[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording van vragen gesteld in de 1e termijn begrotingsbehandeling EZ en Fes 2009

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2009

Brief regering

Nummer: 2008D11487, datum: 2008-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2008Z02470:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Schriftelijke antwoorden van de minister en staatssecretaris van
Economische Zaken op vragen, gesteld in de eerste termijn van de
begrotingsbehandeling EZ en FES 2009

Kredietcrisis /BBMKB

In de eerste plaats ben ik benieuwd of de Minister van Economische Zaken
regelmatig contact heeft met collega Bos van Financiën over de toegang
van bedrijven tot kapitaal. Zijn er afspraken gemaakt over hoe de Staat
zal gaan optreden als de nu al moeizamer verlopende kredietverstrekking
straks wellicht nog lastiger gaat? Zijn er plannen om te voorkomen dat
straks bedrijven in de reële economie kapot gaan? Met welke
scenario’s houdt de Minister rekening?(SP)

Het Ministerie van Financiën (Fin) is primair verantwoordelijk voor een
goed functionerende financiële sector, het Ministerie van Economische
Zaken (EZ) voor goede voorwaarden voor het bedrijfsleven en voor een
solide economische structuur. De taakverdeling tussen EZ en Fin gaat uit
van complementariteit: een solide financiële sector is essentieel voor
een solide economische structuur en vice versa. Het contact tussen FIN
en EZ is, zoals te doen gebruikelijk, goed. Wat betreft kredietverlening
probeert het kabinet zoveel mogelijk te voorkomen dat de kredietcrisis
financierbaarheid van bedrijven negatief beïnvloedt. Dit doen we onder
andere door de BBMKB regeling te verruimen. Wat betreft de doorwerking
van de kredietcrisis op de reële economie is het moeilijk te
voorspellen hoe de toekomst er precies uit ziet. In december komt het
Planbureau met nieuwe ramingen voor de economische groei. Het kabinet
houdt rekening met alle mogelijke scenario’s. Middels een werkgroep
houdt het kabinet vinger aan de pols bij bedrijfsleven. 

Nu er sterker op riskante financieringen zal worden gelet, kunnen
toezichthouders er tevens op letten dat financiële instellingen wel ver
genoeg gaan in het verstrekken van kredieten voor investeringswaardige
projecten? Het financiële systeem moet ten dienste staan van mensen en
bedrijven. Hoe denkt de Minister hierover? (SP)

Het opleggen van een verplichting aan banken, waarop de financiële
toezichthouders zouden moeten toezien, om krediet te verstrekken voor
alle investeringswaardige projecten is geen goed idee. Het verstrekken
van krediet is ‘core business’ voor banken. Of een project
investeringswaardig is, hangt af van de risico’s, die de bank bereid
is te lopen en de rente die zij daarvoor vraagt. Daarbij gaat het met
name om het kredietrisico: dat is het risico dat het krediet niet wordt
terugbetaald. Als een project, gezien die risico’s, volgens de bank
‘investeringswaardig’ is, zal zij het krediet verstrekken. Een bank
is bij uitstek toegerust om de risico’s van kredietverstrekking in te
schatten. Voor een toezichthouder is het ook niet doenlijk om iedere
kredietaanvraag te beoordelen. Dat zou tot een buitensporige verzwaring
van de toezichtlasten leiden. Bovendien zou dit tot de ongewenste
situatie leiden dat de overheid op de stoel van de ondernemer gaat
zitten. Dat is toch niet de bedoeling. Het financiële toezicht is er
juist op gericht dat banken voldoende reserves aanhouden om de
risico’s die hun bedrijfsuitoefening meebrengt, op te kunnen vangen.
Dat toezicht moet ervoor zorgen dat de belangen van consumenten en
bedrijven worden geborgd. Bijzondere omstandigheden, zoals de huidige
kredietcrisis, kunnen er echter voor zorgen dat banken tijdelijk niet
bereid zijn om krediet te verstrekken aan projecten die onder normale
omstandigheden ‘investeringswaardig’ zijn. Banken worden dan
voorzichtiger. Dat is een logische reactie. Dat heeft met vertrouwen te
maken. Voor de economie – en daarmee voor de consumenten en bedrijven
– is het echter van groot belang dat banken de kredietverstrekking zo
normaal mogelijk voortzetten. Daar heeft Minister Bos de financiële
sector dan ook toe opgeroepen. Bijzondere omstandigheden vragen om
bijzondere maatregelen. Verschillende maatregelen van de overheid dragen
er aan bij dat banken krediet blijven verstrekken, zonder dat dit tot
onverantwoorde risico’s voor de banken en voor de financiële
stabiliteit leidt. Zo heeft de overheid bijvoorbeeld de
borgstellingsregeling voor banken die krediet verschaffen aan het MKB
(BBMKB) verruimd vanwege de kredietcrisis. Hierover is uw Kamer per
brief van 21 oktober geïnformeerd. Het BBMKB heeft tot doel om de
bancaire financiering te bevorderen. Meer MKB- bedrijven kunnen nu een
beroep doen op de regeling (nu tot aan bedrijven met 250 werknemers) en
het bedrag waar de overheid borg voor wil staan is verhoogd van €1 mln
naar €1,5 mln. 

De CDA-fractie is positief over de uitbreiding van de BBMKB. Het ligt
voor de hand dat de financiële crises gevolgen krijgt voor de
kredietverlening aan het MKB. Het is goed om daarop nu al te
anticiperen. Het MKB is de ruggengraat van onze economie en zorgt voor
veel werkgelegenheid. Mijn fractie heeft wel een vraag over de
vormgeving. De overheid staat bij starters borg voor maar liefst 80% van
de bancaire financiering. Daardoor kan een groot deel van de starters
een lening krijgen. Het is echter niet de bedoeling dat slecht
voorbereide starters financiering krijgen. Er moet sprake blijven van
marktwerking en de selectie die banken maken is daar een belangrijk
onderdeel van. De BBMKB moet gericht zijn op de continuïteit van
gezonde en kansrijke ondernemingen. (CDA)

Dat is zo en dat is nu ook al het geval binnen de BBMKB. De
belangrijkste voorwaarde bij de BBMKB is dat de bedrijven die met behulp
met van de borgstelling een lening krijgen op zichzelf gezonde en
levensvatbare bedrijven moeten zijn. De banken toetsen hier ook op. Ze
hebben vanwege het eigen risico dat ze lopen ook een eigen belang om de
bedrijven hierop te toetsen.

Wat doet EZ voor het MKB, mede in het licht van de nieuwe
kredietverstrekking van 30 miljard Euro van de Europese
Investeringsbank?(CDA)

De EIB heeft 30 miljard Euro uitgetrokken voor leningen aan MKB (dit
loopt via commerciële banken). Deze nieuwe regeling, 15 miljard Euro
beschikbaar in 2008-2009 met uitloop tot 30 miljard in 2011, moet
kredietverstrekking gunstiger, makkelijker en toegankelijker maken voor
het MKB. Daarnaast heeft de Europese Raad het EIB opgeroepen meer risico
op zich te nemen t.a.v. de kredietverstrekking door nationale banken aan
het MKB (bijv. door risico van de bank over te nemen en direct garant te
staan voor een MKB lening). Nederland verwelkomt de nieuwe regeling van
de (onafhankelijke) EIB. Mogelijk leidt nieuwe regeling ertoe dat ook NL
banken gebruik zullen maken van het budget. Goedkopere financiering via
de EIB voor banken die MKB leningen verstrekken, sluit goed aan op de
maatregelen die ik heb genomen om de BBMKB te verruimen, om de
kredietverstrekking door de banken aan het MKB te bevorderen. EIB zorgt
voor goedkopere financiering voor banken die MKB leningen verstrekken en
de Nederlandse overheid dekt een deel van het risico af.

De subsidieregelingen voor ondernemers moeten worden teruggebracht tot
slechts enkele regelingen, die worden verbeterd.

1. garantieregeling startende, groeiende en innovatieve ondernemers.

Aanpassen BBMKB zodat deze categorieën er onder vallen. Ook de
middelgrote bedrijven moeten hieronder vallen.

Mijn voorstel is; Verhoog het starterskrediet van maximaal € 100.000
naar maximaal € 250.000 (garantie maximaal 80%)

2e Verhoog het gewone krediet van maximaal € 1.000.000 naar maximaal

€ 2.500.000 en het garantiepercentage van maximaal 50% naar 67%.

3e Verhoog het innovatiekrediet van maximaal € 1.000.000 naar

maximaal € 2.500.000 (garantie blijft maximaal 67%)

4e De maximumbedragen worden vanaf 2009 geïndexeerd voor inflatie. Dit
voorstel gaat verder dan het voorstel van de regering.

Doordat er Garantieprovisie wordt betaald ter dekking van de kosten en
verliezen zal de verruiming per saldo nauwelijks kosten opleveren. (VVD)

Met de aangekondigde verruiming van de BBMKB gebeurt er al veel in lijn
met deze voorstellen. De BBMKB is gericht op relatief kleine kredieten
en is daarom nu begrensd op € 1,5 mln. Bij verdere verhoging van de
BBMKB zal ook de Europese staatssteunregelgeving een zwaardere rol gaan
spelen. Ook wat het betreft het Innovatiekrediet is al voldaan aan het
gevraagde. Met de vervanging van de Uitdagersfaciliteit door het
Innovatiekrediet is al een verhoging van € 1 mln naar € 5 mln
doorgevoerd.

Wil de Minister een verruiming van de nationale hypotheekgarantie
welwillend onderzoeken? (GL)

Uw zorg over de mogelijke negatieve ontwikkelingen op de woningmarkt is
begrijpelijk. Het kabinet onderzoekt op dit moment de effecten van de
kredietcrisis op de reële economie, waaronder de woningmarkt. Pas als
dat overzicht er is, weten we of en welke maatregelen nodig zijn.
Daarbij zal het kabinet alle suggesties meenemen, waaronder dus ook
verruiming van de nationale hypotheekgarantie.

Vervalst de verruiming van de BBMKB niet de markt? (D66)

Dit is geen vervalsing van de markt. De leningen waarbij borgstelling is
verstrekt, worden aan de bedrijven onder marktconforme condities
verstrekt. De BBMKB neemt een deel van het risico weg bij de banken
waardoor banken eerder bedrijven durven te financieren. 

Gisteren werd bekend dat het garantieplafond voor het MKB wordt
verhoogd, maar daarmee zijn we er nog niet. Welke maatregelen liggen er
nog meer in het verschiet, bijvoorbeeld voor de bouwsector, de
tuinsector etc? (SGP)

Met ondernemersorganisaties is afgesproken een gezamenlijke werkgroep
van bedrijfsleven en overheid te vormen om een inventarisatie te maken
van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij versnelling van de
besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in het
investeringsklimaat en de versterking van de concurrentiepositie. Wij
zullen voor het kerstreces uw Kamer informeren over de uitkomsten van
het overleg binnen deze werkgroep. 

Zijn er nog andere stappen te verwachten om de reële economie en de
positie van het bedrijfsleven te bewaken? (CU)

Met ondernemersorganisaties is afgesproken een gezamenlijke werkgroep
van bedrijfsleven en overheid te vormen om een inventarisatie te maken
van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij versnelling van de
besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in het
investeringsklimaat en de versterking van de concurrentiepositie. Als
het nodig is, zullen de nodige stappen zeker gezet worden. Op dit moment
zijn er overigens geen plannen voor de verdere aanpassing van de
modaliteiten van het BBMKB. 

Energie

Nederland dreigt eenzijdig afhankelijk te worden van Russisch gas. Naast
Gronings gas importeren we nu alleen Russisch gas. Om gashub te worden,
en niet slechts een afhankelijk doorvoerland, moeten we ook gas uit
andere landen importeren. Daarbij speelt LNG een grote rol. Het CDA wil
dat het kabinet zich minder op Gazprom richt. (CDA)

Nederland beschikt nog over aanzienlijke eigen gasreserves en is een
netto-exporterend land. Niettemin worden wij in de toekomst ook
afhankelijker van importen. Het kabinet heeft met het oog op onze
voorzieningszekerheid 28 landen geselecteerd. Aan 4 daarvan besteedt het
kabinet speciale aandacht namelijk Algerije, Kazachstan, Rusland en
Saoedi-Arabië. Met die vier landen worden vanuit het oogpunt van
energievoorzieningszekerheid de relaties verbreed en geïntensiveerd.
Hiermee wordt eenzijdige afhankelijkheid voorkomen. Ook is de
voorzieningszekerheid strategie van dit kabinet gericht op het
stimuleren van diversificatie. Daarmee wordt voorkomen dat Nederland
afhankelijk wordt van een type energie, land of bedrijf. Zo is het via
vloeibaar aardgas (LNG) mogelijk uit meer landen gas te importeren.
Vorige week heb ik Qatar, de grootste producent van LNG, bezocht waarbij
ik uitgebreid ben ingegaan op de mogelijkheden om in de toekomst Qataars
gas te importeren. In januari zal ik een bezoek brengen aan Algerije
waarbij ik tijdens mijn gesprekken ook in zal gaan op LNG.

