[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tripartiete Verklaring Najaarsoverleg 2008

Bijlage

Nummer: 2008D08975, datum: 2008-10-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Najaarsoverleg 7 oktober jl (2008D08973)

Preview document (🔗 origineel)


Samen doen wat mogelijk is 

Tripartiete Verklaring Najaarsoverleg 2008

7 oktober 2008

Economisch beeld

Het Najaarsoverleg 2008 vindt plaats onder turbulente omstandigheden. De
effecten van de kredietcrisis komen nu in volle omvang tot uitdrukking
en het is nog allerminst duidelijk wanneer van stabilisatie sprake zal
zijn én wat uiteindelijk de doorwerking zal zijn op de   economische
omstandigheden. Kabinet en sociale partners willen in deze onzekere
periode de schouders eronder zetten en gezamenlijk werken aan
versterking van het economisch        fundament en vergroting van de
arbeidsparticipatie. 

In het Voorjaarsoverleg van 23 april 2008 hebben kabinet en sociale
partners uitvoerig over het economisch beeld gesproken. Geconstateerd is
destijds dat de teruglopende economische groei enerzijds en de oplopende
inflatie anderzijds een zorgelijke ontwikkeling is. Sociale partners
hebben concreet voorgesteld de voorgenomen btw-verhoging uit te stellen,
onder handhaving van het voornemen de ww-premie te verlagen.

Het kabinet heeft bij het Voorjaarsoverleg benadrukt dat een
verantwoorde loon(kosten)ontwikkeling van belang is om vast te houden
aan een structurele versterking van de economie en gelet op het feit dat
dit een noodzakelijke voorwaarde is voor een toename van de
arbeidsparticipatie, vooral ook van mensen met een grote(re) afstand tot
de             arbeidsmarkt. 

Partijen zijn het er over eens dat een loon-prijsspiraal, mede in het
licht van de huidige      economische situatie, voorkomen moet worden.
Daarbij leeft bij werkgevers de wens om ten minste de loonkosten te
stabiliseren en bij werknemers de wens om koopkrachtverbetering te
realiseren.

Koopkracht wordt beïnvloed door het realiseren van looneisen en door
effecten van belasting- en premiedruk en inflatie. Partijen hebben met
elkaar bezien op welke wijze inzet van deze instrumenten voor een ieder
tot het best haalbare resultaat kan leiden. Zeker in een tijd als deze
waarbij economische en financiële onzekerheid in de wereld om ons heen
hoogtij viert met alle gevolgen van dien, zijn partijen doordrongen van
de noodzaak om zich gezamenlijk in te spannen om tot een zo goed
mogelijk resultaat te komen.

Partijen hebben de volgende afspraak gemaakt.

Enerzijds zal het kabinet deze kabinetsperiode de btw niet verhogen,
verlaagt het in 2009 de ww-premie voor werkgevers en brengt de ww-premie
voor werknemers terug tot nul, anderzijds bepalen vakbonden dat, met het
oog op een 'verantwoorde loon(kosten)ontwikkeling', de looninzet in het
komend cao-jaar zich oriënteert op het     niveau van de looninzet voor
dit jaar. Uitgangspunt is dat dit geldt voor alle in de          
arbeidsorganisatie werkzame personen. Op deze wijze dragen partijen bij
aan een       evenwichtig koopkrachtbeeld en aan het voorkomen van een
loon-prijsspiraal, waarmee negatieve effecten op concurrentiepositie,
economische ontwikkeling, werkgelegenheid en participatiemogelijkheden
vermeden kunnen worden. 

Bij brief van 16 september jl. aan de Tweede Kamer heeft het kabinet
aangegeven       vertrouwen te hebben dat - met de nog te nemen
maatregelen in het kader van de overgang van de buitengewone
uitgavenregeling naar de regelingen op grond van de Wet              
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten – de
koopkrachtontwikkeling meer in balans zal komen. Sociale partners hebben
in dit kader in het bijzonder aandacht gevraagd voor de positie van
sociale minima, ouderen en chronisch zieken en gehandicapten. Van de
zijde van het kabinet is toegelicht hoe de compensatie voor de
verschillende groepen meer adequaat zal worden ingevuld. Gevolg hiervan
is dat het standaardkoopkrachtbeeld voor de genoemde groepen zichtbaar
verbetert.

