productiviteit te doen
verbeteren, zoals versoepeling van het ruimtelijke ordeningsbeleid,
beperking van de inspraak en eenvoudigere vergunningverlening. 

Beleid

Beleid gericht op een toename van de arbeidsproductiviteit

In hoofdlijnen onderschrijven wij de analyse van McKinsey. Wel overschat
deze ons inziens de groeipotentie, doordat McKinsey het belang voor de
arbeidsproductiviteit van de grote mate van samenwerking die er in de
detailhandel tussen de zelfstandige bedrijven bestaat (franchise,
inkoop) onderschat. Maar het is juist dat ons land -hoewel ook hier de
laatste decennia een flinke schaalvergroting is opgetreden- in
vergelijking met het buitenland relatief veel kleine, zelfstandige
winkels kent. Mede daardoor blijft de arbeidsproductiviteitsgroei in
deze branche achter ten opzichte van het buitenland: grote winkelketens
kunnen efficiƫnter opereren door bijvoorbeeld een centraal en
geautomatiseerd voorraadbeheer. Deze relatieve kleinschaligheid en
variatie in het winkelaanbod is echter ook een kwaliteitsaspect van de
Nederlandse detailhandel, die een grotere keuze, meer aandacht voor de
consument en een betere dienstverlening met zich meebrengt.

De detailhandel speelt ā€“letterlijk en figuurlijk- een centrale rol in
de Nederlandse samenleving. Door die centrale rol heeft de detailhandel
te maken met verschillende en vaak uiteenlopende publieke belangen die
tegen elkaar worden afgewogen: niet alleen het economische belang, maar
ook de kwaliteit van leefomgeving en samenleving. Als gevolg van die
belangenafweging maakt de overheid ā€“zowel landelijk als lokaal- soms
keuzes die de detailhandel beperkt in zijn mogelijkheden. 

De door McKinsey voorgestelde maatregelen zullen zeker tot een groei van
de productiviteit kunnen leiden. Dit zal echter ten koste gaan van
andere aspecten die ons welzijn bepalen, zoals een prettig leefklimaat
en aantrekkelijke stadscentra. 

Het kabinet wil juist de kwaliteit van die omgevingsfactoren borgen en
kiest er daarom voor om niet verder te gaan dan het reeds ingezette
beleid, zoals de Nota Ruimte - waarmee in principe al ruimte geboden
wordt voor noodzakelijke ontwikkelingen- en het Project Vereenvoudiging
Vergunningen. 

Wel streeft het kabinet naar verbetering van de productiviteit op andere
wijze, bijvoorbeeld door een toename van ICT toepassingen (zie paragraaf
9).

Beleid gericht op winkeltijden

Het aantal koopzondagen is sinds 1996 flink toegenomen. Dit wordt mede
veroorzaakt doordat het aantal gemeenten dat de toerismebepaling benut
is toegenomen. Het kabinet heeft de indruk datĀ deze bepaling daartoe
steeds ruimer geĆÆnterpreteerd wordt. Het kabinet wil daarom duidelijker
in de wet verankeren dat de toerismebepaling uitsluitend mag worden
aangewend ten behoeve van op de gemeente gericht toerisme met een
substantiƫle omvang. Daarnaast dienen ook belangen als zondagsrust en
leefbaarheid uitdrukkelijk eenĀ plaats te krijgen in de lokale afweging
rond benutting van de toerismebepaling.

 Zoals in de brief van de Minister van Economische Zaken van 5 oktober
2007 verwoord, wil het kabinet de wet daartoe op drie punten wijzigen:

(1) De voorwaarden voor toepassing van de toerismebepaling worden
aangescherpt 

In de toerismebepaling wordt toegevoegd dat het toerisme een
substantiƫle omvang moet hebben, dat het duidelijk moet zijn ten
behoeve van welke specifieke autonome toeristische aantrekkingskracht de
winkelopening wordt toegestaan en welk verband er tussen beide bestaat.

(2) Nadere eisen aan de afweging en motivering van het besluit

Er worden eisen gesteld aan de belangenafweging. De al genoemde
economische belangen als werkgelegenheid en bedrijvigheid in de gemeente
en omgevingsbelangen als zondagsrust, leefbaarheid en veiligheid moeten
nadrukkelijk worden geduid en in de afweging worden betrokken. 

(3) Borging van de toetsingsmogelijkheid bij het College van Beroep voor
het bedrijfsleven (CBb)

Het kabinet kiest voor voortzetting van de decentrale uitvoering van de
Winkeltijdenwet. De behoefte aan een juridische toets hierop wordt
echter onderkend. Daarom zal het kabinet buiten twijfel stellen dat
gemeentelijke besluiten betreffende de invoering van een toeristisch
regime vatbaar zijn voor beroep bij het CBb. 

4. Regeldruk 

Thematiek

De Nederlandse detailhandel staat letterlijk midden in de samenleving.
Gelet op deze positie ligt het voor de hand dat de sector geconfronteerd
wordt met vele regels. Doorgaans zijn deze nuttig en noodzakelijk ter
bescherming van publieke belangen. Van ruimtelijke ordening tot
voedselveiligheid en van openingstijden tot milieu. Veel van deze regels
zijn op rijksniveau vastgesteld en de ratio ervan staat doorgaans niet
ter discussie. Regelgeving is echter maatwerk en daarom wordt zij meer
en meer naar lokaal niveau gedecentraliseerd. De mogelijkheid van
maatwerk brengt evenwel het gevaar van overregulering, (ogenschijnlijke)
strijdigheid en onduidelijkheid over lokaal verschillende regels met
zich mee. De detailhandel wordt daarmee meer dan gemiddeld
geconfronteerd. De Commissie Stevens heeft in het najaar van 2006 de
problemen van ondernemers in de detailhandel met betrekking tot
regeldruk in kaart gebracht. Veel van deze problemen hangen samen met
gemeentelijk beleid. Dit geldt zowel voor de autonome lokale regels, als
de lokale invulling bij de uitvoering van landelijk beleid. De Commissie
heeft daarbij met name gewezen op de vele lokale vergunningen die nodig
zijn en de langdurige en kostbare procedures die daarbij gelden. De
problematiek van de lokale vergunningen is ook door MKB-Nederland aan de
orde gesteld. In zijn rapport Lokale vergunningen doorgelicht wordt een
overzicht gegeven van de lokale vergunningslasten en worden voorstellen
gedaan voor vereenvoudiging.

AlsĀ samenleving hebben weĀ allerlei regels afgesproken ten bate van
o.a. milieu, eerlijke concurrentie, arbeidsomstandigheden,
ruimtegebruik, sociale zekerheid, productveiligheid en
consumentenbescherming. Dit leidt voor bedrijven tot administratieve
handelingen en noodzaak van vergunningen, en tot toezicht door lokale en
rijksoverheid. Op www.antwoordvoorbedrijven.nl (uitgevoerd door het
Ministerie van EZ voor alle overheden)Ā wordt dit toegankelijk gemaakt
voor ondernemers. Ook worden hier alle financiƫle regelingen van de
overheid vermeld.

Beleid

Beleid gericht op vermindering van lokale lasten en regeldruk 

In het Actieplan Detailhandel is de kabinetsreactie op het rapport van
de Commissie Stevens opgenomen. Kernpunten uit het Actieplan zijn:

een aanpak van de lokale regeldruk door bestuurlijke afspraken tussen
Rijk en gemeenten; en 

versterking van de bestuurlijke samenwerking tussen de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk. 

De samenwerking tussen het Rijk en de VNG op het gebied van regeldruk is
de afgelopen jaren versterkt. Dit om te komen tot meer actie op het
gebied van vermindering van de regeldruk en verbetering van de
dienstverlening door gemeenten. De hoofdlijnen daarvan zijn vastgelegd
in een bestuursakkoord tussen het Rijk en de VNG. 

