[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Evaluatie afspraken Participatietop

Bijlage

Nummer: 2008D08977, datum: 2008-10-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Najaarsoverleg 7 oktober jl (2008D08973)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: Evaluatie afspraken Participatietop 

Behorend bij de Tripartiete Verklaring Najaarsoverleg 2008

7 oktober 2008

1. Inleiding

Op 27 juni 2007 hebben kabinet en sociale partners op de zogenoemde
Participatietop (P-top) een tripartiete beleidsinzet afgesproken over
bevordering van de arbeidsparticipatie. Op de P-top – waar ook de VNG
aanwezig was – hebben alle betrokkenen onderkend dat het zowel om
economische als om sociale redenen van het grootste belang is volop in
te zetten op een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. 

De tripartiete beleidsinzet bevat vele afspraken over de inzet van
kabinet respectievelijk sociale partners, onderscheiden naar primaire
verantwoordelijkheid. Deze gezamenlijke inzet moet zoveel mogelijk
werkgevers en (potentiële) werknemers ondersteunen bij het realiseren
van een hogere arbeidsparticipatie. De ambitie van kabinet en sociale
partners was en is om grote groepen mensen extra aan het werk te helpen.
Vooral vrouwen (kleine deeltijdbanen), ouderen, langdurig werklozen,
laag opgeleiden, niet-westerse allochtonen en gedeeltelijk
arbeidsgeschikten vormen een grote arbeidsreserve. Niet iedereen is
direct beschikbaar voor of inzetbaar op de arbeidsmarkt. De
inzetbaarheid op korte termijn is vaak afhankelijk van de afstand tot de
arbeidsmarkt. Naarmate deze groter is, vergt dit extra scholings- en
bemiddelingsinspanningen.

Centrale werkgevers- en werknemersorganisaties hebben in het middellange
termijn advies van de SER vastgelegd te streven naar een (bruto)
participatiegraad van 80% in 2040. Het kabinet gaat er daarbij vanuit,
dat dit – vanwege demografische ontwikkelingen - materieel een
participatiegraad van 80% in 2016 betekent. Als nadere uitwerking van
deze doelstelling heeft het kabinet in het Beleidsprogramma voor deze
kabinetsperiode vastgelegd 200.000 personen extra aan werk te helpen. 

De afgelopen jaren is de participatiegraad gestegen van (bruto) 72% in
2005 naar 74% in 2007. Over een wat langere periode gezien is ook sprake
van een stijging; in 1995 was de participatiegraad 66%. Ook voor de
doelgroepen is een positieve ontwikkeling waar te nemen. De gestegen
participatiegraad is mede veroorzaakt door de gunstige economische
ontwikkeling, maar hieronder ligt ook een structurele ontwikkeling.  

Op de P-top hebben kabinet en sociale partners afgesproken jaarlijks de
voortgang van de afspraken gemaakt op de P-top te evalueren. Deze eerste
evaluatie, ruim één jaar na dato, geeft een voorlopig beeld van de
aandacht en de inspanningen van het kabinet en van sociale partners op
centraal en decentraal niveau. In algemene zin kan worden opgemerkt dat
het kabinet met de begroting 2009 invulling heeft gegeven aan de
afspraken uit de P-top. De Stichting van de Arbeid heeft de afspraken
die een herbevestiging zijn van bestaande aanbevelingen ten behoeve van
het (cao-)beleid onder de aandacht gebracht bij de decentrale sociale
partners. Nieuwe afspraken zijn veelal omgezet in een aanbeveling voor
het decentrale (cao-)overleg. Daarna is het aan de decentrale sociale
partners om de aanbevelingen te vertalen in cao-afspraken of
aanbevelingen voor bedrijven ter verdere uitwerking. Aangezien veel
cao’s een looptijd hebben van langer dan één jaar betekent dit dat
de doorwerking van de aanbevelingen naar concrete cao-afspraken vaak nog
niet heeft plaatsgevonden. 