De CDA-fractie hoort geluiden dat Gazprom na splitsing Essent, Nuon en
Eneco wil opkopen. Dat moeten we voorkomen. De CDA-fractie wil daarom,
net als de Commissie Kist, een extra fusietoets voor als politiek
aangestuurde bedrijven onze energiebedrijven willen opkopen; (CDA)

De Commissie adviseert het Rijk te bezien of aanvullend
concentratietoezicht wenselijk is, met name indien de overnemende partij
onder buitenlandse politieke invloed staat. Ik heb het afgelopen jaar
met uw Kamer veel gesproken over de borging van publieke belangen in
strategische sectoren. Recent heb ik u hierover ook per brief
geïnformeerd. Ik wil benadrukken dat primair de publieke belangen in
Nederland worden geborgd via aanvullende sectorale wet- en regelgeving,
ongeacht of het hierbij gaat om binnenlands of buitenlands eigendom.
Mijn overkoepelende conclusie luidt dat publieke belangen goed geborgd
zijn en dat ik over voldoende sturingsmiddelen beschik. Vooral het
publieke aandeelhouderschap in de netwerken en de netbeheerders speelt
hierin een belangrijke rol. 

Voor zover de zorg toch reëel is, streef ik primair naar oplossingen op
Europees niveau (Derde Elektriciteitsrichtlijn en Derde Gasrichtlijn).
Ik heb me daarvoor in Brussel hard gemaakt voor de ‘level-playing
clause’ en de ‘3e landen-clausule’. Daarnaast wordt, zoals is
aangekondigd in de kabinetsnotitie staatsfondsen van 15 februari jl.,
nader gekeken naar het Britse model dat het mogelijk maakt om fusies,
overnames en andere manieren van verwerving van zeggenschap in bepaalde
gevallen te toetsen aan het publieke belang. Momenteel wordt nog gewerkt
aan het onderzoek. 

Ik zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk – naar verwachting in
november – over informeren. 

Laat Energiebeheer Nederland vaker deelnemen aan gasopslag. Daardoor
investeert EBN mee, en deelt EBN mee in de opbrengsten. Bij de
exploratie en productie van olie en gas heeft de participatie van EBN
ervoor gezorgd dat de winning een enorme vlucht nam. Ook de introductie
van versnelde afschrijvingen van nieuwe investeringen kan de gasopslag
een impuls geven. Dit kost de staat niets, want er wordt nu nauwelijks
gas opgeslagen; (CDA)

Gasopslag als marktactiviteit wordt steeds belangrijker voor de
voorzieningszekerheid en in het kader van de Nederlandse gasrotonde.
Partijen op de gasmarkt worden tot investeren in commerciële,
industriële gasopslagprojecten geprikkeld als er een goed
investeringsklimaat is 

Ik ben bezig te bezien of en waar er verbeteringen mogelijk zijn om
investeringen in gasopslag te faciliteren en te stimuleren. Op voorhand
zijn financiële maatregelen niet uitgesloten, maar er moet wel een goed
evenwicht zijn tussen maatschappelijke kosten en baten. Ook deelneming
van EBN kan een rol spelen bij de totstandkoming van gasopslagen

Naast wettelijk opgelegde publieke taken in het kader van de opsporing
en winning van aardgas en aardolie kan EBN ook andere activiteiten
verrichten die verwant zijn aan haar publieke taken en die het algemeen
belang van het energiebeleid dienen. Omdat deelneming in gasopslag niet
wettelijk is voorgeschreven, oordeelt EBN, als zij daarvoor door
marktpartijen gevraagd wordt, in eerste instantie zelf over deelneming
in een gasopslag. Uiteindelijk moet de Minister van Economische Zaken
instemmen met de participatie. Ik zal dergelijke aanvragen welwillend
beoordelen, ter ondersteuning van de gewenste totstandkoming van
gasopslagen.

Introduceer een financieel instrument om de winning van gas in marginale
velden aantrekkelijker te maken. De CDA-fractie heeft één harde
voorwaarde: vooraf moet bewezen zijn dat de staatskas hier per saldo van
profiteert; (CDA)

In het Algemeen Overleg op 28 mei heb ik samen met collega Bos van
Financiën aangegeven te kijken naar de mogelijkheden van een
financiële maatregel voor kleine, marginale velden offshore en de
effecten daarvan. We zijn nu aan het kijken welke maatregel zou kunnen
leiden tot een significante toename van exploratieboringen en
ontwikkeling van marginale velden. Onderzoek en overleg bevinden zich nu
in de afrondende fase en ik zal u op korte termijn informeren over de
uitkomsten daarvan. Een eventuele financiële maatregel voor marginale
velden moet in ieder geval leiden tot substantieel extra aardgaswinning
en per saldo tot extra gasbaten voor de staat.

Koppel de vergunning voor winning los van die voor gasopslag.
Vergunningen voor winning zijn nu vaak in handen van grote partijen.
Door aparte vergunningen voor gasopslag in het leven te roepen, krijgen
ook kleine bedrijven die gas willen opslaan een eerlijke kans; (CDA)

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet
in behandeling. Dit wetsvoorstel heeft onder meer tot doel een gasveld
waar geen productie of andere activiteit meer plaatsvindt ter
beschikking te laten komen van andere partijen dan de houder van de
winningsvergunning. Daarmee krijgen ook partijen die geen houder zijn
van een winningsvergunning de kans op een opslagvergunning. Binnenkort
zullen de door de Vaste Commissie voor Economische Zaken in het kader
van het wetsvoorstel gestelde vragen worden beantwoord. Verder werk ik
met de mijnbouwindustrie aan een convenant waardoor ook derde partijen
gemakkelijker toegang tot de voor opslag geschikte gasvelden. Ook
hierover zal de Kamer binnenkort worden geïnformeerd. Dat heb ik u
onlangs toegezegd in het Algemeen Overleg over de evaluatie van de
Mijnbouwwet

Met name voor geïmporteerde LNG die later in lege gasvelden wordt
opgeslagen, dreigt een dubbele belastingheffing. De CDA-fractie wil dat
er over gas dat gewonnen en opgeslagen wordt, maar één keer geheven
wordt. (CDA)

Over in Nederland geproduceerd gas worden mijnbouwafdrachten geheven.
Als dit gas wordt opgeslagen in een gasopslag en vervolgens wordt
teruggehaald, dan worden over het teruggehaalde gas niet nogmaals
mijnbouwafdrachten geheven. Immers er is bij onttrekking uit een opslag
geen sprake meer van gasproductie. LNG is niet in
Nederland geproduceerd en over LNG zijn daarom geen Nederlandse
productieheffingen verschuldigd. Er is dus geen sprake van dubbele
belastingheffing.

De financiële afdrachten van gasopslag worden nu volgens de wet per
geval vastgesteld. Dat zorgt voor veel onzekerheid bij marktpartijen,
die vooraf niet weten wat hun ‘return on investment’ is. De
CDA-fractie wil dat er vooraf vastgestelde, uniforme regels voor de
afdrachten over gasopslag komen; (CDA)

De Mijnbouwwet maakt het inderdaad mogelijk om aan een opslagvergunning
een voorschrift te verbinden dat verplicht tot een financiële afdracht.
Bij de vorig jaar verleende opslagvergunningen voor Zuidwending en
Bergermeer is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Opgemerkt moet
worden dat een marktpartij wel precies weet welke voorschriften er aan
zijn vergunning zijn verbonden, waarmee hij bij investeringsbeslissing
rekening mee moet houden. In het kader van de evaluatie van de
Mijnbouwwet zullen begin volgend jaar voorstellen aan uw Kamer worden
gedaan voor een wettelijke regeling die in de plaats treedt van de
huidige mogelijkheid om in de vergunning voorschriften te stellen.

Missies naar gasrijke landen zijn cruciaal voor de toekomst van
Nederland. Net als toen de premier meeging naar Rusland, zou hij -waar
mogelijk- deze missies moeten leiden; (CDA)

Nederland zal in de toekomst meer gas gaan importeren en daarbij is
diversificatie van importen over meerdere landen van groot belang. Het
kabinet heeft zich ten doel gesteld de relaties met de belangrijke
energielanden te intensiveren. Energie is al een belangrijk agendapunt
tijdens buitenlandse bezoeken. Ook de komende jaren zal ik - maar ook
de premier en de minister van Buitenlandse Zaken - regelmatig landen
bezoeken die van belang zijn voor onze energievoorziening. In het
kabinet werken we met een strategische reisagenda om een zo goed
mogelijke afstemming van de reizen van bewindspersonen te
bewerkstelligen.

Wat gaat de Minister doen aan trager dan olieprijs dalende
gasprijs?(CDA)

Uiteindelijk komt de energieprijs op de markt tot stand; de overheid
grijpt daar niet op in. Gasprijzen komen op de energiemarkt tot stand en
zijn vaak gekoppeld aan de olieprijs, meestal met een vertraging. Dat
betekent dat als de olieprijs daalt of stijgt dat de gasprijs niet
gelijk meebeweegt, maar op termijn zeker de ontwikkeling van de
olieprijs zal volgen. Wel wordt bij eigen energieproductie door tuinders
of de industrie de eventueel aanwezige ‘onrendabele top’
gesubsidieerd, indien sprake is van productie uit hernieuwbare bronnen
of door middel van warmtekrachtkoppeling

Wat gaat de Minister doen op korte termijn om aardwarmte mogelijk te
maken?(CDA)

Het opsporen en winnen van aardwarmte is al mogelijk in Nederland. Er
zijn op tot op heden reeds een twintigtal vergunningsaanvragen voor het
opsporen en winnen van aardwarmte ingediend bij EZ. EZ werkt daarnaast
aan een aantal maatregelen waarmee het gebruik van aardwarmte
gestimuleerd en beter gefaciliteerd kan worden. 

Momenteel wordt gewerkt aan:

een garantiefaciliteit à € 10 mln. tegen het risico op droogboren. EZ
coördineert het tot stand komen van deze faciliteit. Het
Beleidsprogramma Warmte zal de nadere vormgeving bevatten. Dit programma
zal –zoals ik eerder toegezegd heb- dit jaar nog naar de Kamer worden
gestuurd.

de vereenvoudiging van de procedures m.b.t. de vergunningsverlening voor
aardwarmte. De huidige wetgeving voor mijnbouw is niet optimaal voor
aardwarmte.

Daarnaast stimuleert het kabinet investeringen naar aardwarmte via:

de MEI-regeling (marktintroductie energie innovaties) van het ministerie
van LNV. Dit betreft subsidie op investeringen tot een maximum van 40%
van het investeringsbedrag.

subsidie voor innovatieve projecten: Het Unieke Kansen Programma
‘Duurzame warmte en koude’ van het ministerie van EZ staat momenteel
open, zo ook voor innovatieve aardwarmteprojecten. 

 

Kan de minister garanderen dat de werkgroep met bedrijven de afspraken
over duurzame energie / Schoon & Zuinig niet op de lange baan gaat
schuiven?(PvdA)

In november 2007 hebben de overheid en het bedrijfsleven het
Duurzaamheidakkoord ondertekend. Hiermee committeert het bedrijfsleven
zich in te zetten om de doelstellingen van Schoon en Zuinig te bereiken.
Onlangs is afgesproken dat er een gezamenlijke werkgroep van
bedrijfsleven en overheid zal worden gevormd. Deze werkgroep zal een
inventarisatie maken van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij
versnelling van de besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in
het investeringsklimaat in Nederland en de versterking van de
concurrentiepositie van ons bedrijfsleven. Deze inventarisatie is mede
ingegeven om tijdig te kunnen reageren indien ontwikkelingen anders
lopen dan voorzien. De afspraken gemaakt in het Duurzaamheidakkoord
blijven daarbij gewoon overeind. 

Alle bonussen van energiebedrijven moeten in verlaging energieprijzen
gestoken worden. (PVV)

De energieprijzen die energiebedrijven in rekening brengen zijn van vele
factoren afhankelijk waaronder de inkoopkosten van energie op de
wereldmarkt, de gereguleerde transportkosten en de doelmatigheid en de
kosten van de interne bedrijfsvoering waartoe ook de beloning van het
personeel behoort. De concurrentie tussen energiebedrijven in de
Nederlandse markt is een stimulans om de kosten zo laag mogelijk te
houden. Het is aan de aandeelhouders van energiebedrijven om te
beoordelen of beloningen binnen het door hen vastgestelde
beloningsbeleid passen en om de discussie aan te gaan met de raad van
commissarissen over de componenten in het beloningsbeleid waaronder de
lange- en korte termijn bonus.

Ik roep de Minister op het sectorakkoord Energie niet te tekenen voordat
de Kamer er met haar over gedebatteerd heeft. Wil de Minister dit
toezeggen? (GL)

U hebt verzocht om een concept van het sectorakkoord energie te
ontvangen en wilt hierover debatteren voordat het wordt ondertekend.
Gisteren heb ik een brief gestuurd waarin ik aangeef dat, net als bij de
andere sectorakkoorden in het kader van Schoon en Zuinig, het akkoord
met de Kamer zal worden besproken na ondertekening. De datum voor
ondertekening is vastgesteld op 28 oktober.

