Besluit
Bijlage
Nummer: 2008D11802, datum: 2008-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.A. van der Hoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit CDA kamerlid)
Bijlage bij: Besluit wijziging SDE en Informatie inzake benodigde middelen voor wind op zee bij wijziging van de veronderstellingen (2008D11773)
Preview document (š origineel)
Besluit van ā¦ā¦ā¦., houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van ā¦ā¦ā¦, nr. ā¦ā¦WJZ; Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies; De Raad van State gehoord (advies van ā¦ā¦ā¦ā¦nr. Wā¦ā¦ā¦.); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van ā¦ā¦ā¦., nr. WJZā¦ā¦..; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel I Het Besluit stimulering duurzame energieproductie wordt als volgt gewijzigd. A Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel m, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende: n. gebundelde aanvraag: de bundeling van maximaal 250 aanvragen om subsidieverlening voor productie-installaties die behoren tot dezelfde categorie productie-installaties in Ć©Ć©n aanvraag om subsidieverlening; o. productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee: een productie-installatie dieĀ is opgericht in de territoriale zee of in de exclusieve economische zone, waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd met behulp van windenergie. B Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste tot en met het vierde lid, komt onderdeel c telkens te luiden: c. het een productie-installatie betreft die ingrijpend wordt gerenoveerd en behoort tot een bij ministeriĆ«le regeling aangewezen categorie te renoveren productie-installaties; 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel d, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: e. er op de datum van de aanvraag van subsidie op grond van dit besluit geen voorschotten op grond van artikel 72w van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde op 31 december 2006 zijn verstrekt en de periode waarover op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde op 31 december 2006 subsidie is verstrekt, is aangevangen op 31 december 2007. C Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt als volgt te luiden: 1. De periode waarover subsidie wordt verstrekt vangt aan op het door de subsidie-ontvanger in zijn aanvraag aangegeven en in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven tijdstip, met dien verstande dat de periode waarover subsidie wordt verstrekt niet later aanvangt dan vijf jaar, of indien op grond van artikel 61, eerste lid, bij ministeriĆ«le regeling een kortere termijn wordt vastgesteld waarbinnen de productie-installatie in gebruik moet worden genomen, de in die regeling vastgestelde termijn, na de datum van de beschikking tot subsidieverlening. Indien Onze Minister op grond van artikel 62, derde lid, ontheffing aan de subsidie-ontvanger heeft verleend voor het vertragen van het projectplan, vangt de periode waarover subsidie wordt verstrekt aan op de in de ontheffing opgenomen datum. 2. In het tweede lid wordt āverstektā vervangen door: verstrekt. 3. Het derde lid vervalt. D In de artikelen 10, 27, en 44 komt het eerste lid telkens te luiden: 1. Bij ministeriĆ«le regeling wordt, na overleg met Onze Minister van FinanciĆ«n, per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond of voor meerdere categorieĆ«n tezamen Ć©Ć©n subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. E Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā1ā geplaatst. 2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende: 2. Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basiselektriciteitsprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt. 3. De hoogte van de basiselektriciteitsprijs bedraagt tweederde van de lange termijn elektriciteitsprijs. Indien hernieuwbare elektriciteit wordt opgewekt uit wind, wordt de basiselektriciteitsprijs vermenigvuldigd met de factor 1,25. F Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot het vierde tot en met het negende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende: 2. De elektriciteitsprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor elektriciteit, verminderd met de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en met de onbalanskosten. 3. Indien elektriciteit wordt opgewekt uit wind, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid vermenigvuldigd met de factor 1,25. 2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden: 5. Bij ministeriĆ«le regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en vierde lid bedoelde correcties en de in het tweede lid bedoelde profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 12 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld. 3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden: 6. Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriĆ«le regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 12 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 oktober tot en met 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd en voor de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten de waarden die op grond van het vierde lid zijn vastgesteld. Indien na 1 november bij ministeriĆ«le regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correctiebedragen ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriĆ«le regeling vastgesteld. 4. Het negende lid (nieuw) komt te luiden: 9. Indien het ingevolge het eerste, vierde, zevende of achtste lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul. G Aan de artikelen 15 en 22 wordt telkens een lid toegevoegd, luidende: 4. Indien artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing is op de subsidie-ontvanger, wordt bij het eerste lid, onderdeel a, onder 1, de hoeveelheid garanties van oorsprong die aantonen dat de subsidie-ontvanger in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op de eigen installatie heeft ingevoed bijgeteld. H De artikelen 18, 35 en 51 komen telkens te luiden: Bij ministeriĆ«le regeling wordt, na overleg met Onze Minister van FinanciĆ«n, per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond of voor meerdere categorieĆ«n tezamen Ć©Ć©n subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. I Aan de artikelen 19, eerste lid, en 36, eerste lid, wordt telkens een volzin toegevoegd, luidende: Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven tenderbedrag van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag. J Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā1ā geplaatst. 2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende: 2. Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basiselektriciteitsprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt. 3. De hoogte van de basiselektriciteitsprijs bedraagt tweederde van de lange termijn elektriciteitsprijs. Indien hernieuwbare elektriciteit wordt opgewekt uit wind, wordt de basiselektriciteitsprijs vermenigvuldigd met de factor 1,25. K Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot het vierde tot en met het negende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende: 2. De elektriciteitsprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor elektriciteit, verminderd met de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en met de onbalanskosten. 3. Indien elektriciteit wordt opgewekt uit wind, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid vermenigvuldigd met de factor 1,25. 2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden: 5. Bij ministeriĆ«le regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en vierde lid bedoelde correcties en de in het tweede lid bedoelde profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 20 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld. 3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden: 6. Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriĆ«le regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 20 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 oktober tot en met 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd en voor de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten de waarden die op grond van het vierde lid zijn vastgesteld. Indien na 1 november bij ministeriĆ«le regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correctiebedragen ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriĆ«le regeling vastgesteld. 4. Het negende lid (nieuw) komt te luiden: 9. Indien het ingevolge het eerste, vierde, zevende of achtste lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul. L Na artikel 24 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende: Ā Ā§ 3.4 Subsidie voor innovatieve windenergie op zee Ā Artikel 24a Ā 1. Onze Minister kan op aanvraag aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee, aan wie een subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verstrekt, subsidie verstrekken voor de bijzondere en risicovolle inzet van innovatieve windmolens. 2. Bij ministeriĆ«le regeling worden nadereĀ regels gesteld over de verstrekking van deze subsidie, waarbij in ieder geval regels worden gesteld overĀ de productie-installaties waarvoor deze subsidie wordt verstrekt, de vorm van de subsidie, de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover, het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, de vaststelling van de subsidie en de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.Ā Ā M Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā1ā geplaatst. 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. De hoogte van de basisgasprijs bedraagt tweederde van de lange termijn gasprijs. N Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot het derde tot en met het achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. De gasprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor gas. 2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden: 4. Bij ministeriĆ«le regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties. 3. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden: 5. Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriĆ«le regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties, waarbij voor de gasprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 oktober tot en met 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriĆ«le regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correctiebedragen ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriĆ«le regeling vastgesteld. 4. Het achtste lid komt te luiden: 8. Indien het ingevolge het eerste, derde, zesde of zevende lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul. O Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā1ā geplaatst. 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. De hoogte van de basisgasprijs bedraagt tweederde van de lange termijn gasprijs. P Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot het derde tot en met het achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. De gasprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor gas. 2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden: 4. Bij ministeriĆ«le regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties. 3. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden: 5. Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriĆ«le regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties, waarbij voor de gasprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 oktober tot en met 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriĆ«le regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correctiebedragen ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriĆ«le regeling vastgesteld. 4. Het achtste lid komt te luiden: 8. Indien het ingevolge het eerste, derde, zesde of zevende lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul. Q De artikelen 45, derde lid, en 52, derde lid, komen telkens te luiden: 3. Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen, kunnen verschillende bedragen gelden die zijn gerelateerd aan het aantal vollasturen van de productie-installatie. R Aan artikel 52, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven percentage van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag. S Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij ministeriĆ«le regeling kan een categorie productie-installaties worden aangewezen waarvoor een gebundelde aanvraag kan worden ingediend. 2. Het tweede lid, onderdelen a, b en d komen te luiden: a. een omschrijving van iedere productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd; b. een onderbouwde opgave van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh of Nm3 per kalenderjaar gedurende de periode waarover subsidie wordt verstrekt van iedere productie-installatie; d. een plan voor het in gebruik nemen en exploiteren van iedere productie-installatie; 3. In het tweede lid wordt onderdeel e geletterd onderdeel g. 4. Na onderdeel d van het tweede lid worden twee onderdelen ingevoegd, luidende: e. een financiĆ«le onderbouwing van iedere productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd; f. indien de subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is, een overzicht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband; 5. Het derde lid komt te luiden: 3. Bij ministeriĆ«le regeling kunnen categorieĆ«n productie-installaties worden aangewezen waarop lid 2, onderdeel c, ten dele of niet van toepassing is en waarop lid 2, onderdeel d, niet van toepassing is. 6. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Bij ministeriĆ«le regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gegevens die op grond van lid 2, onderdelen a tot en met g, overgelegd moeten worden. T Aan artikel 57 worden twee leden toegevoegd, luidende: 3. Indien een gebundelde aanvraag niet leidt tot subsidieverlening door Onze Minister, kan een gebundelde aanvraag worden behandeld als Ć©Ć©n aanvraag. 4. Indien Onze Minister aan de aanvrager van een gebundelde aanvraag subsidie verstrekt, verstrekt Onze Minister per productie-installatie die onderdeel is van de gebundelde aanvraag een beschikking tot subsidieverlening. U Aan artikel 58 wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. In geval van loting wordt een gebundelde aanvraag behandeld als Ć©Ć©n aanvraag. V Artikel 59, onderdeel b, komt te luiden: b. hij het onaannemelijk acht dat de productie-installatie binnen vier jaar of binnen de bij of krachtens artikel 61, eerste lid, vastgestelde termijn in gebruik wordt genomen; W Aan artikel 60 worden twee leden toegevoegd, luidende: 4. Een gebundelde aanvraag wordt voor de toepassing van dit artikel behandeld als Ć©Ć©n aanvraag. 5. Ten behoeve van de rangschikking van aanvragen om subsidie voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee kan Onze Minister het door de producent opgegeven tenderbedrag met een bij ministeriĆ«le regeling vastgesteld bedrag verminderen, dat gerelateerd is aan de afstand van een productie-installatie tot de kust. X Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie zo spoedig mogelijk na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik. Bij ministeriĆ«le regeling wordt de periode vastgesteld waarbinnen de subsidie-ontvanger de productie-installatie in gebruik moet nemen. Deze periode kan per categorie productie-installaties verschillen en bedraagt ten hoogste vijf jaar. 2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende: 3. Bij ministeriĆ«le regeling kan worden bepaald dat de beschikking tot subsidieverlening wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidie-ontvanger verplicht is mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Bij ministeriĆ«le regeling kunnen nadere eisen aan de uitvoeringsovereenkomst worden gesteld. 