Ontwerp-Besluit
Bijlage
Nummer: 2008D11365, datum: 2008-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Ontwerp-Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (2008D11364)
Preview document (🔗 origineel)
Besluit van
houdende regels ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de
kaderrichtlijn water (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water)
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, van , nr. BJZ , Directie
Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op:
richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor
communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327);
richtlijn nr. 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging
veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch
milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEU L 64);
richtlijn nr. 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het
grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU
L 372), en
richtlijn nr. 2008/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het
waterbeleid en tot wijziging van de richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG,
84/156/EEG, 84/491/EEG, 86/280/EEG en 2000/60/EG (gemeenschappelijk
standpunt 20 december 2007, PbEU C 2008, 71),
gelet op de artikelen 5.1, eerste en derde lid, 5.2, eerste lid, 5.2b,
derde en vierde lid, en 5.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van ...);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van , nr. BJZ
, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving,
uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Hebben goedgevonden en verstaan:
§ 1 Algemeen
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beheersplan voor de rijkswateren: plan als bedoeld in artikel 5, eerste
lid, van de Wet op de waterhuishouding;
grondwaterlichaam: grondwaterlichaam als bedoeld in artikel 2 van de
kaderrichtlijn water, zoals opgenomen in de provinciale plannen voor de
waterhuishouding;
grondwaterrichtlijn: richtlijn nr. 2006/118/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006
betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en
achteruitgang van de toestand (PbEU L 372);
kunstmatig oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat als
zodanig is aangewezen op grond van artikel 5, derde lid, of 7, vierde
lid, van de Wet op de waterhuishouding;
monitoringsprogramma: monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 5.3,
derde lid, van de wet;
natuurlijk oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat als
zodanig is aangewezen op grond van artikel 5, derde lid, of 7, vierde
lid, van de Wet op de waterhuishouding;
nota voor de waterhuishouding: nota als bedoeld in artikel 3, eerste
lid, van de Wet op de waterhuishouding;
oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel
2 van de kaderrichtlijn water, zoals opgenomen in het beheersplan voor
de rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het
Rijk betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding,
indien het andere oppervlaktewaterlichamen betreft;
Onze Ministers: Onze Minister tezamen met Onze Ministers van Verkeer en
Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover
het aangelegenheden betreft, die mede tot zijn verantwoordelijkheid
behoren;
provinciaal plan voor de waterhuishouding: plan als bedoeld in artikel
7, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding;
richtlijn prioritaire stoffen: richtlijn nr. pm van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van pm inzake
milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid en tot
wijziging van de richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG,
84/491/EEG, 86/280/EEG en 2000/60 EG (PbEU pm);
richtwaarde: richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de
wet;
sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat als
zodanig is aangewezen op grond van artikel 5, derde lid, of 7, vierde
lid, van de Wet op de waterhuishouding;
stroomgebiedbeheersplan: stroomgebiedbeheersplan als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de waterhuishouding;
stroomgebieddistrict: stroomgebieddistrict als bedoeld in artikel 1 van
de Wet op de waterhuishouding;
type natuurlijk oppervlaktewaterlichaam: type oppervlaktewaterlichaam
als vermeld in bijlage II, punt 1.2, en aangegeven overeenkomstig
bijlage II, punt 1.3, bij de kaderrichtlijn water in het in bijlage II,
tabel 2, bij dit besluit genoemde rapport;
waterlichaam: oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam
waterwinlocatie: onttrekkingspunt van oppervlaktewater of grondwater dat
wordt gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd
water;
wet: Wet milieubeheer.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder de
volgende begrippen verstaan wat daaronder in artikel 2 van de
kaderrichtlijn water wordt verstaan: ecologische toestand, goede
ecologische toestand, goed ecologisch potentieel, goede chemische
toestand van oppervlaktewater, goede chemische toestand van grondwater,
goede grondwatertoestand, goede kwantitatieve grondwatertoestand, goede
oppervlaktewatertoestand, grondwater, grondwatertoestand, kwantitatieve
grondwatertoestand, oppervlaktewater, oppervlaktewatertoestand,
prioritaire stoffen, verontreinigende stof, verontreiniging, voor
menselijke consumptie bestemd water.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder de
volgende begrippen verstaan wat daaronder in artikel 2 van de
grondwaterrichtlijn wordt verstaan: drempelwaarde, significante en
aanhoudend stijgende trend.
Artikel 2
Indien voor een waterlichaam ingevolge dit besluit of andere regelgeving
meer dan een milieudoelstelling geldt, is de strengste van toepassing.
Van een ingevolge dit besluit geldende richtwaarde kan met betrekking
tot de daarbij behorende termijn worden afgeweken indien:
de toestand van het waterlichaam niet achteruitgaat overeenkomstig
artikel 16,
is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, vierde en achtste lid,
van de kaderrichtlijn water, en
de reden van de afwijking is vermeld in het beheersplan voor de
rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het Rijk
betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding, indien
het andere oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen betreft.
Van een ingevolge dit besluit geldende richtwaarde kan worden afgeweken
indien:
de toestand van het waterlichaam niet achteruitgaat overeenkomstig
artikel 16,
het desbetreffende waterlichaam in een zodanige mate door menselijke
activiteiten is aangetast of zijn natuurlijke gesteldheid van dien aard
is dat het bereiken van de richtwaarde niet haalbaar of onevenredig
kostbaar is,
is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, vijfde en achtste lid,
van de kaderrichtlijn water, en
de reden van de afwijking is vermeld in het beheersplan voor de
rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het Rijk
betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding, indien
het andere oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen betreft.
Van een ingevolge dit besluit geldende richtwaarde kan met betrekking
tot een goede ecologische toestand of een goede grondwatertoestand
voorts worden afgeweken indien:
het niet bereiken daarvan het gevolg is van nieuwe veranderingen van de
fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de
stand van een grondwaterlichaam,
is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, zevende en achtste lid,
van de kaderrichtlijn water, en
de reden van de afwijking is vermeld in het beheersplan voor de
rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het Rijk
betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding, indien
het andere oppervlaktewaterlichamen betreft.
Voor een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam zijn het
tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot het goede ecologische potentieel dat voor een
oppervlaktewaterlichaam is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, tweede
lid.
Van een ingevolge dit besluit geldende richtwaarde kan worden afgeweken
indien:
de afwijking te wijten is aan een buiten Nederland gelegen
verontreinigingsbron,
naleving van de richtwaarde ten gevolge van de grensoverschrijdende
verontreiniging niet mogelijk is, en
is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder c, en
tweede lid, van de richtlijn prioritaire stoffen.
Artikel 3
Voor de toepassing van artikel 5.2b, vierde lid, van de wet geldt dat
een tijdelijke verslechtering van de kwaliteit van het water is
toegelaten indien:
deze het resultaat is van omstandigheden die zich door een natuurlijke
oorzaak of overmacht voordoen en die uitzonderlijk zijn of niet
redelijkerwijze waren te voorzien, met name extreme overstromingen en
lange droogteperioden, of het gevolg zijn van omstandigheden die zijn
veroorzaakt door redelijkerwijs niet te voorziene ongevallen,
aan alle voorwaarden van artikel 4, zesde en achtste lid, van de
kaderrichtlijn water is voldaan, en
de reden van de afwijking wordt vermeld in het eerstvolgende beheersplan
voor de rijkswateren, indien het oppervlaktewateren in beheer van het
Rijk betreft, dan wel het eerstvolgende provinciaal plan voor de
waterhuishouding, indien het andere oppervlaktewaterlichamen of
grondwaterlichamen betreft.
