Eindrapportage
Bijlage
Nummer: 2008D09648, datum: 2008-10-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Eindrapportage Territoriale Congruentie Haarlemmermeer (incl. Schiphol) (2008D09647)
Preview document (đ origineel)
Veiligheidsregio Kennemerland Project Territoriale Congruentie Simulatie Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Juni 2008 Versie 1.1 Voorwoord  De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is sinds 30 maart 2006 nauw betrokken bij de Veiligheidsregio Kennemerland. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakte op deze datum bekend dat de gemeente Haarlemmermeer, inclusief de luchthaven Schiphol, voor wat betreft de brandweer en de GHOR deel uit ging maken van de Veiligheidsregio Kennemerland. De minister vroeg de Inspectie OOV het implementatietraject op het gebied van de voorbereiding van de rampbestrijding te monitoren, te toetsen en daar waar nodig te ondersteunen.  Dit traject vergde van de Veiligheidsregio Kennemerland een forse investering gedurende een aanzienlijke periode. Een investering die niet voor niets is geweest. De regio heeft aantoonbaar stappen vooruit gemaakt. Dit heeft de Inspectie OOV op meerdere toetsmomenten kunnen constateren.  Op 20 maart 2008 heeft de simulatie, het laatste toetsmoment binnen het project Territoriale Congruentie, plaatsgevonden. De Inspectie OOV heeft, met de inzet van ongeveer 90 observatoren, gekeken naar het functioneren van de rampenbestrijdingsorganisatie. De bevindingen hiervan treft u in deze rapportage aan.  Inmiddels heeft de Veiligheidsregio Kennemerland zelf al enkele evaluaties uitgevoerd naar aanleiding van de simulatie. Deze wil om te leren en te ontwikkelen acht ik kenmerkend voor de regio. In dat licht bezien verwacht ik dan ook dat de in dit rapport geformuleerde leermomenten met eenzelfde enthousiasme opgepakt zullen worden. Op deze wijze zal de kwaliteit van de voorbereiding op de rampenbestrijding in de Veiligheidsregio Kennemerland zich blijven verbeteren.  Den Haag, juni 2008 Het Hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid  H.J.I.M. de Rooij  Inhoudsopgave Bestuurlijke samenvatting 4 1 Inleiding 7 1.1 Verloop project Territoriale Congruentie 7 1.2 Uitgangspunten simulatie 9 1.3 Werkwijze 10 2 Simulatie 12 2.1 Melding en alarmering 12 2.2 Leiding en coördinatie 15 2.2.1 Meldkamer 15 2.2.2 Commando Plaats Incident 16 2.2.3 Operationeel Team 16 2.2.4 Beleidsteam 17 2.2.5 Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten 17 2.3 Informatiemanagement 18 2.4 Gemeentelijke processen 20 2.4.1 CRIB 20 2.4.2 Opvang en verzorging 21 2.4.3 Communicatie 22 3 Conclusies en leermomenten 24 Bijlage 1 Processen en toetsingscriteria 28 Bijlage 2 Scenario op hoofdlijnen 32 Bijlage 3 Alarmering en opkomst 33 Bijlage 4 Gebruikte afkortingen 41 Bestuurlijke samenvatting Het kabinet heeft begin 2006 besloten de gemeente Haarlemmermeer (inclusief Schiphol) in te delen bij de Veiligheidsregio Kennemerland. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) gevraagd het implementatietraject op het gebied van de voorbereiding van de rampbestrijding te monitoren, te toetsen en daar waar nodig te ondersteunen (Compliance Assistance). De Inspectie OOV heeft deze taak op zich genomen en uitgevoerd onder de naam project Territoriale Congruentie (TC). De simulatie in de Veiligheidsregio Kennemerland, waar de Inspectie OOV in deze rapportage de bevindingen en conclusies van presenteert, vormt binnen het project TC het sluitstuk van de toetsing. Terugblik Gedurende het verloop van het project TC heeft de Inspectie OOV op gezette tijden toetsingen uitgevoerd. Deze toetsingen waren gericht op de verbeter- en versterkingsplannen van de regio en de resultaten daarvan. Hieronder wordt aan de hand van deze toetsingen een beeld geschetst van de ontwikkeling die de Veiligheidsregio Kennemerland in deze periode heeft doorgemaakt. De start vormt de eerste meting die de Inspectie OOV in december 2006 heeft uitgevoerd. Deze nulmeting bestond uit twee onderdelen: een audit in de Veiligheidsregio Kennemerland en een inventarisatie in de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland i.o., de gemeente Haarlemmermeer en bij de brandweer Schiphol. Het doel van de inventarisatie was om de elementen in (de voorbereiding op) de rampenbestrijding en crisisbeheersing, die een versterking konden betekenen voor de Veiligheidsregio Kennemerland, te benoemen. De Inspectie OOV concludeerde dat de Veiligheidsregio Kennemerland met betrekking tot zowel de operationele als de gemeentelijke processen niet voldeed aan de door zichzelf en de Inspectie OOV gestelde normen. Op een aantal relevante onderdelen ontbraken de organisatorische (rand)voorwaarden. De Inspectie OOV zag hierdoor voldoende aanleiding om te veronderstellen dat de rampenbestrijdingsorganisatie van de Veiligheidsregio Kennemerland niet adequaat kon functioneren ten tijde van een ramp op het niveau 1 van de Leidraad Maatramp. In juni 2007 rapporteerde de Inspectie OOV voor een eerste maal over de voortgang van het project TC. De Inspectie OOV concludeerde dat de Veiligheidsregio op de goede weg was en dat zij geen aanleiding had om te veronderstellen dat de Veiligheidsregio Kennemerland op 1 januari 2008, de geplande datum van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland, niet gereed kon zijn met het implementatietraject. De Inspectie OOV maakte hierbij de kanttekening dat dan voortvarend en in overeenstemming met de planning diende te worden gewerkt, zodat ook de zich op dat moment nog voordoende knelpunten konden worden aangepakt. Een nieuwe voortgangsrapportage verscheen in november 2007. Deze had betrekking op drie onderdelen. Ten eerste de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland, ten tweede de tot dan toe behaalde resultaten uit het implementatieplan en ten derde de voorbereidingen/implementatie betreffende het proces âMelding en alarmeringâ. Voor de Inspectie OOV was deze rapportage een nieuwe bevestiging van de door de Veiligheidsregio ingezette lijn. Zij concludeerde dan ook wederom dat er voor de Inspectie OOV geen concrete aanleiding was om te veronderstellen dat de hulpverleningsdiensten in de congruente Veiligheidsregio Kennemerland preparatief en repressief niet gereed zouden kunnen zijn op 7 januari 2008, de inmiddels vastgestelde datum van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland. De Inspectie OOV plaatste hierbij wel enkele kanttekeningen, die betrekking hadden op de gewenste voortvarendheid ten aanzien van onder andere de realisatie van het implementatieplan, de harmonisatie van relevante planvorming en de aanpassing van het versterkingsplan 2008 aan de hand van de bevindingen en resultaten van de voortgangsrapportage zelf. De Inspectie OOV constateerde tevens dat er met betrekking tot de gemeentelijke processen nog veel moest gebeuren. Zij achtte het niet realistisch om te veronderstellen dat alle gemeentelijke processen op het moment van de overgang op orde zullen zijn. De Inspectie OOV sprak het voornemen uit om in februari 2008 de implementatie van de voorgenomen gemeentelijke activiteiten uit 2007 te toetsen. Ook deze toetsing heeft plaatsgevonden. De Inspectie OOV heeft waargenomen dat er sinds november 2007 door de gemeenten in Kennemerland is gewerkt aan de implementatie. De regio heeft hiervoor onder meer een planvormingstaskforce ingesteld. Ook is in december 2007 het plan âOranje in perspectiefâ bestuurlijk geaccordeerd en is er budget toegekend aan de coördinerend gemeentesecretaris om dit uit te werken. Toch merkt de Inspectie OOV, op basis van bezoeken aan de gemeenten Haarlemmermeer, Heemskerk en Velsen, op dat de implementatie van de planvorming in de gemeenten nog achterblijft. De wil en noodzaak voor samenwerking wordt onderkend, maar het gewenste organisatieniveau is nog niet gerealiseerd. Ondanks dat een groot deel van de punten uit de nulmeting inmiddels zijn opgepakt, zijn er nog enkele verbeterpunten. Deze hebben betrekking op de harmonisatie van de regionale samenwerking en de gemeentelijke crisisorganisatie, op het operationaliseringsniveau van de gemeentelijke plannen, op de alarmering en opkomst van gemeentelijke functionarissen en op het kennis- en vaardigheidsniveau van de procesverantwoordelijken en hoofden actiecentrum. Goede ontwikkeling Als teruggeblikt wordt op het hierboven geschetste traject, valt op dat de Veiligheidsregio Kennemerland in korte tijd grote stappen voorwaarts heeft gemaakt. Zij heeft, op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau, veel geĂŻnvesteerd in de verbetering van haar rampenbestrijdingsorganisatie. Deze investering, die breder is dan haar inspanningen voor het project TC, heeft haar vruchten afgeworpen. In de nulmeting van december 2006 concludeerde de Inspectie OOV immers nog dat zij voldoende aanleiding zag om te veronderstellen dat de rampenbestrijdingsorganisatie van de Veiligheidsregio Kennemerland niet adequaat kon functioneren ten tijde van een ramp op het niveau 1 van de Leidraad Maatramp. In november 2007 echter kan de Inspectie OOV rapporteren dat de hulpverleningsdiensten inmiddels de organisatorische (rand)voorwaarden hebben gecreĂ«erd, die nodig zijn om de gevolgen van het maximaal scenario uit het Crisisbestrijdingsplan Schiphol (een vliegtuigcrash) in principe adequaat te kunnen bestrijden. Vooral het niveau van de planvorming is aanzienlijk toegenomen. De Inspectie OOV schrijft naar aanleiding hiervan in de rapportage âAlgemene Doorlichting Rampenbestrijding Stand van Zaken 2003 â 2007â dat de ervaringen met het project Territoriale Congruentie in de Veiligheidsregio Kennemerland, laten zien dat met de juiste (bestuurlijke) aandacht regioâs in staat zijn om in een korte tijd grote stappen voorwaarts te maken. De simulatie in het project TC De simulatie, zoals gezegd het sluitstuk van de toetsing in het project TC, is kort na de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland uitgevoerd. De implementatie van de planvorming is dan pas recentelijk vrijwel geheel afgerond. Het opleidings- en oefentraject voor de functionarissen in de rampenbestrijdingsorganisatie loopt op dit moment nog door. De bevindingen uit de simulatie moeten dan ook in dit licht bezien worden. De afspraak tussen de minister van BZK en de voorzitter van toen nog de Hulpverleningsregio Kennemerland om niet alleen te rapporteren over de bevindingen, maar ook leermomenten te benoemen sluit op deze zienswijze aan. De bevindingen uit de simulatie bevestigen het beeld dat de Veiligheidsregio Kennemerland een regio is die zich in de afgelopen periode snel ontwikkeld heeft. De Inspectie OOV constateert dat de basis van de rampenbestrijdingsorganisatie aanwezig is. Een groot aantal aspecten van de rampenbestrijding verloopt tijdens de simulatie volgens de plannen. Hierbij moet gedacht worden aan het tijdig verwerken en vastleggen van meldingen, het organiseren van bijstand uit andere regioâs, de opschaling, de alarmering (buiten de SGBO en de gemeentelijke functionarissen), de opkomst (buiten de LMPO en de gemeentelijke functionarissen) en het opstarten van de meest relevante processen door de operationele diensten. De onderdelen van de rampenbestrijdingsorganisatie sluiten echter nog niet overal optimaal op elkaar aan, waardoor de benodigde integraliteit (met als doel het functioneren als Ă©Ă©n rampenbestrijdingsorganisatie) nog onvoldoende tot stand komt. Zowel de verschillende teams als de operationele diensten zijn nog te weinig gericht op de meerwaarde die de teams en diensten voor elkaar kunnen betekenen. Deze conclusie is gelet op de recente afronding van de implementatie niet verrassend te noemen. Leermomenten De Inspectie OOV benoemt hier de drie belangrijkste, meest structurele, leermomenten. Ten eerste het gebrek aan structuur in de verschillende overleggen. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van voorbereide agendaâs, standaard actielijsten en uniforme sitraps. Dit heeft gevolgen voor het delen van gegevens, informatie en besluiten. Door dit niet in de structuur vast te leggen, is men hiervoor sterk afhankelijk van het optreden van individuele functionarissen. Ten tweede de afwezigheid van een integraal informatiemanagement. Op alle locaties zijn gegevens verzameld. De huidige werkwijze voorziet er niet in dat deze gegevens op een centrale plek worden vastgelegd. Zij kunnen hierdoor onvoldoende onderling met elkaar in verband worden gebracht, waardoor een actueel, multidisciplinair en gedeeld totaalbeeld niet kan ontstaan. Ten derde de gemeentelijke processen. De Inspectie OOV onderkent de recente verbeterontwikkelingen op dit gebied, maar wil op basis van de bevindingen over het functioneren van de gemeentelijke processen in de gemeente Haarlem tijdens de simulatie hier nogmaals aandacht voor vragen. De bevindingen hebben betrekking op meerdere onderdelen van het functioneren. De Inspectie OOV is zich ervan bewust dat de voorbereiding op de rampenbestrijding nooit âafâ is. Hierdoor vraagt het de continue aandacht van een regio. Gelet op de getoonde wil en inzet om te verbeteren en te ontwikkelen, verwacht de Inspectie OOV niet dat de aandacht van de Veiligheidsregio Kennemerland, nu het project TC haar einde nadert, af zal nemen. De Inspectie OOV neemt aan dat de geformuleerde leermomenten hieraan bijdragen. 1 Inleiding Het kabinet heeft begin 2006 besloten de gemeente Haarlemmermeer (inclusief Schiphol) in te delen bij de Veiligheidsregio Kennemerland. