[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindrapportage

Bijlage

Nummer: 2008D09198, datum: 2008-10-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Actieplan aanpak ervaren regeldruk 2008-2011 (2008D09194)

Preview document (🔗 origineel)


Utrecht, september 2008

Esther van Bostelen

Berend Buys Ballot

Bertien Dumas

Pierre Mehlkopf

Erno Spoelman

Anne-Marieke Visser

Inhoudsopgave

  TOC \o "1-4" \h \z \u    HYPERLINK \l "_Toc209516173"  Inhoudsopgave	 
PAGEREF _Toc209516173 \h  2  

  HYPERLINK \l "_Toc209516174"  1.	Managementsamenvatting	  PAGEREF
_Toc209516174 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516175"  1.1	Aanleiding, opdrachtformulering en
respons	  PAGEREF _Toc209516175 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516176"  1.2	Uitkomsten	  PAGEREF _Toc209516176
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516177"  1.3	Bevindingen en conclusies	  PAGEREF
_Toc209516177 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516178"  1.4	Leeswijzer	  PAGEREF _Toc209516178
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516179"  2.	Inleiding	  PAGEREF _Toc209516179 \h 
3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516180"  2.1	Aanleiding	  PAGEREF _Toc209516180
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516181"  2.2	Onderzoeksopdracht	  PAGEREF
_Toc209516181 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516182"  2.3	AL onderzoek door Regiegroep
Regeldruk	  PAGEREF _Toc209516182 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516183"  2.4	Onderzoeksmethodiek	  PAGEREF
_Toc209516183 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516184"  2.5	Index ervaren regeldruk	  PAGEREF
_Toc209516184 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516185"  3.	Uitkomsten	  PAGEREF _Toc209516185 \h
 3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516186"  3.1	Representativiteit	  PAGEREF
_Toc209516186 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516187"  3.1.1	Respons onder cliënten	  PAGEREF
_Toc209516187 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516188"  3.1.2	Respons onder professionals	 
PAGEREF _Toc209516188 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516189"  3.2	Uitkomsten bij de cliënten	 
PAGEREF _Toc209516189 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516190"  3.3	Uitkomsten bij de professionals	 
PAGEREF _Toc209516190 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516191"  3.4	Uitkomsten per regio	  PAGEREF
_Toc209516191 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516192"  3.5	Uitkomsten op onderdelen van de
keten	  PAGEREF _Toc209516192 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516193"  3.5.1	Uitkomsten onderwijs	  PAGEREF
_Toc209516193 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516194"  3.5.2	Uitkomsten potentiële deelnemers
aan het CJG	  PAGEREF _Toc209516194 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516195"  3.5.3	Uitkomsten bureau jeugdzorg	 
PAGEREF _Toc209516195 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516196"  3.5.4	Uitkomsten jeugdbescherming	 
PAGEREF _Toc209516196 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516197"  3.5.5	Uitkomsten zorgaanbieders van
geïndiceerde jeugdzorg	  PAGEREF _Toc209516197 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516198"  3.5.6	Verschillen op onderdelen van de
keten	  PAGEREF _Toc209516198 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516199"  3.6	Effecten van reeds ingezet beleid	 
PAGEREF _Toc209516199 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516200"  4.	Analyse van de resultaten	  PAGEREF
_Toc209516200 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516201"  4.1	Analyse meest ervaren regeldruk door
cliënten	  PAGEREF _Toc209516201 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516202"  4.1.1	De indicatieprocedure is
onduidelijk	  PAGEREF _Toc209516202 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516203"  4.1.2	Steeds opnieuw het verhaal moeten
doen	  PAGEREF _Toc209516203 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516204"  4.1.3	Veel verschillende hulpverleners
in één instelling	  PAGEREF _Toc209516204 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516205"  4.1.4	Veel formulieren moeten invullen	 
PAGEREF _Toc209516205 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516206"  4.1.5	Onvoldoende zicht op gemaakte
keuzes en mogelijkheden	  PAGEREF _Toc209516206 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516207"  4.1.6	Bejegening	  PAGEREF _Toc209516207
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516208"  4.1.7	Wachtlijsten en wachttijden	 
PAGEREF _Toc209516208 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516209"  4.2	Analyse van de meest ervaren
regeldruk door professionals	  PAGEREF _Toc209516209 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516210"  4.2.1	Als de keten niet werkt, komt er
steeds een schakel bij	  PAGEREF _Toc209516210 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516211"  4.2.2	Slechte gebruiksvriendelijkheid
van de ICT registratieprogramma’s	  PAGEREF _Toc209516211 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516212"  4.2.3	Toename van
registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen	  PAGEREF _Toc209516212
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516213"  4.2.4	Elk gesprek of contact moet worden
vastgelegd voor de productieregistratie	  PAGEREF _Toc209516213 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516214"  4.2.5	Extra werk door verschillende
eisen aan de verantwoording	  PAGEREF _Toc209516214 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516215"  4.2.6	Hulpverleners voeren veel
informatie in over cliënten	  PAGEREF _Toc209516215 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516216"  4.2.7	Effect van wachtlijsten en
wachttijden	  PAGEREF _Toc209516216 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516217"  4.2.8	Ontbreken van uniforme eisen aan
intakes en indicaties	  PAGEREF _Toc209516217 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516218"  4.2.9	Onduidelijke afstemming en
communicatie tussen organisaties	  PAGEREF _Toc209516218 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516219"  4.3	Veroorzakers van ervaren regeldruk	 
PAGEREF _Toc209516219 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516220"  5.	Aanbevelingen	  PAGEREF _Toc209516220
\h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516221"  5.1	Algemene conclusie	  PAGEREF
_Toc209516221 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516222"  5.2	Aanbevelingen vanuit het perspectief
van de cliënten	  PAGEREF _Toc209516222 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516223"  5.2.1	Informatieverstrekking vanuit
instellingen	  PAGEREF _Toc209516223 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516224"  5.2.2	Informatieverstrekking door de
cliënt	  PAGEREF _Toc209516224 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516225"  5.2.3	Hulpverlening en bejegening	 
PAGEREF _Toc209516225 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516226"  5.3	Aanbevelingen vanuit het perspectief
van de professionals	  PAGEREF _Toc209516226 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516227"  5.3.1	Registratieverplichtingen	 
PAGEREF _Toc209516227 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516228"  5.3.2	Veel schakels in de keten	 
PAGEREF _Toc209516228 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516229"  5.3.3	Indicaties en herindicaties	 
PAGEREF _Toc209516229 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516230"  Bijlage A.	Gebruikte methodiek	  PAGEREF
_Toc209516230 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516231"  Bijlage B.	Opzet workshops	  PAGEREF
_Toc209516231 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516232"  Bijlage C.	Enquête voor professionals	 
PAGEREF _Toc209516232 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516233"  Bijlage D.	Enquête voor cliënten	 
PAGEREF _Toc209516233 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516234"  Bijlage E.	Uitkomsten per regio	 
PAGEREF _Toc209516234 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc209516235"  Bijlage F.	Lijst met afkortingen	 
PAGEREF _Toc209516235 \h  3   

Managementsamenvatting

Aanleiding, opdrachtformulering en respons

In opdracht van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin heeft
Capgemini in de eerste helft van 2008 een nulmeting uitgevoerd naar de
ervaren regeldruk onder cliënten en professionals in de brede
jeugdketen.

De Minister heeft tot doel om in 2011 deze ervaren regeldruk met 25
procent te verminderen ten opzichte van 2007. De nadruk ligt op het
terugdringen van ervaren regeldruk, hetgeen betekent dat niet alleen
gekeken is naar de meetbare, feitelijke regeldruk, maar uitdrukkelijk
ook naar het begrip dat cliënten en professionals aan bestaande regels
toekennen. 

In het onderzoek staan niet alleen de regels centraal die voorkomen uit
wet- en regelgeving of de wijze van financiering, maar ook de regels die
voortkomen uit de samenwerking tussen instellingen en de eisen die
instellingen zelf stellen in verband met bijvoorbeeld een goede
bedrijfsvoering. Het onderzoek is uitgevoerd in vier regio’s, die
tezamen representatief zijn voor Nederland als geheel. In deze regio’s
zijn alle partners uit de brede jeugdketen vertegenwoordigd.

In totaal hebben 759 respondenten meegewerkt aan het onderzoek, 196
cliënten en 563 professionals. Alle partners in de brede jeugdketen
zijn daarin goed vertegenwoordigd: het primair en voortgezet onderwijs,
het speciaal onderwijs, REC4, consultatiebureau, GGD, (school)
maatschappelijk werk, MEE, bureau jeugdzorg, Raad voor de
Kinderbescherming, het CIZ, de jeugd GGZ en jeugd LVG en de provinciale
jeugdzorgaanbieders.

De nulmeting levert een representatief beeld van de door cliënten en
professionals ervaren regeldruk.

Uitkomsten

Vanuit het perspectief van de cliënten worden de volgende punten gezien
als meest ervaren regeldruk:

De indicatieprocedure is onduidelijk

Bij iedere organisatie opnieuw het verhaal vertellen

Veel verschillende hulpverleners binnen één instelling

Veel formulieren moeten invullen

Onvoldoende zicht op gemaakte keuzes en mogelijkheden

In de hiernavolgende tabel is aangegeven welke score deze punten hebben
gekregen in de index ervaren regeldruk.

Tabel 1.1 Scores meest ervaren regeldruk door cliënten

	Omvang	Waarde	Index

De indicatieprocedure is onduidelijk	3,60	4,20	111,5

Bij iedere organisatie opnieuw het verhaal vertellen	3,65	3,88	109,3

Veel verschillende hulpverleners binnen één instelling	3,53	4,02	108,4

Veel formulieren moeten invullen	3,62	3,64	106,5

Onvoldoende zicht op gemaakte keuzes en mogelijkheden	3,33	4,22	106,4



In het terugbrengen van de ervaren regeldruk gaat het om het
terugbrengen van de scores op de omvang en de waarde die de respondenten
hebben toegekend aan de ervaren regeldruk. De gemiddelde score op alle
ervaren regeldruk is 10,2.  Hierop is de doelstelling van 25 procent
vermindering gericht.

Vanuit het perspectief van de professionals staan de volgende punten van
ervaren regeldruk bovenaan:

Als de keten niet werkt komt er steeds een schakel bij

Slechte gebruiksvriendelijkheid van de ICT registratieprogramma’s

Toename van registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen

Elk gesprek of contact moet worden vastgelegd voor de
productieregistratie

Extra werk door verschillende eisen aan de verantwoording

In de hiernavolgende tabel is aangegeven welke score deze punten hebben
gekregen in de index ervaren regeldruk.

Tabel 1.2 Scores meest ervaren regeldruk door professionals

	Omvang	Waarde	Index

Als de keten niet werkt komt er steeds een schakel bij	3,52	4,32	109,7

Slechte gebruiksvriendelijkheid van de ICT registratieprogramma’s	3,67
3,89	108,3

Toename van registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen	3,70	3,71
107,2

Elk gesprek of contact moet worden vastgelegd voor de
productieregistratie	3,74	3,55	106,4

Extra werk door verschillende eisen aan de verantwoording	3,58	3,84
106,1



Ook hier geldt dat in het terugbrengen van de ervaren regeldruk het gaat
om het terugbrengen van de scores op de omvang en de waarde die de
respondenten hebben toegekend aan de ervaren regeldruk. De gemiddelde
score op alle ervaren regeldruk is 10,4. Hierop is de doelstelling van
25 procent vermindering gericht

Bevindingen en conclusies

Uit de ervaringen van cliënten en professionals blijkt dat het niet zo
zeer de regels zelf zijn die de regeldruk veroorzaken, maar dat het veel
meer gaat om de wijze waarop alle betrokkenen met de regels omgaan. Hoe
strikt is men met het uitwisselen van informatie? Hoe praktisch is men
in het gebruiken van gezamenlijke intakeformulieren? Hoe kritisch is men
over de hoeveelheid informatie die over de cliënt wordt vastgelegd? Hoe
heeft men de ICT programma’s ingericht en geïmplementeerd? Wet- en
regelgeving vormen eigenlijk geen belemmering om hierin de meest
optimale manier van werken te kiezen. Toch speelt ook de huidige
inrichting van het stelsel in de wet- en regelgeving een rol. Het gaat
dan echter vooral om het naast elkaar bestaan van verschillende wet- en
regelgeving die in de uitvoeringspraktijk kan leiden tot onduidelijkheid
met regeldruk als gevolg.

In de kern ligt er daarmee vooral een vraagstuk ten aanzien van de
manier waarop de sector is georganiseerd. De ervaringen van cliënten en
professionals duiden op een sector die vooral is gefocust op het
afdekken van risico’s door toenemende verantwoordingseisen door
politieke en maatschappelijke druk. De kern van waar de sector om draait
lijkt uit beeld te zijn. De cliënt en de kwaliteit en effectiviteit van
de relatie tussen de cliënt en de hulpverlener staan niet voldoende
centraal. 

Om de ervaren regeldruk te verminderen is een geheel andere aanpak
vereist. De oorspronkelijke aanname, dat de ervaren regeldruk te
verminderen is door de regels en hoe die worden gehanteerd centraal te
stellen, kan niet langer een doel op zich zijn. Voor zowel cliënten als
professionals gaat het om het realiseren van een werkwijze die de
professionals in de dagelijkse praktijk optimaal ondersteunt in het
realiseren van een kwalitatief hoogwaardige en effectieve relatie met
hun cliënten. Dat heeft als bijkomend voordeel dat in een stelsel
waarin de cliënt echt centraal staat, het niet langer nodig is om
maatregel op maatregel te stapelen om risico’s – die inherent zijn
aan het werken in deze sector – te minimaliseren.

Vanuit deze optiek gezien is het ook niet verwonderlijk dat de meeste
oplossingen die cliënten en professionals tijdens het onderzoek hebben
aangedragen, liggen op het niveau van de instellingen zelf of in de
onderlinge samenwerking tussen de instellingen. 

Dit vraagt om een aanpak waarbij de instellingen zelf en in onderlinge
samenwerking aan zet zijn. Zij zijn het die zich hard moeten maken voor
het belang van de cliënt. Naast de instellingen hebben ook de
stelselbeheerder en financiers een belangrijke rol in deze aanpak.
Enerzijds door zich terughoudend op te stellen, anderzijds door een
andere vorm van aansturing van de instellingen. In de aansturing zullen
stelselbeheerder en financiers zich vooral moeten richten op de mate van
klantgerichtheid en de samenwerking tussen de instellingen. 

Leeswijzer

De eindrapportage is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 zijn de aanleiding van het onderzoek en de
onderzoeksopdracht uitgewerkt. Tevens is op hoofdlijnen de gehanteerde
onderzoeksmethodiek beschreven;

In hoofdstuk 3 volgen de uitkomsten van de nulmeting, waarbij informatie
is opgenomen over de respons en de indexen ervaren regeldruk van
cliënten en professionals. De index voor professionals is tevens
uitgesplitst per regio en per onderdeel van de keten;

In hoofdstuk 4 is van de meest ervaren regeldruk door cliënten en
professionals een uitgewerkte analyse opgenomen. Daarbij is per ervaring
een toelichting gegeven en zijn oplossingen opgenomen die door de
deelnemers aan het onderzoek zijn genoemd. Ook is in dit hoofdstuk een
paragraaf opgenomen over de veroorzakers van de ervaren regeldruk;

In hoofdstuk 5 volgen tot slot de conclusies en aanbevelingen. Bij de
aanbevelingen is er nadrukkelijk aandacht voor de verantwoordelijkheden
van de verschillende partners. 

In de bijlagen is alle uitgebreide informatie opgenomen van de
gehanteerde methodiek, de opzet van de workshops en de enquêtes. Tevens
is een verklarende woordenlijst opgenomen voor alle afkortingen.

Inleiding

Aanleiding

De minister voor Jeugd en Gezin heeft de ambitie om de ervaren regeldruk
voor zowel ouders en kinderen als professionals in de brede jeugdketen
terug te dringen. Doelstelling is om in 2011 de ervaren regeldruk met 25
procent te verminderen ten opzichte van 2007. De cliënt dient deze
vermindering concreet te merken in: snellere hulp, geen dubbele
uitvraag, minder formulieren om in te vullen, et cetera. Ook de
professionals in de jeugdketen moeten dit gaan voelen: meer directe
cliëntcontacten en minder papier; minder verantwoording en meer
werkplezier. Uiteindelijke resultante is een betere kwaliteit van
hulpverlening. 

Om dit te realiseren wordt door de Minister een actieplan
‘Vermindering ervaren regeldruk en bureaucratie’ opgesteld. Om de
effecten van deze maatregelen te toetsen, heeft de Minister in het
voorjaar van 2008 opdracht gegeven tot het doen van een nulmeting naar
de ervaren regeldruk. De nadruk ligt op het terugdringen van ervaren
regeldruk, hetgeen betekent dat niet alleen gekeken is naar de meetbare
regeldruk, maar uitdrukkelijk ook naar de waarde die cliënten en
professionals aan bestaande regels toekennen. Daarnaast gaat het in dit
onderzoek niet uitsluitend om de regelgeving op zich, maar ook om de
wijze van invoering en implementatie. 

De aanpak van de ervaren regeldruk bouwt voort op de aanbevelingen van
de Jeugdzorgbrigade die in 2005 en 2006 de onnodige bureaucratie in de
jeugdzorg heeft onderzocht. In afwijking van de Jeugdzorgbrigade richt
de nieuwe aanpak zich op de brede jeugdketen en wordt de huidige wet- en
regelgeving niet als een gegeven beschouwd. In het verminderen van de
regeldruk spelen provincies en grootstedelijke regio’s een belangrijke
rol. Met alle provincies en grootstedelijke regio’s is de afspraak
gemaakt dat zij een bijdrage zullen leveren aan de vermindering van 25
procent. 

Onderzoeksopdracht

Capgemini heeft in opdracht van het programmaministerie voor Jeugd en
Gezin deze nulmeting ervaren regeldruk uitgevoerd. De opdracht is
gestart in februari 2008 en afgerond in juli 2008.

Doel van de opdracht is om een nulmeting uit te voeren die een landelijk
beeld geeft van de ervaren regeldruk in de brede jeugdketen. De
uitkomsten van het onderzoek zullen aan de basis liggen voor het plan
van aanpak dat na de zomer door de minister voor Jeugd en Gezin aan de
Tweede Kamer zal worden aangeboden. Aangezien ook de provincies met het
rijk hebben afgesproken een aandeel te leveren in de vermindering van de
ervaren regeldruk, en hiertoe een nulmeting zullen houden, is het
onderzoek zodanig opgezet en uitgevoerd dat de methodiek ook regionaal
toe te passen is.