De eerder genoemde turbulentie op de financiële markten kan ook
effecten hebben op het te voeren (decentrale) pensioenbeleid. Het is aan
sociale partners op meso- en               macroniveau en aan de
bestuurders van pensioenfondsen om zo nodig passende         maatregelen
te treffen, bijvoorbeeld door een meer trendmatige benadering. De
Stichting van de Arbeid zal op korte termijn daartoe een aanbeveling
formuleren.

Arbeidsmarkt en participatie

De uitdaging voor de toekomstige arbeidsmarkt is tekorten in de
personeelsvoorziening te voorkomen en zoveel mogelijk categorieën, ook
degenen met een afstand tot de arbeidsmarkt, deel te laten nemen aan het
arbeidsproces en hun talenten/competenties optimaal te benutten. Het
tegengaan van tekorten kan de economische groei bevorderen, de
concurrentiepositie  versterken en de kwaliteit van de publieke
dienstverlening waarborgen.

Om het functioneren van de arbeidsmarkt te bevorderen, hebben partijen
de volgende        afspraken gemaakt ten aanzien van:

1.	bevorderen arbeidsdeelname categorieën met zwakke(re)
arbeidsmarktpositie;

2.	bevorderen
behoud/inzetbaarheid/scholing/doorstroom/van-werk-naar-werk;

3.	bevorderen slimmer werken/arbeidsproductiviteit.

1. Bevorderen arbeidsdeelname categorieën met zwakke(re)
arbeidsmarktpositie

Partijen constateren dat het invulling geven aan afspraken zoals gemaakt
op de Participatietop (P-top) op koers ligt (zie bijlage: “Evaluatie
afspraken Participatietop”). Het kabinet heeft met de begroting 2009
invulling gegeven aan een substantieel deel van de afspraken uit de
P-top. De Stichting van de Arbeid heeft de afgelopen periode
aanbevelingen aan cao-partijen       opgesteld danwel herbevestigd. Een
verdergaande doorvertaling naar concrete cao-afspraken zal vooral de
komende cao-seizoenen aan de orde zijn. Er is sprake van een stijgende
participatiegraad, ook voor de verschillende categorieën. Dit laat
echter onverlet dat blijvende     inspanningen voor het beter benutten
van het arbeidspotentieel noodzakelijk zijn. Het gaat hierbij én om
grotere deeltijdbanen en langer doorwerken van ouderen tot 65 jaar, én
om het inschakelen van categorieën met een zwakke(re)
arbeidsmarktpositie, in het bijzonder     werkloze ouderen, allochtonen
(waaronder hoog-opgeleiden), laagopgeleide jongeren     (waaronder
allochtonen), mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en       
       jonggehandicapten (wajongers).

Partijen hebben het volgende afgesproken.

De Stichting van de Arbeid zal, in samenspraak met CWI/UWV en RWI, een
analyse  maken van de aantallen per categorie, opleidingsniveau,
beroepsoriëntatie en regionale spreiding. Vervolgens zal in
samenwerking met sociale partners in sectoren/branches - waar potentieel
opleidings- en plaatsingsmogelijkheden zijn - een plan van aanpak worden
opgesteld. Dit plan van aanpak bevat een realistische prognose wanneer
en hoeveel      personen (opgeleid en) aan het werk kunnen worden
geholpen op sector/branche niveau. Afspraken met regionale
(uitvoerings)organisaties, een adequate uitvoering en              
mogelijkheden voor publiek/private samenwerking (bijvoorbeeld tussen LWI
en             uitzendorganisaties), zijn hierbij essentieel.

Het kabinet wil bevorderen dat regionale afspraken tot stand komen die
er toe leiden dat een groter aantal mensen aan het werk wordt geholpen.
Hiervoor zal in november door het kabinet een bestuurlijke top worden
georganiseerd. Sociale partners en kabinet zullen op de top, samen met
(een vertegenwoordiging van) gemeenten en UWV/CWI, overleggen welke 
voorwaarden noodzakelijk zijn om te komen tot extra plaatsingen, onder
meer van       nuggers. Zij zullen vervolgens afspraken maken om het
regionaal overleg zodanig te      faciliëren en commitment te
bewerkstelligen, dat partijen op regionaal niveau deze    plaatsingen
tot stand kunnen brengen. In de uitvoering van de toekomstige loketten
voor werk en inkomen (LWI's) zal de klant- en vraaggerichtheid centraal
komen te staan,  waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het tot stand
komen van de beoogde           plaatsingen.

