Plan van aanpak
Bijlage
Nummer: 2008D08321, datum: 2008-10-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat ()
Bijlage bij: Plan van aanpak Structuurvisie Luchthavenontwikkeling voor de mainport (2008D08318)
Preview document (đ origineel)
DOCPROPERTY "Titel1" Structuurvisie Luchthavenontwikkeling voor de mainport DOCPROPERTY "Titel0" DOCPROPERTY "Subtitel" Plan van aanpak DOCPROPERTY "Datum1" DOCPROPERTY "Datum0" Inhoudsopgave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . TOC \o "1-3" \p " " \h \z \t "OngenummerdeKop;1;OngenummerdeKopBijlage;1;Kopbijlage;1" HYPERLINK \l "_Toc209411363" 1. Scope PAGEREF _Toc209411363 \h 3 HYPERLINK \l "_Toc209411364" 2. Status en doel PAGEREF _Toc209411364 \h 5 HYPERLINK \l "_Toc209411365" 3. Opzet PAGEREF _Toc209411365 \h 7 HYPERLINK \l "_Toc209411366" 4. Aanpak, proces en betrokkenheid Tweede Kamer PAGEREF _Toc209411366 \h 9 HYPERLINK \l "_Toc209411367" 5. Verantwoordelijkheden en organisatie PAGEREF _Toc209411367 \h 12 Scope . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . In maart 2008 heeft het kabinet een besluit genomen over verschillende ruimtelijke toekomstopties voor de mainportontwikkeling van Schiphol (verkenningenbesluit). Het besluit volgde op het gereed komen van een probleemanalyse voor de lange termijn voor Schiphol (Tweede Kamer 2007 â 2008, bijlage bij 29665, nr. 71) en een verkenningendocument met mogelijke oplossingsrichtingen (Tweede Kamer 2007 â 2008, bijlage bij 29.665, nr. 85). Beide documenten zijn aan de Tweede Kamer aangeboden en over het verkenningenbesluit is de Tweede Kamer geĂŻnformeerd. Het kabinet heeft besloten om een viertal hoofdalternatieven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de mainport Schiphol (na 2020) nader uit te werken en af te wegen in een structuurvisie. Deze alternatieven geven de scope voor de structuurvisie. Het gaat om: Nulalternatief Alternatief, dat uitgaat van de bestaande situatie op Schiphol (huidige gebruik van het banenstelsel), het van toepassing blijven van de vigerende aanwijzingsbesluiten voor regionale luchthavens en van toepassing blijven van de vigerende beschikking voor het burgermedegebruik van het militaire luchtvaartterrein Eindhoven. Bij de definitieve beschrijving van het nulalternatief worden de consequenties van de te maken keuzes in de luchtvaartnota over de middellange termijnontwikkeling van Schiphol en regionale luchthavens betrokken. Aanpassing en optimalisering van het banenstelsel/gebruik op Schiphol Alternatief, waarin het banenstelsel/gebruik op Schiphol wordt aangepast en geoptimaliseerd (mede op basis van selectief gebruik van de luchthaven Schiphol). Het kan hierbij zowel gaan om verdere benutting van het huidige banenstelsel (âvolvliegenâ van de bestaande fysieke capaciteit) als om het aanpassen van het banenstelsel (extra baan, eventueel in combinatie met buiten gebruik stellen van een (deel van) een andere baan). Uitbreiding van (ruimte op) regionale vliegvelden Alternatief, waarbij delen van het (civiele) luchtverkeer op andere luchthavens dan Schiphol wordt geaccommodeerd. Het gaat om Lelystad huidige locatie, een nieuwe locatie bij Dronten (gelegen aan de Hanzelijn) en/of een verdere verruiming van het burgermedegebruik van het militaire luchtvaartterrein Eindhoven in samenhang met vliegveld Twente. Ruimtelijk krimpalternatief Alternatief, waarbij selectiviteit ervoor moet zorgen, dat hoogwaardige luchtvaart op Schiphol behouden blijft en alternatieven worden gestimuleerd om in delen van de internationale vervoersvraag te voorzien (buitenlandse luchthavens, HSL). Het ruimtebeslag van luchthavenontwikkeling krimpt in deze optie. Status en doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De structuurvisie is een planfiguur uit de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Deze geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan de rijksoverheid op een bepaald dossier wil handelen. De structuurvisie werkt niet juridisch door naar decentrale overheden. Wel kan het de basis vormen om een juridisch traject te starten, bijvoorbeeld in het kader van de