[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eerste Voortgangsrapportage oktober 2008

Bijlage

Nummer: 2008D11892, datum: 2008-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Voortgangsrapportage Veiligheid begint bij Voorkomen (2008D11891)

Preview document (🔗 origineel)


Veiligheid begint bij Voorkomen

Voortbouwen aan een veiliger samenleving

 Eerste voortgangsrapportage

oktober 2008

  TOC \o "1-3" \h \z \u  

  HYPERLINK \l "_Toc211400262"  1.	 Inleiding	  PAGEREF _Toc211400262 \h
 4  

  HYPERLINK \l "_Toc211400263"  2.	Opzet en ambitie project Veiligheid
begint bij Voorkomen	  PAGEREF _Toc211400263 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc211400264"  3.	 realisatie doelstellingen Veiligheid
begint bij Voorkomen	  PAGEREF _Toc211400264 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc211400265"  3.1 	 De criminaliteitsontwikkeling in
breder perspectief	  PAGEREF _Toc211400265 \h  8  

  HYPERLINK \l "_Toc211400266"  4.	Voortgang per thema Veiligheid begint
bij Voorkomen	  PAGEREF _Toc211400266 \h  11  

  HYPERLINK \l "_Toc211400267"  4.1 	 De aanpak van agressie en geweld	 
PAGEREF _Toc211400267 \h  11  

  HYPERLINK \l "_Toc211400268"  4.1.1	      Geweld in het publieke en
semi-publieke domein	  PAGEREF _Toc211400268 \h  11  

  HYPERLINK \l "_Toc211400269"  4.1.2 	 Huiselijk geweld	  PAGEREF
_Toc211400269 \h  12  

  HYPERLINK \l "_Toc211400270"  4.1.3 	 Eergerelateerd geweld	  PAGEREF
_Toc211400270 \h  13  

  HYPERLINK \l "_Toc211400271"  4.2 	 De aanpak van diefstal	  PAGEREF
_Toc211400271 \h  14  

  HYPERLINK \l "_Toc211400272"  4.2.1 	 Vermogenscriminaliteit	  PAGEREF
_Toc211400272 \h  14  

  HYPERLINK \l "_Toc211400273"  4.2.2 	 Fietsdiefstal	  PAGEREF
_Toc211400273 \h  14  

  HYPERLINK \l "_Toc211400274"  4.3 	 De aanpak van criminaliteit tegen
ondernemingen	  PAGEREF _Toc211400274 \h  15  

  HYPERLINK \l "_Toc211400275"  4.4	  De aanpak van overlast en
verloedering	  PAGEREF _Toc211400275 \h  17  

  HYPERLINK \l "_Toc211400276"  4.4.1 	  Overlast door jongeren	 
PAGEREF _Toc211400276 \h  18  

  HYPERLINK \l "_Toc211400277"  4.4.2 	 Uitgaansoverlast	  PAGEREF
_Toc211400277 \h  19  

  HYPERLINK \l "_Toc211400278"  4.4.3 	 Overlast en verloedering in de
fysieke woon- en leefomgeving	  PAGEREF _Toc211400278 \h  20  

  HYPERLINK \l "_Toc211400279"  4.4.4 	 Verantwoording over de
motie-Weekers	  PAGEREF _Toc211400279 \h  22  

  HYPERLINK \l "_Toc211400280"  4.5 	 Persoonsgerichte aanpak van
risicojongeren en recidivisten	  PAGEREF _Toc211400280 \h  25  

  HYPERLINK \l "_Toc211400281"  4.5.1 	  Jeugdcriminaliteit	  PAGEREF
_Toc211400281 \h  25  

  HYPERLINK \l "_Toc211400282"  4.5.1.1	  Vroegtijdig ingrijpen	 
PAGEREF _Toc211400282 \h  25  

  HYPERLINK \l "_Toc211400283"  4.5.1.2	 Persoonsgerichte aanpak jeugd	 
PAGEREF _Toc211400283 \h  26  

  HYPERLINK \l "_Toc211400284"  4.5.1.3 	 Snelle en consequente
jeugdketen	  PAGEREF _Toc211400284 \h  27  

  HYPERLINK \l "_Toc211400285"  4.5.1.4 	 Passende nazorg	  PAGEREF
_Toc211400285 \h  27  

  HYPERLINK \l "_Toc211400286"  4.5.2 	 Landelijke pilots campussen	 
PAGEREF _Toc211400286 \h  28  

  HYPERLINK \l "_Toc211400287"  4.5.3	     Veiligheidshuizen	  PAGEREF
_Toc211400287 \h  28  

  HYPERLINK \l "_Toc211400288"  4 5.4 	 Veelplegers	  PAGEREF
_Toc211400288 \h  30  

  HYPERLINK \l "_Toc211400289"  4.5.5 	 Vermindering recidive en nazorg	
 PAGEREF _Toc211400289 \h  30  

  HYPERLINK \l "_Toc211400290"  4.6 	 Bestrijding van vormen van
ernstige criminaliteit	  PAGEREF _Toc211400290 \h  32  