4. Indien artikel 3, eerste lid, onderdeel e van toepassing is, verzoekt de subsidie-ontvanger binnen vier weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening Onze Minister de beschikking tot subsidieverlening op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat artikel luidde op 31 december 2006, in te trekken. Y Artikel 63, eerste lid, komt te luiden: 1. In de beschikking tot subsidieverlening kunnen aan de subsidie-ontvanger rapportageverplichtingen worden opgelegd over: a. de duurzaamheid van biomassa waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling wordt opgewekt; b. monitorgegevens over de bouw, productie, uitval en onderhoud van de productie-installatie. Z Na artikel 67, vierde lid, wordt een lid toegevoegde, luidende: 5. Indien de meetgegevens niet beschikbaar zijn in het kalenderjaar, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt in afwijking van het eerste en derde lid het voorschotĀ uiterlijk vastgesteld in hetĀ eerstvolgendeĀ kalenderjaarĀ nadat de meetgegevens beschikbaar zijn. Aa Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Onze Minister verstrekt de in artikel 67, eerste en tweede lid, bedoelde voorschotten in maandelijkse bedragen, tenzij bij ministeriĆ«le regeling is bepaald dat voor een bepaalde categorie productie-installaties het voorschot in een jaarlijks bedrag wordt verstrekt. De som van de maandelijkse bedragen of van het jaarlijkse bedrag bedraagt niet meer dan 80% van het product van: a. het in de aanvraag om een voorschot vermelde aantal kWh of Nm3 aardgasequivalent, en b. het basisbedrag dan wel het tenderbedrag verminderd met de op grond van artikel 14, vierde lid of artikel 31, vierde lid, dan wel artikel 22, vierde lid, of artikel 39, vierde lid, vastgestelde correcties. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Indien de som van de maandelijkse bedragen of van het jaarlijkse bedrag die in een kalenderjaar zijn verstrekt minder dan wel meer bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het kalenderjaar wordt vastgesteld, kan Onze Minister dit verrekenen met de nog te verstrekken maandelijkse of jaarlijkse bedragen. 3. Het derde lid komt te luiden: 3. Onze Minister verstrekt het in artikel 67, derde lid, bedoelde voorschot in maandelijkse bedragen met dien verstande dat de som van de maandelijkse bedragen niet meer bedraagt dan 80% van dat voorschot. 4. Het vierde lid komt te luiden: 4. Bij ministeriĆ«le regeling worden regels gesteld over de berekening van de maandelijkse bedragen en van het jaarlijkse bedrag. Ab De artikelen 73 en 74 vervallen. Artikel II 1. Artikel I, onderdeel G, werkt terug tot 1 april 2008. 2. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat dit besluit met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. De Minister van Economische Zaken, NOTA VAN TOELICHTING I. ALGEMEEN 1. Doel, aanleiding en inhoud Met het onderhavige besluit wordt het Besluit stimulering duurzame energieproductie van 16 oktober 2007 (verder het Besluit SDE) op een aantal punten gewijzigd. Een aantal van de wijzigingen vloeit voort uit toezeggingen richting de Tweede Kamer. Het gaat dan om het mogelijk maken van de subsidiĆ«ring van het eigen verbruik bij kleinschalige systemen en het onderbrengen van de stabiele elementen uit de ministeriĆ«le regelingen voor 2008 naar het Besluit SDE. Daarnaast is gebleken dat er aan de kant van de overheid behoefte is tot het kunnen verkrijgen van meer zekerheid omtrent de realisatie van grootschalige projecten met een lange doorlooptijd. Daarbij moet vooral worden gedacht aan wind op zee projecten. In dat kader wordt met dit wijzigingsbesluit de mogelijkheid toegevoegd om het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst verplicht te stellen. Tot besluit is in het onderhavige wijzigingsbesluit een aantal kleinere verbeteringen doorgevoerd op basis van reacties uit de markt en de praktijkervaring met de uitvoering van de regeling in 2008. In paragraaf II worden de betreffende wijzigingen per artikel meer uitgebreid nader toegelicht. 2. Administratieve lasten De wijzigingen die met het onderhavige besluit worden doorgevoerd hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten. Hierbij moet worden aangetekend dat Ć©Ć©n van de wijzigingen bij invulling via de ministeriĆ«le regeling kan leiden tot een beperkte verlichting van de administratieve lasten. Het gaat om de introductie van de mogelijkheid om voor bij ministeriĆ«le regelingen te benoemen categorieĆ«n gebundelde aanvragen te kunnen indienen. Pas bij de nadere invulling van het Besluit SDE via de betreffende ministeriĆ«le regelingen zal dit effect op de administratieve lasten gekwantificeerd kunnen worden. 