De reikwijdte van het onderzoek is als volgt:

De nulmeting richt zich op de cliënten (kinderen en ouders) en de
hulpverleners. De directe relatie tussen cliënt en hulpverlener en het
werk van de hulpverlener in die relatie staat centraal;

De nulmeting omvat de brede jeugdketen, dat wil zeggen de sectoren die
direct onder verantwoordelijkheid vallen van de minister voor Jeugd en
Gezin;

Het onderzoek richt zich op de regeldruk als gevolg van centrale wet- en
regelgeving én als gevolg van de werkwijze van en tussen instellingen;

Het onderzoek dient de irritaties naar concrete veroorzakers te
herleiden; de aanleiding, de betrokken actoren en de factoren die aan de
irritatie ten grondslag liggen;

Het onderzoek biedt suggesties voor oplossingen.

Het onderzoek naar de ervaren regeldruk richt zich op de brede
jeugdketen. In onderstaande figuur is opgenomen welke instanties en
voorzieningen onderdeel uitmaken van deze keten.

Figuur 2.1 De jeugdketen zoals betrokken in het onderzoek 

Onder het kopje voorliggende voorzieningen vallen alle
basisvoorzieningen die voor kinderen en jongeren beschikbaar zijn en
waarvan nagenoeg alle kinderen en jongeren gebruik maken. Onder deze
voorzieningen vallen ook de instanties waar ouders en jeugdigen terecht
kunnen voor informatie en advies, lichte hulp en opvoedondersteuning. In
bovenstaande figuur is naast de jeugdgezondheidszorg en het (school)
maatschappelijk werk ook het Centrum voor Jeugd en Gezin opgenomen,
omdat deze in een aantal regio’s reeds actief zijn. In het Centrum
voor Jeugd en Gezin wordt over het algemeen gevormd door de
jeugdgezondheidszorg en het (school) maatschappelijk werk.

Wanneer de hulpvraag van ouders en jeugdigen niet meer kan worden
beantwoord door de voorliggende voorzieningen, dan vindt een
doorverwijzing plaats naar de specialistische voorzieningen. Voor deze
voorzieningen is een indicatie nodig van REC4, Bureau Jeugdzorg of het
CIZ. Tot slot valt binnen de keten het deel van de justitieketen dat
betrekking heeft op de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarin
spelen ook de Raad voor de Kinderbescherming en het OM en ZM een
belangrijke rol.

AL onderzoek door Regiegroep Regeldruk

Parallel aan het onderzoek naar de ervaren regeldruk is in het eerste
half jaar van 2008 door de Regiegroep Regeldruk een nulmeting
administratieve lasten voor het bedrijfsleven uitgevoerd. In het
onderzoek van de regiegroep is gekeken naar informatieverplichtingen die
voortvloeien uit de Wet op de jeugdzorg. 

De belangrijkste groepen informatieverplichtingen die in dit onderzoek
zijn aangetroffen zijn:

Het aanleveren van verantwoordingsdocumenten over geleverde zorg;

Het meewerken aan inspecties;

Aanvragen en verantwoorden van subsidies.

In het onderhavige onderzoek zijn deze aspecten veel minder prominent
naar voren gekomen. Deels is dit te verklaren doordat de
onderzoeksmethodiek een wezenlijk andere is. De methodiek ervaren
regeldruk is deductief, dat wil zeggen dat vanuit de ervaringen, in dit
geval van professionals en cliënten, de oorzaken en factoren die de
regeldruk beïnvloeden, in beeld worden gebracht. De meer traditionele
onderzoeken naar administratieve lasten, zoals uitgevoerd door de
regiegroep, vertrekken vanuit de regel, of te wel de
informatieverlichting, en berekenen hoeveel tijd en geld dit kost.
Anders dan in de meer traditionele onderzoeken naar administratieve
lasten worden in de methodiek ervaren regeldruk ook andere regels
betrokken, dan alleen die betrekking hebben op informatieverplichtingen.
Bijvoorbeeld de regels die ander betrokkenen, zoals de zorgverzekeraars,
opleggen aan de instellingen of die de instellingen zelf in het kader
van hun eigen bedrijfsvoering veroorzaken. Tevens is de scope breder
omdat naast de informatieverplichtingen die uit regels voortvloeien ook
aspecten van de naleving ervaren kunnen worden als overlast en de scope
niet alleen de Wet op de jeugdzorg is, maar de brede jeugdketen, waartoe
ook onderwijs, jeugdgezondheidszorg en delen van de justitieketen
behoren. Tegelijkertijd verklaart dit niet geheel het verschil in de
uitkomsten. De respondenten in het onderhavige onderzoek wijzen vooral
op regeldruk die direct in verband staat met de relatie tussen
hulpverlener en cliënt en de mate waarin de hulpverlener zich in het
uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden ondersteunt voelt door de
organisatie van het werk. De wet- en regelgeving wordt daarin niet als
eerste belemmering beschouwd. Dit beeld past bij de relatief hoge mate
van tevredenheid van de jeugdzorgprofessionals over de wet- en
regelgeving zoals uit het AL-onderzoek naar voren is gekomen.

Beide onderzoeken zijn dus vooral ook complementair.

Onderzoeksmethodiek

De nulmeting is uitgevoerd aan de hand van een in de AWBZ en Cure
ontwikkelde methodiek om de ervaren lasten te meten onder betrokkenen.
De methode bestaat uit de volgende fasen:

Fase 1: Deskresearch;

Fase 2: Identificatie belangrijkste veroorzakers ervaren regeldruk in
interactieve workshops;

Fase 3: Meting ervaren regeldruk middels een enquête;

Fase 4: Validering van de uitkomsten en verkennen van
oplossingsrichtingen in een interactieve workshop met hulpverleners en
cliënten;

Fase 5: Rapporteren over de uitkomsten, conclusies en aanbevelingen.

Een uitgebreide beschrijving van de gevolgde methodiek is opgenomen in
bijlage A. De kern van de methode ligt in de combinatie van workshops en
een enquête. In de workshops is ruimte voor beelden, verhalen,
toelichting en creativiteit, terwijl de enquête de kwantificering van
de ervaren regeldruk realiseert. De workshops creëren ook heel
nadrukkelijk een sfeer om gezamenlijk tot oplossingen te komen. Voor
cliënten en professionals zijn afzonderlijke workshops gehouden en is
er een afzonderlijke enquête opgesteld. Echter, in de aanpak van de
ervaren regeldruk moeten beiden nadrukkelijk samen komen. Professionals
benadrukken de problemen in de werkprocessen en de cliënten benoemen de
symptomen die voorkomen uit deze problemen. Daarmee zijn ze
onlosmakelijk met elkaar verbonden. 

De nulmeting levert een landelijk resultaat op. Tegelijkertijd moet de
meting ook de basis leggen voor een regionale aanpak. Daarom is gekozen
voor vier regio’s die samen een landelijk beeld geven. In elke regio
is de totale jeugdketen benaderd. Op deze wijze komen de gewenste
verbindingen tussen betrokkenen in aansluiting op de dagelijkse praktijk
het beste tot stand. Daardoor worden alle aspecten van mogelijk ervaren
regeldruk optimaal benaderd, ook die van de regeldruk in de samenwerking
tussen instellingen. De regionale benadering bevordert tevens de
totstandkoming van concrete, haalbare oplossingen en geeft daarmee een
belangrijke impuls aan de uitvoering van de voorgestelde oplossingen.

Bij de selectie van de vier regio’s zijn de volgende criteria
gehanteerd:

In de te selecteren regio zijn alle factoren uit de jeugdketen aanwezig:
bureau jeugdzorg, provinciale jeugdzorg, jeugd GGZ, GGD,
consultatiebureau, schoolmaatschappelijk werk, jeugd LVG, speciaal
onderwijs, Raad voor de Kinderbescherming; 

Geografische spreiding over het land: Randstad, noord Nederland, midden
Nederland, zuid Nederland;

Spreiding ten aanzien van de mate van verstedelijking: grootstedelijk
gebied, verstedelijkt gebied en landelijk gebied;

Maximaal gebruik maken van de provincies waarmee reeds
samenwerkingsafspraken zijn gemaakt over het verminderen van de ervaren
regeldruk; 

Bereidheid van instellingen om mee te werken aan het onderzoek.

De volgende regio’s hebben in het onderzoek geparticipeerd:

Regio Eemland (provincie Utrecht);

Provincie Friesland;

Regio Oss, Uden, Veghel (provincie Noord-Brabant);

Stadsregio Rotterdam.

Index ervaren regeldruk

In de methodiek voor het meten van de ervaren regeldruk wordt gewerkt
met een onderscheid naar de omvang van de regeldruk en waarde ervan. De
omvang staat voor hoe vaak men met de regeldruk wordt geconfronteerd en
de waarde voor de mate waarin de regeldruk noodzakelijk is voor de
bedrijfsvoering, of in dit geval het hulpverleningsproces. Regeldruk die
vaak voorkomt en waar men de waarde niet van inziet, heeft een grotere
weerstand tot gevolg dan wanneer men de waarde ervan van groot belang
vindt. De meeste winst is vergelijkbaar te realiseren in de categorie
waarin de omvang groot en de waarde cq het begrip laag zijn. Zie ook
onderstaande figuur.

Figuur 2.2 Winst in de combinatie waarde en omvang

Het onderscheid in waarde en omvang is in de workshops gebruikt om alle
ervaren regeldruk te classificeren. Nadat in de workshops de ervaren
regeldruk is geïnventariseerd en geclassificeerd, is een enquête
opgesteld om de meest ervaren regeldruk, hoge omvang en lage waarde
aangevuld met lage omvang en lage waarde en hoge omvang en hoge waarde,
onder een brede groep respondenten te kwantificeren. De cliënten en
professionals zijn als respondenten van elkaar gescheiden. Er zijn
daartoe twee afzonderlijke enquêtes uitgezet en er zijn twee aparte
indexen berekend, één voor de cliënten en één voor de
professionals. De opzet van de workshops en van de enquêtes zijn
opgenomen in bijlagen B t/m D.

Voor het bepalen van de rangorde van de ervaren regeldruk is gebruik
gemaakt van een index. Deze index wordt berekend voor alle (ervaren)
regeldruk bij de subsectoren en is opgebouwd uit de omvang van de
regeldruk en de waarde die de regeldruk heeft voor de
bedrijfsvoering/mate van begrip bij professionals en cliënten voor het
gevraagde.

Omvang van de last: hoe vaak komt men er in de dagelijkse praktijk mee
in aanraking? De respondenten hebben de omvang van de regeldruk gescoord
van heel weinig tot heel veel. Daarbij hoort de volgende numerieke
waarde:

Heel weinig		= 1

Weinig			= 2

Gemiddeld		= 3

Veel			= 4

Heel veel		= 5

Vervolgens hebben de respondenten de waarde van de ervaren regeldruk
voor de bedrijfsvoering of hulpverlening gescoord: heeft men begrip voor
de situatie? Daarbij hoort de volgende numerieke waarde:

Heel weinig		= 5

Weinig			= 4

Gemiddeld		= 3

Veel			= 2

Heel veel		= 1

De scores op omvang en waarde zijn gecombineerd om tot een totaal score
te komen cq de index. Bij het berekenen van de index wordt de omvang
twee maal zo zwaar meegewogen als de waarde. Dit naar analogie van het
onderzoek in de AWBZ, waarin op basis van de bevindingen is
geconcludeerd dat in eerste instantie de ervaren omvang de ervaren
regeldruk bepaalt en in tweede instantie de ervaren waarde. De factor
twee is empirisch bepaald in het AWBZ onderzoek: de prioritering die op
basis van deze weegfactor ontstond, gaf volgens de respondenten het
beste beeld van de activiteiten met de hoogste beleefde lasten.

De index voor een activiteit wordt als volgt berekend:

Index = 2 * omvang van de last + waarde voor de bedrijfsvoering

Voorbeeld: een activiteit waarvan de omvang als groot is beoordeeld en
de waarde als zeer klein vertaalt zich in een index van 13 (2*4 + 5).

Deze index is vervolgens omgezet naar een 100-score op basis van het
gemiddelde van de scores voor alle activiteiten voor alle subsectoren.
Stel dat dit gemiddelde 9,6 gedraagt. De index voor het voorbeeld
hierboven is dan 13 / 9,6 * 100 = 135.

De vermindering van de ervaren regeldruk richt zich op de scores op
omvang en waarde. De doelstelling van 25 procent vermindering van de
ervaren regeldruk is hierop gericht en niet op de index waarde. Deze
geeft vooral aan op welke regels het meeste winst te behalen is. 

Uitkomsten

Representativiteit

De nulmeting ervaren regeldruk richt zich op de ervaringen van cliënten
en professionals. De nulmeting geeft een landelijk representatief beeld
van de ervaren regeldruk. Anders dan andere onderzoeken naar regeldruk
en administratieve lasten heeft de nulmeting zich gericht op een brede
keten van betrokkenen. Daarbij gaat het niet alleen om regeldruk als
gevolg van wettelijke vereisten, maar nadrukkelijk ook om regeldruk als
gevolg van specifieke afspraken tussen instellingen en binnen
instellingen. Ten aanzien van de representativiteit ligt hierin de
grootste uitdaging. De regionale aanpak is mede ingegeven door deze
uitdaging. Door te kiezen voor het laagste niveau waarop alle partners
vertegenwoordigd zijn, in de praktijk het niveau van een vestiging van
bureau jeugdzorg, wordt optimaal tegemoet gekomen aan de scope van het
onderzoek.

In de jeugdketen zijn de afgelopen jaren verschillende onderzoeken en
studies gedaan naar het de bureaucratie en regeldruk van de sector. De
rapporten van de Jeugdzorgbrigade en de Kafkabrigade zijn hier
voorbeelden van. Ook al ligt de focus en scope van deze onderzoeken
anders dan bij de nulmeting die nu is uitgevoerd, er kan niettemin in
deze eerdere studies een brede keur aan casusmateriaal gevonden worden.
Een uitgebreide deskresearch heeft daarom de basis gevormd voor de
eerste ronde workshops. Tijdens deze eerste ronde workshops hebben
professionals die werkzaam zijn bij de verschillende partners in de
keten de door hen ervaren regeldruk geïnventariseerd en
gecategoriseerd. In deze workshops waren in alle regio’s nagenoeg alle
partners in de keten vertegenwoordigd. In Friesland en Noord-Brabant
waren de voorliggende voorzieningen minder goed vertegenwoordigd, maar
in Rotterdam en Utrecht waren zij juist goed vertegenwoordigd. Er is een
landelijke bijeenkomst gehouden voor cliënten, jongeren en ouders van
kinderen en jongeren. 

De uitkomsten uit de workshops zijn, ondersteund door de uitkomsten van
de deskresearch, verwerkt in de enquête. Er zijn verschillende
enquêtes gemaakt voor cliënten en hulpverleners. De enquêtes zijn
door 196 cliënten en 563 professionals ingevuld. Meer informatie over
de respons is opgenomen in de hiernavolgende subparagrafen. In bijlage C
en D zijn beide enquêtes opgenomen.

Respons onder cliënten 

In de tabellen in deze paragraaf is steeds het aantal respondenten
opgenomen dat de vraag heeft beantwoord. Respondenten hebben vragen
zonder te beantwoorden kunnen overslaan, waardoor de respons per tabel
kan verschillen.

 

In totaal hebben 196 cliënten of vertegenwoordigers van cliënten de
enquête ingevuld. Het grootste gedeelte van de respondenten is ouder
van een jongere die met de jeugdzorg te maken heeft. In onderstaande
tabel is een overzicht opgenomen. 

Tabel 3.1 Respons onder cliënten

	Respons (N=174)

Jongere in de jeugdzorg	8%

Ouder van een jongere in de jeugdzorg	68%

Vertegenwoordiger van een jongere	15%

Anders	9%



De cliënten in de jeugdzorg hebben vaak met vele verschillende schakels
in de keten te maken. Dat blijkt uit het feit dat de percentages in de
onderstaande tabel optellen tot ver boven de honderd procent. Uit de
respons blijkt dat alle schakels in de keten vertegenwoordigd zijn door
ervaringsdeskundigen.

Tabel 3.2 Ervaring in de keten

Voorziening	Percentage respondenten dat ervaring heeft met de
voorziening (N=186)

Voorliggende voorzieningen

	Consultatiebureau	47%

Schoolarts	47%

Thuiszorg	17%

GGD	23%

Maatschappelijk werk	27%

Centrum voor Jeugd en Gezin	7%

Speciaal onderwijs	66%

Indicatiestellers

	Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ)	55%

Toegang bureau jeugdzorg	46%

Advies- en meldpunt kindermishandeling	13%

Zorgaanbieders geïndiceerde zorg

	Provinciale jeugdzorg	17%

Jeugd GGZ	50%

Jeugd LVG	7%

Jeugdbescherming en jeugdreclassering

	Raad voor de Kinderbescherming	13%

Jeugdbescherming	11%

Jeugdreclassering	3%

Kinderrechter	12%

Anders	14%



Tot slot zijn aan de cliënten twee stellingen voorgelegd:

Ik ben tevreden over de hulp die ik krijg

Ik ben tevreden over de hulpverleners waarmee ik contact heb

In de hiernavolgende tabel de uitkomsten op deze stellingen.

Tabel 3.3 Mening over de ontvangen hulpverlening

Stelling (N=176)	Geen oordeel	Helemaal niet tevreden	Niet tevreden	Niet
tevreden/niet ontevreden	Tevreden	Helemaal tevreden

Ik ben tevreden over de hulp die ik krijg	6%	13%	17%	26%	35%	4%

Ik ben tevreden over de hulpverleners waar ik contact mee heb	6%	7%	12%
25%	41%	9%



Uit bovenstaande uitkomsten is op te maken dat de cliënten niet
onverdeeld tevreden zijn over de hulp die zij krijgen of over de
hulpverlener waarmee zij contact hebben. Over de hulp is 39 procent
tevreden of helemaal tevreden en 30 procent niet tevreden of helemaal
niet tevreden. In totaal is 50 procent van de respondenten tevreden of
heel tevreden over de hulpverlener waarmee ze contact hebben. Het
betreft hier een oordeel van (ouders van) cliënten die zowel vrijwillig
als onvrijwillig in contact staan met de jeugdzorg. De tevredenheid voor
deze beide groepen blijkt niet noemenswaardig te verschillen. 