  HYPERLINK \l "_Toc211400291"  4.6.1 	  Programma Versterking Aanpak
Georganiseerde Misdaad (PVAGM)	  PAGEREF _Toc211400291 \h  34  

  HYPERLINK \l "_Toc211400292"  4.6.1.1	  Bestuurlijke en preventieve
aanpak georganiseerde misdaad	  PAGEREF _Toc211400292 \h  34  

  HYPERLINK \l "_Toc211400293"  4.6.1.2	  Versterking repressieve aanpak
  PAGEREF _Toc211400293 \h  36  

  HYPERLINK \l "_Toc211400294"  4.6.1.3	  Internationale samenwerking	 
PAGEREF _Toc211400294 \h  36  

  HYPERLINK \l "_Toc211400295"  4.6.1.4	  Programmatische aanpak op
specifieke thema’s	  PAGEREF _Toc211400295 \h  37  

  HYPERLINK \l "_Toc211400296"  4.6.2 	  Versterking aanpak
financieel-economische criminaliteit (Finec)	  PAGEREF _Toc211400296 \h 
38  

  HYPERLINK \l "_Toc211400297"  4.6.2.1	   Fraudebestrijding	  PAGEREF
_Toc211400297 \h  39  

  HYPERLINK \l "_Toc211400298"  4.6.2.2	  Aanpak witwassen	  PAGEREF
_Toc211400298 \h  40  

  HYPERLINK \l "_Toc211400299"  4.6.2.3	  Versterken aanpak afnemen
onverklaarbaar vermogen	  PAGEREF _Toc211400299 \h  41  

  HYPERLINK \l "_Toc211400300"  4.6.2.4	  Corruptiebestrijding	  PAGEREF
_Toc211400300 \h  41  

  HYPERLINK \l "_Toc211400301"  4.6.3 	 Intensivering bestrijding
cybercriminaliteit	  PAGEREF _Toc211400301 \h  42  

  HYPERLINK \l "_Toc211400302"  4.6.3.1	 Onderzoek	  PAGEREF
_Toc211400302 \h  42  

  HYPERLINK \l "_Toc211400303"  4.6.3.2	 Preventie	  PAGEREF
_Toc211400303 \h  42  

  HYPERLINK \l "_Toc211400304"  4.6.3.3	 Organisatie, deskundigheid en
capaciteit	  PAGEREF _Toc211400304 \h  43  

  HYPERLINK \l "_Toc211400305"  4.6.4	     Identiteitsfraude	  PAGEREF
_Toc211400305 \h  44  

 1.	 Inleiding

Voor u ligt de eerste voortgangsrapportage Veiligheid begint bij
Voorkomen. 

Zoals in de brief aan uw Kamer van 6 november 2007 is aangekondigd wordt
jaarlijks gerapporteerd over de voortgang van het project Veiligheid
begint bij Voorkomen en wel tijdig voor de behandeling van de
begrotingen van zowel het Ministerie Justitie als het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 

Deze eerste voortgangsrapportage verschaft informatie over het
realiseren van de doelstelling en de subdoelstellingen van het project.
Ook wordt ingegaan op de ontwikkeling van de criminaliteit in breder
perspectief. Daarna volgt de actuele stand van zaken op de zes thema’s
van Veiligheid begint bij Voorkomen.

In deze rapportage wordt Uw Kamer eveneens geïnformeerd over de
voortgang van de uitvoering van de motie-Weekers. In deze motie wordt
gevraagd om een grotere inspanning bij de aanpak van de illegale
cannabisteelt en verkoop van cannabis. Vanwege de samenhang is de
verantwoording over de motie- Weekers ondergebracht in het hoofdstuk
over de aanpak van overlast en verloedering (4.4.4). 

2.	Opzet en ambitie project Veiligheid begint bij Voorkomen 

In het project Veiligheid begint bij Voorkomen komen de maatregelen
bijeen die moeten bijdragen aan de reductie van criminaliteit, overlast
en verloedering met 25 procent in 2010 ten opzichte van 2002. Het
project Veiligheid begint bij Voorkomen richt zich op een zestal
thema’s. Deze thema’s zijn:

de aanpak van agressie en geweld;

de aanpak van diefstal;

de aanpak van criminaliteit tegen ondernemingen;

de aanpak van overlast en verloedering;

de persoonsgerichte aanpak van risicojongeren en recidivisten;

de bestrijding van ernstige vormen van criminaliteit.

Het project Veiligheid begint bij Voorkomen kenmerkt zich door een
integrale aanpak – een afgewogen mix van preventieve, strafrechtelijke
en bestuurlijke maatregelen – en intensivering van de samenwerking met
partners in de veiligheidsketen. Dit sluit goed aan op de recente
aanbevelingen van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP heeft
onderzoek uitgevoerd naar de beleidseffecten op het terrein van sociale
veiligheid met het accent op het Veiligheidsprogramma 2002-2006.  De
aanbevelingen van het SCP ten aanzien van het huidige en toekomstige
veiligheidsbeleid zijn gericht op:

verhoging van de pakkans;

verhoogde inzet op straffen mét behandeling;

maatwerk bij sancties en nazorg;

afzonderlijke aandacht voor verslaafden;

integrale benadering van risicojongeren;

inzet op zowel menselijk toezicht als technische beveiliging. 

