[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Boekestijn over Relatie russen hulp en ontwikkeling

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D10381, datum: 2008-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z03569:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Effectiviteit en Kwaliteit

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum	16 oktober 2008	Behandeld	Jan Waltmans

Kenmerk	DEK-105/08	Telefoon	070-3484753

Blad	  PAGE  \* MERGEFORMAT  1 /4	Fax	070-3484093

Bijlage(n)

	jan.waltmans@minbuza.nl

Betreft	Beantwoording vragen van   REF bm_txtLidLeden  \* MERGEFORMAT 
het lid    REF bm_txtnaam  \* MERGEFORMAT  Boekestijn  over relatie
tussen hulp en ontwikkeling

	

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Boekestijn over Relatie russen hulp en
ontwikkeling. Deze vragen werden ingezonden op 1 oktober 2008 met
kenmerk 2008Z03569 / 2080901650.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Bert Koenders

	Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Boekestijn (VVD) over
relatie tussen hulp en ontwikkeling.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van uw partijgenoot Prof. P.
van Lieshout, die een rapport aan het schrijven is bij de WRR over de
toekomst van ontwikkelingssamenwerking en over de relatie tussen hulp en
ontwikkelingen? 

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat hulp en ontwikkeling in
Afrika niet zoveel met elkaar te maken hebben?

Antwoord

Nee en de heer Van Lieshout heeft dat ook niet zo gezegd.

Vraag 3

Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat hulp in Europa goed heeft
gewerkt, dat Azië het zonder grote hulpbedragen het goed heeft gedaan
en dat Afrika het met veel hulp slecht heeft gedaan?

Antwoord

Deze vraag miskent de strekking van Van Lieshouts woorden. 

Van Lieshout maakt in de eerste plaats analytisch onderscheid tussen
hulp en ontwikkeling, zoals ook in ons beleid het geval is. Het begrip
ontwikkelingssamenwerking is inmiddels jaren ingeburgerd. Hulp wordt
gegeven daar waar noden zijn en waar hulp een bijdrage kan leveren aan
het lenigen van die nood. Ontwikkeling is daarentegen een complex
proces, zoals Van Lieshout zelf ook benadrukt. Ontwikkelingsamenwerking
kan daar een belangrijke katalyserende bijdrage aan leveren. De
constatering dat Europa, Azië en Afrika ieder een andere ontwikkeling
hebben doorgemaakt, is evident en logisch en heeft met dit onderscheid
te maken. In de eerste plaats is de effectiviteit van hulp sterk
afhankelijk van de politieke/sociaal/economische/culturele context die
voorwaarden zijn voor ontwikkeling, die in Afrika, Azië en Europa (en
binnen die continenten) sterk uiteenlopen. In de tweede plaats zijn in
Afrika wel degelijk ook goede resultaten geboekt, waaraan de hulp heeft
bijgedragen.

Gedurende de afgelopen decennia is het beleid om ontwikkeling te
bevorderen, zoals Van Lieshout ook schetste, een aantal malen aangepast.
Binnen ontwikkelingssamenwerking is veel lering getrokken uit
evaluaties, op basis waarvan het beleid steeds effectiever is geworden.
Hij benadrukt tevens de noodzaak om structurele investeringen te doen en
daarbij oog te hebben voor het functioneren van overheden. Hij geeft aan
dat we oog moeten hebben voor de samenhang tussen ontwikkeling en
onderwerpen als klimaataanpassing, migratie en handel. Ik ben het met
deze invalshoeken eens en dat is dan ook centraal onderdeel van ons
beleid. Ik verwijs u daarvoor naar de analyse van de nota Een Zaak voor
Iedereen en de diverse notities die op basis daarvan zijn verschenen.
Tevens verwijs ik naar onze multilaterale inzet op het terrein van
internationale publieke goederen, die ik van plan ben verder te
versterken.