Voor de toepassing van artikel 5.2b, vierde lid, van de wet geldt dat
een verslechtering van de kwaliteit van het water is toegelaten indien:
het niet voorkomen van achteruitgang van de toestand van een
waterlichaam het gevolg is van nieuwe veranderingen van de fysische
kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van
grondwaterlichamen, dan wel het niet voorkomen van achteruitgang van een
zeer goede toestand van een oppervlaktewaterlichaam naar een goede
toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke
ontwikkeling,
aan alle voorwaarden van artikel 4, zevende en achtste lid, van de
kaderrichtlijn water is voldaan, en
de reden van de afwijking is vermeld in het beheersplan voor de
rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het Rijk
betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding, indien
het andere oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen betreft.
§ 2 Oppervlaktewater
Artikel 4
Bij de vaststelling van de nota voor de waterhuishouding, het
beheersplan voor de rijkswateren, een provinciaal plan voor de
waterhuishouding of een beheersplan als bedoeld in artikel 9, eerste
lid, van de Wet op de waterhuishouding houdt het bevoegd gezag voor elk
daarin opgenomen oppervlaktewaterlichaam rekening met de volgende
richtwaarde: met ingang van 22 december 2015 is een goede
oppervlaktewatertoestand bereikt.
Een goede oppervlaktewatertoestand als bedoeld in het eerste lid houdt
in dat zowel de chemische toestand, bedoeld in artikel 5, als de
ecologische toestand, bedoeld in artikel 6, vastgesteld overeenkomstig
die artikelen goed zijn.
Artikel 5
Een oppervlaktewaterlichaam verkeert in een goede chemische toestand
indien overeenkomstig het monitoringsprogramma is vastgesteld dat is
voldaan aan alle ingevolge bijlage I bij dit besluit daarvoor geldende
richtwaarden.
Artikel 6
Een oppervlaktewaterlichaam verkeert in een goede ecologische toestand
indien overeenkomstig het monitoringsprogramma is vastgesteld dat is
voldaan aan de voor dat type natuurlijk oppervlaktewaterlichaam in
bijlage II, tabellen 1 en 2, bij dit besluit opgenomen richtwaarden voor
de biologische, hydromorfologische en fysisch-chemische
kwaliteitselementen van de goede ecologische toestand.
Van de in het eerste lid bedoelde richtwaarden kan worden afgeweken
indien:
het een kunstmatig waterlichaam of sterk veranderd waterlichaam betreft,
en
voor dat waterlichaam, onder vermelding van de reden van de afwijking,
een goed ecologisch potentieel is vastgesteld in het beheersplan voor de
rijkswateren, indien het oppervlaktewaterlichamen in beheer van het Rijk
betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding, indien
het andere oppervlaktewaterlichamen betreft.
Een goed ecologisch potentieel als bedoeld in het tweede lid komt,
gegeven de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het
waterlichaam, zoveel mogelijk overeen met de richtwaarden die voor de
biologische, hydromorfologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen
van de goede ecologische toestand van de meest vergelijkbare typen
natuurlijke oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in bijlage II, tabel
2, bij dit besluit.
§ 3 Grondwater
Artikel 7
Bij de vaststelling van een provinciaal plan voor de waterhuishouding
houden provinciale staten voor elk daarin opgenomen grondwaterlichaam
rekening met de volgende richtwaarde: met ingang van 22 december 2015
is een goede grondwatertoestand bereikt.
Een goede toestand als bedoeld in het eerste lid houdt in dat zowel de
kwantitatieve toestand, bedoeld in artikel 8, als de chemische toestand,
bedoeld in artikel 9, vastgesteld overeenkomstig die artikelen goed
zijn.
Artikel 8
Een grondwaterlichaam verkeert in een goede kwantitatieve toestand
indien is voldaan aan alle voorwaarden van bijlage V, punt 2.1.2, bij de
kaderrichtlijn water.
Artikel 9
Een grondwaterlichaam verkeert in een goede chemische toestand indien
overeenkomstig het monitoringsprogramma is vastgesteld dat:
is voldaan aan alle voorwaarden van bijlage V, punt 2.3.2, bij de
kaderrichtlijn water en de richtwaarden, genoemd in bijlage III,
tabellen 1 en 2, bij dit besluit;
in een of meer monitoringspunten niet is voldaan aan een richtwaarde als
bedoeld in onderdeel a, maar gedeputeerde staten door een passend
onderzoek overeenkomstig bijlage III bij de grondwaterrichtlijn hebben
bevestigd dat is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, tweede lid,
onderdeel c, en vijfde lid, van die richtlijn.
Artikel 10
Bij de vaststelling van een provinciaal plan voor de waterhuishouding
houden provinciale staten rekening met de volgende richtwaarde: in een
grondwaterlichaam vinden met ingang van 22 december 2009 geen
significante en aanhoudende stijgende trends plaats in de concentraties
van verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen of
indicatoren van verontreiniging, die een significant schaderisico
opleveren voor de kwaliteit van een aquatisch of terrestrisch
ecosysteem, de menselijke gezondheid of voor het rechtmatig gebruik,
feitelijk of potentieel, van het watermilieu.
Een significante en aanhoudende stijgende trend levert een significant
schaderisico als bedoeld in het eerste lid, op, indien het beginpunt
voor een trendomkering wordt of dreigt te worden overschreden, en niet
de overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de grondwaterrichtlijn
vereiste maatregelen worden genomen.
Het beginpunt voor een trendomkering, bedoeld in het tweede lid,
bedraagt 75 procent van de richtwaarden die in bijlage III, tabellen 1
en 2, bij dit besluit zijn opgenomen.
Van de ingevolge het eerste lid geldende richtwaarde kan met betrekking
tot het in het derde lid vermelde percentage worden afgeweken indien:
sprake is van een situatie als bedoeld in bijlage IV, deel B, punt 1,
onder c, van de grondwaterrichtlijn,
in het provinciaal plan voor de waterhuishouding voor een
grondwaterlichaam een hoger percentage is vermeld,
is voldaan aan alle voorwaarden van de in onderdeel a genoemde bepaling,
en
de reden van de afwijking is vermeld in het in onderdeel b bedoelde
plan.
§ 4 Waterwinlocaties
Artikel 11
Voor de toepassing van artikel 12 wordt onder een waterwinlocatie
verstaan een locatie die als zodanig is opgenomen in het beheersplan
voor de rijkswateren, indien het oppervlaktewateren in beheer van het
Rijk betreft, dan wel het provinciaal plan voor de waterhuishouding,
indien het andere oppervlaktewateren of grondwater betreft.
Artikel 12
Bij de vaststelling van de nota voor de waterhuishouding, het
beheersplan voor de rijkswateren, een provinciaal plan voor de
waterhuishouding of een plan als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de
waterhuishouding houdt het bevoegd gezag voor elke waterwinlocatie waar
oppervlaktewater wordt onttrokken, rekening met de richtwaarden die voor
het onttrokken water zijn opgenomen in bijlage IV bij dit besluit.