In hoofdstuk vier is de voortgang op de maatregelen per thema van
Veiligheid begint bij Voorkomen nader uitgewerkt. Bovenstaande
aanbevelingen van het SCP zijn allemaal terug te vinden in de aanpak. De
gezamenlijke aanpak wordt hieronder toegelicht.

Gecombineerde en gezamenlijke aanpak 

Uitgangspunt voor het kabinet is dat de samenleving alleen veiliger kan
worden als alle betrokken partijen effectief en efficiënt samenwerken.
Met meerdere partijen heeft het kabinet afspraken gemaakt over de aanpak
van de zes thema’s. Over de inzet van het Openbaar Ministerie (OM) en
de politie zijn afspraken gemaakt in respectievelijk de kaderbrief OM
2008 en de Landelijke prioriteiten Nederlandse politie 2008-2011. Het
kabinet heeft kort na het verschijnen van het beleidsprogramma een
Bestuursakkoord afgesloten met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG). Begin 2008 zijn de afspraken uit dit Bestuursakkoord op het
terrein van veiligheid nader uitgewerkt. Het gaat om wederkerige
afspraken op terreinen als het afstandscriterium coffeeshops, de aanpak
van fietsdiefstal, de aanpak van huiselijk geweld en het versterken van
het bestuurlijke instrumentarium. Om de voortgang in de gemeenten te
monitoren is de ‘benchmark veiligheid’ ontwikkeld. Het streven is
dat alle gemeenten daaraan deelnemen. 

Binnen de strategische alliantie met gemeenten past ook het ‘Actieplan
Krachtwijken’ van de Minister voor Wonen, Werken en Integratie (WWI).
In de 40 aandachtswijken hebben de bewoners vaak te maken met
criminaliteit, overlast en verloedering. Er is het kabinet veel aan
gelegen het tij in deze wijken te keren. In de afgelopen maanden hebben
het kabinet en de 18 betrokken gemeenten afspraken gemaakt over hun
inzet in de wijken de komende jaren. Deze afspraken zijn vastgelegd in
charters: wederzijdse afspraken op het terrein van wonen, werken, leren
en opgroeien, integreren en veiligheid met betrekking tot de 40
krachtwijken. Alle charters zijn inmiddels getekend. In de charters zijn
stevige afspraken opgenomen over de aanpak van criminaliteit, overlast
en verloedering. De afspraken richten zich niet alleen op het beoogde
maatschappelijke effect, maar ook op passende concrete maatregelen. 

De maatregelen richten zich vooral op de volgende thema’s:

- de aanpak van criminele en overlastgevende jongeren, jongerengroepen
en gezinnen;

- het verbeteren van het veiligheidsgevoel van bewoners;

- het verbeteren van de fysieke woonomgeving van bewoners.

Gemeenten zetten verschillende instrumenten in om de doelen te
realiseren. Vaak gaat het dan om de extra inzet van straatcoaches,
toezichthouders en agenten, om de individuele en groepsgerichte aanpak
van jongeren of om het afspreken van leefregels in de buurt. Het kabinet
ondersteunt de gemeenten daarbij met de beleidsmaatregelen uit het
project Veiligheid begint bij Voorkomen. 

Uw Kamer wordt door de Minister voor WWI separaat geïnformeerd over de
voortgang van de wijkenaanpak als geheel. 

 3.	 realisatie doelstellingen Veiligheid begint bij Voorkomen

Het beoogde (maatschappelijke) effect van het project Veiligheid begint
bij Voorkomen is het verbeteren van de objectieve (en subjectieve)
veiligheid. Dit is vertaald in de volgende doelstellingen voor 2010: een
reductie van de criminaliteit met 25 procent ten opzichte van 2002 en
eveneens 25 procent minder fysieke verloedering en ernstige sociale
overlast. Op 29 april 2008 is Uw Kamer geïnformeerd over de
consequenties van de overgang naar de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) voor
de doelstellingen. Vanwege de overstap naar de VMR zijn de
reductiedoelstellingen voor gewelds- en vermogensdelicten evenals
overlast en verloedering gerelateerd aan 2006, het nieuwe ijkjaar. 

De doelstellingen van Veiligheid begint bij Voorkomen zijn nader
geoperationaliseerd in: 

20% minder geweldsdelicten; 

6% minder vermogensdelicten; 

17,5% minder overlast; 

18,5% minder verloedering;

25% minder criminaliteit tegen ondernemingen (t.o.v. 2004);

15% meer opgehelderde delicten;

10%-punt minder recidive (jeugd én volwassenen);

100.000 minder gestolen fietsen in 2010 (t.o.v. 2006); 

een substantiële verbetering van de aanpak van ernstige vormen van
criminaliteit.