Om zicht te krijgen op de uitwerking van cao-afspraken op decentraal
niveau zijn voor deze evaluatie 59 cao’s en principeakkoorden,
afgesloten na de P-top, gemonitord. Deze 59 (grotere) cao’s zijn
afgesloten tussen de P-top, 27 juni 2007, en de peildatum van het
onderzoek, 1 april 2008. Deze cao’s zijn van toepassing op ongeveer
3,2 miljoen werknemers. Tevens is gebruik gemaakt van enkele reguliere
cao-rapportages van het ministerie van SZW om een compleet beeld te
schetsen van de ontwikkeling van cao-afspraken. 

In de P-top is over drie  – samenhangende - thema’s gesproken. Ten
eerste over werkgelegenheidsbeleid en het functioneren van de
arbeidsmarkt. Ten tweede over inzet van het onbenutte arbeidspotentieel
onder verschillende groepen, met speciale aandacht voor de onderkant van
de arbeidsmarkt. Ten derde over de aansluiting onderwijs–arbeidsmarkt.
Hieronder wordt de voortgang op deze drie thema’s geschetst.

2. Werkgelegenheidsbeleid en het functioneren van de arbeidsmarkt

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een goed functionerende
arbeidsmarkt zijn belangrijke randvoorwaarden voor economische groei,
evenals een goed opgeleide en gezonde beroepsbevolking. Kabinet en
sociale partners investeren daarom in de blijvende inzetbaarheid van
werknemers. Daarnaast moet er ruimte zijn voor ondernemerschap.
Bijvoorbeeld door stimulering van het opzetten van een eigen bedrijf (al
dan niet vanuit een uitkering).

Het kabinet streeft naar een samenhangend werkgelegenheidsbeleid,
gekenmerkt door ondersteuning van economische groei en een activerend en
ondersteunend arbeidsmarktbeleid. Het kabinet heeft de Commissie
Arbeidsparticipatie ingesteld om advies uit te brengen over verhoging
van de arbeidsparticipatie. De Commissie heeft in juni 2008 haar advies
uitgebracht. Voor de korte termijn doet de Commissie aanbevelingen ter
verhoging van de arbeidsparticipatie die goed aansluiten bij de
afspraken uit de P-top. 

Het kabinet heeft – conform de intenties van de P-top - de afgelopen
periode nadrukkelijk ingezet op economische groei door economische
structuurversterking, verbetering van mobiliteit en ruimte voor
ondernemerschap. Na de P-top is met de VNG gesproken over de invulling
van het regionaal arbeidsmarktbeleid. Besloten is om ook de private
intermediairs een belangrijke rol hierin te geven. 

2.1. Innovatie 

Ten behoeve van de versterking van de economische structuur heeft het
kabinet het Innovatie Platform gecontinueerd. Ook heeft het kabinet aan
de SER advies over industrie- en dienstenbeleid gevraagd. Daarop heeft
de Stichting van de Arbeid laten weten dat zij een uitbreiding van deze
adviesaanvraag mettertijd op prijs stelt. Het kabinet zal in de komende
periode research en development verder stimuleren door de intensivering
van de WBSO met €115 miljoen structureel, waarbij het bedrag vanaf
2009 stapsgewijs oploopt tot €115 miljoen in 2011. Ten slotte heeft
het kabinet het plan “Merkbaar minder regeldruk voor ondernemers”
naar de Tweede Kamer gestuurd. Het plan moet leiden tot een 25% minder
regeldruk voor ondernemers in 2011.

Op 9 april 2008 organiseerde de Stichting van de Arbeid in samenwerking
met het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI) een
minisymposium over sociale innovatie van onderop, zelfroosteren en
nieuwe vormen van medezeggenschap. Vervolgens heeft de Stichting
besloten om het thema ‘sociale innovatie van onderop’ in de loop van
2008 verder uit te werken. 