Respons onder professionals

In totaal hebben 563 professionals de enquête ingevuld. In onderstaande
tabel is de respons per regio opgenomen.

Tabel 3.4 Respons per regio

Regio	Aantal respondenten

Eemland – provincie Utrecht	120

Friesland	76

Oss, Uden, Veghel – provincie Noord-Brabant	79

Stadsregio Rotterdam	224

Anders	64

Totaal	563



De respons in Rotterdam is duidelijk hoger dan in de andere regio’s.
Dit heeft echter geen gevolgen gehad voor het totaal beeld. De respons
in de categorie anders komt voort uit een extra inspanning om meer
gezinsvoogden in het onderzoek te betrekken. 

Alle partners in de brede jeugdketen zijn in het onderzoek
vertegenwoordigd, hoewel de verdeling van respondenten tussen de
partners niet gelijk is. Het aantal respondenten dat werkzaam is bij een
zorgaanbieder van provinciale jeugdzorg is duidelijk hoger dan van de
andere ketenpartners (115 respondenten), ook het primair en voortgezet
onderwijs hebben een hoge respons (60 respondenten) evenals de Raad voor
de Kinderbescherming (57 respondenten) en de jeugdbescherming (70
respondenten). In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van
de respons verdeeld naar de verschillende onderdelen in de categorieën
voorliggende voorzieningen, indicatiestellers, geïndiceerd zorgaanbod
en justitie. Er zijn meerdere antwoorden tegelijkertijd mogelijk,
waardoor de absolute aantallen optellen tot meer dan de respons van 563
professionals.

Tabel 3.5 Respons op onderdelen van de keten

Ketenpartners	Respons 

Voorliggende voorzieningen:

Primair en voortgezet onderwijs

Jeugdgezondheidszorg

(School) maatschappelijk werk

Centrum voor Jeugd en Gezin	29,5% (185)

Indicatiestellers:

Bureau jeugdzorg (toegang en AMK)

CIZ

REC	7% (45)

Zorgaanbieders (geïndiceerde jeugdzorg) en speciaal onderwijs

Provinciale jeugdzorg

Jeugd GGZ

Jeugd LVG

Speciaal onderwijs	28,0% (176)

Jeugdbescherming en jeugdreclassering:

Bureau jeugdzorg (jeugdbescherming en jeugdreclassering)

Raad voor de Kinderbescherming

ZM en OM	23,2% (146)

Anders	12,1% (76)



De categorie ‘anders’ bestaat in belangrijke mate uit professionals
die werkzaam zijn bij MEE (37 respondenten) en medewerkers van een
jeugdzorg aanbieder (24 respondenten).

Aan de respondenten is ook gevraagd hun functie aan te geven. Hierbij is
het mogelijk meerdere velden aan te vinken (dubbel functies). De
percentages tellen derhalve op tot meer dan 100 procent. De uikomsten
zijn als volgt:

52 procent heeft een uitvoerende functie in relatie tot cliënten
(maatschappelijk werker, verpleegkundige, gezinsvoogd,
gedragswetenschapper, arts);

17 procent heeft een functie als teamleider, bestuurder, midden
management, controller of administratief medewerker;

31 procent heeft een andere functie dan de mogelijkheden in de
vragenlijst, de alternatieven die hier worden opgegeven zijn divers,
waaronder zorgcoördinator, gezinswerker, doktersassistente,
raadsonderzoeker, gezinscoach of consulent. Overigens dus ook allemaal
vooral uitvoerende functies in directe relatie tot cliënten.

Ook is de respondenten gevraagd aan te geven hoe lang zij al in de
sector werken en hoeveel van hun tijd direct cliëntcontact is. Bijna de
helft van de respondenten werkt al langer dan tien jaar in de sector.
Ongeveer 15 procent van de respondenten werkt minder dan twee jaar in de
sector. Aan het onderzoek hebben dus vooral professionals meegedaan die
al een geruime tijd ervaring hebben in de sector.

Tot slot zijn de respondenten drie stellingen voorgelegd:

Ik ben trots op mijn werk

In mijn organisatie is de zorg/hulpverlening goed georganiseerd

De meeste van onze cliënten zijn tevreden over de geboden hulp

De stellingen zijn bedoeld om een beeld te krijgen bij het
referentiekader van waaruit de respondenten de enquête hebben ingevuld.
In onderstaande tabel de uitkomsten van de respondenten op deze drie
stellingen. 

Tabel 3.6 Reactie op stellingen ten aanzien van eigen werk

Stelling (N=550)	Geen oordeel	Helemaal oneens	Oneens	Niet eens/niet
oneens	Eens	Helemaal eens

Ik ben trots op mijn werk (N=550)	1%	0%	0%	8%	64%	27%

In mijn organisatie is de zorg/hulpverlening goed georganiseerd (N=549)
1%	2%	12%	24%	56%	5% 

De meeste cliënten zijn tevreden over de geboden hulp (N=549)	3%	1%	10%
20%	64%	6%



De uitkomsten op de stellingen kleuren de wijze waarop de uitkomsten van
de nulmeting kunnen worden geïnterpreteerd. De medewerkers zijn trots
en betrokken, men is redelijk positief over hoe de hulpverlening in de
eigen instelling is georganiseerd en de meeste cliënten zijn naar hun
idee tevreden. Leggen we deze uitkomsten naast de reactie van de
cliënten zelf, dan schatten de professionals de tevredenheid van de
cliënten positiever in, namelijk 70% ten opzichte van 39% (tevreden of
helemaal tevreden) bij de cliënten. 

In de hiernavolgende paragrafen volgen de uitkomsten van de meting van
de ervaren regeldruk.

Uitkomsten bij de cliënten

De in de workshop geïnventariseerde regeldruk is verwerkt in een
enquête voor een bredere groep cliënten. In de enquête is een score
gegeven aan alle punten. De gemiddelde score voor alle ervaren regeldruk
door cliënten is 10,2. Hierop is de vermindering van 25 procent
gericht. De scores op de verschillende punten van ervaren regeldruk zijn
verwerkt tot een index ervaren regeldruk. Deze index ordent de ervaren
regeldruk van meer naar minder belangrijk. In onderstaande tabel is de
totale index voor cliënten opgenomen. Een toelichting op de ervaren
regeldruk is opgenomen bij de analyse in hoofdstuk 4.

Tabel 3.7 Index ervaren regeldruk door cliënten

	Ervaren regeldruk cliënten	Index

1	De indicatieprocedure is voor cliënten onduidelijk	111,5

2	Cliënten moeten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun
verhaal doen	109,3

3	Ik heb mijn verhaal vaak opnieuw moeten vertellen omdat ik met veel
verschillende hulpverleners te maken krijg	108,4

4	Cliënten en ouders van cliënten dienen veel formulieren en
papierwerk te regelen om hulp te krijgen (gegevens over
ziektekostenverzekering, sofinummers enzovoorts)	106,5

5	Cliënten en/of ouders van cliënten hebben weinig inzicht in keuzes
en mogelijkheden die de jeugdzorg biedt	106,4

6	Als cliënten met een nieuwe organisatie in de keten te maken krijgen,
wordt daar vooral in het dossier gekeken naar de historie van de
cliënt, in plaats van dat met de cliënt gesproken wordt	103,9

7	Als een cliënt langdurende hulp nodig heeft en hij of zij is bijna
18, dan is de indruk dat de hulpverlening niets meer voor ze doet	103,2

8	Bij overplaatsing naar een andere instelling is er sprake van lange
wachttijden	102,9

9	De voogd of casemanager van een jongere wisselt vaak waardoor het
opbouwen van een relatie moeilijk is	102,6

10	Hulpverleners en organisaties zijn niet goed bereikbaar over de
telefoon en via E-mail	102,0

11	Jongeren dienen zich te houden aan de regels die door de organisatie
en hulpverleners worden gesteld, maar de organisatie en hulpverleners
zelf houden zich niet aan die regels	101,4

12	Een cliënt moet door verschillende poortjes of loketten in de
jeugdzorg waardoor het lang duurt voordat men de juiste hulp krijgt
101,0

13	Als een jongere lang in de hulpverlening zit, dan heeft hij of zij
niets aan een casemanager of plaatser	101,0

14	De indicatiestelling moet soms worden over gedaan	100,4

15	Waarom er bepaalde regels zijn wordt niet uitgelegd, het is niet
altijd duidelijk waarom bepaalde dingen niet kunnen of mogen	99,8

16	Hulpverleners luisteren te weinig naar jongeren	98,2

17	Hulpverleners hebben weinig tijd en persoonlijke aandacht voor
jongeren	96,6

18	De behandelplannen gaan vooral over wat cliënten niet kunnen en niet
over wat ze wel kunnen	95,7

19	Bij elke organisatie werken ze weer op een andere manier en zijn er
andere regels en gebruiken	95,5

20	Cliënten ervaren weinig keuzevrijheid, veel wordt voor hen geregeld
zonder dat zij zelf kunnen beslissen	95,4

21	De kinderrechter luistert alleen naar de hulpverlener en niet naar de
jongeren	94,4

22	Instellingen hebben te strenge regels voor bezoek door ouders of
familie	93,3

23	Ik praat te weinig met mijn hulpverlener over mijn behandelplan	92,4

24	Waarom keuzes en maatregelen worden genomen wordt vaak niet aan mij
uitgelegd	89,2

25	De procedures rond toestemming en handtekeningen van ouders, voogden
en de juiste deskundigen zijn ingewikkeld	88,9



De index is een combinatie van de mate waarin de cliënten met de
regeldruk worden geconfronteerd (omvang) en het begrip dat zij voor de
regeldruk hebben (waarde). Daarbij weegt de omvang zwaarder mee dan de
waarde.

In onderstaande tabellen zijn de uitkomsten uitgesplitst weergegeven op
basis van de score op omvang en op waarde.

Tabel 3.8 Top 10 ervaren regeldruk door cliënten naar omvang

 	Ervaren regeldruk cliënten	Omvang	Index

1	Cliënten moeten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun
verhaal doen	3,65	2

2	Cliënten en ouders van cliënten dienen veel formulieren en
papierwerk te regelen om hulp te krijgen 	3,62	4

3	De indicatieprocedure is voor cliënten onduidelijk	3,6	1

4	Ik heb mijn verhaal vaak opnieuw moeten vertellen omdat ik met veel
verschillende hulpverleners te maken krijg	3,53	3

5	Cliënten en/of ouders van cliënten hebben weinig inzicht in keuzes
en mogelijkheden die de jeugdzorg biedt	3,33	5

6	Een cliënt moet door verschillende poortjes of loketten in de
jeugdzorg waardoor het lang duurt voordat men de juiste hulp krijgt	3,11
12

7	Als cliënten met een nieuwe organisatie in de keten te maken krijgen,
wordt daar vooral in het dossier gekeken naar de historie van de
cliënt, in plaats van dat met de cliënt gesproken wordt	3,09	6

8	Bij overplaatsing naar een andere instelling is er sprake van lange
wachttijden	3,09	8

9	Hulpverleners en organisaties zijn niet goed bereikbaar (telefoon en
E-mail)	3,09	10

10	De voogd of casemanager van een jongere wisselt vaak waardoor het
opbouwen van een relatie moeilijk is	3,04	9



Tabel 3.9 Top 10 ervaren regeldruk door cliënten in waarde

 	Ervaren regeldruk cliënten	Waarde	Index

1	Jongeren dienen zich te houden aan de regels die door de organisatie
en hulpverleners worden gesteld, maar de organisatie en hulpverleners
zelf houden zich niet aan die regels	4,64	11

2	Als een cliënt langdurende hulp nodig heeft en hij of zij is bijna
18, dan is de indruk dat de hulpverlening niets meer voor ze doet	4,63	7

3	Als cliënten met een nieuwe organisatie in de keten te maken krijgen,
wordt daar vooral in het dossier gekeken naar de historie van de
cliënt, in plaats van dat met de cliënt gesproken wordt	4,45	6

4	De voogd of casemanager van een jongere wisselt vaak waardoor het
opbouwen van een relatie moeilijk is	4,41	9

5	Hulpverleners luisteren te weinig naar jongeren	4,39	16

6	De kinderrechter luistert alleen naar de hulpverlener en niet naar de
jongeren	4,38	21

7	Bij overplaatsing naar een andere instelling is er sprake van lange
wachttijden	4,34	8

8	Als een jongere lang in de hulpverlening zit, dan heeft hij of zij
niets aan een casemanager of plaatser	4,32	13

9	Waarom keuzes en maatregelen worden genomen wordt vaak niet aan mij
uitgelegd	4,31	24

10	Cliënten ervaren weinig keuzevrijheid, veel wordt voor hen geregeld
zonder dat zij zelf kunnen beslissen	4,28	20



Uitkomsten bij de professionals

Aan alle in de workshops geïnventariseerde regeldruk hebben de
professionals in de enquête een score toegekend. De gemiddelde score
voor alle ervaren regeldruk door professionals is 10,4. Hierop is de
vermindering van 25 procent gericht. De scores op de verschillende
punten van ervaren regeldruk zijn verwerkt tot een index ervaren
regeldruk. Deze index ordent de ervaren regeldruk van meer naar minder
belangrijk. In onderstaande tabel is de totale index opgenomen. Een
toelichting op de ervaren regeldruk is opgenomen bij de analyse in
hoofdstuk 4.

Tabel 3.10 Index ervaren regeldruk door professionals

	Ervaren regeldruk professionals	Index

1	Als de keten niet werkt, komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie 	109,7

2	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	108,3

3	Nieuwe werkwijzen hebben meer registratieverplichtingen dan de oude
werkwijzen	107,2

4	Als in een organisatie de productieregistratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd	106,4

5	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	106,1

6	Als cliënten bij meerdere organisaties tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	105,4

7	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	105,1

8	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	104,5

9	Door het bestaan van veel verschillende formulieren moet er veel
informatie overgenomen worden van het ene naar het andere document	103,7

10	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	102,6

11	De procedure van herindicatie voor een REC4 rugzakje is complex en
omvangrijk	101,4

12	Door de toegenomen angst voor klachten en fouten worden extra
administratieve handelingen uitgevoerd	101,1

13	Het verkrijgen van (HKZ) certificering brengt een toename van
administratieve handelingen met zich mee	101,0

14	Als de indicatie verloopt als gevolg van de wachtlijsten en
wachttijden bij de diverse organisaties, moet er opnieuw een indicatie
of machtiging aangevraagd worden	100,1

15	Het invoeren van informatie kost tijd omdat er in de verslaglegging
een verschil is tussen werkaantekeningen en officiële
dossieraantekeningen	99,7

16	Uniforme eisen aan de intake en indicatiestelling door verschillende
organisaties ontbreken; dit maakt dat veel organisaties werk doen dat al
bij andere (voorgaande) organisaties heeft plaatsgevonden	99,7

17	Wanneer bij één cliënt veel verschillende hulpverleners betrokken
zijn, gaat tijd verloren door afstemming tussen de verschillende
hulpverleners	99,6

18	De vastgelegde gegevens van de ene organisatie zijn niet zonder meer
bruikbaar voor de andere organisatie	97,6

19	Ook binnen sectoren en organisaties verschillen de eisen aan de
dossiervorming of het invullen van formulieren	97,0

20	Het format voor de behandelplannen laat onvoldoende ruimte voor
maatwerk voor de cliënt	96,9

21	Indicaties en machtigingen zijn gericht op een specifieke
zorgbehoefte waardoor, bij een tussentijdse wijziging, een nieuwe
indicatie moet worden afgegeven	95,6

22	Het ontbreken van uniforme standaarden rondom het intakeproces,
opstellen van behandelplannen en de dossiervorming leidt ertoe dat de
overdracht en afstemming tussen verschillenden organisaties complex is
95,5

23	De procedures rondom het verkrijgen van toestemming van ouders,
voogden en (de juiste) deskundigen bij de indicatiestelling zijn complex
en omvangrijk	95,3

24	Het format voor de indicatiestelling laat onvoldoende ruimte voor
maatwerk voor de cliënt	94,9

25	Ik heb onvoldoende inzicht in de totale zorgvraag en het totale
zorgaanbod in mijn regio, waardoor samenwerking, taakverdeling en
plaatsing bij andere instanties wordt bemoeilijkt	94,7

26	Door onvoldoende bekendheid met de privacyregels wordt (soms ten
onrechte) beschikbare informatie niet uitgewisseld	93,6

27	De individuele hulpverlener doet een deel van het werk van andere
organisaties in de keten over, wanneer een cliënt zich aanmeldt bij de
organisatie	90,0

28	De individuele hulpverlener stelt een grote hoeveelheid vragen aan
nieuwe cliënt	86,6



De index is een combinatie van de mate waarin de professionals met de
regeldruk worden geconfronteerd (omvang) en het begrip dat zij voor de
regeldruk hebben (waarde). Daarbij weegt de omvang zwaarder mee dan de
waarde.

In hiernavolgende tabellen zijn de uitkomsten weergegeven op basis van
de score op omvang en op waarde.

Tabel 3.11 Top 10 ervaren regeldruk door professionals naar omvang

 	Ervaren regeldruk professionals	Omvang	Index

1	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	3,90	10

2	Als in een organisatie de productieregistratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd	3,74	4

3	Nieuwe werkwijzen hebben meer registratieverplichtingen dan de oude
werkwijzen	3,70	3

4	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	3,67	2

5	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	3,58	5

6	Het invoeren van informatie kost tijd omdat er in de verslaglegging
een verschil is tussen werkaantekeningen en officiële
dossieraantekeningen	3,55	15

7	Als de keten niet werkt, komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	3,52	1

8	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	3,52	7

9	Als cliënten bij meerdere organisaties tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	3,51	6

10	Wanneer bij één cliënt veel verschillende hulpverleners betrokken
zijn, gaat tijd verloren door afstemming tussen de verschillende
hulpverleners	3,50	17



Tabel 3.12 Top 10 ervaren regeldruk door professionals naar waarde

 	Ervaren regeldruk professionals	Waarde	Index

1	Als de keten niet werkt, komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie 	4,32	1

2	Als de indicatie verloopt als gevolg van de wachtlijsten en
wachttijden bij de diverse organisaties, moet er opnieuw een indicatie
of machtiging aangevraagd worden	4,25	14

3	De procedure van herindicatie voor een REC4 rugzakje is complex en
omvangrijk	4,04	11

4	Uniforme eisen aan de intake en indicatiestelling door verschillende
organisaties ontbreken; dit maakt dat veel organisaties werk doen dat al
bij andere (voorgaande) organisaties heeft plaatsgevonden	3,96	16

5	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	3,92	8

6	Als cliënten bij meerdere organisaties tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	3,91	6

7	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	3,89	2

8	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	3,85	7

9	Door het bestaan van veel verschillende formulieren moet er veel
informatie overgenomen worden van het ene naar het andere document	3,85
9

10	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	3,84	5



Uitkomsten per regio

Voor de landelijke nulmeting is, zoals eerder uitgebreid beschreven,
aangesloten bij vier regio’s. In bijlage E zijn de uitkomsten van de
nulmeting per regio opgenomen. Deze uitkomsten kunnen de provincies
gebruiken voor hun eigen plannen voor de aanpak van de regeldruk. Het
betreft hier overigens alleen de uitkomsten van de professionals, omdat
voor de cliënten is uitgegaan van een landelijke respons.

