[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwerp-resolutie inzake de opleiding van rechters en juridisch personeel in de Europese Unie

Bijlage

Nummer: 2008D10575, datum: 2008-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanvullende geannoteerde agenda JBZ-Raad van 24 oktober 2008 (2008D10569)

Preview document (🔗 origineel)




RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE



Brussel, 25 september 2008 (08.10)

(OR. en)



13474/08 

LIMITE



JAI 477

COPEN 168

JUSTCIV 187



VERSLAG

van:	het voorzitterschap

aan:	het Coreper

nr. vorig doc.:	12995/08 JAI 457 COPEN 157 JUSTCIV 181

Betreft:		Ontwerp-resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van
de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen,
betreffende de opleiding van magistraten en justitieel personeel in de
Europese Unie



1.	Tijdens de informele zitting van de Raad (Justitie en Binnenlandse
Zaken), die op 7 en 8 juli 2008 in Cannes is gehouden, is het punt
"opleiding van magistraten en justitieel personeel in de Europese Unie"
uitgebreid besproken. De lidstaten waren het er unaniem over eens dat de
inspanningen op dit gebied aanzienlijk moeten worden opgevoerd.

2.	Op 10 juli 2008 is de in hoofde genoemde ontwerp-resolutie voorgelegd
door de Franse Republiek, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk
Zweden, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk België, de Republiek
Polen, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het
Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, Roemenië, en de
Republiek Slovenië. 



3.	Tijdens de bijeenkomst van de vrienden van het voorzitterschap op 18
juli 2008 heeft een eerste lezing van de ontwerp-resolutie
plaatsgevonden. 

4.	Op 21 en 22 juli 2008 heeft het Franse voorzitterschap in Bordeaux
een conferentie georganiseerd met als titel: "Hoe ziet de opleiding van
magistraten en justitieel personeel in de Europese Unie er in de
toekomst uit?" Aan de besprekingen werd deelgenomen door delegaties van
22 lidstaten van de Europese Unie, vertegenwoordigers van de
magistratuur en het justitieel personeel, alsmede door diverse andere
belanghebbende partijen, waaronder twee kandidaat-lidstaten.   

5.	In het verlengde van de werkzaamheden tijdens deze conferentie hebben
de vrienden van het voorzitterschap de ontwerp-resolutie nogmaals
besproken op 5 en 23 september 2008. Tijdens de laatste vergadering is
nagenoeg volledige overeenstemming bereikt over de tekst in de bijlage,
afgezien van enkele studievoorbehouden en één enkel nog niet
ingewilligd verzoek, die in de voetnoten 8 en 9 op blz. 11 worden
toegelicht. Opgemerkt zij ook dat sommige lidstaten een taalkundig
voorbehoud maken bij de tekst.  

6.	Het Coreper wordt verzocht een oplossing te zoeken voor de nog niet
opgeloste vraagstukken en de tekst toe te zenden aan de Raad (Justitie
en Binnenlandse Zaken), zodat zodat deze de resolutie tijdens de zitting
op 24 oktober 2008 kan aannemen.

______________________

BIJLAGE

ONTWERP

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der
lidstaten, in het kader van de Raad bijeen,

betreffende de opleiding van rechters, openbaar aanklagers en justitieel
personeel in de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN
VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

Overwegende hetgeen volgt: 

1.	Nationale rechters en openbaar aanklagers spelen een cruciale rol bij
het garanderen van de naleving van het recht van de Europese Unie.
Efficiënte interactie tussen nationale rechters en het Europees Hof van
Justitie in het kader van de procedure voor het verkrijgen van een
prejudiciële beslissing van het Europees Hof van Justitie over de
geldigheid en/of uitlegging van bepalingen van Europees recht is van het
grootste belang voor de samenhang in de Europese rechtsorde. In dit
verband wordt bijzondere aandacht gevraagd voor een prejudiciële
urgentieprocedure die van toepassing is op kwesties in verband met de
ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

2.	De Europese Raad heeft in oktober 1999 in Tampere de totstandbrenging
van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid bovenaan op
de politieke agenda gezet. Met het oog daarop heeft de Europese Raad het
beginsel van wederzijdse erkenning bestempeld als de hoeksteen van de
justitiële samenwerking in civiele en strafrechtelijke zaken in de
Europese Unie. 