Aan de richtwaarde wordt met ingang van 22 december 2009 voldaan.
Bij de vaststelling van een plan als bedoeld in het eerste lid worden de
volgende streefwaarden betrokken:
de kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen waarin een waterwinlocatie
voor de bereiding van drinkwater is gelegen, verbetert zodanig dat het
niveau van zuivering van het onttrokken water kan worden verlaagd in
samenhang met het behalen van de waarden voor het onttrokken water,
genoemd in bijlage IV, tabel 2, bij dit besluit;
de kwaliteit van grondwaterlichamen waarin een waterinlocatie voor de
bereiding van drinkwater is gelegen, verbetert zodanig dat het niveau
van zuivering van het onttrokken water kan worden verlaagd.
Voor de toepassing van het derde lid, onder a, wordt onder het niveau
van zuivering verstaan het niveau van de toe te passen
behandelingmethode, zoals vereist volgens bijlage E, juncto bijlage D,
bij het Waterleidingbesluit.
§ 5 Monitoring
Artikel 13
Onze Ministers stellen met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in
de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn en de richtlijn
prioritaire stoffen voor elk stroomgebieddistrict een
monitoringsprogramma vast. Het programma omvat een aanduiding van de
monitoringspunten, en een beschrijving van de wijze van:
monitoring van de toestand van een waterlichaam, voor zover het stoffen
en kwaliteitselementen betreft, die relevant zijn voor de toestand van
het waterlichaam,
monitoring van tendensen met betrekking tot de concentraties van
stoffen,
interpretatie en presentatie van de monitoringsresultaten,
indeling van een waterlichaam in een toestandsklasse, en
verslaglegging over de monitoringsresultaten,
teneinde representatieve monitoringsgegevens te verkrijgen, die een
samenhangend totaalbeeld van de toestand van de waterlichamen
binnen het stroomgebieddistrict geven.
In het monitoringsprogramma kan overeenkomstig punt 1.3.4 van bijlage V
bij de kaderrichtlijn water worden bepaald dat statistische methoden
worden toegepast, waaronder een percentielberekening, zodat een
aanvaardbaar niveau van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid wordt
gewaarborgd wanneer wordt bepaald of is voldaan aan een richtwaarde die
in dit besluit is vastgesteld. De statistische methoden voldoen aan
overeenkomstig de procedure van artikel 21, tweede lid, van de
kaderrichtlijn water vastgestelde regels.
Het programma wordt getoetst en bijgesteld in gevallen waarin dat
vereist wordt door de kaderrichtlijn water.
In afwijking van het eerste lid wordt een onderdeel van het
monitoringsprogramma dat betrekking heeft op monitoring voor nader
onderzoek, in gevallen als bedoeld in bijlage V, onder 1.3.3, bij de
kaderrichtlijn water, of op monitoring voor aanvullende
trendbeoordeling, in gevallen als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van
de grondwaterrichtlijn, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in
die richtlijnen, vastgesteld door het bestuursorgaan dat krachtens
artikel 14 verantwoordelijk is voor de monitoring van het desbetreffende
waterlichaam.
Van een monitoringsprogramma of een onderdeel daarvan als bedoeld in het
vierde lid en een bijstelling van dat programma of onderdeel geeft Onze
Minister van Verkeer en Waterstaat openbaar kennis.
Artikel 14
De bestuursorganen die bevoegd zijn een vergunning krachtens artikel 1
van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren te verlenen, zijn, ieder
voor zover hun bevoegdheid strekt, verantwoordelijk voor de monitoring
van de oppervlaktewaterlichamen.
Gedeputeerde staten zijn, ieder voor zover hun bevoegdheid strekt,
verantwoordelijk voor de monitoring van de grondwatertoestand.
Artikel 15
Bij ministeriële regeling worden met het oog op de uitvoering van het
monitoringsprogramma overeenkomstig de kaderrichtlijn water, de
grondwaterrichtlijn en de richtlijn prioritaire stoffen regels gesteld
met betrekking tot de onderdelen van het monitoringsprogramma die zijn
vermeld in artikel 13, eerste lid.
Artikel 16
1. In het monitoringsprogramma wordt, met inachtneming van
het tweede lid, aangegeven op welke wijze aan het eind van de
planperiode voor de toepassing van artikel 5.2b, vierde lid, van de wet,
wordt vastgesteld of gedurende de planperiode sprake is geweest van een
verslechtering van de kwaliteit van het water waarvoor ingevolge dit
besluit milieukwaliteitseisen gelden.
2. Van een verslechtering van de kwaliteit als bedoeld in het
eerste lid is sprake indien voor een stof of kwaliteitselement waarvoor
ingevolge dit besluit een richtwaarde geldt:
a. de toestand van een waterlichaam in een lagere toestandklasse terecht
is gekomen, tenzij in onmiddellijke samenhang met de ontwikkeling die
hiervan de oorzaak is, in een ander waterlichaam binnen hetzelfde
stroomgebiedsdistrict maatregelen worden genomen, waardoor voor het
stroomgebiedsdistrict een significante verbetering van de waterkwaliteit
wordt verwezenlijkt,
de toestand van een waterlichaam in een lagere toestandklasse terecht is
gekomen, tenzij in onmiddellijke samenhang met de ontwikkeling die
hiervan de oorzaak is, voor een andere stof of kwaliteitselement een
verbetering van de waterkwaliteit wordt verwezenlijkt,
indien een waterlichaam zich voor die stof of dat kwaliteitselement aan
het begin van de planperiode in de laagste toestandklasse bevindt: de
kwaliteit van het waterlichaam, bepaald overeenkomstig het
monitoringsprogramma, is verslechterd, tenzij door die verslechtering de
verwezenlijking van de met toepassing van artikel 2, tweede tot en met
vijfde lid, beoogde kwaliteit niet in gevaar komt, of
indien sprake is van een waterwinlocatie: een verhoging van het niveau
van zuivering voor de bereiding van drinkwater is vereist als gevolg van
een verslechtering van de kwaliteit van het water, met dien verstande
dat artikel 12, vierde lid, van overeenkomstige toepassing is indien de
waterwinlocatie in een oppervlaktewaterlichaam voor de bereiding van
drinkwater is gelegen.
3. De indeling van een oppervlaktewaterlichaam in een
toestandklasse komt overeen met de laagste toestandklasse waarin de
chemische toestand, de ecologische toestand, onderscheidenlijk het
ecologische potentieel, verkeert.
4. De indeling van een grondwaterlichaam in een
toestandklasse komt overeen met de laagste toestand waarin de
kwantitatieve toestand, onderscheidenlijk de chemische toestand,
verkeert.
5. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende
toestandklassen onderscheiden:
a. voor oppervlaktewaterlichamen:
1˚. wat betreft de chemische toestand: de toestandklasse goed
als bedoeld in artikel 5, of niet goed;
2˚. wat betreft de ecologische toestand: de toestandklasse zeer
goed, goed als bedoeld in artikel 6, eerste lid, matig, ontoereikend of
slecht, bepaald voor het type natuurlijk oppervlaktewater waartoe het
oppervlaktewaterlichaam behoort, overeenkomstig bijlage V bij de
kaderrichtlijn water;
3˚. wat betreft het ecologisch potentieel, indien van
toepassing: de toestandklasse goed als bedoeld in artikel 6, derde lid,
matig, ontoereikend of slecht overeenkomstig hetgeen daaromtrent is
aangegeven in het plan, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b;
b. voor grondwaterlichamen:
1˚. wat betreft de kwantitatieve toestand: goed als bedoeld
in artikel 8, en ontoereikend;
2˚. wat betreft de chemische toestand: goed als bedoeld in
artikel 9, en ontoereikend.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden
gesteld omtrent de toepassing van dit artikel.