De rijksprojecten van BZK, EZ, Financiƫn en Bruikbare rechtsorde van
Justitie, hebben met de VNG een Interbestuurlijke Taskforce Regeldruk
Gemeenten opgericht, onder voorzitterschap van burgemeester Wallage van
Groningen. Het doel van de Taskforce is om vermindering van regeldruk en
verbetering van dienstverlening bij gemeenten te accelereren, knelpunten
in het realiseren daarvan te agenderen, en ideeƫn, kennis en
praktijkvoorbeelden te communiceren.

In de samenwerking tussen Rijk en de VNG worden o.a. workshops en
bijeenkomsten voor het verminderen van regeldruk bij gemeenten
georganiseerd. Ook is een digitale gereedschapskist ontworpen die
gemeenten op weg wil helpen met vermindering en verbetering van regels
en verbetering van dienstverlening. De gereedschapskist toont in
duidelijke onderlinge samenhang de stappen die daarvoor nodig zijn.
Uitgaand van de gebruiker (gemeentelijke bestuurders en ambtenaren)
ontsluit de gereedschapskist ook de instrumenten en ondersteuning die
het Rijk aanbiedt om die stappen te realiseren. De gereedschapskist
bevat ook praktijkvoorbeelden: ervaringen van andere gemeenten met het
aanpakken van de regeldruk en het verbeteren van de dienstverlening.

Een ander praktisch hulpmiddel is het Detailhandelkompas, samengesteld
door het Project Aanpak StrijdigeĀ Regels. Dit kompas bevat oplossingen
voor 34 veel voorkomende knelpunten en onduidelijkheden in de
regelgeving. Daarnaast bevat het tips wat een ondernemer zelf kan doen
als hij met strijdigheden wordt geconfronteerd. Het boekje dient als
hulpmiddel in gesprekken met gemeenten, inspecties en andere handhavers.
De geboden oplossingen gelden door het hele land. 

Voor ondernemers in de detailhandel is begin 2007 tevens een
Branchewijzer beschikbaar gekomen. Deze branchewijzer op AntwoordĀ©voor
bedrijven (www.antwoordvoorbedrijven.nl) bevat digitale checklisten voor
de ondernemer om duidelijk te maken met welke eisen en procedures hij of
zij te maken kan krijgen.

Samen met MKB-Nederland is een ondernemersvriendelijke modelverordening
gemaakt. Deze Algemene Plaatselijke Ondernemers Verordening (APOV), is
een handreiking voor gemeenten en VNG, met concrete voorstellen voor het
herschrijven van zes vergunningen uit de (model) Algemene Plaatselijke
Verordening (APV). Van deze vergunningen is de detailhandel vooral
gebaat bij het omzetten van de reclamevergunning en de objectvergunning
(waaronder de uitstalvergunning voor winkels) in algemene regels.

Alle gemeenten zijn vanuit het Ministerie van EZ benaderd met het
verzoek het rapport APOV mee te nemen bij de doorlichting van de lokale
regelgeving en de herziening van de eigen APV. Daarnaast heeft de VNG
het rapport APOV betrokken bij de herziening van de model-APV die dit
voorjaar is afgerond . Onder verwijzing naar de gedereguleerde model-APV
adviseert de VNG de vergunning voor gevelreclame en de objectvergunning
(bijv. voor staande reclameborden, winkeluitstallingen en bloembakken)
af te schaffen en via algemene regels de belangen van openbare orde en
veiligheid te waarborgen. 

Vergunningen

Het kabinet vindt dat de aanvrager duidelijk inzicht moet hebben in de
manier waarop de prijs van een vergunning wordt bepaald. Het kabinet
hecht tevens aan het profijtbeginsel en het kostenveroorzakingsbeginsel
bij de beantwoording van de vraag wie de kosten van de behandeling van
een vergunningsaanvraag moet dragen. Om de overheden beter in staat te
stellenĀ die kostentoerekening te maken, heeft het Rijk in het kader van
het Project Vereenvoudiging vergunningen centraal een Handreiking
Kostentoerekening leges en tarieven opgesteld. Deze is in juli 2007
gepubliceerd.

Sommige ondernemers hebben te maken met een zeer groot aantal
vergunningverleners en toezichthouders. In het project Concernbenadering
zijn drie pilots gestart, waaronder een in de detailhandel. Doel van
deze pilot, die wordt getrokken door de Raad Nederlandse Detailhandel,
is het vereenvoudigen van het vergunningentraject en het landelijk
harmoniseren vanĀ de eisen waaraan winkelketens moeten voldoen. 

Na afronding van de pilotsĀ zal worden bezien op welke wijze uitwerking
op nationale schaal mogelijk is.

Auteursrechten

Detailhandel en horeca worden geconfronteerd met een groot aantal
beheersorganisaties van auteursrechten voor beeld, geluid etc. Deze
organisaties werken maar beperkt samen, waardoor ondernemers meestal van
elke organisatie een afzonderlijke rekening krijgen. Het is voor
ondernemers vaak ook niet duidelijk met welke heffende organisatie zij
te maken hebben Ć©n hoe de in rekening gebrachte tarieven zijn
opgebouwd. 

De ministers van Justitie en EZ streven naar de realisatie van Ć©Ć©n
factuur van alle inningsorganisaties voor de ondernemer per 1 januari
2009. In eerste instantie wordt gepoogd dit te bereiken via
zelfregulering door de inningsorganisaties. Mocht dit niet of niet
tijdig slagen, dan wordt ingegrepen door middel van wetgeving. 

Door wijziging van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties, zal
het toezicht op de inningsorganisaties worden versterkt en de
transparantie t.a.v. de geĆÆnde gelden verbeteren.

Het kabinet gaat verder met de aanpak van regeldruk. De
staatssecretarissen van EZ en van Financiƫn hebben hun voornemens voor
de vermindering van regeldruk en de verbetering van dienstverlening aan
bedrijven op 17 juli 2007 aan de Tweede Kamer gestuurd. Nog sterker dan
in de afgelopen jaren staat bij het identificeren van knelpunten en het
formuleren van oplossingen de beleving van ondernemers centraal. In mei
2008 heeft het kabinet de Tweede Kamer over de voortgang en resultaten
geĆÆnformeerd. In november 2008 zal wederom aan de Tweede Kamer de
voortgang worden bericht.

5. Arbeidsmarkt

Thematiek

De detailhandel biedt werk aan een grote verscheidenheid van mensen.
Toetreders tot de arbeidsmarkt, zoals scholieren en herintredende
vrouwen, doen vaak hun eerste werkervaring (weer) op in de detailhandel.
Dit heeft onder andere te maken met de lange openstelling van de winkels
en de vele mogelijkheden om in deeltijd te werken. Landelijk werkt bijna
63% van het personeel in voltijd, in de detailhandel is dat 28%. 

Dankzij de sterke economische groei is de werkgelegenheid in Nederland
fors toegenomen en de werkloosheid gedaald. Dit heeft in een aantal
sectoren tot krapte op de arbeidsmarkt geleid. Vooral door de
diversiteit van werknemers waar de detailhandel een beroep op kan doen,
doet zich dit probleem in de detailhandel nog niet voor. 

Naar verwachting zal de komende jaren ook voor de detailhandel de krapte
echter toenemen. Naast algemene krapte op de arbeidsmarkt speelt daarbij
met name de vergrijzing een rol. 

Vergrijzing is vooral te merken onder de werkgevers: in tien jaar tijd
nam het aandeel van de ā€œoudere ondernemerā€ (51+) toe van 29 tot 35
procent. De komende jaren zullen tienduizenden ondernemers met pensioen
gaan en op zoek moeten naar opvolgers. 

Het zelfstandig ondernemerschap komt echter niet onder druk. De
ondernemerszin in Nederland neemt toe en het aantal starters is
historisch hoog. De verwachting is dat het aantal zelfstandige
ondernemers in de toekomst nog verder zal toenemen. Deze trend is ook
waarneembaar in de detailhandel.