Tussen de regio’s doen zich beperkt een aantal verschillen voor, zowel
ten opzichte van elkaar als ten opzichte van de uitkomsten op landelijk
niveau. Er doen zich vooral verschillen voor in de volgorde van de meest
ervaren regeldruk. In alle regio’s staat er daarnaast één punt van
ervaren regeldruk in de top 10 dat niet in landelijke top 10 staat en
ook niet bij de nadere regio’s in de top 10 voorkomt. Zo staat alleen
in de regio Oss/Uden/Veghel in de provincie Noord-Brabant het knelpunt
omtrent de extra regeldruk als gevolg van wachttijden en wachtlijsten in
de top 10 van meest ervaren regeldruk. In Rotterdam staat het punt van
de complexe en omvangrijke procedure rond de REC4 herindicatie in de top
10 en in Friesland staat het knelpunt van de verschillende eisen aan de
indicatiestelling in de top 10. Tot slot staat in de regio Eemland in de
provincie Utrecht de (HKZ) certificering als veroorzaker van regeldruk
in de top 10.

Uitkomsten op onderdelen van de keten

Onderdeel van de opdracht is ook, indien de respons dit toelaat, een
onderscheid te maken naar de verschillende schakels. Gezien de respons
is deze uitsplitsing niet voor alle onderdelen mogelijk (minimale
respons van 30). In onderstaande subparagrafen volgt de uitsplitsing van
uitkomsten voor het onderwijs (99 respondenten), voor de potentiële
deelnemers aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (125 respondenten), voor
bureau jeugdzorg (51 respondenten), de jeugdbescherming (130
respondenten), voor zorgaanbieders van provinciale jeugdzorg (115
respondenten) en voor de jeugd GGZ (32 respondenten). Bij het
presenteren van de uitkomsten gaat het wederom om de respons van de
professionals en niet die van de cliënten.

In de tabellen per onderdeel van de keten is in de laatste kolom
aangegeven op welke positie het punt in de totale index staat, de index
voor de gehele keten.

Uitkomsten onderwijs

Hieronder vallen reguliere scholen voor basis en voortgezet onderwijs,
het REC4 en het speciaal onderwijs.

In onderstaande tabel is de top vijf van index ervaren regeldruk voor
het onderwijs opgenomen. Overigens gaat het hier specifiek over de
regeldruk die het onderwijs ervaart als schakel in de brede jeugdketen.
Het gaat niet om specifiek aan het onderwijs gerelateerde regeldruk die
bijvoorbeeld voortkomt uit onderwijs wet- en regelgeving. De index is
gebaseerd op de reactie van 99 respondenten.

Tabel 3.17 Ervaren regeldruk in het onderwijs

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Als cliënten bij meerdere organisaties tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	110,1	6

2	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	109,5	5

3	De procedure van herindicatie voor een REC4 rugzakje is complex en
omvangrijk	108,5	11

4	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	106,3	1

5	Het verkrijgen van (HKZ) certificering brengt een toename van
administratieve handelingen met zich mee	106,2	13



Uitkomsten potentiële deelnemers aan het CJG

Als potentiële deelnemers aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
zijn meegenomen: consultatiebureau, GGD en (school) maatschappelijk
werk. Aangezien al op enkele plaatsen een Centrum voor Jeugd en Gezin
actief is, zijn er ook respondenten die hier reeds voor werken. Ook zij
zijn meegenomen in de respons voor deze subcategorie. In onderstaande
tabel is de top vijf van de index ervaren regeldruk opgenomen voor deze
voorzieningen. De index is gebaseerd op de reactie van 125 respondenten.

Tabel 3.18 Ervaren regeldruk bij de potentiële deelnemers aan het CJG

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	115,0	2

2	Als in een organisatie de productieregistratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	111,9	4

3	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	110,7	8

4	Als cliënten bij meerdere organisatie tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	108,9	6

5	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	105,5	1



Uitkomsten bureau jeugdzorg

In onderstaande tabel is de top vijf van de index ervaren regeldruk
opgenomen voor bureau jeugdzorg. Hierbij gaat het om alle werkstromen
binnen bureau jeugdzorg, dus toegang, AMK, jeugdbescherming en
jeugdreclassering. De index is gebaseerd op de reactie van 51
respondenten.

Tabel 3.19 Ervaren regeldruk bij bureau jeugdzorg

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Nieuwe werkwijzen hebben meer registratieverplichtingen dan de oude
werkwijzen	131,9	3

2	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	111,7	7

3	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	111,5	2

4	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen

van verantwoording, wat extra administratieve handelingen met zich mee
brengt	107,8	5

5	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	107,3	8



Uitkomsten jeugdbescherming

In onderstaande tabel is de top vijf van meest ervaren regeldruk
opgenomen voor de schakels in relatie tot de jeugdbescherming, het
betreft de Raad voor de Kinderbescherming, het onderdeel
jeugdbescherming van bureau jeugdzorg en de respondenten vanuit het OM
en ZM. De index is gebaseerd op in totaal 130 respondenten.

Tabel 3.20 Ervaren regeldruk in de jeugdbescherming

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	112,9	7

2	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	112,1	1

3	Nieuwe werkwijzen (zoals Deltaplan en DBC GGZ) hebben meer
registratieverplichtingen dan de oude werkwijzen	110,8	3

4	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	106,3	4

5	Door het bestaan van veel verschillende formulieren moet er veel
informatie overgenomen worden van het ene naar het andere document	105,9
9



Uitkomsten zorgaanbieders van geïndiceerde jeugdzorg 

In deze subparagraaf is de top vijf van de meest ervaren regeldruk
opgenomen voor de zorgaanbieders van provinciale jeugdzorg en jeugd GGZ.


Eerst volgt de index voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Deze
index is tot stand gekomen op basis van de reacties van 115
respondenten. Daarna volg de index voor de jeugd GGZ. Deze is gebaseerd
op 32 respondenten.

Tabel 3.21 Ervaren regeldruk door provinciaal gefinancierde jeugdzorg

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Het format voor de indicatiestelling laat onvoldoende ruimte voor
maatwerk voor de cliënt	112,8	24

2	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	110,8	2

3	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich meebrengt	110	5

4	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	106,6	1

5	Als cliënten bij meerdere organisaties tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	105,6	6



Tabel 3.21b Ervaren regeldruk door jeugd GGZ

	Ervaren regeldruk professionals	Index	Gehele keten

1	Nieuwe werkwijzen hebben meer registratieverplichtingen dan de oude
werkwijzen	119,6	3

2	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	117,2	2

3	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd	116,5	4

4	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	111,5	1

5	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	108,9	10



Verschillen op onderdelen van de keten

In de top vijf van de meest ervaren regeldruk voor de verschillende
onderdelen en schakels van de keten treden een aantal verschillen op.
Het zijn verschillen die in belangrijke mate te verklaren zijn door de
rol die de schakel in de keten vervult.

Zo ervaren de voorliggende voorzieningen, onderwijs en potentiële
deelnemers aan het Centrum voor Jeugd en Gezin, dat de communicatie en
afstemming onduidelijk is georganiseerd als er meerdere instanties
betrokken zijn bij de hulpverlening. Ervaren bureau jeugdzorg en de
jeugdbeschermingsketen dat er vaak lang gezocht moet worden naar
alternatieve hulp, omdat de meest passende hulp niet voorhanden is. En
ervaren de zorgaanbieders van provinciale jeugdzorg dat het format voor
de indicatiestelling onvoldoende ruimte laat voor maatwerk.

Ook gelden er een aantal schakel specifieke punten, zoals in het
onderwijs de ervaring dat de herindicatie voor REC4 omvangrijk en
complex is en in de jeugdbescherming de extra administratieve
handelingen als gevolg van nieuwe werkwijzen (waaronder Deltaplan). 

Toch zit er ook en vooral overeenkomst in de top 5 van de verschillende
ketenonderdelen.

Effecten van reeds ingezet beleid

In 2007 zijn reeds maatregelen ingezet om de regeldruk in de sector te
verminderen. Het gaat om de volgende maatregelen:

Het project ‘verbetering indicatiestelling bureaus jeugdzorg’ (VIB)

Het landelijk kader Integraal Indiceren dat de regio’s een handvat
biedt bij het ontwikkelen en toepassen van integraal indiceren

Flexibiliseren van de verzilveringtermijn van een aanspraak, het
afschaffen van de regel dat altijd na 13 weken een herindicatie moet
plaatsvinden

Verlaging van de caseload bij de gezinsvoogdij (convenant Verdonk)

Beveiligd e-mailverkeer tussen bureau jeugdzorg en de Raad voor de
Kinderbescherming

Helpdesk Privacy van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin

In de enquête is aan de respondenten gevraagd welk effect deze
maatregelen hebben gehad op de door hen ervaren regeldruk. De uitkomsten
zijn in onderstaande tabel opgenomen. 

De meeste respondenten hebben aangegeven dat de maatregelen onbekend
zijn. Nagenoeg alle maatregelen hebben dan ook vooral betrekking op
bureau jeugdzorg, slechts een deel van de respondenten in de brede
jeugdketen. Om die reden zijn in onderstaande tabel niet de percentages
opgenomen, maar de absolute waarden. 

Tabel 3.22 Effecten van reeds ingezette maatregelen

Het project ‘verbeteren indicatiestelling bureaus jeugdzorg’

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk	215	3	8	44	26	4

Het Landelijk Kader Integraal Indiceren 

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk	211	3	11	42	22	4

Het afschaffen van de 13 weken termijn voor een herindicatie

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk

	144	18	77	34	13	5



De verlaging van de caseload bij de gezinsvoogdij (convenant Verdonk)

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk

	66	11	44	57	25	3

Beveiligd e-mailverkeer tussen de Raad voor de Kinderbescherming en
bureau jeugdzorg

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk

	116	14	40	47	12	3

Helpdesk Privacy Jeugd en Gezin 

	maatregel is onbekend	veel minder	minder	gelijk	meer	veel meer

Verandering regeldruk

	230	7	20	28	9	0



Het afschaffen van de standaard 13 weken termijn voor een herindicatie
heeft naar mening van de respondenten ook daadwerkelijk geleid tot
minder regeldruk; 95 respondenten merken een verlaging op versus 18
respondenten die een verhoging van de druk aangeven. Ook de actie voor
het beveiligde e-mailverkeer tussen de Raad voor de Kinderbescherming en
bureau jeugdzorg heeft al tot een vermindering geleid aldus de
respondenten; 54 respondenten geven aan dat er een vermindering is
geweest versus 15 respondenten die (desondanks) een toename ervaren.

Voor de overige maatregelen geven de respondenten aan dat de regeldruk
gelijk is gebleven. Daarbij geldt dat de uitkomst voor het project
‘verbeteren indicatiestelling’ en het landelijk Kader Integraal
Indiceren meer uitgaat naar meer regelruk als gevolg van de maatregel.
En de uitkomst voor de verlaging van de caseload en de helpdesk privacy
meer uitgaat naar minder regeldruk als gevolg van de maatregel.

Analyse van de resultaten

In dit hoofdstuk volgt de analyse van de meest ervaren regeldruk. In
paragraaf 4.1 wordt eerst ingegaan op de ervaren regeldruk door de
cliënten. In paragraaf 4.2 volgt de ervaren regeldruk door de
professionals. Tot slot is een aparte paragraaf opgenomen over de
veroorzakers van de ervaren regeldruk.

Analyse meest ervaren regeldruk door cliënten

In de index voor de cliënten staan de volgende vijf punten bovenaan:

De indicatieprocedure is onduidelijk

Cliënten moeten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun verhaal
doen

Cliënten moeten hun verhaal vaak opnieuw vertellen omdat zij met veel
verschillende hulpverleners te maken hebben

Cliënten moeten veel papierwerk regelen om hulp te krijgen

Cliënten hebben weinig zicht op de mogelijkheden van de jeugdzorg en de
keuzes die worden gemaakt

In de top vijf van meest ervaren regeldruk voor wat betreft het onbegrip
dat men heeft voor de situatie staan nog vijf andere punten:

Jongeren dienen zich aan allerlei regels te houden die door de
instellingen en hulpverleners worden gesteld, maar de instellingen en
hulpverleners zelf houden zich niet aan de regels

Als jongeren langdurige hulp nodig hebben en bijna 18 zijn, dan doen de
instellingen niets meer voor ze

Bij een nieuwe organisatie wordt vooral gekeken naar het dossier, in
plaats van dat er met de cliënt wordt gesproken

De voogd of casemanager wisselt vaak waardoor het moeilijk is om een
relatie op te bouwen

Hulpverleners luisteren te weinig naar de jongeren

Deze tien punten zijn in de tweede ronde workshops besproken en nader
uitgewerkt waarbij ook achterliggende oorzaken en mogelijk oplossingen
aan de orde zijn geweest. Deze uitwerking is opgenomen in de volgende
subparagrafen, waarbij de vijf punten van meest ervaren regeldruk in de
index ieder afzonderlijk worden uitgewerkt. De vijf punten waar de
cliënten het meeste onbegrip voor hebben, worden onder één noemer
uitgewerkt. Deze punten hebben allemaal te maken met de bejegening zoals
cliënten die ervaren. Tot slot hebben de cliënten nog één extra
thema uitgewerkt, namelijk over de wachttijden en wachtlijsten.

De indicatieprocedure is onduidelijk

Er zijn verschillende aspecten aan de indicatieprocedure die voor
cliënten niet duidelijk zijn. Zo is de indicatie om te beginnen voor de
cliënten vaak niet te begrijpen. Het indicatiebesluit is opgesteld in
vakjargon, waardoor het voor jongeren en ouders moeilijk te begrijpen is
wat het indicatiebesluit inhoudt en wat dit betekent voor de toekomst in
termen van te verwachten hulp, betrokken instanties en dergelijke. Door
het jargon is het ook lastig beroep aan te tekenen, omdat onduidelijk is
waartegen dat zou moeten gebeuren. Daarbij merken de cliënten op dat
het indicatiebesluit vaak alleen schriftelijk wordt verstrekt en dat er
geen mondelinge toelichting op wordt gegeven. Cliënten zelf bieden als
oplossing aan dat de instellingen speciaal voor jongeren en ouders een
‘vertaling’ maakt van het indicatiebesluit. Zij zien daarbij dus
vooral een rol voor de instellingen zelf. 

Wat cliënten tevens onduidelijk vinden aan de indicatieprocedure, is
waarom bij veel verschillende instanties verschillende indicaties moeten
worden aangevraagd en waarom de termijnen van de indicaties verschillen.
Zo moeten cliënten weer helemaal opnieuw de fase van diagnostiek in
voor jeugdzorg terwijl er bijvoorbeeld al lang een indicatie is voor
speciaal onderwijs. Dit zou veel eenvoudiger geregeld moeten worden
aldus de ouders. Door de verschillende indicatieprocedures en termijnen
die daarbij horen is het voor ouders ook complex om de verloopdatum van
alle verschillende indicaties bij te houden en hierop te anticiperen,
zodat tijdig nieuwe of verlengde indicaties kunnen worden aangevraagd.

Ook is het voor veel ouders en jongeren nog niet duidelijk hoe de
indicatie hen helpt met het vinden van de juiste zorg. Voor cliënten is
het ingewikkeld om inzicht te krijgen in waar de juiste hulp gegeven
wordt en waar deze op (korte termijn) verkregen kan worden. Het komt ook
vaak voor dat ouders de juiste hulp gevonden hebben, maar dat dit dan
toch niet past binnen het afgegeven indicatiebesluit. Er moet dan een
nieuwe indicatie worden afgegeven.

Dit punt sluit nauw aan bij een ander aspect van de onduidelijke
indicatieprocedure, namelijk dat het afgegeven indicatiebesluit te smal
is. Als de zorgvraag maar iets wijzigt, moet een nieuw indicatiebesluit
worden afgegeven. Volgens de wet moeten de te behalen doelen beschreven
worden, maar in de praktijk wordt geïndiceerd op basis van het
beschikbare hulpaanbod, aldus de cliënten. Als de zorgvraag verandert
en andere hulp nodig is (ongeacht of het doel van de behandeling gelijk
is gebleven), moet een nieuwe indicatie worden afgegeven. Het
indicatiebesluit is niet dynamisch, maar statisch en rigide. Dit
veroorzaakt nog meer vertraging in het proces. Enkele ouders wijzen ook
op de beperkte duur waarvoor een indicatie wordt afgegeven, bijvoorbeeld
maximaal een half jaar voor sociale activering. 



Steeds opnieuw het verhaal moeten doen

De regeldruk die cliënten hieromtrent ervaren heeft veel te maken met
de slechte samenwerking die zij ervaren tussen verschillende
instellingen. Ouders en jongeren menen dat de organisaties niet gewend
zijn om samen te werken en vinden dat het huidige stelsel meer prikkels
zou moeten hebben om instellingen tot samenwerking te dwingen. Cliënten
hebben soms het gevoel dat instellingen niet willen samenwerken omdat de
vrees bestaat dat cliënten weglopen naar andere organisaties. Het
ontbreken van de juiste prikkels uit zich volgens de cliënten in
wantrouwen naar elkaars dossiers.

Als oplossing reiken de cliënten aan dat instanties aan het begin van
de keten met hun informatievraag beter rekening moeten houden met wat er
verderop in de keten nog nodig is. Het zou handig zijn als er een
minimale informatieset is voor alle organisaties samen. 

Ouders en jongeren hebben tevens het gevoel dat hulpverleners beslissen
over wat wel en niet uitgewisseld mag worden in het kader van de
privacy, in plaats van de cliënten zelf. Ouders en jongeren zijn vaak
juist wel gebaat bij uitwisseling van gegevens, maar hulpverleners
schermen met de privacy wetgeving voor het niet uitwisselen van
informatie. De cliënten zijn van mening dat de hulpverleners veel
terughoudender zijn in het uitwisselen van informatie, dan de cliënten
zelf nodig vinden. Het zou cliënten helpen als zij zelf kunnen
beschikken over hun dossier óf als integrale afspraken worden gemaakt
over wat wél en niet uitgewisseld mag worden onder de privacy
wetgeving.