Zou de Minister een spoedwet willen maken om 6000MW Wind op Zee reeds in
deze kabinetsperiode mogelijk te maken? (GL)

Zoals ik ook tijdens het debat over het Energierapport heb aangegeven,
wordt er hard gewerkt aan het uitwerken van het beleid voor de 6000MW op
zee. Eind dit jaar is het concept Nationaal Waterplan gereed waarin
gebieden worden aangewezen voor 6000MW wind op zee. Ook zal eind dit
jaar het project Kabel op zee gereed zijn, waarop we een eventuele
aanpassing van de Elektriciteitswet kunnen baseren, waarmee TenneT de
infrastructuur op zee kan aanleggen. In het tweede kwartaal van 2009 kan
ik u berichten, op welke wijze aangewezen windgebieden kunnen worden
toebedeeld en gefinancierd en ook hoe daarmee een keuze kan worden
gemaakt omtrent de taakverdeling tussen overheid en bedrijfsleven om de
ambities te realiseren. Waar nodig zal ik voorstellen doen de bestaande
wet- en regelgeving aan te passen om de beste werkwijze mogelijk te
maken.

Zouden we de aardgasbaten geheel in moeten zetten voor duurzame energie?
(GL)

In deze kabinetsperiode is er een vaste voeding FES uit aardgasbaten en
worden meevallers in gasbaten bestemd voor extra aflossing staatsschuld.
Er is dus deze kabinetsperiode geen ‘extra’ investeringsruimte door
hogere gasbaten, al dan niet via het FES. In de periode 2008-2020 gaat
al wel ruim een miljard uit het FES naar projecten op het gebied van
duurzame energie, dat is ca. 4,5% van de totale FES-investeringen in die
periode. Het is belangrijk om te investeren in economische structuur,
dat is meer dan duurzame energie: ook investeren in innovatie en
infrastructuur bijvoorbeeld hard nodig. Voorjaar 2009 zal, zoals
aangekondigd, nieuwe FES-wet naar de Kamer gaan. Dan spreken we over de
wijze waarop we structureel om willen gaan met de gasbaten. 

Eén van de belangrijkste onderwerpen uit deze begroting, betreft de
voortvarende aanpak van een duurzame energievoorziening van ons land. Ik
heb afgelopen jaar verschillende keren aangetoond dat
co-vergistingsprojecten niet van de grond zullen komen met 12 cent. Nu
geeft de praktijk mij gelijk: subsidie voor co-vergisting blijft op
plank liggen, boeren bouwen en masse niet! Bovendien heeft ECN
bekendgemaakt dat de nieuwe productiekosten voor co-vergisting voor
2009-2010 18,7 cent bedragen, ten opzichte 17,9 cent per kilowattuur dit
jaar. Ik vraag de minister naar de cijfers over het realiseren van de
per 1 april aangevraagde co-vergistingsprojecten. Als daaruit inderdaad
blijkt dat weinig aanvragers gaan bouwen, erkent de minister dan
eindelijk dat het basisbedrag van 12 cent gewoon echt te weinig is? Gaat
ze mijn motie dan wel uitvoeren? (SGP)

Voor co-vergisting zijn 39 aanvragen ingediend. Daarvan hebben 9
aanvragen een subsidiebeschikking ontvangen, zijn 5 aanvragen nog in
behandeling, zijn 3 aanvragen afgewezen en zijn 22 aanvragen door de
initiatiefnemers teruggetrokken. De initiatiefnemers die hun aanvraag
hebben terugtrokken geven daarbij de volgende redenen op: men krijgt de
vergunningen niet rond, de in de SDE opgenomen emissie-eisen zijn te
kostbaar of het basisbedrag van 12 ct./kWh is te laag. Het terugtrekken
van aanvragen leidt tot vrijval van budget binnen de SDE. Ik heb al
eerder aangegeven dat deze vrijvallende middelen beschikbaar blijven
voor de SDE. Tevens is toegezegd dat voor de openstelling van de SDE in
2009 opnieuw gekeken zal worden naar de open te stellen categorieën en
de daarbij te hanteren basisbedragen. Daarbij worden alle relevante
punten meegenomen, waaronder:

- de nu voorliggende informatie omtrent het aantal intrekkingen en de
overwegingen die daaraan ten grondslag lagen;

- de nieuwe adviezen van ECN omtrent de basisbedragen; 

- de waardering in de SDE van de benutting van restwarmte bij biomassa.

- de kosteneffectiviteit in relatie tot het toekomstig mogelijke
potentieel en te realiseren kostendalingen bij de verschillende
categorieën, waar onder covergisting.

Ik heb toegezegd dat volgend jaar, gegeven de omstandigheden die zich
dan voordoen, opnieuw zal bezien hoe wij met de co-vergisters om zullen
gaan. Hierover zal uw Kamer geïnformeerd worden.

Overweegt de Minister de verruiming van de SDE met een categorie voor
grote zonne-energie-installaties?(SGP)

In de huidige SDE is zonne-energie begrensd met installaties tot een
maximum van 3,5 kilowatt, dat is een installatie van ongeveer de grootte
van een flink dak van een huis.

Ik bekijk momenteel of we de regeling in 2009 kunnen oprekken naar 100
kW, zodat we ook zonneprojecten op grotere gebouwen, zoals kantoren en
stationshallen kunnen stimuleren. Veel grotere systemen, op bijvoorbeeld
braakliggende akkers van één hectare en meer wil ik nog niet
stimuleren, omdat zon-pv daarvoor mijns inziens nog steeds te duur is.
Ik wil me in dit stadium van stimuleren van zon-pv vooral richten op het
opdoen van ervaring met zon-pv door marktpartijen als bouwbedrijven,
architecten en installateurs. Het is dan kosteneffectiever om binnen
de bestaande budgettaire kaders een groter aantal wat kleinere
projecten te doen.

De financiële crisis leidt tot lagere investeringen in energiebesparing
door burgers. Kan er een stimuleringsregeling komen voor het
energiezuinig maken bestaande woningen?(SGP)

U wordt door het kabinet op uw wenken bediend. Op 10 september is de
stimuleringsregeling voor zonneboilers, warmtepompen en micro wkk in
werking getreden. Daarmee kan deze kabinetsperiode in zo’n 70.000
woningen al flink op energiekosten worden bespaard. Daarnaast werk ik
samen met mijn collega mevrouw Vogelaar voor WWI aan een
stimuleringsregeling in het kader van het energiebesparingprogramma Meer
Met Minder. Deze regeling moet 500.000 eigenaar-bewoners prikkelen om te
investeren in het verbeteren van de energieprestatie van hun woning met
twee of meer energielabelstappen of tot energielabel B. Onze inzet is
dat de regeling in het voorjaar van 2009 in werking zal treden.
Zelfstandigen zonder personeel (ZZP'ers)

	

Wat vindt u van het hoge percentage ZZP'ers dat niet is verzekerd voor
arbeidsongeschiktheid en dat niets doet aan pensioenopbouw? Gaat u dit
veranderen? En gaat u financiële positie ZZP’ers onderzoeken? (SP)

Ondernemerschap gaat samen met het nemen van risico. Dat is de aard van
ondernemerschap. Het uitgangspunt van zelfstandig ondernemerschap is dan
ook dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor het inkomen en ook
voor het treffen van voorzieningen zoals bij ziekte of
arbeidsongeschiktheid en pensioen. 

De voornaamste rol van de overheid ten aanzien van zelfstandigen is
gelegen in het wegnemen van onnodige belemmeringen, zodat zelfstandigen
in staat worden gesteld op de markt zelf inkomensvoorzieningen te
treffen. Uiteraard hebben hierin de relevante marktpartijen
(verzekeraars en banken als aanbieders van derde pijlerproducten) een
belangrijke taak. 

Uit eerder onderzoek is gebleken dat iets meer dan de helft van de
ZZP'ers een verzekering voor arbeidsongeschiktheid heeft. Ongeveer
tweederde van de ZZP'ers heeft een voorziening getroffen rondom
pensioen.

Het kabinet is van mening dat er voldoende mogelijkheden voor ZZP'ers
zijn om voorzieningen te treffen zoals ziekte/arbeidsongeschiktheid en
pensioen.

Op 7 september 2007 heeft het kabinet uw Kamer een geïnformeerd over de
pensioenopbouw door zelfstandigen (TK, 2006 - 2007, 30 413, nr. 100).
Hierin concludeert het kabinet dat zelfstandigen binnen het huidige
stelsel verschillende mogelijkheden hebben tot pensioenopbouw in de
tweede en derde pijler en dat nadere overheidsmaatregelen niet direct
geboden zijn. 

Zo bestaat er in de tweede pijler voor alle zelfstandigen die voorheen
als werknemer deelnamen aan een pensioenregeling de mogelijkheid van
vrijwillige voortzetting van die deelname. 

Voor ex-deelnemers die aansluitend als IB-ondernemer (ondernemer die
belasting betaalt via de inkomstenbelasting) starten, is vrijwillige
voortzetting mogelijk gedurende maximaal tien jaar (waarvan de eerste
drie jaar fiscaal gefaciliteerd), voor andere ex-deelnemers gedurende
maximaal drie jaar (eveneens drie jaar fiscaal gefaciliteerd). De
fiscale facilitering is mogelijk op basis van het laatstgenoten loon.

Voor zelfstandig ondernemers in bepaalde beroepsgroepen geldt, eveneens
in de tweede pijler, de verplichte aansluiting bij een
bedrijfstakpensioenfonds. Voor zelfstandigen in een aantal medische
beroepsgroepen en beroepsgroepen als het loodswezen en kunstenaars geldt
verplichte deelname aan een beroepspensioenregeling op grond van de Wet
verplichte beroepspensioenregeling.

Daarnaast hebben zelfstandige ondernemers, net als alle andere
belastingplichtigen toegang tot de lijfrentefaciliteiten in de derde
pijler.

IB-ondernemers hebben bovendien de mogelijkheid om door middel van de
fiscale oudedagsreserve (FOR) fiscaal gefaciliteerd een
oudedagsvoorziening op te bouwen zonder dat het geld tijdens de
opbouwperiode de eigen onderneming hoeft te verlaten. 

Naast de fiscaal gefaciliteerde mogelijkheden tot pensioenopbouw hebben
zelfstandigen overigens nog andere mogelijkheden om te voorzien in hun
pensioeninkomen, zoals het op het moment van pensionering verkopen van
het eigen bedrijf. IB-ondernemers kunnen de belastingheffing over de
stakingswinst (tot een bepaald maximumbedrag aan stakingswinst)
desgewenst uitstellen door het bedingen van een lijfrente.

Ook hebben zelfstandige ondernemers verschillende mogelijkheden om zich
te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid (TK, 2007 -
2008, 31311, nr. 2 en 18). Daartoe staan op dit moment de volgende
mogelijkheden open:

een startende en of bestaande zelfstandige kan een
verzekeringsovereenkomst sluiten met een private verzekeraar;

een startende zelfstandige die wordt geweigerd voor een reguliere
dekking kan tot 3 maanden na de start gebruik maken van een door
verzekeraars ingestelde vangnetvoorziening;

een zelfstandige die start vanuit een dienstverband of uitkering op
basis van werknemersverzekeringen kan tot 4 weken na beëindiging van de
verplichte verzekering, deze verzekering voor ZW en WIA op vrijwillige
basis voortzetten. Per 4 juni 2008 is de aanmeldtermijn verlengd van 4
naar 13 weken, zodat startende zelfstandigen ruimer de tijd hebben om
zich aan te melden.

Daarnaast heeft het Verbond van Verzekeraars de leden van het Verbond in
overweging gegeven de voorwaarden van de eigen vangnetvoorziening te
verruimen. Met name door de tijdelijke openstelling van de verbeterde
vangnetvoorziening voor bestaande zelfstandigen, wordt tegemoet gekomen
aan de positie van bestaande zelfstandigen die soms geconfronteerd
worden met problemen om zich tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren.
De inwerkingtreding van de tijdelijke openstelling van drie maanden is
vanaf 1 november 2008. Gelijktijdig start een voorlichtingscampagne om
zelfstandigen bewust te maken van de inkomensgevolgen bij
arbeidsongeschiktheid en hen te wijzen op de verbeteringen die zijn
doorgevoerd in de vangnetvoorziening.

		

Zouden ZZP'ers die in een sector werken met een CAO niet automatisch
moeten vallen onder deze CAO afspraken (in het bijzonder met betrekking
tot aangelegenheden in het kader van de sociale zekerheid)? (SP)

Een CAO regelt voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden die in
acht moeten worden genomen in arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers en
werknemers. Maar een CAO kan ook betrekking hebben op overeenkomsten
met zelfstandigen, namelijk overeenkomsten van opdracht of aannemingen
van werk (zie artikel 1, eerste en tweede lid van de Cao-wet).