Beleid

Beleid gericht op de verbetering van de arbeidsmarkt 

In het Beleidsprogramma is als doelstelling opgenomen de
arbeidsparticipatie te verhogen van 70% nu tot 80% in 2016. Het kabinet
denkt dit te bereiken door verbeterde functionering van de arbeidsmarkt,
het stimuleren dat ouderen langer actief blijven, het financieel
aantrekkelijker maken van werk en het verhogen van de participatie van
vrouwen en van niet-westerse allochtonen. 

Situatie oudere werknemers 

Bij het in dienst houden en aannemen van 65-plussers doen zich
merkwaardige situaties voor. Zo is het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd een objectieve rechtvaardigingsgrond voor
ontslag, maar is de ontslagbescherming bij voortzetting van het
dienstverband na 65-jarige leeftijd weer gelijk aan die van 65-minners.
Dit leidt ertoe dat ontslag op 65-jarige leeftijd automatisch en
kosteloos is, terwijl ontslag na 65 jaar gepaard gaat met ingewikkelde
procedures en hoge kosten. Tevens hoeft de werkgever veelal slechts
Ć©Ć©n week loon door te betalen als een werknemer Ć©Ć©n week vĆ³Ć³r het
bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ziek wordt. Wordt hij Ć©Ć©n
week nĆ” het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ziek, dan moet
de werkgever tot het einde van de contractperiode (met een maximum van
twee jaar) loon doorbetalen. 

Naast verhoging van de arbeidsparticipatie zet het kabinet ook in op
verhoging van de kwaliteit van het arbeidsaanbod. Daarbij wordt
ondermeer ingezet om het VMBO en het MBO naadloos op elkaar en op het
hoger onderwijs aan te laten sluiten. Voorts wordt een halvering van het
aantal voortijdige schoolverlaters beoogd.

Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat de aansluiting tussen het
beroepsonderwijs en het bedrijfsleven niet optimaal is. Ook binnen de
detailhandel vormt dit een probleem. Veel kleinere bedrijven blijken
gedreven om met scholen samen te werken om de aansluiting tussen
opleiding en praktijk te verbeteren. Het ontbreekt deze bedrijven echter
vaak aan tijd en middelen. EZ heeft daarvoor de tijdelijke
subsidieregeling Beroepsonderwijs in bedrijf in het leven geroepen.
Genoemde subsidieregeling 

ā€“waarvoor in een periode van 4 jaar (2007-2010) 50 miljoen euro ter
beschikking is- betaalt 50% van de kosten van duurzame samenwerking in
de regio, met ā€œleren in de praktijkā€ als leidend principe.

Beleid gericht op bedrijfsoverdracht, starters en zelfstandig
ondernemerschap

Gezien de verwachte pensioengolf bij ondernemers, ook in de
detailhandel, werkt EZ samen met de Kamers van Koophandel, MKB-Nederland
en VNO-NCW om de overdracht van bedrijven zo soepel mogelijk te laten
verlopen en doet het veel aan voorlichting op dat gebied. In 2004 is het
Overdrachtspakket ontwikkeld, om overdragende ondernemers te wijzen op
het belang van het goed voorbereiden van een overdracht. Het pakket is
wegens succes structureel als beleidsinstrument ingezet. In 2008 is een
nieuwe versie van het Overdrachtspakket verspreid. Daarnaast ligt het in
de bedoeling om een aanvullende toolkit voor opvolgende (startende)
ondernemers te ontwikkelen, ook om de mogelijkheid van een zogenaamde
ā€œvliegende startā€onder de aandacht te brengen

Om tegemoet te komen aan de wens van veel ondernemers aan individuele en
gerichte informatie wordt jaarlijks een Themamaand Bedrijfsoverdracht
georganiseerd. Daarnaast financiert EZ het project ā€œKoop je eigen
bedrijfā€, onderdeel van het Actieplan Nieuw Ondernemerschap en gericht
op het prikkelen van potentiƫle opvolgers. 

EZ beschikt verder over het zogenaamde kapitaalmarktinstrumentarium.
Bedrijven kunnen bij banken of andere kapitaalverschaffers financiering
vragen en de overheid staat dan gedeeltelijk garant voor deze
financiering. Van het zogenaamde Besluit Borgstelling Midden- en
Kleinbedrijf (BBMKB) maken banken veel gebruik. In 2007 werd ongeveer
16% van deze borgstellingsfaciliteit ingezet voor de detailhandel.
Gemeten naar het aantal borgstellingsaanvragen bedroeg het aandeel van
de detailhandel zelfs bijna 25%.

In het algemeen wordt bij de BBMKB Ć©Ć©n van de drie
borgstellingsaanvragen gebruikt voor starters. Daarvoor is een
zogenaamde startersfaciliteit in het leven geroepen, waarbij de overheid
tot ā‚¬ 100.000 extra garant staat richting de banken. Verder kunnen in
de nabije toekomst de mogelijkheden voor kleine starters (tot ā‚¬
25.000) verder verruimd worden indien de plannen voor microfinanciering
uit het Beleidsprogramma van het kabinet nader worden uitgewerkt. De
vorig jaar gestarte Groeifaciliteit kan ingezet worden indien de
kapitaalverschaffer behoefte heeft aan staatsgarantie op risicodragend
vermogen. Bij bedrijfsoverdrachten of overnames is dit vaak wenselijk. 

Voor bedrijfsoverdrachten hoeft sinds 2007 door opvolgers slechts over
25% van de waarde van de onderneming successie- en schenkingsrechten
betaald te worden. Voor de te betalen belasting kan bovendien tien jaar
uitstel van betaling verkregen worden.

Diverse internationale studies laten zien dat Nederland matig scoort op
een positieve houding ten opzichte van ondernemerschap en op de mate van
integratie van ondernemerschap in het onderwijs. In het Beleidsprogramma
is aangegeven dat het bevorderen van ondernemerszin begint op scholen en
universiteiten; leerlingen en studenten moeten de kans krijgen kennis te
maken met ondernemerschap. Om deze ambitie te verwezenlijken hebben EZ
en OCW voor het programma Ondernemerschap en onderwijs voor de periode
2008-2011 in totaal ā‚¬ 30 miljoen gereserveerd.

De kabinetsbrief Zelfstandig ondernemerschap geeft een overzicht van de
verschillende aspecten ā€“zoals sociale zekerheid, regeldruk,
winstbelastingen, voorlichting, etc.- die een zelfstandige ondernemer,
zowel de ondernemer zonder personeel als de ondernemer met personeel,
tegenkomt.

6. Ruimtelijke ordening

Thematiek

Winkelvoorzieningen leveren een grote bijdrage aan de leefbaarheid van
woonwijken. Omgekeerd is leefbaarheid van een wijk van groot belang voor
het economisch succes van een detaillist. Een bijna symbiotische
relatie. 

Naast het gemak voor bewoners om dicht bij huis de dagelijkse aankopen
te kunnen doen, draagt de detailhandel bij aan de levendigheid van het
straatbeeld en daarmee aan de positieve waardering van bewoners voor hun
leefomgeving. Anderzijds kan dit ook met parkeer- en lawaaioverlast
gepaard gaan. Vele buurtwinkels ā€“en zeker die in dorpen- vervullen een
rol als ontmoetingsplaats voor omwonenden en hebben daarmee in een tijd
dat buurtbewoners elkaar slechter kennen dan voorheen een belangrijke
sociale functie. Ook gelet op de vergrijzing en de daaraan verbonden
afnemende mobiliteit is het voortbestaan van wijk- en dorpswinkels van
groot belang.

Voorts draagt de aanwezigheid van detailhandel bij aan de lokale
werkgelegenheid. Voor veel jongeren markeert een (bij)baan in de
detailhandel de start van hun deelname aan het arbeidsproces. Voor laag
opgeleide jongeren is het soms Ć©Ć©n van de beste kansen op een werkzaam
leven. 

