Geannoteerde agenda
Bijlage
Nummer: 2008D09436, datum: 2008-10-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Geannoteerde agenda JBZ-Raad 24 oktober 2008 te Luxemburg (2008D09434)
Preview document (🔗 origineel)
Geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 24 oktober 2008 te Luxemburg Zoals gebruikelijk ontvangt u bij deze annotaties de laatst beschikbare versie van een document dat betrekking heeft op het genoemde onderwerp. Dit hoeft niet de documentversie te zijn die daadwerkelijk ter bespreking aan de Raad zal voorliggen. Alleen als in het document zelf expliciet in de aanhef staat dat het document gericht is aan de Raad, betreft het een document dat in de Raad zal worden besproken. Hetgeen is aangegeven over de openbaarheid van de onder de agendapunten opgenomen documenten, geeft de stand van zaken weer van 9 oktober 2008.Een actuele weergave is te vinden in het documentregister van de Raad. I Raad 1. Goedkeuring van de voorlopige agenda A-punten 2. Goedkeuring van de lijst van A-punten Vermoedelijk zullen onderstaande punten als A-punt worden geagendeerd. De regering kan instemmen met deze onderwerpen. 2a. Eurojust: Activiteitenverslag van het gemeenschappelijk controleorgaan voor het jaar 2007 document : 12622/08 EUROJUST 73 (EN) status document : openbaar rechtsgrondslag : artikel 23, twaalfde lid, Raadsbesluit 2002/187/JBZ tot oprichting van Eurojust instemmingsrecht : niet van toepassing Aan de Raad ligt ter instemming voor het vijfde jaarverslag van het Gemeenschappelijk Controle Orgaan (GCO), een onafhankelijk orgaan dat conform artikel 23 van het Raadsbesluit Eurojust toeziet op de activiteiten van Eurojust op het gebied van de verwerking en bescherming van persoonsgegevens. Het verslag beschrijft in kort bestek de activiteiten van het GCO in 2007. De belangrijkste activiteiten van het GCO waren de aanbevelingen aan Eurojust naar aanleiding van een inspectie uitgevoerd in november 2007, de consultatie van het GCO in relatie tot de samenwerkingsovereenkomst tussen Eurojust en Kroatië en die tussen Eurojust en OLAF en zijn betrokkenheid bij de onderhandelingen over de wijziging van het Eurojustbesluit. Een andere taak van het GCO is het in behandeling nemen van beroepen van individuen; in 2007 heeft het GCO een beslissing genomen over het allereerste beroepschrift, dat het jaar daarvoor was ontvangen. In 2007 zijn geen nieuwe beroepschriften binnengekomen. Nederland hecht veel waarde aan het GCO en kan instemmen met het verslag over 2007. 2b. Jaarverslag Europese Politie Academie documenten : 12846/08 ENFOPOL 157 (EN) 12846/08 ENFOPOL 157 ADD 1 (EN) status documenten : openbaar rechtsgrondslag : artikel 10 Raadsbesluit tot oprichting van de Europese Politieacademie (2005/681/JBZ) instemmingsrecht : niet van toepassing De Europese Politieacademie (CEPOL) is een netwerk van bestaande nationale opleidingsinstituten, bedoeld voor hogere politieambtenaren. In 2004 verkreeg CEPOL rechtspersoonlijkheid en een zetel te Bramshill, VK. Vanaf 2006 is het een Europees instituut met Gemeenschapsfinanciering, echter nog steeds met een decentrale netwerkstructuur in 30 landen. CEPOL kent een relatief klein administratief secretariaat en gedetacheerde experts (totaal staf: 28). De nationale opleidingsinstituten voeren de meeste activiteiten uit. Conform artikel 10 van het Raadsbesluit tot oprichting van CEPOL dient CEPOL jaarlijks een verslag van werkzaamheden -via de Raad van Bestuur- aan de JBZ-Raad voor te leggen, thans voor het jaar 2007. Het verslag bevat een voornamelijk kwantitatief overzicht van: • georganiseerde trainingscursussen (door de lidstaten), het aantal deelnemers; • bestaande en nieuwe “EU-gemeenschappelijke curricula”; • uitgevoerde onderzoeks- en research-activiteiten; • (externe) projecten; • informatieve en administratieve werkzaamheden; • bestuursactiviteiten, diverse werk- en projectgroepen. Bij het verslag zijn een aantal bijlagen en overzichten gevoegd. Net zoals in 2006 -het eerste jaar dat deze organisatie volledig communautair werd gefinancierd- is ook in 2007 relatief veel aandacht besteed aan de administratieve en organisatorische implementatie van de EU/ financiële en personele regelingen. 