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) gevraagd het implementatietraject op het gebied van de voorbereiding van de rampbestrijding te monitoren, te toetsen en daar waar nodig te ondersteunen (Compliance Assistance). De Inspectie OOV heeft deze taak op zich genomen en uitgevoerd onder de naam project Territoriale Congruentie (TC). De wijze van toetsing in het project TC is gebaseerd op het landelijke instrument Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR). Met dit instrument houdt de Inspectie OOV op systematische en structurele wijze toezicht op de organisaties die verantwoordelijk zijn voor (de voorbereiding op) de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De ADR bestaat uit drie onderdelen, die in elke regio in Nederland worden uitgevoerd. ADR Deel 1 betreft een inventarisatie van de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijding. ADR Deel 2 is een simulatie, waarin de werking van de rampenbestrijding wordt getoetst. In ADR Deel 3 toetst de Inspectie OOV de kwaliteit van de gemeentelijke voorbereiding van de rampenbestrijding. De simulatie in de Veiligheidsregio Kennemerland vormt binnen het project TC het sluitstuk van de toetsing. De voorbereide plannen, procedures en regelingen worden in âde praktijkâ getoetst op de prestaties. In paragraaf 1.1 wordt het verloop van het project TC geschetst. In paragraaf 1.2 komen de uitgangspunten van de simulatie aan de orde. Tenslotte is er in paragraaf 1.3 aandacht voor de opzet van de simulatie. 1.1 Verloop project Territoriale Congruentie Gedurende het verloop van het project TC heeft de Inspectie OOV op gezette tijden toetsingen uitgevoerd. Deze toetsingen waren gericht op de verbeter- en versterkingsplannen van de regio en de resultaten daarvan. In de onderstaande paragrafen worden de conclusies van de gehouden toetsingen kort weergegeven. Nulmeting december 2006 De Inspectie OOV heeft in december 2006 een nulmeting uitgevoerd. Deze nulmeting bestond uit twee onderdelen: een audit in de Veiligheidsregio Kennemerland en een inventarisatie in de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland i.o., de gemeente Haarlemmermeer en bij de brandweer Schiphol. Met de op het landelijke instrument ADR Deel 1 gebaseerde audit is beoogd inzicht te verkrijgen in de actuele stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de Veiligheidsregio Kennemerland. Het doel van de inventarisatie was om de elementen in (de voorbereiding op) de rampenbestrijding en crisisbeheersing, die een versterking konden betekenen voor de Veiligheidsregio Kennemerland, te benoemen. De Inspectie OOV heeft benadrukt dat er hierbij geen sprake is geweest van een toetsing van de regio Amsterdam-Amstelland i.o., de gemeente Haarlemmermeer en de brandweer Schiphol. De Inspectie OOV concludeerde na deze nulmeting dat de Veiligheidsregio Kennemerland met betrekking tot zowel de operationele als de gemeentelijke processen niet voldeed aan de door zichzelf en de Inspectie OOV gestelde normen. Op een aantal relevante onderdelen ontbraken de organisatorische (rand)voorwaarden. De Inspectie OOV zag hierdoor voldoende aanleiding om te veronderstellen dat de rampenbestrijdingsorganisatie van de Veiligheidsregio Kennemerland niet adequaat kon functioneren ten tijde van een ramp op het niveau 1 van de Leidraad Maatramp. Naar aanleiding van deze rapportage heeft de Veiligheidsregio Kennemerland haar reeds in gang gezette planvorming aangepast en een bijpassende planning opgesteld. Voortgangsrapportage juni 2007 In juni 2007 is door de Inspectie OOV een rapportage geschreven over de voortgang van het project TC. De Inspectie OOV concludeerde hierin dat zij op dat moment geen aanleiding had om te veronderstellen dat de Veiligheidsregio Kennemerland op 1 januari 2008, de geplande datum van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland, niet gereed kon zijn met het implementatietraject. De Inspectie OOV maakte hierbij de kanttekening dat dan voortvarend en in overeenstemming met de planning diende te worden gewerkt. Voortgangsrapportage november 2007 De Inspectie OOV zou aanvankelijk in november 2007 een op het landelijke instrument ADR Deel 2 gebaseerde simulatie uitvoeren. Op verzoek van de voorzitter van de Hulpverleningsdienst Kennemerland heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er mee ingestemd om in de voorgenomen toetsing van november een tweedeling te maken. De minister heeft de afspraak gemaakt dat de Inspectie OOV in november 2007 een voortgangsrapportage op zal stellen, die betrekking heeft op drie onderdelen. Ten eerste de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland, ten tweede de tot nu toe behaalde resultaten uit het implementatieplan en ten derde de voorbereidingen/implementatie betreffende het proces âMelding en alarmeringâ. De Inspectie OOV zou vervolgens in de periode februari - maart 2008 een uitgebreide simulatie uitvoeren, hierover rapporteren en leermomenten benoemen. De Inspectie OOV heeft in overeenstemming met deze afspraak in november 2007 een voortgangsrapportage opgesteld, waarin zij concludeerde dat er geen concrete aanleiding was om te veronderstellen dat de hulpverleningsdiensten in de congruente Veiligheidsregio Kennemerland preparatief en repressief niet gereed zouden kunnen zijn op 7 januari 2008, de vastgestelde datum van de overgang van de gemeente Haarlemmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland. De hulpverleningsdiensten hebben volgens de Inspectie OOV de organisatorische (rand)voorwaarden gecreĂ«erd, die nodig zijn om de gevolgen van het maximaal scenario uit het Crisisbestrijdingsplan Schiphol (een vliegtuigcrash) in principe adequaat te kunnen bestrijden. De Inspectie OOV heeft hierbij aangegeven ervan uit te gaan dat de Veiligheidsregio Kennemerland voortvarend is ten aanzien van: de realisatie van het implementatieplan; de volledige (en aantoonbare) harmonisatie, implementatie en operationalisatie van de relevante planvorming; de volledige implementatie van de informatievoorziening tussen de meldkamers en het regiecentrum van Schiphol; de harmonisatie van de relevante procedures en werkinstructies van de meldkamers, en het tijdig beschikbaar stellen hiervan aan de floormanagers en centralisten; de tijdige uitvoering van een Communicator-test; de afstemming van de opkomst van de diverse staven, zodat er sprake kan zijn van een effectieve congruente aanpak van de rampen- en crisisbestrijding; de aanpassing van het versterkingsplan 2008 aan de hand van de bevindingen en resultaten van deze voortgangsrapportage. De Inspectie OOV constateerde tevens dat er met betrekking tot de gemeentelijke processen nog veel moest gebeuren. Zij achtte het niet realistisch om te veronderstellen dat alle gemeentelijke processen op het moment van de overgang op orde zullen zijn. De Inspectie OOV sprak het voornemen uit om in februari 2008 de implementatie van de voorgenomen gemeentelijke activiteiten uit 2007 te toetsen. Voortgang gemeentelijke processen februari 2008 Sinds november 2007 is er door de gemeenten in Kennemerland gewerkt aan de implementatie van de voorgenomen gemeentelijke activiteiten. In overleg met de Inspectie OOV zijn er in november afspraken gemaakt over activiteiten die nog voor de congruente situatie gerealiseerd moesten worden (de te toetsen gemeentelijke kritische processen en consistentie in planvorming). Hiervoor heeft de regio een planvormingstaskforce ingesteld. In december 2007 is het plan âOranje in perspectiefâ bestuurlijk geaccordeerd en is er budget toegekend aan de coördinerend gemeentesecretaris om dit uit te werken. In februari 2008 heeft de Inspectie OOV de gemeenten Haarlemmermeer, Heemskerk en Velsen bezocht. Evenals in november 2007, merkt de Inspectie OOV op dat de implementatie van de planvorming in de gemeenten nog achterblijft. De wil en noodzaak voor samenwerking wordt onderkend, maar het gewenste organisatieniveau is nog niet gerealiseerd. Wel is een groot deel van de punten uit de nulmeting inmiddels opgepakt. Verbeterpunten zijn: alarmering en opkomst van de gemeentelijke functionarissen; intergemeentelijke bijstand (Er is in de regio sprake van een tweesporenbeleid. Enerzijds zijn de eerste stappen gezet in regionale samenwerking, anderzijds hebben gemeenten een eigen, zelfstandige crisisorganisatie. Harmonisatie van deze twee sporen is van belang); het operationaliseringsniveau van de gemeentelijke plannen; het kennis- en vaardigheidsniveau van de procesverantwoordelijken en hoofden actiecentrum. 1.2 Uitgangspunten simulatie Toetsen processen Het primaire doel van de rampenbestrijdingsorganisatie is het uitvoeren van de rampbestrijdingsprocessen. Een rampbestrijdingsproces is een reeks van samenhangende hulpverlenings- en bestrijdingsactiviteiten, primair uitgevoerd door de parate hulpverlenings- en gemeentelijke diensten. Deze processen worden op de diverse niveaus van de rampenbestrijdingsorganisatie uitgevoerd, zoals het Commando Plaats Incident (CoPI), het Operationeel Team (OT) en het Beleidsteam (BT). Om de (regionale) rampenbestrijdingsorganisatie de rampbestrijdingsprocessen tijdig en effectief te kunnen laten uitvoeren, dienen in ieder geval drie organisatorische processen voldoende te zijn voorbereid, zo blijkt uit eerder uitgevoerde onderzoeken en praktijkervaringen van de Inspectie OOV. Deze processen, die de âkritische processenâ worden genoemd, zijn âMelding en alarmeringâ, âLeiding en coördinatieâ, en âInformatiemanagementâ. Naast de kritische processen worden in de simulatie ook drie gemeentelijke processen getoetst: âCentraal Registratie en Informatiebureauâ (CRIB), âVoorlichtingâ en âOpvang en verzorgingâ. In bijlage 1 worden deze processen en hun toetsingscriteria nader toegelicht. Door te onderzoeken of een regio de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie zo heeft ingericht dat de drie kritische processen en de drie geselecteerde gemeentelijke processen voldoende zijn voorbereid, wordt antwoord verkregen op de vraag of in de betreffende regio de randvoorwaarden aanwezig zijn om tijdig, bedrijfszeker en effectief op een ramp te kunnen reageren. Basisvereisten Crisismanagement Het Landelijk Beraad Crisisbeheersing heeft in 2006 de âbasisvereisten Crisismanagementâ ontwikkeld. Deze basisvereisten zijn in 2007 onderzocht op haalbaarheid. De aangepaste eisen zijn gebruikt in de convenanten, die BZK met veiligheidsregioâs i.o. afsluit over de regionalisering van de brandweer en het op orde brengen van de rampenbestrijding. Ook dienen ze als basis voor het ontwerp Besluit Veiligheidsregioâs. In dit besluit, dat in februari 2008 ter consultatie aan het veld is aangeboden, worden de basisvereisten voor het crisismanagement wettelijk vastgelegd. Tot het besluit in werking is getreden worden de basisvereisten als richtlijn gehanteerd. De Inspectie OOV zal in de opbouw van deze rapportage zoveel mogelijk aansluiten bij de uitgangspunten en beoogde resultaten van de basisvereisten. De simulatie in het project TC De Inspectie OOV heeft voor de simulatie in de Veiligheidsregio Kennemerland een scenario geschreven, dat de volgende uitgangspunten kent: Het scenario heeft een relatie met het congruentie besluit: het scenario is gebaseerd op scenarioâs uit het Crisisbestrijdingsplan Schiphol; de gemeente Haarlemmermeer wordt niet getoetst (primair); de Luchthaven Schiphol wordt niet getoetst; de KMAR wordt niet getoetst. Het scenario is qua aard en systematiek vergelijkbaar met het type scenario dat wordt gebruikt in de landelijke instrumenten ADR Deel 2 en ADR Deel 3. Het scenario is opgenomen als bijlage 2. 1.3 Werkwijze De Veiligheidsregio Kennemerland is in een door de Inspectie OOV aangegeven tijdsperiode van vier weken (van 1 maart 2008 tot en met 31 maart 2008) op een onverwacht moment geconfronteerd met een gesimuleerd incident. Dit moment heeft op 20 maart 2008, om 21.42 uur, plaatsgevonden. Van de operationele diensten en de betrokken gemeenten werd verwacht, dat zij het gesimuleerde incident op dezelfde wijze zouden afhandelden als zij bij een echt incident zouden doen. Hierbij is wel meegedeeld dat operationele eenheden (hierbij moet gedacht worden aan bluseenheden, ambulances en surveillancevoertuigen) slechts in beperkte mate daadwerkelijk hoefden te worden ingezet. De Inspectie OOV was tijdens de simulatie met circa 90 observatoren en andere functionarissen op diverse locaties aanwezig. Zij hebben tijdens de simulatie, die ongeveer tweeĂ«nhalf uur heeft geduurd, de verrichtingen van de functionarissen en teams in de Veiligheidsregio Kennemerland gevolgd en vastgelegd. De waarnemingen zijn vastgelegd in feitenrelazen, die vervolgens gezamenlijk met de overige documenten en gegevens zijn geanalyseerd. Na de analyse zijn bevindingen geformuleerd, die in de vorm van een rapportage aan de Veiligheidsregio Kennemerland beschikbaar zijn gesteld voor hoor en wederhoor. Vervolgens heeft de Inspectie OOV conclusies en leermomenten geformuleerd. Door de korte duur van de simulatie kunnen niet alle rampbestrijdingsprocessen opgestart dan wel volledig tot een einde gebracht worden. Bij de analyse is met deze beperking rekening gehouden. 1.4. Leeswijzer Deze rapportage is als volgt ingedeeld. In dit hoofdstuk zijn de achtergronden van het project TC en de aanpak van de simulatie beschreven. De bevindingen staan in hoofdstuk 2. Ze zijn geordend aan de hand van de onderscheiden processen. Eerst is er aandacht voor de processen âmelding en alarmeringâ en âopkomstâ. Vervolgens wordt ingegaan op het proces âleiding en coördinatieâ. Dit wordt behandeld aan de hand van de volgende teams: meldkamer, Commando Plaats Incident (CoPI), Operationeel Team (OT), Beleidsteam (BT) en Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten (CGD). Het proces âinformatiemanagementâ loopt door de gehele rampenbestrijdingsorganisatie heen, maar komt gezien het belang dat eraan wordt gehecht zelfstandig aan de orde in paragraaf 2.3. De gemeentelijk processen âCRIBâ, âOpvang en verzorgingâ en âVoorlichtingâ worden in paragraaf 2.4 behandeld. Het proces âvoorlichtingâ wordt in de Veiligheidsregio Kennemerland âcommunicatieâ genoemd. Het rapport wordt in hoofdstuk 3 afgesloten met conclusies en leermomenten. 2 Simulatie De bevindingen naar aanleiding van de simulatie worden in dit hoofdstuk beschreven. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde âMelding en alarmeringâ (2.1), âLeiding en coördinatieâ (2.2), âInformatiemanagementâ (2.3) en de gemeentelijke processen (2.4). Tijdens de simulatie komen op de meldkamers regelmatig meldingen van echte incidenten binnen. Aangezien echte incidenten altijd prioriteit hebben, heeft de Inspectie OOV de simulatie stilgelegd van 22.12 uur tot 22.41 uur. De simulatie is vanwege een echt incident dat veel inzet vergde op een aantal locaties iets eerder dan voorzien beĂ«indigd. Bij de analyse van de gegevens heeft de Inspectie OOV rekening gehouden met deze onderbrekingen. 2.1 Melding en alarmering Het doel van het proces âMelding en alarmeringâ is het verkrijgen van essentiĂ«le gegevens van een incident en die vertalen naar een hulp- en inzetbehoefte. Hiervoor is naar de volgende onderwerpen gekeken: melding, opschaling, alarmering en opkomst. âOpschalingâ is van belang omdat dit betrekking heeft op de opbouw van de hoofdstructuur van de rampenbestrijdingsorganisatie. âOpkomstâ betreft het op de gewenste locatie aanwezig zijn van gealarmeerde functionarissen en eenheden. Melding De centralisten op de gecombineerde meldkamer van de brandweer en ambulancezorg (MBA) en de meldkamer van de politie (MKP) leggen tijdens de simulatie de beschikbare gegevens uit binnenkomende meldingen vast in het GeĂŻntegreerd Meldkamer Systeem (GMS). Dit vastleggen gebeurt gemiddeld binnen twee Ă drie minuten na het aannemen van een melding. Binnen zeven minuten na de eerste melding zijn in GMS gegevens ingevoerd over het type toestel, het aantal passagiers, de hoeveelheid brandstof in het vliegtuig en dat er geen gevaarlijke stoffen aan boord waren. Ook zijn de meteogegevens correct ingevoerd. Verder is opgenomen dat een vliegtuig op een woonwijk is neergestort en dat een vliegtuig een motor verloren heeft boven een industriegebied. Deze gegevens worden verspreid opgeslagen in een groot aantal in GMS aangemaakte âincidentenâ. Het samenvoegen van deze âincidentenâ blijkt met name in de eerste fase van het incident lastig. Ondanks oproepen aan de centralisten om geen nieuwe âincidentenâ meer aan te maken, blijft dit regelmatig gebeuren. Op de MBA en de MKP is tijdens de simulatie eenmaal gebruik gemaakt van CityGIS. Verder wordt voornamelijk gebruik gemaakt van Google Maps. Het elektronisch kaartmateriaal wordt gebruikt om de locatie van incidenten te bepalen. Er worden geen voertuigen en eenheden op weergegeven. Ook worden de windrichting, de meldingen over klachten die bij verschillende disciplines binnenkomen en informatie over gevaarlijke stoffen niet geplot. De meteogegevens worden overigens wel door de meldkamers bekendgemaakt aan leden van het CoPI, het OT en het BT. Mede omdat er geen gedeeld kaartmateriaal is, waarop bovenstaande informatie is opgenomen, is het mogelijk dat zowel door de Multidisciplinaire Proces Coördinatoren (MPCâs) als de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) enige tijd een verkeerde locatie van het neergestorte vliegtuig gehanteerd wordt. Opschaling De opschaling van de rampenbestrijdingsorganisatie, verloopt zoals in de plannen in de Veiligheidsregio Kennemerland is vastgelegd, volgens de GRIP-systematiek. De (bestuurlijke) opschaling vindt plaats in opdracht van de betreffende bestuurder(s). Voor een snelle reactie hebben de burgemeesters de bevoegdheid tot (bestuurlijke) opschaling gemandateerd aan de hoogste betrokken leidinggevende van Ă©Ă©n van de operationele diensten. Het meldkamerpersoneel is daarnaast bevoegd om op te schalen wanneer aan scenarioâs in bestrijdingsplannen een GRIP-niveau is gekoppeld (indien mogelijk na overleg met een Officier van Dienst (OvD)) of, wanneer er geen scenarioâs zijn, tot en met GRIP4 wanneer er sprake is van een duidelijke crisissituatie. Tijdstip Afkondiging Start simulatie 21.42 uur Door simulatieleiding GRIP2 21.45 uur Door MPC MBA GRIP3 21.50 uur Door MPC MKP Start onderbreking 22.12 uur Door simulatieleiding Einde onderbreking 22.41 uur Door simulatieleiding GRIP1 23.10 uur Door simulatieleiding voor een 2e CoPI GRIP4 23.20 uur Door BT in overleg met OL voor de vliegtuigcrash GRIP2 23.42 uur Door OvD-en van het 2e CoPI In het Crisisbestrijdingsplan Luchtvaartongevallen is opgenomen dat bij een luchtvaartongeval minimaal GRIP3 afgekondigd moet worden. Tijdens de simulatie besluit de MPC op de MBA op te schalen naar GRIP2, ondanks dat er meldingen binnenkomen over een neergestort vliegtuig. De MPC op de MKP schaalt wanneer hij soortgelijke meldingen binnenkrijgt op naar GRIP3. De Operationeel Leider (OL) stemt zowel in het OT (om 22.42 uur) als in het BT (om 23.03 uur) deze GRIP-fase af. In overleg met de OL besluit het BT omstreeks 23.20 uur GRIP4 af te kondigen. De GRIP-fasen worden wanneer deze zijn afgekondigd gecommuniceerd, waardoor er weinig onduidelijkheid is over de geldende GRIP-fasen. Ook worden de GRIP-fasen vrijwel altijd routinematig gevolgd. EĂ©n van de MPCâs op de MBA laat, wanneer hij hoort dat tot GRIP4 is besloten, deze GRIP-fase verifiĂ«ren bij het OT. Na het verkrijgen van een bevestiging alarmeert hij alsnog conform GRIP4. De drie disciplines schalen buiten de operationele hoofdstructuur om eveneens verder op. De GHOR heeft hierbij VOS7 als leidraad gebruikt. Dit is een opschalingmethodiek die volgens de plannen enkel bij ongevallen op Schiphol gebruikt wordt. De gevraagde inzet betreft 127 ambulances, tien geneeskundige combinaties, tien mobiel medische teams en zeven maal een OvD-Geneeskundig (OvD-G). De Landelijke Meldkamer Ambulancezorg (LMAZ) wordt onder andere voor de alarmering hiervan ingeschakeld. De politie vraagt bijstand aan bij de omliggende regioâs, de KMAR en het KLPD. Daarnaast worden het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum, het Rampen Identificatie Team, de gemeente Haarlem en Rijkswaterstaat in kennis gesteld. De brandweer verzoekt conform de plannen aan de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland als de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord om een brandbestrijdingscompagnie. Ook wordt aan de brandweer op Schiphol om bijstand verzocht. Alarmering De alarmering van de rampenbestrijdingsorganisatie verliep tijdens de simulatie vrijwel geheel volgens het protocol. De brandweer en de GHOR alarmeren via de Communicator en het pagernetwerk P2000. De alarmering binnen de politie verloopt op verschillende manieren. De politiefunctionarissen in het OT worden evenals de sectie politie in het OT en de SGBO volgens de opgestelde plannen via de Communicator gealarmeerd. De verdere alarmering verloopt getrapt en gebeurt telefonisch door de commissaris piket (Algemeen Commandant (AC)) en/of medewerkers van de SGBO. De MKP speelt hier formeel geen rol in. Tijdens de simulatie wordt op de MKP echter al tien minuten na de eerste melding besloten de chef mobiliteit te bellen. Daarnaast heeft de AC op grond van onduidelijkheid over de GRIP-fase bij het aanrijden de chef mobiliteit en de chef ondersteuning gebeld. De alarmering van de SGBO verloopt niet volgens plan. Wanneer blijkt dat de eerste alarmering niet gelukt is, wordt op verschillende manieren (telefonisch en via de Communicator) alsnog geprobeerd de staf te alarmeren. Dit heeft tot gevolg dat sommige functionarissen vier keer gealarmeerd zijn. Ook zijn er medewerkers gealarmeerd die geen piket hadden. De functionarissen van de gemeentelijke diensten zijn eveneens op verschillende manieren gealarmeerd. Gebruik is gemaakt van de Communicator, P2000 en het verder alarmeren door al gealarmeerde functionarissen. Hierdoor worden tijdens de simulatie functies enerzijds dubbel bezet en anderzijds niet ingevuld. Door de Communicator gealarmeerde functionarissen gaan niet altijd op de voorgeschreven wijze met dit alarmeringssysteem om. Personen die hebben aangegeven niet op te komen, komen toch op en personen die hebben aangegeven wel op te komen, komen niet op. De alarmering van de bijstand gebeurt voor alle disciplines telefonisch. De LMAZ wordt om 21.54 uur gebeld. Nadat de LMAZ bijna anderhalf uur later nogmaals wordt gebeld, blijkt dat zij voor wat betreft het ambulancebijstandsplan nog geen actie ondernomen heeft. De behoefte aan ambulances was op dat moment groot (er wordt gesproken over aantallen variĂ«rend van 92 tot 156 ambulances). Op het herhaalde verzoek om aan de slag te gaan met het ambulancebijstandsplan en de opschaling volgens VOS7 onderneemt zij vervolgens wel actie. Om 23.51 uur zegt zij toe 59 ambulances te kunnen leveren. De LMAZ is ook verzocht contact op te nemen met regionale ziekenhuizen zodat zij het Ziekenhuis Rampen Opvang Plan (ZiROP) op kunnen starten. Vanuit de Veiligheidsregio Kennemerland is vervolgens niet nagevraagd of en voor hoeveel ziekenhuizen dit is gebeurd. Het actiecentrum GHOR (op verzoek van de stafsectie GHOR in het OT) en de tweede MPC op de MBA bellen, zonder dat zij dit van elkaar weten, eveneens ziekenhuizen in verband met het opstarten van het ZiROP. Ook is er informatie verstrekt aan de ziekenhuizen en is er navraag gedaan naar zelfverwijzers. Voor de politie en de brandweer geldt dat de omliggende regioâs, wanneer zij gebeld worden, direct bijstand toezeggen. Hetzelfde geldt voor de KMAR en de KLPD. Opkomst Na de alarmering is een groot aantal functionarissen opgekomen. De gegevens over hun opkomst zijn verwerkt in bijlage 3. Binnen de teams is bekend welke functies wel en niet zijn ingevuld. Zo wordt in de SGBO geconstateerd dat de chef bewaken en beveiligen ontbreekt, waarop deze functie door iemand anders wordt overgenomen. In het BT wordt aan de OL gevraagd om aan te geven van welke opgekomen functionarissen de aanwezigheid niet nodig is. Dit geldt voor twee functionarissen, aangezien hun gemeenten niet getroffen zijn. De opkomst van de centralisten en de MPCâs op de meldkamers verloopt snel en volledig. Hetzelfde geldt voor het eerste CoPI. Het tweede CoPI komt niet volledig op. Hier ontbreken de leider CoPI, een voorlichter en een plotter. De leden van het OT (met uitzondering van de gemeentesecretaris OT en het hoofd communicatie) komen evenals de aanwezige medewerkers van de secties tijdig op. Het actiecentrum GHOR komt binnen de gestelde opkomsttijd op. De Inspectie OOV heeft geen beschikking gekregen over documenten waarin de opkomsttijd van de SGBO is vastgesteld. Hierdoor kan de Inspectie OOV geen uitspraak doen over het al dan niet behalen van de opkomsttijd van de leden van de SGBO. De meetplanorganisatie van de brandweer komt buiten de LMPO, die niet opgekomen is, tijdig op. Het BT is, met uitzondering van de Ambtenaar Openbare Veiligheid (AOV), binnen de gestelde opkomsttijd van 60 minuten opgekomen. Er zijn meer functionarissen en bestuurders opgekomen dan volgens de planvorming op dat moment nodig is. De opkomst na het afkondigen van GRIP4 verloopt, mede omdat de coördinerend burgemeester al eerder in het BT aanwezig is, tijdig. Het CGD is niet in zijn geheel opgekomen. De opgekomen functionarissen hebben niet allemaal de normtijd gehaald. De procesverantwoordelijken van de drie te toetsen gemeentelijke processen zijn wel opgekomen, waardoor het CGD tijdens de simulatie heeft kunnen functioneren. Het lokaal steunpunt communicatie is in zijn geheel niet opgekomen. De actiecentra CRIB en Opvang en verzorging zijn beperkt opgekomen. 2.2 Leiding en coördinatie Het proces âLeiding en coördinatieâ behelst voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal) het in onderlinge samenhang vaststellen van de wijze van bestrijden van het incident (besluitvorming), het coördineren van en leiding geven aan de feitelijke bestrijding c.q. aan de inhoudelijke rampbestrijdingsprocessen, het monitoren van de resultaten en het op basis hiervan beoordelen en zonodig bijstellen van de bestrijding. Achtereenvolgens komen in dit kader aan de orde: de meldkamer (2.2.1), het Commando Plaats Incident (2.2.2), het Operationeel Team (2.2.3), het Beleidsteam (2.2.4) en het Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten (2.2.5). 2.2.1 Meldkamer De Veiligheidsregio Kennemerland kent zoals eerder beschreven twee meldkamers: de MBA en de MKP. Deze worden aangestuurd door MPCâs. Tijdens de simulatie is er tussen de MPCâs op beide meldkamers regelmatig contact door middel van webcam, portofoon en telefoon. In dit contact worden gegevens die voor meerdere disciplines relevant zijn gedeeld. Dit geldt niet voor alle gegevens. Informatie over het aantal passagiers en de bestemming van het vliegtuig bijvoorbeeld wordt door hen niet direct actief gedeeld. Op de MKP zijn tijdens de simulatie drie MPCâs aanwezig. De taakverdeling tussen deze functionarissen is als volgt. EĂ©n van hen houdt zich bezig met het opstellen van de zogenoemde sitraps voor het OT en het SGBO, terwijl een tweede de behandeling van de incidenten coördineert. Een derde MPC die bij de dienstwisseling opkomt, richt zich op de coördinatie van het reguliere werk. Deze taakverdeling is voor de betrokkenen duidelijk. Tijdens de simulatie zijn op de MBA twee MPCâs aanwezig. De eerste MPC functioneert op de MBA als âhoofd-MPCâ. De als tweede opgekomen MPC wordt door deze âhoofd-MPCâ aangestuurd. Hij draait daarnaast als centralist mee op de meldkamer ambulancezorg. Dit is ingegeven door de drukte op de meldkamer, veroorzaakt door een aantal echte incidenten. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden tussen de beide MPCâs. Ook is dit besproken met de simulatieleiding. Op de meldkamer is er aandacht voor de windrichting en veilige aanrijdroutes. Ook worden er op de meldkamers opstelplaatsen, loodsposten en uitgangsstellingen aangewezen en gecommuniceerd. Enige tijd is er tussen de centralisten op de MBA en de MPCâs een verschil van perceptie geweest over de locatie van het neergestorte vliegtuig. 