Besluit
Bijlage
Nummer: 2008D10912, datum: 2008-10-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Voorhang wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (2008D10911)
Preview document (đ origineel)
Besluit van
houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met
aanpassing van de berekeningswijze voor de rijksbijdrage van de
instellingen voor hoger onderwijs en de aanwijzing en de naamswijziging
van masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs met een
studielast van 120 studiepunten
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van , nr. , directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 2.6, 6.13, derde lid, 7.4a, vijfde lid en 7.26,
tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek;
De Raad van State gehoord (advies van âŠ, nr. âŠ);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap van âŠ, nr. âŠ, directie Wetgeving en Juridische Zaken,
uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I [wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per 1 januari
2009]
Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.8 vervalt.
B
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel h vervalt âenâ.
2. Aan het slot van onderdeel i wordt de punt vervangen door: , en.
3. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:
j. sectoroverstijgend.
C
Aan artikel 3.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het onderdeel sectoroverstijgend kent, naast opleidingen die niet
onder een subonderdeel worden ondergebracht, het subonderdeel
opleidingen op het gebied van onderwijs, landbouw en natuurlijke
omgeving, natuur, techniek en gezondheidszorg.
D
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt onderdeel 2° onder vernummering van de
onderdelen 3° tot en met 5° tot onderdelen 2° tot en met 4°.
2. In onderdeel d vervalt aan het slot van onderdeel 3° âenâ.
3. In onderdeel d wordt aan het slot van onderdeel 4° de puntkomma
vervangen door: , en.
4. In onderdeel d wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
5°. opleiding verloskunde;.
5. Onderdeel e komt te luiden:
e. binnen het onderdeel economie:
1°. opleiding hoger hotelonderwijs,
2°. opleiding Business Administration in Hotel Management, en
3°. opleiding Sport, Management en Ondernemen.
E
In artikel 4.7 wordt na â4.23,â ingevoegd: 4.24,.
F
In artikel 4.20, tweede lid, wordt "masteropleiding" vervangen door:
graad Master.
G
Artikel 4.24 komt als volgt te luiden:
Artikel 4.24. Ontwerp en ontwikkeling hbo
1. Onze minister kan uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een
instelling een bedrag toekennen dat bij ministeriële regeling wordt
vastgesteld.
2. Het gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert
nadat het eerste lid is toegepast, wordt over de hogescholen verdeeld
naar rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo.
H
Hoofdstuk 6 wordt vernummerd tot hoofdstuk 7, de artikelen 6.1 en 6.2
worden vernummerd tot artikelen 7.1 en 7.2.
I
Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 6. Bepalingen over personeel
Artikel 6.1. Algemene bepaling hoofdstuk 6
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn regels voor
onderzoekinstellingen en voor openbare universiteiten, academische
ziekenhuizen en hogescholen, alsmede voorwaarden voor bekostiging van
bijzondere universiteiten en hogescholen.
2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder een onderzoekinstelling: de
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam en de
Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, genoemd in artikel 1.2, onder
d, van de wet, alsmede de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk
onderzoek, genoemd in artikel 2 van de Wet op de Nederlandse organisatie
voor wetenschappelijk onderzoek.
3. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bestuur: het instellingsbestuur
van een universiteit, hogeschool, de raad van bestuur van een
academische ziekenhuis of het algemeen bestuur van een
onderzoekinstelling.
4. Het bestuur of diens rechtsopvolger is gehouden de aanspraken van het
personeel en het gewezen personeel die uit de wet voortvloeien of
krachtens dit besluit worden vastgesteld dan wel bij of krachtens dit
besluit worden gehandhaafd, te honoreren.
5. Indien een rechtsopvolger als bedoeld in het vierde lid ontbreekt,
waaronder tevens is begrepen het geval van een onherroepelijk vonnis tot
faillietverklaring van de desbetreffende instelling, voorzien de
besturen in het desbetreffende deelgebied er gezamenlijk in dat aan de
verplichtingen van het vierde lid jegens het personeel en het gewezen
personeel wordt voldaan.
Artikel 6.2. Werkloosheid
Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens werkloosheid
draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken van het personeel en
het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in elk geval ten minste
gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het personeel zou hebben op
grond van de Werkloosheidswet. Het bestuur handhaaft hierbij tevens de
aanspraken van het gewezen personeel die aan dat personeel zijn
gegarandeerd bij of krachtens de regelingen die volgens dit besluit
komen te vervallen.
Artikel 6.3. Ziekte en arbeidsongeschiktheid
Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens ziekte en
arbeidsongeschiktheid draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken
van het personeel en het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in
elk geval ten minste gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het
personeel zou hebben op grond van de Ziektewet, de Wet uitbreiding
loondoorbetalingsplicht bij ziekte, onderscheidenlijk de Wet Werk en
Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Artikel 6.4. Tegemoetkoming aan de voorzitter en de andere leden van een
raad van toezicht
1. De voorzitter en de andere leden van een raad van toezicht als
bedoeld in artikel 9.7, artikel 11.5, of 12.10 van de wet hebben per
kalenderjaar aanspraak op een tegemoetkoming.