2c. Ontwerp-aanbeveling van de Raad betreffende het verbeteren van de communicatie tussen eenheden die werkzaam zijn in grensgebieden document : 13424/08 ENFOPOL 165 COMIX 690 (NL) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : artikel 30, eerste lid EU-verdrag instemmingsrecht : niet van toepassing Deze aanbevelingen van de Raad betreffen maatregelen op korte, middel- en lange termijn voor de verbetering van de communicatie tussen operationele eenheden in de grenszones met het oog op een betere bekendheid met de organisatie, de taal en de werkprocedures van de partnerstaat en -dienst. Concreet gaat het onder meer om: het aanstellen van tweetalig personeel, bonussen voor talenkennis, het ontwikkelen van standaardberichten, kennis van elkaars juridische regels, betere voorlichting, uitwisseling van grensbeambten en gezamenlijke opleidingen. Hoewel de compatibiliteit van (radio)communicatienetwerken als probleempunt in de overwegingen wordt genoemd, worden daartoe geen aanbevelingen gedaan, aangezien eerst het advies van een EU/technische werkgroep wordt afgewacht. Nederland kan de aanbevelingen onderschrijven. 2d. Europese richtsnoeren voor beste praktijken voor centra voor politiële en douanesamenwerking document : 13096/08 ENFOPOL 160 ENFOCUSTOM 86 FRONT 78 COMIX 668 (NL) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Het voorliggende document bevat een handleiding en (model)suggesties voor het opzetten en functioneren van een “centrum” voor ondersteuning en samenwerking tussen politie- en douanediensten met hun collega’s over de binnengrenzen in de EU. De onderwerpen en genoemde aandachtspunten zijn: - de (bilaterale) wettelijke basis, plaats en bevoegdheden; - de taken t.w. a) informatie-uitwisseling, b) ondersteunen van operaties; - coördinatie; - de functionele en organisatorische opzet (bemensing, ict, begroting etc.); - de evaluatie van de taken en organisatie. Na het afschaffen van de controle van goederen en personen aan de binnengrenzen van de EU en het ontstaan van de Schengen-ruimte bleek er in diverse lidstaten (m.n. Frankrijk en Duitsland) nog behoefte aan informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen handhavings- en controlediensten over de grens. Aangezien de Nederlandse douane geen opsporingsfunctie (en politie-bevoegdheden) heeft, zoals in andere lidstaten, ligt een dergelijke vorm van structurele samenwerking hier niet voor de hand. Wel kent Nederland enkele samenwerkingcentra tussen enkel politiediensten aan de grenzen met Duitsland en België. Waar van toepassing staat Nederland positief tegenover dergelijke concrete vormen van samenwerking aan de binnengrenzen en neemt kennis van de tekst van de richtlijnen en goede praktijken, zoals die nu aan de Raad wordt aangeboden. B-punten 1. Ontwerp-conclusies van de Raad betreffende de oprichting van nationale platformen en van een Europees platform voor het signaleren van inbreuken op het internet document : 13243/08 ENFOPOL 162 CRIMORG 140 (NL) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Voorgesteld wordt om een betere en snellere coördinatie van signaleringen van internetcriminaliteit in Europees verband te bevorderen. Daartoe worden de lidstaten uitgenodigd een nationaal platform of centraal punt op te zetten (voor het geval als dit nog niet bestaat), dat meldingen door diensten en burgers van delicten kan verwerken, analyses kan maken én als doorgeefluik kan dienen voor relevante meldingen aan Europol. De Raad nodigt Europol uit om een “Europees centraal punt” op te zetten dat de nationale meldingen moet oppakken, vergelijken en terugrapporteren. Voorts moet Europol steun aanbieden via een website en statistische en achtergrondanalyses. Zoals voorzien bij de opdracht voor een meldpunt bij het KLPD, dat sinds 2006 operationeel is, vindt thans - medio 2008 - een evaluatie plaats en wordt bezien of en op welke wijze een vervolg wordt gegeven aan het meldpunt. In de toekomstige opzet ervan kan de inhoud van deze Raadsconclusies worden meegenomen en zal (technisch) vorm worden gegeven aan doormeldingen naar Europol. Nederland acht het daarbij wel van belang dat het platform/meldpunt bij Europol niet louter een meldpunt is, maar dat er praktisch gevolg kan worden gegeven aan meldingen en operationele samenwerking. Europol zou verder met een goed plan en praktische opzet moeten komen van de coördinatie en analyse van cybercrime meldingen. Met inachtneming van deze rol van Europol kan Nederland instemmen met de voorliggende ontwerp-Raadsconclusies. 