2.2.2 Commando Plaats Incident Het eerste Commando Plaats Incident (CoPI) wordt ingericht op de Spaarndamseweg. Gedurende de simulatie overlegt het CoPI op vaste tijdstippen, die zijn afgestemd met het OT. De overleggen verlopen niet aan de hand van een vaste agenda. Doordat de leider CoPI een strakke vergaderdiscipline hanteert, verloopt het overleg toch gestructureerd en komen de meeste rampbestrijdingsprocessen aan bod. Buiten de plenaire overleggen om wordt er door de aanwezige functionarissen zowel monodisciplinair als multidisciplinair overlegd. De leider CoPI heeft, ondanks pogingen hiertoe, geen contact gehad met de OL. Zijn contact met het OT verloopt via het hoofd sectie brandweer. In de plenaire overleggen delen de leden van het CoPI voornamelijk mee met welke activiteiten zij zelf bezig zijn. Zo wordt getracht een beeld te verkrijgen van de situatie op het rampterrein. De scheiding van het bron- en effectgebied heeft hierbij steeds de aandacht, waarbij de bepaling van de afbakening ervan een doorlopend proces is. Dit heeft niet geresulteerd in een concreet voorstel hieromtrent aan het OT. De Inspectie OOV heeft tijdens de simulatie waargenomen dat het OT tot het einde van de simulatie geen helder beeld van de scheiding heeft. Ook de bevolking in het rampgebied komt in het CoPI aan de orde. Er is aandacht voor gewondennesten en het CoPI verzoekt het OT om de bevolking te informeren door sirenes te activeren. Voorlichting houdt de pers op afstand, en gebruikt haar niet als instrument om paniek te voorkomen. Aan de A. Hofmanweg moet in opdracht van de simulatieleiding een tweede CoPI opkomen. Hier heeft alleen een motorkapoverleg tussen de OvD Politie (OvD-P), de OvD Brandweer (OvD-B) en de OvD-G plaatsgevonden. De OvD-B en de OvD-G werden vervolgens weggeroepen naar een daadwerkelijk ongeval. Hierop is de simulatie voor dit CoPI door de Inspectie OOV gestaakt. 2.2.3 Operationeel Team Het Operationeel Team (OT) komt op aan de Zijlweg te Haarlem. Om 22.30 uur en om 23.30 uur wordt er plenair overlegd. Deze tijdstippen zijn afgestemd met het CoPI en het BT. De plenaire overleggen verlopen niet gestructureerd aan de hand van een agenda. Wel deelt de OL zowel aan het begin als aan het einde van het eerste plenaire overleg mee dat er volgens pagina 35 van het Crisisbestrijdingsplan Luchtvaartongevallen (het âscenario stedelijkâ) wordt gewerkt. Na afloop van dit eerste overleg blijken niet alle secties hierover te beschikken. Dit wordt gekopieerd en verspreid. In het tweede plenaire overleg van het OT wordt op dit plan niet meer teruggekomen. Wel vergelijkt de OL na afloop van het overleg de âsitrap OTâ met het scenario. Tijdens de simulatie worden niet alle in het âscenario stedelijkâ voorgeschreven acties ondernomen. De plenaire overleggen leiden onvoldoende tot een uitwisseling van gegevens, beelden en procesvoortgang, waardoor er geen totaalbeeld van (de aanpak van) het incident ontstaat. Ook worden in het OT geen prioriteiten, heldere acties en voorstellen voor bestuurlijke besluiten geformuleerd. Afstemming tussen opgestarte rampbestrijdingsprocessen die een relatie met elkaar hebben vindt beperkt plaats. In het OT wordt gesproken over een scheiding tussen het bron- en effectgebied, maar net als in het CoPI leidt dit niet tot een daadwerkelijk besluit. Door geen veilig en onveilig gebied te bepalen, kunnen de hulpdiensten het gebied niet in. De verschillende stafsecties hebben contact met andere functionarissen binnen de eigen discipline. De rolverdeling tussen de SGBO en de sectie politie in het OT is voor de Inspectie OOV niet geheel duidelijk. De OL heeft geen contact met de leider CoPI. Wel deelt hij regelmatig informatie met het BT door hier zelf heen te gaan. In het OT is er aandacht voor de bevolking. Voorbeelden hiervan zijn de door de sectie gemeenten geregelde opvanglocaties voor 4000 personen en het door de sectie logistiek georganiseerde busvervoer. Het aantal slachtoffers onder de bewoners van de woonwijk is echter niet ter sprake gekomen. De veiligheid van het eigen personeel blijft in het OT vrijwel onbesproken. Alhoewel de sectie politie hier expliciet om vraagt, volgen er geen besluiten. 2.2.4 Beleidsteam Het Beleidsteam (BT) vergadert aan de Zijlweg te Haarlem. De burgemeester van Haarlem neemt de leiding op zich als voorzitter van het BT. Wanneer GRIP4 wordt afgekondigd, neemt de coördinerend burgemeester deze rol over. De tijdstippen waarop plenair overlegd wordt, worden afgestemd op de aanwezigheid van de OL in het BT. In de praktijk loopt het overleg vrijwel continu door. De leden van het BT hebben incidenteel contact met de eigen achterban. Zij ontvangen vanuit het OT niet structureel de zogenaamde sitraps. Wel doet de OL regelmatig op basis van deze sitraps verslag in het BT. Het BT is zich bewust van haar rol. Zij richt zich voornamelijk op het brainstormen over mogelijke scenarioâs voor de nabije toekomst, en probeert zich niet te richten op operationele zaken. Zij komt nog beperkt tot concrete besluiten. Dit is deels ingegeven door de fase waarin het incident zich bevindt, en deels door de informatievoorziening aan het BT. Hierdoor is er tijdens de simulatie in het BT geen volledig beeld van de gesimuleerde incidenten. Dit maakt het nog moeilijk om relevante prioriteiten te stellen en besluiten te nemen. Wel besluit het BT tijdens de simulatie bijvoorbeeld tot het laten alarmeren van sirenes en de opschaling naar GRIP4. Hoewel er wel formats voor aanwezig zijn, wordt door de Inspectie OOV niet waargenomen dat er met een agenda (die wel beschikbaar is) of actielijsten wordt gewerkt. Ook is er geen systematische registratie van bijvoorbeeld vragen aan de OL. Hierdoor ontbreekt het aan structuur in de overleggen, en is het niet gegarandeerd dat voorgenomen beslissingen en uit te voeren acties daadwerkelijk genomen worden. Dit blijft hierdoor afhankelijk van het functioneren van individuele functionarissen en bestuurders. 2.2.5 Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten Het Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten (CGD) komt samen aan de Westergracht. Wanneer aan de leden van het CGD die opkomen gevraagd wordt wat hun functie is, zeggen twee functionarissen voor de functie van voorzitter van het CGD op te komen. EĂ©n van hen neemt deze taak tijdens de simulatie op zich. In het CGD zijn de kritische processen CRIB, Opvang en verzorging en Communicatie vertegenwoordigd. Zonder dit af te stemmen met andere teams wordt besloten om te werken met een vergaderklok van elk half uur, waarbij het eerste overleg plaatsvindt om 23.00 uur. De plenaire overleggen missen structuur hetgeen zich bijvoorbeeld uit in het niet nakomen van de afspraken over het begin en het einde van de plenaire overleggen. Tijdens schorsingen gaan deze toch door, waardoor de kans bestaat dat niet alle leden van het CGD over dezelfde informatie beschikken. Daarnaast ontbreekt een agenda. Een ronde waarin de aanwezigen het door hun gevormde beeld meedelen, wordt maar half afgemaakt. Hierdoor wordt niet alle informatie gedeeld. Doordat er tijdens de plenaire overleggen mensen de ruimte (waarvan de deur openblijft) binnenlopen en de deelnemers aan de vergadering de telefoon opnemen (waarop ook wordt gewacht) verloopt de vergadering in een onrustige sfeer. Er worden geen afspraken gemaakt om dit te voorkomen. De inhoud van de overleggen is weinig concreet en regelmatig gebaseerd op vermoedens en aannames die niet geverifieerd worden. Besluiten en acties worden niet expliciet gemaakt en niet altijd plenair benoemd. Acties die wel plenair benoemd worden, worden niet altijd aan actiehouders en/of een deadline gekoppeld. Ook worden besluiten, acties en belangrijke informatie (hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld adressen van de opvanglocaties, de locatie van het bron- en effectgebied, telefoonnummers van de callcenters) niet consequent op een centraal punt vastgelegd. Aan het einde van vergaderingen worden de uitgewisselde gegevens en besluiten niet samengevat. Wel worden er verslagen van de overleggen gemaakt. Deze worden uitgereikt aan de voorzitter van het CGD. 2.3 Informatiemanagement Het doel van het proces âInformatiemanagementâ is het verkrijgen van alle voor de bestrijding van het grootschalige incident relevante informatie en die actief beschikbaar stellen. De juiste informatie moet in de juiste vorm en op het juiste moment beschikbaar zijn voor degenen die deze nodig hebben. Centraal informatiepunt In het actuele crisisplan van de Veiligheidsregio Kennemerland zijn de verantwoordelijkheden ten aanzien van operationele informatievoorziening en het informatiemanagement beschreven. Hieruit blijkt dat de Veiligheidsregio Kennemerland nog geen centraal informatiepunt heeft. Wel is er een sectie Informatiemanagement in het OT. Deze werkt tijdens de simulatie voor het OT, het BT en enkele externe partners als informatiepunt, maar niet als een centraal informatiepunt voor de gehele rampenbestrijdingsorganisatie. Met de andere stafsecties in het OT is niet geregeld dat de verkregen informatie direct naar de sectie Informatiemanagement gaat, zodat die een actueel en samenhangend totaalbeeld kan bijhouden. De sectie informatiemanagement haalt zelf informatie bij de andere secties. Vastleggen gegevens, besluiten en acties De verschillende teams en secties leggen op hun eigen manier en op verschillende informatiedragers gegevens vast. Op de meldkamers worden de gegevens vastgelegd in GMS. De MPC op de MKP stelt aan de hand van deze gegevens negen maal een zogenoemde sitrap op. Op de MBA worden dergelijke overzichten niet gemaakt. In het OT verwerkt de sectie informatiemanagement gegevens in een zogenoemd âsitrap OTâ. Dit wordt op de wand van de OT-ruimte geprojecteerd. Ook wordt op een smartboard een plot van de incidentlocatie weergegeven, waarin gegevens zoals de omvang van het rampgebied en de locatie van de gewondennesten verwerkt worden. Van zowel de incidentgegevens als het kaartmateriaal worden met regelmaat afdrukken gemaakt en verspreid. In het BT is bij aanvang van de simulatie informatie op een whiteboard geschreven. Dit is later niet aangevuld. Aantekeningen die voor het plenair overleg van belang zijn, worden op een flip-over genoteerd. Een verslaglegger notuleert het overleg van het BT. Het CGD maakt eveneens gebruik van een flip-over. De AOV heeft direct na binnenkomst een chronologische opsomming van het uitroepen van de GRIP-fasen voor de verschillende gesimuleerde incidenten genoteerd. Vervolgens zijn er op de flip-over geen aantekeningen meer gemaakt. Van de overleggen worden verslagen gemaakt. In de SGBO worden gegevens op een smartboard vastgelegd. Ook wordt een journaal, waarin globaal de besproken onderwerpen zijn opgenomen, geprojecteerd op de wand van de SGBO-ruimte. In het actiecentrum GHOR worden op twee whiteboards actuele gegevens van de situatie weergegeven. Op een PC worden middels e-mails van de computeraccounts gegevens bijgehouden. Naderhand worden deze samengesteld als een logboek. Validatie van gegevens Het valideren van ingebrachte gegevens wordt niet consequent en structureel uitgevoerd. In incidentele gevallen is dit wel gedaan. De MPCâs vragen bijvoorbeeld via de webcam regelmatig om validatie van gegevens. Zowel tussen als binnen teams en secties worden vragen uitgezet. De antwoorden hierop worden vervolgens als gevalideerde gegevens beschouwd. Gegevens worden ondanks dat zij gevalideerd zijn, soms toch weer ter discussie gesteld. Delen van gegevens, besluiten en acties Tijdens de simulatie is er geen continu totaalbeeld van het incident beschikbaar. Omdat de verschillende teams gegevens, besluiten en acties vastleggen op informatiedragers die niet altijd gedeeld kunnen worden, zijn deze niet voor iedereen beschikbaar. Het uitwisselen van gegevens tussen de beide meldkamers verloopt voornamelijk via de MPCâs. De centralisten raadplegen gegevens, die door centralisten van andere disciplines in GMS zijn vastgelegd, beperkt. De MPC op de MKP verzendt negen maal gegevens die zijn vastgelegd in zogenoemde sitraps aan de SGBO en de secties politie en informatiemanagement in het OT. Deze zogenoemde sitraps worden niet verstuurd aan de MPC op de MBA of uitgereikt aan de centralisten, waardoor er geen mogelijkheid is voor controle en eventuele aanvullingen. De MPC op de MBA maakt dergelijke sitraps niet. Ook in het CoPI is een zogenoemd sitrap opgesteld. Deze is niet verspreid onder andere teams. De besluiten van het CoPI worden via de telefoon door de leider CoPI aan de stafsectie brandweer doorgegeven. De âOT-sitrapsâ zijn via de e-mail aan de secties in het OT, het actiecentrum GHOR en het CGD verstuurd. De OL leest de âOT-sitrapsâ in het BT voor. Het in het SGBO opgestelde journaal is een aantal maal gefaxt naar de sectie politie in het OT. Daarnaast vindt er regelmatig telefonisch informatie-uitwisseling plaats tussen de verschillende teams en met andere partijen zoals Schiphol. Situatierapportages Op alle niveaus (meldkamer, CoPI, OT en BT) zijn gegevens vastgelegd of verslagen gemaakt. Voor verschillende documenten wordt de naam âsitrapâ gebruikt, terwijl deze documenten qua lay-out, inhoud en doel verschillend zijn. Een sitrap geeft ideaaltypisch een âbevrorenâ totaaloverzicht van een incident, de effecten en het verloop van de bestrijding op een bepaald moment. Tijdens de simulatie worden in de Veiligheidsregio Kennemerland de volgende documenten sitrap genoemd: in de sitraps die de MKP heeft verstuurd staan gegevens over de ontwikkelingen in het incident, zoals het aantal slachtoffers, het soort incident en informatie over de gevallen vliegtuigmotor en de brand in het tankstation; in het door het eerste CoPI opgestelde sitrap staan de belangrijkste operationele zaken vermeld zoals voorval, toestand, verwachting, knelpunt, oplossing/voorstel en advies aan OT; het door het OT gemaakte sitrap is een document met de categorieĂ«n âalgemeenâ, âLOTâ, âvoorlichtingâ, âGHORâ, âgemeenteâ, âpolitieâ, âbrandweerâ, âSchipholâ, âlogistiekâ en âgenomen besluitenâ. Het âOT-sitrapâ wordt chronologisch aangevuld door er nieuwe gegevens bij te typen. Niet aangegeven is wat als laatste is toegevoegd of wat er ten opzichte van de vorige geprinte versie is gewijzigd. Ook worden er geen gegevens geschrapt of gecombineerd met nieuwe gegevens. Zodoende ontstaat een âlevendâ document van meer dan twee paginaâs, dat naarmate de simulatie vordert in steeds beperkter mate wordt aangevuld. 