2. De omvang van de tegemoetkoming per kalenderjaar wordt bepaald bij
ministeriële regeling.
3. De tegemoetkoming wordt naar evenredigheid verminderd, indien het
voorzitterschap of het lidmaatschap van de raad van toezicht in de loop
van een kalenderjaar is aangevangen of beëindigd.
Artikel 6.5. Ondernemingsraden
De Wet op de ondernemingsraden is, met uitzondering van hoofdstuk VIII
B, van toepassing op:
a. de Open Universiteit,
b. de openbare academische ziekenhuizen, en
c. de onderzoeksinstellingen.
J
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2, sub A, vervalt âBedrijfswiskundeâ en wordt na
âBiomolecular Sciencesâ ingevoegd: Business Mathematics.
2. In onderdeel 2, sub A, wordt âBiomedische Technologieâ vervangen
door: Biomedical Engineering.
3. In onderdeel 2, sub A, wordt âEcologyâ vervangen door: Ecology
and evolution.
4. In onderdeel 2, sub A, wordt âEnergie en Milieuwetenschappenâ
vervangen door: Energy and Environmental Sciences.
5. In onderdeel 2, sub A, vervalt âInformaticaâ en wordt na
âChemistryâ ingevoegd: Computing Science.
6. In onderdeel 2, sub A, wordt âMariene biologieâ vervangen door:
Marine Biology.
7. In onderdeel 2, sub A, vervalt âMedische Biologieâ en wordt na
âBiomedical Engineeringâ ingevoegd: Biomedical Sciences.
8. In onderdeel 2, sub A, wordt âMedisch Farmaceutische
Wetenschappenâ vervangen door: Medical Pharmaceutical Sciences.
9. In onderdeel 2, sub A, vervalt âMens-Machine Communicatieâ en
wordt na âEvolutionary Biologyâ ingevoegd: Human-Machine
Communication.
10. In onderdeel 2, sub A, wordt âMoleculaire Biologie en
Biotechnologieâ vervangen door: Molecular Biology and Biotechnology.
11. In onderdeel 2, sub A, vervalt âScheikundige Technologieâ en
wordt na âBusiness Mathematicsâ ingevoegd: Chemical Engineering.
12. In onderdeel 2, sub A, vervalt âSterrenkundeâ en wordt na
âArtificial Intelligenceâ ingevoegd: Astronomy.
13. In onderdeel 2, sub A, vervalt âTechnische Bedrijfskundeâ en
wordt na âHuman-Machine Communicationâ ingevoegd: Industrial
Engineering and Management.
14. In onderdeel 2, sub A, vervalt âTechnische Natuurkundeâ en wordt
voor âArtificial Intelligenceâ ingevoegd: Applied Physics.
15. In onderdeel 2, sub A, vervalt âTechnische Wiskundeâ en wordt
voor âApplied Physicsâ ingevoegd: Applied Mathematics.
16. In onderdeel 2, sub B, wordt âModern and Contemporary History:
Transformation and Acceptance (research) vervangen door: Modern History
and International Relations: Transformation and Acceptance (research).
17. In onderdeel 3, sub B, wordt na âHuman Geography, Planning and
Development Studies (research)â ingevoegd: Information Law (research).
18. In onderdeel 3, sub B, wordt na âPsychology (research)â
ingevoegd: Public International Law (research).
19. In onderdeel 3, sub B, wordt âCognitive Science (research)â
vervangen door: Brain and Cognitive Sciences (research).
20. In onderdeel 3, sub B, vervalt âMaster of Philosophy in Economics
(research)â en wordt na âSocial Sciencesâ ingevoegd: Tinbergen
Institute Master of Philosophy in Economics (research).
21. In onderdeel 4, sub A, vervalt âFarmaceutische wetenschappenâ en
wordt na âNeuroscience and Cognitionâ ingevoegd: Pharmaceutical
Sciences.
22. In onderdeel 4, sub B, vervalt âPsychological Health Research
(research)â en wordt na âResearch in Public Administration and
Organizational Science (research)â ingevoegd: Social Health Psychology
(research).
23. In onderdeel 6 wordt âEarth System Scienceâ vervangen door:
Climate Studies.
24. In onderdeel 9 wordt na âClinical Research (research)â
ingevoegd: Early Modern Intellectual History (research).
25. In onderdeel 9 wordt na âResearch in Public Administration and
Organizational Science (research)â ingevoegd: Sociology of Culture,
Media and the Arts (research).
26. In onderdeel 9 vervalt âMaster of Philosophy in Economics
(research)â en wordt na âSociology of Culture, Media and the Arts
(research)â ingevoegd: Tinbergen Institute Master of Philosophy in
Economics (research).
27. In onderdeel 10, sub A, wordt âLaw and Language Studiesâ
vervangen door: International Laws.