2. Ontwerp-conclusies betreffende het beginsel van convergentie en de structurering van de binnenlandse veiligheid document : 13459/1/08 JAI 476 CATS 70 REV 1 (EN) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Tijdens de informele bijeenkomst van de Raad in Cannes van 7 en 8 juli jl. heeft het voorzitterschap het beginsel van convergentie geïntroduceerd. Onder het beginsel van convergentie wordt verstaan het versterken van operationele samenwerking door het uitwisselen van kennis en ervaring en het samenbrengen van instellingen en personen. Ter uitwerking van dit beginsel heeft het voorzitterschap ontwerp-Raadsconclusies geformuleerd waarin - in algemene zin - is aangegeven op welke manier het beginsel van convergentie nader uitgewerkt kan worden. In de ontwerp-Raadsconclusies wordt onder andere gerefereerd aan nauwere samenwerking tussen personeel, het meer gezamenlijk gebruik maken van materieel en ervaring en het beter op elkaar afstemmen van systemen en methoden. Over de exacte formulering van deze ontwerp-Raadsconclusies vindt nog overleg plaats. Zo heeft een aantal lidstaten (waaronder Nederland) aangegeven, dat uit de tekst een duidelijke operationele focus naar voren moet komen en dat er een verwijzing moet worden opgenomen naar de huidige praktijk van het OCTA. Nederland steunt het initiatief van het voorzitterschap om het beginsel van convergentie in praktische zin te concretiseren. 3. Initiatief ter versterking van de strijd van de rechtshandhavingsdiensten tegen de drugshandel in West-Afrika document : niet beschikbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Uit Europol en VN rapportages is bekend dat West-Afrikaanse landen door onder andere Colombiaanse drugskartels in toenemende mate als overslagpunt voor drugs (cocaïne) worden gebruikt. Aannemelijk is dat zwakke institutionele structuren in veel van deze landen, waaronder die van de handhavingsdiensten, debet aan deze ontwikkeling zijn. Het Franse voorzitterschap wil ten aanzien van deze problematiek een debat starten over de wenselijkheid van een meer gecoördineerde aanpak, zowel van EU lidstaten als van West-Afrikaanse staten onderling. West-Afrika zou in dat kader tot prioriteitsregio kunnen worden aangemerkt in het nieuwe EU Drugsactieplan 2009-2012. Daarnaast is gewenst dat concrete operationele actie wordt ondernomen, niet alleen in de EU en handhavingsdiensten van lidstaten, maar ook in en met de regio zelf. De Nederlandse politie heeft op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld de bestrijding van de bij de handel in cocaïne betrokken georganiseerde misdaad als speerpunt vastgesteld. Ook het Organised Crime Threat Assessment (OCTA) dat in Europolverband wordt opgesteld, benoemt de bestrijding van cocaïnehandel als prioriteit voor de regio waar Nederland deel van uitmaakt. De KLPD heeft, in verband met bovenstaande problematiek, een (in Zoetermeer gestationeerde) flexibele verbindingsofficier voor West-Afrika. Nederland kan zich, als deelnemer in MAOC-N, een debat over een betere coördinatie en de wijze waarop de EU een aanvullende rol kan vervullen bij acties die door handhavingsdiensten van individuele lidstaten en internationale organisaties als de UNODC worden ondernomen, van harte ondersteunen. 4. Europees PNR; stand van zaken document : niet beschikbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Het voorzitterschap zal verslag doen van de stand van zaken van de besprekingen met betrekking tot oprichting van een EU-systeem voor de uitwisseling van Passenger Name Records (PNR). Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 24 en 25 juli jl. is ingestemd met de aanpak van het Franse voorzitterschap om eerst breed te discussiëren over cruciale vragen zoals de doelbinding en de reikwijdte van het voorstel. Daarbij is afgesproken nauw samen te werken met betrokken partijen, zoals het Europees Parlement, de autoriteiten voor gegevensbescherming en de transportsector. De besprekingen in de Raadswerkgroep zijn thans nog volop gaande. In de aanvullende geannoteerde agenda zult u mogelijk over de stand van zaken nader worden geïnformeerd. 5. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de oprichting van het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van kaderbesluit 2008/XX/JBZ document : 13586/08 COPEN 171 (NL) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c EU-verdrag instemmingsrecht : van toepassing; politiek akkoord Het voorstel geeft uitvoering aan artikel 11 van het Kaderbesluit betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisselingen van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (2008/XXX/JBZ). Artikel 11 van dit Kaderbesluit voorziet in een geautomatiseerd systeem van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten. Hieraan wordt invulling gegeven door het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). ECRIS bevat een standaardformat voor de elektronische uitwisseling van gegevens uit de nationale strafregisters. Daartoe zijn codes toegekend aan alle strafbare feiten en sancties uit de verschillende lidstaten. Deze codes zullen om twee redenen worden gewisseld. Ten eerste naar aanleiding van een verzoek (in het kader van de strafrechtspleging) van een andere lidstaat. Ten tweede uit eigen beweging als het gaat om een onderdaan van de desbetreffende andere lidstaat. Op deze wijze beschikt elke lidstaat over alle veroordelingen in de Europese Unie van de eigen onderdanen. Omdat er codes worden gewisseld, is vertaling niet meer nodig en kan de ontvangende lidstaat de gegevens gemakkelijk begrijpen. Wanneer de lidstaat vervolgens behoefte heeft aan meer (achtergrond)informatie kan een rechtshulpverzoek worden gedaan. De Europese Commissie beschouwt het proefproject NJR (‘Network of Judicial Registers’) als belangrijke inspiratiebron voor het voorstel. NJR is een proefproject van dertien lidstaten om de strafregisters te verbinden. Nederland maakt sinds juni 2008 deel uit van deze projectgroep. De besprekingen over dit voorstel zijn nagenoeg afgerond. Nederland kan instemmen met het voorliggende voorstel dat thans in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers voorligt. Nederland stelt zich op het standpunt dat ECRIS niet is bedoeld om de uitwisseling van gegevens uit de strafregisters te centraliseren. Voorts moeten de uitgangspunten, zoals die zijn geformuleerd in de NJR-pilot, zoveel mogelijk behouden blijven. De deelnemende landen aan de NJR-pilot hebben hier goede ervaringen mee opgedaan. 6. Voorstel voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen document : niet beschikbaar rechtsgrondslag : artikel 65 EG-Verdrag instemmingsrecht : van toepassing; mogelijk politiek akkoord voorzien Het Franse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de tekst van de ontwerp-verordening, waarover sinds begin 2006 wordt onderhandeld. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 5 en 6 juni jl. werd een door het Sloveense voorzitterschap opgesteld compromis over de hoofdlijnen van de verordening unaniem aanvaard. Dit compromis had betrekking op het materiële werkingsbereik van de verordening (dit omvat alle alimentatieverplichtingen die hun oorsprong in het familierecht vinden), de bevoegdheid van de rechter in internationale alimentatiezaken, het toepasselijke recht, de erkenning en de uitvoerbaarheid van alimentatiebeslissingen in een andere lidstaat dan die waar deze zijn gegeven, de tenuitvoerlegging alsmede de opneming in de verordening van een herzieningsclausule. Sinds de bijeenkomst van de Raad van 5 en 6 juni jl. is op basis van het bereikte compromis verder gewerkt aan de tekst. In het hoofdstuk over internationale bevoegdheid is een regeling opgenomen van de bevoegdheid van de rechter in gevallen waarin op grond van de hoofdregels geen bevoegde rechter kan worden gevonden. Het compromis van juni jl. houdt verder onder meer in dat het Verenigd Koninkrijk als enige lidstaat niet zal worden gebonden