2.2. Mobiliteit

In het kader van verbetering van de mobiliteit heeft het kabinet op 19
november 2007 het Actieplan “Groei op het spoor” gepresenteerd. Voor
de uitvoering van dit plan investeert het kabinet in de periode
2008-2012 €200 mln. Daarnaast heeft het kabinet diverse andere
maatregelen getroffen, zoals een vervolgaanbod voor pas afgestudeerden
om gebruik te blijven maken van de trein per 1 januari 2009. 

Ter stimulering van de arbeidsparticipatie is in de P-top afgesproken
dat bezien zou worden in hoeverre ‘flexibel werken’ hieraan kan
bijdragen. Deze opdracht heeft de Stichting van de Arbeid verwerkt in de
in juli 2008 opgestelde conceptaanbeveling Mobiliteit en Telewerken.
Hierin geeft zij - ten behoeve van de Taskforce Mobiliteitsmanagement -
aan hoe op decentraal niveau, in sectoren en ondernemingen, via het
(arbeidsvoorwaarden)overleg een bijdrage kan worden geleverd aan het
spreiden en terugdringen van congestie, in het bijzonder van het
woon-werkverkeer. De mogelijkheden die telewerken biedt, zijn hierbij
aangegeven. 

2.3. Ruimte voor ondernemerschap

Om ondernemerschap meer ruimte te geven heeft het kabinet op 27 februari
2008 het wetsvoorstel “Zelfstandig en Zwanger” ingediend bij de
Tweede Kamer, waarmee vrouwelijke zelfstandigen recht krijgen op een
zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Ook heeft het kabinet besloten om
de aanmeldtermijn voor de vrijwillige verzekeringen tegen ziekte en
arbeidsongeschiktheid bij UWV te verruimen van vier weken naar dertien
weken. Bovendien is er voor de jaren 2008 t/m 2011 structureel € 20
mln beschikbaar voor Innovatievouchers. Ten slotte bekijkt het kabinet
zelfstandig ondernemerschap in relatie tot aspecten als sociale
zekerheid, regeldruk, winstbelastingen, etc. In een aantal brieven naar
de Tweede Kamer heeft het kabinet zijn plannen nadere invulling gegeven,
zoals de Vangnetregeling en de vereenvoudiging van procedures en
dergelijke.

2.4. Verlenging werkweken

In de P-top is gesproken over het belang van een samenhangend
cao-beleid, met aandacht voor investeringen in werknemers, prikkels om
langer en meer te werken en oog voor outsiders. In dit kader is onder
meer afgesproken dat sociale partners in cao’s afspraken maken over de
verlenging van werkweken, zodat zij die 40 uur per week willen werken
dit ook kunnen. Ook zou in cao’s gekeken worden naar de mogelijkheden
voor telewerk en naar mogelijke aanpassing van het functieloongebouw,
waardoor ruimte ontstaat voor paraprofessionele en samengestelde
functies. Uit de SZW-monitor van cao-afspraken blijkt dat bijna de helft
van de werknemers een bepaling in de cao heeft die langer doorwerken
mogelijk maakt. Het betreft overigens allemaal reeds bestaande
afspraken. Over ruimte voor paraprofessionele en samengestelde functies
wordt momenteel overleg gevoerd met de betreffende sectoren.

3. Inzet van het onbenutte arbeidspotentieel

Op de arbeidsmarkt komen overschotten en tekorten naast elkaar voor. Er
zijn ruim een miljoen mensen mét een uitkering en ruim een half miljoen
mensen zónder uitkering, die niet deelnemen aan het arbeidsproces. Het
meeste onbenutte arbeidspotentieel zit bij vrouwen en ouderen. Daarnaast
is extra aandacht nodig voor niet-westerse allochtonen, jongeren en
gedeeltelijk arbeidsgeschikten.

3.1  Vrouwen

Conform de afspraken op de P-top heeft het kabinet ten aanzien van
vrouwen ingezet op financiële prikkels, combineren van arbeid en zorg
en kinderopvang. Het kabinet voert (versneld) de IACK in per 1 januari
2009. Tevens wordt de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting
vanaf 1 januari 2009 in 15 jaar afgebouwd.