Uit de Veiligheidsmonitor Rijk 2008 blijkt het volgende:

	Overall doelstelling

t.o.v. 2002	Gerealiseerd

t/m 2006	Doelstelling

Beleids-

programma	Herijkte

Doelstelling t.o.v. 2006	Resultaat Veiligheids-monitor 2008	Nog te
realiseren









Geweld	25%	6%	19%	20%	6%	14%

Vermogen	25%	20%	5%	6%	8%	0%

Overlast	25%	9%	16%	17,5%	0%	17,5%

Verloedering	25%	8%	17%	18,5%	0%	18,5%

Fietsen-diefstal	100.000 

t.o.v. 2006

	100.000	72.000	28.000



Hoewel een vermindering van de onveiligheidsgevoelens onder burgers niet
expliciet als aparte doelstelling is geformuleerd, volgt het kabinet
deze ontwikkeling nadrukkelijk wel. Uit de Veiligheidsmonitor 2008
blijkt dat de dalende trend op het terrein van het onveiligheidsgevoel
doorzet. Het aandeel Nederlanders dat zich wel eens onveilig voelt is
verder afgenomen. Begin 2008 gaf twintig procent van de ondervraagden
aan zich wel eens onveilig te voelen. In 2005 was dat nog 27 procent.

In 2008 gaf 25 procent van de Nederlanders aan slachtoffer te zijn
geweest van veel voorkomende criminaliteit. Dit percentage is ten
opzichte van 2007 niet wezenlijk veranderd, maar ligt wel lager dan in
2006. 

Sinds 2006 is het aantal slachtoffers van gewelds- en vermogensdelicten
(waaronder fietsdiefstal en inbraken) afgenomen. Het aantal gewelds- en
vermogensdelicten daalde met respectievelijk zes en acht procent ten
opzichte van 2006. Het aantal gestolen fietsen nam af met 72.000. 

De dalende trend manifesteert zich echter nog niet over de gehele linie.
De ervaren overlast en verloedering, die tot 2007 een dalende trend
vertoonde, is in 2007 niet gewijzigd. In het Actieplan Overlast en
Verloedering, dat bij brief van 10 maart jl. aan uw Kamer is aangeboden,
zijn maatregelen aangekondigd om de overlast en verloedering verder
terug te dringen.

Het kabinet heeft zich voorgenomen in de periode 2002-2010 de 7-jaars
recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige daders met 10 procentpunt te
verlagen. Dit komt tot uitdrukking in de verlaging van het 2-jaars
recidivepercentage met 7,7 procentpunt (ex-gedetineerden) en 5,8
procentpunt (jeugdige daders). Uit de meest recente cijfers van het WODC
blijkt dat de recidive onder ex-gedetineerden die in 2004 uitstroomden
met 2 procentpunt is gedaald ten opzichte van 2002. Bij jeugdigen is
evenwel sprake van een minder gunstige ontwikkeling; in die periode is
sprake van een toename van 2,2 procentpunt. Voor de realisatie van de
recidivedoelstelling betekent dit dat de resterende 2-jaars recidive
reductie voor ex-gedetineerden uitkomt op 5,7 procentpunt en voor
jeugdigen op 8,0 procentpunt. 

Het ophelderingspercentage, zoals blijkt uit de CBS-cijfers, vertoonde
jarenlang een stijgende lijn, van 15,6 procent in 2000, 21,1 procent in
2004 tot 22,9 procent in 2006. In 2007 was dit 22,7 %. De ambitie van
dit kabinet is dat deze kabinetsperiode het  ophelderingspercentage nog
met 15 procent dient te stijgen ten opzichte van 2006 tot 26,3 procent.
Met het oog hierop stellen de regionale politiekorpsen vanaf 2008 tot en
met 2011 jaarlijks 125 forensisch assistenten aan.

Bedrijfsleven

Een andere belangrijk meetinstrument is de Monitor Criminaliteit
Bedrijfsleven. De reductie van criminaliteit tegen het bedrijfsleven
wordt gemonitord aan de hand van twee indicatoren. Deze indicatoren
(diefstal in de detailhandel en geweld tegen het bedrijfsleven als
geheel) laten allebei een aanzienlijke daling zien ten opzichte van de
nulmeting in 2004. Het aantal diefstallen in de detailhandel is met
526.000 gedaald: van 1.500.000 naar 974.000 (een significante daling met
35 procent). 

 	2004	2007	Resultaat 

diefstal bij detailhandel 	1.500.000 	974.000 	-/- 35 % 

geweld bij het bedrijfsleven 

(% bedrijven slachtoffer):



	- bouw 	2 %	2 %	       0 %

- detailhandel 	7 %	5 %	-/- 29 %,

- transport	7 %	5 %	-/- 29 %

- zakelijke dienstverlening	4 %	3 %	-/- 25 % 

- horeca	10 %	9 %	-/- 10 %



Vergeleken met 2004 kregen veel sectoren van het bedrijfsleven
aanmerkelijk minder te maken met geweld. In de detailhandel en de
transportsector nam het aantal geweldsdelicten af met 29 procent, in de
zakelijke dienstverlening met 25 procent en in de horeca met 10 procent.
In de bouwsector bleef het percentage geweldsdelicten gelijk, maar
daarbij dient opgemerkt te worden dat dit type delict in de bouw veel
minder vaak voorkomt dan in andere sectoren. Het percentage bedrijven in
de horeca dat een of meerdere keren te maken kreeg met geweld is
relatief hoog (9 procent). Het kabinet overlegt thans met de Koninklijke
Horeca Nederland over verbetering van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan,
die onder andere voorziet in de aanpak van geweld. 