3.	Rechtbanken, het openbaar ministerie en andere nationale bevoegde
autoriteiten kunnen in de gehele Europese Unie in verscheidene stadia
van civiele en strafrechtelijke procedures uitspraken doen. Krachtens
het beginsel van wederzijdse erkenning kunnen deze uitspraken
overeenkomstig het toepasselijke wetgevingsbesluit in een andere
lidstaat dan waar zij gegeven zijn, erkend en ten uitvoer worden gelegd.
Alle rechters en openbaar aanklagers in de Europese Unie kunnen dus in
een situatie terechtkomen waarin zij een in een andere lidstaat gedane
uitspraak in een civiele of strafzaak ten uitvoer moeten leggen. 

4.	Voor een correcte toepassing van het beginsel van de wederzijdse
erkenning moeten de lidstaten en hun justitiële autoriteiten vertrouwen
hebben in elkaars rechtsstelsels. Voorts vergt de intensivering van de
justitiële samenwerking, bijvoorbeeld via rechtstreekse contacten
tussen de justitiële autoriteiten, met name via de Europese justitiële
netwerken en Eurojust, een sfeer van wederzijds vertrouwen en
verstandhouding tussen de justitiële autoriteiten.

5.	In het Haags programma van 2004  wordt beklemtoond dat het
wederzijds vertrouwen moet worden versterkt door middel van een
nadrukkelijke inspanning om het wederzijdse begrip tussen justitiële
autoriteiten en verschillende rechtsstelsels te verbeteren,
uitwisselingsprogramma's voor deze autoriteiten te bevorderen en
stelselmatig een EU- component te integreren in de opleidingen. 

6.	In de mededeling van de Europese Commissie van 29 juni 2006  over de
justitiële opleiding in de Europese Unie wordt beklemtoond dat de
justitiële opleiding moet worden ontwikkeld om de bij de
totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
geboekte vooruitgang concreet vorm te geven en zichtbaar te maken. In de
mededeling wordt met name beklemtoond dat rechtsbeoefenaars beter
vertrouwd moeten worden gemaakt met de rechtsinstrumenten van de
Europese Unie, dat het inzicht van de lidstaten in elkaars rechtsstelsel
moet worden verbeterd en dat de talenopleiding moet worden verbeterd.
Hoewel ook beklemtoond wordt dat het in eerste instantie aan de
lidstaten is de Europese dimensie ten volle in hun nationale
activiteiten te integreren, wordt in de mededeling tevens benadrukt dat
er behoefte is aan een meer geïntegreerde opleiding, die op Europees
niveau wordt geconcipieerd en uitgevoerd.

7.	Wederzijds vertrouwen stoelt met name op de zekerheid dat alle
rechters, openbaar aanklagers en alle leden van het justitieel personeel
(zoals assistenten, bedienden en griffiers) in de Europese Unie een
passende opleiding hebben genoten. De opleiding van rechters, openbaar
aanklagers en justitieel personeel is dus de manier bij uitstek om de
wederzijdse erkenning te bevorderen. 

8.	Een adequate justitiële opleiding houdt met name in dat alle
rechters, openbaar aanklagers en personeelsleden van justitie van Europa
voldoende bekend zijn met de instrumenten inzake Europese samenwerking
en dat zij het primair en afgeleid recht van de Europese Unie ten volle
hanteren. Die opleiding moet alle aspecten omvatten die van belang zijn
voor de totstandbrenging van de interne markt en de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht. Zij moet ook bijdragen tot voldoende kennis van de
wetten en het rechtsstelsel van de andere lidstaten van de Europese Unie
en het volgen van relevante cursussen rechtsvergelijking aanmoedigen. 

9.	Sedert de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese
Unie organiseren verschillende Europese instanties, zoals de academie
van Europees recht (Europäische Rechtsakademie, ERA) en het Europees
centrum voor de magistratuur en de juridische beroepen van het Europees
Instituut voor bestuurskunde (EIB) - opleidingen voor rechtsbeoefenaars
en justitieel personeel, die vooral betrekking hebben op het primair en
het afgeleid Europees recht. 

10.	Het in oktober 2000 opgerichte Europees netwerk voor justitiële
opleiding (ENJO),  is een vereniging die de instellingen van de
lidstaten omvat die belast zijn met de opleiding van rechters en
openbaar aanklagers. Doel ervan is Europese opleidingsprogramma's te
bevorderen en te organiseren voor rechters en openbaar aanklagers van de
lidstaten en hun opleiders. Daartoe streeft het ENJO ernaar dat gebruik
wordt gemaakt van een catalogus van grensoverschrijdende
opleidingsmogelijkheden. Het ENJO is ook belast met de uitvoering van
een uitwisselingsprogramma voor justitiële autoriteiten. 