Het is niet gewenst dat ZZP'ers automatisch vallen onder CAO-afspraken.
Ondernemerschap gaat samen met het nemen van risico. Dat is de aard van
ondernemerschap. Een zelfstandig ondernemer is zelf
verantwoordelijkheid voor zijn inkomen en kan als hij een goed lopend
bedrijf weet op te zetten daar financieel de vruchten van plukken. Als
eigenaar profiteert hij in grotere mate van de bedrijfswinst dan als
werknemer. De zelfstandige ondernemer moet zelf voorzieningen treffen
op de terreinen van ondermeer ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioen.

Dat is een andere uitgangspositie dan werken in loondienst. De werknemer
verkeert in een meer afhankelijke relatie met zijn werkgever, maar
ontvangt een vast loon. De overheid heeft voor werknemers meer
minimumvoorzieningen vastgelegd in wetgeving, zoals het minimumloon en
werknemersverzekeringen zoals WW en ZW/WIA. 

Denkt Kabinet aan de herinvoering collectieve ziektewet voor ondernemers
met tien of minder werknemers? (PvdA)

De loondoorbetalingsverplichting geeft de werkgever zelf een directe
financiële prikkel om te werken aan de re-integratie van een zieke
werknemer. Dat de maatregel effectief is, blijkt wel uit de daling van
het aantal WAO/WIA-aanvragen in de periode 2002 tot 2007. Herinvoering
van een collectieve ziektewet zal naar verwachting leiden tot een minder
adequate aanpak van ziekteverzuim door werkgever en werknemer. Sinds
1996 is de Ziektewet stapsgewijs vervangen door een
loondoorbetalingsplicht bij ziekte voor werkgevers. Sinds 2004 geldt
deze loondoorbetalingsplicht voor de eerste twee ziektejaren. 

Uit de evaluatie van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting
blijkt dat de aanpak van het ziekteverzuim flink is verbeterd. Ook
blijkt uit deze evaluatie dat de verlenging van de
loondoorbetalingsverplichting een impuls heeft gegeven aan de aanpak van
het ziekteverzuim door grote en kleine werkgevers. 

Werkgevers kunnen het financiële risico van ziekteverzuim op de private
markt verzekeren. Uit de genoemde evaluatie Verzuimverzekeringen worden
vooral afgesloten door het midden- en kleinbedrijf. Verzekeraars bieden
voorts producten om de re-integratie van zieke werknemers te stimuleren.


Daarnaast kunnen kleine werkgevers hun krachten bundelen door in de
sector of in de regio samen te werken bij de aanpak van ziekteverzuim,
bijvoorbeeld in poortwachtercentra, brancheorganisaties of via cao’s. 

Om deze redenen ligt het ook niet de rede om een collectieve ziektewet
in te voeren. Naar verwachting leidt dit tot een minder adequate aanpak
van ziekteverzuim door werkgever en werknemer.

Waarom duurt de vrijstelling van gemeentelijke heffingen zo lang; kan de
zelfstandigenaftrek worden omgezet in een zelfstandigenkorting; Kan de
scholingsaftrek worden verhoogd naar 80 procent. (PvdA en Groen Links)

In de brief van 20 juni 2008 (TK, 2008 - 2009, 31 311, nr. 18) heeft het
kabinet alle voorstellen van de fractie van GroenLinks
beantwoord. Inhoudelijk werd daarbij op alle bovengenoemde punten
gereageerd. Naar aanleiding van het debat met uw Kamer zijn er
verschillende toezeggingen gedaan en moties ingediend en aangenomen.
Over de voortgang van de moties kan ik u het volgende melden: 

Op 6 oktober 2008 heeft de Minister van SZW per brief (TK, 2008 - 2009,
31 311, nr. 22) gereageerd op de moties Van Gent en Vos betreffende de
pensioenpositie van ZZP'ers;

Bij het belastingplan 2009 (TK, 2008 - 2009, 31 705, nr. 3) is de
notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap gevoegd. Hierin komen onder
andere voorstellen aan de orde over het bevorderen van
(deeltijd)ondernemerschap.

Op Prinsjesdag heeft EZ samen met SZW en FIN een notitie met maatregelen
gericht op het vereenvoudigen van doorgroei aan uw Kamer gestuurd (TK,
2008 - 2009, 31 311, nr. 21);

Op 10 september heeft EZ samen met SZW en WWI uw Kamer ingelicht over
het plan van aanpak inzake microfinanciering, ook gericht op het
versterken van de wijkeconomie (TK, 2008 - 2009, 31 311, nr. 20);

De Staatssecretaris van BZK heeft uw Kamer geïnformeerd over de
kwijtscheldingsproblematiek en mogelijke aanpak hiervan, (TK, 2008 -
2009, 31 311, nr. 19). Hier zal een wetswijziging volgen die u
waarschijnlijk voorjaar 2009 ontvangt.

Dit najaar ontvangt u nog een kabinetsvisie ten aanzien van de motieven
van zelfstandig ondernemerschap. In deze kabinetsvisie zal ook de
relatie tussen zelfstandig ondernemerschap en draagvlak voor de sociale
zekerheid worden besproken. Ook zult u dit najaar nog een
probleemverkennende notitie ontvangen over de fiscale kwalificatie van
arbeidsrelaties en de gevolgen daarvan. Onderdeel van deze notitie is de
inventarisatie van fiscale en andere nadelen tussen werknemers en
zelfstandigen. 

Wat zijn de plannen van het kabinet met de hervorming van de
zelfstandigenaftrek; En: Is het kabinet bereid te onderzoeken of er een
vast bedrag aan aftrekposten voor IB-plichtige ondernemers kan komen,
die niet in aanmerking komen voor huidige geldende regelingen? En: de
zelfstandigenaftrek is niet geïndexeerd maar afgebouwd. Is het de
bedoeling dat alle zelfstandigen een BV gaan oprichten? Moeten juist
kleinere zelfstandigen (inkomen van rond minimum) weer in loondienst?
(PvdA en CU)

Het kabinet streeft naar stimuleren van ondernemerschap en daarmee het
realiseren van winst en naar het verbeteren van de positie van startende
en doorgroeiende ondernemers. Daarom streeft het kabinet ernaar om de
zelfstandigenaftrek op lange termijn af te bouwen en om te zetten in de
MKB-winstvrijstelling. De zelfstandigenaftrek neemt immers af bij
toenemende winst en de MKB-winstvrijstelling is daarentegen gericht op
groei.

Daarbij wordt gekozen voor de weg van de geleidelijkheid. In 2009 blijft
de zelfstandigenaftrek nominaal constant. Vervolgstappen worden eerst
betrokken in een consultatie met het bedrijfsleven en de advieswereld
alvorens nadere voorstellen aan uw Kamer worden gedaan. De situatie
wordt daarbij van jaar tot jaar voorzien waarbij het kabinet een open
oog heeft voor de inkomenseffecten van de voorstellen.

Omdat de zelfstandigenaftrek deel uitmaakt van de fiscale winst kan deze
ook worden benut in jaren van lagere of negatieve resultaten. Aangezien
dat niet geldt voor heffingskortingen zou het omzetten in een korting de
effecten van de aftrek negatief beïnvloeden. Binnen de kaders van de
huidige systematiek geeft het Kabinet dan ook, zoals ook is verwoord in
antwoord op eerdere vragen, de voorkeur aan een aftrekpost. Hetzelfde
geldt voor invoering van een extra aftrekpost voor zelfstandigen waarbij
wordt aangetekend dat daar naar de mening van het Kabinet ook geen
noodzaak voor is, gezien de relatief lage belastingdruk voor ondernemers
met relatief kleine winsten.

Of zelfstandigen onder het nieuwe regime een BV oprichten is afhankelijk
van veel omstandigheden waaronder fiscale. Naar kan worden aangenomen
zal in het algemeen de omvang van de zelfstandigenaftrek daarbij in de
overwegingen worden meegenomen. Een relatief kleine aanpassing van de
zelfstandigenaftrek zal daarbij niet van doorslaggevende betekenis zijn.
Vanzelfsprekend zal de voorgestelde aanpassing ook niet voldoende impact
hebben om de keuze tussen loondienst en ondernemerschap te beïnvloeden,
zeker niet nu het huidige regime juist extra faciliteiten toekent aan
ondernemers.

Kunnen de leegstaande gebouwen van het CWI en de UWV gebruikt worden
voor de huisvesting van (startende) ondernemers? (PvdA)

Het is op zich een sympathiek voorstel, maar er zijn vraagtekens te
plaatsen bij het realiteitsgehalte. De leegstandsproblematiek in het
algemeen en de coördinerende rol die de RGD hierbij kan spelen binnen
SUWI-organisaties (waartoe CWI en UWV behoren) is door Minister Donner
mede naar aanleiding van de motie-Heerts (TK vergaderjaar 2006-2007,
26448 nr 321) inmiddels opgepakt. Wij begrijpen dat deze afspraken, die
overigens los staan van een eventuele bestemming voor bepaalde
doelgroepen, in de praktijk goed werken.

Met betrekking tot mogelijke leegstand als gevolg van de voorgenomen
fusie tussen CWI en UWV het volgende: wij begrijpen van SZW dat in veel
van de mogelijk 30 vrijvallende kantoren in 2009/2010 de gemeente de
hoofdhuurder dan/wel de eigenaar is. Die gaat straks bepalen wie de
nieuwe huurder wordt. In maar een paar gevallen is CWI hoofdhuurder en
zal –als het huurcontract nog doorloopt- op zoek gaan naar een
onderhuurder. De aard van de panden (beursvloer en weinig
kantoor/backoffice) maakt dat deze maar voor een beperkte doelgroep van
ondernemers geschikt is. Er is in onze optiek geen structureel tekort
aan bedrijfsruimte voor starters/zelfstandigen. Wel is er op lokaal
niveau soms een tekort aan passende, betaalbare bedrijfsruimte. Dit moet
dan juist lokaal worden getackeld. In overleg met gemeenten zal worden
bezien in hoeverre het restant GSB-middelen ook kan worden ingezet voor
gemeentelijke voorstellen op dit vlak.

ZZP’ers moeten zorg dragen voor een goede oude dag. Het reserveren van
een deel van de winst in de fiscale oudedagsreserve is echter gebonden
aan het urencriterium van 1225 uur per jaar. Veel ZZP'ers vallen
hierdoor tussen wal en schip, wat weer het sociale stelsel onder druk
kan zetten. Onderkent de minister ook dit probleem en wil zij toezeggen
dat zij gaat onderzoeken op welke manier ondernemers die niet voldoen
aan het urencriterium toch een deel van de winst kunnen reserveren voor
een goede oude dag? (CU)

Het urencriterium is ingevoerd om de instrumenten die gericht zijn op
versterking van de ondernemersfunctie te richten op ondernemers waarvan
ondernemen de hoofdbezigheid en inkomensbron is. Het urencriterium geldt
thans ook voor de fiscale oudedagsreserve (FOR). 

De FOR is in het leven geroepen om ondernemers in een vergelijkbare
fiscale positie te brengen als werknemers waar het de fiscale
behandeling van oudedagsvoorzieningen betreft. De FOR leidt tot een
uitstel van belastingheffing zonder dat middelen buiten de onderneming
moeten worden gebracht, zoals bij een bank of verzekeraar. Dit leidt er
toe dat ondernemers die dat wensen hun oudedagsvoorziening binnen hun
onderneming kunnen opbouwen, terwijl zij de benodigde middelen in hun
onderneming kunnen investeren en toch belastingheffing kunnen
uitstellen. Het geheel of gedeeltelijk toestaan van het gebruik van de
FOR zonder dat aan het urencriterium is voldaan, zou er toe leiden dat
veel deeltijdondernemers, die reeds elders een oudedagsvoorziening
opbouwen, gebruik zouden kunnen maken van de regeling. Daarnaast geldt
dat alleen aan de FOR kan worden gedoteerd als het ondernemingsvermogen
groter is dan de totale FOR (er wordt immers in de onderneming
gespaard). Voor veel deeltijd ondernemers, met en zonder nevenfuncties,
zou ook zonder urencriterium de opbouw van een FOR zijn uitgesloten
vanwege een gebrek aan ondernemingsvermogen. Al met al is het dus de
vraag of openstellen van de FOR voor ondernemers die niet aan het
urencriterium voldoen zinvol is. Voor een verdere dialoog over het
urencriterium verwijs ik naar de behandeling van het Belastingplan 2009
waarbij een groot aantal aspecten van het urencriterium aan de orde is. 

Ondernemerschap

Hoe staat u tegenover de suggestie PvdA-fractie de ROM’s in te zetten
als ‘revolving funds’ en wilt u extra geld voor de ROM’s en hun
werkterrein uitbreiden?(PvdA)

De ROM’s zijn zeer belangrijk om de economische ontwikkeling in de
regio te stimuleren. Ze opereren nu reeds als ‘revolving funds’ door
te participeren in innovatieve bedrijven en die participaties
uiteindelijk weer op de markt te brengen. Voor bedrijven zijn dergelijke
participaties die het eigen vermogen versterken juist nu van cruciaal
belang. Daarom zal ik - juist in deze tijden- intensief contact houden
met de ROM’s om te zorgen dat ze in deze periode hun
verantwoordelijkheid nemen en actief (financieel) blijven participeren
in bedrijven. Op dit moment zie ik nog geen concrete beleidsmatige
aanleiding om het werkterrein van de ROM’s structureel uit te breiden.
Niettemin zal ik concrete voorstellen voor uitbreiding van de taken van
ROM’s of extra financiële middelen – samen met de
medeaandeelhouders – zorgvuldig bekijken.