Het verdient aanbeveling dat (per plan van aanpak) 'aanjaagteams' tot
stand komen van mensen uit de kring van werkgevers- en
werknemersorganisaties om het proces van de grond te tillen en een
impuls te geven. Hierbij is het committeren van individuele     
werkgevers –op regionaal niveau- cruciaal. Dit geldt evenzeer voor de
overheid en overige werkgevers in de publieke sector. Sociale partners
op centraal en decentraal niveau     moeten bij het tot stand komen van
de plannen van aanpak betrokken zijn. De plannen van aanpak moeten
tevens een stimulans zijn om tot nieuwe/extra (cao-) afspraken te komen
tussen sociale partners op sector/brancheniveau.

Het kabinet ondersteunt categorieën met een grote(re) afstand tot de
arbeidsmarkt langs     verschillende wegen: invoering
inkomensafhankelijke arbeidskorting, tijdelijke               
loonkostensubsidie werkgevers voor het in dienst nemen van langdurig
werklozen (jonger dan 50 jaar) en een premiekorting voor het in dienst
nemen van uitkeringsgerechtigden boven de 50 jaar. De premiekorting
geldt ook voor het in dienst hebben / houden van werknemers van 62, 63
en 64 jaar. Daarnaast is het kabinet voornemens een tijdelijke no risk
polis voor het in dienst nemen van oudere werklozen in te voeren. Ten
slotte zijn ook de publieke re-integratiemiddelen beschikbaar. 

2. Bevorderen
behoud/inzetbaarheid/scholing/doorstroom/van-werk-naar-werk

Op 16 juni 2008 heeft de Commissie Arbeidsparticipatie haar rapport
uitgebracht. In het plan van aanpak dat het kabinet op 16 september 2008
naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, heeft het kabinet aangegeven dat
het werkbudget en de werkverzekering in de voorgestelde vorm thans niet
kunnen worden ingevoerd. Het werkbudget zoals voorgesteld door de
Commissie Arbeidsparticipatie zou gefinancierd moeten worden met de
middelen die vrij zouden komen door verkorting van de ww-duur, verhoging
van de aow-leeftijd en beperking van de         ontslagvergoeding. Die
maatregelen zijn niet aan de orde. Binnen het kader van die          
beslissingen blijft het van belang dat het verder ontwikkelen van de
inzetbaarheid van de   beroepsbevolking en verbetering van de
begeleiding van-werk-naar-werk onverminderd aan de orde zijn.

Het kabinet en sociale partners hebben hierover de volgende
werkafspraken gemaakt.

Inzetbaarheid

Het functioneren van de arbeidsmarkt wordt versterkt door te werken aan
scholing en competentieverwerving. In een dynamische economie, met
internationale concurrentie en elkaar opvolgende technologische
vernieuwingen, is het vergroten van de inzetbaarheid onontbeerlijk.
Partijen willen 'inzetten op inzetbaarheid', met name door een meer     
  systematische en brede scholing van alle werknemers in Nederland. Ook
door werkenden meer ruimte voor inburgering te geven wordt de
inzetbaarheid vergroot. Een grotere       inzetbaarheid verkleint de
kansen op werkloosheid en bevordert de doorstroom op de    arbeidsmarkt.
Duurzame arbeidsparticipatie in de vorm van blijvende inzetbaarheid op
de arbeidsmarkt is het uiteindelijke doel. 

Partijen zijn het erover eens dat in dat kader scholing, leven lang
leren en blijvende     inzetbaarheid (ook over ondernemingen, branches
en sectoren heen) een extra impuls   vergen. De sectorale O&O- en
ondernemingsfondsen spelen hierbij een belangrijke rol door onder meer
intra- en intersectorale samenwerking (en financiering) serieus te      
overwegen en te verkennen in hoeverre individuele trekkingsrechten
daarbij een stimulans vormen voor een grotere scholingsdeelname, en deze
waar zinvol te introduceren.

In dit kader overweegt het kabinet middelen ter stimulering beschikbaar
te stellen om  cofinanciering bij ondernemings- en sectoroverstijgende
scholingsactiviteiten te            bewerkstelligen. 