3. Europese aspecten Met haar beschikking van 21 december 2007 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen het Besluit stimulering duurzame energieproductie van 16 oktober 2007. Bij het onderhavige wijzigingsbesluit gaat het om wijzigingen die geen gevolgen hebben voor de staatssteunaspecten. Daarmee valt dit wijzigingsbesluit onder bovengenoemde beschikking. Bij de uitwerking van artikel 24a van dit besluit zal uiteraard afzonderlijk aan de staatssteun-aspecten van de subsidie voor innovatieve windmolens op zee aandacht worden besteed. II. ARTIKELEN Artikel I, onderdelen A, I, R, S, T en U (artikelen 1, 19, eerste lid, 36, eerste lid, 52, 56, eerste lid, 57 en 58) Thans moet er voor iedere productie-installatie een aparte aanvraag worden ingediend. Een aantal marktpartijen heeft aangegeven dat het voor hen handig zou zijn wanneer zij in Ć©Ć©n aanvraag voor meerdere productie-installaties subsidie kunnen aanvragen. Het gaat dan met name om projectontwikkelaars die voor nieuwbouwhuizen zon-pv willen aanvragen. Voor hen is het onhandig als zij slechts voor een deel van een nieuwbouwproject subsidie ontvangen. Aan deze wens tegemoet te komen door de gebundelde aanvraag mogelijk te maken. In een gebundelde aanvraag kan voor maximaal 250 productie-installaties subsidie worden aangevraagd. De subsidie-aanvrager bepaalt zelf of hij meerdere aanvragen als een gebundelde aanvraag of als individuele aanvragen indient. De productie-installaties moeten wel tot dezelfde categorie productie-installaties behoren. In Ć©Ć©n aanvraag kan dus niet subsidie voor wind en zon-pv worden aangevraagd. Indien de subsidie wordt verdeeld op volgorde van rangschikking, geldt het tenderbedrag dat de aanvrager in de aanvraag opgeeft voor alle productie-installaties die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag. Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt een beschikking per productie-installatie afgegeven. Indien de aanvraag wordt afgewezen, is het uitgangspunt dat dit middels Ć©Ć©n beschikking wordt gedaan. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt hier van afgeweken. Een voorbeeld hiervan is de situatie dat Ć©Ć©n aanvraag uit de bundel incompleet is. In geval de subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, en honorering van de aanvragen die op Ć©Ć©n dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, vindt de verdeling plaats door middel van loting. Dit is reeds is artikel 58 van het besluit geregeld. Aan dit artikel wordt een lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat in geval van loting een gebundelde aanvraag wordt behandeld als Ć©Ć©n aanvraag. Als de gebundelde aanvraag van de subsidie-aanvrager wordt ingeloot, wordt voor alle productie-installaties binnen die aanvraag subsidie verstrekt. Omgekeerd betekent dit dat als de gebundelde aanvraag wordt uitgeloot, voor geen enkele productie-installatie binnen die aanvraag subsidie verstrekt. Artikel I, onderdeel B (artikel 3) In artikel 3 is opgenomen dat gerenoveerde productie-installaties alleen in aanmerking komen voor subsidie indien zij behoren tot een aangewezen categorie productie-installaties en wanneer zij ingrijpend worden gerenoveerd. Deze formulering is aangescherpt om de exacte bedoeling beter te verwoorden. Een gerenoveerde productie-installatie komt alleen in aanmerking voor subsidie indien in de ministeriĆ«le regeling die strekt tot het aanwijzen van de categorie productie-installaties expliciet wordt vermeld dat aanwijzing ook gerenoveerde installaties betreft. Artikel I, onderdeel C (artikel 6) De datum waarop de periode waarover subsidie wordt verstrekt aanvangt is van groot belang voor de subsidie-ontvanger. Thans is in artikel 6, eerste lid, van het besluit bepaald dat deze periode aanvangt op het moment dat de productie-installatie in gebruik wordt genomen. Dat moment is echter niet altijd eenduidig. Bijvoorbeeld bij een groot windpark zullen de afzonderlijke windturbines niet tegelijkertijd in gebruik worden genomen; hier is in de meeste gevallen sprake van een groeimodel. Om die reden wordt deze bepaling vervangen door de bepaling dat de subsidie-ontvanger zelf de datum van aanvang van de subsidieperiode mag opgeven. Artikel I, onderdeel D en H (artikelen 10, 18, 27, 35, 44 en 51) De wijziging van deze artikelen strekt ertoe om voor meerdere categorieĆ«n productie-installaties Ć©Ć©n subsidieplafond te kunnen vaststellen. Artikel I, onderdeel E, J, M en O (artikel 12, 20, 29 en 37) Bij ministeriĆ«le regeling worden een basiselektriciteitsprijs en een basisgasprijs vastgesteld. Daarmee wordt voorkomen dat het maximale subsidietarief gelijk wordt aan het eerder genoemde basisbedrag of tenderbedrag. En dit voorkomt op zijn beurt dat het met een subsidiebeschikking vast te leggen maximale subsidiebedrag veel hoger komt te liggen dan het naar verwachting daadwerkelijk uit te keren subsidiebedrag voor de looptijd ven de beschikking. Deze basisprijzen