28. In onderdeel 10, sub B, wordt na âIus Commune and Human Rights
Research (research)â ingevoegd: Nutrition and Metabolism and clinical
aspects (research).
29. In onderdeel 11, sub A, wordt âBio-informaticsâ vervangen door:
Bioinformatics.
30. In onderdeel 11, sub A, wordt âManagement, Policy Analysis and
Entreneurship in the Health and Life Sciencesâ vervangen door:
Management, Policy Analysis and Entrepreneurship in the Health and Life
Sciences.
31. In onderdeel 11, sub B, wordt na âLetterkunde (research)â
ingevoegd: Lifestyle and Chronic Disorders (research).
32. In onderdeel 11, sub B, wordt na âoudheidstudiesâ ingevoegd:
Palaeoclimatology and Geo-ecosystems (research).
33. In onderdeel 11, sub B, vervalt âMaster of Philosophy in Economics
(research)â en wordt na âSocial Research; Organization Sciences,
Political Science and Sociology (research)â ingevoegd: Tinbergen
Institute Master of Philosophy in Economics (research).
34. In onderdeel 12, sub A, vervalt âMilieu-natuurwetenschappenâ en
wordt na âChemistryâ ingevoegd: Environmental Sciences.
35. In onderdeel 14 wordt voor âMolecular Life Sciencesâ ingevoegd:
Artificial Intelligence en Operations Research.
K
Bijlage 3 komt als volgt te luiden:
Bijlage 3, behorend bij artikel 1.1, onderdeel v
Bekostigingsniveaus per CROHO-onderdeel
CROHO-onderdeel standaard uitzonderingen
niveau opleiding of CROHO-subonderdeel* niveau
onderwijs hoog - opleidingen tot leraar speciaal onderwijs
opleiding tot leraar basisonderwijs
opleidingskunde
opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede dan wel eerste
graad in:
aardrijkskunde
algemene economie
bedrijfseconomie
Duits
Engels
Frans
Fries
geschiedenis
gezondheidszorg en welzijn
godsdienst
islamgodsdienst
lichamelijke oefening
maatschappijleer
mens en maatschappij
Nederlands
omgangskunde
pedagogiek
Spaans
Turks
verpleegkunde
verzorging/gezondheidskunde laag
landbouw en natuurlijke omgeving Hoog accountancy en agribusiness
agrarische accountancy
international business and management studies laag
natuur Hoog - wetenschapsdynamica laag
- farmacie top
techniek Hoog
gezondheidszorg Hoog bewegingstherapie/psychomotorische therapie
ergotherapie
kader in de gezondheidszorg
kunstzinnige therapie
management in de zorg
logopedie
oefentherapie Cesar
oefentherapie Mensendieck
opleiding tot fysiotherapeut
opleiding tot verpleegkundige
opleiding tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg
sport, gezondheid en management
voeding en diëtetiek laag
- bachelor klinische technologie
- diergeneeskunde
- geneeskunde
- master arts, klinisch onderzoeker
- master geneeskunde, klinisch onderzoeker
- master technical medicine
- tandheelkunde
advanced nursing practice
physician assistent
verloskunde
mondzorgkunde top
economie laag business administration in hotel management
communicatiesystemen
facility management
food & business
hoger hotelonderwijs
hogere Europese beroepenopleiding
informatiedienstverlening en -management
journalistiek
journalistiek en voorlichting
media, informatie en communicatie
oriëntaalse talen en communicatie
vertaalacademie hoog
recht Laag
gedrag en maatschappij Laag - beleidsgerichte milieukunde
- master environment and resource management
- milieu-maatschappijwetenschappen
- sociaal wetenschappelijke informatica
- technische cognitiewetenschap
- creatieve therapie
- University College Maastricht hoog
taal en cultuur Laag bachelor liberal arts and sciences
* opleidingen op het gebied van de kunst
* masteropleidingen op het gebied van de bouwkunst
museologie hoog
sectoroverstijgend Laag * opleidingen op het gebied van onderwijs,
landbouw en
natuurlijke omgeving, natuur, techniek en gezondheidszorg
hoog
Indien bij de opleidingen niet expliciet is aangegeven dat het bachelor-
of masteropleidingen betreft, worden, voor zover van toepassing, zowel
de bachelor-, de master-, de voortgezette, als de ongedeelde opleiding
bedoeld.
ARTIKEL II [wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per 1 januari
2010]
Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, onderdeel r, wordt na âBelgiĂ«,â ingevoegd:
Luxemburg,.
B
Artikel 4.4, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het instellingsbestuur heeft tot 15 april voorafgaand aan het
begrotingsjaar de gelegenheid de aangeleverde gegevens, bedoeld in het
eerste lid, te corrigeren.
2. In het derde lid wordt na âgerekendâ ingevoegd: , tenzij deze als
gevolg van een buiten het instellingsbestuur liggende oorzaak na 30
november zijn aangeleverd.