Teneinde de combinatie van arbeid en zorg te verbeteren, is het kabinet
voornemens per 1 januari 2009 het ouderschapsverlof van 13 naar 26 weken
uit te breiden. Daarnaast wil het kabinet voor alleenstaande
bijstandsouders met een kind dat jonger is dan 5 jaar de
sollicitatieplicht afschaffen per 1 januari 2009, waar tegenover een
scholingsplicht wordt ingevoerd. 

Op 20 juni 2008 heeft het kabinet een meerjarenperspectief kinderopvang
naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin is ook ingegaan op de inzet van
extra middelen (enveloppe kinderopvang). Het kabinet zal de regeling
kinderopvang naar structuur en grondslag gaan bezien, met als
vertrekpunt het  voorstel van de Commissie Arbeidsparticipatie om de
hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk te maken van het inkomen
van de meest verdienende partner. 

Ten slotte heeft het kabinet de Taskforce DeeltijdPlus ingesteld, die
mensen met kleine deeltijdbanen (vooral vrouwen) moet stimuleren meer
uren te gaan werken. Om het combineren van arbeid en zorg te
vergemakkelijken, zijn onder meer flexibele begin- en eindtijden en
zeggenschap over werktijden van belang. Uit de monitor van afgesloten
cao’s sinds de P-top blijkt dat in 46% van de cao’s afspraken staan
over flexibele begin- en eindtijden en in ruim de helft van de cao’s
afspraken over zeggenschap over werktijden.  

3.2  Ouderen

Op de P-top is gesproken over het belang van het terugdringen van
werkloosheid onder ouderen. Met het Actieplan 45+ heeft het kabinet de
ambitie geformuleerd om in 2007 en 2008 30.000 extra 45-plussers aan het
werk te helpen. Dit is ruimschoots gehaald (medio 2008 stond de teller
al op ruim 42.000 extra bemiddelingen). Voor de komende jaren zal het
accent liggen op duurzame uitstroom van langdurig werkloze 45-plussers.

Voorts is het kabinet voornemens voor werkgevers een premiekorting in te
voeren voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar
en ouder. Dit gerichte instrument is effectiever dan de huidige
(generieke) premievrijstelling. Een premiekorting zal ook gelden voor
het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder. Daarnaast is
het kabinet van plan om mensen vanaf 62 jaar met een inkomen uit
tegenwoordige arbeid een doorwerkbonus te geven.

De bevordering van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers is door
sociale partners meegenomen in het arbeidsvoorwaardenbeleid. Voor ouder
wordende werknemers is leeftijdsbewust personeelsbeleid cruciaal met het
oog op langer doorwerken. Een belangrijke ontwikkeling is dan ook, dat
in ongeveer eenderde van de in de monitor opgenomen cao’s sinds de
P-top nieuwe afspraken over leeftijdsbewust personeelsbeleid zijn
gemaakt. In totaal staan nu in ongeveer tweederde van de onderzochte
cao’s afspraken over leeftijdsbewust personeelsbeleid. Voorzover in de
cao sprake is van zogenoemde ontziemaatregelen (onder meer:
leeftijdsdagen, seniorenregeling, taakverlichting) is er sinds de P-top
nog weinig sprake van afspraken gericht op omvorming conform de
intenties van de P-top. Het meest komt voor een nieuwe afspraak over
omvorming van leeftijdsdagen; in ruim 8% van de sinds de P-top
afgesloten cao’s. Ten slotte blijkt uit de monitor dat in 44% van de
sinds de P-top afgesloten cao’s afspraken staan over loopbaanbeleid
specifiek voor ouderen. 

Uit het onderzoek “Perspectief op langer doorwerken 2008”  blijkt
dat in 15% van de cao’s afspraken zijn gemaakt over doorwerken na 65
jaar. Deeltijdpensioen is in 25% van de cao’s opgenomen. Overigens
blijkt uit cijfers van DNB dat deeltijdpensioen inmiddels is geregeld
voor 85% van de werknemers, omdat deze regeling vooral middels de
pensioenregeling mogelijk is gemaakt.