gelden voor de gehele voor subsidie in aanmerking komende periode. De basiselektriciteitsprijs en de basisgasprijs vertegenwoordigen de laagste waarde van de elektriciteit- en gasprijs waarmee zal worden gecorrigeerd in de SDE. Dit is de grens tot waar vanuit de SDE de elektriciteit- en gasprijs worden aangevuld met subsidie tot het basisbedrag. Met de vaststelling van de basiselektriciteitsprijs en de basisgasprijs wordt voorkomen dat het subsidietarief bij sterk dalende elektriciteit- en gasprijzen kan blijven oplopen. Door het vaststellen van een minimum elektriciteit- en gasprijs wordt voorkomen dat relatief grote budgettaire reserveringen zijn vereist. Dit zou ten koste gaan van het aantal beschikkingen dat kan worden afgegeven op basis van het Besluit SDE. De basiselektriciteitsprijs en de basisgasprijs vertegenwoordigen een risico voor de producent. Indien de daadwerkelijke energieprijs lager is dan de basiselektriciteits- of gasprijs, zal het subsidietarief immers niet langer voldoende zijn om de gemiddelde kosten per kWh te dekken. Het is dus van belang om bij de vaststelling van de basiselektriciteitsprijs of de basisgasprijs de twee bovengeschetste belangen tegen elkaar af te wegen. In overleg met deskundigen en vertegenwoordigers van marktpartijen is ervoor gekozen om de basiselektriciteitsprijs en de basisgasprijs vast te stellen op 2/3 van de voor de lange termijn verwachte voor de betreffende categorie relevante energieprijs. Het risico van de producent is bij dit niveau relatief gering, terwijl de regeling budgettair beheersbaar blijft zonder noodzaak om onevenredig grote overreserveringen te hoeven aanhouden. De elektriciteit die geproduceerd wordt door installaties waarop artikel 31c, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing is kunnen voor het in dat wetsartikel bepaalde aantal kWh een vergoeding voor de geproduceerde elektriciteit krijgen gelijk aan de aanschafprijs voor kleinverbruikers. Indien een producent op jaarbasis meer teruglevert dan dit volume, is de vergoeding voor het resterende deel van de productie lager. Op grond hiervan is het wenselijk om de mogelijkheid te hebben om voor bij ministeriĆ«le regeling aan te wijzen categorieĆ«n productie installaties de hoogte van het basisbedrag, de basiselektriciteitsprijs en de ten behoeve van de correctie te gebruiken elektriciteitsprijs afhankelijk te maken van de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt. Deze mogelijkheid bestond ingeval van toepassing van verdeling op volgorde van binnenkomst al voor het basisbedrag (artikel 11, derde lid, onderdeel a) maar wordt nu ook geĆÆntroduceerd voor de basiselektriciteitsprijs (artikel 12, tweede lid) en de ten behoeve van de correctie te gebruiken elektriciteitsprijs (artikel 14, eerste lid, onderdeel a). Bij windenergie wordt bij het vaststellen van het basisbedrag uitgegaan van een gemiddeld aantal vollasturen per jaar gedurende de looptijd van de beschikking. Windenergie heeft echter als kenmerk dat de opbrengst in extreme situaties in enig kalenderjaar tot wel 20% kan afwijken van het verwachte gemiddelde. Voor de opbrengst aan elektriciteitsinkomsten over de totale looptijd van de beschikking maakt dit niet uit, aangezien een slecht jaar gemiddeld gecompenseerd zal worden door een goed jaar. Dit geeft ook gelijk een prikkel aan de exploitant om te streven naar maximale efficiency, goede locaties en zo hoog mogelijke beschikbaarheid voor de windmolen vanwege de extra elektriciteitsinkomsten. Voor de subsidie ligt dit anders. In deze regeling wordt het maximaal aantal vollasturen vastgesteld waarover per jaar subsidie kan worden uitgekeerd. Het ligt in de rede om dat aantal vast te stellen op het aantal dat is gebruikt bij het vaststellen van subsidie. Dit maximum zou echter met zich meebrengen dat een windmolenexploitant in een slecht windjaar minder subsidie krijgt, terwijl dit niet kan worden gecompenseerd in een goed wind jaar, omdatĀ de subsidie is gemaximeerd. Over de totale looptijd van de beschikking krijgt de exploitant dan minder subsidie dan gewenst wordt geacht. Om dit te voorkomen,Ā wordt de subsidie uitgekeerd over maximaal 80% van het veronderstelde gemiddelde aantalĀ vollasturen. Om er voor te zorgen dat exploitanten bij dit bijgestelde maximum van 80% van de vollasturen geen lager subsidiebedrag ontvangen, wordt bij de vaststelling van het basisbedrag een correctiefactor van 1,25 gebruikt (= 1/80%). Dezelfde correctie wordt ook toegepast bij het vaststellen van de basiselektriciteitsprijs en bij het jaarlijks vast te stellen correctiebedrag. Artikel I, onderdeel F en K (artikel 14 en 22) Net als bij de basiselektriciteitsprijs wordt ook voor de ten behoeve van de jaarlijkse correctie te gebruiken elektriciteitsprijs ingeval van toepassing van verdeling op volgorde van binnenkomst de mogelijkheid geĆÆntroduceerd om deze afhankelijk te maken van de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt. Daarnaast wordt eveneens net als bij de basiselektriciteitsprijs de correctiefactor voor windenergie van 1,25 expliciet