3. In het vierde lid wordt "promoties" vervangen door: proefschriften.
C
Artikel 4.21, eerste en tweede lid, komt te luiden:
1. Uit het onderzoekdeel wo ontvangt een universiteit per proefschrift
leidend tot een promotie in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het
begrotingsjaar, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.
2. Uit het onderzoekdeel wo ontvangt een universiteit per
ontwerperscertificaat dat is uitgereikt in het tweede kalenderjaar
voorafgaand aan het begrotingsjaar, een bij ministeriële regeling te
bepalen bedrag.
ARTIKEL III [Intrekking besluiten en vervallen paragrafen]
1. De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. het Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten,
hogescholen en onderzoekinstellingen,
b. het Besluit van 15 september 1997, houdende vaststelling van het
bedrag van de tegemoetkoming aan de voorzitter en de andere leden van de
raad van toezicht van de openbare universiteiten en van de Open
Universiteit,
c. het Besluit van 16 november 2001, houdende wijziging van het
Bekostigingsbesluit WHW in verband met het niet meer afzonderen van de
uitkeren na ontslag van de rijksbijdrage aan hogescholen, en
d. het Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van onder meer het
Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van
de universiteiten per 2005.
2. Paragrafen 2 en 4 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming academische ziekenhuizen vervallen.
ARTIKEL IV [Inwerkingtreding]
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onder D en J, sub
24, 25 en 27 en artikel II, in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien
verstande dat:
a. artikel I, onder E, G en K, terugwerkt tot en met 1 januari 2009;
b. artikel I, onder J, sub 1 tot en met 23, 26 en 28 tot en met 35,
terugwerkt tot en met 1 september 2008.
2. Artikel I, onder D en J, sub 24, 25 en 27, treedt in werking met
ingang van 1 september 2009.
3. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit,
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen deel
1. Algemeen
Dit besluit strekt tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. De
wijziging behelst wijziging van enkele voorschriften vanwege de
totstandkoming van een nieuw onderdeel in het Centraal register
opleidingen hoger onderwijs (CROHO) vanwege de zogenoemde CRAB-operatie
in het wo. De wijziging betreft verder enkele deels technische
aanpassingen in de bepalingen inzake onderwijs- en onderzoeksbekostiging
en inzake ontwerp en ontwikkeling hbo. Daarnaast wordt bijlage 1
aangepast waarin de tweejarige masteropleidingen worden aangewezen. Tot
slot zijn de bepalingen over personeel uit enkele besluiten ingebed in
het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Deze inbedding geschiedt omwille van de
transparantie en toegankelijkheid van regelgeving.
1.1 Commissie reductie aanbod bacheloropleidingen wo
Vanwege de werkzaamheden van de Commissie reductie aanbod
bacheloropleidingen (CRAB) wordt een flinke verbetering van de
transparantie van het onderwijsaanbod gerealiseerd. Bijvoorbeeld
vergelijkbare opleidingen krijgen dezelfde naam.
Daarnaast is voorzien in invoering van een nieuw onderdeel in het CROHO
voor sectorover-stijgende opleidingen. In toenemende mate komen
opleidingen voor die niet goed in één van de bestaande onderdelen van
het CROHO zijn in te passen. Omdat het CROHO een belangrijke functie
vervult bij de voorlichting van aankomende studenten. Daarnaast
informeert het CROHO ook voorlichters en andere bij het hoger onderwijs
betrokkenen over het bestaande opleidingenaanbod is het niet goed voor
de transparantie van het onderwijsaanbod wanneer de naam van het
onderdeel geen goede afspiegeling van de inhoud ervan vormt.
Vanwege invoering van dit nieuwe onderdeel dient ook in de bepalingen
over bekostiging een keuze te worden gemaakt over het bekostigingsniveau
van de daarin geregistreerde opleidingen. Voor het CROHO-onderdeel
"sectoroverstijgend" wordt het standaardniveau op âlaag' vastgesteld.
Voor de opleidingen die in het (nieuwe) subonderdeel "onderwijs,
landbouw en natuurlijke omgeving, natuur, techniek en gezondheidszorg"
worden geregistreerd, geldt het bekostigingsniveau âhoogâ. In dit
onderdeel zullen de opleidingen worden opgenomen die inhoudelijk
overwegend overeenkomen met de opleidingen in deze gebieden. Daarbij
ligt het in de rede dat gelet op het karakter van deze opleiding, de
opleiding Bachelor arts and sciences in het hoog bekostigde subonderdeel
wordt geregistreerd.
Met de invoering van het sectoroverstijgend CROHO-onderdeel verandert er
niets aan de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Minister van OCW
en de Minister van LNV. Daar waar het gaat om opleidingen met een groen
of een overwegend groen profiel, blijft de Minister van LNV
verantwoordelijk. Voor opleidingen die goed zouden kunnen passen in het
CROHO-onderdeel landbouw en natuurlijke omgeving alsook in het
sectoroverstijgende CROHO-onderdeel zullen de ministers onderling
beoordelen onder wiens verantwoordelijkheid de aanvraag valt. Voor alle
andere opleidingen (waaronder ook die met een geringere groene
component) blijft de Minister van OCW verantwoordelijk. In de
beleidsregel macrodoelmatigheid hoger onderwijs zal de werkwijze en
verantwoordelijkheidsverdeling worden uitgewerkt, zodat deze voor alle
partijen helder is.