Veel verschillende hulpverleners in één instelling

Onder dit punt aan ervaren regeldruk schuilen twee door cliënten
ervaren knelpunten:

Het ontbreken van een vaste hulpverlener

De slechte bereikbaarheid van hulpverleners

Hulpverleners zijn geregeld afwezig waardoor cliënten te vaak te maken
hebben met vervangers. Hun ervaring is dat de overdracht dan niet goed
geregeld is en cliënten dus opnieuw hun verhaal moeten doen. Daarmee is
ook continuïteit in de zorg lastig. Een vervangende hulpverlener kijkt
vaak net weer met een andere bril naar hetzelfde probleem, waardoor de
koers weer net anders wordt. Dit komt ook doordat niemand, zo ervaren
ouders en jongeren, dan echt de regie heeft of hoofdbehandelaar is.

Daarnaast zijn hulpverleners alleen beschikbaar gedurende werkdagen van
‘negen tot vijf’. Voor afspraken moeten ouders dus vrij nemen, wat
lastig is. Op tijden dat ouders en jongeren wel tijd hebben,
bijvoorbeeld in schoolvakanties, zijn hulpverleners moeilijk bereikbaar.
Ouders en jongeren willen ook graag direct in contact treden met de
hulpverlener, bijvoorbeeld via email, in plaats van via centrales en
dergelijk. Dit is bij de meeste instellingen onmogelijk.

Cliënten zien dus graag minder wisselingen van hulpverleners, of in
ieder geval meer duidelijkheid over wie de ‘hoofdbehandelaar’ is.
Ten aanzien van de bereikbaarheid dragen de cliënten twee oplossingen
aan, enerzijds een andere bereikbaarheid dan alleen tijdens kantooruren
en anderzijds meer rechtstreeks contact via bijvoorbeeld e-mail en
mobiele telefoon.

Veel formulieren moeten invullen

Ouders en jongeren ervaren dat hen bij elke organisatie vaak dezelfde
vragen worden gesteld op veel verschillende formulieren. Overigens
ervaren ze ook dat ze bij verschillende instellingen dezelfde
formulieren weer opnieuw moeten invullen. De oplossingen zijn concreet.
Cliënten vinden dat best meer informatie vooraf uitgevraagd kan worden,
bijvoorbeeld via formulieren op internet. Deze formulieren kunnen dan
gebruikt worden voor meerdere instanties. Ze zijn er ook bij gebaat als
instellingen gezamenlijk formulieren opstellen, bijvoorbeeld voor de
aanmelding of intake. Verder zijn in dit kader ook de oplossingen van
toepassing zoals gegeven bij het knelpunt ten aanzien van de beperkte
uitwisseling van informatie: één minimale set voor alle organisaties
en beter rekening houden met de informatiebehoefte die nog komen gaat,
verderop in het proces.

Onvoldoende zicht op gemaakte keuzes en mogelijkheden

Ouders en jongeren vragen zich vaak af op basis waarvan hulpverleners
keuzes maken. Dit geldt vooral voor de indicatie. Dit komt mede doordat
het indicatiebesluit voor cliënten moeilijk te begrijpen is, zoals
eerder al naar voren is gekomen. Omdat de hulpverleners naar het gevoel
van de ouders, maar korte tijd bij hun kinderen betrokken zijn, wordt
het besluit van de hulpverlener sneller in twijfel getrokken.

Verder is het voor ouders en jongeren vaak onduidelijk waar de gevraagde
zorg voorhanden is en welke alternatieven er bestaan. Cliënten vinden
dat zij onvoldoende gewezen worden op de mogelijkheden van de jeugdzorg.
Door de vele verschillende instanties en complexe wet- en regelgeving is
het, aldus cliënten, onduidelijk waar de gevraagde zorg te halen is.

Bejegening

De vijf punten van ervaren regeldruk waarvoor de cliënten het minste
begrip hebben, zijn duidelijk anders van aard dan de vijf ervaringen die
bovenaan de totale index staan en in de vorige subparagrafen nader zijn
uitgewerkt. De punten van onbegrip zijn allemaal terug te leiden tot
kritiek op de bejegening door de instellingen en hulpverleners.
Cliënten moeten zich aan allerlei regels houden, maar de instellingen
doen dit zelf niet, als je bijna 18 jaar bent, dan doen ze vaak niks
meer voor je, hulpverleners kijken naar het dossier en baseren zich niet
op het verhaal van de cliënt zelf, vele wisselingen waardoor het
moeilijk is om een relatie op te bouwen en hulpverleners luisteren te
weinig naar de jongeren zelf.

Het gaat hier nadrukkelijk om hoe ouders en jongeren ervaren dat er met
hen wordt omgegaan. Veel is terug te leiden tot verwachtingen en de
manier waarop individuele hulpverleners met regels en wisselingen
omgaan.

In de workshops hebben de cliënten vooral toelichting gegeven op hun
ervaringen. Zo ervaren cliënten dat zij zelf gehouden worden aan
allerlei regels rondom het aanvragen van ‘subsidies’ (PGB, rugzakje
etc.), maar dat instellingen verder hun eigen regels bepalen,
bijvoorbeeld rondom het uitwisselen van gegevens (er wordt geschermd met
privacy), inzicht krijgen in het dossier en het recht op het laten
wijzigen van gegevens. De overgang tussen jeugdzorg en zorg voor
volwassenen is niet goed georganiseerd. Ouders ervaren dat zij voor
kinderen die de leeftijdsgrens van 18 jaar bereiken moeilijk zorg kunnen
krijgen. 

Hoewel cliënten opmerken dat zij vaak hetzelfde verhaal moeten
vertellen en dat instellingen te weinig informatie uitwisselen, merken
zij tegelijkertijd op dat het dossier te vaak leidend is in plaats van
het verhaal. In de toelichting benadrukken de cliënten daarbij vooral
dat zij het gevoel hebben dat zij nooit een bepaald verleden achter zich
kunnen laten. Ook al zijn in het verleden doelen reeds bereikt en de
problemen opgelost, het oude verhaal moet de cliënt steeds weer opnieuw
vertellen. Het lijkt er op dat de hulp, of eigenlijk de zorgvraag uit
het verleden, nooit kan worden afgesloten. 

Het wisselen van hulpverleners is eerder uitgewerkt, maar de wisseling
van voogden of casemanagers wordt nog apart als punt voor bejegening
benoemd. In de gedwongen hulpverlening wordt nog minder begrip getoond
voor de vele wisselingen dan in de vrijwillige hulpverlening.

Wachtlijsten en wachttijden

Naast de top vijf van meest ervaren regeldruk hebben de cliënten ook de
wachtlijsten en lange wachttijden nader toegelicht in de workshops.

Ouders en jongeren benoemen een aantal aspecten in dit kader. Zo is het
vooral erg onvoorspelbaar hoe lang cliënten moeten wachten op de
benodigde zorg. Het grote gevaar van de wachtlijsten is dat als men lang
genoeg wacht iedereen uiteindelijk in een crisis komt. Ouders en
jongeren snappen dat er voor sommige vormen van zorg wachttijden zijn,
maar begrijpen niet waarom er dan niet een soort basiszorg geboden kan
worden tijdens die wachttijd die toch voor iedereen nodig is. Een andere
oplossing die de cliënten aanreiken, is dat er een goede differentiatie
in verschillende doelgroepen wordt gemaakt. Wachttijden zijn voor
sommigen meer acceptabel dan voor anderen. In de volgorde van cliënten
op de wachtlijst kan daarmee rekening worden gehouden, zodat op basis
daarvan de beschikbare zorg beter kan worden verdeeld. 

Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor preventie. Er zijn veel
initiatieven in het land die zich richten op de zelfredzaamheid van
gezinnen, bijvoorbeeld de Eigen Kracht centrale in Overijssel. Ouders en
jongeren denken dat er ook andere voorbeelden van goede
preventieprojecten zijn. Punt van kritiek van ouders is vooral dat
instellingen in het land niet leren van elkaar. Zij willen alles zelf
opnieuw uitvinden.

Ouders ervaren ook onvoldoende inzicht in de verwachte duur van
trajecten. Als kinderen eenmaal in zorg zijn, dan komen ze er bijna niet
meer uit. Ouders en jongeren hebben vaak het gevoel dat de hulpverlener
degene is die de hulp wil volhouden of verlengen, ook als de opgestelde
doelen al gehaald zijn. Er worden dan weer nieuwe doelen geformuleerd.
Kinderen moeten ook losgelaten durven worden, zodat de uitstroom uit de
jeugdzorg omhoog kan. Instellingen zouden meer prikkels mogen hebben om
cliënten zo snel mogelijk weer uit de zorg te hebben.

Tot slot zijn de cliënten in het kader van de wachtlijsten en
wachttijden met het voorstel gekomen dat de beste expertise aan de
voorkant zou moeten zijn, zodat daar direct goed bepaald kan worden
welke zorg nodig is.

Analyse van de meest ervaren regeldruk door professionals

Bovenaan de index staan de volgende vijf punten voor de meest ervaren
regeldruk:

Als de keten niet werkt, komt er steeds een schakel bij

Slechte gebruiksvriendelijkheid van de ICT registratieprogramma’s

Toename van registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen

Elk gesprek of contact moet worden vastgelegd voor de
productieregistratie

Extra werk doordat de verschillende financiers andere eisen stellen aan
de verantwoording 

In de top vijf van meest ervaren regeldruk voor wat betreft de omvang of
frequentie en de mate van onbegrip voor de situatie staan nog vijf
andere punten:

Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten (hoogste score op
omvang)

Als gevolg van wachtlijsten en wachttijden steeds opnieuw indicaties en
machtigingen aanvragen (hoge score in mate van onbegrip)

Complexe procedure van een REC4 herindicatie (hoge score in mate van
onbegrip)

Ontbreken van uniforme eisen aan intakes en indicaties bij verschillende
organisaties (hoge score in mate van onbegrip)

Het ontbreken van een goede en structurele terugkoppeling maakt dat veel
extra werk moet worden verzet om informatie van andere hulpverleners te
achterhalen (hoge score in mate van onbegrip)

Bijna al deze punten zijn in de tweede ronde workshops besproken en
nader uitgewerkt waarbij ook achterliggende oorzaken en mogelijke
oplossingen aan de orde zijn geweest. In onderstaande subparagrafen zijn
de uitgewerkte punten opgenomen.

Als de keten niet werkt, komt er steeds een schakel bij

Bij het verkennen van oplossingsrichtingen wordt door deelnemers uit
verschillende schakels in de keten en uit verschillende regio’s in het
land consequent aangegeven dat men niet begrijpt waarom voor elk
probleem een nieuwe oplossing wordt bedacht die nieuwe instanties,
nieuwe regels en nieuwe samenwerkingsverbanden tot gevolg hebben. Er
wordt naar het idee van de deelnemers te weinig geïnnoveerd in de
sector door regels, afspraken en instanties weg te laten en meer ruimte
te geven aan de professionals in het veld. Coördinator op coördinator
is men zat. Overleg kost daardoor veel tijd en verantwoordelijkheden
zijn niet duidelijk. De deelnemers aan de workshops geven aan, graag toe
te werken naar een situatie met minder verschillende partners. Een
situatie waarbij niet steeds verder wordt gespecialiseerd.

Ook geven de deelnemers aan dat zij nauwelijks tijd hebben om ingezette
beleidswijzigingen en maatregelen in te voeren voordat er zich weer
nieuwe initiatieven voordoen. Vernieuwingen stapelen zich dus op zonder
dat ze de kans krijgen om zich te bewijzen. De professionals raken het
zicht kwijt op de vernieuwingen en vooral de oorspronkelijke bedoeling
van de vernieuwing. Ze zien in de uitvoering voor hun gevoel alleen nog
maar extra verplichtingen op zich afkomen, zonder dat zij het effect
ervan zien in de directe relatie tussen hulpverlener en cliënt. 

In het verlengde van dit thema constateren de deelnemers dat in de
manier waarop nu wordt gewerkt de cliënt nog steeds niet echt centraal
staat. Er wordt niet goed gekeken naar of de cliënt nu echt wel beter
wordt van alle hulp en trajecten die worden ingezet. In feite zijn de
deelnemers behoorlijk kritisch op zichzelf. De cliënt wordt volgens hen
op dit moment niet altijd optimaal geholpen. De cliënt weer centraal
zetten houdt volgens de deelnemers in dat elke professional en
instelling zijn of haar eigen grenzen goed kent: wat kan ik wel en wat
kan ik niet. Men ervaart nu te veel concurrentie tussen de verschillende
instanties, er wordt te weinig met elkaar gecommuniceerd en het
vertrouwen in elkaar ontbreekt.

Naast het ontbreken van vertrouwen en een goede communicatie onderling,
zijn de deelnemers van mening dat voor een bepaald deel van de cliënten
er ook niet het juiste antwoord is op hun hulpvraag. Het aanbod sluit er
niet goed op aan, waardoor er te vaak suboptimale hulp wordt geboden.
Als oplossing noemt men het vergroten van de ruimte om aanbod flexibel
in te zetten en nieuw aanbod te creëren. De deelnemers, zowel uit de
jeugdzorg als de GGZ, hebben aangegeven dat zij de indruk hebben dat de
provinciaal gefinancierde jeugdzorg daarin flexibeler is dan de GGZ. De
deelnemers uit de GGZ schrijven dit verschil toe aan de strikte
hantering van de bekostiging in de GGZ, de DBC systematiek. Hierdoor
moet voordat er met nieuw aanbod kan worden gestart, eerst bekostiging
worden gerealiseerd waardoor het soms een jaar duurt voordat men ook
daadwerkelijk het aanbod kan bieden. Het moment is dan al voorbij, aldus
de deelnemers. In dit kader vrezen de professionals van de provinciale
jeugdzorg de pxq systematiek. Deze methodiek is oorspronkelijk bedoeld
om een meer flexibele bekostiging te bewerkstelligen, maar professionals
vrezen een te rigide gebruik waarbij de speelruimte gering is.

De deelnemers pleiten voor een flexibelere bekostiging. Een oplossing
die mogelijk nog iets dichterbij ligt, is om veel flexibeler om te gaan
met het beschikbare aanbod in verschillende regio’s. De deelnemers
ervaren dat zij nu nog te vaak gebonden zijn aan de regio en een cliënt
niet door mogen verwijzen naar een andere regio, ook al is daar hulp
beschikbaar die veel beter is voor de cliënt. 

Slechte gebruiksvriendelijkheid van de ICT registratieprogramma’s

In de workshops is duidelijk naar vormen gekomen dat de
registratieprogramma’s door gebruikers onvoldoende gebruiksvriendelijk
worden geacht. Het gaat om programma’s voor het bijhouden van
contacten, voor verslaglegging of programma’s voor het registreren van
DBC’s en urenregistraties. De ICT zou beter moeten aansluiten bij de
dagelijkse praktijk en het handelen van de professionals moeten
ondersteunen en minder gericht moeten zijn op het registreren op zich.

Bij de bespreking van dit punt hebben de deelnemers ook opgemerkt dat
zij, dan wel collega’s, ook een zekere mate van onbegrip hebben voor
het feit dat ze zoveel moeten registeren. Professionals hebben het idee
dat zij ‘vroeger’ gewoon vertrouwd werden en zich nu in allerlei
bochten moeten wringen om, op papier, aan te tonen dat ze hun werk op de
juiste manier uitvoeren. Hier is aldus de deelnemers een verbeterslag te
behalen door de hulpverleners beter te faciliteren, op te leiden en te
coachen bij het gebruik van de registratiemiddelen. Er is echter ook
sprake van wennen aan de nieuwe eisen die worden gesteld aan de
professionals. 

Toename van registratieverplichtingen door nieuwe werkwijzen

De nieuwe werkwijzen die de afgelopen jaren geïntroduceerd zijn,
brengen een toegenomen registratielast met zich mee, aldus de
deelnemers. Zij noemen als voorbeelden Deltaplan en de DBC registratie
in de GGZ. Aan dit knelpunt zijn een aantal aspecten te onderscheiden.
In de eerste plaats ervaart men vooral in omvang meer
registratieverplichtingen, waarbij ook door enkele professionals is
opgemerkt dat zij de nieuwe formulieren heel anders zouden opstellen dan
wat ze nu voor zich krijgen. Daarnaast is men, doordat veel
vernieuwingen elkaar snel opvolgen en dus vaak ook naast elkaar
geïmplementeerd worden, vaak het zicht kwijt op de oorspronkelijke
bedoeling van de vernieuwing. Tot slot geldt ook hier dat het een
kwestie van wennen is.

Elk gesprek of contact moet worden vastgelegd voor de
productieregistratie

Professionals geven aan dat het registreren van handelingen en
activiteiten voor de productieregistratie tot in de kleinste details is
doorgevoerd. De deelnemers aan de workshops zijn van mening dat deze
registratie veel te ver gaat. Hieraan gerelateerd is het punt dat de
taal van de werkaantekeningen die de professionals maken, niet
overeenkomt met de taal van de officiële registraties. Hierdoor wordt
veel extra tijd besteed aan het overtypen van aantekeningen. 

Er is nog veel winst te halen in het geautomatiseerd overnemen van
informatie van de ene instantie door de andere en ook in het kritisch
beoordelen van de hoeveelheid informatie die nu wordt geregistreerd. 

Extra werk door verschillende eisen aan de verantwoording 

Rondom verschillende cliëntgroepen in de jeugdzorg bestaat een
samenstelling van meerdere financieringsbronnen. Dit maakt dat de
hulpverlening in de dagelijkse praktijk op meerdere plekken en op
verschillende wijze verantwoording moet afleggen ten einde de geboden
zorg gefinancierd te krijgen. De verantwoording die het bestaan van de
verschillende financieringbronnen met zich meebrengt, wordt ervaren als
onnodig en tijdrovend. 



Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten

Wanneer de rankschikking wordt gemaakt op enkel de omvang van de
regeldruk, dan staat het invoeren van informatie over cliënten
bovenaan. Tijdens de eerste workshops is reeds gebleken dat het hier
gaat om allerlei gegevens van cliënten die aan de hand van
intakegesprekken, vragenlijsten en andere formulieren worden verzameld
en vastgelegd. De constatering geldt voor verschillende onderdelen van
de keten en voor verschillende type hulpverleners. Het is van belang om
op te merken dat betrokkenen aangeven dat zij het belang en daarmee de
waarde van het vastleggen van deze informatie wel onderschrijven. Het
gaat hier derhalve om regeldruk die niet moet worden weggenomen door het
afschaffen van de regel, maar door de uitvoering van de regel beter te
faciliteren. Dit kan, aldus de deelnemers, door in de keten bestaande
informatie, die reeds op een eerder moment in het hulpverleningsproces
is vastgelegd, beter te ontsluiten voor andere hulpverleners en
organisaties. De professionals merken echter ook op dat daarbij niet
moet worden vergeten dat informatie uitvragen bij de cliënt zelf
onderdeel is van het opbouwen van een relatie en dat er geregeld
cliënten zijn die er juist bij gebaat zijn om min of meer met een
schone lei te beginnen en de voorgaande trajecten achter zich te laten. 

Effect van wachtlijsten en wachttijden 

De termijn waarbinnen een machtiging of indicatie verloopt en de
wachttijd voor een cliënt, leiden geregeld tot onnodige regeldruk. Deze
situatie doet zich, volgens de deelnemers aan de workshops, regelmatig
voor en kan niet rekenen op veel begrip. De oplossing wijst uit naar
twee verschillende kanten. Heel concreet geldt dat de termijn waarbinnen
een machtiging uithuisplaatsing moet worden geëffectueerd, niet
aansluit bij de termijn waarbinnen de zorg die daarbij nodig is
geëffectueerd wordt. De termijn van de machtiging, waarvoor drie
maanden staat, is te weinig flexibel, aldus de respondenten. Ook zijn de
deelnemers van mening dat de machtiging vaak te specifiek is, waardoor
een machtiging ook opnieuw moet worden aangevraagd als er alternatieve
zorg kan worden gerealiseerd, in afwachting van de meest passende zorg.

In de kern gaat het hier echter om het probleem dat niet op tijd de
juiste hulp beschikbaar is, zoals ook al is aangestipt in paragraaf
4.2.1.

Ontbreken van uniforme eisen aan intakes en indicaties 

Uniformiteit in de keten is een onderwerp dat op verschillende fasen in
het traject van de cliënten terugkomt. Zowel bij het vastleggen en
uitwisselen van informatie ten behoeve van de intake, als bijvoorbeeld
bij het overdragen van cliënten naar een nieuwe instantie. De
professionals geven aan dat verschillende organisaties eigen procedures,
formulieren en methodieken hanteren die zij toepassen bij de intake en
indicatiestelling. Overigens wordt door enkele deelnemers opgemerkt dat
binnen één sector, bijvoorbeeld de jeugdbescherming, er verschillende
procedures worden gehanteerd en verschillende eisen gelden. De
verschillen in de basis maken uitwisselingen en afstemming voor de
professionals zeer lastig en vooral tijdrovend, aldus de deelnemers.
Voor cliënten en ouders van cliënten betekent het veelal het dubbel
doorlopen van processen. Op dit gebied valt winst te boeken door een
betere afstemming en overleg tussen instanties op het gebied van de
basisvereisten aan intake, dossiervorming en overdracht.

Onduidelijke afstemming en communicatie tussen organisaties

Bij deze regeldruk veroorzaker kan eigenlijk de parallel getrokken
worden met de voorgaande. Daar gaat het om afstemming en uniformiteit
bij plaatsing en intake. De hoge positie in de index van dit knelpunt
duidt op het feit dat ook als de hulpverlening daadwerkelijk op gang is,
betrokken organisaties onvoldoende afstemmen en communiceren rondom een
cliënt. Deelnemers geven aan dat verantwoordelijkheden onduidelijk
zijn, maar ook zoals eerder al vermeld, dat er nog te weinig vertrouwen
is in elkaar.



Veroorzakers van ervaren regeldruk

Bij de start van het onderzoek is een kader ontwikkeld om de ervaren
regeldruk naar oorzaak te ordenen. Er is onderscheid gemaakt in
veroorzakers op de volgende niveaus:

wet- en regelgeving;

toezicht;

financiën en verantwoording;

samenwerking tussen instellingen;

interne bedrijfsvoering;

individuele hulpverlener.

In de workshops is aan de deelnemers gevraagd om aan te geven wie de
regeldruk veroorzaakt. Voor nagenoeg alle ervaren regeldruk
onderscheidden de deelnemers oorzaken op meerdere niveaus
tegelijkertijd. Hierdoor is er per ervaren regeldruk geen eenduidige
veroorzaker aan te wijzen.

Aanbevelingen

In de voorgaande hoofdstukken zijn alle uitkomsten van de nulmeting
ervaren regeldruk weergegeven en toegelicht. In dit hoofdstuk volgen de
aanbevelingen. Hiertoe zijn de belangrijkste uitkomsten en aanbevelingen
gegroepeerd naar de belangrijkste categorieën knelpunten voor de
cliënten en de professionals. 

In de hiernavolgende paragraaf wordt gestart met de algemene conclusie
die op basis van het onderzoek te formuleren is. Daarna volgen de
concrete aanbevelingen vanuit het perspectief van de cliënten en
professionals.

Algemene conclusie

Dit onderzoek heeft zich gericht op de ervaren regeldruk door cliënten
en professionals in de brede jeugdketen. Uit alle ervaringen van
cliënten en professionals die in de voorgaande hoofdstukken zijn
opgenomen, blijkt dat het niet zo zeer de regels zelf zijn die de
regeldruk veroorzaken, maar dat het veel meer gaat om de wijze waarop
alle betrokkenen met de regels omgaan. Hoe strikt is men met het
uitwisselen van informatie? Hoe praktisch is men in het gebruiken van
gezamenlijke intakeformulieren? Hoe kritisch is men over de hoeveelheid
informatie die over de cliënt wordt vastlegt? Hoe heeft men de ICT
programma’s ingericht en geïmplementeerd? Wet- en regelgeving vormen
eigenlijk geen belemmering om hierin de meest optimale manier van werken
te kiezen, zeker niet zolang er toestemming van de cliënten zelf is.
Toch speelt ook de huidige inrichting van het stelsel in de wet- en
regelgeving een rol. Het gaat dan echter vooral om het naast elkaar
bestaan van verschillende wet- en regelgeving die in de
uitvoeringspraktijk kan leiden tot onduidelijkheid met regeldruk als
gevolg.

De manier waarop de regels worden geïnterpreteerd en hoe de praktijk
vorm krijgt is het voornaamste knelpunt. In de kern ligt er daarmee
vooral een vraagstuk ten aanzien van de manier waarop de sector is
georganiseerd. De ervaringen van cliënten en professionals duiden op
een sector die vooral is gefocust op het afdekken van risico’s door
toenemende verantwoordingseisen met als achtergrond politieke en
maatschappelijke druk. De kern waar de sector om draait lijkt uit beeld
te zijn. De cliënt en de kwaliteit en effectiviteit van de relatie
tussen de cliënt en de hulpverlener staan niet centraal. 

Uit de nulmeting komt een beeld naar voren waarin de dagelijkse praktijk
van de cliënt en professional en de wereld van beleid, bestuur en
bedrijfsvoering niet meer één en dezelfde zijn. De professionals doen
hun uiterste best en ze zijn vrijwel allemaal zeer trots op hun werk,
maar voelen zich daarin niet gesteund door de organisatie van hun werk.
De cliënt toont veel begrip voor de hele gang van zaken, maar dat
betekent niet dat men onverdeeld tevreden is over de geboden
hulpverlening. Ongeveer de helft van de geënquêteerden is (heel)
tevreden, een kwart blijkt (zeer) ontevreden en een kwart houdt zich in
het midden. 

Daarmee krijgt de aanpak van de ervaren regeldruk een heel andere
invulling. De oorspronkelijke aanname, dat de ervaren regeldruk te
verminderen is door de regels en hoe die worden gehanteerd centraal te
stellen, kan niet langer een doel op zich zijn. Veel van de ervaren
regeldruk komt voort uit het suboptimaal werken van het stelsel, als
gevolg van bijvoorbeeld wachttijden, wachtlijsten en het ontbreken van
passende hulp. Voor zowel cliënten als professionals gaat het om het
realiseren van een werkwijze die de professionals in de dagelijkse
praktijk optimaal ondersteunt in het realiseren van een kwalitatief
hoogwaardige en effectieve relatie met hun cliënten. In een stelsel
waarin de cliënt echt centraal staat, is het niet langer nodig om
maatregel op maatregel te stapelen om risico’s – die inherent zijn
aan het werken in deze sector – te minimaliseren.

Vanuit deze optiek gezien is het ook niet verwonderlijk dat de meeste
oplossingen die cliënten en professionals tijdens het onderzoek hebben
aangedragen, liggen op het niveau van de instellingen zelf of in de
onderlinge samenwerking tussen de instellingen. 

Dit vraagt ons inziens om een aanpak waarbij de instellingen zelf en in
onderlinge samenwerking aan zet zijn. Zij moeten zich hard maken voor
het belang van de cliënt. 

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op een aantal inhoudelijke
aanbevelingen, maar niet op het proces waarlangs deze veranderingen ook
daadwerkelijk gestalte kunnen krijgen. Dit pleit voor een veranderaanpak
die veel verder reikt dan alleen de aanpak van ervaren regeldruk. De
kern van het veranderproces ligt in het daadwerkelijk centraal stellen
van de klant en de professional. Daar is een aanpak voor nodig die leidt
tot veranderend gedrag op alle niveaus. Cliënten en professionals
moeten daadwerkelijk merken dat er een andere hoopgevende wind waait.
Het gaat dan om het realiseren van de primaire doelstellingen die ook de
Minister stelt aan de aanpak van de regeldruk, namelijk een betere
kwaliteit van de hulpverlening.

Naast de instellingen hebben ook de stelselbeheerder en financiers een
belangrijke rol in deze aanpak. Niet door te vernieuwen maar door de
instellingen te stimuleren zelf verantwoordelijkheid te nemen. Dit
vereist enerzijds een ‘terughoudende’ overheid en anderzijds een
andere aansturing van de instellingen. In de aansturing zullen
stelselbeheerder en financiers zich vooral moeten richten op de mate van
klantgerichtheid en samenwerking tussen instellingen. Vanuit het
perspectief van de klantgerichtheid dient het te gaan om zaken als
(verandering van) de klantvraag, klantverwachtingen en het effect van
maatregelen op de klantvraag. Via de financiering kunnen instellingen
worden geprikkeld innovatieve samenwerkingsrelaties aan te gaan waarbij
de wijze waarop de cliënt – in de keten van instellingen waarmee hij
of zij te maken heeft – als vertrekpunt wordt genomen. 

In onderstaande paragrafen zijn concrete aanbevelingen opgenomen die
zijn voortgekomen uit de nulmeting ervaren regeldruk. Deze concrete
aanbevelingen passen bij een aanpak waarbij de instellingen de leiding
nemen en stelselbeheerder en financiers de belemmeringen wegnemen, daar
waar ze de instellingen in de weg staan om hun ambities te realiseren.

Aanbevelingen vanuit het perspectief van de cliënten

Vanuit het perspectief van de cliënten kan de ervaren regeldruk in drie
categorieën knelpunten worden onderscheiden:

Ervaren regeldruk die voortkomt uit een niet adequate
informatieverstrekking vanuit de instellingen naar de cliënten toe;

Ervaren regeldruk die te maken heeft met de informatieverstrekking van
de cliënt aan de instellingen;

Ervaren regeldruk die is toe te schrijven aan aspecten in de
hulpverlening en de bejegening van de cliënt door de hulpverleners en
instellingen.

 Informatieverstrekking vanuit instellingen

Bij ervaren regeldruk die voortkomt uit een niet adequate
informatieverstrekking vanuit de instellingen naar de cliënten gaat het
onder andere om:

Onduidelijkheid over de indicatieprocedures;

Onvoldoende zicht op de mogelijkheden van de zorg voor jeugdigen;

Onduidelijkheid over de keuzes die door hulpverleners en instanties
worden gemaakt.

Bovenstaande ervaringen leiden er toe dat de cliënten onvoldoende zelf
de regie hebben, ze kunnen de keten niet overzien.

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.

Tabel 5.1 Aanbevelingen voor betere informatieverstrekking aan cliënt 

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Neem tijd voor de bespreking van het indicatiebesluit, waarbij
hulpverleners de inhoud en gevolgen van het besluit bespreken met de
cliënt	Instellingen individueel	Direct starten, realisatie op korte
termijn

Stel het indicatiebesluit op in taal die de cliënt begrijpt, niet in
vakjargon	Instellingen individueel, met gebruik van kennis en ervaring
van cliënten en belangenorganisaties	Direct starten, realisatie op
korte termijn

Stel het indicatiebesluit zo op dat dit niet toegespitst is op het
aanbod van zorg, maar op het behalen van de doelen	Instellingen
individueel	Direct starten, realisatie op korte termijn

Combineer het afgeven van benodigde indicaties door de verschillende
instanties. Stem in ieder geval de procedures rondom het aanvragen en
verkrijgen van indicatiebesluiten af: eenduidige geldigheidsduur,
anticiperen op verloop van indicatiebesluit etc.	Instellingen in
samenwerking met elkaar (NB maak gebruik van good practices)	Middel
lange termijn



Informatieverstrekking door de cliënt 

Regeldruk die te maken heeft met de hoeveelheid informatie die de
cliënten aan de instellingen moeten leveren gaat onder andere over de
ervaring dat de cliënten bij iedere instelling opnieuw het verhaal
moeten vertellen en dat zij veel papierwerk moet regelen voordat ze hulp
kunnen krijgen. 

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.

Tabel 5.2 Aanbevelingen voor verbeterde informatieverstrekking door
cliënten

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Bundel de behoefte aan informatie over de cliënt bij de verschillende
uitvoeringsorganisaties en instellingen. Stel een ‘minimale
informatieset’ op, bestaande uit de minimale informatiebehoefte van
instellingen om zo te komen tot gezamenlijk formulieren.	Instellingen in
samenwerking met elkaar, eventueel onder regie van brancheorganisaties,
financiers en rijksoverheid (NB maak gebruik van good practices in
andere regio’s of provincies)	Direct starten, realisatie op
middellange termijn

Zet in op het gebruik van e-formulieren, cliënten zijn bereid om
formulieren via Internet in te vullen, als dit het proces kan versnellen
Instellingen in samenwerking met elkaar en onder regie van de
rijksoverheid (dmv project, programma of werkgroep) (NB maak gebruik van
good practices)	Direct starten, realisatie op middellange termijn

Schep duidelijkheid over welke informatie wél en welke niet
uitgewisseld mag worden in het kader van de privacy wetgeving. Cliënten
geven aan dat zij menen dat veel meer informatie uitgewisseld mag
worden, terwijl dit nu ‘omwillen van de privacy’ niet gebeurt.
Rijksoverheid neemt het voortouw in het wegnemen van onduidelijkheden 
Direct starten, realisatie op korte termijn



Hulpverlening en bejegening

Veel knelpunten die door de cliënten worden benoemd hebben betrekking
op de bejegening door de hulpverleners en instanties. Het gaat om
knelpunten als:

Het vele wisselen van voogden, casemanagers en hulpverleners, waardoor
het moeilijk is om een relatie op te bouwen;

De ervaring dat instellingen zich niet aan de regels houden, terwijl dit
van de cliënten wel wordt verwacht;

De ervaring dat instellingen niets meer doen als een jongere bijna 18
jaar is;

De ervaring dat hulpverleners niet naar de jongeren luisteren, dat er
vooral naar het dossier wordt gekeken in plaats van dat er met de
cliënt wordt gesproken.

Ook is er een aantal aspecten benoemd dat gerelateerd is aan de
daadwerkelijke hulpverlening.

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.



Tabel 5.3 Aanbevelingen in relatie tot de hulpverlening en de bejegening

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Realiseer zo veel mogelijk één vaste hulpverlener cq aanspreekpunt
voor de cliënt	Instellingen individueel	Direct starten, realisatie op
korte termijn

Organiseer een minimale basiszorg voor die cliënten die op de
wachtlijst staan om daarmee erger te voorkomen, maak ook onderscheid
tussen cliëntgroepen op de wachtlijst (sommigen kunnen langer wachten
dan anderen)	Instellingen in samenwerking met elkaar (NB maak gebruik
van good practices)	Direct starten, realisatie op middellange termijn

Communiceer met de cliënt over de verwachte duur van trajecten en
vergroot de focus op het afsluiten van zorgtrajecten, zodat cliënten
ook daadwerkelijk uit de jeugdzorg uitstromen	Instellingen individueel
Direct starten, realisatie op korte termijn

Vergroot de bereikbaarheid en beschikbaarheid van professionals, o.a .
door:

betere toegankelijkheid via (mobiele) telefoons of e-mail

huisbezoeken e.d. te organiseren op tijden dat cliënten en hun ouders
wél beschikbaar zijn (niet op kantoortijden)

met cliënten afspraken te maken over vervanging bij vakantie en ziekte
en duidelijkheid te bieden over bij wie de eindverantwoordelijkheid ligt
Instellingen individueel	Direct starten, realisatie op middellange
termijn

Besteed (nog) meer aandacht aan het vergroten van de zelfredzaamheid
(empowerment) en preventie en maak daarbij gebruik van reeds bestaande
goede initiatieven hieromtrent, zoals ‘Eigen kracht centrales’ in
Overijssel	Provincies en gemeenten in samenwerking met instellingen en
belangenorganisaties (NB maak gebruik van good practices)	Direct
starten, realisatie op korte termijn



Aanbevelingen vanuit het perspectief van de professionals

Vanuit het perspectief van de professionals zijn eveneens drie
categorieën knelpunten te onderscheiden:

Ervaren regeldruk die te herleiden is tot registratieverplichtingen;

Ervaren regeldruk die voortkomt uit het feit dat er veel schakels in de
jeugdketen zijn;

Ervaren regeldruk die gerelateerd is aan de indicatiestelling en
herindicaties.



Registratieverplichtingen

Onder de ervaren regeldruk als gevolg van registratieverplichtingen
vallen:

Het feit dat er veel gegevens moeten worden vastgelegd;

De slechte gebruiksvriendelijkheid van de ICT registratieprogramma’s;

Registraties voor de verantwoording van de financiering;

Verschillende eisen aan de registraties door verschillende financiers en
andere partners.

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.