11.	In het Haags programma wordt erop gewezen dat het ENJO door de Unie
moet worden gesteund. In zijn resolutie van 24 september 2002 heeft het
Europees Parlement het belang van het ENJO beklemtoond.

12.	Sedert 1996 wordt voor de door de nationale opleidingsinstituten en
Europese instanties, zoals de ERA, het EIB en het ENJO, ontwikkelde
justitiële opleidingen steun verleend uit financiële programma's van
de Europese Unie. Besluit 2007/126/JBZ van 12 februari 2007 tot
vaststelling van het specifieke programma „Strafrecht” voor de
periode 2007-2013 als onderdeel van het Algemene programma
„Grondrechten en justitie” voorziet in een werkingstoelage voor het
ENJO. De ERA en het EIB krijgen ook regelmatig steun uit de
communautaire begroting. Tussen de Europese Commissie, het EIB, de ERA
en het ENJO zijn specifieke partnerschapskaderovereenkomsten gesloten.
Het ENJO is een bevoorrechte partner voor de uitvoering van het
uitwisselingsprogramma voor magistraten.

13.	De nationale instanties voor de opleiding van magistraten en
justitieel personeel blijven niettemin de instanties bij uitstek voor
het leggen van een gemeenschappelijke basis van theoretische kennis en
praktische toepassingen alsmede, in ruimere zin, van een Europese
justitiële cultuur die weliswaar gebaseerd is op eenheid ingevolge het
Europees recht, doch niettemin de diversiteit van de rechtsstelsels en
justitiële apparaten van de lidstaten erkent.  

14.	Om een echt wederzijds vertrouwen tussen de justitiële actoren van
de lidstaten te bevorderen, moet aan het begrip "opleiding" een zo ruim
mogelijke invulling worden gegeven, die gericht is op de ontwikkeling
van een gemeenschappelijke Europese justitiële cultuur. Op basis van de
gemeenschappelijke waarden en tradities moet een dergelijke Europese
justitiële cultuur onder meer stimuleren dat rechters, openbaar
aanklagers en justitieel personeel in staat zijn zich open op te stellen
voor juridische culturen en tradities van andere lidstaten en om ter
zake dienende deontologische kwesties te bespreken. 



15.	In zijn resolutie van 9 juli 2008 over de rol van de nationale
rechter in het Europees rechtsstelsel  wijst het Europees Parlement
erop dat rechters en officieren van justitie een ontoereikende kennis
van het Europees recht hebben, omdat weinigen onder hen op dat gebied
een passende opleiding hebben genoten. Ook is in wederzijdse
evaluatierapporten gebleken dat rechters, openbaar aanklagers en
justitieel personeel in de lidstaten van de Europese Unie niet altijd
voldoende vertrouwd zijn met het Europees recht en dat zij over het
algemeen niet voldoende gebruik maken van de Europese instanties die hun
ter beschikking staan om procedurekwesties gemakkelijker op te lossen,
zoals Eurojust en de Europese justitiële netwerken.  

16.	De rechters, de openbaar aanklagers en het justitieel personeel van
de lidstaten zijn nog onvoldoende doordrongen van het belang van de
verdere ontwikkeling van een Europese justitiële cultuur, en het
bewustzijn deel uit te maken van en bij te dragen tot een
gemeenschappelijke justitiële ruimte moet worden vergroot. 

17.	Opleidingen in de officiële talen van de Europese Unie, afgezien
van de moedertaal van de betrokkene, zijn voor rechters, openbaar
aanklagers en justitieel personeel zeer belangrijk, onder meer om
rechtstreekse contacten tussen de justitiële autoriteiten van de
verschillende lidstaten mogelijk te maken en te vergemakkelijken,
alsmede om interesse en openheid voor de juridische culturen en
tradities van andere lidstaten te stimuleren. Talencursussen verlagen
voor rechters, openbaar aanklagers en justitieel personeel ook de
drempel om deel te nemen aan uitwisselingsprogramma's en
opleidingsactiviteiten in andere lidstaten.



18.	Het is (…) van cruciaal belang dat andere rechtsbeoefenaars, zoals
advocaten, een adequate opleiding Europees recht krijgen. In de meeste
lidstaten zijn deze beroepsgroepen evenwel zelf verantwoordelijk voor
het organiseren van hun opleidingen. Het lijkt daarom wenselijk deze
buiten de werkingssfeer van deze resolutie te laten. Dit mag evenwel
niet beletten dat de nationale autoriteiten en de Europese Unie de
opleidingen voor deze andere juridische beroepen op het gebied van het
Europees recht ondersteunen, ook financieel, met dien verstande dat de
onafhankelijkheid van deze juridische beroepen niet in gevaar komt.  