1.2 Bepaling over onderwijsbekostiging
Vanwege de geografische nabijheid en het lidmaatschap van de Benelux
zullen studenten die in Luxemburg woonachtig zijn en bij een Nederlandse
universiteit of hogeschool zijn ingeschreven ook onder het
woonplaatsvereiste gaan vallen en ook meetellen voor de bekostiging.
1.3 Bepalingen over onderzoeksbekostiging
In het besluit is bepaald dat het bedrag dat beschikbaar is per
proefschrift in het vervolg bij ministeriële regeling wordt
vastgesteld, opdat rekening kan worden gehouden met redelijkerwijs te
verwachten jaarlijkse aanpassingen van dit bedrag vanwege
loonbijstellingen. De keuze om het aantal promoties in plaats van
proefschriften te tellen is geen administratieve verlichting gebleken en
heeft onbedoelde effecten (in verband met dubbelpromoties): zij is dan
ook teruggedraaid.
1.4 Bepaling over ontwerp en ontwikkeling hbo
Hogescholen ontvangen middelen voor ontwerp en ontwikkeling waarmee
ondermeer lectoren en kenniskringen aangesteld kunnen worden. De omvang
van de middelen die een hogeschool ontvangt is direct gerelateerd aan
het bedrag dat instellingen voor onderwijs ontvangen. In het Actieplan
Leraren is voorzien dat hogescholen die een opleiding in het
CROHO-onderdeel Onderwijs (lerarenopleidingen) verzorgen aanvullende
middelen krijgen voor de inzet van lectoren. Om deze gerichte toevoeging
mogelijk te maken is in het besluit een bepaling toegevoegd aan de reeds
bestaande verdeelsleutel. Op grond van die bepaling kan bij
ministeriële regeling worden vastgesteld dat een hogeschool een bedrag
ontvangt voor ontwerp en ontwikkeling. Dit zal gebeuren via de Regeling
financiën hoger onderwijs, waarover overleg met HBO-raad plaatsvindt.
1.5 Aanpassing aanwijzing tweejarige masteropleidingen
Dit besluit omvat een aantal wijzigingen van bijlage 1 van het
Uitvoeringsbesluit WHW.
Artikel 7.4a, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) bepaalt dat bij algemene
maatregel van bestuur tweejarige masteropleidingen kunnen worden
aangewezen. In artikel 5.6, tweede lid, van de Wet studiefinanciering
2000 is - onder meer - geregeld dat één jaar extra studiefinanciering
wordt verstrekt aan studenten die masteropleidingen volgen als bedoeld
in 7.4a, vijfde lid, van de WHW.
Instellingen kunnen bij de Minister een verzoek indienen om specifieke
masteropleidingen aan te wijzen als tweejarige masteropleidingen. Op
verzoek van de Minister adviseert de NVAO â vanwege haar inhoudelijke
expertise â over de vraag of de extra studielast die door de
instelling wordt voorgesteld (120 studiepunten in plaats van 60)
onderwijsinhoudelijk wenselijk is. De NVAO heeft voor een aantal nieuwe
wo-masteropleidingen geadviseerd deze op te nemen in de bijlage. Opname
in de bijlage vereist aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW.
Daarnaast is in de meeste gevallen sprake van een naamswijziging van een
opleiding.
1.6 Inbedding bepalingen over personeel
Omwille van de transparantie en toegankelijkheid van regelgeving is
voorzien in inbedding van bepalingen uit enkele besluiten in het
Uitvoeringsbesluit WHW 2008 inzake personeel.
Daarbij gaat het om bepalingen uit het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen, en overeenkomstige bepalingen uit paragraaf 2 van
Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming academische
ziekenhuizen, die onverkort zijn opgenomen in het besluit. Dit geldt ook
voor een bepaling inzake de Wet op de ondernemingsraden die opgenomen is
in het Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van onder meer het
Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van
de universiteiten per 2005.
Daarnaast zijn opgenomen de bepalingen uit het Besluit van 15 september
1997, houdende vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming aan de
voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht van de openbare
universiteiten en van de Open Universiteit, en overeen-komstige
bepalingen uit paragraaf 4 van Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming academische ziekenhuizen. Daarbij is bepaald
dat de voorzitter en andere leden van de raad van toezicht een bij
ministeriele regeling vast te stellen tegemoetkoming wordt verstrekt.
Deze tegemoetkoming wordt voor de onderscheiden raden van toezicht
gelijkgesteld.