				

Fiscale behandeling van de vordering bij bedrijfsoverdracht wordt nu
belast in Box 3; vordering zou als bedrijfsvermogen aangemerkt moet
worden. (CDA)

Bij de beantwoording is er van uitgegaan dat het hier gaat om
vorderingen die ontstaan als bij bedrijfsopvolging een deel van de
koopsom van de onderneming niet wordt voldaan maar wordt omgezet in een
vordering. Of een vordering tot het bedrijfsvermogen of het privé
vermogen moet worden gerekend is een vraag betreffende de z.g.
vermogensetikettering. De leer van de vermogensetikettering kent drie
soorten vermogen: verplicht ondernemingsvermogen dat naar zijn functie
kwalificeert voor Box I, verplicht privévermogen dat naar zijn functie
kwalificeert voor Box III en de derde soort: keuzevermogen. Na
overdracht van de onderneming zal er normaliter geen
ondernemingsvermogen resteren dat een relatie heeft met de
desbetreffende vordering zodat die vordering tot het verplichte privé
vermogen moet worden gerekend. Dat laat onverlet dat de wetgever een
inbreuk op deze regel zou kunnen maken. Deze vraag en het antwoord
daarop zullen bij de behandeling van het belastingplan nog aan de orde
komen. Vooruitlopend daarop teken ik wel aan dat belastingheffing over
een vordering in box I weliswaar een eventueel verlies daarop aftrekbaar
maakt van het inkomen in Box I maar dat de ontvangen rente ook tegen het
progressieve tarief belast is. In veel gevallen zal belastingheffing in
box III voordeliger zijn voor belastingplichtigen. Deze afweging zal bij
de parlementaire behandeling van het belastingplan 2009 dan ook aan de
orde moeten komen.

Wat gaat de Minister pro actief doen voor positie ZZP’ers en andere
ondernemers buiten vermindering BBMKB?

Het beleid van EZ is gericht op stimuleren van duurzame economische
groei. Veel van het beleid is daarom gericht op het wegnemen van
belemmeringen voor ondernemers (w.o. ZZP’ers). Zoals in het
Beleidsprogramma is aangegeven streeft het kabinet naar zelfstandige
ondernemers met personeel en meer snelle groeiers in 2011. Voor
maatregelen gericht op ondernemerschap verwijs ik naar het overzicht
onder de operationele doelstelling ‘stimuleren meer en beter
ondernemerschap’ van de EZ-begroting. (TK 31 700 XIII, nr. 1).
Specifiek voor zelfstandigen heeft EZ in samenwerking met SZW en FIN
maatregelen aangekondigd en genomen die rekening houden met de
specifieke plek die zelfstandigen innemen in ondernemerslandschap. Zie
voor een overzicht van deze maatregelen de brief van 17 december 2007 en
31 maart 2008 (TK, 2007 - 2008, 31 311, nr. 1 en 2). En tot slot heeft
EZ samen met SZW en FIN op Prinsjesdag een notitie met maatregelen
gericht op het vereenvoudigen van doorgroei aan de TK gestuurd, zie
brief van 16 september 2008 (TK 31 311, nr. 21). 

Innovatie

							

Welke bedrijven profiteren van publiek onderzoek en in welke mate?(SP)

Van groot belang is dat publiek onderzoek een grote maatschappelijke en
economische impact heeft. Het beeld bestaat dat het profiteren van
publiek onderzoek in Nederland beter kan. Er zijn verschillende manieren
waarop bedrijven publieke kennis kunnen benutten, onder andere door
samenwerking met kennisinstellingen, door uitbesteding van onderzoek aan
kennisinstellingen en door mobiliteit van personen tussen bedrijven en
kennisinstellingen. Hoe Nederland hier in vergelijking met andere landen
scoort verschilt per indicator. Over het geheel genomen lijkt Nederland
een gemiddelde positie in te nemen. Dat moet dus beter. Uit statistieken
blijkt dat onder grote bedrijven vaker wordt samengewerkt met
kennisinstellingen dan onder MKB-bedrijven. Nederland wijkt hier niet af
van andere landen. Volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor
de Statistiek werkt in Nederland 30% van de innovatieve bedrijven in het
grootbedrijf samen met universiteiten, terwijl dit in het MKB 8% is.
Mijn ambitie is om de benutting van publiek onderzoek verder te
versterken. Specifiek voor het MKB zijn er de innovatievouchers. Denk
ook aan de innovatieprogramma’s, waarmee publiek-private samenwerking
wordt gestimuleerd bij grote en MKB-bedrijven. Om de benutting van
kennis verder uit te bouwen zal dit kabinet binnenkort afspraken maken
met universiteiten en hogescholen en het bedrijfsleven, groot en klein,
over een brede valorisatieagenda. Hierbij kan gedacht worden aan
bijvoorbeeld kennisportalen voor het MKB en faciliteiten voor starters.

Ik hoorde dat we over veel FES-projecten een negatief oordeel gaan
vellen. Wat weet de Minister hiervan?(SP)

Thans worden op het ruimtelijk-economisch domein en het kennisdomein
diverse FES-projecten beoordeeld door bijvoorbeeld het CPB en de
Commissie van Wijzen. Te denken valt aan: voorstellen op het terrein van
verkeer en vervoer en kennis, innovatie en onderwijs. 

Ik wil niet op de uitkomsten vooruitlopen.

Maak de WBSO sterker, door het aftrekpercentage te verhogen naar 21 % en
het maximum te verhogen naar 10 miljoen. (VVD)

Vorig jaar heb ik een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin ik mijn
plannen voor verdere intensivering van de WBSO in de periode tot 2011
heb geschetst. Ik ga ervan uit dat de VVD haar plannen voor versterking
van de WBSO ook uit de daarvoor beschikbare middelen wil financieren en
geen extra middelen voor de WBSO wil inzetten. 

Mijn plannen voor intensivering van de WBSO zijn gebaseerd op de
uitkomsten van de evaluatie van de WBSO van vorig jaar waaruit blijkt
dat de WBSO een effectief instrument is en dat de additionaliteit met
name voor het MKB hoog is. Om die reden richten mijn plannen zich met
name op die doelgroep. In genoemde brief heb ik een evenwichtig pakket
gepresenteerd. Onderdeel daarvan is een beperkte verhoging van het
plafond van de WBSO van 8 naar 8,5 miljoen in 2011, waar de grootste
bedrijven van profiteren. Een grotere verhoging gaat vooral ten koste
van maatregelen voor het MKB. Met betrekking tot het aftrekpercentage
merk ik op dat dat voor de zogenaamde eerste schijf al 42 % bedraagt.
Het percentage voor de tweede schijf bedraagt momenteel 14%. Hiervan
profiteren met name de grotere bedrijven. Een verhoging van dat
percentage heb ik daarom niet in mijn plannen voor verdere intensivering
voorzien. Verdere intensivering van de WBSO moet zich, naast de al
genoemde verhoging van het plafond, in mijn visie met name richten op
additionele stimulering van ICT-ontwikkeling, op maatregelen voor
doorgroeiende ondernemingen en op het aantrekkelijker maken van de WBSO
voor zelfstandigen. De concrete invulling van deze intensivering in 2010
en 2011 zal worden opgenomen in het Belastingplan voor het
desbetreffende jaar. 

 			

Kunt u de oude technisch ontwikkelingskrediet niet terugbrengen?(VVD)

Met de lancering in juli dit jaar van het nieuwe Innovatiekrediet is
een kredietfaciliteit beschikbaar gekomen dat gericht is op het
financieren van risicovolle projecten van in Nederland gevestigde
MKB-ondernemingen. Dit Innovatiekrediet heeft vrijwel dezelfde
functionaliteiten als het voormalige Technisch Ontwikkelingskrediet
(TOK). Momenteel worden de mogelijkheden bezien om deze regeling uit te
breiden voor grotere bedrijven, zoals aangegeven in de Industriebrief.

 

EZ moet startersgebouwen bij universiteiten en hogescholen stimuleren.
(VVD)

Ik hecht groot belang aan het ondersteunen en stimuleren van starters,
met name richten wij ons op exploitatie van kennis ten behoeve van deze
starters. Dit kabinet gaat nog dit jaar afspraken maken met
universiteiten en hogescholen en het bedrijfsleven om de activiteiten
van kennisvalorisatie meer uit te bouwen en te versterken. Faciliteiten
voor starters maken hier ook deel van uit. Universiteiten en hogescholen
kunnen samen met bedrijven deze faciliteiten voor starters ontwikkelen.
Ik zet mij samen met de Minister van OCW in om bestaande kennis binnen
universiteiten en hogescholen om te zetten in bedrijvigheid, met name
ten behoeve van starters. Via Techno Partner ondersteunt EZ
samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en bedrijfsleven. Daar
kunnen technostarters steun ontvangen op het gebied van kennis,
octrooien, apparatuur, begeleiding (netwerken, coaches) en financiering.


TechnoPartner heeft tot nu toe vijftien projecten gehonoreerd, gericht
op de valorisatie van kennis naar startende ondernemers. Alle
universiteiten en een groot deel van de hogescholen in Nederland zijn
hier actief bij betrokken. De regionale incubators participeren
regelmatig en faciliteren de starters die vanuit deze projecten
ontstaan.

Er moet een subsidie komen voor echte innovatie. Deze kan dan in de
plaats komen van de huidige regelingen. (VVD)

Juist met de mix van instrumenten die EZ hanteert voor innovatie kan het
beste resultaat bereikt worden, niet meer één generieke regeling. 

Overigens bestrijd ik dat EZ allerlei specifieke regelingen zou hebben.
Ik verwijs in dat verband kortheidshalve naar wat ik doe op het gebied
van de stroomlijning van het instrumentarium. Ook gaat het bij het
verstrekken van subsidies om het besteden van overheidsmiddelen. Dat
betekent dat in alle fasen van een subsidietraject, de indiening, de
beoordeling en de toekenning, sprake moet zijn van duidelijke kaders,
die recht doen aan de noodzakelijke doelmatigheid en rechtmatigheid. Dus
ook vooraf moeten heldere criteria worden geformuleerd, die
richtinggevend zijn voor diegenen die subsidie aanvragen. Uiteraard met
zo laag mogelijke administratieve lasten.

Graag uw reactie op TI Pharma. Waarom wordt dat nu uitbesteed terwijl
dat vroeger (door KNAW enz.) door de overheid zelf gebeurde?(D66)

TI Pharma is in 2006 als nieuw instituut opgericht. De start van TI
Pharma is niet ten koste gegaan van bestaande onderzoeksinstituten. De
FIGON, het integrale platform voor geneesmiddelenonderzoek, heeft veel
stakeholders vanaf de ontwerpfase bij TI Pharma betrokken. Vanuit de
wetenschap is NWO via ZonMw vanaf het begin betrokken. TI Pharma is ook
wezenlijk wat anders doet dan bijvoorbeeld de KNAW of NWO. Het gaat om
het stimuleren van strategisch publiek-privaat onderzoek en niet om het
toekennen van middelen aan puur fundamenteel onderzoek, zonder
betrokkenheid van bedrijven. De behoefte van een instituut als TI Pharma
werd onder meer door het eerste innovatieplatform (IP) verwoord. Er werd
een gebrek aan doorstroming geconstateerd van resultaten uit het
hoogwaardige, fundamentele medisch-farmacologisch onderzoek naar de
industrie en daarmee naar de patiënt. Volgens het IP was dus een
versterking nodig van de kennisoverdracht tussen universiteiten en
bedrijfsleven via bundeling van kennis. Het concept van technologische
topinstituten (TTI’s) is, zoals de OECD, SER, AWT, commissie-Wijfels
en anderen hebben erkend, bij uitstek geschikt om via publiek-private
samenwerking kennis te laten stromen tussen publieke en private
partijen. Vandaar de oprichting van TI Pharma in 2006.

Wat wordt de bijdrage Rijk aan TI Pharma? (D66)

130 miljoen euro (volledig ten laste van het FES) voor de gehele periode
2006-2010.

De overheid matcht daarmee de financiële bijdragen van private partijen
en kennisinstellingen, met name universiteiten. Van de omvang van het
totale programma dat 260 miljoen euro bedraagt, financiert de overheid
50% en bedrijven en kennisinstellingen elk 25%. Dat is het
‘standaard’ financieringsmodel van Technologische TopInstituten
(TTI’s).

TI Pharma staat op de begroting van het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. 