2.4 Gemeentelijke processen De Inspectie OOV heeft drie gemeentelijke processen getoetst: âCRIBâ, âOpvang en verzorgingâ en âVoorlichtingâ. Bij het proces âCRIBâ gaat het om het registreren van slachtoffers en/of gewonden. Dit is van belang omdat tijdens en na een ramp behoefte zal bestaan aan informatie over het lot en de verblijfplaats van personen. Onder âOpvang en verzorgingâ wordt de hulpverlening verstaan aan niet-gewonde slachtoffers of verdere hulpverlening aan al behandelde (licht)gewonden. Het proces âVoorlichtingâ heeft betrekking op het verschaffen van informatie op een gerichte en duidelijke manier aan de uiteindelijke doelgroep: de bevolking en rampbestrijders. In Kennemerland heet dit proces âCommunicatieâ. Deze processen komen ieder achtereenvolgens aan de orde in een aparte paragraaf. 2.4.1 CRIB Het gemeentelijk actiecentrum Centraal Registratie en Informatiebureau (CRIB) wordt ingericht op de afdeling Dienstverlening aan de Zijlsingel. De aangewezen locatie is beveiligd, met behulp van een code kan toegang tot de werkruimten worden verkregen. De drie functionarissen die opkomen kunnen in eerste instantie het gebouw niet in omdat hun toegangspasjes het niet doen. De drie medewerkers halen bij binnenkomst uit een andere ruimte drie rampenkoffers. Deze zijn beschikbaar voor het inrichten van het actiecentrum en zijn volgens een inventarislijst met plannen en kantoormateriaal gevuld. Om 23.30 uur is de applicatiebeheerder nodig. Deze staat al enige tijd buiten te wachten, omdat ook hij het gebouw niet in kan. De medewerkers van het actiecentrum koppelen regelmatig gegevens terug aan elkaar maar de binnenkomende gegevens worden niet vastgelegd. Het delen van gegevens mondt mede hierdoor niet uit in een gezamenlijke beeldvorming. In het actiecentrum CRIB is geen sprake van een duidelijk plenair overleg. Het hoofd actiecentrum CRIB maakt aantekeningen van de gesprekken die hij voert met het hoofd CRIB, en bewaart deze. De afspraak is dat er geen logboek wordt bijgehouden, omdat dit in het CGD al gebeurt. Besluiten worden nauwelijks genomen en acties niet concreet uitgezet. De werkwijze in het actiecentrum CRIB gedurende de simulatie is dat de medewerkers van het actiecentrum informatie en vragen verzamelen. Wanneer de procesverantwoordelijke CRIB vanuit het CGD naar het actiecentrum belt, worden de informatie en vragen doorgegeven. Hoewel er in het actiecentrum gesproken wordt over de relaties die er bestaan tussen het proces CRIB en de processen âOpvang en verzorgingâ en âCommunicatieâ, wordt er geen actie ondernomen om deze relaties vorm te geven. Uiteindelijk zijn in het actiecentrum CRIB de hoofdtaken die in het proces CRIB dienen te worden uitgevoerd (het opzetten van registratie en het verzamelen van verwanteninformatie), nauwelijks aan de orde geweest. De door het actiecentrum ondernomen activiteiten hebben zich op hoofdlijnen beperkt tot het proberen in kaart te brengen van de bewoners van het getroffen gebied en het doorverwijzen naar de verwantentelefoon. Het onderscheid tussen het publieksinformatienummer en de verwantentelefoon is voor het actiecentrum CRIB in eerste instantie niet helder. Het publieksinformatienummer werd verstrekt in de veronderstelling dat dit de verwantentelefoon betrof. Het onderscheid wordt na telefonisch contact met de procesverantwoordelijke CRIB alsnog duidelijk en het misverstand wordt hiermee rechtgezet. 2.4.2 Opvang en verzorging Het actiecentrum Opvang en verzorging wordt om 23.17 uur operationeel. Direct bij binnenkomst wordt gestart met de uitvoering van Ă©Ă©n van de primaire taken van het actiecentrum: het organiseren van opvanglocaties. Na contact te hebben gehad met de procesverantwoordelijke Opvang en verzorging in het CGD beginnen ze te zoeken naar een opvanglocatie voor 1200 mensen. Zij kiezen hierbij voor een opvanglocatie zonder rekening te houden met de ligging van deze locatie ten opzichte van het veilig dan wel onveilig gebied. De procesverantwoordelijke die telefonisch over de locatie wordt ingelicht houdt hier evenmin rekening mee. Nadat het OT de simulatieleiding heeft gemeld dat de opvanglocatie in onveilig gebied is gesitueerd, en daardoor niet gebruikt kan worden, baseert het actiecentrum Opvang en verzorging haar keuze voor een nieuwe opvanglocatie primair op de ligging van de locatie en secundair op de omvang. De keuze valt dan op de Spaarnehal, een opvanglocatie in Haarlem-Zuid. Nadat de procesverantwoordelijke Opvang en verzorging heeft doorgegeven dat er opvang georganiseerd moet worden voor 4000 personen in plaats van 1200 personen, blijven de medewerkers in het actiecentrum aanvankelijk werken op basis van het aantal van 1200 personen. Nadat de procesverantwoordelijke nogmaals doorgeeft dat het om meer personen gaat, ditmaal 4000 tot 5000, organiseert het actiecentrum binnen korte tijd opvang in de Beijneshal (samen met de Spaarnehal goed voor 3000 personen). Beide locaties worden door de procesverantwoordelijke Opvang en verzorging goedgekeurd. Het actiecentrum is dan nog op zoek naar kleinere hallen voor de opvang van de overige personen. De procesverantwoordelijke belt zelf met het voorstel om de Wildenhorst in Badhoevedorp te gaan gebruiken. Op de laatste locatie (Wildenhorst) na zijn de genoemde locaties (Kennemersporthal, Spaarnehal en Beijneshal) voorbereide locaties van de gemeente Haarlem, die in de plannen worden genoemd. De medewerkers van het actiecentrum hebben de contactgegevens van deze locaties op een lijst staan. Hierop wordt telefonisch contact gelegd met de beheerder van de locatie met de vragen of opvang direct mogelijk is voor het maximale aantal mensen en of er bedden aanwezig zijn. De medewerkers van het actiecentrum hebben de adresgegevens van de Wildenhorst op internet gezocht en gevonden. De medewerkers van het actiecentrum hebben voor registratie contact opgenomen met het Rode Kruis en schakelen hiervoor zelf ook drie medewerkers in. Een medewerker van het actiecentrum Opvang en verzorging merkt weliswaar een keer op dat CRIB de registratie doet, maar hier wordt verder niets mee gedaan. Ook is er contact geweest met een beveiligingsbedrijf in verband met de beveiliging van de opvanglocaties. Het actiecentrum heeft nauwelijks contact met andere actiecentra (of andere onderdelen van de crisisbeheersingsorganisatie). Het verkrijgen van contact met zowel het Rode Kruis als het beveiligingsbedrijf verloopt aanvankelijk moeizaam. De juiste telefoonnummers om direct contact te krijgen ontbreken op het actiecentrum. De procesverantwoordelijke Opvang en verzorging blijkt wel te beschikken over het correcte nummer van het Rode Kruis. Vanaf dat moment wordt het Rode Kruis de gehele simulatie op de hoogte gehouden van de situatie (zoals het aantal op te vangen personen en de adresgegevens van opvanglocaties). Door een medewerker van het actiecentrum wordt de beveiliging op creatieve wijze georganiseerd door naar de meldkamer van het eigen beveiligingsbedrijf te bellen. Deze zegt toe mensen te leveren. Met de overige partners die genoemd worden in de planvorming (zoals het Leger des Heils, de dierenambulance, de dierenbescherming en voorlichting) wordt geen contact gelegd. Het actiecentrum heeft evenmin geanticipeerd op de opvang van speciale doelgroepen zoals gehandicapten en bejaarden. De twee medewerkers komen samen in een ruimte, waarin zij de beschikking hebben over Ă©Ă©n stoel, Ă©Ă©n vaste telefoon en Ă©Ă©n computer. Voor deze ruimte is gekozen omdat hier de noodtelefoon staat. In het actiecentrum heeft men consequent een logboek (journaal) bijgehouden, aanvankelijk op papier en na 50 minuten op de computer. Verder heeft men geen gebruik gemaakt van agendaâs, actie- dan wel besluitenlijsten of sitraps. De medewerkers krijgen de rampenkast niet open. Aan het einde van de simulatie blijkt dat zij de verkeerde kast hadden en dat de daadwerkelijke rampenkast in een andere kamer staat. 2.4.3 Communicatie Het lokaal steunpunt Communicatie is, in tegenstelling tot beschreven in de planvorming, niet opgestart. Samen met het hoofd sectie communicatie en de medewerker stafsectie communicatie in het OT zijn alle communicatietaken door de daar opgekomen functionarissen uitgevoerd. De OL heeft hiertoe, in overleg met het hoofd sectie communicatie, om 22.50 uur in het OT besloten. Het hoofd sectie communicatie maakt om 23.08 uur bekend dat er via het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie een callcenter onder het nummer 0800-1351 bereikbaar is. Om 23.20 uur wordt bekend gemaakt dat er in verband met eventuele internationale vragen ook een callcenter van de luchtvaartmaatschappij NCBL onder het nummer 12345 is geopend. Het hoofd sectie communicatie meldt om 23.33 uur aan het OT dat het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie een tweetalig callcenter heeft ingericht en zich bezig houdt met mediawatching. Het opstarten van de verschillende callcenters en het doel ervan is niet bij iedereen duidelijk. Het nummer 0800-1351 is het nummer voor zowel verwanten- als publieksinformatie. Daarnaast wordt op enig moment door de gemeente een eigen callcenter (op basis van het gemeentelijk telefoonnummer) opgestart. Dit wordt snel herroepen, als blijkt dat er al meerdere callcenters in de lucht zijn. Het ontbreekt aan overzicht hieromtrent. De sectie communicatie in het OT houdt zich tevens bezig met de rampenzender. Deze is volgens de uitdraai van de Communicator om 22.47 uur gealarmeerd. Dit is in het OT niet bekend. De medewerker stafsectie communicatie van de gemeente Haarlem geeft om 22.58 uur aan dat de rampenzender ingeschakeld moet worden. Om 23.10 uur overlegt de OL met het hoofd sectie communicatie dat de berichtgeving moet worden gestart. Om 23.33 uur geeft het hoofd sectie communicatie aan dat RTV Noord-Holland (de rampenzender) draait. Tegelijkertijd buigen medewerkers van de sectie communicatie zich over het persbericht. Een medewerker van de sectie levert om 23.03 uur een concept persbericht. Nadat dit door het BT is goedgekeurd wordt het om 23.30 uur uit naam van de Veiligheidsregio Kennemerland verstuurd naar lokale en landelijke media. De medewerker van de sectie communicatie overlegt hierop met de sectie gemeente in het OT over het plaatsen van het persbericht en overige informatie op de beschikbare kanalen bij de gemeenten, met doorverwijzing naar www.crisis.nl. Vervolgens worden er afspraken gemaakt met HYPERLINK "http://www.crisis.nl" www.crisis.nl . De voorlichters in de sectie communicatie besluiten om 23.02 uur een Questions & Answers-lijst op te stellen. Deze is om 00.04 uur gereed en beschikbaar voor de pers. Daarnaast is een persconferentie voorbereid en gehouden. 3 Conclusies en leermomenten De Veiligheidsregio Kennemerland heeft de afgelopen periode veel tijd en geld gestoken in het verbeteren van haar rampenbestrijdingsorganisatie. Zo heeft zij geĂŻnvesteerd in innovatie op een breed scala van onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van de meldkamer (zoals de nieuwbouw van het MICK en het aanstellen van MPCâs) maar ook op dat van de havenveiligheid. Een en ander hangt samen met het kabinetsbesluit om de gemeente Haarlemmermeer in te delen bij de Veiligheidsregio Kennemerland. De Inspectie OOV heeft naar aanleiding hiervan het implementatietraject op het gebied van de voorbereiding van de rampbestrijding gemonitoord, getoetst en daar waar nodig ondersteund. Zij heeft hiervoor het project TC ingesteld. Tijdens de hierin opgenomen toetsmomenten heeft de Inspectie OOV geconstateerd dat de regio grote stappen voorwaarts heeft gemaakt. Het niveau van de planvorming is aanzienlijk toegenomen, wat ook blijkt uit resultaten van de Veiligheidsregio Kennemerland in de rapportage âAlgemene Doorlichting Rampenbestrijding Stand van Zaken 2003 â 2007â. De Inspectie OOV constateerde in de nulmeting van december 2006 nog dat zij voldoende aanleiding zag om te veronderstellen dat de rampenbestrijdingsorganisatie van de Veiligheidsregio Kennemerland niet adequaat kon functioneren ten tijde van een ramp op niveau 1 van de Leidraad Maatramp. In november 2007 echter schreef zij dat zij verwachtte dat de hulpverleningsdiensten in januari 2008 de organisatorische (rand)voorwaarden hebben gecreĂ«erd, die nodig zijn om de gevolgen van het maximaal scenario uit het Crisisbestrijdingsplan Schiphol (een vliegtuigcrash) adequaat te bestrijden. Hierbij werd de kanttekening geplaatst dat nog niet alle gemeentelijke processen op orde zijn. In de regio is inmiddels een planvormingstaskforce ingesteld om deze te verbeteren. In januari van dit jaar heeft de overgang van de gemeente Haarlermmermeer naar de Veiligheidsregio Kennemerland plaatsgevonden. De implementatie van de voorbereide plannen, procedures en regelingen is hiermee grotendeels afgerond. Door middel van een simulatie is nu in âde praktijkâ getoetst of deze planvorming heeft geresulteerd in de gewenste prestaties. Deze toets kan tegelijkertijd gezien worden als de eerste grote oefening in de ânieuweâ Veiligheidsregio Kennemerland. De bevindingen van de simulatie zijn in het vorige hoofdstuk beschreven. In dit hoofdstuk worden de conclusies weergegeven. Vervolgens is er, overeenkomstig de afspraak tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de voorzitter van de toenmalige Hulpverleningsregio Kennemerland, aandacht voor leermomenten. Omdat uit de bevindingen al de nodige leermomenten zijn af te leiden, wordt in dit hoofdstuk volstaan met het benoemen van de drie belangrijkste, meer structurele, leermomenten. Conclusie Eerst wordt kort ingegaan op de belangrijkste conclusies per proces. Vervolgens zal een eindconclusie worden geformuleerd. Deelconclusies In het proces âMelding en alarmeringâ constateert de Inspectie OOV dat de belangrijkste gegevens uit binnenkomende meldingen door de centralisten op de meldkamers spoedig na het aannemen van een melding worden vastgelegd. De opschaling naar GRIP3 geschiedt, gebaseerd op binnenkomende meldingen over een neergestort vliegtuig, snel. De GRIP-fasen worden wanneer deze zijn afgekondigd gecommuniceerd, waardoor er weinig onduidelijkheid is over de geldende GRIP-fasen. Ook