Hoewel de criminaliteit tegen het bedrijfsleven opnieuw is gedaald, was
de afname in 2007 minder sterk dan in 2005 en 2006. Extra aandacht
blijft dus geboden. Ook de noodzaak voor extra aandacht voor diefstal in
de bouw, vernieling in de detailhandel en geweld in de horeca vindt zijn
bevestiging in de resultaten van de MCB 2007. 

3.1 		De criminaliteitsontwikkeling in breder perspectief

Langdurige daling criminaliteit

De doelstelling van het kabinet behelst een daling met 25 procent van de
onveiligheid in 2010 ten opzichte van 2002. In de vorige paragraaf is
ingegaan op de cijfers uit de VMR en de MCB. In deze paragraaf worden
deze cijfers in een breder en meer trendmatig perspectief  gezet. 

Er is nu veel minder misdaad dan zes jaar geleden. Uit een reconstructie
van de landelijke trend in de misdaad, gesteund door aanvullende
gegevens uit de aparte meting in vijftig ‘probleemwijken’ kan met
voldoende stelligheid worden afgeleid, dat de criminaliteit sinds 2002
structureel minder is geworden. Het criminaliteitsniveau, zoals gemeten
door slachtofferenquêtes, ligt nu 20-25 procent lager dan begin deze
eeuw, waarmee we zijn teruggekeerd naar het niveau zoals we dat in de
loop van de jaren ’70 kenden. 

Dit goede nieuws betreft niet alleen de lichtere vormen van
criminaliteit, maar ook de zware. De reden waarom nu veel cellen
leegstaan, komt voor een fors deel omdat er minder moord en doodslag
plaatsvindt, minder overvallen worden gepleegd en minder wordt
ingebroken. Zo is het aantal moorden en doodslagen teruggelopen van een
niveau van ongeveer 250 naar 150 per jaar. Dit laat onverlet dat soms
bij specifieke vormen van misdaad, zoals overvallen op winkels door
roofbendes, (tijdelijk) toenames te zien zijn, die tot een directe
reactie aanleiding geven. Ook hier geldt dat een continue alertheid
nodig is om de criminaliteit laag te houden en waar mogelijk nog verder
te reduceren.

Meer aandacht voor geweld

De dalende trend is zowel te zien bij de vermogenscriminaliteit, zoals
diefstallen, als bij het geweld. Dit laatste blijkt niet direct en in
dezelfde mate uit de cijfers van de politie (de geregistreerde
criminaliteit), waar het CBS recent eerder een stagnatie dan een
voortgezette daling van meldde. Dat de geregistreerde criminaliteit op
het gebied van geweld niet daalt, wordt mede veroorzaakt door de grotere
aandacht voor agressie in de samenleving: men ziet incidenten eerder als
‘bedreiging’, de politie maakt meer werk van aangiften van geweld in
het algemeen, en doet meer aan ‘huiselijk geweld’. Deze toegenomen
aandacht voor agressie is mede een reden voor de beleidsinspanningen op
het vlak van respect en geweld. Het lijkt wel nuttig hierbij aan te
tekenen dat het bij agressie niet steeds gaat om feitelijke bedreiging
en/of geweldpleging resulterend in lichamelijk letsel en materiële
schade, maar vooral om daar min of meer los van staande emotionele
componenten. Mogelijk is hierbij mede sprake van de veiligheidsparadox:
hoe groter de (objectieve) veiligheid is, hoe sneller men aangegrepen
wordt door (ook lichtere) inbreuken daarop.

Verklaringen: preventie, drugs, einde aan gedogen

Uiteraard zijn er veel factoren die hebben bijgedragen aan zowel de
opkomst van de criminaliteit in de laatste decennia van de vorige eeuw
als de recentere daling daarvan. Bij het vinden van verklaringen
hiervoor, lijkt het zinvol te kijken naar de analoge trendontwikkeling
die in veel andere Westerse landen te zien is. Daarmee zal vooral waarde
gehecht moeten worden aan breder liggende, algemene verklaringen. Dit in
aanmerking nemend, lijken er drie verklarende factoren in ieder geval
van belang zijn.

Ten eerste is een einde gekomen aan de ruime mate waarin criminaliteit
gelegenheid werd geboden: de preventie door burgers, bestuur en
ondernemingen is sterk opgekomen, gestimuleerd door het in de jaren
’80 ingezette beleid. Ook het project Veiligheid begint bij Voorkomen
staat in het teken van een verdere bevordering van de kansen die er
liggen in de voorkóming van criminaliteit. 