3.3 Niet-westerse allochtonen

Tijdens de P-top is ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen met name
gesproken over (het bestrijden van) discriminatie en (het stimuleren
van) inburgering. Mede op basis van de uitkomsten van de landelijke
discriminatiemonitor heeft het kabinet een plan van aanpak discriminatie
op de arbeidsmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd. Belangrijk hierbij is
een campagne beeldvorming en bewustwording, samen met
werkgeversorganisaties en minderhedenorganisaties. Verder is het onder
meer de bedoeling dat vanaf 1 januari a.s. een landelijk dekkend netwerk
van antidiscriminatievoorzieningen actief zal zijn, waardoor iedereen
– ook werkgevers en werknemers – toegang heeft tot professioneel
advies over discriminatie. De inburgering krijgt vorm via het Deltaplan
Inburgering. Voor de uitvoering is deze kabinetsperiode 460 mln.
beschikbaar en kunnen jaarlijks ca. 60.000 mensen starten met
inburgeren.

Op 23 april 2008 heeft de Stichting van de Arbeid tijdens het
Voorjaarsoverleg aan het kabinet de Verklaring over het bevorderen van
diversiteit binnen en buiten de onderneming aangeboden. Hierin doet de
Stichting een oproep aan politici, beleidsmakers en opiniemakers,
organisaties van minderheden evenals werkgevers, werknemers en hun
organisaties om zich achter deze inzet te scharen. En om mee te denken
en te werken aan een toekomstgerichte benadering van het samen leven en
samen werken in ons land.

Uit de cao-monitor blijkt dat van de 59 afgesloten cao’s in 24 cao’s
vóór de P-top een inspanningsverplichting ten aanzien van
minderhedenbeleid is afgesproken. Eén cao heeft na de P-top een
dergelijke afspraak opgenomen. Wat betreft het stimuleren van
multicultureel personeelbeleid blijkt dat 9 cao’s dergelijke afspraken
bevatten waarvan er één na de P-top is afgesproken. Voor allochtone
jongeren is in de P-top afgesproken in te zetten op meer duale
trajecten. Hierover zijn volgens de cao-monitor nog geen concrete
afspraken gemaakt. 

De Stichting van de Arbeid voert gesprekken met de sectoren
woningbouwcorporaties en kinderopvang over de vraag of, en zo ja op
welke wijze, zogeheten paraprofessionele functies voor allochtone
vrouwen ingevoerd kunnen worden in deze sectoren. De eerste gesprekken
bieden nog weinig uitzicht op de creatie van dergelijke banen in deze
sectoren.

3.4 Jongeren

Wat betreft jongeren heeft het kabinet de aanpak van de voormalige
Taskforce Jeugdwerkloosheid voortgezet in rijksbrede projecten (Iedereen
doet mee, Aanval op de uitval, Van probleemwijk naar prachtwijk), met de
nadruk op een regionale aanpak. Er is blijvende aandacht voor het belang
van leerwerkplekken, bemiddeling van scholing naar werk en lokale
projecten die jongeren op weg helpen. Het kabinet is voornemens voor
jongeren tot 27 jaar een werkleerrecht in te voeren. Hierdoor krijgen
jongeren het recht op een werk- of scholingsaanbod. 

Wat betreft de cao-inzet hebben de meeste afspraken in de P-top over
jongeren betrekking op al eerder door de Stichting van de Arbeid
geformuleerd beleid. Al eerder heeft de Taskforce Jeugdwerkloosheid er
voor gezorgd dar er 10.000 banen voor deze doelgroep in de cao’s zijn
afgesproken. Verder blijkt uit de “Voorjaarsrapportage cao-afspraken
2008” dat er in 21 van de 122 onderzochte cao’s (ruim 17%)
werkgelegenheidsafspraken voor jongeren zijn gemaakt. In de meeste
gevallen gaat het om werkervarings- of stageplaatsen voor jongeren.