§ 6 Overige bepalingen
Artikel 17
De termijn, bedoeld in artikel 5.1, vijfde lid, van de wet, bedraagt zes
jaar.
De eerste volzin van artikel 5.2, derde lid, van de wet is niet van
toepassing ten aanzien van de bij dit besluit gestelde
milieukwaliteitseisen.
Artikel 18
Een wijziging van de kaderrichtlijn water krachtens artikel 20 van de
richtlijn, een wijziging van de grondwaterrichtlijn krachtens artikel 8
van de richtlijn of een wijziging van de richtlijn prioritaire stoffen
krachtens artikel 3 van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit
besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken
wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij
ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een
ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 19
De paragrafen van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water
vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de
verschillende paragrafen verschillend kan worden vastgesteld.
Het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water wordt ingetrokken.
Artikel 20
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 21
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kwaliteitseisen en monitoring
water, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal
worden geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordeningen en Milieubeheer,
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Bijlage I bij het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water ....
Tabel 1 Richtwaarden voor goede chemische toestand
oppervlaktewaterlichamen (stoffen)
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Nr. Naam van de stof CAS-
nummer JG-MKN1
Land-
oppervlakte-
waterenii (µg/l) JG-MKN1
Andere
oppervlakte-
waterenii (µg/l) MAC –MKN4
Land-
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) MAC –MKN4
Andere
oppervlakte-
wateren2 (µg/l)
(1) Alachloor 15972-60-8 0,3 0,3 0,7 0,7
(2) Antraceen 120-12-7 0,1 0,1 0,4 0,4
(3) Atrazine 1912-24-9 0,6 0,6 2,0 2,0
(4) Benzeen 71-43-2 10 8 50 50
(5) Gebromeerde
Difenylethers5 32534-81-9 0,0005 0,0002 niet van
toepassing niet van
toepassing
(6) Cadmium en zijn
verbindingen
(afhankelijk van
de waterhard-
heidsklasse)6 7440-43-9 ≤ 0,08
(klasse 1)
0,08 (klasse 2)
0,09 (klasse 3)
0,15 (klasse 4)
0,25 (klasse 5) 0,2 ≤ 0,45
(klasse 1)
0,45 (klasse 2)
0,6 (klasse 3)
0,9 (klasse 4)
1,5 (klasse 5) -
(6
bis) Tetrachloor-
Koolstof 56-23-5 12 12 niet van
toepassing niet van
toepassing
(7) C10-13- chlooralkanen 85535-84-8 0,4 0,4 1,4 1,4
(8) Chloorfenvinfos 470-90-6 0,1 0,1 0,3 0,3
(9) Chloorpyrifos
(ethyl- chlorpyriphos) 2921-88-2 0,03 0,03 0,1 0,1
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Nr. Naam van de stof CAS-
nummer JG-MKN1
Land-
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) JG-MKN1
Andere
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) MAC-MKN4
Land-
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) MAC-MKN4
Andere
oppervlakte-
wateren2 (µg/l)
9 bis) Cyclodieenbestrij-
dingsmiddelen:
Aldrin
Dieldrin
Endrin
Isodrin
309-00-2
60-57-1
72-20-8
465-73-6 Σ=0,01 Σ=0,005 niet van
toepassing niet van
toepassing
9 ter) DDT totaal7
niet van
toepassing
0,025 0,025
niet van
toepassing
niet van
toepassing
para-para-DDT 50-29-3 0,01 0,01 niet van
toepassing niet van
toepassing
(10) 1,2-
Dichloorethaan 107-06-2 10 10 niet van
toepassing niet van
toepassing
(11) Dichloormethaan 75-09-2 20 20 niet van
toepassing niet van
toepassing
(12) Di(2-ethyl-
hexyl)ftalaat
(DEHP) 117-81-7 1,3 1,3 niet van
toepassing niet van
toepassing
(13) Diuron 330-54-1 0,2 0,2 1,8 1,8
(14) Endosulfan 115-29-7 0,005 0,0005 0,01 0,004
(15) Fluorantheen 206-44-0 0,1 0,1 1 1
(16) Hexachloor-
Benzeen 118-74-1 0,018 0,018 0,05 0,05
(17) Hexachloorbuta-
Dieen 87-68-3 0,18 0,18 0,6 0,6
(18) Hexachloor-
cyclohexaan 608-73-1 0,02 0,002 0,04 0,02
(19) Isoproturon 34123-59-6 0,3 0,3 1,0 1,0
(20) Lood en zijn
verbindingen 7439-92-1 7,2 7,2 niet van
toepassing niet van
toepassing
(21) Kwik en zijn
verbindingen 7439-97-6 0,058 0,058 0,07 0,07
(22) Naftaleen 91-20-3 2,4 1,2 niet van
toepassing niet van
toepassing
(23) Nikkel en zijn
verbindingen 7440-02-0 20 20 niet van
toepassing niet van
toepassing
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Nr. Naam van de stof CAS-
nummer JG-MKN1
Land-
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) JG-MKN1
Andere
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) MAC-MKN4
Land-
oppervlakte-
wateren2 (µg/l) MAC-MKN4
Andere
oppervlakte-
wateren2 (µg/l)
(24) Nonylfenolen (4-
(para)-nonylfenol) 104-40-5 0,3 0,3 2,0 2,0
(25) Octylfenolen
((4-(1,1’,3,3’-
tetramethylbutyl)
-fenol)) 140-66-9 0,1 0,01 niet van
toepassing niet van
toepassing
(26) Pentachloor-
Benzeen 608-93-5 0,007 0,0007 niet van
toepassing niet van
toepassing
(27) Pentachloorfenol 87-86-5 0,4 0,4 1 1
(28) Polyaromatische
koolwaterstoffen
(PAK)9 niet van
toepassing niet van
toepassing
niet van
toepassing niet van
toepassing niet van
toepassing
Benzo(a)pyreen 50-32-8
0,05 0,05
0,1
0,1
Benzo(b)fluorantheen 205-99-2
Σ=0,03
Σ=0,03
niet van
toepassing
niet van
toepassing
Benzo(k)fluorantheen 207-08-9
Benzo(g,h,i)-
peryleen 191-24-2
Σ=0,002 Σ=0,002 niet van
toepassing niet van
toepassing
Indeno(1,2,3-
cd)pyreen 193-39-5
(29) Simazine 122-34-9 1 1 4 4
(29
bis) Tetrachloor-
ethyleen 127-18-4 10 10 niet van
toepassing niet van
toepassing
(29
ter) Tetrachloor-
ethyleen 79-01-6 10 10 niet van
toepassing niet van
toepassing
(30) Tributyltinverbin
dingen (Tributyl-
tinkation) 36643-28-4 0,0002 0,0002 0,0015 0,0015
(31) Trichloorbenzenen 12002-48-1 0,4 0,4 niet van
toepassing niet van
toepassing
(32) Trichloormethaan 67-66-3 2,5 2,5 niet van
toepassing niet van
toepassing
(33) Trifluraline 1582-09-8 0,03 0,03 niet van
toepassing niet van
toepassing
1 De richtwaarden in de kolommen 4 en 5 zijn norm uitgedrukt als
jaargemiddelde (JG-MKN). Tenzij anders is aangegeven, zijn zij van
toepassing op de totale concentratie van alle isomeren. Bij de
toepassing van de richtwaarden geldt dat voor elk representatief
monitoringspunt voor het waterlichaam het rekenkundig gemiddelde van de
op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten
concentraties niet boven de norm ligt. De berekening van het rekenkundig
gemiddelde en de te gebruiken analysemethode geschiedt in
overeenstemming met Besluit QA/QC van de Commissie houdende technische
specificaties voor de chemische controle en kwaliteit van analytische
resultaten overeenkomstig de kaderrichtlijn water, met inbegrip van de
wijze waarop een MKN wordt toegepast indien geen passende analysemethode
bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken.