Wilt u een overzicht van de effectiviteit van innovatiesubsidies aan de
Tweede Kamer toesturen? (CDA)

De afgelopen jaren is het subsidie-instrumentarium van EZ, waaronder dus
ook de innovatie-instrumenten, een aantal keren doorgelicht. Zo is in de
brief Herijking Financieel Instrumentarium uit 2005 (Tweede Kamer,
vergaderstukken 2004-2005. 29 800 XIII, nr.73) onder andere gekeken naar
de legitimiteit, efficiency en effectiviteit van de EZ-instrumenten. 

De recente brief over de verdere stroomlijning van het
EZ-instrumentarium (Tweede Kamer, vergaderstukken 2007-2008, 31 200
XIII, nr. 47) actualiseert de eerdere brief en bouwt voort op de
ingezette lijn. 

Zeker zo belangrijk als de effectiviteit van de afzonderlijke
instrumenten is de effectiviteit van het gehele pakket van instrumenten,
de beleidsmix. In 2007 noemde de Europese Commissie de Nederlandse
beleidsmix aan instrumenten een best practice. Dat pakket bestaat uit
verschillende soorten prikkels met behulp van enerzijds een aantal
instrumenten (vgl. WBSO, vouchers, IPC’s en innovatiekredieten), die
op alle ondernemers, maar met name op het MKB zijn gericht en anderzijds
de innovatieprogramma’s, die erop gericht zijn die gebieden te
ondersteunen waar Nederland kan excelleren. (sleutelgebieden).

Het is zoals bekend gebruikelijk dat alle EZ-instrumenten minimaal een
keer in de vijf jaar worden geëvalueerd. Ook de Tweede Kamer wordt
daarover geïnformeerd. Zo zijn de afgelopen twee jaren Syntens, de WBSO
en de innovatievouchers geëvalueerd en vindt begin 2009 een mid term
review van de innovatieprogramma’s en een audit over de
sleutelgebieden door het Innovatieplatform plaats. Met
innovatiekredieten zijn wij net gestart.

Uit de gehouden evaluaties blijkt dat onze instrumenten over het
algemeen effectief zijn. Uiteraard nemen wij op basis van de uitkomsten
van dit soort evaluaties waar nodig passende maatregelen.

Waarom worden de IPC’s met € 20 mln gekort (van € 32 mln naar €
12 mln)? (SGP)

De IPC’s worden niet gekort met € 20 mln. 

Het Kabinet heeft immers, zoals ook in de Industriebrief is aangegeven,
besloten om vanaf 2009 structureel middelen vrij te maken voor IPC’s.
Het budget zal daarmee oplopen tot ca. € 20 mln structureel. Omdat
deze middelen voor een deel nog gereserveerd staan op de aanvullende
post van het Rijk, is dit nog niet volledig zichtbaar in de EZ-begroting
2009. Bij de begrotingsvoorbereiding 2010 (voorjaar 2009), wanneer
formeel wordt besloten over de uitdeling van de volgende tranches op de
aanvullende post, zal deze ophoging geëffectueerd worden. Dat betekent
dus dat op dat moment voor 2009 € 20 mln beschikbaar komt. In 2008 zal
overigens getracht worden zoveel mogelijk van de voorliggende aanvragen
te honoreren. 

De TOA is niet bekend bij bedrijven. Wat gaat u daar aan doen? Wie
zitten er in de TOA en op basis van welke criteria?. Wanneer komt er een
advies van TOA? Wat is het budget voor TOA?(CU)

TOA is van de bedrijven. Dat is het uitgangspunt. Momenteel wordt in de
4 voorloopregio’s gewerkt aan de uitwerking van de plannen waarbij
onderwijs, bedrijfsleven en overheden beter samenwerken om het dreigend
te kort aan technologen en technici op te lossen. Op regionaal niveau is
het bedrijfsleven nauw betrokken, zoals in Twente waar bij de start van
de TOA op 29/9 jl. veel bedrijven aanwezig waren. In alle 4 de
voorloopregio’s zijn regionale boegbeelden afkomstig uit het
bedrijfsleven actief, aangezocht door de regio’s zelf. Landelijk is
dhr. Kamminga TOA trekker. Het kabinet, de projectdirectie Kennis en
Innovatie, en dhr. Kamminga zullen de uitgewerkte plannen beoordelen.
Zij worden daarin gevoed door experts van het Platform Bèta techniek
die meekijken. Twente heeft recent het eerst plan ingediend. De overige
regioplannen verwacht ik de komende maanden te ontvangen. Om de TOA bij
de start een stimulans te geven is vooralsnog alleen voor 2008 € 2,5
mln. geoormerkt voor de TOA binnen het beleidsgeld voor Deltaplan
Beta-techniek op de OCW-begroting. 

De Stichting TechniekTalent.nu heeft dezelfde doelstelling als TOA. Gaat
u de samenwerking bevorderen?(CU)

Ja, dit gebeurt al en dit zal ook zeker verder blijven gebeuren. Zo
werkt de TOA in Twente naar tevredenheid samen met de stichting Techniek
Talent Nu.

Is de Minister bereid om met de Minister van Onderwijs op te nemen dat
MBO’ers goede leerwerkplekken krijgen? Plus professioneel
arbeidsmarktadvies? (CU)

Leerwerkplekken zijn een essentieel onderdeel van het beroepsonderwijs.
EZ, SZW en OCW hebben daarom met grote regelmaat contact over de
kwaliteit en kwantiteit van de beroepspraktijkvorming. Zo wordt via de
regeling ‘Beroepsonderwijs in Bedrijf’ door de ministeries intensief
samengewerkt aan verbetering van de beroepspraktijkvorming. Het creëren
van goede leerwerkplekken is één van de doelen van dit programma. Ook
is het van belang dat jongeren een realistisch beroepsbeeld ontwikkelen,
zodat ze weten wat een beroep inhoudt, welke opleiding ze ervoor moeten
volgen en wat de arbeidsmarktperspectieven zijn. Professioneel
arbeidsmarktadvies kan een hierbij een belangrijk instrument zijn. Om te
bevorderen dat scholen voor VMBO en MBO goede begeleiding geven, is in
de Strategische Agenda voor het MBO afgesproken dat het voortgezet en
het middelbaar beroepsonderwijs met relevante partijen en deskundigen
uit het veld een stimuleringsplan opstellen voor een hoogwaardige
loopbaanoriëntatie en –begeleiding. OCW faciliteert dit door extra
middelen voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding beschikbaar te
stellen. 

Wat is het structurele bedrag beschikbaar voor TOA?(CU)

De TOA is van bedrijven zelf. Het kabinet faciliteert de TOA in de
startfase, maar het is niet mijn bedoeling de TOA structureel financieel
te ondersteunen. In overleg met de Minister van Onderwijs en het
PlatformBèta Techniek (PBT) besloten de start van de TOA een stimulans
te geven: namelijk € 2,5 mln. Dit bedrag is vooralsnog alleen voor
2008 geoormerkt voor de TOA binnen het beleidsgeld voor Deltaplan
Bèta-techniek op de OCW-begroting. Dit geld kan per TOA project wel
ingezet kan worden voor meerdere jaren. Dit geld is bedoeld voor PBT om
de regio’s bij de planvorming te helpen en wordt in overleg met de
regio’s ingevuld. 

Voor de uitvoering van de regionale TOA aanvalsplannen zijn in eerste
instantie de deelnemende bedrijven en instanties dan ook zelf aan zet om
de projecten waar zij de vruchten van zullen plukken te financieren.
Uiteraard kunnen de TOA projecten goede projecten indienen bij de
daarvoor geschikte subsidiemogelijkheden (EU, landelijk, regionaal,
gemeentelijk). Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Wat gaat de Staatssecretaris overbrengen aan de Indiase minister van
Handel bij zijn bezoek aan Nederland over ons MVO-beleid? (PvdA)

MVO is een belangrijk thema zowel in het Indiase als het Nederlandse
beleid. Veel Indiase bedrijven voeren bijvoorbeeld, net als Nederlandse
bedrijven, een actief MVO beleid. In gesprekken met de bewindspersoon
die het inkomende bezoek uit India op 20 en 21 november a.s. zal leiden,
zullen de gemeenschappelijke elementen binnen het MVO beleid van India
en Nederland nader worden verkend. De Indiase Minister zal uitgenodigd
worden om samen met Nederland een structurele samenwerking op te zetten.
Specifieke thema's voor samenwerking kunnen zijn arbeidsomstandigheden,
transparantie in verslaglegging van bedrijven, de essentiële rol van
het bedrijfsleven, ketenverantwoordelijkheid, uitwisselen van best
practices tussen bedrijven. De manier waarop Nederland aandacht vraag
voor dit soort kwesties is belangrijk: met respect en niet met opgeheven
vinger. 

De Minister van Handel Kamal Nath zal overigens zelf niet naar Nederland
komen vanwege de verkiezingen in de deelstaat Madhya Pradesh. Momenteel
is nog niet bekend welke minister hem zal vervangen.

Wat is de stand van zaken rond de motie Vendrik over een verbod op de
import van producten met kinderarbeid? Wordt dit verbod in WTO-verband
nu mogelijk? (Groen Links)

Het kabinet deelt de wens om kinderarbeid uit de wereld te helpen, te
beginnen bij de ergste vormen. Het beleid inzake kinderarbeid kent
verschillende invalshoeken en verantwoordelijkheden:
verantwoordelijkheden van de Minister van Buitenlandse Zaken
(mensenrechtenstrategie), de Minister van Ontwikkelingssamenwerking
(ontwikkelingshulp) en de Minister van SZW (ILO/decent work agenda) en
de relatie met het handelsbeleid (EZ). Het kabinet kiest voor een
geïntegreerde aanpak van kinderarbeid.

Op aandrang van de Minister van Buitenlandse Zaken hebben de Europese
ministers van Buitenlandse Zaken de Europese Commissie in mei 2008
gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het inzetten van
handelsmaatregelen tegen de ergste vormen van kinderarbeid. Zodra de
resultaten van dat onderzoek bekend zijn (in 2009) zal het kabinet zich
beraden op vervolgstappen. Van belang is dat eventuele maatregelen
effectief, noodzakelijk en praktisch haalbaar zijn. 

Naast onze inzet in internationale fora zet Nederland zich actief in om
in de lopende EPA- onderhandelingen duurzaamheidaspecten mee te nemen,
inclusief respect voor fundamentele arbeidsnormen waaronder de
bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid. Het kabinet
informeert u hierover op korte termijn nader in de brief over Non Trade
Concerns en handel. 

Bij het zoeken naar oplossingen is het van belang om te realiseren dat
naar schatting 95% van de producten of diensten die met kinderarbeid
worden gemaakt, niet worden geëxporteerd, maar worden gebruikt op de
lokale markt. Gegeven dit feit vergen handelsmaatregelen een
genuanceerde aanpak. Een effectieve aanpak kan tot stand komen door een
juiste mix van beleidinstrumenten van politieke dialoog en
ontwikkelingssamenwerking. Een werkelijk effectief beleid tegen
kinderarbeid kan zich niet eenzijdig verlaten op het weren van producten
op de Nederlandse markt die met kinderarbeid zijn gemaakt. 

Wat is de stand van zaken van de motie Voordewind over het voorkomen van
overheidssteun aan bedrijven waar kinderarbeid in de keten voorkomt?(CU)

Voor de uitvoering van de motie Voordewind heeft het Ministerie van
Buitenlandse Zaken het voortouw genomen. Binnen EZ wordt momenteel
bekeken op welke wijze invulling zou kunnen worden gegeven aan de motie
voor wat betreft EZ-steun aan bedrijven. EZ wil zich inzetten op die
zaken waarmee we met het bedrijfsleven het verschil kunnen maken.
Namelijk waar de toeleverancier een belangrijk aandeel heeft in de
productie binnen het door de overheid ondersteunde project. Afgezien van
het feit dat de bedrijven worden geacht de OESO-richtlijnen voor
internationaal opererende bedrijven te onderschrijven, wordt gedacht aan
de toevoeging van criteria aan instrumenten voor investeringen in
opkomende markten en ontwikkelingslanden (FOM, PSOM, ORIO, PESP en
2g@there) met het oog op MVO in de keten. Een meer algemene visie op de
rol van de overheid op het terrein van ketenverantwoordelijkheid volgt
aan het eind van dit jaar in een brief aan uw Kamer.

Is de Staatssecretaris bereid een instrument te ontwikkelen waarmee
consumenten in de supermarkt heel snel kunnen weten hoe hun product tot
stand is gekomen?(CU)

Het ontwikkelen van bedoeld instrument is een zeer complexe klus. In
vele sectoren nemen marktpartijen zelf het initiatief om de
transparantie te vergroten. De meeste initiatieven voor verduurzaming
van ketens worden grotendeels op eigen kracht, zonder
overheidsbemoeienis, op basis van welbegrepen gezamenlijk belang
gedreven door bedrijven en maatschappelijke organisaties. Waar mogelijk
en nodig ondersteunt de overheid dit soort initiatieven. 