door het Haags Protocol van 2007 inzake het toepasselijk recht. Beslissingen, in het Verenigd Koninkrijk gegeven, blijven in verband daarmee onderworpen aan een exequaturprocedure die nagenoeg gelijk is aan die van de bestaande verordening (EG) nr. 44/2000 (“Brussel I”). Met het oog hierop is een hoofdstuk opgenomen waarin de daarvoor in aanmerking komende artikelen uit de verordening “Brussel I” zijn overgenomen. Voor alle andere beslissingen wordt het exequatur (verklaring van uitvoerbaarheid, af te geven door de rechter van het land van tenuitvoerlegging) afgeschaft en wordt in verband daarmee voorzien in procedurele waarborgen op het niveau van de bodemprocedure en op dat van de tenuitvoerlegging. Het hoofdstuk over administratieve samenwerking tussen centrale autoriteiten is in sterke mate geïnspireerd door het corresponderende hoofdstuk van het nieuwe mondiale alimentatieverdrag dat in november 2007 te Den Haag tot stand kwam. Met name is een nadere invulling gegeven aan de verplichting van centrale autoriteiten om de nodige informatie in te winnen en uit te wisselen voor een adequate behandeling van alimentatiedossiers. Nederland verwacht dat het mogelijk zal zijn politieke overeenstemming te bereiken over dit dossier. Aangezien de regeling van de verordening nauw is verweven met die van het nieuwe mondiale verdrag, is het van belang dat een spoedig voorstel van de Commissie tot ondertekening c.q. ratificatie van dat verdrag in het vooruitzicht wordt gesteld. 7. Ontwerp-conclusies van de Raad over de positie van kwetsbare volwassenen en hun grensoverschrijdende juridische bescherming document : 13611/08 JUSTCIV 200 SOC 548 (NL) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Op 18 september jl. heeft Frankrijk het Haags Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen geratificeerd. Het verdrag regelt de internationale bevoegdheid van de rechter in kwesties betreffende de bescherming van meerderjarigen (zoals curatele, bewind en mentorschap), het op dergelijke maatregelen toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de administratieve samenwerking van autoriteiten op dit gebied. Het verdrag zal als gevolg van deze derde ratificatie met ingang van 1 januari 2009 in werking treden tussen Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (voor Schotland). Het verdrag is op 18 september jl. ondertekend door Finland, Griekenland, Ierland, Luxemburg en Polen. Eerder was het verdrag reeds ondertekend door Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk (voor Schotland) en Zwitserland. Een Rijkswet houdende goedkeuring van het verdrag en een uitvoeringswet voor Nederland worden voorbereid. In het Raadsdocument wordt op het belang van het verdrag gewezen en wordt de Raad verzocht als volgt te concluderen: - EU-lidstaten die het belang van het verdrag reeds hebben onderkend, wordt aanbevolen zo snel mogelijk de procedures voor ondertekening en/of ratificatie te beginnen of deze actief voort te zetten; - lidstaten die hierover nog interne consultaties voeren, worden aangespoord deze zo spoedig mogelijk af te ronden; - de Commissie wordt uitgenodigd de ervaringen met de toepassing van het verdrag van nabij te volgen, rekening houdend met de werkzaamheden in het kader van de Haagse Conferentie en in de Raad van Europa. Wanneer voldoende ervaring met de toepassing van het verdrag is opgedaan, zou zo nodig van gedachten kunnen worden gewisseld over de wenselijkheid van aanvullende maatregelen op communautair niveau. Tijdens de informele bijeenkomst van de Raad van 7 en 8 juli 2008, werd het belang van het verdrag algemeen onderschreven. Nederland kan zich, mede in het licht daarvan, met de voorgestelde Raadsconclusies verenigen. Daarbij zij aangetekend dat het een aantal jaren zal duren voordat een duidelijk beeld kan worden verkregen van de werking het verdrag in de praktijk. Eerst zal het verdrag in een voldoende aantal staten operationeel moeten worden. Aangetekend zij voorts dat het verdrag niet alleen in betrekkingen tussen EU-lidstaten van belang is, maar ook in de betrekkingen tussen EU-lidstaten en derde staten. Het verdrag schrijft voor dat de Secretaris-Generaal van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht periodiek een Bijzondere Commissie bijeenroept om het functioneren van het verdrag te volgen. 