benoemd. Zie verder de toelichting bij de artikelen 12 en 20. Artikel I, onderdeel G (artikel 15 en 22) Op grond van het Besluit SDE wordt alleen opgewekte elektriciteit gesubsidieerd die op een net (in de zin van artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998). Voor het invoeden op een installatie wordt geen subsidie verstrekt. Kleinverbruikers die hernieuwbare elektriciteit opwekken voeden in de regel eerst in op de installatie (de elektriciteitsverbruikende apparaten in een huishouden. Pas als de apparaten niet alle opgewekte elektriciteit gebruiken wordt elektriciteit op het net ingevoed. Het Besluit SDE houdt hier rekening mee, terwijl juist het stimuleren van het eigen verbruik door kleingebruikers een impuls kan gebruiken. Alle elektriciteit die zij zelf opwekken hoeven zij immers niet af te nemen van een leverancier. Om die reden wordt het eigen verbruik door kleinverbruikers ook gesubsidieerd. Hierbij is geen beperking aangebracht in de soort productie-installatie. Hoewel kleinverbruikers op dit moment veelal gebruik maken van een zonnepaneel, kunnen andere systemen in de toekomst niet worden uitgesloten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan kleine windturbines. Het eigen verbruik wordt gesubsidieerd tot de grens die is opgenomen in artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998 (3000 kWh). Artikel I, onderdeel L (artikel 24a) De SDE richt zich in eerste instantie op het stimuleren van duurzame energie tegen zo laag mogelijke kosten. Dit betekent dat er in zijn algemeenheid wordt uitgegaan van de toepassing van zogenaamde bewezen technologieĆ«n. Het kan echter van belang zijn om ook de toepassing van meer innovatieve technieken te stimuleren. Dit speelt met name bij de categorie windenergie op zee. Zowel nationaal als internationaal is nog niet veel ervaring opgedaan met wind op zee. Juist in deze categorie vinden in de ontwikkeling van bv. turbinetechniek, fundering en corrosiebestrijding innovaties plaats. Het toepassen van deze innovatieve technieken kan er toe leiden dat de zogenaamde leercurve versneld wordt doorlopen, waardoor op termijn de kosten lager zullen kunnen uitvallen en er meer vermogen kan worden gerealiseerd . Dit is van belang voor de realisatie van de toekomstige ambities op het gebied van wind op zee. Toepassing van innovatieve technieken gaat echter veelal gepaard met extra kosten, onder meer als gevolg van additionele risicoās, waardoor deze niet zonder meer van de grond zullen komen. Daarom wordt in dit artikel de mogelijkheid gecreĆ«erd om een additionele subsidie te verstrekken voor de bijzondere en risicovolle toepassing van innovatieve windmolens op zee. Deze subsidie zal uitsluitend kunnen worden verstrekt aan een producent aan wie reeds op grond van de onderhavige regeling subsidie is verstrekt. Bij ministeriĆ«le regeling zullen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van de subsidie. Daarbij zal in ieder geval worden vastgesteld in welke vorm de additionele subsidie wordt verstrekt en welke innovatieve installaties voor de subsidie in aanmerking komen. Voor wat betreft de vorm kan daarbij naast een bedrag per geproduceerde kWh ook worden gedacht aan bijvoorbeeld het verstrekken van een krediet of een garantie. Daarnaast zullen in ieder geval ook nadere regels worden gesteld over de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover, het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, de vaststelling van de subsidie en de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.Ā Ā Artikel I, onderdeel Q (artikel 45 en 52) Zoals beschreven in de toelichtingĀ bij het Besluit van 16 oktober 2007 is bedoeldĀ om met de artikelen 45 lid 3 en 52 lid 3 van het Besluit de mogelijkheid te biedenĀ om binnen een aangewezen categorie productie-installaties verschillende subsidietarieven te laten gelden die gerelateerd zijn aan de omvang van de productie.Ā Gebleken is dat de betreffende artikelen de geschetste differentiatie-mogelijkheid in de praktijk niet boden. Met de wijziging vanĀ dezeĀ artikelenĀ wordt deze mogelijkheid wel geboden.Ā Deze wijziging houdt geen verband met de vraagĀ of daadwerkelijk subsidie zal worden verleend aan WKK.Ā Artikel I, onderdeel S (artikel 56) Aan artikel 56, tweede lid, worden twee onderdelen toegevoegd. Dit zijn gegevens die aanvrager bij de aanvraag moet overleggen en betreffen een financiĆ«le onderbouwing van de productie-installatie en indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, een overzicht van de gegevens van het samenwerkingsverband. De eis om een financiĆ«le onderbouwing te overleggen komt voort uit een afwijzingseis die reeds in het Besluit SDE is opgenomen. De aanvraag kan op grond van artikel 59 van het Besluit SDE worden afgewezen indien de minister onvoldoende vertrouwen heeft in de economische haalbaarheid. Dat kan alleen getoetst worden indien er een financiĆ«le onderbouwing wordt overgelegd. Artikel I, onderdeel V en X (artikel 59 en 61) De realisatietermijn van drie jaar wordt door marktpartijen in sommige gevallen als tekort