Tabel 5.4 Aanbevelingen met betrekking tot de registraties

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Richt de ICT zodanig in dat ze de hulpverlening ondersteunt en niet de
registratie op zich leidend is	Instellingen, eventueel gefaciliteerd
door financiers en rijksoverheid	Middellange termijn

Verbeter de gebruiksvriendelijkheid van de registratiesystemen
Instellingen binnen één sector in samenwerking met elkaar	Middellange
en langere termijn

Maak een kritische selectie van de vast te leggen gegevens op
cliëntniveau ten behoeve van het individuele zorgproces	Instellingen
individueel in samenwerking met elkaar en hun financiers (NB maak
gebruik van good practices)	Direct starten, realisatie op middellange
termijn

Verken de mogelijkheden om te komen tot een ‘Jaardocument
Jeugdzorg’, inclusief de facilitering van een dergelijk document door
een centrale instantie	Rijksoverheid in samenwerking met financiers (NB
maak gebruik van ervaringen in de zorgsector)	Direct starten, realisatie
op middellange tot langere termijn

Investeer in computer- en schrijfvaardigheden van de professionals
Instellingen individueel	Direct starten, realisatie op korte termijn





Veel schakels in de keten

Ervaren regeldruk die voortkomt uit het feit dat er veel schakels in de
keten zijn, uit zich in:

Veel extra werk om informatie bij andere organisaties te achterhalen;

Werk dat wordt overgedaan omdat de ene organisatie net andere eisen
stelt dan de andere organisatie;

Veel tijd kwijt zijn met afstemming van de hulpverlening; 

Onduidelijke organisatie van de samenwerking, wie doet wat en is
trekker.

In dit licht moet ook het onbegrip worden gezien voor het feit dat er
naar het idee van de respondenten, steeds voor wordt gekozen een nieuwe
schakel toe te voegen als de keten niet werkt. 

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.

Tabel 5.5 Aanbevelingen met betrekking tot de samenwerking

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Realiseer een betere informatieoverdracht tussen partners, niet alleen
op schrift, maar ook in het persoonlijke contact	Instellingen in
samenwerking met elkaar (NB maak gebruik van good practices)	Direct
starten, realisatie op korte tot middellange termijn

Introduceer het gebruik van e-formulieren (ook voor cliënten)
Instellingen in samenwerking met elkaar en onder regie van de
rijksoverheid (dmv project, programma of werkgroep) (NB maak gebruik van
good practices)	Direct starten, realisatie op middellange  termijn

Stem op regionaal niveau de verschillende eisen aan de
indicatiestellingen en overdrachtsdocumenten op elkaar af, werk zoveel
mogelijk met één document	Financiers in samenwerking met instellingen,
eventueel gefaciliteerd door de rijksoverheid en branches (NB maak
gebruik van good practices)	Direct starten, realisatie op korte termijn

Investeer in wederzijds inzicht in de werkwijzen van de ander, de kaders
waarin de ander afwegingen maakt en de vraagstukken die bij de ander
spelen	Instellingen in samenwerking met elkaar (NB maak gebruik van good
practices)	Direct starten, realisatie op korte termijn

Focus op het hulpverleningstraject als één geheel, zowel over
verschillende schakels heen als over een langere periode	Provincies en
gemeenten in samenwerking met instellingen (NB maak gebruik van good
practices)	Direct starten, realisatie op korte termijn



Indicaties en herindicaties

Tot slot is er een aantal items dat te maken heeft met ervaren regeldruk
omtrent indicaties en herindicaties:

Iedere organisatie stelt andere eisen aan de indicatiestelling;

Door lange wachttijden en wachtlijsten zijn er onnodige herindicaties;

Sommige procedures zijn complex, onder andere de herindicatie voor een
REC4 rugzakje;

De verzilveringtermijn van de machtiging uithuisplaatsing s te kort en
de machtiging zelf is te specifiek.

In onderstaande tabel zijn alle concrete aanbevelingen opgenomen,
waarbij is opgenomen bij welke partij het initiatief ligt en of het een
oplossing is voor de korte, lange of middellange termijn is.

Tabel 5.6 Aanbevelingen in relatie tot indicaties en herindicaties

Aanbeveling	Initiatiefnemer	Termijn

Vergroot de integratie van de verschillende indicaties: REC, bureau
jeugdzorg, CIZ en jeugd GGZ	Rijksoverheid (in samenwerking met alle
betrokkenen)	Realisatie op middel lange termijn

Realiseer een zorgaanbod dat in omvang en vorm beter aansluit op de
vraag van de cliënt:

Investeer in het in kaart brengen van de zorgvraag van (groepen van)
cliënten 

Investeer in de doorstroom en uitstroom van cliënten die reeds in zorg
zijn

Realiseer voldoende aanbod aan lichte hulp die vrij toegankelijk is

Investeer in het vergroten van het ‘empowerment’ van de cliënten en
hun omgeving

Realiseer een integrale aanpak voor ouders en kinderen vanaf het moment
dat duidelijk wordt dat er behoefte is aan hulp tot het moment dat in
die behoefte is voorzien en ouders en kinderen zonder hulp weer verder
kunnen: focus op de effectiviteit van alle zorg samen en benader de
cliënt niet steeds als nieuwe cliënt	Gezamenlijke inspanning van
rijksoverheid, provincies en instellingen. Gezien het belang is een
voortrekkersrol van de overheid zeer aan te bevelen. (NB maak gebruik
van good practices)	Direct starten, realisatie op middel lange termijn

Stem de geldigheidsduur/verzilveringtermijn van de machtiging
uithuisplaatsing af op de termijnen die voor de indicatiestelling gelden
en maak de machtiging op het niveau van de benodigde zorg minder
specifiek	Rijksoverheid	Realisatie op middel lange termijn



Gebruikte methodiek

Aanpak op hoofdlijnen

Er is gekozen voor een onderzoeksmethode die is ontwikkeld voor het
meten van de ervaren regeldruk in de sectoren van de AWBZ en
Zorgverzekeringswet. Op hoofdlijnen kent deze methode de volgende
fasering (zie figuur 1).

Figuur 1: Aanpak ‘Nulmeting ervaren regeldruk onder hulpverleners en
cliënten in de brede jeugdketen’

Met ‘procesmanagement’ doelen we in bovenstaand schema op het belang
van het organiseren van een goede communicatie tussen onderzoekers en
opdrachtgever, andere belanghebbenden zoals cliëntenorganisaties,
brancheorganisaties, overheden en deelnemers aan het onderzoek. Bij onze
activiteiten in de verschillende fasen is er nadrukkelijk aandacht voor
vragen en voorstellen met het oog op het realiseren van concrete,
realistische en door betrokkenen gedragen resultaten. 

Om de doelstellingen van het project via een beheersbare opzet te
realiseren, wordt de ‘Nulmeting ervaren regeldruk in de jeugdketen’
met de volgende stappen uitgevoerd:

Stap 1: Deskresearch (1a) en werven van deelnemers (1b) 

Stap 2: Identificatie belangrijkste veroorzakers ervaren regeldruk 

Stap 3: Meting ervaren regeldruk

Stap 4: Groepsinterviews met hulpverleners en cliënten

Stap 5: Analyseren, toetsen van bevindingen en rapporteren

Elke onderzoeksstap wordt afgerond met een concreet en toetsbaar
resultaat. Daardoor worden in de loop van het onderzoek enkele
eenduidige meetpunten aangebracht die informatie verschaffen over de
voortgang van het project. Deze dienen voor het ministerie voor Jeugd en
Gezin als beslispunten om de projectwerkzaamheden tussentijds te
evalueren en gericht aan te sturen. 

Aanpak in detail

Stap 1: Start van onderzoek, deskresearch en werven van deelnemers.

In deze onderzoeksstap zijn parallel de volgende activiteiten gestart:

deskresearch; 

werven van deelnemers. 

Stap 1a: Deskresearch 

Doel

Het doel van deze stap is het opstellen van een overzicht van de reeds
bekende ervaren regeldruk in de vorm van een groslijst en in de vorm van
een samenhangend schema op basis van deskresearch.

Toelichting

De deskresearch betreft een inventarisatie van alle relevante gegevens.
Er is een groot aantal gegevens beschikbaar in de vorm van verrichte
onderzoeken en bestaande rapportages zoals: 

Rapportage en inventarisaties van de Jeugdzorgbrigade;

Diverse actieplannen Jeugdzorg; 

(Nul)metingen administratieve lasten in de diverse sectoren;

Onderzoeken, tevredenheidsmeltingen en interne rapporten van de
deelnemende instellingen en organisaties, indien beschikbaar. 

Werkzaamheden

Hiervoor worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

Het verzamelen en doornemen van alle uitgevoerde relevante rapportages
en verslagen.

Het inventariseren van de regeldruk die van toepassing is op de
geselecteerde instellingen.

Het bespreken van het concept overzicht regeldruk met de opdrachtgever.

Resultaten

Een overzicht waarin de veroorzakers van de regeldruk worden beschreven,
welke als basis dient voor de workshops en het opstellen van de
vragenlijst en zogenaamde lastenkaarten (zie onderzoeksstap 4). In de
overzichten wordt onderscheid gemaakt naar de cliënten en hulpverleners
en indien noodzakelijk naar de verschillende sectoren.



Stap 1b: Werven van deelnemers

Doel

Het selecteren en benaderen van vier regio’s en in het verlengde
daarvan het benaderen van alle instellingen en cliëntenorganisaties
daarbinnen om een representatieve groep van deelnemers aan de
inventarisatie tot stand te brengen. 

Toelichting

Voor de verschillende onderdelen van de nulmeting zullen cliënten en
hulpverleners uit verschillende regio’s worden betrokken voor:

Stap 1: Identificatie door middel van workshops

Stap 2: Nulmeting met elektronische vragenlijst 

Stap 3: Verdieping met groepsinterviews in workshop

Stap 4: Analyse en oplossingen/innovatie in workshop met cliënten,
hulpverleners en beleidsmakers

Uit ervaring blijkt dat het verkrijgen van medewerking, met een
degelijke introductie en goede contacten in het veld, veel inzet en tijd
van de projectorganisatie vergt. Daarom dient direct bij aanvang van het
onderzoek met deze activiteit gestart te worden. Om medewerking van
respondenten te verkrijgen is een persoonlijke benadering van belang. 

Hierin is voorzien door contactpersonen per instelling of organisatie te
vragen en hen goed te informeren over de opdracht. Met de
contactpersonen is gezocht naar de beste werkwijze om een zo groot
mogelijke respons te realiseren. 

Uit te voeren activiteiten

In direct overleg met de contactpersonen bij de provincies en het
ministerie wordt deze onderzoeksstap ingevuld. Hiervoor worden de
volgende werkzaamheden uitgevoerd:

Het benaderen en informeren van de instellingen in de regio’s, evenals
het vragen van contactpersonen via de provincieambtenaren.

Het informeren van de contactpersonen van de instellingen

Het benaderen en informeren van mogelijke deelnemers.

Resultaten

Een door de opdrachtgever geaccordeerde en door de regio’s en sector
gedragen lijst van deelnemers en een hoge respons. 

Stap 2: Identificatie belangrijkste oorzaken ervaren regeldruk

Doel

Het verkrijgen van gegevens over de ervaren regeldruk door hulpverleners
en cliënten door middel van workshops. 



Toelichting

De kick-off/workshops in de vier regio’s vormen een cruciaal onderdeel
in de aanpak. Met de deelnemers zal in het kader van deze onderzoeksstap
via een gestructureerde aanpak de ervaren regeldruk per regel of thema
in beeld worden gebracht. Via de matrix omvang/waarde zal duidelijk
worden gemaakt wat de belangrijkste veroorzakers van regeldruk zijn.

Deelnemers aan de kick-off/workshops zijn drie vertegenwoordigers van de
belangrijkste instellingen uit de jeugdketen in de regio. Daarbij zullen
in ieder geval cliënten en hulpverleners worden betrokken. Tevens zal
een vertegenwoordiger van het management en van andere relevante
organisaties zoals provincie worden uitgenodigd. In de workshops kunnen
maximaal 30 deelnemers participeren.

Voorstel voor de te kiezen vorm voor de kick-off workshops is het
“Wereldcafé”. De deelnemers worden over een ruimte verdeeld met
ongeveer zes tafels. Iedere tafel heeft een thema, een deelgebied van de
ervaren regeldruk, zoals deze tijdens de deskresearch zijn
geïdentificeerd. In drie rondes zullen de deelnemers aan verschillende
tafels plaatsnemen. De deelnemers worden uitgedaagd om tijdens de eerste
ronde op de tafel alle gevoelde irritaties en obstakels op te schrijven.
Een persoon is de tafelheer/dame en hij/zij blijft aan de tafel
verbonden als de deelnemers na verloop van tijd rouleren. De
tafelheer/dame licht het thema en de resultaten toe aan de nieuwe groep
tijdens de tweede ronde. De nieuwe groep vult aan, bediscussieert
enzovoort. De resultaten uit het Wereldcafé geven gecombineerd een
overzicht van alle ervaringen die de aanwezigen voelen, met daarin een
eerste ordening en validatie. Na een korte pauze zal de resterende tijd
gebruikt worden om te verkennen welke regels en bronnen de voornaamste
veroorzakers zijn van de meest in het oog springende regeldruk. Het
voordeel van deze werkvorm is dat iedereen aan het woord komt, ideeën
worden gedeeld en aangevuld, er zeer veel informatie wordt losgemaakt
bij de deelnemers en ze worden verleid tot het denken in
oplossingsrichtingen.

Uit te voeren activiteiten

In direct overleg met de contactpersonen bij de provincies en het
ministerie wordt deze onderzoeksstap ingevuld. De brancheorganisaties en
cliëntenorganisaties worden eveneens gevraagd mee te denken bij de
invulling van deze onderzoeksstap. Hiervoor worden de volgende
werkzaamheden uitgevoerd.

Het voorbereiden van de kick-off/workshops; 

Het uitvoeren van de kick-off/workshops en verwerken van de resultaten; 

Het terugkoppelen van resultaten aan de deelnemers.



Resultaten

Het resultaat van deze fase is een overzicht van de belangrijkste
veroorzakers van de ervaren regeldruk en een matrix ervaren omvang en
waarde en irritaties per onderwerp per doelgroep/sector. 

Stap 3: Meting ervaren regeldruk met elektronische vragenlijst

Doel

Het meten van de ervaren omvang en ervaren waarde van de regeldruk.

Toelichting

Op basis van de resultaten van het documentenonderzoek en de uitkomsten
van de kick-off workshops is een elektronische vragenlijst worden
opgesteld. Deze vragenlijst is verspreid onder de beoogde deelnemers uit
de vier regio’s, onder cliënten en hulpverleners en enkele managers
en controllers. In de basis is uitgegaan van 124 respondenten per regio
en daarmee een totaal van 496 respondenten voor de vier regio’s. De
grote diversiteit qua instellingen en hulpverleners dwingt tot het
beperken van het aantal respondenten per subgroep/instelling. Om de
representativiteit te vergroten zullen de enquêteresultaten van de
verschillende groepen hulpverleners worden beoordeeld op consistentie.
Dit wil zeggen dat er gekeken wordt naar de verschillen tussen de
gegeven antwoorden. Wanneer de antwoorden een onduidelijk en (te)
gevarieerd beeld geven zal dit aanleiding zijn om meer respondenten te
benaderen. Een deel van de cliënten is cliënt van meerdere partijen in
de keten.

Eerder is vermeld dat uit ervaring blijkt dat het verkrijgen van
medewerking, ook met een degelijke introductie en goede contacten in het
veld, veel inzet en tijd van de projectorganisatie vergt. Om medewerking
van respondenten te verkrijgen is een persoonlijke benadering van
belang. Documentatie, heldere instructies en een telefonische helpdesk
en contactpersonen per instelling dienen daarbij ter ondersteuning.
Tevens krijgen de respondenten gedurende het onderzoek een
terugkoppeling van de bereikte resultaten c.q. oplossingsrichtingen. 

In de elektronische vragenlijst zijn tevens open vragen opgenomen om te
informeren naar onderliggende factoren van de ervaren regeldruk en voor
aanvullingen. Het gaat daarbij niet alleen om de factoren die deze
regeldruk veroorzaken maar ook om een oordeel over de zinvolheid en
effecten van deze lasten.

Er zijn in de loop van 2007 en begin 2008 reeds maatregelen genomen om
de regeldruk te verminderen. Deze maatregelen worden opgenomen in de
vragenlijst en aan de respondenten wordt gevraagd naar het effect van
deze maatregelen. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt wat de ontwikkeling
het afgelopen jaar is en welke genomen maatregelen al effect hebben
gesorteerd. Dit thema komt eveneens terug bij de volgende
onderzoeksstappen.

De resultaten worden verwerkt conform de door het ministerie aangegeven
methodiek in twee indexen, één voor cliënten en één voor de
professionals. Voor elk hoofdtype instellingen en de specifieke
professional worden indien de respons dit toelaat eveneens afzonderlijke
indexen opgesteld, omdat elk type instelling en elke categorie
‘betrokkenen’ de regeldruk anders kan ervaren door
instellingspecifieke verschillen of door de plaats in de jeugdketen.
Vergelijkbaar wordt gecontroleerd op verschillen tussen de vier
regio’s. Door deze resultaten tegen elkaar af te zetten wordt beter
inzicht verkregen in de oorzaken van en oplossingsrichtingen met
betrekking tot de ervaren regeldruk en de hiermee samenhangende
irritaties.

De cliënten zullen worden bevraagd voor alle instellingen waarmee zij
in de praktijk te maken hebben (gehad). Dit betekent dat de aantallen in
de tabel voor wat betreft de cliënten indicatief zijn omdat een cliënt
ervaring kan hebben met meerdere instellingen. 

Uit te voeren activiteiten

In overleg met het ministerie voor Jeugd en Gezin, brancheorganisaties
en cliëntenorganisaties wordt deze onderzoeksfase ingevuld. Hiervoor
worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

Het opstellen van een concept elektronische vragenlijst. 

Het afstemmen van de concept vragenlijst met de opdrachtgever en
branche- en beroepsorganisaties, toezichthouders, et cetera.

Het (digitaal) aanbieden van de vragenlijst aan respondenten.

Het verwerken van de resultaten van de elektronische vragenlijst met
indexen. 

Het bespreken van de resultaten met de opdrachtgever evenals het
aanpassen en uitwerken in een definitief overzicht.

Het terugkoppelen van de resultaten aan de respondenten.

Resultaten

Een gegevensverzameling over de regeldruk binnen de categorieën van
respondenten. Gezien het belang van anonimiteit zullen de rapportages op
zodanige wijze worden opgesteld dat de anonimiteit van de
informatieverstrekkers is gewaarborgd. In de richting van de
opdrachtgever zullen wij aangeven welke categorieën respondenten in
welke mate hebben deelgenomen.