Voor de binnenstad is de detailhandel zo mogelijk van nog groter belang.
Hier genereert de detailhandel niet alleen rechtstreeks inkomen en
werkgelegenheid, maar vormt hij ook een aanzienlijke impuls voor de
horeca. Een stad zonder substantiƫle en gevarieerde detailhandel zal
ook uit toeristisch oogpunt minder aantrekkelijk zijn.

Het kabinet hecht daarom groot belang aan behoud van de fijnmazige
distributiestructuur en de variatie in winkelaanbod die ons land kent en
ondersteunt deze langs diverse lijnen.

Beleid

Beleid gericht op leefbaarheid en stedelijke economie

Met de voornemens neergelegd in het Actieplan Krachtwijken, worden de 40
geĆÆdentificeerde aandachtswijken in 8 tot 10 jaar omgevormd tot vitale
woon-, werk- en leefomgevingen. Het Rijk sluit hiervoor in 2008 charters
af met de 18 betreffende gemeenten. Deze gemeenten hebben daartoe
wijkactieplannen opgesteld, waarin o.a. aandacht is voor werkgelegenheid
en ondernemerschap in de wijk, en problemen rond veiligheid en openbare
ruimte worden aangepakt. Het instrument micro-kredieten zal ook in deze
wijken worden ingezet en zal voor startende ondernemers een eerste
opstap kunnen vormen. 

Per 1 juli 2008 is met het nieuwe Besluit Ruimtelijke Ordening voor
gemeenten de mogelijkheid om in hun bestemmingsplannen (per wijk) de
vestiging van bepaalde branches te beperken of  uit te sluiten wettelijk
buiten twijfel gesteld. Langs deze weg kunnen leefmilieu en leefbaarheid
van een gebied beschermd worden en ongewenste ontwikkelingen zoals
verloedering en overlast worden tegengegaan. 

Het Actieplan Overlast en verloedering beoogt een vermindering van
fysieke verloedering en ernstige sociale overlast met 25%. 

Beleid gericht op perifere detailhandel 

Het ruimtelijke ordeningsbeleid is een beleidsterrein dat van oudsher
grote invloed heeft op het reilen en zeilen van de detailhandel. Het
actuele beleid is vastgelegd in de Nota Ruimte. 

Nota Ruimte 

De   HYPERLINK "http://www2.vrom.nl/notaruimte/"  Nota Ruimte  bevat de
visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en
bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en
leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In deze nota wordt
ruimte geboden voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat
kan, centraal wat moet'. Daarmee verschuift het accent van het stellen
van ruimtelijke beperkingen, naar het stimuleren van gewenste
ontwikkelingen. De Nota Ruimte ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling
waarin alle betrokken partijen kunnen participeren. Het Rijk richt
daarbij zijn aandacht met name op de Nationale Ruimtelijke
Hoofdstructuur. 

Met de Nota Ruimte is het voormalige ā€“in principe beperkende-
PDV/GDV-beleid losgelaten en is een nieuw integraal locatiebeleid voor
bedrijven en voorzieningen geformuleerd, met als uitgangspunt meer
ruimte te bieden voor nieuwe ontwikkelingen. In de Nota is ā€“naar
aanleiding van de motie Van Bochove- eveneens bepaald dat nieuwe
vestigingslocaties niet ten koste mogen gaan van de bestaande
detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden. In dit kader
zijn begin 2006 door het Interprovinciaal Overleg (IPO) richtlijnen
opgesteld. Kern ervan is dat de versterking en vernieuwing van bestaande
winkelgebieden voorrang heeft en dat ruimte voor verandering slechts
wordt geboden onder de voorwaarde dat de bestaande
voorzieningenstructuur niet duurzaam wordt aangetast. De richtlijnen
spreken zich ook uit tegen de vestiging van zogenaamde weidewinkels. Het
toenmalige kabinet heeft ingestemd met deze richtlijnen. 

Ook dit kabinet geeft prioriteit aan de bestaande winkelgebieden, als
onderdeel van het zo goed mogelijk benutten van het bestaande stedelijke
gebied. Indien geen zorgvuldige afweging plaatsvindt ā€“zie hiervoor het
in de Nota Ruimte opgenomen redeneerschema van de SER-ladder- leidt het
ontwikkelen van nieuwe locaties tot verschraling van het winkelaanbod
elders. Dit is ongewenst en in de PDV-richtlijnen is dan ook opgenomen
dat aangetoond moet worden dat de bestaande structuur niet wordt
aangetast. Naar de mening van het kabinet biedt dit algemene
beleidskader voldoende ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe concepten,
zoals hoogwaardige regionale centra in de stedelijke periferie. Want het
kabinet erkent ook de noodzaak ā€“binnen de kaders van de
IPO-richtlijnen- van een beheerste en op maat gesneden groei van het
aanbod in de stedelijke periferie. Ruimtegebrek in de binnensteden, de
voortschrijdende grootschaligheid van de detailhandel en de moeilijke
bereikbaarheid voor leveranciers en consumenten van veel binnensteden,
zorgen er immers voor dat binnensteden steeds meer knelpunten voor een
gezonde expansie van bepaalde sectoren binnen de detailhandel kennen. De
perifere ontwikkelingen zullen pas ten koste gaan van de binnensteden
als gemeenten en bedrijfsleven onvoldoende investeren in bestaande
voorzieningen. Gemeenten en bedrijfsleven zullen de handen ineen moeten
slaan om de aantrekkelijkheid van de binnensteden te bewaren en zo
mogelijk te versterken. Voortdurende aandacht voor bereikbaarheid,
voldoende (betaalbare) parkeervoorzieningen c.q. transferia en het
tegengaan van criminaliteit en verloedering dienen hoog op de
gemeentelijke agendaā€™s te staan. Maar ook bij het bedrijfsleven zelf.
Daarbij moet ook oog zijn voor de noodzaak van voldoende aanbod van
grootschalige locaties in de binnenstad voor expanderende bedrijven en
de vestiging van internationale detailhandelsketens. Dit alles niet
alleen in het belang van de detailhandel, maar ook in het belang van de
gemeente zelf. Vertrek van typisch binnenstedelijke winkeltypen naar de
periferie is ongewenst. Verscheidenheid in typen winkelcentra is in het
belang van de consument. Diversiteit verhoogt tevens de ruimtelijke
kwaliteit van het stedelijk gebied. Aantrekkelijke en bloeiende
winkelvoorzieningen in het stadshart geven de stad financiƫle
draagkracht om de kwaliteit van de binnensteden op peil te houden.

7. Betalingsverkeer

Thematiek

Een goed werkend en efficiƫnt betalingsverkeer is een voorwaarde voor
het functioneren van onze economie. In het bijzonder voor de
detailhandel, waar betalen een cruciaal element vormt in het
bedrijfsproces. Sinds de ruilhandel is een lange weg afgelegd, maar
optimaal verloopt het betaalproces nog steeds niet. 

Nog altijd wordt 75% van de toonbankbetalingen op traditionele wijze
gedaan: contant. Het omzetaandeel van contante betalingen is echter naar
schatting niet hoger dan 35%. Naarmate het bedrag hoger wordt kiezen
consumenten namelijk vaker voor betaling met de PIN-pas. Dat is
efficiƫnter en ook veiliger. Het aantal PIN-transacties vertoont al
jaren een stijgende lijn, tot ruim 1,5 miljard in 2007. Een bescheiden
deel van alle transacties wordt met creditcard of chipknip afgehandeld.