8. Ontwerp-resolutie inzake de opleiding van rechters en juridisch personeel in de Europese Unie document : 13474/08 JAI 477 COPEN 168 JUSTCIV 187 (EN) status document : niet openbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Met de ontwerp-resolutie wordt beoogd de kennis van Europese rechters en andere juridische beroepsbeoefenaars te vergroten op het gebied van de meest gangbare communautaire instrumenten en van de meest recente mechanismen van justitiële samenwerking. Nederland is mede-initiatiefnemer van de resolutie en acht de totstandkoming van de resolutie dan ook zeer wenselijk. Het voorliggende voorstel is eerder aan de orde geweest tijdens de bijeenkomst van de Raad van 24 en 25 juli jl. Voorts heeft in een zogenoemde ‘Friends of the Presidency’- groep een inhoudelijke bespreking plaatsgevonden van de onderhavige ontwerp- resolutie. Over het ontwerp bestaat nagenoeg overeenstemming tussen de lidstaten. Het voornaamste punt van discussie betreft het (bij de selectie) voorkeur geven aan personen met kennis van een vreemde EU-taal. Het stellen van deze voorwaarde is voor een aantal lidstaten een brug te ver, aangezien deze niet past in hun onderscheiden wettelijke systeem. Nederland stelt zich op het standpunt dat waar het gaat om kennis van een vreemde EU-taal de ontwerpresolutie zo dwingend mogelijk moet worden geïnterpreteerd. Nederland kan in beginsel akkoord gaan met de voorliggende tekst van de resolutie. 9. Diversen Er zijn onder dit agendapunt geen onderwerpen aangemeld. II Gemengd Comité 1. SIS II ; stand van zaken document : niet beschikbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zullen het voorzitterschap en de Commissie (mondeling) verslag uit brengen over de voortgang van de realisatie van het Schengen Informatiesysteem van de Tweede Generatie (SIS II). Op dit moment vinden de testfasen plaats van het centrale systeem dat onder verantwoordelijkheid van de Commissie tot stand wordt gebracht. Tijdens deze testfase is een aantal technische problemen gesignaleerd. Het is op dit moment nog niet duidelijk welke gevolgen dit heeft voor de planning van SIS II, die uitgaat van september 2009 als datum waarop het SIS II operationeel kan zijn. Nederland wil zo snel mogelijk duidelijkheid verkrijgen over de mogelijke gevolgen en stelt voorop dat het centrale systeem zodanig moet worden opgeleverd dat het stabiel kan functioneren in relatie tot de nationale systemen. 2. SISNET; stand van zaken document : niet beschikbaar rechtsgrondslag : niet van toepassing instemmingsrecht : niet van toepassing De voorzitter zal een toelichting geven over de stand van zaken met betrekking tot de realisatie van de verlenging van het huidige netwerk (SISNET) waarvan het huidige SIS 1+ gebruik maakt. De Raad heeft vorig jaar ingestemd met de verlenging van het huidige netwerk door middel van een contract met een nieuwe provider. Hierdoor zal er vanaf 13 november 2008 een nieuw netwerk beschikbaar zijn voor het SIS 1+ dat operationeel zal blijven totdat SIS II in werking zal treden. 3. Diversen Er zijn onder dit agendapunt geen onderwerpen aangemeld. http://www.consilium.europa.eu/cms3_fo/showPage.asp?id=549&lang=nl&mode =g besluit van de Raad 2005/681/JHA Zie voor de geannoteerde agenda en het verslag van deze informele bijeenkomst van de Raad, 23 490 nrs. 511 en 514. MAOC-N is een samenwerkingsverband van zeven EU-lidstaten (Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië, Spanje en Portugal) gericht op de aanpak van drugssmokkel vanuit Latijns-Amerika, via West-Afrika richting de EU. In MAOC-N worden op basis van analyse operationele interventie-opties tegen elkaar afgewogen (en de mogelijkheden deze uit te voeren). Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nr. 516. Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nr. 509. Trb. 2008, 139. Zie voor de geannoteerde agenda en het verslag van deze informele bijeenkomst van de Raad, 23 490 nrs. 511 en 514. Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nr. 516. PAGE PAGE 1