Voor het uitzetten van de enquête is gebruik gemaakt van de
SurveyMonkey, software die gratis beschikbaar is op Internet.



Stap 4: Groepsinterviews met hulpverleners en cliënten 

Doel

Het verdiepen van de in onderzoeksstap 2 gesignaleerde regeldruk en de
uitkomsten uit de enquête; het achterhalen van oorzaken en de
veroorzakers van de regeldruk en het verkennen van oplossingsrichtingen.

Toelichting

De uitkomsten van de elektronische vragenlijst worden verwerkt in een
zogenaamde ‘lastenkaart’ zoals deze eerder in het kader van het
onderzoek naar administratieve lasten in de AWBZ zijn opgesteld. In de
regionale bijeenkomsten wordt in interactieve groepsinterviews/dialogen
nader inzicht opgebouwd in de ervaren regeldruk, het proces, de
irritatiefactoren en oplossingen. Daarnaast zal ook de oorsprong van de
regeldruk in beeld worden gebracht (beleidsregels, onderlinge
regelingen, et cetera) en zal aandacht worden besteed aan onderliggende
factoren die de beoordeling van de regeldruk positief of negatief
beïnvloeden (effecten). Tevens zal aangegeven worden in hoeverre deze
beleefde lasten beïnvloed zullen worden door maatregelen vermindering
ervaren regeldruk die onder andere al door de minister voor Jeugd en
Gezin in gang zijn gezet. 

Uit te voeren activiteiten

De resultaten van de elektronische vragenlijst en het
documentenonderzoek zullen worden verwerkt in zogenaamde lastenkaarten.

Het voorbereiden en houden van interactieve groepsinterviews/dialogen.

Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens. 

Het opstellen van zogenaamde lastenkaarten waarin aangegeven wordt wat
de waardering is van de ervaren regeldruk zowel naar omvang als waarde
(conform het onderzoek in de AWBZ), het proces wordt beschreven en wat
de oorzaken zijn.

Het bespreken van de zogenaamde lastenkaarten met de opdrachtgever,
toezichthouders, branche- en cliëntenorganisaties, zo nodig aanpassen
en opstellen van een voorlopig overzicht. 

Resultaten

Een door de opdrachtgever geaccordeerd en door de sector gedragen
overzicht van de onderzoeksresultaten in de vorm van zogenaamde
lastenkaarten.

Stap 5: Analyseren, toetsen van de bevindingen en rapporteren

Stap 5a: Analyseren en toetsen van bevindingen

Doel

Het verifiëren van de resultaten uit de analysefase en het tot stand
brengen van gedragen en concrete oplossingen inclusief daarbij te nemen
stappen in zogenaamde workshops ‘innovatie’.

Toelichting

In de vijfde stap van het onderzoek ligt het accent op het creëren van
oplossingsrichtingen om de beleefde administratieve lasten te beperken.
In een vijftal workshops, één voor elk van de vier regio’s (in
combinatie met de activiteiten in stap 4) en één op landelijk niveau
waarin de resultaten per regio zullen worden geconsolideerd. 

Op basis van de in stap 4 gemaakte verdieping zullen oplossingen verder
worden verkend en worden uitgewerkt in concrete maatregelen en termijnen
om deze ook daadwerkelijk te realiseren. Naast deelname van instellingen
achten wij ook deelname van vertegenwoordigers van het ministerie voor
Jeugd en Gezin, provincies en andere relevante factoren noodzakelijk. Op
deze wijze wordt gerealiseerd dat ervaringen en inzichten kunnen worden
uitgewisseld en gezamenlijke een voorstel voor concrete acties tot stand
komt.

Uit te voeren activiteiten

In samenwerking met opdrachtgever, brancheorganisaties,
cliëntenorganisaties, toezichthouders, zorgverzekeraars en deelnemers
uit het veld zullen oplossingen worden uitgewerkt door middel van:

het met betrokkenen voorbereiden van de workshop;

het houden van vier regionale workshops (één workshop met stap 4) en
één landelijke workshop waarin concrete en gedragen oplossingen tot
stand dienen te worden gebracht; 

het rapporteren en afstemmen van de uitkomsten met de opdrachtgever en
klankbordgroep. 

Opzet workshops

Doel

Het verkrijgen van gegevens over ervaren regeldruk door hulpverleners en
cliënten door middel van workshops. 

De methode world café als basis

Als basis voor de workshops wordt het model ‘world cafe’ gebruikt.
Het model wordt iets meer gestructureerd, zodat er meer garanties zijn
dat de opbrengst van de workshops ook aansluit bij het centrale thema.

	As a conversational process, the World Café is an innovative yet
simple methodology for hosting conversations about questions that
matter. These conversations link and build on each other as people move
between groups, cross pollinate ideas, and discover new insights into
the questions or issues that are most important in their life, work, or
community. As a process, the World Café can evoke and make visible the
collective intelligence of any group, thus increasing people’s
capacity for effective action in pursuit of common aims.

www.theworldcafe.com 



De verwachting is dat er per workshop max. 30 deelnemers zullen zijn.
Bij een lagere deelname zal de opzet – met name waar het gaat om het
aantal tafels – licht worden aangepast. 

Uitgaande van 30 deelnemers wordt gewerkt met zes tafels. Elk van deze
tafels krijgt een thema meer als richtlijn. De volgende drie thema’s
zijn geselecteerd: 

Ervaren regeldruk in verkeer tussen instellingen

Ervaren regeldruk binnen de eigen instelling

Ervaren regeldruk in de directe relatie met de cliënt 

De thema’s vormen het vertrekpunt van waaruit de deelnemers nadenken
over de ervaren regeldruk. Het denkproces wordt daarmee per tafel meer
gefocust, zodat de deelnemers niet aan alles tegelijkertijd hoeven te
denken. Vertrekken vanuit de directe klantrelatie houdt in dat de
deelnemers zich primair richten op de wijze waarop de regeldruk zich
manifesteert in het directe contact met cliënten. Dit is een ander
vertrekpunt dan wanneer de deelnemers zich richten op de regeldruk die
zich manifesteert in het samenwerken met andere instellingen. Het derde
vertrekpunt is tot slot meer gericht op de regeldruk die de deelnemers
ervaren binnen de eigen instelling, dus regeldruk die meer gerelateerd
is aan de bedrijfsvoering van de individuele instelling.

Het werken met drie thema’s bij een totaal van zes tafels biedt de
mogelijkheid om ‘parallel’ te werken. De uitkomsten vullen elkaar
aan, niet alleen van de verschillende tafels, net zoals ook de vier
regio’s elkaar aanvullen.

De drie thema’s als vertrekpunt staan los van de veroorzakers van de
regeldruk: wet- en regelgeving, toezicht, financiering/verantwoording,
samenwerkingsafspraken tussen instellingen en interne bedrijfsvoering
(het eigen management). De veroorzakers kunnen bij alle thema’s terug
komen.

Uitwerking van de workshops

Inloop (15 minuten)

Korte introductie door Capgemini (15 minuten) over: 

doel en inrichting van het onderzoek en de positie van de workshops
daarbinnen

Inrichting van de workshop en terugkoppeling van de uitkomsten naar
deelnemers

Ronde 1. Deelnemers worden verspreid over zes tafels, met elk 5
deelnemers. Uit hun midden kiezen de deelnemers een tafelheer of
–dame. Deze blijft gedurende de drie rondes bij dezelfde tafel. De
andere deelnemers wisselen bij ronde 2 en ronde 3, zodat er zoveel
mogelijk interactie optreedt en daarmee ook toetsing en validatie van de
uitkomsten. Tijdens de eerste ronde staat inventarisatie van de ervaren
regeldruk centraal. Opdracht is om zoveel mogelijk relevante regeldruk
te benoemen. De ervaren regeldruk wordt op post-its genoteerd, die
daarna op flap-overs worden verzameld. (30 minuten)

Ronde 2. Een nieuwe tafelbezetting en een nieuwe opdracht. In deze fase
worden per tafel de in de eerste ronde geïnventariseerde regeldruk
beoordeeld. De tafelheer/dame introduceert de uitkomsten uit de eerste
ronde. Dan wordt eerst een tweedeling gemaakt: welke irritaties komen
vaak voor en welke niet zo vaak (frequentie/omvang).Vervolgens worden ze
gerangschikt naar de mate waarin de regeldruk nodig is voor de
hulpverlening of bedrijfsvoering (waarde). (30 minuten)

Ronde 3. Opnieuw introduceert de tafelheer/dame de uitkomsten uit de
vorige ronde. Ook deze keer is de samenstelling van de tafel gewisseld.
De vraag die in deze derde ronde centraal staat is of men mogelijke
oorzaken per ervaring kan aangeven. Deelnemers krijgen ter ondersteuning
hiervan een tool. Daarnaast worden de deelnemers gevraagd om min of meer
samenvattend de verschillende veroorzakers te duiden met
kleurenstickers. Wet- en regelgeving : rood; toezicht : blauw;
verantwoording: geel; samenwerkingsafspraken: groen; interne
bedrijfsvoering/eigen management: zwart. (30 minuten). 



Plenaire afsluiting. Reflectie op de uitkomsten. Omdat in de derde ronde
gewerkt is met een werkvorm die een hoge ’zichtbaarheid’ heeft is
het makkelijk om de uitkomsten ook plenair te presenteren en een korte
reactie uit te lokken van de deelnemers. Deze reacties worden verzameld
vanuit het ondersteuningsteam van Capgemini. 

De verschillende rondes worden ondersteund met uitgewerkte tools, zoals
de lijsten om de ervaren regeldruk te ranken en een format voor de
analyse van de veroorzakers. De tools dienen als basis voor een goede
uitvoering en bundeling van de uitkomsten. 

Workshop cliënten

Provincies en in het verlengde daarvan instellingen hebben moeite met
het werven van deelnemers uit de cliëntengroep voor de workshops. Om
die reden wordt nu via andere kanalen geprobeerd om cliënten te werven
voor deelname aan een workshop. Praktisch betekent het dat er een vijfde
workshop wordt gepland, met als deelnemersgroep enkel cliënten. In
opzet zal de workshop gelijk zijn aan de workshops met de hulpverleners,
waarbij alleen de indeling van de tafels in thema’s wordt aangepast.

Enquête voor professionals

 

Enquête voor cliënten

 

Uitkomsten per regio

Regio Eemland (provincie Utrecht)

In totaal hebben in de regio Eemland, de regio rond Amersfoort, 120
professionals deelgenomen aan de enquête. Daarbij zijn nagenoeg alle
schakels in de keten vertegenwoordigd, alleen het CIZ niet. In deze
regio is er tevens een grote categorie anders, die bijna geheel bestaat
uit professionals van MEE.

Tabel 3.13 Top 10 Index ervaren regeldruk regio Eemland

Eemland	Ervaren regeldruk	Index	Landelijke

 index

1	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	114,8	1

2	Nieuwe werkwijzen (zoals Deltaplan en DBC GGZ) hebben meer
registratieverplichtingen dan de oude werkwijzen	111,9	5

3	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	109,1	4

4	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	107,7	2

5	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	105,7	7

6	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	105,2	3

7	Door het bestaan van veel verschillende formulieren moet er veel
informatie overgenomen worden van het ene naar het andere document	105,1
9

8	Als cliënten bij meerdere organisatie tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	104,5	6

9	Het verkrijgen van (HKZ) certificering brengt een toename van
administratieve handelingen met zich mee	104,5	11

10	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	103,1	10



Provincie Friesland

In totaal hebben uit de provincie Friesland 65 professionals de enquête
ingevuld. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle schakels in de
keten vertegenwoordigd zijn. Zo ontbreekt bijvoorbeeld nagenoeg de
respons van Bureau Jeugdzorg Friesland en zijn ook het onderwijs en de
GGD niet goed vertegenwoordigd. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en
de jeugd LVG hebben niet deelgenomen aan de enquête. Dit ondanks het
feit dat de enquête, nadat bleek dat deze partijen niet goed
vertegenwoordigd waren, nogmaals verzonden is. Overigens zijn bureau
jeugdzorg en de GGD wel goed vertegenwoordigd geweest in de workshops,
waardoor hun input wel in de voorbereiding van de enquête en in het
werken aan de oplossingsrichtingen is meegenomen.



Tabel 3.14 Top 10 Index ervaren regeldruk Friesland

Friesland	Ervaren regeldruk	Index	Landelijke

index

1	Nieuwe werkwijzen (zoals Deltaplan en DBC GGZ) hebben meer
registratieverplichtingen dan de oude werkwijzen	109,3	5

2	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	108,3	4

3	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	107,6	1

4	Door het bestaan van veel verschillende formulieren moet er veel
informatie overgenomen worden van het ene naar het andere document	107,3
9

5	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	105,8	2

6	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	105,5	10

7	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	104,3	3

8	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	104,2	8

9	Als cliënten bij meerdere organisatie tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	103,8	6

10	Uniforme eisen aan de intake en indicatiestelling door verschillende
organisaties ontbreken; dit maakt dat veel organisaties werk doen dat al
bij andere (voorgaande) organisaties heeft plaatsgevonden	103,6	13



Regio Oss, Uden, Veghel (provincie Noord-Brabant)

In totaal hebben in de regio Oss, Uden, Veghel 78 professionals
deelgenomen aan de enquête. Nagenoeg alle schakels in de brede
jeugdketen zijn vertegenwoordigd. De jeugd LVG en het CIZ ontbreken in
de respons en ook de respons vanuit de GGD is minimaal. Deze partijen
zijn ook niet goed vertegenwoordigd geweest in de workshops. 

Tabel 3.15 Top 10 Index ervaren regeldruk regio Oss, Uden, Veghel

Oss	Ervaren regeldruk	Index	Landelijke

index

1	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	115,6	1

2	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	114,1	2

3	Nieuwe werkwijzen (zoals Deltaplan en DBC GGZ) hebben meer
registratieverplichtingen dan de oude werkwijzen	113,3	5

4	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	111,9	3

5	Als cliënten bij meerdere organisatie tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	108,1	6

6	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	106,6	4

7	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	105,1	8

8	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	104,4	7

9	Als de indicatie verloopt als gevolg van de wachtlijsten en
wachttijden bij de diverse organisaties, moet er opnieuw een indicatie
of machtiging aangevraagd worden	102,2	17

10	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	101,7	10



Regio Rotterdam

In totaal hebben 220 professionals meegedaan aan de enquête in de regio
Rotterdam. In deze respons zijn alle schakels in de keten
vertegenwoordigd, hoewel er een minimale vertegenwoordiging is van
Bureau Jeugdzorg Rotterdam, het CIZ, de jeugd GGZ, de jeugd LVG,
maatschappelijk werk en de thuiszorg/consultatiebureau.

Tabel 3.16 Top 10 Index ervaren regeldruk regio Rotterdam

Rotterdam	Ervaren regeldruk	Index	Landelijke

index

1	Als de keten niet werkt komt er altijd iets nieuws bij, waardoor de
keten langer en complexer wordt met meer bureaucratie	108,4	2

2	Als cliënten bij meerdere organisatie tegelijkertijd hulp ontvangen,
is de afstemming en communicatie tussen alle betrokken partijen
onduidelijk georganiseerd	107,1	6

3	Vanuit de verschillende financiers bestaan verschillende eisen rondom
het afleggen van verantwoording, wat extra administratieve handelingen
met zich mee brengt	106,8	3

4	Het ontbreken van structurele en georganiseerde terugkoppeling maakt
dat er extra werk moeten worden verzet om informatie van andere
hulpverleners/organisaties te achterhalen	106,4	7

5	Het vastleggen van gegevens in ICT registratieprogramma’s is niet
altijd gebruikersvriendelijk	106,0	1

6	Als in een organisatie de productie registratie en dossiervoering
gekoppeld is, moet elk gesprek (ook zeer korte gesprekken) apart worden
vastgelegd.	104,5	4

7	De procedure van herindicatie voor een REC4 rugzakje is complex en
omvangrijk	103,9	12

8	Het verkrijgen van (HKZ) certificering brengt een toename van
administratieve handelingen met zich mee	103,0	11

9	Doordat passende hulp in mijn regio soms niet voorhanden is, wordt
vaak lang gezocht naar het beste alternatief	102,4	8

10	Hulpverleners voeren veel informatie in over cliënten	102,1	10



Lijst met afkortingen

AWBZ – Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

CIZ – Centraal Indicatieorgaan Zorg, beoordeelt of iemand recht heeft
op zorg via de AWBZ

CJG – Centrum voor Jeugd en Gezin

DBC – Diagnose Behandel Combinatie, bekostigingssystematiek in de zorg

GGD – in de regel Gemeentelijke Gezondheidsdienst, ook wel
Gewestelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

GGZ – Geestelijke Gezondheidszorg

LVG – Zorg voor Licht Verstandelijk Gehandicapten 

MEE – Organisatie die informatie, advies en kortdurende ondersteuning
biedt aan iedereen met een beperking of chronische ziekte

OM – Openbaar Ministerie

PGB – Persoonsgebonden Budget

REC4 – Regionaal Expertise Centrum cluster 4, voor leerlingen van 4
tot 20 jaar met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische
problematiek

VIB – Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg

ZM – Zittende Magistratuur

 Score op een schaal van 1 tot 5, waarbij een score van 5 aangeeft dat
de cliënt vaak te maken heeft met de ervaren regeldruk..

 Score op een schaal van 1 tot 5, waarbij een score van 5 staat voor
weinig begrip van de cliënt voor de ervaren regeldruk.

 Score op een schaal van 1 tot 5, waarbij een score van 5 aangeeft dat
de professional vaak te maken heeft met de ervaren regeldruk.

 Score op een schaal van 1 tot 5, waarbij een score van 5 staat voor
weinig waarde of belang dat de professional aan de ervaren regeldruk
hecht.

 Uiteindelijk is besloten om een extra inspanning te verrichten om  meer
respons onder de gezinsvoogden te realiseren. Deze extra respons is
echter niet meer verwerkt in de sector specifieke uitkosten voor bureau
jeugdzorg, maar wel in de uitkomsten voor de jeugdbeschermingsketen.

 Het gaat hierbij nadrukkelijk om de samenwerking tussen de betrokken
instellingen in de regio.







 PAGE   36 

Eindrapportage nulmeting ervaren regeldruk in de brede jeugdketen –
september 2008

Nulmeting ervaren regeldruk in de brede jeugdketen

Eindrapportage