De inbedding van de overige nog op het hoger onderwijs van toepassing
zijnde besluiten die personele aangelegenheden betreffen (met name
maximumsalarissen) vindt op een later moment plaats. Dit zal geschieden
gegeven het kabinetsstandpunt over het advies âNormeren en
Waarderenâ dat de adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers
(commissie-Dijkstal) op 5 september 2007 heeft aangeboden aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. Gevoerd overleg
Een voorontwerp van dit besluit is aan VSNU en HBO-raad voorgelegd met
het verzoek om een bestuurlijk oordeel. HBO-raad onderschrijft de
maatregelen in dit besluit. VSNU heeft geen commentaar op de
maatregelen. Het stellen van aanvullende eisen bij de opleiding Sport,
Management en Ondernemen (zie artikelsgewijze toelichting artikel I,
onderdeel D) is voorgelegd aan de Inspectie en aan de Commissie Wet
Gelijke Behandeling (op grond van handicap of chronische ziekte). De
Commissie acht het stellen van de eisen verenigbaar met de eisen van de
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.
3. Uitvoeringstoets
Een voorontwerp van dit besluit is voor een uitvoerings- en
handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan CFI (samen met Inspectie van het
Onderwijs en Auditdienst), en aan Informatie Beheer Groep voor een
uitvoeringstoets. Deze uitvoeringsorganisaties hebben aangegeven dat dit
besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is.
4. Financiële gevolgen
De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de
Rijksbegroting. De wijzigingen leiden tot een beperkte aanpassing in de
verdeling over alle op grond van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek bekostigde universiteiten en hogescholen. De
financiële gevolgen vanwege de extra aanspraak op studiefinanciering
komen ten laste van de OCW-begroting.
5. Administratieve lasten
De maatregelen in het onderhavige besluit hebben geen gevolgen voor de
administratieve lasten van de universiteiten en hogescholen. De
informatieverplichtingen van instellingen veranderen niet vanwege de
wijzigingen in de instellingsbekostiging vanwege dit besluit. Voor
uitvoeringslasten bij bedrijven en burgers (studenten) verandert vanwege
dit besluit niets.
6. Voorhang ontwerpbesluit
Overeenkomstig artikel 2.6, zesde lid, van de WHW is het ontwerpbesluit
voorafgaand aan de advisering door de Raad van State aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal voorgelegd bij brief van âŠ. Tevens is het
ontwerpbesluit ter kennisgeving aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal
gezonden.
Artikelsgewijs
Artikel I (Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per 1 januari
2009)
Onderdeel A
Met dit onderdeel vervalt de bepaling op grond waarvan VSNU en HBO-raad
een bijdrage ontvangen voor de visitatie van opleidingen conform de
besluitvorming bij invoering van accreditatie van het hoger onderwijs.
Onderdelen B, C en K
Met deze onderdelen wordt invulling gegeven aan de totstandkoming van
een nieuw CROHO-onderdeel en -subonderdeel, zoals toegelicht in
paragraaf 1.1 van het algemene deel van deze toelichting. In onderdeel K
(bijlage 3) is bepaald dat opleidingen die zijn ingedeeld in dit
subonderdeel het bekostigingsniveau hoog hebben.
Verder is in bijlage 3 de vierjarige masteropleiding arts, klinisch
onderzoeker toegevoegd als opleiding met het topbekostigingsniveau.
Vanwege een gerechtelijke uitspraak is het bekostigingsniveau van de
opleiding University College Maastricht op hoog bepaald.
Onderdeel D
In verband met de beëindiging van de opleiding tot leraar in de tweede
graad Arabisch per 1 september 2009 vervalt deze uit het besluit. Op dit
moment is er al geen instroom meer van studenten voor deze opleiding,
omdat deze in afbouw is.
Met dit wijzigingsvoorstel worden twee opleidingen met aanvullende eisen
in het besluit opgenomen. Het gaat om de opleiding Verloskunde en de
opleiding Sport, Management en Ondernemen. De opleiding Verloskunde was
voorheen een zogenaamde âziekenhuisopleidingâ. Deze opleiding viel
niet onder het WHW-regime en leidde niet op tot een wettelijk erkende
graad. Inmiddels zijn deze opleidingen aan diverse hogescholen verbonden
en geaccrediteerd als hbo-opleiding. Voor toelating tot de opleiding
werden potentiële studenten geselecteerd, omdat van verloskundigen
specifieke vaardigheden en houding (zelfstandig, communicatief,
doortastend) worden gevraagd bij het uitvoeren van alle (fysiologische)
verloskundige handelingen. De âovergangâ naar het WHW-regime is geen
aanleiding om niet langer te kunnen selecteren op deze noodzakelijke
kwaliteiten.