EZ omarmt bijvoorbeeld graag het initiatief van de SER waarmee
werkgevers en werknemers aangeven zelf invulling te willen geven aan
ketenverantwoordelijkheid. Met dit initiatief zal moeten blijken of
zelfregulering kan resulteren in voldoende transparantie over de
maatschappelijke aspecten van producten en diensten, productieprocessen
in de productieketen. Eerder dan een verplicht instrument met alle
administratieve lasten en regeldruk van dien, zet EZ in op
zelfregulering.

Bij handelsmissies wordt MVO ingebracht. Wat heeft dit nu opgeleverd bij
missies naar Brazilië, India, China? (Groen Links)

MVO vormt een integraal onderdeel van economische missies en komt onder
andere terug bij gesprekken met bewindspersonen en NGO’s, bij
informatieverstrekking aan de missiedeelnemers, in discussies met het
lokale en Nederlandse bedrijfsleven en in speeches en lezingen,
bijvoorbeeld aan universiteiten. Aan de missiedeelnemers wordt een
"Toolkit MVO" gegeven, die kansen en bedreigingen signaleert toegesneden
op het betreffende land. Daarnaast wordt actief geïnformeerd bij
NGO’s of bedrijven met ervaring in het land om hun ervaringen te delen
en handreikingen mee te geven hoe Nederlandse bedrijven met
MVO-gerelateerde zaken om kunnen gaan bij het zakendoen in het land.
Tijdens een missie worden vaak bedrijven bezocht die kunnen laten zien
hoe zij in de praktijk omgaan met duurzaam ondernemen en wordt met de
Nederlandse bedrijven ter plaatse besproken tegen welke MVO-zaken zij
aanlopen. 

De thema's die in de gesprekken met bewindspersonen worden besproken
variëren per land. Voor Brazilië vormen milieu, arbeidsomstandigheden
en corruptie belangrijke onderwerpen. Zo sprak de Staatssecretaris
tijdens het bezoek aan Brazilië in april op een milieuconferentie van
het Forest Stewardship Council keurmerk. Voor India en China zijn
arbeidsomstandigheden, transparantie in verslaglegging van bedrijven, de
essentiële rol van het bedrijfsleven, ketenverantwoordelijkheid en
uitwisselen van best practices tussen bedrijvende elementen waaraan EZ
veel waarde hecht en die door een structurele samenwerking met China en
India wordt uitgediept. Het is onderwerp van gesprek tijdens het bezoek
van de Minister-president en de Staatssecretaris aan China van 26 tot 30
oktober a.s.. MVO vormt ook een expliciet punt bij het inkomende bezoek
uit India aan Nederland op 20 en 21 november. 

Kunt u een reactie geven op het Ruggie rapport? (Groen Links) 

Ik ben erg tevreden met het rapport van Ruggie en de mondiaal goede
ontvangst ervan. Het is dan ook goed dat het mandaat van prof. Ruggie
onlangs door de VN verlengd is, zodat verder aan de uitwerking van het
rapport gewerkt kan worden. Het door prof. Ruggie gemaakte onderscheid
tussen enerzijds de overheidsplicht haar burgers te beschermen en
anderzijds de plicht voor bedrijven de mensenrechten te respecteren acht
ik van grote toegevoegde waarde in de discussie mensenrechten en
bedrijfsleven. Dat prof. Ruggie in zijn hoofdstuk over toegang tot
geschillenbeslechting het vorig jaar heringerichte, Nederlandse
Nationaal Contactpunt voor de OESO Richtlijnen als zeer interessante
ontwikkeling aanmerkt, heeft mij verheugd. 

Op 1 december aanstaande organiseren het ministerie van Buitenlandse
Zaken en Economische Zaken gezamenlijk een dag over MVO en mensenrechten
voor het bedrijfsleven. Het rapport van Ruggie staat hierbij centraal en
prof. Ruggie zelf is tijdens deze dag de speciale gast.

.

 

 Post en telecom

Wat is de stand van zaken wat betreft de opening van de postmarkt?
Streeft u nog naar opening per 1 januari 2009? (CDA)

De Staatssecretaris heeft uw Kamer per half november een brief toegezegd
met de actuele stand van zaken ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden
voor postbodes in Nederland en de situatie op de Duitse postmarkt,
alsmede de integrale afweging van het Kabinet ten aanzien van het
verdere traject.

Wat is uw reactie op het ontslag van full- time werknemers met een vaste
aanstelling door TNT, terwijl TNT tegelijkertijd part- timers werft?
(SP) 

TNT is een privaat bedrijf dat onafhankelijk is van de staat. Het
primaat met betrekking tot de onderhandelingen over personeelsbeleid en
arbeidsvoorwaarden ligt in Nederland bij de sociale partners. Bij TNT is
sprake van geïnstitutionaliseerd overleg tussen het bedrijf en de
vakbonden. Het is niet aan het kabinet om daar inhoudelijk te treden.

Wilt u OPTA en NMa samenvoegen?(PVV)

De markt voor elektronische communicatie is een dynamische markt, met
een aantal specifieke kenmerken (zoals toegangsvraagstukken) die goed
toezicht buitengewoon belangrijk maken. Naar aanleiding van de
wettelijke evaluatie van OPTA in 2005 en met het oog op
marktontwikkelingen zoals convergentie is onderzoek verricht naar de
inrichting van het toezicht op de markt voor elektronische communicatie.

De onderzoeksvraag hierbij was of de huidige inrichting van het
toezicht toekomstbestendig is. Hierbij is ook de vraag aan de orde of
OPTA een zelfstandige organisatie blijft. In het kader van het onderzoek
zijn gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen (toezichthouders,
bedrijven, eindgebruikersorganisaties en wetenschappers). 

Aan uw Kamer is in de beleidsbrief Convergentie van 20 juni jl.
(Tweede Kamer 2007-2008, 26 643 en 24 095, nr. 126) toegezegd de
uitkomst voor de zomer van 2009 te rapporteren. Dankzij de medewerking
van alle betrokken partijen verwachten wij u binnenkort al te kunnen
informeren. 

Consumenten

Is de Staatssecretaris bereid om de plannen van Eurocommissaris Kuneva
met betrekking tot het consumentenacquis tegen te houden? Kuneva gaat
toch door met verdere harmonisatie, tegen wens PvdA in. Belangrijkste
dat PvdA wil behouden is Nederlandse productconformiteit, in plaats van
een geharmoniseerde termijn van 2 jaar? (PvdA)

De Commissie heeft op 8 oktober jl. een voorstel voor een nieuwe
kaderrichtlijn consumentenovereenkomsten gepresenteerd. Over dit
voorstel ontvangt u binnenkort van het kabinet een zogeheten BNC fiche
met een eerste standpuntbepaling. Het richtlijnvoorstel bevat inderdaad
een regeling betreffende non-conformiteit en is vergelijkbaar met de
huidige regeling uit de Richtlijn Consumentenkoop en garanties. De
handelaar is namelijk gedurende twee jaar aansprakelijk voor gebreken
die zich voor doen in het product. 

Het verschil is dat de huidige Richtlijn is gebaseerd op minimum
harmonisatie, terwijl het nieuwe richtlijnvoorstel uitgaat van volledige
harmonisatie. In het Algemeen Overleg van 4 september jl. hebben de
Minister van Justitie en de Staatssecretaris van EZ aangegeven alle
aspecten van de commissievoorstellen zorgvuldig te beoordelen, in het
bijzonder de gevolgen van volledige harmonisatie in relatie tot het
niveau van consumentenbescherming. Dit geldt ook voor de
non-conformiteitsregeling. Immers, onze huidige
non-conformiteitsregeling zou moeten worden teruggebracht tot een
maximum termijn van twee jaar. In het BNC-fiche zal ook nader op dit
voorstel worden ingegaan.

Internationaal Ondernemen

Welke initiatieven neemt de Staatssecretaris om bedrijven een grotere
rol te geven in de besteding van middelen voor
ontwikkelingssamenwerking? (CDA)

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van
Economische Zaken onderschrijven de rol die het bedrijfsleven kan spelen
bij het behalen van MDG- doelstellingen volledig. Dit jaar is er dan ook
meer OS- budget dan ooit beschikbaar voor private sectorontwikkeling. 

OS en EZ hebben in deze context samen een aantal programma’s
ontwikkeld waarvan het Nederlandse bedrijfsleven gebruik kan maken.
Zoals de opvolger van ORET, de ORIO, het publieke sector
infrastructuurprogramma, waarbij de hulp ongebonden is maar de sectoren
(die op basis van de ontwikkelingsvraag uit de doellanden worden
bepaald) aansluiten bij de onderscheidende kennis en kunde van het
Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast is er het PSOM programma dat nu
omgevormd wordt in het Private Sector Investeringsprogramma (PSI).
Hierbij gaat het om investeringen van het bedrijfsleven in joint
ventures in ontwikkelingslanden. 

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft recent de jaarlijkse
committeringsruimte van dit programma met € 20 miljoen verhoogd tot
€ 70 miljoen. 

Ook wordt in toenemende mate gewerkt via publiek private
partnerschappen, onder andere voortkomend uit de Schokland-akkoorden.
Ook hiermee wordt veel ruimte geboden voor initiatieven van het
Nederlandse bedrijfsleven. 

Waarom steekt de Nederlandse overheid € 0,5 miljoen in het versterken
van de duurzame productiecapaciteit in Rusland (VVD)

Met de bijdrage van € 0,5 miljoen wordt de verhoging van de duurzame
productiecapaciteit in Rusland beoogd. Hieraan leveren Nederlandse
ondernemers, door bijvoorbeeld advisering, een belangrijke bijdrage. Het
is dus de verwachting dat deze investering zich in belangrijke mate
terugverdient door opdrachten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het
mes snijdt dus aan twee kanten. Onze sterke milieusector profiteert en
we pakken problemen aan waar ze grootst zijn. 

Eerdere ervaringen in Rusland laten zien dat dit goed werkt.

Wijken

		

Kan de Staatssecretaris in de begroting voor 2009 extra financiële
ruimte vinden voor de ondersteuning van de wijkeconomie, zeker met het
oog op het aflopen van de economische brede doeluitkering van het Grote
Stedenbeleid na 2009? (PvdA)

Wijkeconomie is één van de prioriteiten van het EZ-beleid. In de
afgelopen tijd zijn diverse instrumenten ontwikkeld die ondernemerschap
in de wijk stimuleren en ondersteunen. Zoals BGV-zones, veiligheidscans,
subsidies voor de veiligheid van kleine bedrijven en microfinanciering.
Ook het gebiedsgerichte EZ-instrumentarium is relevant voor
de stedelijke economie, zoals Pieken in de Delta en de nieuwe aanpak
herstructurering bedrijventerreinen.

Vooralsnog zijn er geen signalen dat de beschikbaarheid van middelen een
knelpunt is. Het is nu belangrijk dat gemeenten en andere lokale
partijen worden ondersteund om samen aan de slag gaan in de wijken met
het beschikbare instrumentarium. 

Diversiteit

		

Op welke wijze worden op dit moment de allochtone en autochtone
ondernemers bij elkaar gebracht om de synergie te bewerkstelligen en de
aanwezige potentie optimaal te kunnen gebruiken?(CU)

Het ondernemerschapinstrumentarium van Economische Zaken (informatie,
advies, kapitaalmarkt etc.) staat open voor alle ondernemers. Sommige
doelgroepen, zoals allochtone ondernemers, krijgen extra aandacht gelet
op specifieke knelpunten. Op sommige punten doen allochtone ondernemers
het inmiddels beter dan de autochtone: de groei van het aantal etnisch
ondernemers is bijvoorbeeld hoger dan die onder autochtone ondernemers.
Deze groepen kunnen echt van elkaar kunnen leren. En dat is de beste
basis om partijen bij elkaar te brengen.

Bij bijeenkomsten die de Kamers van Koophandel overal in het land
organiseren, zoals de startersdag op 1 november as, komen deze
ondernemers elkaar tegen. Zeker wanneer die in de wijken worden
georganiseerd, zoals in de Haagse Vaillantlaan gebeurt.

Daarnaast ondersteunt EZ diverse initiatieven, zoals de verkiezing van
de zwarte zakenvrouw van Nederland waarbij ondernemers van verschillende
achtergronden elkaar ontmoeten.

Toerisme

Is het mogelijk om het NCTB niet te korten en deugdelijk te
financieren?(D66)

Zoals aangegeven bij het recente AO Toerisme, is het NBTC zo veel
mogelijk ontzien bij de Vernieuwing Rijksdienst, door het lichtste
taakstellingsregime (een reductie van 5 procent in vier jaar) toe te
passen op het NBTC.

Het NBTC zal in de periode 2008 tot en met 2011 jaarlijks 1,25 %
bezuinigen door efficiënter te gaan werken en met name de overhead te
verlagen. Dat dit mogelijk is, blijkt uit een evaluatie van Berenschot
die aan uw Kamer is aangeboden. Berenschot constateerde dat de overhead
aan de ruime kant was. Het NBTC heeft tot onze tevredenheid aangegeven
alle belangrijke taken de komende jaren te kunnen blijven uitvoeren
binnen het nieuwe budget.