Wro (aanwijzing of inpassingsplan) of de Wet Luchtvaart (zoals een luchthavenbesluit). De structuurvisie krijgt de naam âStructuurvisie Luchthavenontwikkeling voor de mainportâ. Met de structuurvisie doet het kabinet richtinggevende uitspraken welk alternatief (of combinatie van alternatieven) voor mainportontwikkeling op lange termijn de voorkeur heeft (voorkeursbesluit) en wat daar (ruimtelijk) voor nodig is. Er wordt geen aanwijzingsbesluit (onder de Luchtvaartwet) of luchthavenbesluit (onder het wetsvoorstel Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) in de structuurvisie genomen. De structuurvisie heeft een ruimtelijke functie op basis waarvan strategische ruimtelijke reserveringen door het rijk procedureel en planologisch worden verankerd. Om dit mogelijk te maken wordt luchthavenontwikkeling in samenhang afgewogen met gerelateerde ruimtelijke besluitvorming (met name OV-SAAL, de woningbouwopgave Almere en Randstad 2040 voor zowel de locaties Schiphol en Lelystad, maar ook bijvoorbeeld ACT, parallelstructuur A4, IJmeer/Markermeer, gebiedsuitwerking Haarlemmermeer, Ontwikkelingsvisie voor de A2-zone en Brainport Eindhoven). Bij het opstellen van de structuurvisie wordt rekening gehouden met het Coalitieakkoord (âSchiphol kan binnen de bestaande milieu- en geluidsnormen doorgroeien, waarbij woningen op grotere afstand van Schiphol beter beschermd worden tegen geluidhinder. Op korte termijn worden de mogelijkheden bezien van de ontwikkeling van Lelystad als overloop, met inachtneming van overige regionale vliegveldenâ) en wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de eind 2008 op te leveren luchtvaartnota en de beleidskaders uit de grote notaâs (zoals Nota Mobiliteit, Nota Ruimte, Pieken in de Delta en Agenda Vitaal Platteland). De planning is om de structuurvisie eind 2009 op te leveren. Na oplevering van de structuurvisie wordt het voorkeursalternatief gedetailleerd uitgewerkt en wordt een realisatiebesluit voorbereid. Opzet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De Structuurvisie Luchthavenontwikkeling voor de mainport volgt voor een belangrijk deel de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Infrastructuur (TCI) en de Commissie Elverding over de opzet van een structuurvisie. Dit betekent, dat in elk geval de volgende zaken worden uitgewerkt: Probleemanalyse; Oplossingsrichtingen/alternatieven; Ruimtelijk ontwerp; Welvaartseffecten (via een kosten-batenanalyse); Milieueffecten (via een plan m.e.r.); FinanciĂ«n; Proces. De eerste twee onderwerpen zijn met het opleveren van de probleemanalyse en het verkenningendocument al ingekaderd. De uitkomsten van die rapporten en de besluitvorming daarover door het kabinet vormen het vertrekpunt voor de structuurvisie. De probleemanalyse leverde de volgende conclusies op: Behoud van een concurrerende knooppuntpositie en vestigingsplaats vraagt ruimte voor luchthavenontwikkeling; Bij de knooppuntfunctie is er bijzondere aandacht voor de capaciteit, de betrouwbaarheid daarvan en het netwerk van verbindingen; Bij de vestigingsplaatsfunctie staan het investeringsklimaat en de kwaliteit van het leefklimaat centraal; Het hoogwaardige en breed gediversifieerde netwerk, dat momenteel op Schiphol beschikbaar is, staat onder druk en is ook extra kwetsbaar; Ruimtedruk wordt hoger en er ontstaat scheefgroei op de arbeids-, woning- en mobiliteitsmarkt in de mainportregio; Ruimte bieden aan luchtvaart heeft consequenties voor de leefomgeving (waaronder geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid en klimaateffecten). Voor wat betreft de alternatieven wordt het verkenningenbesluit gevolgd, dat genomen is op basis van het verkenningendocument. Dat wil zeggen, dat de vier genoemde hoofdalternatieven nader worden uitgewerkt en afgewogen (zie ook onder scope). In overleg met de relevante betrokken partijen wordt in de structuurvisie gewerkt aan een nadere definitie van varianten voor deze oplossingsrichtingen/alternatieven. In dit proces is het mogelijk, dat varianten worden ontwikkeld, waarin elementen uit meerdere hoofdalternatieven aan elkaar