ervaren. Dit speelt met name bij omvangrijke projecten zoals wind op zee. Daarbij spelen zowel de bouw zelf als de leveringstermijn van onderdelen zoals de turbines. Deze termijn wordt daarom gemaximeerd op vier jaar. Op grond van artikel van het Besluit SDE kan deze termijn op verzoek van de subsidie-ontvanger nog met een jaar worden verlengd als er tijdens de bouw ernstige tegenvallers waren. Tegelijkertijd kunnen vele typen productie-installaties sneller in gebruik worden genomen. Om die reden wordt de termijn vastgesteld waarbinnen de installatie in gebruik moet worden genomen voortaan bij ministeriĆ«le regeling (bij de aanwijzing van de te subsidiĆ«ren categorieĆ«n productie-installaties) vastgesteld. Tevens wordt aan artikel 61 een nieuw lid toegevoegd. Met name bij wind op zee is de periode tussen het aanvragen van subsidie en het in productie nemen van de installatie vrij groot. Dat betekent dat de subsidie-aanvrager de kosten van de productie-installatie en de subsidiebehoefte per kWh goed moet berekenen om de productie-installatie te realiseren. Het is niet wenselijk subsidie te verstrekken aan een partij die zijn verplichtingen uiteindelijk niet zal nakomen. Pas na enkele jaren zal duidelijk zijn of de productie-installatie zal worden gerealiseerd. Indien dat niet het geval is, zal de minister de subsidie intrekken. De minister kan de subsidie dan echter niet meer aan een andere aanvrager verstrekken omdat die aanvrager op dat moment niet meer zal beschikken over een vergunning op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken. Om het risico op het niet realiseren van de productie-installatie zo gering mogelijk te maken, wordt de subsidie verstrekt onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidie-ontvanger meewerkt aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betreft een zogenaamde afdwingovereenkomst: de subsidie-ontvanger en de Staat spreken civielrechtelijk met elkaar af dat de productie-installatie waarvoor subsidie wordt verstrekt ook daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. De nakoming van de overeenkomst kan via de civiele rechter worden afgedwongen. Bij ministeriĆ«le regeling kunnen nadere eisen aan de uitvoeringsovereenkomst worden gesteld. Hierbij kan worden gedacht aan een bepaling dat de subsidie-ontvanger een bepaalde financiĆ«le zekerheid moet stellen gedurende de periode die gemoeid is met de bouw van de productie-installatie. Die zekerheid wordt verbeurd indien de subsidie-ontvanger zijn verplichtingen niet nakomt. Een dergelijke eis zorgt op voorhand dat partijen goed nadenken over het aanvragen van subsidie. Artikel I, onderdeel W (artikel 60) Bij windenergie op zee is sprake van een groot aantal initiatieven, die op verschillende afstanden uit de kust zijn gesitueerd.Ā Een deel van de kosten van wind op zee projecten is direct gerelateerd aan de afstand tot de kust. Daarbij moet worden gedacht aan funderingskosten (de zee wordt dieper naarmate men verder uit de kust komt), kabelkosten (voor de aansluiting van het park op het Nederlandse elektriciteitsnet) en de kosten van bouw en onderhoud (langere vaarafstand). Dit brengt met zich mee dat partijen verder uit de kust voor wat betreft deze kosten aspecten in een nadeligere positie zitten dan partijen dichter bij de kust. Teneinde het speelveld voor de verschillende partijen op het aspect afstand tot de kust meer gelijk te kunnen maken, en windmolens die ver uit de kust liggen niet of minder te benadelen in een tender, biedt het vierde lid van artikel 60 een nuancering van de tender. Dit artikellid biedt de mogelijkheid om bij ministeriĆ«le regeling aan de afstand tot de kust gerelateerde bedragen vast te stellen. . Deze bedragen zullen in het kader van de tender voor wind op zee in mindering worden gebracht op de door de aanvrager opgegeven tenderbedragen, waarna de aldus bijgestelde tenderbedragen worden gehanteerd voor de rangschikking van de ingediende voorstellen. Indien subsidie wordt verleend, wordt dit uiteraard gedaan aan de hand van het opgegeven tenderbedrag, en niet het ten behoeve van de tender verminderde bedrag. Artikel I, onderdeel Y (artikel 63) Sommige typen productie-installaties zijn nog niet zo lang op de markt en is nog maar weinig ervaring opgedaan. Om zoveel mogelijk te leren over de bouw, productie, uitval en onderhoud van die productie-installaties is het wenselijk dat de subsidie-ontvanger jaarlijks monitorgegevens met betrekking tot de genoemde aspecten aan de minister overlegt. Uit deze gegevens kan blijken of bepaalde typen productie-installaties vaker uitvallen of vaker grootschalig onderhoud nodig hebben dan vooraf was voorzien. Dergelijke productie-installaties zijn dan in de praktijk niet erg productief: zij wekken minder elektriciteit of gas op dan was verwacht. Deze gegevens kan de minister betrekken in de besluitvorming rondom het aanwijzen van categorieĆ«n productie-installaties die in latere jaren gesubsidieerd worden. De Minister van Economische Zaken, Ontwerpbesluit dd 24-10-2008. Bijlage bij brief met nummer 8127886