Voor de opleiding Sport, Management en Ondernemen kunnen eisen worden
gesteld op het gebied van de âfysieke geschiktheidâ. De inhoud van
de opleiding en het later uit te oefenen beroep maakt een zekere mate
van (te ontwikkelen) fysieke geschiktheid noodzakelijk. Het voornemen
om aan deze opleiding aanvullende eisen te verbinden is ter beoordeling
voorgelegd aan de Commissie Wet Gelijke Behandeling (op grond van
handicap of chronische ziekte) omdat het hierbij gaat om selectie op
fysieke gronden. De commissie acht het stellen van de eis in de context
van de hbo-instelling die deze opleiding tot nu toe als enige instelling
aanbiedt, verenigbaar met de eisen van de Wet gelijke behandeling op
grond van handicap of chronische ziekte.
Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de naamswijziging van
de opleiding Hoger Hotelonderwijs tot de opleiding Business
Administration in Hotel Management in de regeling te verwerken.
Onderdelen E en F
Met deze onderdelen wordt een technische aanpassing in de formulering
van de bepaling gerealiseerd.
Onderdeel G
Met dit onderdeel wordt bepaald dat uit het deel ontwerp en ontwikkeling
hbo aan een instelling een bedrag kan worden toegekend dat bij
ministeriële regeling wordt vastgesteld. Daarbij gaat het met name om
de toekenning van bedragen vanwege ontwerp en ontwikkeling (lectoren)
bij instellingen die een opleiding in het CROHO-onderdeel Onderwijs
verzorgen. De regeling is onderwerp van overleg met HBO-raad. Het
gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert nadat
het eerste lid is toegepast, wordt over de hogescholen verdeeld naar
rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo zoals dat voor de
wijziging van dit besluit als het geval was.
Onderdelen H en I
Met deze onderdelen wordt invulling gegeven aan de inbedding van
bepalingen over personele aangelegenheden zoals toegelicht in paragraaf
1.7 van het algemene deel van deze toelichting.
In het toe te voegen hoofdstuk 6 zijn opgenomen de relevante bepalingen
uit het Besluit decen-tralisatie arbeidsvoorwaardenvorming
universiteiten, hogescholen en onderzoekinstellingen, het Besluit van 15
september 1997, houdende vaststelling van het bedrag van de
tegemoetkoming aan de voorzitter en de andere leden van de raad van
toezicht van de openbare universiteiten en van de Open Universiteit, en
Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming academische
ziekenhuizen.
Artikel 6.1
Dit artikel bevat algemene bepalingen over de werking van hoofdstuk 5.
Het artikel is ontleend aan artikel 2 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen en het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaarden-vorming academische ziekenhuizen, en aan artikel VI
van het Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van onder meer het
Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van
de universiteiten per 2005.
Artikelen 6.2 en 6.3
Artikel 6.2 komt overeen met artikel 4 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaarden-vorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen en artikel 3 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming academische ziekenhuizen. Artikel 6.3 komt
overeen met artikel 5 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen. Deze artikelen stellen de randvoorwaarden vast
voor de uitkomsten van het overleg op het terrein van de sociale
zekerheid. Ze bezitten een waarborgfunctie en brengen tot uitdrukking
dat de besturen van de verschillende instellingen bij de vaststelling
van de regels met betrekking tot werkloosheid, ziekte en
arbeidsongeschiktheid voor het personeel en het gewezen personeel
zodanige aanspraken garanderen dat die aanspraken ten minste gelijk zijn
aan de in de WW, de Ziektewet, de Wet uitbreiding
loondoor-betalingsplicht bij ziekte en de Wet Werk en Inkomen naar
Arbeidsvermogen. De tekst geeft tevens aan dat daar waar de aanspraken
van het personeel â om technische redenen â niet ten minste gelijk
kunnen zijn aan die van de genoemde wetten, de aanspraken in elk geval
ten minste «gelijkwaardig» dienen te zijn. Overigens mogen op grond
van artikel 4.5, vierde lid, van de WHW de regels die het bestuur
vaststelt omtrent ontslag het personeel van de openbare instellingen
niet minder rechten verschaffen dan die welke voor werknemers met een
arbeidsovereenkomst voortvloeien uit de desbetreffende bepalingen van
het Burgerlijk Wetboek.
Tot slot wordt gewezen op de laatste volzin van artikel 6.2. Daarin
wordt tot uitdrukking gebracht dat het bestuur bij het vaststellen van
de regelingen voor gewezen personeel is gehouden te waarborgen dat de
aanspraken die dat gewezen personeel bezit op grond van de regelingen
die volgens dit besluit komen te vervallen, gehandhaafd blijven voor
zover die aanspraken het karakter van garanties bezitten.
Artikel 6.4
Dit artikel komt overeen met artikel 7 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaarden-vorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen en is in lijn met artikel 2 op genomen in het
Besluit van 15 september 1997, houdende vaststelling van het bedrag van
de tegemoetkoming aan de voorzitter en de andere leden van de raad van
toezicht van de openbare universiteiten en van de Open Universiteit met
dien verstande dat conform het eerst genoemde besluit de hoogte van de
tegemoetkoming per ministeriele regeling wordt bepaald.