worden gekoppeld. Aan Schiphol, KLM en Luchtverkeersleiding Nederland is reeds verzocht om gezamenlijk met een lijst van te onderzoeken varianten te komen. De informatie, die dit verzoek oplevert, wordt betrokken in de uitwerking van de structuurvisie. Aanpak, proces en betrokkenheid Tweede Kamer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De Structuurvisie Luchthavenontwikkeling voor de mainport wordt in vier fasen opgebouwd: Fase 1: Plan van aanpak In de eerste fase wordt een plan van aanpak opgeleverd, waarin wordt aangegeven wat, hoe, wanneer en met/door wie zaken worden onderzocht voor de structuurvisie. Deze fase is met het informeren van de Tweede Kamer nu afgerond. Fase 2: Gebiedsgerichte uitwerking alternatieven en varianten In de tweede fase worden door het rijk â met participatie van relevante betrokkenen (waaronder in elk geval de decentrale overheden, Schiphol, LVNL en KLM) â varianten voor de vier hoofdalternatieven uitgewerkt en onderzocht. Het accent ligt in deze fase (in lijn met de aanbevelingen van de commissie Elverding) op: Het gebiedsgericht verkennen van (on)mogelijkheden van de verschillende alternatieven/varianten; Het afstemmen van de alternatieven/varianten met overige relevante ruimtelijke projecten en het zoeken van ruimtelijke samenhang daartussen. Voor het gebied rond Schiphol en Lelystad gebeurt dit in het kader van Randstad Urgent; Het bepalen van ruimtelijk-economische effecten van de alternatieven/varianten (zoals inpassing, duurzaamheid, benodigde landzijdige en luchtzijdige bereikbaarheid, ruimtebeslag, milieu) en; Het projecteren van ruimtelijke (toekomst)beelden. Er wordt aangesloten bij beelden uit Randstad 2040 en bij de (ruimtelijk-economische) kaders, die worden gegeven in de luchtvaartnota. Het resultaat is een ruimtelijk ontwerp per gedefinieerde variant. Essentieel voor het ruimtelijk ontwerp is de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van varianten. Daarom worden als noodzakelijke input voor het ruimtelijk ontwerp de volgende acties uitgevoerd: Opstellen van een operationeel ontwerp, waarin de haalbaarheid van operatie op luchthavens wordt onderzocht. Het gaat hier zowel om de logistiek op het luchthaventerrein, maar ook het gebruik van het luchtruim. In het operationeel ontwerp wordt onder andere aandacht besteed aan concepten als 2x2 starten/landen, routestructuren, maar ook aan milieu- en veiligheidseffecten; Opstellen van een marktontwerp, waarin de bedrijfseconomische rentabiliteit/haalbaarheid/bekostiging van luchthavenontwikkeling wordt onderzocht (businesscase); Het opstellen van een verkeersontwerp met aandacht voor de verkeerseffecten van de luchthavens (zoals aantallen vliegtuigbewegingen, omvang van de vloot en de vlootmix, maar ook aspecten ten aanzien van landzijdige bereikbaarheid). Tijdens dit proces wordt eind 2008 vastgesteld welke alternatieven en varianten in het vervolg van de structuurvisie worden uitgewerkt. Dit wordt met een nadere beschrijving van de alternatieven en varianten gepresenteerd in een Notitie Reikwijdte en Detailniveau, die ter informatie aan de Tweede Kamer wordt verstuurd. De tweede fase loopt tot april 2009. Fase 3: Welvaartseffecten (via kosten-batenanalyse) en milieueffecten (via plan m.e.r.) Voordat verdere besluitvorming plaatsvindt over de verschillende alternatieven/varianten, is inzicht nodig in de welvaartseffecten en milieueffecten. Daarom wordt in deze derde fase onderzoek door het rijk uitgevoerd naar deze effecten. Dit gebeurt via een kosten-batenanalyse (KBA) uitgevoerd op basis van de OEI-leidraad en via het opstellen van een plan m.e.r.. Op de plan-m.e.r. kunnen zienswijzen ter inspraak worden ingebracht om te toetsen of alle belangen en aspecten zijn meegewogen. Parallel aan de tweede fase wordt gestart met de voorbereiding van de derde fase om zo kennis over de KBA en plan m.e.r. te kunnen inbrengen bij het opstellen van ruimtelijke ontwerpen voor de varianten. De daadwerkelijke uitvoering van de KBA en de plan m.e.r. start dan na het gereedkomen van de ruimtelijke ontwerpen. De derde fase (uitvoeringsdeel) loopt