2 Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende
kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen.
Andere oppervlaktewateren omvatten kust- en overgangswateren.
3 De richtwaarden (milieukwaliteitsnormen, MKN) worden, met uitzondering
van de richtwaarden voor cadmium, lood, kwik en nikkel uitgedrukt als
totale concentratie in het volledige watermonster. Voor cadmium, lood,
kwik en nikkel metalen hebben de MKN betrekking op de opgeloste
concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt
verkregen door filtratie over een filter van 0,45 (m of een
gelijkwaardige voorbehandeling.
In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de
resultaten van de monitoring aan de richtwaarden een correctie kan
worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met:
a) natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun
verbindingen, indien
deze de naleving van de MKN beletten; en
b) de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de
biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden.
4 De richtwaarden in de kolommen 6 en 7 zijn uitgedrukt als maximaal
aanvaardbare concentratie (MAC-MKN). Bij de toepassing van de
richtwaarden geldt dat voor elk representatief monitoringspunt voor het
waterlichaam geen enkele gemeten concentratie op enig representatief
monitoringspunt in dit water boven de norm ligt.
5 Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde
difenylethers (nr. 5), vermeld in Beschikking 2455/2001/EG, wordt alleen
voor de congeneren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154 een richtwaarde
vastgesteld.
6 Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) zijn de richtwaarden
afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in de volgende
klassen: klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l,
klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3/l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3/l en
klasse 5: ≥200 mg CaCO3/l.
7 DDT totaal omvat de som van de isomeren
1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50-29-3), EU
nummer 200-024-3);
1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(pchloorfenyl)ethaan (CAS-nummer
789-02-6), EU nummer 212-024-332);
1,1-dichloor-2,2bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72-55-9) EU
nummer 200-024-784); en 1,1dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan
(CAS-nummer 7254-8). EU nummer 200-024-783);
8 Deze milieukwaliteitseis heeft alleen betrekking op directe
blootstelling. Er is hierin geen rekening gehouden met
doorvergiftiging.
9 Op de groep prioritaire stoffen die onder polyaromatische
koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28), is elke afzonderlijke MKN van
toepassing, hetgeen betekent dat de MKN voor benzo(a)pyreen en de MKN
voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen en de MKN
voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen moeten
worden nageleefd.
Tabel 2 Richtwaarden voor goede chemische toestand
oppervlaktewaterlichamen (biota)
In aanvulling op de richtwaarden die in tabel 1 voor die stoffen zijn
opgenomen, gelden voor de volgende stoffen tevens richtwaarden die
betrekking hebben op biota.
(1) (2) (3) (4)
Nr. Naam van de stof CAS-
nummer MKN
(µg/kg) 10
(16) Hexachloor-
benzeen 118-74-1 20
(17) Hexachloorbuta-
dieen 87-68-3 10
(21) Kwik en zijn
verbindingen 7439-97-6 55
10 Deze eis geldt voor weefsel van prooidieren (nat gewicht), met dien
verstande dat in het monitoringsprogramma uit vissen, weekdieren,
schaaldieren en andere biota de meest passende indicator wordt gekozen.
In het monitoringsprogramma kan met inachtneming van het bepaalde in
noot 9 onder bijlage I van de richtlijn prioritaire stoffen worden
bepaald dat met het oog op het toezicht op de naleving van de eis bij de
monitoring wordt uitgegaan van een waarde voor de concentratie van die
stof in oppervlaktewater, waarmee hetzelfde niveau van bescherming wordt
geboden dat is beoogd met de milieukwaliteitseis voor biota.
Bijlage II bij het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water ....
Tabel 1 Richtwaarden voor goede ecologische kwaliteit
oppervlaktewaterlichamen (stoffen)
EG-Nr. Stofnaam CAS-nummer milieukwaliteitseis oppervlaktewater totaal
7,8,9
JG-MKN ** Landoppervlaktewateren (µg/l) JG-MKN **
Andere oppervlakte wateren (µg/l) MAC-MKN**
Landoppervlakte
Wateren (µg/l) MAC-MKN**
Andere oppervlakte
Wateren (µg/l)
2 2-amino-4-chloorfenol 95-85-2 10 µg/l
4 Arseen (en anorganische verbindingen daarvan) 7440-38-2 32 µg/l
5 Azinfos-ethyl 2642-71-9
0,0065 0,0013 0,011 -
6 Azinfos-methyl 86-50-0
0,002 0,0004 0,014 0,0028
8 Benzidine 92-87-5 0,6 µg/l*
9 Benzylchloride (alfa-chloortolueen) 100-44-7 310 µg/l
10 Benzylideenchloride (alfa,alfa-dichloortolueen) 98-87-3 4,6 µg/l*
11 Bifenyl 92-52-4 1,5 µg/l*
14 Chlooralhydraat 302-17-0 500 µg/l*
15 Chloordaan 57-74-9 0,002 µg/l
16 Chloorazijnzuur 79-11-8 0,58 µg/l*
0,58 0,058 - -
17 2-chlooraniline 95-51-2
0,2 0,032 10 1,0
18 3-chlooraniline 108-42-9
0,41 0,065 4,6 0,46
19 4-chlooraniline 106-47-8
0,22 0,057 1,2 0,12
20 Chloorbenzeen 108-90-7 690 µg/l
21 1-Chloor-2,4-dinitrobenzeen 97-00-7 0,54 µg/l*
22 2-Chloorethanol 107-07-3 155 µg/l*
24 4-Chloor-3-methylfenol 59-50-7
6,4 0,64 64 6,4
25 1-Chloornaftaleen 90-13-1 0,77 µg/l*
26 Chloornaftalenen (technisch mengsel)
0,77 µg/l *,1
27 4-Chloor-2-nitroaniline 89-63-4 3 µg/l
28 1-Chloor-2-nitrobenzeen 88-73-3 29 µg/l*
29 1-Chloor-3-nitrobenzeen 121-73-3 0,55 µg/l*
30 1-Chloor-4-nitrobenzeen 100-00-5 19 µg/l*
31 4-Chloor-2-nitrotolueen 89-59-8 4 µg/l*
32 Chloornitrotoluenen (andere dan 4-Chloor-2-nitrotolueen)
16 µg/l* 1
33 2-Chloorfenol 95-57-8
35 3,5 110 11
34 3-Chloorfenol 108-43-0 25 µg/l
4 0,4 400 40
35 4-Chloorfenol 106-48-9 25 µg/l
16 3, 89 18
36 Chloropreen (2-Chloor-1,3-butadieen) 126-99-8
0,19 0,19 n.a. n.a.