Aan het gebruik van betaalmiddelen zijn altijd kosten verbonden. Deze
kosten kunnen echter sterk variƫren tussen verschillende
betaalproducten. Sommige kosten zijn duidelijk aan een betaaltransactie
toe te schrijven, zoals de tarieven die banken aan de detaillist in
rekening brengen voor transacties met PIN of creditcard. De kosten
kunnen ook minder expliciet zijn, zoals de telefoonkosten bij een
PIN-betaalterminal, de kosten voor het afstorten of in voorraad hebben
van contant geld en de risicoā€™s die contant geld met zich mee brengt.
Voor ondernemers is het belangrijk om goed inzicht te hebben in deze
kosten, zodat ze een goede afweging kunnen maken in het accepteren en
prefereren van betaalmiddelen. Op dit moment maken ondernemers nog niet
altijd de juiste keuze, het betalingsverkeer in Nederland kan
efficiƫnter. 

Beleid

Efficiƫnt betalen

Omdat de kosten van het betalingsverkeer variƫren per type betaling, is
het van belang om het maken van efficiƫnte keuzes in het
betalingsverkeer te stimuleren.

De Werkgroep Maatschappelijke Efficiency van het Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer (MOB) heeft als doel het betalingsverkeer in de
maatschappij efficiƫnter te laten verlopen. Gelet op het belang van een
efficiƫnter betalingsverkeer is ook het Ministerie van Economische
Zaken betrokken bij het MOB. Een belangrijke randvoorwaarde voor EZ is
dat de efficiƫntiewinsten in deze bij alle maatschappelijke partijen,
en uiteindelijk de consument, terechtkomen. 

Om het gebruik van PIN-betalingen te stimuleren heeft de stichting
Bevorderen Efficiƫnt Betalen (BEB, een samenwerkingsverband van banken
en toonbankinstellingen) een oproep gedaan aan marktpartijen om
ā€œslimmeā€ all-in-one pinpakketten te ontwikkelen (incl. terminal,
dataverkeer, pintransacties etc.) welke voor verschillende groepen
detaillisten aantrekkelijk zijn. Daarmee kunnen de kosten in de hand
gehouden worden en voor (veel) ondernemers (aanmerkelijk) verlaagd.
Hiermee kan pinnen zelfs voor detaillisten waar niet veel gepind wordt
aantrekkelijk worden. De stichting heeft tevens een subsidie van ā‚¬ 100
beschikbaar gesteld voor de eerste 10.000 afgenomen pinpakketten. De
technische specificaties van deze pinpakketten lopen al vooruit op de
nieuwe EMV-standaard (Europay, Mastercard, Visa) waaraan betaalterminals
moeten voldoen. Zodra de EMV-standaard is ingevoerd zullen
pintransacties anders en veiliger verlopen. Zo maakt de relatief
fraudegevoelige magneetstrip op debet- en creditkaarten bijvoorbeeld
plaats voor een chip.

PIN-betalingen zijn in veel gevallen goedkoper dan contant betalen, de
kosten ervan zijn de laatste jaren afgenomen. In 2005 is door banken en
detaillisten het Convenant Betalingsverkeer overeengekomen. Onderdeel
van dit convenant is een korting van minimaal 1 cent op alle
pintransacties via Interpay (thans Equens). Daarnaast is een fonds van
10 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van de stichting BEB. 

Het onderbrengen van de pincontracten bij de individuele banken i.p.v.
bij het vroegere Interpay is een positieve ontwikkeling. Deze overdracht
is in maart 2004 begonnen en was in november 2005 afgerond. In 2005 en
2006 heeft de NMa in haar Monitor Financiƫle Sector onderzoek gedaan
naar deze pincontracten. Geconcludeerd is dat de concurrentie op de
markt voor pincontracten is toegenomen, wat zijn weerklank heeft gehad
op dalende gemiddelde tarieven. Dit was zowel bij grote als bij kleinere
transactievolumes het geval.

Europese Betaalzone

De komende jaren gaat er veel veranderen in het betalingsverkeer. In
Europa werken de Europese banken aan de totstandkoming van Ć©Ć©n
Europese betaalruimte, SEPA genaamd (Single Euro Payment Area), waarin
de huidige nationale betaalproducten zoals PIN uiteindelijk worden
vervangen. Het maakt dan niet meer uit vanuit welk land, naar welk land
of in welk land in euroā€™s wordt betaald, het gebeurt overal in Europa
op dezelfde wijze.

Voor de detailhandel zijn vooral de Europese betaalpassen van belang.
Banken zullen de detailhandel contracten aanbieden voor Ć©Ć©n of
meerdere ā€œbetaalmerkenā€ zodat consumenten uit de gehele Eurozone bij
de betreffende detaillist met hun eigen betaalpas kunnen betalen. De
verwachting is dat slechts een beperkt aantal betaalmerken aan banken de
mogelijkheid zullen bieden debetkaarten uit te geven die in de hele
Eurozone geaccepteerd zullen worden. Vooralsnog lijken dit alleen
Mastercard en Visa te worden. Hierin schuilen mededingingsrisicoā€™s. De
nieuwe Europese producten dienen op het gebied van efficiƫntie,
kwaliteit en prijsstelling te concurreren met de bestaande producten.
Het is dan ook belangrijk dat de overgang naar deze SEPA-producten
vraaggestuurd zal plaatsvinden. Een eventuele verhoging van de kosten
die verbonden zijn aan het betalen met een debetkaart kan zeer nadelig
uitwerken op het algemene streven naar een efficiƫnt betalingsverkeer,
indien winkeliers hierdoor besluiten om het gebruik van debetkaarten
niet te stimuleren of zelfs te ontmoedigen. 

Het kabinet is van mening dat voldoende concurrentie moet bestaan tussen
aanbieders van betaalproducten. De NMa heeft deze risicoā€™s onderkend
en zal nauwlettend toezicht houden op de mededingingsrechtelijke
aspecten van een overgang naar pan-Europese producten en een eventuele
vervanging van PIN als betaalproduct. Hiertoe heeft de NMa in november
2007 een consultatiedocument uitgestuurd naar alle betrokkenen. Dit moet
de NMa in staat stellen om de gevolgen van SEPA voor de concurrentie in
het betalingsverkeer in Nederland te beoordelen.

In SEPA zijn ook twee andere zaken van belang. Binnen SEPA gaat gewerkt
worden met zogenaamde IBAN-nummers voor bankrekeningen. Doordat deze
nummers aan specifieke banken zijn gelieerd, is het niet mogelijk deze
mee te nemen wanneer men van bank wisselt. De markt heeft er belang bij
dat klanten gemakkelijk kunnen overstappen. Daarom hecht het kabinet er
sterk aan dat in ieder geval de bestaande Overstapservice gehandhaafd
blijft. Daarnaast heeft de minister van Financiƫn in zijn brief van 18
februari jl. toegezegd dat hij bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij
de mobiliteit van klanten van Europese banken in Europa aan de orde
komt, zijn steun zal uitspreken voor een Overstapservice op Europees
niveau, waarbij ook onderzoek naar een Europese vorm van
nummerportabiliteit kan worden meegenomen.

Binnen de European Payments Council, het besluitvormend orgaan van de
Europese banken waarbinnen alle activiteiten gecoƶrdineerd worden die
moeten leiden tot de invoering van SEPA, wordt gewerkt aan de
totstandkoming van Europese standaardprotocollen voor betaalterminals.
Het kabinet onderschrijft het belang van een Europese markt voor
betaalterminals en de concurrentie en eventuele lagere prijzen die dit
kan opleveren en volgt de Europese ontwikkelingen, en de inspanningen om
de concurrentie op deze markt te bevorderen, dan ook met belangstelling.