Wat wil Economische Zaken doen om lokale overheden op te roepen zich wat
terughoudender op te stellen bij bijvoorbeeld bestemmingsplannen die
toerisme en horeca hinderen? (D66)

In het algemeen is het kabinet hard bezig om ondernemers zoveel mogelijk
kansen te geven, administratieve lasten te verlagen, regeldruk te
verminderen. Een belangrijk deel van die regeldruk ligt ook op lokaal
niveau. Dat is de reden waarom de departementen EZ, FIN en BZK al enige
tijd samen met Vereniging Nederlandse Gemeenten een gezamenlijk
uitvoeringsprogramma hebben om gemeenten te assisteren bij de aanpak van
de lokale regeldruk.

Er liggen al goede resultaten, zoals de doorlichting en vereenvoudiging
van de VNG-model Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Taskforce
Wallage die samen met pioniergemeenten de regeldruk aanpakt en de
voucherregeling die gemeenten in staat stelt de eigen regelgeving door
te lichten. 

De besluitvorming over ruimte in bestemmingsplannen en over
sluitingstijden in de horeca is per definitie een gemeentelijke
aangelegenheid. In lijn met de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte
‘Centraal wat moet, Decentraal wat kan’ grijpt het Rijk slechts in
de lokale ruimtelijke ordening in als er sprake is van een nationaal
belang. Daarvan is hier geen sprake. Er is onvoldoende aanleiding om in
de lokale besluitvormingsprocedures in te grijpen. Wel is EZ permanent
met de gemeente Amsterdam in gesprek over toerisme, net zoals met andere
regio’s en steden. Bijvoorbeeld over de knelpunten bij het hotelaanbod

 

 

Overige onderwerpen

De Minister van Financiën doet niks om de concurrentie langs de snelweg
te verbeteren. Tijdens het debat over marktwerking heeft u toegezegd
alsnog te bekijken wat er wel kan. Waar heeft dat nu uiteindelijk toe
geleid? En als het kabinet opnieuw nul op het rekest geeft, overweegt
het CDA een initiatiefwet in lijn met mijn motie (7 puntenplan). (CDA)

Uw Kamer heeft herhaaldelijk haar zorgen geuit over de benzinemarkt, in
het bijzonder over de hoge benzineprijs bij tankstations aan de
Rijkswegen. Vorig jaar heeft uw Kamer een motie aangenomen (31200 XIII,
nr. 21) met het verzoek een aantal maatregelen te treffen ter
bevordering van de concurrentie. Zo zou de benzineprijs lager moeten
worden. Met het uitvoeren van deze motie is echter gewacht op de
resultaten van de evaluatie van de veilingsystematiek.

Inmiddels is de evaluatie van de veilingen afgerond en heeft uw Kamer
onze kabinetsreactie reeds ontvangen. Aan de evaluatie van de veilingen
verbind ik twee conclusies: mijn eerste conclusie is dat de methodiek
van veilingen een effectief instrument is gebleken om de schaarse
capaciteit aan concessies te verdelen om de – oorspronkelijk geheel
gesloten – markt open te breken. Laten we niet vergeten dat het
indertijd scherpe onderhandelingen heeft gekost om houders van
eeuwigdurende concessies ertoe te bewegen afstand te doen van hun
rechten. Mijn tweede conclusie is dat de benzinemarkt inderdaad nog niet
ideaal werkt, maar dat aanpassingen aan de veilingsystematiek niet erg
effectief zijn om concurrentie te bevorderen. Dit betekent dat andere
maatregelen nodig zullen zijn om de concurrentie nog verder te
verbeteren en de prijs te verlagen. Ik wil dan ook benadrukken dat ik
actief op zoek ben naar alternatieve maatregelen om de benzinemarkt
beter te laten functioneren. 

Van belang is dat we effectieve maatregelen treffen. Hoge prijzen zijn
immers niet altijd een gevolg van gebrekkige concurrentie. Zoals we het
afgelopen jaar hebben kunnen zien is de benzineprijs sterk gestegen,
maar ook weer flink gedaald; dit had niet van doen met meer of minder
marktwerking. Daarvoor is het allereerst belangrijk dat we scherp
krijgen wat nu precies het probleem is op de benzinemarkt. Om een paar
voorbeelden te geven: het beeld is dat we in Nederland relatief veel
kortingskaarten en tankpassen hebben in vergelijking met het buitenland.
Klopt dit beeld? Want als dat zo is reageert de vraagzijde van de markt
misschien niet goed op de prijs aan de pomp. Of misschien geven de
adviesprijzen een vertekend beeld door de kortingen die aan de kassa
worden gegeven. Of hebben Nederlandse stations soms te maken met een
andere kostenstructuur dan in het buitenland? Bijvoorbeeld een hoge
gebruikersvergoeding voor de grond of een lager gemiddeld aantal
getankte liters? 

Bij deze wil ik aankondigen dat ik op zeer korte termijn een onderzoek
zal laten uitvoeren naar deze en aanverwante vragen. Op basis van de
resultaten van dit onderzoek kunnen wij aanvullende, maar vooral
effectieve, maatregelen treffen om de benzinemarkt beter te laten
functioneren. De benzinemarkt heeft voor mij een hoge prioriteit. Daarom
wil ik in de eerste helft van 2009 de bevindingen van dit onderzoek en
de daaraan verbonden beleidsconclusies aan uw Kamer kunnen sturen. Mijn
collega van Financiën zal u voorts op korte termijn de antwoorden
sturen op uw vragen over de kabinetsreactie op de evaluatie van de
veilingen. 

De SGP mist duidelijke keuzes en strakke kaders bij de Winkeltijdenwet.
Waarom geen woord over de kleine ondernemer, zijn personeel en zijn
gezin? Wij brengen nog een aantal wijzigingen aan in ons
initiatiefwetsvoorstel en zullen dat met een enkele week aan de Kamer
voorleggen.

In mijn antwoorden op de Kamervragen van dhr. Van der Vlies hieromtrent
ben ik al op een aantal van de gestelde zaken ingegaan. Dhr. Van der
Vlies heeft ook kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de
winkeltijdenwet en loopt op de behandeling daarvan vooruit. Hoewel ik
begrip heb voor zijn ongeduld, we praten er al een tijdje over, wil ik
voor een gedegen behandeling van het voorstel graag de bespreking van
dat wetsvoorstel met de Kamer afwachten. 

Via vergunningen voor goede-doelen loterijen zouden begunstigden
gereguleerd moeten worden om te zorgen dat begunstigden geen geld meer
krijgen als ze de wet overtreden. Wat is hierop uw reactie? (CDA)

Het kansspelbeleid en daarmee de vergunning voor goede-doelen loterijen
zoals de Postcodeloterij behoort tot de portefeuille van de heer Hirsch
Ballin. Ik heb begrepen dat er vandaag (23 oktober) een algemeen overleg
met uw Kamer staat geagendeerd over goede doelen en kansspelen. Daar kan
de Minister van Justitie uitgebreid op uw vragen ingaan. 

			

Welke nieuwe impulsen komen er van EZ samen met OCW rond het thema
cultuur en economie? (D66)

Het kabinet onderstreept het belang van de wisselwerking tussen cultuur,
creativiteit en economie. De creatieve industrie krijgt onze volle
aandacht en is al eerder in 2005 door het Innovatieplatform aangewezen
als sleutelgebied voor innovatie. Tot nu toe zijn door het kabinet
verschillende acties ondernomen om de creatieve industrie te versterken.
Voorbeeld daarvan is het Programma voor de Creatieve Industrie, opgezet
om een impuls te geven aan een bredere benutting van creativiteit en een
verbetering van de aansluiting tussen de creatieve industrie en het
bredere bedrijfsleven. Dit programma is tijdelijk (doorlooptijd
2005-2008) en experimenteel van aard. Op dit moment wordt het Programma
voor de Creatieve Industrie geëvalueerd. Daarnaast is SenterNovem
begonnen met een eerste verkenning van mogelijke innovatieprogramma's
voor de creatieve industrie. Verder is in mei 2008 een High Level Expert
Group gestart ter voorbereiding van een Green Paper (verschijnt zomer
2009), onder voorzitterschap van Nederland en Portugal. Naar aanleiding
van de resultaten van de evaluatie en de verkenning zullen de betrokken
bewindslieden van EZ en OCW zich beraden op een eventueel vervolg op
het Programma voor de Creatieve Industrie. De Kamer zal hierover voor de
zomer van 2009 een brief ontvangen. 

D66 stelt voor om een mid term review in te stellen van de EZ-begroting
om prestaties meer inzichtelijk te maken (D66)

Vanuit meerdere richtingen zijn kritische kanttekeningen geplaatst
bij de inzichtelijkheid en meetbaarheid van de EZ-prestaties. Deze
kritiek nemen wij ons uiteraard ter harte. Het beter meetbaar maken
van mijn beleidsprestaties is een proces van continue verbetering. Zo
is mede naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in
de begroting 2009 een aantal nieuwe prestatie-indicatoren
opgenomen. Deze indicatoren liggen vooral op het niveau van
instrumenten. Dit is namelijk het niveau waar op een zinvolle wijze
gestuurd kan worden en waar u ons op kunt afrekenen. Dit neemt niet weg
dat wij bereid zijn om opnieuw te bezien hoe de EZ-begroting beter
inzichtelijk en meetbaar gemaakt kan worden. Daartoe zal ik in
de EZ- begroting zichtbaar maken hoe de instrumenten bijdragen aan
het realiseren van doelstellingen. Voor de doelstelling uit het
beleidsprogramma zult u hiertoe - zoals de MP reeds heeft toegezegd -
op verantwoordingsdag een integraal overzicht krijgen van de voortgang
van doelstellingen uit beleidsprogramma. De overige verbeteringen
zullen meelopen in de EZ-begroting van 2010. 

 

Wil het kabinet met gemeenten en provincies afspraken maken over ruimte
van ZZP'ers bij aanbestedingen? (CU)

Hoe wil de Minister van Economische Zaken uitsluiting van ZZP'ers bij
aanbestedingen voorkomen? (D66)

Het kabinet vindt het belangrijk dat ZZP'ers bij aanbestedingen een kans
krijgen om mee te doen. Dit stimuleren we op de volgende manieren: het
is van belang dat aanbestedende diensten bij aanbestedingen eisen
stellen die goed aansluiten bij de wensen van de opdracht. Dit is ook
wat van een professionele aanbestedende dienst mag worden verwacht.
Aangezien verschillende opdrachten om een verschillende benadering
vragen, zullen aanbestedende diensten in hun inkoopbeleid maatwerk
betrachten. Door professioneel, met het oog op de wensen van de
opdracht, aan te besteden, wordt voorkomen dat een zzp-er ten onrechte
wordt uitgesloten. Dergelijk professioneel en verstandig inkoopbeleid
kan niet door wetgeving of door middel van afspraken met gemeenten en
provincies bereikt worden. Daarom is het noodzakelijk dat aanbestedende
diensten praktische ondersteuning kunnen krijgen bij het formuleren van
de bij een aanbesteding te stellen eisen. Deze ondersteuning verleent
PIANOo. Om deze ondersteuning voor aanbestedende diensten door te
zetten, heb ik onlangs besloten PIANOo voor te laten bestaan voor
opnieuw een periode van drie jaar

Daarnaast ga ik in het nieuwe wetsvoorstel maatregelen opnemen om de
administratieve lasten te verlagen. Dit verlaagt tevens de drempel voor
ZZP'ers om mee te doen met aanbestedingen. 

Welke voorstellen gaat de Minister doen in EU + NL om uitholling van de
overheid te voorkomen? Waarom worden congressen aanbesteed? (SP)

Ik ben het niet eens met de stelling dat er op dit moment sprake is van
uitholling van de overheid. De overheid moet borg staan voor de publieke
belangen, maar dat betekent niet dat zaken die ook door marktpartijen
kunnen worden uitgevoerd door de overheid zelf moeten worden gedaan. Dit
zal van geval tot geval moeten worden bekeken. Zoals we ook eerder bij
het debat over het onderzoek naar de resultaten van marktwerking hebben
besproken is marktwerking en daarmee ook aanbesteden maatwerk. In veel
gevallen is het efficiënter en effectiever als het Rijk
gespecialiseerde taken uitbesteedt. Voor het organiseren van congressen
geldt dat er per geval bekeken wordt of het effectief is dat een
departement zelf de organisatie doet. Als blijkt dat de markt een
specifiek congres beter kan organiseren, dan wordt het congres
uitbesteed.

Waarom doen ambtenaren niet de informatievoorziening van Postbus 51?
(SP)

De informatievoorziening van Postbus 51 wordt uitgevoerd door
ambtenaren. Om de overheid meer toegankelijk en beter bereikbaar te
maken, komen alle vragen in eerste instantie bij het Ministerie van
Algemene Zaken binnen. Dit Ministerie beantwoordt alle algemene vragen.
Bij specifieke vragen over bepaalde beleidsterreinen vraagt het
Ministerie van Algemene Zaken het betrokken ministerie om antwoord te
geven. 

 PAGE    

 PAGE   2