19.	Rechters en openbaar aanklagers hebben in de lidstaten afzonderlijke
taken. Deze resolutie bevat dan ook geen elementen die de lidstaten
ertoe verplichten een gemeenschappelijke opleiding voor rechters en
openbaar aanklagers te organiseren.  

20.	Deze resolutie moet een toetsingsclausule bevatten betreffende de
toepassing van deze richtsnoeren. Uitgaande van die evaluatie moeten er
passende maatregelen genomen worden om de situatie, waar nodig, verder
te verbeteren. 

21.	Gelet op het bovenstaande moet er actie ondernomen worden inzake de
opleiding van rechters, openbaar aanklagers en justitieel personeel,

HEBBEN DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN: 

(1)	Bij het opzetten van de opleiding voor rechters, openbaar aanklagers
en justitieel personeel (zoals assistenten, bedienden en griffiers)
moeten de lidstaten, onverminderd verschillen in rechterlijke
organisatie in de Europese Unie, onderstaande richtsnoeren volgen.

(2)	Deze richtsnoeren zijn gericht op de volgende algemene
doelstellingen: 

	a)	bijdragen tot de ontwikkeling van een werkelijke Europese
justitiële cultuur, die gebaseerd is op diversiteit van de
rechtsstelsels en justitiële apparaten van de lidstaten en eenheid
ingevolge het Europees recht; 

	b)	de kennis van het primair en afgeleid recht van de Europese Unie bij
de rechters, de openbaar aanklagers en het justitieel personeel
vergroten, waaronder de kennis van de procedures voor het Europees Hof
van Justitie, met name de procedure voor het verkrijgen van een
prejudiciële beslissing over de geldigheid en/of uitlegging van
bepalingen van Europees recht; 

	c)	het bevorderen, door passende opleiding, van de toepassing van het
Europees recht door rechters, openbaar aanklagers en justitieel
personeel, met volledige eerbiediging van de in artikel 6 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen en in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie tot uiting komende grondrechten en
beginselen; 

	d)	de kennis van het rechtsstelsel en de wetgeving van de andere
lidstaten verbeteren, met name door het volgen van relevante cursussen
rechtsvergelijking aanmoedigen; 

	e)	het verbeteren van de talenkennis van rechters, openbaar aanklagers
en justitieel personeel in de hele Europese Unie; 

	f)	het bevorderen van een gezamenlijk besef van aangelegenheden die
zowel rechters, openbaar aanklagers als justitieel personeel aangaan;

	g)	het bevorderen van een gezamenlijke denkoefening over de
totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en de
implicaties daarvan voor de werking van de justitie.

(3)	De lidstaten moeten alle praktische stappen nemen opdat hun
nationale instanties voor de opleiding van rechters, openbaar aanklagers
en justitieel personeel, uitgaande van de reeds geleverde inspanningen,

	a)	informatie verspreiden over de rechtstelsels en het recht van de
andere lidstaten van de Europese Unie, zoals door het opzetten van
cursussen rechtsvergelijking;

	b)	de nationale opleidingsprogramma's van rechters, openbaar aanklagers
en justitieel personeel in toenemende mate openstellen voor andere
lidstaten;

	c)	de rechtstreekse uitwisseling van rechters, openbaar aanklagers en
justitieel personeel van de verschillende lidstaten ontwikkelen en
stimuleren, onder meer door actief deel te nemen aan het
uitwisselingsprogramma tussen justitiële autoriteiten en
jumelageprojecten te bevorderen, en andere passende middelen in te
zetten; 

d)	het Europees netwerk voor justitiële opleiding (ENJO) met alle
geschikte middelen op efficiënte wijze ontwikkelen en actief aan de
activiteiten ervan deelnemen. 

(4)	Om de hiervoor beschreven algemene doelstellingen te bereiken,
moeten de lidstaten nieuwe concrete maatregelen aanmoedigen en, in
voorkomend geval, ontwikkelen die erop gericht zijn:

a)	de Europese dimensie van de justitiële functies te belichten door:  

a.	in hun nationale basisopleidingsprogramma - wanneer dat bestaat - en
in de voortgezette opleidingen en curricula plaats in te ruimen voor het
Europees recht, terdege rekening houdend met de richtsnoeren die
geformuleerd moeten worden door het ENJO en daarbij gebruik makend van
de ervaring van de bestaande opleidingsinstituten;