8. Consumentenrechten

Thematiek

De detailhandel vervult de zogenaamde overbruggingsfunctie van de
producent naar de consument. Als laatste schakel in de productiekolom
voegt de sector weliswaar geen intrinsieke waarde toe aan het product
maar vervult hij toch een zeer wezenlijke rol: de detailhandel is de
plaats waar producten voor de consument tastbaar worden, en de wijze
waarop de detailhandel dit doet en de service die daarbij verleend
wordt, zijn van groot belang voor de bevrediging van de behoeften van de
consument. De consument mag er daarbij op vertrouwen dat het product
voldoet aan de eisen die hij in alle redelijkheid daaraan stelt en die
hem bij aankoop door de detaillist in het vooruitzicht zijn gesteld. In
algemene zin kan gesteld worden dat de Nederlandse detailhandel zich
goed rekenschap geeft van zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden.
Een deel van de detailhandel kent die echter niet of komt die niet na.
Vooral regels rond garantie en aanbetaling en rond on-line verkoop
worden niet altijd nageleefd. In het geval waarin in de betreffende
branche geen geschillencommissie voorhanden is, en er voor de consument
nog slechts een gang naar de rechter overblijft, ziet hij veelal af van
het halen van zijn recht omdat het geschil doorgaans niet opweegt tegen
de kosten van een gerechtelijke procedure. Voor de consument bestaat
daardoor nog te vaak een spanning tussen recht hebben en recht krijgen.
Anderzijds hanteren ook steeds meer bedrijven juist een tegengestelde
aanpak, door de consument ā€œrechtenā€ te geven waar hij deze in feite
niet heeft. 

Beleid

Beleid gericht op consumentenrechten

De rijksoverheid ziet er op toe dat sprake is van eerlijke handel, zowel
tussen bedrijven onderling als tussen bedrijven en burgers. Op dat vlak
zijn verschillende maatregelen genomen:

De Consumentenautoriteit ā€“actief sinds 1 januari 2007- staat voor
eerlijke handel tussen bedrijven en consumenten. Haar taken vloeien
voort uit de Wet Handhaving consumentenbescherming die per 1 januari
2007 in werking is getreden. In 2008 zijn de belangrijkste
aandachtsgebieden: oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden,
SMS-diensten, oneerlijke handelspraktijken, garantiestelling in de
reisbranche, en garantie en conformiteit. 

Om de mogelijke nadelen van internethandel te ondervangen, heeft de
Nederlandse wetgever de internetondernemer een aantal verplichtingen
opgelegd. Een belangrijke verplichting betreft de informatievoorziening
van de verkoper naar de consument. Uit diverse onderzoeken van
bijvoorbeeld de Consumentenbond en ECC-net (netwerk van Europese
ConsumentenCentra) blijkt dat internetaanbieders nog vaak tekortschieten
op het punt van de verplichte informatievoorziening aan consumenten.
Gezien het toenemende belang van internethandel ziet de
Consumentenautoriteit het als haar taak om de naleving van deze regels
te bevorderen.

Als resultaat van tweezijdig algemene voorwaardenoverleg tussen
brancheorganisaties en de Consumentenbond komen in steeds meer branches
laagdrempelige geschillencommissies tot stand. De afgelopen twee jaar
zijn op deze manier geschillencommissies in meer dan tien branches tot
stand gebracht. Inmiddels bestaan er ruim 60 sets tweezijdige algemene
voorwaarden die door consumentenorganisaties en brancheorganisaties zijn
overeengekomen. Het kabinet zal waar mogelijk deze vorm van
zelfregulering blijven ondersteunen.

drs W.A.M. Jongen MBA, directeur Nederlandse Thuiswinkel.org: ā€œWij
willen graag samen met de Consumentenautoriteit oneerlijke
internethandel aanpakken. Het is een jonge markt die volop in beweging
is met voortdurend nieuwe technieken. De wet- en regelgeving kan dit
nauwelijks bijhouden. Het is van belang dat bedrijven de ruimte krijgen
om te ondernemen en dat consumenten tegelijkertijd voldoende worden
beschermd. De Consumentenautoriteit kan daar een belangrijke rol in
spelen.ā€

Het wetsvoorstel betreffende oneerlijke handelspraktijken ligt thans ter
behandeling in de Eerste Kamer. Na aanvaarding zal deze wetgeving zo
spoedig mogelijk ā€“naar verwachting najaar 2008- in werking treden. Met
dit wetsvoorstel wordt paal en perk gesteld aan misleidende en
agressieve handelspraktijken. Het gaat hier onder meer om het hanteren
van onjuiste of onvolledige prijzen, misleiding ten aanzien van de
beschikbaarheid van producten en diensten (ā€œlokkertjesā€) en
agressieve vormen van telemarketing. Voor kwetsbare doelgroepen als
kinderen en ouderen voorziet het wetsvoorstel in extra bescherming. De
Consumentenautoriteit is voornemens om samen met organisaties van
ondernemers voorlichting te geven aan ondernemers over de inhoud en de
wijze van handhaving van deze wetgeving.

Vooral door implementatie van Europese regelgeving heeft de consument in
de loop der jaren een stevige rechtspositie verworven. De Europese
Commissie heeft in haar Groenboek Herziening van het consumentenacquis
echter geconstateerd dat ondanks deze rechtspositie de
grensoverschrijdende consumentenaankopen achterblijven door onvoldoende
consumentenvertrouwen. De Commissie wil het acquis dan ook herzien. De
Nederlandse regering ondersteunt het streven de regelgeving op het
gebied van het consumentenrecht te vereenvoudigen en te verbeteren. Wel
heeft de regering als uitgangspunt dat bij de herziening van het
consumentenacquis, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en
het proportionaliteitsbeginsel, een goede verhouding moet blijven
bestaan tussen een goed beschermingsniveau voor de consument en het
concurrentievermogen van het bedrijfsleven. 

In Nederland kan een stichting of vereniging op grond van het Burgerlijk
Wetboek (BW) een collectieve actie instellen. Hierbij kan geen
schadevergoeding in geld worden gevorderd. Daarom is in 2003 in
aanvulling op de regeling in het BW de Wet Collectieve afwikkeling
massaschade geĆÆntroduceerd. Deze wet is recentelijk geĆ«valueerd.
Binnenkort sturen de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van
Economische Zaken een brief naar de Tweede Kamer met voorstellen om de
wet te verbeteren. In het licht van Europese voorstellen zal tevens met
belangenorganisaties worden gesproken over eventuele aanvullende
mechanismen om massaschade af te wikkelen.

9. Innovatie

Thematiek

De hedendaagse detailhandel lijkt in niets meer op die van 50 jaar
geleden. Ontwikkelingen gaan steeds sneller en daarom valt veilig te
voorspellen dat over 25 jaar hetzelfde gezegd kan worden als de
detailhandel vergeleken wordt met die van nu. Winkelen wordt steeds meer
beleving en in feite een product op zich. Voortdurend dient de
detaillist zich af te vragen of het assortiment, de presentatie daarvan
en de wijze waarop men de klant benadert nog wel aansluit bij de wensen
van de consument. Steeds dienen zich ook nieuwe afzetkanalen aan die de
concurrentie aangaan met de gevestigde detailhandel. Deze zal dan ook
voortdurend vernieuwend en verrassend moeten blijven. Stilstand is ook
in de detailhandel achteruitgang. Technische ontwikkelingen bieden
ondernemers daarbij voortdurend mogelijkheden het bedrijfsproces te
optimaliseren. Met name ICT-toepassingen bieden de detailhandel veel
mogelijkheden. Te denken valt aan Radio Frequency Identification (RFID)
en ketendigitalisering, maar ook aan internethandel.

RFID is een betrekkelijk nieuwe techniek waarbij al dan niet
interactieve chips (ā€œtagsā€) in of aan producten worden aangebracht.
Deze chips die op (kleine) afstand afleesbaar zijn, kunnen een veelheid
aan informatie bevatten en vele functies vervullen.

Er zijn twee soorten chips:

passieve chips ā€“ deze halen hun benodigde energie uit de radiogolf en
kosten enkele eurocenten, en 

actieve chips die een micro batterij en meer functionaliteit hebben en
enkele euroā€™s kosten. Duurdere RFID chips hebben meerdere schrijf/lees
ruimtes, waaraan iedere speler in een keten eigen informatie kan
toevoegen.