37 3-Chloorpropeen (allylchloride) 107-05-1
0,34 0,034 3,4 0,34
38 2-Chloortolueen 95-49-8 310 µg/l
39 3-Chloortolueen 108-41-8 310 µg/l
40 4-Chloortolueen 106-43-4 310 µg/l
41 2-Chloor-p-toluïdine 615-65-6 36 µg/l*
42 Chloortoluïdinen (andere dan 2-Chloor-p-toluïdine)
6,2 µg/l* 1
43 Cumafos 56-72-4
0,0034 0,00068 0,0034 0,00068
44 Cyaanuurzuurchloride (2,4,6-trichloor-1,3,5-triazine) 108-77-0 0,1
µg/l*
45 2,4-D (en zouten en esters van 2,4-D) 94-75-7 26 µg/l
47 Demeton 298-03-3 0,14 µg/l
48 1,2-Dibroomethaan 106-93-4
0,0033 0,4 0,0033 n.a.
49, 50, 51 Dibutyltin (kation) 683-18-1
818-08-6
1002-53-5
0,09 0,09 n.a. n.a.
52 Dichlooranilinen
3 µg/l 1
53 1,2-Dichloorbenzeen 95-50-1 250 µg/l
54 1,3-Dichloorbenzeen 541-73-1 250 µg/l
55 1,4-Dichloorbenzeen 106-46-7 250 µg/l
56 Dichloorbenzidine 91-94-1
0,0000052 0,0000052 0,058 n.a.
57 Dichloordiisopropylether 108-60-1 10 µg/l*
58 1,1-Dichloorethaan 75-34-3 700 µg/l
60 1,1-Dichloorethyleen (vinylideenchloride) 75-35-4
9 0,9 90 9
61 1,2-Dichloorethyleen 540-59-0
6,8 0,68 n.a. n.a.
63 Dichloornitrobenzenen
1,4 µg/l* 1
64 2,4-Dichloorfenol 120-83-2
0,54 0,16 70 7
65 1,2-Dichloorpropaan 78-87-5
280 28 1300 130
66 1,3-Dichloorpropaan-2-ol 96-23-1 104 µg/l*
67 1,3-Dichloorpropeen 542-75-6
0,18 0,018 51 5,1
68 2,3-Dichloorpropeen 78-88-6 8 µg/l
69 Dichloorprop 120-36-5
1,0 0,13 7,6 0,76
70 Dichloorvos 62-73-7
0,0006 0,00006 0,0007 0,00007
72 Diethylamine 109-89-7 20 µg/l*
73 Dimethoaat 60-51-5
0,07 0,07 0,7 0,7
74 Dimethylamine 124-40-3 7,5 µg/l*
75 Disulfoton 298-04-4 0,082 µg/l
78 Epichloorhydrine 106-89-8
0,65 0,065 6,5 n.a.
79 Ethylbenzeen 100-41-4 370 µg/l
80 Fenitrothion 122-14-5 0,009 µg/l
81 Fenthion 55-38-9 0,003 µg/l
82 Heptachloor 76-44-8 0,0005 µg/l
(82) Heptachloorepoxide
0,0005 µg/l
86 Hexachloorethaan 67-72-1
0,44 0,067 1,4 0,28
87 Isopropylbenzeen 98-83-8 4,2 µg/l*
88 Linuron 330-55-2 0,25 µg/l
89 Malathion 121-75-5 0,013 µg/l
90 MCPA 94-74-6
1,4 0,14 15 1,5
91 Mecoprop-p 93-65-2
18 1,8 160 16
93 Methamidophos 10265-92-6 0,016 µg/l*
94 Mevinfos 26718-65-0
0,00017 0,000017 0,017 0,0017
95 Monolinuron 1746-81-2
0,15 n.a. 0,15 n.a.
97 Omethoate 1113-02-6 1,2 µg/l
98 Oxydemeton-methyl 301-12-2 0,035 µg/l
(99) Benz(a)anthraceen 56-55-3 0,03 µg/l
(99) Fenantreen 85-01-8 0,3 µg/l
(99) Chryseen 218-01-9 0,9 µg/l
100 Parathion 56-38-2 0,005 µg/l
(100) Parathion-methyl 298-00-0 0,011 µg/l
101 PCB (en PCT)
(101) PCB-101 37680-73-2 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-118 31508-00-6 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-138 35065-28-2 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-153 35065-27-1 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-180 35065-29-3 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-28 7012-37-5 8 µg/kg d.s.10
(101) PCB-52 35693-99-3 8 µg/kg d.s.10
103 Foxim 14816-18-3 0,082 µg/l
104 Propanil 709-98-8 0,07 µg/l*
105 Pyrazon (Chloridazon) 1698-60-8 73 µg/l
107 2,4,5-T (en zouten en esters van 2,4,5-T) 93-76-5 9 µg/l
108 Tetrabutyltin 1461-25-2 1,6 µg/l 2
0,017 µg/l 3
109 1,2,4,5-Tetrachloorbenzeen 95-94-3 24 µg/l
110 1,1,2,2-Tetrachloorethaan 79-34-5
8,0 0,8 84 8,4
112 Tolueen 108-88-3
74 7,4 550 55
113 Triazophos 24017-47-8
0,001 0,0001 0,02 0,002
114 Tributylfosfaat 126-73-8 13 µg/l*
116 Trichloorfon 52-68-6 0,001 µg/l
119 1,1,1-Trichloorethaan 71-55-6
21 2,1 54 5,4
120 1,1,2-Trichloorethaan 79-00-5
22 2,2 300 190
122 2,4,5 trichloorfenol 95-95-4
0,13 0,13 2,6 2,0
122 2,4,6-trichloorfenol 88-06-2
0,26 0,26 32 3,2
123 1,1,2-Trichloortrifluorethaan 76-13-1 3,7 µg/l*
125 Trifenyltinacetaat 900-95-8 0,005 µg/l 2,5
0,0009 µg/l 3,5
126 Trifenyltinchloride 639-58-7 0,005 µg/l 2,5
0,0009 µg/l 3,5
127 Trifenyltinhydroxide 76-87-9 0,005 µg/l 2,5
0,0009 µg/l 3,5
128 Vinylchloride (chloorethyleen) 75-01-4
0,09 0,09 n.a. n.a.
129 xylenen11 108-38-3, 95-47-6, 106-42-3
2,44 0,24 24,4 4,88
132 Bentazon 25057-89-0
73 7,3 450 45
A Titaan 7440-32-6 20 µg/l*,6
B Borium 7440-42-8 650 µg/l*,6
C Uranium 7440-61-1 1 µg/l*,6
D Tellurium 13494-80-9 100 µg/l*,6
E Zilver 7440-22-4 0,08 µg/l* 2,6
1,2 µg/l* 3,6
F Octamethyltetrasiloxaan 556-67-2 0,5 µg/l
Abamectine 71751-41-2
0,001 0,0000035 0,018 0,0009
Ammonium-N 14798-03-9
0,30411 n.a. 0,60811 n.a.