Ten tweede was de opmars van de criminaliteit voor een deel verbonden
aan de drugscultuur. Naast de opgekomen illegale drugsmarkt met al zijn
nevenverschijnselen, speelt hier in het bijzonder het in de jaren ’70
en ’80 opgekomen heroïnegebruik (verwervingscriminaliteit van
‘veelplegers’). Deze groep delinquenten is de laatste jaren in hoog
tempo aan het verdwijnen, hetgeen bevorderd wordt door gerichte
maatregelen zoals bijv. SOV/ISD, langere insluiting en medische
heroïneverstrekking. In het project Veiligheid begint bij Voorkomen
wordt de aandacht op de grootste risicogroepen voor stelselmatige
betrokkenheid in de criminaliteit krachtig doorgezet in de zogenoemde
persoonsgerichte aanpak gericht op vermindering van recidive.

Ten derde is er een herwaardering gekomen van de maatschappelijke rol
van het strafrecht. In de jaren ’70 lag de nadruk op de schadelijke
werking die inzet van het strafrecht, in het bijzonder de
gevangenisstraf, zou kunnen hebben. Dat leidde tot een vermindering van
het strafrechtelijk interveniëren, onder andere tot uitdrukking komend
in veel ‘beleidssepots’. Ook in het ordeningsrecht was ‘gedogen’
eerder uitgangspunt dan uitzondering. Dit is inmiddels veranderd. Aan de
wetshandhaving wordt een noodzakelijke en nuttige functie toegedacht,
wat in het strafrecht heeft geleid tot veel méér straffen (en alleen
selectief zwaardere straffen bij specifieke zeer ernstige delicten).
Sepots zijn ingewisseld voor transacties, geldboetes en taakstraffen.
Daarmee wordt veel meer dan voorheen op criminaliteit geïntervenieerd.
Daarmee wordt veel meer dan voorheen de maatschappelijke afkeuring van
delinquentie tot uitdrukking gebracht. Dit is niet alleen nuttig om
criminaliteit te ontmoedigen maar is ook een steun voor degene die daar
(potentieel) slachtoffer van is. Deze benadering wordt bevestigd en
versterkt in het regeerakkoord, waarin wordt gesteld dat “de
handhaving van de rechtsorde en van gestelde regels … een eerste
voorwaarde voor maatschappelijke integratie en ontwikkeling is [].
Gedogen is geen handhaving en bestaand gedoogbeleid wordt zoveel
mogelijk geëlimineerd of teruggedrongen.” 

Vooruitzicht

Nederland is een stuk veiliger geworden. Het is echter niet mogelijk te
voorspellen of de neerwaartse trend in de criminaliteit zich nog lang
zal voortzetten. Hoewel het onmogelijk is te zeggen wanneer, is het
onvermijdelijk dat het criminaliteitsniveau zich op een gegeven moment
zal stabiliseren. Mogelijk zal de criminaliteit zelfs weer toenemen,
eventueel in nieuwe modaliteiten, zoals in vormen van fraude en bedrog
op internet. Dat is voor het kabinet ook de reden geweest om juist ook
op die nieuwe terreinen in het kader van Veiligheid begint bij Voorkomen
initiatieven te ontplooien. 

Er is dus geen reden om tevreden achterover te leunen. Het feit blijft
dat er nog veel misdaad is en zijn de cijfers betreffende overlast en
verloedering gestabiliseerd. Dit noopt tot een blijvende inspanning om
de criminaliteit, overlast en verloedering nog verder terug te dringen. 

Het kabinet is van oordeel dat het met Veiligheid begint bij Voorkomen
ingezette beleid een stimulerende en steunende werking heeft: dit beleid
grijpt immers aan op de factoren die (mede) ten grondslag liggen aan de
daling in de criminaliteit. 

In het volgende hoofdstuk informeren we Uw Kamer over de voortgang per
thema van Veiligheid begint bij Voorkomen.

4.	Voortgang per thema Veiligheid begint bij Voorkomen

 

Om de gestelde doelen te bereiken tussen nu en 2010 zijn de afgelopen
periode, passend bij de fase van beleidsvorming en -vaststelling, op
nagenoeg alle thema’s van Veiligheid begint bij Voorkomen brieven en
plannen van aanpak aan Uw Kamer aangeboden. Het gaat dan onder meer om
het Actieplan Overlast en Verloedering, de beleidsprogramma’s
Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad en Financieel-economische
Criminaliteit en onlangs nog de maatregelen om de recidive terug te
dringen. 

Hieronder gaan wij in op de activiteiten die zijn ondernomen en de
resultaten die al zijn geboekt op de zes thema’s van het project
Veiligheid begint bij Voorkomen. Voor het beschrijven van de voortgang
wordt de indeling gehanteerd van de brief over Veiligheid begint bij
Voorkomen van november 2007.

4.1 		De aanpak van agressie en geweld	 					 

4.1.1		 Geweld in het publieke en semi-publieke domein			

Sinds 2002 is de criminaliteit afgenomen, maar deze daling heeft zich in
beperkte mate gemanifesteerd voor de geweldscriminaliteit, hoewel met de
uitvoering van het Actieplan tegen Geweld uit 2005 op deelgebieden goede
resultaten zijn geboekt. Geweld vormt een ernstige aantasting van een
veilig klimaat in de publieke ruimte. Een groot deel van deze
criminaliteit is toe te schrijven aan een relatief kleine groep
personen. 