RFID wordt wereldwijd als zeer veelbelovend gezien. In een rapport van
het EU-programma BRIDGE wordt de groei van het aantal passieve tags in
de EU geschat: van 144 miljoen in 2007 naar 3,2 miljard in 2012, tot 86
miljard in 2022. De impact op verhoging van productiviteit, kwaliteit,
snelheid en service kan substantieel zijn. 

Ook in de detailhandel kan RFID een nuttige functie vervullen. Vooral
het logistieke proces inclusief voorraadbeheer in de winkel, lijkt
daarbij als kansrijke toepassing gezien te worden. Maar er zijn meer
kansrijke toepassingsgebieden: 

kwaliteitsbewaking door de hele keten, met minder derving voor
bederfelijke waren;

snelle opsporing van producten bij terugroepacties door fabrikanten

een RFID-tag in de winkel kan voor de klant veel meer productinformatie
bevatten dan normaliter op labels etc. staat;

diefstalpreventie en controle op merkenfraude; 

snel afrekenen bij de kassa. 

In potentie biedt RFID dus veel voordelen voor productiviteitsstijging
en reductie van (kwaliteits)kosten.

Wal-Mart heeft enkele voorlopige resultaten openbaar gemaakt van een
vergelijkend onderzoek tussen 12 winkels uitgerust met RFID en 12
winkels met het traditionele barcode systeem. Hieruit blijkt dat er 16%
minder artikelen uitverkocht zijn in de RFID winkels. De uitverkochte
artikelen werden bovendien drie keer sneller aangevuld in winkels met
RFID. Tevens was er een daling van de totale hoeveelheid producten in
het magazijn.

Ook in de Nederlandse detailhandel vindt RFID toepassing. Een voorbeeld
dat veel internationale belangstelling krijgt is dat van boekhandel
Selexyz dat de nieuwste RFID-technieken heeft ingezet voor
voorraadbeheer, bestellingen, klantenservice en snel betalen. Een ander
voorbeeld is Schuitema, dat in 2007 een pilot heeft uitgevoerd waarbij
de temperatuurschommelingen van koelverse waren van leverancier tot
winkelwagen zijn gemonitord. De resultaten zijn positief. Het CBL komt
nog dit jaar met een communicatie- en projectplan voor de implementatie
van RFID in de supermarktbranche.

Voor veel van de (technisch) mogelijke toepassingen zijn de chips thans
nog te duur. Gelet op de enorme prijsdaling van de laatste jaren en de
verwachte voortzetting daarvan, zal prijstechnisch verantwoorde
toepassing voor de meeste producten echter niet lang meer op zich laten
wachten. 

Beleid

RFID 

Eind 2006 heeft het Ministerie van Economische Zaken een notitie
opgesteld waarin een overzicht is geschetst van RFID en de aspecten
ervan waar de overheid in beeld komt. RFID-toepassing is daarin
geschetst als een ontwikkeling die zowel kansen biedt als mogelijkerwijs
zorgen baart. In de notitie wordt geconcludeerd dat bestaande wet- en
regelgeving alsmede het bestaande innovatie-instrumentarium in Nederland
voldoen om deze nieuwe ontwikkeling de ruimte te geven.
(MKB-)ondernemers kunnen advies krijgen over invoering van
RFID-technologie bij Syntens; SenterNovem ondersteunt innoverende
ondernemers met subsidies (aantal toegekende aanvragen is gestegen van
98 in 2004 tot 351 in 2007) en RFID heeft een plaats gekregen in enkele
onderzoeksprojecten. 

Een cruciale vraag voor de overheid is of de huidige wetgeving voor
bescherming van persoonsgegevens voldoende is voor deze ontwikkeling.
Vooralsnog wordt daar van uitgegaan. De Kamer is hierover nader
geĆÆnformeerd. Uit recent onderzoek, dat mede dankzij financiering van
het Ministerie van EZ tot stand is gekomen, blijkt dat consumenten in
ruime meerderheid willen weten of in of aan producten een RFID-chip is
aangebracht. Het Ministerie van EZ zal daarom in overleg treden met de
RFID-industrie en de gebruikers van RFID-technologie over de opzet van
een etiketteringssysteem door de industrie. Hierbij zal ook
winkeldiefstalpreventie worden meegenomen.

De ontwikkelingen rond RFID worden thans vanuit de verschillende
invalshoeken gemonitord door een interdepartementale werkgroep onder
voorzitterschap van EZ. 

ICT en MKB-programma

Het Ministerie van Economische Zaken heeft de ambitie om meer MKBā€™ers
in staat te stellen tot slimme inzet van ICT in hun bedrijfsvoering, in
het bijzonder slim digitaal samenwerken door uitwisseling van
elektronische gegevens tussen handelspartners. Om dit te bereiken is in
2007 het nieuwe ICT & MKB programma Nederland Digitaal in Verbinding
(NDiV) gestart. EZ wil met NDiV een betere samenwerking en inhoudelijke
afstemming tot stand brengen tussen de meest relevante
uitvoeringsinstanties die actief zijn rond MKB en ICT. Het doel is
uiteindelijk adoptie van ICT binnen het MKB te bespoedigen. Speciale
aandacht is er binnen NDiV op procesniveau voor elektronisch factureren,
op randvoorwaardenniveau voor open standaarden, open source software en
informatiebeveiliging en op technologieniveau voor RFID.

Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) heeft in samenwerking met
MKB-Nederland en het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) een
stimuleringsprogramma voor toepassing van ICT in het MKB opgezet. Dit
programma ā€“Detailhandel en Ambachten Digitaal in Verbinding (o3d2009)-
is begonnen in oktober 2006 en loopt tot en met 2009. Het beschikbare
budget van 2,9 miljoen euro wordt voor de helft door EZ betaald. 

Het Ministerie van Economische Zaken momenteel een ā€˜fotoā€™ van de
stand van zaken op het gebied van ketendigitalisering binnen de
verschillende detailhandelsbranches. Bij MITEX, het CBW en de Beta lopen
projecten op dit gebied. 

Ook geeft EZ een financiƫle bijdrage voor een pilot met elektronisch
factureren in de wonenbranche. Logifurn (digitale marktplaats voor
detaillisten, leveranciers en tussenpersonen in de wonenbranche) wordt
daartoe uitgebreid met een elektronische factuur- en betaalfunctie.

Innovatiestimulering

De ambitie van het kabinet is om van Nederland Ć©Ć©n van de meest
dynamische en concurrerende economieƫn van Europa te maken. Een
slagvaardig, excellent en innovatief bedrijfsleven is voor het bereiken
van deze ambitie een essentiƫle voorwaarde. 

Ter bevordering van innovatie en het verhogen van de uitgaven voor
onderzoek en ontwikkeling, zet EZ een groot aantal instrumenten in. Met
de brief ā€œSterke basis voor topprestaties, vernieuwde EZ-instrumenten
voor ondernemersā€ uit 2005 heeft EZ een fundamentele wijziging van het
EZ-instrumentarium doorgevoerd. EZ-breed, dus ook op het gebied van
ondernemerschap en innovatie, is daarbij gekozen voor:

-een basispakket, dat laagdrempelig en breed toegankelijk is voor alle
ondernemers;

-een programmatische benadering op bepaalde gebieden, waar Nederland
internationaal kan excelleren (innovatieprogrammaā€™s).

Voor de detailhandel is de directe relevantie van het innovatiebeleid
beperkt. Dat geldt vooral voor de bedrijfsgerichte en maatschappelijke
innovatieprogrammaā€™s. Maar ook van het basispakket voor innovatie
blijkt de detailhandel slechts in zeer geringe mate gebruik te maken.
Minder dan 1% van de toegekende projecten heeft betrekking op de
detailhandel. Maar de detailhandel innoveert wƩl veel door toepassing
van techniek die elders ontwikkeld is. In dit hoofdstuk zijn daarvan
diverse voorbeelden behandeld. Verder innoveert de sector vooral in de
wijze van marktbenadering, zoals nieuwe winkelconcepten en andere
klantbenadering.

10. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Thematiek

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is het creƫren van
meerwaarde door naast het streven naar winst (profit) bewust om te gaan
met de wensen van klanten en werknemers (people), en rekening te houden
met het milieu (planet). Ofwel, de zorg voor maatschappelijke effecten
van het functioneren van de onderneming. Steeds vaker blijkt dat het
vinden van een balans tussen people, planet en profit leidt tot betere
resultaten voor het bedrijf Ć©n de samenleving. Een kopgroep van
bedrijven is al zeer intensief bezig met MVO en het aantal MKB-ers dat
aan MVO doet groeit. 

Keuzes die de detaillist maakt hebben direct invloed op de consument. De
toenemend kritische houding van consumenten heeft omgekeerd ook een
effect op het aanbod van de detaillist. Deze moet inspelen op de hoge
eisen die de consument stelt aan de samenstelling en herkomst van
producten.

Binnen veel branches zijn ondernemers zich bewust van het belang van
duurzaam ondernemen en worden initiatieven genomen op deelgebieden zoals
milieuzorg. MVO is maatwerk. Per sector spelen er andere onderwerpen. In
de food-sector bijvoorbeeld speelt duurzaamheid een belangrijke rol bij
de productie en inkoop van producten en grondstoffen. Er is aandacht
voor verantwoord omgaan met energie, water, afval, verpakking en
bestrijdingsmiddelen. Dierenwelzijn speelt een rol aan het begin van de
keten, waar maatregelen kunnen worden getroffen op gebied van voeding,
leefmilieu en slachtmethoden. Ten slotte is er veel aandacht voor
gezonde en verantwoorde voeding, mede onder invloed van maatschappelijke
organisaties en de media. 

Er zijn verschillende organisaties die duurzaamheid van verschillende
producten grondig monitoren, en die labels uitgeven om duurzame
producten te kenmerken. Hiermee is een ontwikkeling van ā€œnicheā€ naar
ā€œmainstreamā€ op gang gekomen.

Beleid

Beleid gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen

In de kabinetsvisie op MVO wordt ingegaan op het belang van MVO en
worden ambities en acties voor de periode 2008-2011 gepresenteerd.
Hierin wordt aangegeven dat MVO mƩƩr is dan het voldoen aan
regelgeving, het is vooral een attitude. Doelstelling van het kabinet is
dat bedrijven zich bewust worden van de maatschappelijke effecten en
verantwoordelijkheden die ondernemen met zich meebrengt en van de kansen
die MVO biedt, Ć©n dat bedrijven zich ook daadwerkelijk inzetten om MVO
in hun bedrijfsactiviteiten te implementeren.

Er zijn diverse instanties die bedrijven op weg kunnen helpen met MVO.
In 2004 is MVO-Nederland opgericht op initiatief van de rijksoverheid,
met als primaire doelgroep het MKB. MVO-Nederland werkt intensief samen
met onder meer brancheorganisaties om MVO bij de aangesloten bedrijven
te vertalen naar de bedrijfspraktijk. Daarnaast hebben de Kamers van
Koophandel het thema duurzaam ondernemen in de nationale agenda 2008
opgenomen. Ook de EVD is een belangrijk kanaal voor het verbeteren van
de voorlichting aan het bedrijfsleven, in het bijzonder het MKB. De EVD
zal de komende jaren de MVO-component in haar handelsbevorderende
activiteiten versterken. Het gaat daarbij vooral om het aanbieden van
praktische informatie en voorbeelden. 

De Nederlandse detailhandel onderstreept het belang van maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Dit blijkt onder meer uit de steun van de Raad
Nederlandse Detailhandel aan de in 2004 opgerichte non-profitorganisatie
Business Social Compliance Initiative (BSCI). BSCI is een Europees
initiatief van de FTA (ForeignTrade Association) en detaillisten uit
landen als Nederland, Duitsland, Zweden, Spanje en Zwitserland. Het
betreft een gezamenlijk monitoring- en verbetersysteem in de keten van
retail en import- en merkorganisaties, waarbij arbeids- en
milieuomstandigheden stapsgewijs kunnen worden verbeterd. 

In de detailhandel ontstaat ook steeds meer aandacht voor
energiebesparing. Op initiatief van MKB-Nederland en Koninklijke Horeca
Nederland is het Energiecentrum MKB opgericht. Bij het Energiecentrum
aangesloten brancheverenigingen kunnen energiebesparende adviezen op
maat aan hun leden geven. Inmiddels zijn ca. 25 branche-organisaties
aangesloten. Bijna 50% van de georganiseerde ondernemers in de
detailhandel is daardoor aangesloten bij het Energiecentrum. EZ
subsidieert het centrum met maximaal ā‚¬ 900.000 per jaar.

 WODC, Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven, januari 2008

 TK 2002-2003, 28684, nr.1

 Ondertekenaars: VNO-NCW, MKB-Nederland, Verbond van Verzekeraars,
Ministerie van Justitie, Ministerie van Economische Zaken, Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

 Ondertekenaars zie AVO 1 + Raad van Hoofdcommissarissen

 NIPO Consult, Monitor Bedrijven en Instellingen, juli 2002

 Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, juli 2007

 TK 2007-2008, 28684, nr 130

 Policy Research Corporation, Toekomstverkenning vrachtvervoer over de
weg (2007)

 TK 2004-2005, 29644, nr. 13

 WGR = Wet Gemeenschappelijke Regeling; PVVP = Provinciaal Verkeers- en
Vervoersplan; RVVP = Regionaal Verkeers- en Vervoersplan

 TK, 2006-2007, 31 070, nr. 1

 McKinsey & Company, Versnellen arbeidsproductiviteitsgroei in
Nederland, Erop of eronder, april 2007.

 OESO, Economic Surveys-the Netherlands, 2006

 Domeinrapport Detailhandel, september 2006

 MKB-Nederland, februari 2006

 Ministerie van Economische Zaken, november 2006

 Te vinden op   HYPERLINK "http://www.minderregelsmeerservice.nl" 
www.minderregelsmeerservice.nl  

 Het EIM schat het aantal detailhandelsbedrijven met een ondernemer
ouder dan 55 jaar op ca. 36.000

 Kamer van Koophandel, Bedrijvendynamiek 2006,2007.

 CPB, MEV 2008, Den Haag 2007

 MKB-NL: Koers MKB. Vakmanschap Onder Druk (2005)

 TK 2007-2008, 31311, nr. 1

 TK 2006-2007, 30995, nr. 7

 TK 2007-2008, 30218, nr. 25

 TK 2007-2008, 28684, nr. 130

 TK 2004-2005, 29435, nr.154

 Perifere detailhandelsvestigingen resp. grootschalige
detailhandelsvestigingen: het vroegere ruimtelijke ordeningsbeleid legde
flinke beperkingen op aan ontwikkelingen in de periferie en stond deze
slechts toe op een beperkt aantal plaatsen en onder bepaalde voorwaarden
(GDV-beleid) of voor bepaalde branches (PDV-beleid). 

 zie www.nmanet.nl

 TK 2007-2008, 27863, nr. 29

 COM (2006) 744 final

 European passive RFID Market Sizing 2007-2022, BRIDGE, feb. 2007

 RFID in Nederland (TK 30800 XIII, nr. 5)

 TK 30800 XIII, nr. 49 en 31200 XIII, nr 43

 RFID-bewustzijn van consumenten; hoe denken Nederlanders over Radio
Frequency Identification. ECP.nl, Rathenau-instituut en Consumentenbond,
september 2007.

 Nederland Digitaal in Verbinding, plan van aanpak (EZ), november 2006

 TK 2007-2008, 26485, nr. 53

 PAGE   60 

 PAGE   1