Bezien zal worden of en op welke wijze het beschikbaar krijgen van
publieke                 re-integratiemiddelen aan het bevorderen van
inzetbaarheid kan bijdragen. 

Ingezet zal worden op afspraken tussen sectoren en regionale
samenwerkingsverbanden. Private intermediairs kunnen als makelaar
optreden voor intersectorale samenwerking   tussen O&O-fondsen. 

Partijen zullen op korte termijn verkennen op welke wijze en onder welke
voorwaarden een impuls kan worden gegeven aan sectoroverstijgende
scholing en inzetbaarheid. De   afronding hiervan is gepland begin 2009.

Van-werk-naar-werk

Blijvende inzetbaarheid en het voorkomen van werkloosheid kunnen tevens
worden    bevorderd door het principe “van-werk-naar-werk” (verder)
vorm en inhoud te geven. In dat verband zal de Stichting van de Arbeid
ondermeer verkennen in hoeverre een sturende rol van de ww-uitvoering
door sociale partners hier een bijdrage kan leveren. Daarbij zal ook het
effect van sectorale financiering (werkgevers/werknemers) aan de orde
komen. Een belangrijke vraag is hoe een en ander georganiseerd kan
worden voor het midden- en kleinbedrijf. Duur en hoogte van de ww staan
in dat verband niet ter discussie.

De Stichting zal voorstellen doen voor het verder vorm en inhoud geven
aan van-werk- naar-werktrajecten en hierbij de ww-uitvoering betrekken.
Inzet is om in het voorjaar van 2009 met voorstellen te komen.

Over de positie van zelfstandigen zonder personeel zullen kabinet en
sociale partners spreken op basis van de visie van het kabinet terzake.
Deze visie is de kabinetsreactie op lopend onderzoek naar de motieven om
als zelfstandige zonder personeel te gaan werken. Dit onderzoek zal nog
dit najaar afgerond zijn.

3. Bevorderen slimmer werken / arbeidsproductiviteit

Het bevorderen van slimmer werken kan zowel bijdragen aan de bevordering
van de          arbeidsproductiviteit (van belang gelet op de
concurrentiepositie) als aan de afstemming    tussen werk en privé.

Hierover is het volgende afgesproken.

De Stichting van de Arbeid zal, onder meer in samenspraak met het NCSI,
verkennen hoe slimmer werken via cao-afspraken verder bevorderd kan
worden. Streefdatum van de     afronding is voorjaar 2009.

Voor het kabinet is onderdeel van slimmer werken het vorm en inhoud
geven aan        'gezinsvriendelijk' beleid. Een beleid dat – onder
meer wat betreft verlofregelingen en               arbeidstijden - beter
inspeelt op de wensen van ouders en/of verzorgenden, waardoor zij
gemakkelijker (meer) kunnen gaan werken. Partijen hebben afgesproken de
komende maanden hierover verder te spreken, mede op basis van de komende
Gezinsnota en Verlofnotitie van het kabinet.

In aansluiting hierop zal het kabinet met behulp van sociale partners
begin 2009 een    conferentie organiseren.

Partijen zullen nog overleggen over het kabinetsstandpunt Taskforce     
                       mobiliteitsmanagement. Hierbij zal de
kilometervergoeding worden betrokken. In relatie tot het
kabinetsstandpunt zal de Stichting van de Arbeid afwegen of tot
definitieve      vaststelling van haar aanbeveling over wordt gegaan. 

Tot slot

Afgesproken wordt om de door de kantonrechter toe te kennen
ontslagvergoeding voor     inkomens vanaf  75.000 euro te maximeren op
een jaarsalaris. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Deze afspraak
laat onverlet de onderhandelingsvrijheid. Hiermee wordt de weg vrij
gemaakt voor de benodigde gezamenlijke stappen om de arbeidsparticipatie
te bevorderen en de economische uitgangspositie te versterken.      

 



 De MHP wijst de afspraak over het maximeren van de ontslagvergoeding
af, onder andere omdat dit een specifieke, maar omvangrijke, groep
werknemers relatief zwaar treft in geval van ontslag. Het CNV heeft
aanvankelijk afstand genomen van deze afspraak, maar accepteert deze
alsnog, gelet op de nu gemaakte aanvullende afspraken.

 PAGE   6 

 PAGE   3