Vraag 4

Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat het veel beter zou zijn om
eerst ontwikkelingsdoelstellingen, en een daarbij horende intelligente
strategie te formuleren en dan pas te bezien welk budget daarbij past?
Deelt u kortom de mening dat zowel het huidige hoge budget en de
koppeling met de groei van het BNP ter discussie zouden moeten staan?

Antwoord

Inderdaad is het nuttig om ontwikkelingsdoelstellingen als uitgangspunt
te nemen. Duidelijk is dat daar veel geld voor nodig is – zie ook de
recente opmerkingen van de SG-VN over onderfinanciering van de MDG’s -
 en omdat internationaal is afgesproken 0,7 % van BNP aan ODA te geven
houdt Nederland zich hieraan. De toevoeging van milieudoelstellingen
(Rio afspraken) heeft dit  percentage laten oplopen tot 0,8% BNP.
Hiermee kiest Nederland voor een duidelijk afgebakend ambitieniveau.
Daarbij heeft Nederland heel duidelijke doelstellingen voor ogen, te
weten het bereiken van de MDG’s via een verscherpte inzet op vier
beleidsprioriteiten zoals in de vorig jaar verschenen beleidsnotitie
verwoord en door de Kamer goedgekeurd. Het is belangrijk dat
internationale afspraken worden nageleefd, zoals mede op Nederlands
initiatief is herbevestigd op de Jaarvergadering IMF/WB. Juist in tijden
van internationale crisis wordt de committering aan internationale
afspraken als essentieel gezien.

Vraag 5

Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat investeringen in landbouw en
infrastructuur meer opleveren voor ontwikkeling dan in onderwijs en
gezondheidszorg?

Antwoord

Nee, Van Lieshout wordt selectief aangehaald. Voor duurzame ontwikkeling
is nodig dat op alle genoemde terreinen gebalanceerd geĂŻnvesteerd
wordt.

Vraag 6

Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat ontwikkeling niet
noodzakelijkerwijs democratisering vereist aangezien verlicht despoten
heel goed groei weten te bereiken? Welke gevolgen zou deze empirische
conclusie moeten hebben voor de rol van het  Netherlands Institute for
Multiparty Democracy?

Antwoord

Nee, Van Lieshout wordt wederom selectief aangehaald. Zijn empirische
conclusies worden in 2009 vastgesteld. 

Het is bewezen dat hulp effectiever is, naar mate het bestuur van een
land beter op orde is. Zo stelt Prof.dr.ir. J.J.C. Voorhoeve op blz 27
van zijn publicatie “Rechtsstaat in ontwikkelingslanden? Aspecten van
een liberale ontwikkelingssamenwerking” dat algemeen wordt aangenomen
dat er een positieve, wederzijds versterkende relatie is tussen
democratisering en ontwikkeling. Aangezien onderdrukking en slecht
bestuur maatschappelijke en individuele ontplooiing schaden, is het
ontwikkelen van goed bestuur en democratie belangrijk”. De kwaliteit
van bestuur heeft allerlei aspecten en moet niet versmald worden tot een
specifiek model van democratie in West-Europese zin. Ook kan
democratisering niet worden opgelegd. Democratisering is een context
specifiek proces naar betere participatie en representatie van burgers
in politiek bestuur en betere verantwoording van dat bestuur, de
ontvangende overheden, aan hun burgers. Daarom wordt in mijn beleid ook
zo sterk de nadruk op “accountability” gelegd. Want zo kunnen
democratische ontwikkeling en sociaaleconomische ontwikkeling met elkaar
worden verbonden. In dit verband vervult ook het NIMD een functie.

Vraag 7

Bent u bereid om het bovengenoemde rapport van de WRR zo snel mogelijk
na afronding naar de Tweede Kamer te sturen zodat wij de hervorming van
het huidige beleid zo spoedig mogelijk kunnen doorvoeren?

Antwoord 

Na verschijning van het WRR rapport zal het op de gebruikelijke wijze,
voorzien van een beleidsreactie, aan de Kamer worden aangeboden.

 

 Buitenhof, 28 september 2008