vanaf april 2009 en eindigt augustus 2009 met het opleveren van een kosten-batenanalyse en een plan m.e.r.. Deze twee documenten zijn input voor de uiteindelijk op te stellen structuurvisie. Fase 4: Structuurvisie opstellen In de laatste fase, die start na oplevering van de KBA en de plan m.e.r., wordt gewerkt aan het product structuurvisie. Nadat alle deelrapporten en âproducten zijn opgeleverd, wordt de structuurvisie gereed gemaakt en wordt de besluitvorming over de lange termijnontwikkeling voorbereid (voorkeursbesluit). De besluitvorming is voorzien voor eind 2009. Deze fase loopt van augustus 2009 tot en met medio december 2009 en eindigt met het opleveren van de structuurvisie. De structuurvisie wordt daarna aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Schematisch ziet dat er als volgt uit: Verantwoordelijkheden en organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verantwoordelijk voor het opstellen van de structuurvisie zijn de ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM (als initiatiefnemers). Zij verzorgen de voorbereiding van de besluitvorming door het kabinet en het informeren van de Tweede Kamer. Het uitgangspunt is om een open proces te organiseren, waarbij samen met de stakeholders tot de structuurvisie wordt gekomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen betrokkenheid van decentrale overheden, sectorpartijen (Schiphol, KLM en LVNL) en overige stakeholders. Decentrale overheden Voorafgaand aan de besluitvorming door het kabinet en bespreking in de Eerste en Tweede Kamer over de vier hoofdalternatieven vindt op regionaal niveau overleg plaats. De ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM zullen regionaal overleg voeren, waarbij in elk geval de bestuurlijke vertegenwoordigers van de relevante regioâs (provincie, gemeente en Wgr+ gebied) betrokken worden. Deze overleggen zijn bedoeld om de juiste beslisinformatie over de alternatieven boven tafel te krijgen. De overleggen kunnen zowel worden georganiseerd voor bespreking van individuele alternatieven, als voor bespreking van alle alternatieven gezamenlijk. Over de operationele betrokkenheid van de decentrale overheden bij de structuurvisie worden nog nadere afspraken gemaakt. Sectorpartijen Ook van Schiphol, KLM en de Luchtverkeersleiding wordt een actieve rol verwacht bij het opstellen van de structuurvisie, onder meer bij het aanleveren van informatie voor het operationele ontwerp en het marktontwerp. De sector is bereid gevonden om deze actieve rol in te vullen. Overige stakeholders Andere maatschappelijke stakeholders (zoals bewoners, belangenorganisaties rond luchtvaart, milieuorganisaties etc) worden geĂŻnformeerd en in staat gesteld om hun reactie te geven op de structuurvisie en/of deelproducten daarbinnen. Voor de borging van de kwaliteit van inhoud en proces van de structuurvisie wordt (al dan niet formeel) advies gevraagd aan de raden van Verkeer en Waterstaat en VROM. Ook andere partijen worden daarvoor betrokken. Gedacht wordt aan planbureaus, een mogelijk op te richten toetsingscommissie OEI en de commissie MER. Het gaat hier om het brede luchthaventerrein, dus inclusief de opstelruimte voor vliegtuigen (areaal). Eind 2008 komt het kabinet met een luchtvaartnota. Het doel van de luchtvaartnota is lopende beleidsinitiatieven rond luchtvaart, luchthavens en luchtruim met elkaar te verbinden en een duurzame integrale visie op de ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart te geven. De luchtvaartnota zal een aantal specifieke beleidsvoorstellen doen op belangrijke onderdelen zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van het luchtruim, de positie van regionale luchthavens, selectiviteit en duurzaamheid. De nota biedt het kader voor toekomstige beleidskeuzes van het kabinet, waaronder het opstellen van de structuurvisie voor de lange termijn Schiphol. Voor een plan m.e.r. geldt bijvoorbeeld een inspraakplicht. DOCPROPERTY "minrws" DOCPROPERTY "ministeriecode" abcdefgh DOCPROPERTY "dirrws" DOCPROPERTY "directoraat" PAGE 2 DOCPROPERTY "vtitel" PAGE 12 DOCPROPERTY "vtitel"