worden de GRIP-fasen vrijwel altijd routinematig gevolgd. De drie disciplines schalen daarnaast ook monodisciplinair, waarbij zij bijstand vragen en krijgen van omliggende regioâs en andere partijen. De alarmering van de rampenbestrijdingsorganisatie is vrijwel geheel volgens het protocol verlopen en vond over het algemeen spoedig plaats. Dit geldt in mindere mate voor de alarmering van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) van de politie en van de functionarissen van de gemeentelijke diensten. De opkomst van de gealarmeerde functionarissen is vrijwel altijd binnen de gestelde normtijden. Opvallende uitzonderingen zijn de Leider Meetplan Organisatie (LMPO) en een aantal functionarissen van de gemeentelijke diensten (zoals bijvoorbeeld het gehele lokale steunpunt Communicatie). Voor het proces âLeiding en coördinatieâ geldt dat er binnen elk onderdeel een voor de functionarissen duidelijk herkenbare leider aanwezig was. Onder hun leiding worden de meeste relevante processen opgestart. De aandacht voor de veiligheid van de eigen medewerkers en de bevolking is overigens niet in elk team in dezelfde mate aanwezig. Het ontbreken van een gezamenlijk totaalbeeld (veroorzaakt doordat gegevens, informatie en besluiten niet op een centrale plaats worden verzameld en onvoldoende worden gedeeld) heeft gevolgen voor het proces âLeiding en coördinatieâ. Het belemmert de mogelijkheid om relevante prioriteiten te stellen en besluiten te nemen. Het proces âInformatiemanagementâ is al kort aan de orde geweest in de opmerking dat een gezamenlijk totaalbeeld ontbreekt. De Inspectie OOV heeft waargenomen dat op verschillende plaatsen op verschillende wijzen en op verschillende informatiedragers gegevens worden opgeslagen. Informatie kan daardoor slechts beperkt gedeeld worden. Tenslotte de gemeentelijke processen. Dit betreft een gevarieerd beeld. De voor het proces âOpvang en verzorgingâ opgekomen functionarissen zijn voortvarend aan de slag gegaan en hebben grotendeels volgens de protocollen gehandeld. Opvallend is dat er geen contact is geweest met het actiecentrum CRIB. Het actiecentrum âOpvang en verzorgingâ heeft tijdens de simulatie haar primaire taak (het regelen van opvanglocaties) uitgevoerd. Dit geldt niet voor het proces âCRIBâ. Het opzetten van registratie en het verzamelen van verwanteninformatie is nauwelijks aan de orde geweest. De ondernomen activiteiten bleven voornamelijk beperkt tot het in kaart brengen van de bewoners van het betroffen gebied. Aan het proces âCommunicatieâ is waar mogelijk door de sectie communicatie in het OT invulling gegeven. Eindconclusie De bevindingen uit de simulatie bevestigen het beeld dat de Veiligheidsregio Kennemerland een regio is die zich in de afgelopen periode snel ontwikkeld heeft. De Inspectie OOV constateert dat de basis van de rampenbestrijdingsorganisatie aanwezig is. Een groot aantal aspecten van de rampenbestrijding verloopt tijdens de simulatie volgens de plannen. Hierbij moet gedacht worden aan het tijdig verwerken en vastleggen van meldingen, het organiseren van bijstand uit andere regioâs, de opschaling, de alarmering (buiten de SGBO en de gemeentelijke functionarissen), de opkomst (buiten de LMPO en de gemeentelijke functionarissen) en het opstarten van de meest relevante processen door de operationele diensten. De onderdelen van de rampenbestrijdingsorganisatie sluiten echter nog niet overal optimaal op elkaar aan, waardoor de benodigde integraliteit (met als doel het functioneren als Ă©Ă©n rampenbestrijdingsorganisatie) nog beperkt tot stand komt. Zowel de verschillende teams als de operationele diensten zijn te weinig gericht op de meerwaarde die de teams en diensten voor elkaar kunnen betekenen. Deze conclusie is gelet op de recente afronding van de implementatie niet verrassend te noemen. Leermomenten De Inspectie OOV benoemt hier de drie belangrijkste, meest structurele, leermomenten. Ten eerste het gebrek aan structuur in de verschillende overleggen. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van voorbereide agendaâs, standaard actielijsten en uniforme sitraps. Dit heeft gevolgen voor het delen van gegevens, informatie en besluiten. Door dit niet in de structuur vast te leggen, is men hiervoor sterk afhankelijk van het optreden van individuele functionarissen. Ten tweede de afwezigheid van een integraal informatiemanagement. Op alle locaties zijn gegevens verzameld. De huidige werkwijze voorziet er niet in dat deze gegevens op een centrale plek worden vastgelegd. Zij kunnen hierdoor onvoldoende onderling met elkaar in verband worden gebracht, waardoor een actueel, multidisciplinair en gedeeld totaalbeeld niet kan ontstaan. Ten derde de gemeentelijke processen. De Inspectie OOV onderkent de recente verbeterontwikkelingen op dit gebied, maar wil op basis van de bevindingen over het functioneren van de gemeentelijke processen in de gemeente Haarlem tijdens de simulatie hier nogmaals aandacht voor vragen. De bevindingen hebben betrekking op meerdere onderdelen van het functioneren. Bijlagen Bijlage 1 Processen en toetsingscriteria In deze bijlage worden de processen die getoetst zijn nader toegelicht en wordt ingegaan op de toetsingscriteria. De Inspectie OOV wil weten of de processen bedrijfszeker, effectief en tijdig worden opgestart en uitgevoerd en normeert daarvoor bepaalde prestaties / activiteiten op basis van het regionale ambitie niveau, de concept basisvereisten en âcommon practiceâ. Kritische processen Processen Melding, alarmering en opschaling Het doel van het proces Opschaling is om steeds zoveel mogelijk de juiste hoeveelheid bestrijdingspotentieel (mensen en middelen) beschikbaar te hebben om een ramp of crisis optimaal te bestrijden. De totale organisatie die nodig is, moet door middel van opschaling worden opgebouwd. Behalve een toename van mensen en middelen is bij opschaling dan ook sprake van een verandering van de structuur; de werkprocessen en procedures naar een op grootschalige incidenten afgestemde vorm. De opschaling is voltooid als de hoofdstructuur en alle inhoudelijke processen volledig functioneren. Het proces Opschaling omvat alle activiteiten gericht op het bedrijfszeker, effectief en tijdig veranderen van het functioneren van de parate en gemeentelijke diensten vanuit de dagelijkse situatie (basiszorg) naar Ă©Ă©n (regionale) operationele en bestuurlijke bestrijdingsorganisatie. Onder dit proces valt ook het effectueren van de intergemeentelijke, interregionale en landelijke bijstand en overige ondersteuning. Het doel van het proces Melding en alarmering is het verkrijgen, (zo mogelijk) verifiĂ«ren en combineren van de essentiĂ«le gegevens van een incident, het beoordelen van de gegevens, die vertalen naar de initiĂ«le hulp- en inzetbehoefte en het zo snel en effectief mogelijk beschikbaar maken van die hulp. Het proces Melding en alarmering omvat alle activiteiten gericht op het bedrijfszeker, effectief en tijdig aannemen, verwerken en registreren van de gegevens over het incident (aanname) en het alarmeren en/of informeren van de juiste eenheden, functionarissen, instanties en andere hulpbronnen (uitgifte). Procesprestaties zijn onder andere: essentiĂ«le gegevens die melders over het incident kunnen geven, zijn tijdig in het GeĂŻntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) vastgelegd; noodzakelijke gegevens, waaronder gegevens uit het Geografisch Informatie Systeem (GIS), zijn tijdig beschikbaar als input; op basis van de beschikbare gegevens is de juiste initiĂ«le hulp- en inzetbehoefte bepaald, zo snel mogelijk gealarmeerd en komt zo effectief mogelijk beschikbaar; het alarmeren van de sleutelfunctionarissen start zo snel mogelijk; de alarmering en opkomst van de sleutelfunctionarissen is voldoende bedrijfszeker en vindt plaats binnen de daarvoor vastgestelde tijdsnormen; de opschaling van bijstand ten behoeve van de hoofdstructuur en van de inhoudelijke processen vindt zo snel mogelijk plaats; het actuele niveau van de opschaling en de status van het gealarmeerde / opkomende potentieel wordt voortdurend in het totaalbeeld geactualiseerd; Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP) is multidisciplinair afgestemd. GRIP-opschalingen worden multidisciplinair gevolgd. Proces Leiding en coördinatie Het doel van het proces Leiding en coördinatie is het zo optimaal mogelijk bestrijden van een grootschalig incident. Het moet voorzien in de inzet (van mensen, middelen en structuren) en het leveren van de âbestrijdingsprestatiesâ door een effectieve aansturing van alle betrokken diensten, sleutelfunctionarissen en eenheden te waarborgen. Effectief wil in deze context zeggen dat het totale potentieel - dat op een bepaald moment aanwezig is - zodanig en in onderlinge afstemming wordt ingezet, dat de noodzakelijke bestrijdings- en ondersteunende activiteiten zo snel en effectief mogelijk en in de juiste prioriteitsvolgorde worden uitgevoerd. Dit met een zo beperkt mogelijk risico voor de bestrijders en derden. Het proces Leiding en coördinatie behelst voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal) het in onderlinge samenhang vaststellen van de wijze van bestrijden van het incident (besluitvorming), het coördineren van en leiding geven aan de feitelijke bestrijding c.q. aan de inhoudelijke rampbestrijdingsprocessen, het monitoren van de resultaten en het op basis hiervan beoordelen en bijstellen van de bestrijding. Procesprestaties zijn onder andere: op basis van de beschikbare informatie worden tijdig op alle niveaus (afgewogen en onderbouwde) prioriteiten gesteld en voortdurend bijgesteld; tijdens de opschalings- en structurele fase functioneert de structuur van de aansturing effectief, logisch en transparant; er is sprake van samenhang in de uitvoering van de rampbestrijdingsprocessen, terwijl de veiligheid van de bestrijders en derden in acht wordt genomen. Proces (Operationeel) Informatiemanagement Het doel van het proces Informatiemanagement is het verkrijgen van alle voor de bestrijding van het grootschalige incident relevante informatie en die actief beschikbaar stellen. De juiste informatie moet in de juiste vorm en op het juiste moment beschikbaar zijn voor degenen die deze nodig hebben. âInformatiemanagementâ is de âaderâ tussen de activiteiten van âLeiding en Coördinatieâ (binnen Ă©Ă©n of op de verschillende niveaus) en bij uitstek netwerk georiĂ«nteerd. De kern van dit netwerk vormt het actuele totaalbeeld van de effecten en de bestrijding van het incident en de mate waarin (op een bepaald moment) aan de randvoorwaarden hiervoor is voldaan. Informatiemanagement omvat alle activiteiten die gericht zijn op het verzamelen, analyseren, filteren en doorleiden van informatie; de juiste informatie in de juiste vorm, naar de juiste afnemer. De juiste informatie kan in dit verband worden gedefinieerd als de actuele, essentiĂ«le punten van het grootschalige incident, de verwachte effecten en de ingezette capaciteiten. Hieronder valt ook de expertise die nodig is voor een effectieve bestrijding. De juiste vorm is in ieder geval een multidisciplinair totaalbeeld met deze essentiĂ«le punten, dat goed toegankelijk, overzichtelijk en zoveel mogelijk gestandaardiseerd is. Procesprestaties zijn onder andere: gegevens uit meldingen en andere ingebrachte gegevens worden zo snel mogelijk geregistreerd; aanvullende gegevens worden zo snel mogelijk opgevraagd; gegevens die beschikbaar komen worden zo snel mogelijk gevalideerd; alle beschikbare gegevens worden zo snel mogelijk geconcentreerd op Ă©Ă©n centraal punt; de beschikbare informatie wordt zo snel mogelijk verwerkt in een totaaloverzicht, dat voortdurend wordt geactualiseerd; de verantwoordelijke sleutelfunctionarissen worden tijdig geattendeerd op het totaalbeeld en daarna steeds op de mutaties hierin die voor hen relevant zijn. Rol meldkamer binnen de kritische processen In de simulatie besteedt de Inspectie OOV binnen deze kritische processen aandacht aan de organisatie van de meldkamer. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de meldkamer een zeer belangrijke rol vervult als startmotor van de rampenbestrijdingsorganisatie. Willen de processen van start kunnen gaan, dan zal eerst op basis van binnengekomen meldingen duidelijk moeten zijn wat er aan de hand is. Een meldkamer die niet in staat is om een plotselinge toename in het aantal meldingen zodanig te kanaliseren dat cruciale informatie over het incident beschikbaar komt en blijft, vormt een afbreukrisico bij vooral de aanvang van een ramp. De rol van de meldkamer om de daadwerkelijke opkomst van de sleutelfunctionarissen bij de rampenbestrijding in gang te zetten en te monitoren is cruciaal voor het verdere verloop van de bestrijding van de calamiteit. Daarom is het functioneren van de meldkamer eveneens in het analytische kader ondergebracht. Gemeentelijke processen Centraal Registratie en Informatiebureau Tijdens en na een ramp zal een grote behoefte bestaan aan informatie over het lot en de verblijfplaats van personen. Als het om grote aantallen personen gaat wordt het CRIB met het registreren van slachtoffers/gewonden belast. âCRIBâ is een proces dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de gemeente waar de ramp plaatsvindt. Uit onderzoeken is gebleken dat het proces âCRIBâ het beste meteen na de eerste alarmeringen kan worden opgezet. Gebeurt dit niet, dan is het risico groot dat men achter de feiten aan blijft lopen. De start van het proces âCRIBâ wordt daarom tijdens de simulatie getoetst. CRIB is een instrument om inzicht te krijgen over het lot en de verblijfplaats van personen. In het verleden is nogal eens gebleken dat bij een te kleinschalige aanpak in de beginfase van een ramp het proces, wanneer opschaling vereist was, wegens de massaliteit van publieksreacties en de snelle respons die verwacht werd, niet meer goed functioneerde. Procesprestaties zijn onder andere: het operationeel maken van CRIB, alarmering en opkomst van functionarissen; afstemming met samenhangende processen; de werkwijze voorziet in afspraken met hulpverleningsdiensten en andere gemeentelijke actiecentra. Opvang en verzorging Opvang en verzorging is het proces dat in de rampenbestrijding aansluit op de processen âOntruimen / Evacuerenâ en de Geneeskundige Hulpverleningsketen. Onder âOpvang en verzorgingâ wordt de hulpverlening verstaan aan niet-gewonde slachtoffers of verdere hulpverlening aan al behandelde (licht)gewonden. âOpvang en verzorgingâ vraagt om een intensieve voorbereiding. Zaken als aanbod, verzamellocaties, maaltijdverzorging, slaapplaatsen en alle andere maatregelen die tot doel hebben om (grote) aantallen mensen redelijk op te vangen en te verzorgen, dienen te zijn voorbereid. Het niet tijdig opstarten van dit proces kan verlammend werken op de rampenbestrijding als totaal. Goede opvang bevordert bovendien de mogelijkheid voor registratie. De start van het proces âOpvang en verzorgingâ wordt daarom tijdens de simulatie getoetst. Ook bij het niet direct starten van het proces Opvang en verzorging is de kans op het achter de feiten aan blijven rennen erg groot. Dit kan ontwrichtend werken op de rampenbestrijding. Procesprestaties zijn onder andere: alarmering en opkomst van coördinator en medewerkers; keuze opvanglocatie; hierbij is rekening gehouden met onder andere âveilig gebiedâ. Voorlichting Onder Voorlichting wordt verstaan: het verschaffen van informatie op een gerichte en duidelijke manier aan de uiteindelijke doelgroep (de bevolking en de rampenbestrijders). De publieksvoorlichting moet goed zijn verankerd in het totale informatie- en communicatieproces, dat primair operationeel is gericht. Ook het inhoudelijke startpunt van de publieksvoorlichting ligt dus bij de meldkamer en - na opschaling - bij de sectie informatie en communicatie van het ROT. Goede voorlichting is een instrument om onnodige paniek en onrust te voorkomen. Het is daarom van groot belang dat voorlichting in een zo vroeg mogelijk stadium plaatsvindt. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat hoe sneller de voorlichting actief is, hoe minder (dubbele) meldingen er binnen komen. Dit vermindert de druk op de meldkamer(s). De start van het proces âVoorlichtingâ wordt daarom tijdens de simulatie getoetst. Een goedlopend proces Voorlichting is een instrument om onnodige paniek en onrust te voorkomen. Zaak is dus om al van begin af aan het proces âVoorlichtingâ goed vorm te geven. Onnodige paniek en onrust beĂŻnvloeden de prestaties in de rampenbestrijding negatief. Procesprestaties zijn onder andere: alarmering en opkomst coördinator, verwantenvoorlichter, publieksvoorlichter, persvoorlichter en ondersteuning; openen informatienummer ten behoeve van verwanten; inschakelen regionale rampenzender. Bijlage 2 Scenario op hoofdlijnen Het is droog weer, half bewolkt met een temperatuur van 5° Celsius en een oostenwind met een kracht van 9 m/s. Op donderdagavond 20 maart vertrekt vlucht NC-1914, een Boeing 747 van NCBL-Air, vanaf de Zwanenburgbaan (baan 36C) voor een vlucht naar Bonaire, Guayaquil en Quito. Aan boord zijn 19 bemanningsleden en 330 passagiers, voor driekwart Nederlanders en Antilianen en de overigen buitenlanders. Tijdens de start kan het toestel door een technisch mankement onvoldoende hoogte maken en de gezagvoerder vraagt toestemming om via de kortste route te mogen terugkeren naar Schiphol. Er is op dat moment nog geen indicatie van het probleem. De gezagvoerder maakt een May Day call. Het toestel krijgt toestemming om terug te keren en mag landen op de Buitenveldertbaan (baan 09). Het vliegtuig draait naar links, om in Ă©Ă©n draaibeweging terug te kunnen keren naar de Buitenveldertbaan. A.A.S. is in staat van paraatheid gebracht en heeft een VOS 4 afgekondigd (dit is tijdens de simulatie niet in de meldingen verwerkt). Rond 21.25 uur verliest het toestel een motor en verdwijnt vrijwel direct daarna van de radar. De motor komt neer op een bedrijf aan de A. Hofmanweg op het industrieterrein Waarder- en Veerpolder in Haarlem en veroorzaakt daar een grote brand. Het toestel duikt scheef hangend naar de grond, raakt met een vleugeltip de grond op de Spaardamseweg en crasht in de Transvaalbuurt in Haarlem ter hoogte van Pieter Maritzstraat en slaat over de kop. Alle inzittenden komen om. Er ontstaat een direct schadegebied van circa 250 bij 80 meter, waarin 80 woningen, 12 appartementen en 9 bedrijven totaal zijn verwoest. De toren van Schiphol ziet in de verte de vuurbal. In de omgeving breken branden uit die zich door de aanwezigheid van grote hoeveelheden kerosine uit het vliegtuig snel uitbreiden. Bewoners vluchten in paniek alle kanten uit. Op veel plaatsen staan gebroken gasleidingen in brand. Vanuit de meldingen van 112-bellers is direct duidelijk dat er twee incidentlocaties zijn, namelijk de meubelfabriek âSchalkwijkâ aan de A. Hofmanweg 35 in Haarlem, waar de motor is neergekomen en de woonwijk âTransvaalbuurtâ waar het toestel is neergestort. Conform de voorbereide alarmering kondigt de MBA van de Veiligheidsregio Kennemerland een GRIP3 af en gaat aldus alarmeren. Conform het Crisisbestrijdingsplan Luchtvaartongevallen (CBP LV) worden diverse andere instanties gealarmeerd. A.A.S. heeft contact opgenomen met de meldkamer Kennemerland om te melden dat een vliegtuig van het radarscherm is verdwenen en vermoedelijk in de buurt van Haarlem is neergestort. Twee crashtenders van brandweer A.A.S. vertrekken in de richting van Haarlem. De Commissie Van Overleg (CVO) van A.A.S. is al bij elkaar gekomen in de CVO-ruimte van de Havendienst. Conform het CBP LV (p. 50) rukken grote aantallen eenheden van brandweer, GHOR en politie uit. Uit een combinatie van 112-meldingen, eigen verkenning en eerste informatie vanuit A.A.S. blijkt dat er een Boeing 747 is neergestort in een woonwijk en tot stilstand is gekomen in de omgeving van de Transvaalstraat en de Pieter Maritzstraat. Een flink deel van de wijk is verwoest; huizen staan in brand; mensen lopen gewond en in paniek over straat; er lijkt sprake van vele tientallen overleden bewoners. Er ontstaan op diverse plaatsen spontane gewondennesten. Schade gebied is de Transvaalbuurt in Haarlem. Het âbrandâgebied wordt uiteindelijk (60 minuten na de start van het incident) globaal omsloten door: Hertzogstraat, Spionkopstraat, Reitzstraat, Kritzingerstraat, Dr.Leijdsestraat, Transvaalstraat, Spaarndamseweg.Bijlage 3 Alarmering en opkomst In deze bijlage wordt nader ingegaan op de alarmering en opkomst van functionarissen. Dit gebeurt door middel van een tabel, waarin de tijdstippen waarop de verschillende GRIP-fases zijn vastgesteld en de alarmerings- en opkomsttijden van de functionarissen zijn opgenomen. De tabel is opgesteld aan de hand van de feitenrelazen van de Inspectie OOV en door de regio verstrekte gegevens. Voor de gemeentelijke actiecentra en het CGD zijn opkomsttabellen opgenomen. Vervolgens wordt de alarmering en opkomst per team toegelicht. De simulatie is gestart om 21.42 uur. GRIP-fases Feitenrelaas GMS CoPI 2 Feitenrelaas GMS GRIP 1 23.10 - GRIP 2 21.45 21.47 23.42 - GRIP 3 21.50 21.49 GRIP 4 23.20 - Functiebenaming Tijd alarmering volgens GMS Tijd alarmering Communicator Tijd alarmering kladblok Tijd opkomst volgens GMS Tijd opkomst volgens centralist/ kladblok Tijd opkomst volgens Inspectie OOV Normtijd regio Normtijd Basis-vereisten Meldkamer Brandweer, Ambulance en Politie Piketcentralist brandweer (Collins) 21.51 22.17 onbekend Instroom MKB (Aelbrecht) 21.51 21.59 Piket centralist CGV (Pera) 22.04 21.55 Instroom MKA (Muelink) 21.58 22.34 nachtdienst Instroom MKA (Drenth) 21.51 22.56 nachtdienst Operationeel Team Operationeel Leider (Munneke) 21.50 22.10 30 45 HS Politie (Van Mierlo) 21.48 22.20 30 Sectie politie Med. stafsectie (Wind) Med. stafsectie (Mosterd) A 21.51 22.09 22.07 30 HS-GHOR (Van ât Hof) 21.46 22.02 30 Sectie GHOR Med. sectie (Vreugdenhil) 21.46 22.06 HS-BRW (De Zwart) 21.57 22.22 30 HS-BRW2 (Van Amersfoort) 21.48 22.39 Sectie BRW Med. Sectie (Weerd) Med. Sectie (Lieftink) 21.50 21.53 Voor 22.15 Voor 22.15 30 HS-COM (Asselbergs) A 22.35 30 Sectie VL Med.sectie (Bakboord) Med. Sectie (Van de Vossen) Med. Sectie (Dudink) Med. Sectie (Sommer) Med.sectie (Huizinga) A 21.56 22.00 (GRIP3) 22.00 21.56 (GRIP3) 22.16 voor 22.20 voor 22.20 22.35 onbekend 30 HS Gemeentelijke diensten (Beijk) A 22.25 30 Sectie Gemeenten Med sectie (Velzel) Med. Sectie (Bouw) 21.52 A 22.15 22.30 30 HS Logistiek (Bos) 21.50 22.04 30 Sectie Logistiek Ondersteuner (Lagerweij) 21.49 22.03 30 HS INFO (Spoel) A 22.01 30 Sectie informatie voorz. Med. Sectie (Vos) Med. Sectie (Vd Hulst) Med. Sectie (De Vries) Plotter (Belen) 21.50 21.48 21.55 A 22.05 22.04 22.16 22.21 aanw 30 30 Verslaglegging(Stennenberg) 21.52 22.20 Actiecentrum Brandweer LMPO 22.00 - 30 ROGS (Huijpen) 21.54 22.44 30 Meetplan (3 ploegen) 22.17 22.45 15 Actiecentrum GHOR Hoofd AC GHOR (Metzelaar) 21.48 22.35 a.a. 60 Med. AC GHOR (Verkooyen) 21.50 22.35 a.a. Med. AC GHOR (Berkhout) 21.56 22.35 a.a. SGBO Politie Chef Mobiliteit (Schoffelmeer) 22.26 22.41 onbekend Chef Opsporing (Aarts) 22.26 22.20 onbekend Chef Ondersteuning (de Kruijf) 22.26 22.37 onbekend Chef Opsporing 2 (Hordijk) Onbekend 23.14 onbekend Chef Informatie (Duin) 22.26 22.40 onbekend Adviseur CCB (Van Son) Onbekend 22.41 onbekend Adm. Ondersteuning (Van Bruggen) 22.26 onbekend onbekend Chef Ordehandhaving (Joustra) 22.34 22.41 onbekend Functiebenaming Tijd alarmering volgens GMS Tijd alarmering Communicator Tijd alarmering kladblok Tijd opkomst volgens GMS Tijd opkomst volgens centralist/ kladblok Tijd opkomst volgens Inspectie OOV Normtijd regio Normtijd Basis-vereisten Plaats incident 1/COPI 1 Leider CoPI (Rensen) A 22.27 30 30 OvD-P (Boekhorst) 21.45 22.00 OvD-G (Moolenaar) 21.43 22.31 OvD-B (Berkhout) 21.48 22.41 Voorlichter BRW (Zeilstra) A 22.29 Voorlichter POL (Elsschot) A 22.42 Plotter (Keyser) A onbekend Gemeente optioneel - - COH A 22.34 VC A 22.34 Plaats incident 2/COPI 2 Leider CoPI B - 30 30 OvD-P (Schuppers/Gouwen) 22.20/23.28 OvD-G (Bakkenes) 23.01 23.34 OvD-B (Vermeij) 22.53 23.28 Voorlichter B - Plotter B - Gemeente optioneel B - COH B - VC B - Centralist verbindingen ipv COH B 23.49 Beleidsteam BGM (Schneiders) 22.00 22.13 60 60 GS (Van den Berg) 22.02 22.10 GS (Van de Wees) 21.55 22.30 HOvJ (Steensma) 21.57 23.01 POL (Wierda) C 22.43 RGF (Köhne) 22.00 22.06 BRW (Paauwe) 21.58 22.34 Communicatieadviseur (Van Oppenraaij) C 22.15 Vervanger BGM Bloemendaal (Heerze) C 22.11 Coördinerend BGM (Weterings) 22.01 22.25 Verslaglegging (Hulst) C 22.53 AOV (Schweitzer) C 23.29 A = Tijdstip alarmering onbekend, uitgaande van alarmering GRIP2 21.47 uur. B = Tijdstip alarmering onbekend. Uit feitenrelaas blijkt dat voor CoPI 2 om 23.10 uur GRIP1 is afgekondigd. Gaan uit van alarmering op dit tijdstip, voor zover geen andere gegevens bekend zijn. C = Tijdstip alarmering onbekend. Gaan uit van alarmering bij GRIP3, omstreeks 21.50 uur. CGD Maan Nelleke CGD Voorzitter 22.48 Sweijen Rob CGD Hoofd ondersteuningsgroep CGD 22.20 Van de Hoek * Jack CGD AOV/procesverantwoordelijke Nazorg/ adviseur OOV BT 22.41 Gerritsma Katinka CGD Procesverantwoordelijke Opvang en verzorging 22.15 Meijer Marieke CGD Procesverantwoordelijke CRIB 22.25 Bakboord Diana CGD Communicatie 23.59 Roos Kees CGD Procesverantwoordelijke CRAS 22.37 Vintges Don CGD Procesverantwoordelijke Ondersteuning 22.45 De Jong Rob CGD Ondersteuning 23.01 Toele RenĂ© CGD Medewerker communicatie en ICT 22.28 Rijbroek Dick CGD Technische Dienst (geen teamlid CGD) 22.09 *) De heer Van der Hoek is als procesverantwoordelijke nazorg en als adviseur OOV BT gealarmeerd door de Communicator. Hij geeft zelf aan dat hij als lokale AOV in het CGD opkwam. Er is hier sprake van dubbeling in functies. Opkomstresultaten Communicatie Voor het Actiecentrum Communicatie dan wel het lokaal steunpunt is niemand te plaatse gekomen. CRIB Jonkers Fons AC CRIB 00.10*/23.40 Kok Rene AC CRIB 23.24 Heilig Hans AC CRIB onbekend Zuiderduijn Nicolette AC CRIB onbekend Opvang & verzorging van Gunsteren E. AC O&V 23.04 de Bie Ruud AC O&V 23.17 Evacueren en Verplaatsen van der Pijl M. Evacueren & Verplaatsen team leider 00.06 ICT Toele Rene ICT/comm netwerkbeheerder 22.19 van de Meer Arthur ICT/telefonie werkplekbeheerder 22.27 Inzamelen Besmette Waren van Duijn Martin Inzamelen Besmette Waar hoofd dagelijks beheer 22.39 Meldkamer De bezetting van de meldkamer brandweer op de MBA bestaat bij de aanvang van de simulatie uit drie centralisten. Rond 21.50 uur wordt een piketcentralist gealarmeerd. Deze komt samen met een vrij opgekomen centralist om 22.00 uur op de meldkamer. De vrij opgekomen centralist wordt ingezet voor de coördinatie van de meetplanorganisatie. Doordat de dienst van de centralisten tijdens de simulatie afloopt, en de centralisten aanwezig blijven, komt er op het moment van aflossing extra capaciteit vrij. Overigens staat in de uitdraai van de Communicator de volgende kwalificatie bij de piketcentralist: âpersoon komt nietâ. Volgens de procedure hoeft deze zijn opkomst niet te bevestigen. Bij aanvang van de simulatie bestaat de bezetting van de meldkamer ambulancezorg op de MBA uit twee centralisten. Van 21.51 uur tot 22.10 uur worden meerderen centralisten gealarmeerd. De piket centralist CGV is al voor de alarmering door de Communicator op de meldkamer aanwezig, omdat deze al met de eerste voertuigen is gealarmeerd. De twee andere opgekomen centralisten die zijn gealarmeerd waren reeds ingepland voor de nachtdienst. Op de MKP zijn bij aanvang van de simulatie vijf centralisten aanwezig. Tijdens de simulatie is een piketcentralist opgekomen. Ook hier geldt dat de twee andere opgekomen centralisten die zijn gealarmeerd reeds waren ingepland voor de nachtdienst. Zowel op de MBA als op de MKP is bij aanvang van de simulatie een MPC aanwezig. Gedurende de simulatie komen op beide meldkamers extra MPCâs op, waardoor op het einde van de simulatie op de MBA twee MPCâs (waarvan er Ă©Ă©n tijdelijk als extra centralist op de MBA functioneert) en op de MKP drie MPCâs aanwezig zijn . CoPI Het eerste CoPI is, wanneer de in de no-play situatie verstreken