3.5 Gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Ten aanzien van gedeeltelijk arbeidsgeschikten heeft het kabinet
verschillende in de P-top afgesproken wetswijzigingen doorgevoerd. Ten
eerste is de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten in
wao/waz/wajong verhoogd. Ten tweede is de vrijstelling van de
herbeoordeelden verlaagd van 50 jaar naar 45 jaar. Ten derde is de PEMBA
afgeschaft. Ten vierde is de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen
herbeoordeelde arbeidsongeschikten verlengd van 6 naar 12 maanden. Ten
slotte is op 29 februari 2008 het tijdelijke besluit brugbanen in
werking getreden. Op grond van dit besluit kan UWV een
loonkostensubsidie toekennen aan werkgevers die herbeoordeelden zonder
werk voor een jaar in dienst nemen. Dit besluit zal worden
geïncorporeerd in het wetsvoorstel Stimulering arbeidsparticipatie
(STAP), waarvan de invoering is beoogd op 1 januari 2009. Het gebruik en
effect van het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden
(brugbanen) wordt door UWV gemonitord.

Met het wetsvoorstel STAP komt het kabinet toezeggingen uit de P-top na
die van belang zijn voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Het betreft
de invoering van het instrument loonkostensubsidie voor UWV-cliënten,
alsmede wijzigingen op het eerdere wetsvoorstel participatieplaatsen. In
het laatste geval gaat het om het creëren van participatiemogelijkheden
voor mensen met weinig perspectief op doorstroming naar een reguliere
baan. 

Daarnaast zijn de voorgenomen inkomensafhankelijke arbeidskorting en de
IACK van belang voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Op 6 maart 2008 heeft de Stichting van de Arbeid de Praktische
conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de rondetafelgesprekken
over re-integratie en behoud van werk voor werknemers die minder dan 35%
arbeidsongeschikt zijn gepubliceerd. 

Uit onderzoek van Regioplan bleek dat in 2007 62 procent van de mensen
die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn (‘35-minners’) aan
het werk was. Dat is weliswaar een forse verbetering ten opzichte van
2006 (46 procent), maar dit aantal voldoet nog altijd niet aan de
afspraak om 35-minners aan het werk te houden. De Stichting heeft daarom
cao-partijen opgeroepen afspraken te maken gericht op het behoud van
werk voor 35-minners, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan. Zij
wijst hierbij op enkele best practices. 

Inmiddels komt in bijna een kwart van de cao’s (met bijna 40% van de
werknemers), afgesloten na de P-top, een afspraak voor over het in
dienst houden van 35-minners. In 8% van de cao’s zijn hierover het
afgelopen jaar nieuwe afspraken gemaakt. In 18% van de onderzochte
cao’s zijn werkgelegenheidsbepalingen afgesproken voor gehandicapten,
waarvan in 8% nieuwe cao-afspraken.

Op 23 april 2008 heeft de Stichting van de Arbeid de Aanbeveling gericht
op de bevordering van de participatie van jonggehandicapten in het
Nederlandse bedrijfsleven uitgebracht. Of er al cao’s zijn afgesloten
met specifieke afspraken over wajongers is niet bekend.

4. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

Scholing en onderwijs zijn essentieel voor een goed werkende
arbeidsmarkt. Het zorgt ervoor dat mensen voorbereid aan hun loopbaan
beginnen en tijdens hun loopbaan de juiste kennis en vaardigheden
onderhouden en verder ontwikkelen. In de P-top is gesproken over
bestrijding voortijdig schoolverlaten, beroepsonderwijs, leven lang
leren en laaggeletterden.