Antimoon 7440-36-0 7,2 µg/l
Barium 7440-39-3
9,3 n.a. 148 n.a.
Beryllium 7440-41-7
0,0092 n.a. 0,813 n.a.
Captan 133-06-2
0,34 n.a. 0,34 n.a.
Carbendazim 10605-21-7
0,6 n.a. - n.a.
Chloorprofam 101-21-3 3,3 µg/l
Chloortoluron 15545-48-9
0,4 0,04 2,3 0,23
Chroom 7440-47-3
3,4 0,6 - n.a.
Deltamethrin 52918-63-5
0,0000031 n.a. 0,00031 n.a.
Diazinon 333-41-5 0,037 µg/l
Dimethanamid-P 163515-14-8
0,13 n.a. 1,6 n.a.
Dithianon 3347-22-6
0,097 n.a. 0,36 n.a.
Dodine 3-10-2439
0,44 n.a. 2 n.a.
Esfenvaleraat 66230-04-4
0,0001 n.a. 0,00085 n.a.
Fenamiphos 22224-92-6
0,012 n.a. 0,027 n.a.
Fenoxycarb 72490-01-8
0,0003 n.a. 0,026 n.a.
Fluoriden 16984-48-8 1,5 F mg/l*
Heptenofos 23560-59-0
0,002 0,0002 0,02 0,002
Imidacloprid 138261-41-3
0,067 0,0036 0,2 0,36
Lambda-cyhalothrin 91465-08-6
0,00005 n.a. 0,00047 n.a.
Metsulfuron-methyl 74223-64-6
0,01 n.a. 0,03 n.a.
Kobalt 7440-48-4 3,1 µg/l
0,089 n.a. 1,36 0,21
Koper 7440-50-8 3,8 µg/l
Metazachloor 67129-08-2 34 µg/l
Methabenzthiazuron 18691-97-9 1,8 µg/l
Metolachloor 51218-45-2 0,2 µg/l
Molybdeen 7439-98-7
7,2 n.a. 116 n.a.
Pirimicarb 23103-98-2 0,09 µg/l
Pirimifos-methyl 29232-93-7
0,0005 n.a. 0,0016 n.a.
Propoxur 114-26-1 0,01 µg/l
Pyridaben 96489-71-3
0,0017 0,00094 0,0062 0,0012
Pyriproxyfen 95737-68-1
0,00003 n.a. 0,026 n.a.
Selenium 7782-49-2
0,052 n.a. 24,6 2,6
Styreen 100-42-5 570 µg/l
Terbutylazine 5915-41-3 0,19 µg/l*
Thallium 7440-28-0
0,013 n.a. 0,76 0,34
Tin 7440-31-5
0,6 n.a. 36 n.a.
Tolclofos-methyl 57018-04-9
1,2 n.a. 1,2 n.a.
Teflubenzuron 83121-18-0
0,0012 n.a. 0,0017 n.a.
Vanadium 7440-62-2 5,1 µg/l
Zink 7440-66-6
7,8 3 15,6 n.a.
n.a. niet afgeleid, geen/onvoldoende gegevens
* de weergegeven kwaliteitseis geldt voor de stof in opgeloste vorm
** Voor definities van de begrippen JG-MKN en MACMKN en toelichting
wordt verwezen naar de definities en toelichting die hieromtrent zijn
opgenomen in bijlage I. De MKN worden, met uitzondering van de
richtwaarden voor metalen uitgedrukt als totale concentratie in het
volledige watermonster. Voor metalen hebben de MKN betrekking op de
opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster
die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 (m of een
gelijkwaardige voorbehandeling.
1 Milieukwaliteitseis geldt voor individuele stoffen uit de groep.
2 Milieukwaliteitseis geldt voor zoete oppervlaktewateren.
3 Milieukwaliteitseis geldt voor zoute oppervlaktewateren.
5 Milieukwaliteitseisen geldt voor de som van trifenyltinverbindingen.
6 Bij de milieukwaliteitseis dient de lokale achtergrondconcentratie te
worden opgeteld.
7 De getalswaarden voor de totale concentratie in water gelden voor een
zwevende stof concentratie van 30 mg/l. Zie voor de methode van
standaardisatie bijlage 9 en bijlage 8 van het CIW-rapport ‘Normen
voor het waterbeheer’ van mei 2000.
8 De getalswaarden voor de totale concentratie in water zijn gebaseerd
op een standaard samenstelling van zwevende stof van 20% organische stof
en 40% lutum.
9 In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat met het oog op het
toezicht op de naleving van de milieukwaliteitseis oppervlaktewater
totaal voor een stof bij de monitoring wordt uitgegaan van de waarde
voor de concentratie van die stof in zwevend stof, die overeenkomt met
het maximaal toelaatbaar risico (MTR), waarmee hetzelfde niveau van
bescherming wordt geboden dat is beoogd met de milieukwaliteitseis
oppervlaktewater totaal. Dit is toegestaan in situaties waarin de
monitoring van de totale concentratie van die stof in oppervlaktewater
onvoldoende waarborgen biedt dat betrouwbare en nauwkeurige informatie
wordt verkregen die bruikaar is voor het toezicht op de naleving van de
milieukwaliteitseis en de monitoring van concentraties van de stof in
zwevend stof betrouwbaarder of nauwkeuriger informatie oplevert.
10 Deze eis betreft een milieukwaliteitseis voor zwevend stof. De
getalswaarde voor zwevend stof is gebaseerd op een standaard
samenstelling van zwevend stof van 20% organische stof en 40% lutum. In
het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat met het oog op het
toezicht op de naleving van de milieukwaliteitseis zwevend stof voor
PCB’s bij de monitoring wordt uitgegaan van een waarde
oppervlaktewater totaal, waarmee hetzelfde niveau van bescherming wordt
geboden dat is beoogd met de milieukwaliteitseis zwevend stof. Dit is
toegestaan indien voldoende waarborgen bestaan dat met de monitoring
betrouwbare en nauwkeurige informatie wordt verkregen die bruikaar is
voor het toezicht op de naleving van de milieukwaliteitseis.
11 Deze eis is uitgedrukt in mg (NH4-N + NH3-N) in mg N/l, en geldt bij
een pH van 7,7 en een temperatuur van 15 C. In het monitoringsprogramma
wordt bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan
de richtwaarden een correctie wordt toegepast, waarbij rekening wordt
gehouden met de actuele pH en temperatuur.
Tabel 2
Richtwaarden voor goede ecologische toestand van natuurlijke
oppervlaktewateren (andere kwaliteitselementen)
Voor de andere kwaliteitselementen dan de overige chemische stoffen die
zij opgenomen in tabel 1 gelden de referenties en maatlatten voor
natuurlijke oppervlaktewateren die voor die kwaliteitselementen zijn
opgenomen zijn opgenomen in: Referenties en maatlatten voor natuurlijke
watertypen voor de kaderrichtlijn water, rapport STOWA 2007-32 en RWS-WD
2007 018 van de Stichting toegepast onderzoek waterbeheer (vindplaats:
http://www.stowa.nl/).
Bijlage III bij het Besluit kwaliteitseisen monitoring water ....
Richtwaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen
Tabel 1 Europees vastgestelde richtwaarden
Verontreinigende stof Richtwaarde
Nitraten 50 mg/l
Werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante
omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan (1) 0,1 µg/l
0,5 µg/l (totaal) (2)
Onder ‘bestrijdingsmiddelen’ wordt verstaan:
gewasbeschermingsmiddelen en biociden als omschreven in artikel 2 van
richtlijn 91/414/EEG, respectievelijk artikel 2 van richtlijn 98/8/EG.
Onder ‘totaal’ wordt verstaan: de som van alle tijdens de
monitoringprocedure opgespoorde en gekwantificeerde afzonderlijke
bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-,
afbraak- en reactieproducten daarvan.
Tabel 2 Nationaal vastgestelde richtwaarden (drempelwaarden)
De richtwaarden die in deze tabel zijn vermeld, zijn de door Nederland
ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder b, van de
grondwaterrichtlijn vastgestelde drempelwaarden.
Grondwaterlichaam Cl Ni As Cd Pb P-tot
Code Omschrijving mg/l µg/l µg/l µg/l µg/l mg/l
NLGW0001 Zand Eems 140 30 15,0 0,5 11 1,0
NLGW0008 Zout Eems n.r. 30 19,5 0,5 11 8,2
NLGW0002 Zand Rijn-Noord 140 30 15,0 0,5 11 0,6
NLGW0007 Zout Rijn-Noord n.r. 30 15,0 0,5 11 1,2
NLGW0009 Deklaag Rijn-Noord 140 30 15,0 0,5 11 0,3
NLGW0015 Wadden Rijn-Noord 240 30 15,0 0,5 11 5,4
NLGW0004 Zand Rijn-Midden 1990 30 15,0 0,5 11 0,8
NLGW0003 Zand Rijn-Oost 140 30 15,0 0,5 11 0,6
NLGW0010 Deklaag Rijn-Oost 160 30 15,0 0,5 11 1,6
NLGW0005 Zand Rijn-West 140 30 15,0 0,5 11 0,1
NLGW0011 Zout Rijn-West n.r. 30 15,0 0,5 11 9,0
NLGW0012 Deklaag Rijn-West 200 30 15,0 0,5 11 4,5
NLGW0016 Duin Rijn-West 240 30 15,0 0,5 11 6,0
NLGW0006 Zand Maas 140 30 15,0 0,5 11 0,4
NLGW0013 Zout Maas n.r. 30 19,5 0,5 11 8,2
NLGW0017 Duin Maas 240 30 15,0 0,5 11 5,4
NLGW0018 Maas-Slenk-diep 140 30 15,0 0,5 11 n.r.
NLGW0019 Krijt Zuid-Limburg 140 30 15,0 0,5 11 0,2
NLGWSC0001 Zoet grondwater in duingebieden 140 30 15,0 0,5 11 5,4
NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand 140 30 15,0 0,5 11 0,2
NLGWSC0003 Zoet grondwater in kreekgebieden 1000 30 25,5 0,5 11 1,5
NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen n.r. 30 21,0 0,5 11 5,4
NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen 1500 30 15,0 0,5 11 n.r.
n.r. = niet relevant
Bijlage IV bij het Besluit kwaliteitseisen monitoring water ....
Tabel 1. Richtwaarden voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding
van voor menselijke consumptie bestemd water
Parameter Eenheid Norm
Zuurgraad pH 7,0 - 9,0
Kleurintensiteit mg/l 50
Gesuspendeerde stoffen mg/l 50
Temperatuur °C 25 (O)
Geleidingsvermogen voor elektriciteit mS/m bij 20°C 100
Geurverdunningsfactor bij 20°C - 20
Chloride mg/l Cl 200
Sulfaat mg/l SO4 100
Fluoride mg/l F 1
Ammonium mg/l N 1,2
Organisch gebonden stikstof mg/l N 2,5
Nitraat mg/l NO3 50
Fosfaat mg/l P
0,3
Zuurstof opgelost mg/l O2 ≥ 5
Chemisch zuurstofverbruik mg/l O2 40
Biochemisch zuurstofverbruik mg/l O2 6
Natrium mg/l Na 120
IJzer opgelost mg/l Fe 0,3
Mangaan µg/l Mn 500
Koper µg/l Cu 50 (O)
Zink µg/l Zn 200
Boor µg/l B 1000
Arseen µg/l As 20
Cadmium µg/l Cd 1,5
Chroom (totaal) µg/l Cr 20
Lood µg/l Pb 30
Seleen µg/l Se 10
Kwik µg/l Hg 0,3
Barium µg/l Ba 200
Cyanide µg/l CN 50
Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw µg/l 200
Met waterdamp vluchtige fenolen µg/l C6H5OH 5
Minerale olie µg/l 200
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen µg/l 1
Humaan toxicologisch relevante gewasbeschermingsmiddelen, biociden, en
hun relevante afbraakprodukten (som) µg/l 0,5
Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun relevante afbraakprodukten
per afzonderlijke stof µg/l 0,1
Choline-esterase remmers µg/l 1
Bacteriën van de coligroep (totaal) aantal per 100 ml 2000
Thermotolerante bacteriën van de coligroep aantal per 100 ml 2000
Faecale streptococcen Aantal per 100 ml 1000
Algenbiomassa µg/l chlorofyl-a
100
Tabel 2: Streefwaarden voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding
van drinkwater
Parameter Eenheid Norm
Zuurgraad pH 7,0 – 8,5
Gesuspendeerde stoffen mg/l 25
Geleidingsvermogen voor electriciteit mS/m bij 20 0C 100
Geurverdunningsfactor bij 20 0C
3
Chloride mg/l Cl 150
Sulfaat mg/l SO4 100
Fluoride mg/l F 0,7
Ammonium mg/l N 0,2
Organisch gebonden stikstof mg/l N 1
Nitraat mg/l NO3 25
Zuurstof opgelost mg/l O2 > 6
Chemisch zuurstofverbruik mg/l O2 30
Biochemisch zuurstofverbruik mg/l O2 3
Natrium mg/l Na 90
IJzer opgelost mg/l Fe 0,1
Mangaan µg/l Mn 50
Koper µg/l Cu 20
Zink µg/l Zn 200
Boor µg/l B 1000
Arseen µg/l As 10
Cadmium µg/l Cd 1
Chroom (totaal) µg/l Cr 20
Lood µg/l Pb 30
Seleen µg/l Se 10
Kwik µg/l Hg 0,3
Barium µg/l Ba 100
Cyanide µg/l CN 50
Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw µg/l 200
Met waterdamp vluchtige fenolen µg/l C6H5OH 5
Minerale olie µg/l 50
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen µg/l 0,2
Humaan toxicologisch relevante gewasbeschermingsmiddelen, biociden, en
hun relevante afbraakprodukten (som) µg/l 0,5
Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun relevante afbraakprodukten
per afzonderlijke stof µg/l 0,1
Choline-esterase remmers µg/l 1,0
Bacteriën van de coligroep (totaal) aantal per 100 ml 50
Thermotolerante bacteriën van de coligroep aantal per 100 ml 20
Faecale streptococcen aantal per 100 ml 20
Algenbiomassa µg/l chlorofyl-a 100
PAGE
PAGE 28