tijd niet meegerekend wordt, binnen de normtijd van 30 minuten aanwezig. Voor het tweede CoPI, dat op verzoek van de simulatieleiding is opgeroepen, is van alle hulpverleningsdiensten een OvD opgekomen. Ook is er een centralist van de MBA opgekomen, die voor de verbindingen en de plotting zorgt. De leider CoPI en een voorlichter zijn niet ter plaatse geweest. OT Het OT bestaat, volgens het Crisisplan Kennemerland, uit de Operationeel Leider (OL), de commissaris politie, het hoofd GHOR, de (H)OvD brandweer, de gemeentesecretaris OT, het hoofd communicatie, het hoofd Informatiemanagement en optioneel een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. De opkomsttijd voor het OT bedraagt 30 minuten. Tijdens de simulatie komen de leden van het OT, met uitzondering van het hoofd communicatie en het hoofd sectie Gemeente binnen de gestelde opkomsttijd van 30 minuten op. Ook de aanwezige medewerkers van de secties zijn tijdig opgekomen. Actiecentra operationele diensten De opkomsttijd van zowel de LMPO als de ROGS is vastgesteld op 30 minuten. Voor de meetploegen is dit vijftien minuten. De ROGS wordt om 21.54 uur gealarmeerd en meldt zich vijf minuten later telefonisch bij de meldkamer. Om 22.07 uur start de ROGS het meetplan met drie meetploegen. De meetploegen worden na de no-play situatie, omstreeks 22.45 uur, ingezet. De ROGS arriveert om 22.44 uur op het plaats incident in de Transvaalbuurt. De LMPO, die uit Purmerend moet komen, reageert in eerste instantie niet op de alarmering die er om 21.59 uur uitgaat. Vijftig minuten later neemt de centralist die wordt ingezet voor de coördinatie van de meetplanorganisatie telefonisch contact op met de meldkamer van de regio Zaanstreek-Waterland. Deze zegt toe de centralist op de hoogte te stellen als de LMPO komt. Om 22.59 uur, een uur na alarmering, vindt er voor het eerst contact plaats tussen de centralist en de LMPO. De LMPO zegt te gaan werken vanuit Purmerend. Twintig minuten later zegt de LMPO toch naar de locatie aan de Zijlweg te komen. Deze locatie heeft hij gedurende de simulatie niet bereikt. Met uitzondering van de LMPO vindt de opkomst van de meetplanorganisatie plaats binnen de daarvoor vastgestelde tijdsnormen. De Inspectie OOV heeft niet de beschikking gekregen over documenten waarin de opkomsttijden van de SGBO zijn vastgesteld. Hierdoor kan de Inspectie OOV geen uitspraken doen over het al dan niet binnen de normtijd opkomen van de leden van de SGBO. Tijdens de simulatie is de alarmering van de SGBO niet goed verlopen. De alarmering van de SGBO verloopt niet volgens plan. Wanneer blijkt dat de eerste alarmering niet gelukt is, wordt op verschillende manieren (telefonisch en via de Communicator) alsnog geprobeerd de staf te alarmeren. Dit heeft tot gevolg dat sommige functionarissen vier keer gealarmeerd zijn. Ook zijn er medewerkers gealarmeerd die geen piket hadden. Uiteindelijk is de SGBO compleet, waarbij de kanttekening moet worden geplaatst dat sommige functionarissen meerdere functies tegelijkertijd uitoefenen. Het hoofd en de twee operationeel medewerkers van het actiecentrum GHOR zijn binnen de door de regio gestelde opkomsttijd van 60 minuten opgekomen. BT Het BT bestaat volgens het Crisisplan Kennemerland bij GRIP3 uit de betrokken burgemeester, de Hoofdofficier van Justitie, een beleidsadviseur communicatie, een gemeentesecretaris, een AOV, de regionaal commandant van de brandweer, de Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) en de korpschef van de politie. (Deze samenstelling is overigens niet consistent in de planvorming beschreven.) De opkomsttijd voor het BT bedraagt 60 minuten. Bij opschaling naar GRIP4 schuiven naast de reeds aanwezige functionarissen de burgemeesters van de betrokken gemeente(s) aan. Ook wordt een coördinerend burgemeester aangewezen. Tijdens de simulatie is het BT opgekomen aan de Zijlweg te Haarlem. Behalve de AOV zijn alle functionarissen binnen de gestelde opkomsttijd van 60 minuten aanwezig. Er zijn meer mensen opgekomen dan op dat moment nodig is. De voorzitter heeft bij de start van de eerste BT vergadering de teamsamenstelling aan de orde gesteld en daadwerkelijk ook mensen weggestuurd. De coördinerend burgemeester was al bij GRIP3 aanwezig in het BT. De opkomst na opschaling naar GRIP4 verliep hierdoor optimaal omdat betrokkene al op de hoogte is van de ontwikkelingen en stand van zaken in de bestrijding van de crisis.. CGD en gemeentelijke actiecentra Voor het CGD en de actiecentra zijn in totaal 20 personen opgekomen na alarmering. Omdat de gemeenten in de regio geen eenduidige afspraken hebben gemaakt over de bezetting van deze teams en daardoor geen inzicht hebben in de minimale bezetting van de verschillende actiecentra, is het onbekend hoeveel functionarissen er in totaal op hadden moeten komen. Wel is duidelijk geworden dat functies niet alle functies zijn ingevuld. Hiervoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. Zo is de alarmering van de functionarissen op verschillende manieren uitgevoerd: door de Communicator, door P2000 en door het dooralarmeren van reeds gealarmeerde functionarissen. Daarnaast lijken de medewerkers onvoldoende bekend te zijn met de voor de Communicator kenmerkende wijze van alarmeren. Dit had tot gevolg dat functionarissen, die wel hadden opgegeven te komen, niet opkwamen en dat anderen, die hadden opgegeven niet op te komen, juist wel opkwamen. Ook de onvolledige vulling van de Communicator draagt bij aan de onvolledige opkomst. Opkomst CGD In het CGD, dat wanneer het compleet is uit vijftien personen bestaat, hebben alle procesverantwoordelijken zitting. Voor alle functies in het CGD is er piket. De procesverantwoordelijken hebben hierom de beschikking over een semafoon. Tijdens de simulatie is de wijze van alarmering niet consequent uitgevoerd: functionarissen hebben bijvoorbeeld gezegd ook door de Communicator te zijn gealarmeerd. Het CGD is in de gehouden opkomstoefening niet in zijn geheel opgekomen. In totaal zijn elf functionarissen in het CGD opgekomen. Twee functionarissen die wel onderdeel uitmaakten van het CGD zijn, door een misverstand bij de Inspectie OOV, na aankomst aan de Zijlsingel niet opgekomen in het CGD. Het CGD heeft in de simulatie wel kunnen functioneren, omdat de procesverantwoordelijken van de drie getoetste gemeentelijke processen zijn opgekomen. Het CGD heeft een eigen normtijd voor opkomst vastgesteld van 60 minuten. Deze is aanmerkelijk lager dan de normtijd die is opgenomen in de Basisvereisten, namelijk 90 minuten. Tijdens de simulatie zijn de medewerker ondersteuning (acht minuten) en de communicatieadviseur (een uur en 56 minuten) buiten de eigen normtijd opgekomen. De medewerker ondersteuning betreft een extra ondersteuner, zonder piketdienst en opkomsttijd. Ook de verslaglegger en de voorzitter van het CGD zijn formeel (zij het met een overschrijding van vijf minuten) te laat opgekomen. Van de twee functionarissen die wel aan de Zijlsingel maar niet in het CGD opgekomen zijn, was er Ă©Ă©n binnen de normtijd aanwezig en Ă©Ă©n niet. Deze laatste verscheen na twee uur en dertien minuten. Opkomst actiecentrum CRIB De gemeenten in de Veiligheidsregio Kennemerland hebben in hun planvorming beschreven dat er voor het proces CRIB elf personen beschikbaar zijn (waarvan er Ă©Ă©n op (hard) regionaal piket staat). Deze zijn in drie groepen onderverdeeld. Ten eerste zijn er de procesverantwoordelijke CRIB, het hoofd actiecentrum CRIB en een vervanger die verantwoordelijk zijn voor alle werkzaamheden welke, voortvloeiende uit de taakstelling van het actiecentrum, worden uitgevoerd bij bestrijding van de gevolgen van een incident, calamiteit of ramp. Ten tweede is er een informatieteam, dat bestaat uit een teamleider en driemaal een informatieambtenaar. De medewerkers van de informatiegroep verstrekken informatie omtrent het lot van de slachtoffers van het incident, de calamiteit of ramp. Ten derde is er een registratieteam, dat bestaat uit een teamleider registratie en driemaal een registratieambtenaar. De medewerkers van het registratieteam verzamelen gegevens over de slachtoffers van het incident, calamiteit of ramp bij de daarvoor in gebruik genomen locaties. Tijdens de simulatie zijn er vier functionarissen opgekomen: een applicatiebeheerder en drie medewerkers voor het actiecentrum. Deze laatste drie kunnen allen de functie van hoofd actiecentrum vervullen. De afspraak dat de eerste functionaris die arriveert als hoofd actiecentrum CRIB zal functioneren, wordt gevolgd. De medewerkers van het actiecentrum CRIB arriveren tussen 23.18 uur en 23.24 uur. Dit is anderhalf uur na het afkondigen van GRIP3. Het hoofd actiecentrum CRIB is om 23.05 uur door de procesverantwoordelijke CRIB gebeld, de twee medewerkers zijn door het hoofd actiecentrum gebeld. De applicatiebeheerder arriveert om 23.40 uur. In de documenten ontbreekt overigens een taakomschrijving van deze applicatiebeheerder, terwijl deze wel is opgekomen. Dit correspondeert niet met de eigen planvorming. De aanwezigheid van een dergelijke functionaris heeft echter wel een meerwaarde. Opkomst actiecentrum Opvang en verzorging In het actiecentrum Opvang en verzorging zitten volgens de planvorming een hoofd actiecentrum, medewerkers van het actiecentrum en medewerkers van het opvangcentrum. Voor het aantal medewerkers hanteert men de ratio Ă©Ă©n functionaris op tien op te vangen personen. Tijdens de simulatie zijn twee personen opgekomen voor het actiecentrum Opvang en verzorging. Er is hierbij geen verdeling gemaakt in een hoofd en een medewerker actiecentrum. Beide opgekomen functionarissen, waarvan er Ă©Ă©n piket had, noemen zich medewerker. De medewerkers zijn om 23.04 uur en 23.17 uur opgekomen. Dit is respectievelijk 71 en 84 minuten na het afkondigen van GRIP3. Om 00.07 uur wordt in het actiecentrum Opvang en verzorging het besluit genomen om drie mensen te alarmeren, die elk naar Ă©Ă©n opvanglocatie dienen te gaan. Deze personen, die de taak krijgen personen te registreren, zijn overigens niet daadwerkelijk gealarmeerd. Het inzetten van deze drie medewerkers houdt in dat er Ă©Ă©n medewerker per ongeveer 1500 opgevangen personen op zou komen. Hiermee wordt niet voldaan aan de norm die de gemeenten in de regio zichzelf hebben opgelegd. Opkomst actiecentrum Communicatie Hoewel er op papier een regionaal actiecentrum Communicatie bestaat, is deze in de praktijk nog niet âoperationeelâ. Er zijn namelijk nog geen afspraken gemaakt over de personele invulling ervan. Wel zijn er in verband met communicatie twee regionale piketfuncties. Dit zijn de twee communicatieadviseurs die in het OT zitting hebben: het hoofd stafsectie communicatie en de medewerker stafsectie communicatie. Daarnaast moet er altijd een lokaal steunpunt communicatie opkomen. Dit wordt bemand door lokale communicatiefunctionarissen op vrije instroom. Tijdens de simulatie heeft het lokale steunpunt Communicatie niet als zodanig kunnen functioneren, omdat er op de betreffende locatie geen functionarissen zijn opgekomen. Wel zijn de twee communicatiefuncties voor het OT ingevuld. De medewerker stafsectie communicatie is om 22.20 uur in het OT opgekomen, het hoofd sectie communicatie volgde om 22.35 uur. Beide zeggen door middel van de mobiele telefoon gealarmeerd te zijn. Naast deze twee functionarissen zijn er nog eens vijf voorlichters in het OT opgekomen die zich bezig gaan houden met communicatie. Bijlage 4 Gebruikte afkortingen A.a. Al aanwezig AC Algemeen Commandant ADR Algemene Doorlichting Rampenbestrijding AOV Ambtenaar Openbare Veiligheid BT Beleidsteam CGD Coördinatiecentrum Gemeentelijke Diensten CoPI Commando Plaats Incident CRIB Centraal Registratie en Informatiebureau GBT Gemeentelijk Beleidsteam GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen GMS GeĂŻntegreerd Meldkamer Systeem GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Inspectie OOV Inspectie Openbare Orde en Veiligheid KLPD Korps Landelijke Politiediensten KMAR Koninklijke Marechaussee LMAZ Landelijke Meldkamer Ambulance Zorg LMPO Leider Meetplan Organisatie MBA Meldkamer Brandweer en Ambulancezorg MKP Meldkamer Politie MPC Multidisciplinaire Proces Coordinator OL Operationeel Leider van OT OT Operationeel Team OvD Officier van Dienst OvD-B Officier van Dienst â Brandweer OvD-G Officier van Dienst â Geneeskundig OvD-P Officier van Dienst â Politie SGBO Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden Sitrap Situatierapportage TC Territoriale Congruentie VOS Vliegtuigongevallen Schiphol Rapport Nulmeting, Inspectie OOV d.d. 27 maart 2007. Zie brief d.d. 1 oktober 2007, kenmerk 2007-0000350465. De LMPO reageert niet op de alarmering. Dan volgt contact met Zaanstreek/Waterland. Om 22.59 uur is er een eerste contact tussen een centralist en de LMPO uit deze regio. Uit dit contact blijk dat de LMPO probeert te werken vanuit Purmerend. Om 23.21 uur wordt aangegeven dat de LMPO toch naar de locatie Zijlweg komt. Tijdens de simulatie is de LMPO aldaar niet meer opgekomen. Om 22.59 uur is er contact tussen de MBA en de LMPO, die vanuit Purmerend tracht te werken. Deze besluit later alsnog naar de Veiligheidsregio Kennemerland op te komen. Hij is hier tijdens de simulatie niet gearriveerd. Deze functionarissen waren al voor de komst van de waarnemer op de locatie opgekomen en aanwezig. De alarmering van de SGBO is in eerste instantie niet goed verlopen. De leden van de SGBO zijn door verschillende functionarissen gebeld. Later is er alsnog een alarmering via de Communicator op de MBA uitgegaan. De tijden in de tabel zijn afkomstig van deze alarmering. Hierdoor kan er een vertekend beeld van de daadwerkelijke opkomsttijd ontstaan. De AOV van het BT, die op piket stond, is door de AOV in het OT gebeld om 23.12 en was vervolgens binnen het uur in het BT aanwezig op het in de tabel vermelde tijdstip. Abusievelijk heeft de Communicator de AOV-er van de gemeente Haarlem dubbel gealarmeerd, zowel voor het BT als een gemeentelijk proces. PAGE 36 PAGE 2 Project Territoriale Congruentie onderdeel Simulatie maart 2008