4.1. Voortijdig schoolverlaten

Het kabinet bestrijdt het vroegtijdig schoolverlaten door
onderwijsinstellingen te stimuleren om meer gericht vorm te geven aan
bestaande loopbaanoriëntatie, coaching en persoonlijke begeleiding en
door gedifferentieerde onderwijsprogramma’s, flexibeler studiepaden en
meer mogelijkheden om tussentijds te switchen van opleiding in
combinatie met programma’s gericht op doorstroom en voorkomen van
uitval. Binnen de aanpak om mensen aan een startkwalificatie te helpen,
is het leerloopbaanadvies ingesteld. Dit is een onafhankelijk advies aan
de werkende jongeren op het gebied van loopbaanontwikkeling, waarna een
EVC-procedure en/of een scholingsadvies kan volgen. 

In de P-top is gesproken over het belang van cao-afspraken om werknemers
zonder startkwalificatie alsnog op dit vereiste niveau te brengen en het
beschikbaar stellen van voldoende beroepspraktijkvormings- en
stageplaatsen. De Stichting van de Arbeid inventariseert op dit moment
de achtergronden van groenpluk, de mate waarin het voorkomt en wat er
binnen het bedrijfsleven tegen gedaan kan worden.

4.2. Aansluiting beroepsonderwijs en (regionale) arbeidsmarkt

Om de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de (regionale)
arbeidsmarkt te verbeteren, heeft het kabinet besloten een experiment
uit te voeren voor ontschotting van vmbo en mbo. Hierdoor zou de fysieke
stap van vertrouwde vmbo-school naar het ROC niet gemaakt hoeven worden.
Daarnaast wordt door de MBO Raad en Colo gewerkt aan een voorstel voor
een bredere instroom. Ook heeft het kabinet op 23 november 2007 het
actieplan LeerKracht van Nederland vastgesteld, waarin verbeteringen ten
aanzien van de randvoorwaarden voor zij-instroom zijn opgenomen. Het
kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld voor docentstages in het
bedrijfsleven.

Sociale partners zullen actief bijdragen aan het realiseren van
docentstages in het bedrijfsleven (en werknemersstages in het
onderwijs). De Stichting van de Arbeid heeft in samenwerking met Colo,
MBO Raad, HBO-raad en VO-raad een aanbeveling over docentstages
ontwikkeld. Op 8 juli 2008 is Docent in het bedrijf, praktijkopleider in
de klas verschenen.

4.3. Een leven lang leren

Ten behoeve van een leven lang leren is de kwaliteitscode EVC op
onderdelen verbeterd en aangescherpt. Ingezet is op (op EVC
aansluitende) maatwerktrajecten in hbo en mbo voor werkenden. Daarnaast
stimuleert het kabinet scholen tot aanbieding van maatwerk voor
postinitieel onderwijs. Hiervoor hebben scholen businessplannen
opgesteld, inclusief de concrete verbeteractiviteiten om beter en meer
maatwerkonderwijs aan volwassenen te bieden. Deze verbeteringen worden
momenteel geïmplementeerd.

Op grond van de stimuleringsregeling 2007 werkt het kabinet aan
uitbreiding en versterking van leerwerkloketten. In leerwerkloketten
werken gemeenten, CWI’s en ROC’s intensief samen en wordt een basis
gelegd voor een brede dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden.
Inmiddels zijn 16 leerwerkloketten operationeel. Daar komen in de loop
van 2008 nog eens 24 leerwerkloketten bij.

In de P-top is gesproken over het via cao-afspraken ondersteunen van
leven lang leren. Concreet zijn genoemd: employability-contracten,
individuele ontwikkelingsplannen, gebruik van EVC-trajecten en
leerwerkovereenkomsten voor moeilijk re-integreerbare groepen. In de
“Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2008” wordt ingegaan op
employability-afspraken in cao’s. Het blijkt dat de laatste jaren het
aantal cao’s met afspraken over het gebruik van EVC toeneemt, van 10%
van de cao’s in 2005 naar 19% van de cao’s in 2007. Ongeveer de
helft van de cao’s kent afspraken over een persoonlijk opleidingsplan;
hierin is de laatste jaren weinig veranderd.