Artikel 6.5
Dit artikel over ondernemingsraden was als artikel VI opgenomen in het
Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van onder meer het
Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van
de universiteiten per 2005 (Stb. 2005, 671). Door opname van dit artikel
in het Uitvoeringsbesluit kan het Besluit van 9 december 2005 worden
ingetrokken.
Onderdeel J
De onderdelen 1 tot en met 16, 19 tot en met 23, 26, 27, 29, 30, 33 en
34 betreffen naamswijzigingen. Om de naamswijzigingen in dit onderdeel
is door de instellingen zelf verzocht. Gezien de verantwoordelijkheid
van de instellingen voor de naamgeving van hun opleidingen worden deze
naamswijzigingen altijd gevolgd, tenzij de naam van de opleiding de
inhoud van een opleiding niet dekt.
De onderdelen 17, 18, 24, 25, 28, 31, 32 en 35 hebben betrekking op
nieuwe aangewezen tweejarige masteropleidingen.
Artikel II (Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per 1 januari
2010)
Onderdeel A
Met dit onderdeel wordt, zoals toegelicht in paragraaf 1.2 van deze
toelichting, bepaald dat studenten die woonachtig zijn in Luxemburg
meetellen voor de rijksbijdrageberekening.
Onderdelen B en C
Deze onderdelen geven invulling aan de wijzigingen inzake de
onderzoeksbekostiging zoals toegelicht in paragraaf 1.3 van het algemeen
deel van deze toelichting. Daarbij gaat het om de aanpassing waarbij per
ministeriele regeling in plaats van in het besluit de bedragen per
proefschrift respectievelijk ontwerperscertificaat worden vastgesteld
opdat rekening kan worden gehouden met mogelijke loon- en
prijsbijstelling.
Daarnaast wordt artikel 4.4 technisch gewijzigd.
Artikel III (Intrekking besluiten en vervallen paragrafen)
Met de opname van de bepalingen in het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming universiteiten, hogescholen en
onderzoekinstellingen in hoofdstuk 6 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008
kan het eerstgenoemde genoemde besluit vervallen. Ditzelfde geldt voor
het Besluit van 15 december 1997 en het besluit van 9 december 2005.
Paragrafen 2 en 4 van het Besluit decentralisatie
arbeidsvoorwaardenvorming academische ziekenhuizen vervallen, want deze
zijn opgenomen in dit besluit.
Het Besluit van 16 november 2001 heeft voorzover nog geldend betrekking
op de grondslag van een ondertussen vervallen regeling en kan daarmee
worden ingetrokken.
Artikel IV (Inwerkingtreding)
De onderdelen van dit besluit kennen verschillende momenten van
inwerkingtreding.
Het eerste lid regelt de inwerkingtreding van de artikelen I, met
uitzondering van artikel I, onder J, sub 24, 25 en 27 en III. Deze
artikelen treden in werking de dag na de uitgifte van het
Staatsblad. Daarnaast is in het eerste lid voor een aantal onderdelen
terugwerkende kracht geregeld. Allereerst voor artikel I, onder E, G en
K, deze onderdelen werken terug tot en met 1 januari 2009. De reden
hiervoor is dat de bekostiging per kalenderjaar berekend wordt. Voor de
berekening van de bekostiging over 2009 zijn deze wijzigingen nodig. In
de eerste plaats doordat de wijzigingen onder E en GÂ het mogelijk maken
de extra middelen in het kader van het Actieplan Leraren te verdelen
voor het bekostigingsjaar 2009. De wijziging van onderdeel
K (University College Maastricht wordt ingedeeld in bekostigingsniveau
hoog) is noodzakelijk omdat deze wijziging uitvoering geeft aan een
gerechtelijke uitspraak. De terugwerkende kracht voor artikel I, onder
J, heeft te maken met de datum waarop de opleidingen zijn aangewezen als
tweejarige master.  De Minister bepaalt welke opleidingen worden
aangewezen als tweejarige master. Dit besluit wordt genomen, nadat de
opleiding door de macrodoelmatigheidstoets heen is en de NVAO een advies
heeft gegeven over de voorgenomen tweejarige master. Vanaf dat moment
hebben studenten recht op een extra jaar studiefinanciering.  Voor de
instellingen levert dit geen nadelige gevolgen op, aangezien opname in
de bijlage niets wijzigt in de bekostiging. Â
Artikel I, onder D, treedt in werking met ingang van 1 september 2009
omdat de opleiding leraar arabisch vanaf dat tijdstip niet langer
verzorgd wordt.
Artikel I, onder J, sub 24, 25 en 27 treedt in werking met ingang van 1
september 2009. De reden hiervoor is dat in het besluit tot aanwijzing
van deze opleidingen tot tweejarige masters deze datum is opgenomen.
Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Voor het
berekenen van de bekostiging in 2010 zijn deze wijzigingen nodig.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
PAGE
PAGE 1
OCW 10933C
Conceptontwerpbesluit versie REKI B 4849 âŠ
OCW 22106
B 1234 ⊠PAGE 1