	b.	het in punt 3, onder c), bedoelde uitwisselingsprogramma, waar
nodig, uit te breiden tot het justitieel personeel; 

c.	te bevorderen dat de rechters, de openbaar aanklagers en het
justitieel personeel ten minste één andere officiële taal van de
Europese Unie kennen, met name via opleidingsprogramma's, en die kennis,
waar nodig, mee te wegen, bijv. bij het aanwerven van (…) rechters en
openbaar aanklagers en nieuw justitieel personeel en bij evaluaties,
rekening houdend met de specifieke kenmerken van het  rechtsstelsel en
het justitieel apparaat van de betrokken lidstaat  

d.	de kennis van het rechtsstelsel en de wetgeving van de andere
lidstaten te verbeteren;

e.	het leren omgaan met Europese e-justitie-instrumenten te stimuleren.

f.	e-learning en het gebruik van moderne technieken aan te moedigen. 

b)	gemeenschappelijke Europese opleidingsprogramma's tot stand te
brengen, waarvan de inhoud bepaald wordt door het ENJO en die door het
netwerk en/of de leden ervan  uitgevoerd worden, zoals:  

a.	een of meer gemeenschappelijke opleidingsmodules; 

b.	een gemeenschappelijk opleidingsprogramma voor specifieke
categorieën relevante beroepsbeoefenaren, zoals leidinggevende
magistraten, gespecialiseerde rechters of openbaar aanklagers en
opleiders; 

c.	een gemeenschappelijk opleidingsprogramma van korte duur dat
rechters, openbaar aanklagers en justitieel personeel van verschillende
lidstaten samenbrengt ("Europese klassen") en waarvan de organisatie in
eerste instantie toevertrouwd moet worden aan de nationale
opleidingsinstanties.

(5)	Het ENJO en zijn leden moeten een belangrijke rol spelen bij de
uitvoering van deze richtsnoeren. Daartoe moeten passende maatregelen
genomen worden om het ENJO te versterken. 



(6)	Om de bovenstaande doelstellingen te bereiken, wordt de lidstaten
verzocht de nodige maatregelen te nemen opdat de leden van het ENJO het
bedrag van hun financiële bijdrage aan het ENJO kunnen optrekken, en
zodoende de duurzame werking ervan veilig kunnen stellen. 

(7)	De Commissie en de lidstaten wordt verzocht een herziening te
overwegen van (…) de administratieve procedures voor het toewijzen van
communautaire subsidies aan opleidingsprojecten voor rechters, openbaar
aanklagers en justitieel personeel, met name die projecten die
georganiseerd worden door instanties waarmee de Commissie
kader-partnerschapsovereenkomsten heeft gesloten, met name de ERA, het
IAEP en het ENJO, teneinde deze procedures verder te vereenvoudigen en
de beschikbare middelen sneller te kunnen toewijzen. 

(8)	De lidstaten en de Commissie wordt verzocht te zorgen voor de
spoedige uitvoering van deze resolutie. Daartoe wordt het
voorzitterschap en de Commissie verzocht de nodige contacten met de
Europese opleidingsorganisaties te leggen.

(9)	De Raad zal de toepassing van deze richtsnoeren uiterlijk vier jaar
na de aanneming ervan evalueren op basis van een verslag van de
Commissie. Uitgaande van het resultaat van die evaluatie moeten er
passende maatregelen genomen worden om de situatie, waar nodig, verder
te verbeteren. 

____________________

	11114/08 JAI 346 COPEN 128 JUSTCIV 134 + COR 1 REV 1. 

	PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

	COM(2006) 356 def.

	PB C...

	PB L 58 van 24.2.2007, blz. 13. 

	PB C...

	Uitwisselingsprogramma voor magistraten, met als rechtsgrondslag
artikel 49, lid 2, van Verordening nr. 1605/2002 van de Raad van 25
juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de
algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van
16.9.2002, blz. 1).

	UK maakt een voorbehoud en BE, BG, CZ, IE, LU en NL maken een positief
studievoorbehoud bij de nieuwe onderstreepte tekst, die een op een
voorstel van AT gebaseerde compromisoplossing van het voorzitterschap
is.    

	CZ stelde voor, de woorden "waaronder de ERA", toe te voegen. Alle
andere delegaties geven de voorkeur aan de huidige tekst, of kunnen deze
althans in zijn huidige vorm aanvaarden.   

 

 

13474/08		mak/TEU/mm	  PAGE  1 

	DG H 2B	LIMITE   NL

13474/08		mak/TEU/mm	  PAGE  12 

BIJLAGE	DG H 2B	  LIMITE   NL