Uit de Voorjaarsrapportage blijkt ook dat bijna alle cao’s afspraken
kennen over functiegerichte scholing en dat in 20% van de cao’s
afspraken staan over meer algemene scholing.

Ten slotte is in de P-top gesproken over individuele trekkingsrechten
uit O&O-fondsen. 

Op 23 juli 2008 heeft de StvdA een aanbeveling vastgesteld over het
benutten van O&O- fondsen. Om de duurzame inzetbaarheid van werknemers
te bevorderen, roept de StvdA cao-partijen op te bezien of gelden van
O&O-fondsen kunnen worden ingezet om van-werk-naar-werk activiteiten
binnen en buiten de eigen sector te bevorderen. Om dat te doen is meer
aandacht van O&O-fondsen voor loopbaangerichte scholing van belang. Ook
verdient het aanbeveling dat middelen uit O&O-fondsen ingezet worden om
de overstap naar zelfstandig ondernemerschap te bevorderen.

4.4. Laaggeletterden

Het kabinet zal laaggeletterde werknemers stimuleren tot het volgen van
een opleiding en zorgen voor voldoende opleidingsmogelijkheden. Hiervoor
heeft het kabinet van 2006 tot en met 2010 jaarlijks €4 mln.
gereserveerd voor het Aanvalsplan Laaggeletterdheid. Daarnaast is er een
budget van €190 mln. voor volwasseneneducatie, waarvan 10 tot 15%
wordt besteed aan alfabetiseringscursussen. 

De Stichting van de Arbeid en de ministeries van OCW, SZW en J&G hebben
op 11 september 2007 een convenant afgesloten met de titel Structurele
aanpak laaggeletterdheid in de samenleving en het bedrijfsleven
2007–2015. De afspraak is om het aantal laaggeletterde werkenden en
niet-werkenden met 60% te verminderen. Voortgangsrapportages worden naar
de Tweede Kamer gestuurd.

De Stichting heeft begin januari 2008 ten behoeve van het decentraal
cao-overleg een voorbeeld cao-afspraak gepubliceerd. Inmiddels zijn in 3
cao’s hierover afspraken gemaakt. De eerste monitor zal in 2009
verschijnen.

 De Stichting van de Arbeid zal in principe de aanbeveling definitief
vaststellen nadat de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce
Mobiliteitsmanagement bekend is én de Stichting vervolgens visie en
voorgestane inzet van het kabinet, in relatie tot een beoordeling van de
voorstellen en inzet van partijen vertegenwoordigd in de Taskforce, als
adequaat heeft beoordeeld.  

 In de SZW-rapportage “(Faciliteiten) Arbeid en Zorg 2007” wordt
uitgebreid inzicht gegeven in de mate waarin het combineren van arbeid
en zorg door cao’s wordt ondersteund en op welke wijze die
ondersteuning vorm krijgt.

 In de P-top is afgesproken – onder een aantal randvoorwaarden – in
te zetten op de omvorming van bestaande ontziemaatregelen dan wel deze
onder te brengen in bij cao vastgelegde keuzemogelijkheden.

 In de SZW-rapportage “Perspectief op langer doorwerken 2008” wordt
uitgebreid inzicht gegeven in de mate waarin de arbeidsparticipatie van
ouderen door cao’s wordt ondersteund en op welke wijze die
ondersteuning vorm krijgt.

 Paraprofessionele functies kunnen opgevat worden als brugfuncties
tussen instelling en doelgroep. Een paraprofessional 1) is werkzaam op
een terrein waarop hij/zij geen (formele) opleiding heeft, 2) betaald
werk verricht voor een professionele instantie of organisatie en 3)
dicht bij de doelgroep staat of er deel van uitmaakt.

 Uit kwartaalrapportages van Colo blijkt dat er – met uitzondering van
de zorgsectoren – voldoende stageplaatsen beschikbaar zijn.

 PAGE   8 

 PAGE   1