Het kabinet heeft er daarom voor gekozen om, naast de al ingezette
preventieve maatregelen van het actieplan, in te zetten op een
dadergerichte aanpak van zowel risicogroepen als geweldplegers. 

Daarom is medio 2008 het Programma Geweld gestart. Dit programma richt
zich, tijdens deze kabinetsperiode, op vier pijlers: recidiverende
geweldsplegers, risicogroepen, sociale arena’s en risicofactoren.

Ten aanzien van preventie van geweld is de afgelopen jaren al veel
gebeurd. Het Actieplan tegen geweld bevatte maatregelen gericht op het
tegengaan van geweld in wijken, het verkeer, het openbaar vervoer, bij
het uitgaan, tijdens sport, op het werk, op school en tijdens
vrijetijdsbesteding. Afgezien van de laatste categorie, waar geen
zinvolle activiteiten mogelijk bleken, zijn de maatregelen in deze
domeinen grotendeels uitgevoerd. Onder meer heeft dit geleid tot het
opstellen en uitvoeren van het Actieplan overlast en verloedering en het
Programma veilige publieke taak. Maatregelen uit het Aanvalsplan sociale
veiligheid openbaar vervoer zijn uitgevoerd en geëvalueerd en de
mogelijkheden voor de aanpak van agressie in het verkeer zijn
geanalyseerd. Best practices gericht tegen discriminatie in het
uitgaansleven zijn ontwikkeld, het Masterplan Arbitrage in de sport is
opgesteld, de methode ‘Hooligans in Beeld’ is landelijk ingevoerd.
Voor het terugdringen van geweld op de werkvloer en op scholen zijn
verschillende maatregelen in uitvoering. De komende jaren concentreren
de maatregelen gericht op sociale arena’s zich op het versterken van
geweldloos conflictoplossend vermogen, versterking weerbaarheid en het
doorbreken van een cultuur van afzijdigheid. Dit krijgt gestalte in
projecten met gedragscodes en diverse soorten van bemiddeling in buurten
en op scholen. 

De afgelopen jaren is ook al veel gebeurd om risicofactoren voor
agressief gedrag (alcohol, wapenbezit en schadelijke geweldsbeelden) in
te perken. Tijdens de uitvoering van het Actieplan tegen Geweld zijn
pilots uitgevoerd waarbij geregistreerd is op alcoholgebruik bij
geweldsdelicten. De Tweede Kamer wordt op korte termijn separaat over de
resultaten in het derde kwartaal van 2008 geïnformeerd. 

Vanuit de persoonsgerichte aanpak in het Programma Geweld zal de komende
jaren ingezet worden op effectieve justitiële interventies, die
ingrijpen in het alcoholgebruik van zowel jongeren als volwassenen. Ten
aanzien van de bescherming van jongeren tegen de confrontatie met
schadelijk beeldmateriaal zijn nagenoeg alle maatregelen uit het
Actieplan tegen Geweld uitgevoerd. Het Programma Geweld richt zich
vooral op terreinen waar deze bescherming verbetering behoeft, zoals op
internet en aan het einde van de distributieketen. Ten aanzien van de
risicofactor wapenbezit is in 2007 een bewustwordingscampagne gehouden
om jongeren te wijzen op de risico’s van wapens. Ook zijn checklisten
ontwikkeld voor een effectieve preventieve aanpak van wapenbezit op
scholen en in de horeca. In het Programma Geweld wordt ingezet op
versterking van de lokale samenwerking bij de aanpak van wapens. 

De derde en vierde pijlers uit het Programma Geweld zijn gericht op de
persoonsgerichte aanpak van respectievelijk risicogroepen en
recidiverende geweldplegers. Om een daadwerkelijke daling van het aantal
geweldsdelicten te realiseren, is een combinatie van preventieve en
repressieve interventies noodzakelijk. Deze nieuwe aanpak krijgt de
komende maanden vorm.

4.1.2 		Huiselijk geweld							

					

Op 1 september 2008 is het nieuwe Plan van aanpak Huiselijk geweld ‘De
volgende fase’ voor de periode tot 2011 aan Uw Kamer aangeboden. ‘De
volgende fase’ bouwt voort op de resultaten van het vorige programma
Privé Geweld – Publieke Zaak. Hoewel er al veel is bereikt, is ook
steeds duidelijker geworden dat het bij geweld in de privé-sfeer nog
steeds gaat om een van de omvangrijkste geweldsvormen in onze
samenleving. Bij de vernieuwde landelijke aanpak van huiselijk geweld
werken zes ministeries samen, alsmede het OM, de politie, de
reclassering en de VNG, onder coördinatie van het ministerie van
Justitie.

Het nieuwe plan telt 23 actiepunten om huiselijk geweld te bestrijden.
Zo loopt op dit moment een landelijk onderzoek naar de omvang van
huiselijk geweld, de kenmerken en de hulpbehoefte van slachtoffers én
daders. Ook komt er een landelijke Modelaanpak voor huiselijk geweld.

De strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld wordt aangescherpt. Doel
is het aantal aangiften te laten toenemen tot 45 procent van alle door
de politie geregistreerde incidenten in 2011 (38 procent in 2006) en het
percentage aanhoudingen te verhogen tot 70 procent in 2011 (64 procent
in 2006). Deze intensivering vergroot de mogelijkheid om plegers van
huiselijk geweld te vervolgen. Daarbij past de doelstelling dat de
reclassering eind 2008 een sluitend reclasseringsaanbod zal hebben voor
alle huiselijk geweldzaken in strafrechtelijk kader. Een en ander heeft
als doel de recidive onder plegers van huiselijk geweld te verminderen
tot 25 procent in 2011 (dit was ruim 30 procent 2006). 

Op 1 augustus 2008 is de nieuwe OM-aanwijzing Huiselijk geweld van
kracht geworden. Deze aanwijzing stelt regels over de opsporing en
vervolging van huiselijk geweld. Daarbij worden randvoorwaarden
geformuleerd voor onder andere de invulling van lokale samenwerking
tussen politie, OM en reclassering.

De periode tot 2011 zal voorts in het teken staan van de invoering van
het huisverbod. Het Wetsvoorstel tijdelijk huisverbod is 7 oktober 2008
in de Eerste Kamer aangenomen, waarna de wet per 1 januari 2009 in
werking zal treden. Verder zal in de periode tot 2011 het actieplan
Kinderen veilig thuis worden uitgevoerd. In dit plan van de minister van
Jeugd & Gezin wordt de nadruk gelegd op:

voorkomen dat ouders hun kinderen mishandelen;

signaleren van kindermishandeling;

stoppen van de mishandeling;

beperken van de schadelijke gevolgen van de mishandeling. 

Ook bij deze aanpak zal meer aandacht voor de strafrechtelijke
vervolging komen, via een aparte aanwijzing voor de opsporing en
vervolging van kindermishandeling.

De maatregelen in het kader van opvang en hulpverlening aan slachtoffers
van huiselijk geweld zijn al eerder gepresenteerd in het kader van de
beleidsbrief ‘Beschermd en weerbaar, intensivering van de opvang en
hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties’ van de staatssecretaris
van VWS. 

4.1.3 		Eergerelateerd geweld						

Op 27 juni 2008 is de vierde voortgangsrapportage van het Programma
Eergerelateerd Geweld aan Uw Kamer aangeboden. In deze vierde
voortgangsrapportage zijn de resultaten gemeld waaraan in de afgelopen
rapportageperiode is gewerkt. Zo is bij de politie eergerelateerd geweld
een vast onderdeel van de opleiding aan de politieacademie geworden,
komt er opvang voor mannen en zijn de eerste stappen gezet naar
internationale samenwerking. De aanpak van eergerelateerd geweld wordt
zo steeds beter zichtbaar. 

De afgelopen rapportageperiode laat de ontwikkeling van de
programmatische werkwijze zien. Vanuit de eerste fase, waarin het
programma is opgestart, waarin draagvlak is verkregen bij diverse
beroepsgroepen en waarin tal van maatregelen zijn ontworpen en
ontwikkeld, ligt de nadruk in de huidige fase op verdere ontwikkeling
van 

maatregelen én op de implementatie van maatregelen die tot stand zijn
gebracht. In 2009 richt de aanpak zich op verdere implementatie en
borging, waarna in 2010 borging, afronding en evaluatie centraal staan.
Dat betekent dat in de huidige fase daarnaast andere organisaties dan
die van het Programma de aanpak dragen. Voor het Programma betekent dit
dat de nadruk op procesregie ligt. Het Programma richt zich daarbij op
die maatregelen die op landelijk niveau genomen moeten worden en
waarvoor het initiatief bij de rijksoverheid ligt. 

4.2 		De aanpak van diefstal						

4.2.1 		Vermogenscriminaliteit	

Specifieke aandacht gaat uit naar de aanpak van inbraken in woningen en
bedrijven. Met het oog hierop stellen de regionale politiekorpsen vanaf
2008 tot en met 2011 jaarlijks 125 forensisch assistenten aan. Deze 500
forensisch assistenten gaan sporenonderzoek doen op alle standaard
plaatsen delict. De inzet van extra forensisch assistenten moet het
ophelderingspercentage verbeteren met 15 procent in 2010 ten opzichte
van 2007. Per 1 mei 2008 hadden de regiokorpsen al 112 forensisch
assistenten aangesteld. Hiermee is de doelstelling voor 2008 (125 fte)
vrijwel bereikt. 

					

4.2.2 		Fietsdiefstal 

Het kabinet wil dat het aantal fietsdiefstallen in 2010 met 100.000 is
teruggedrongen ten opzichte van 2006. In dat jaar werden ruim 750.000
fietsen gestolen. Slechts in 120.000 gevallen werd aangifte gedaan bij
de politie. 

Begin 2008 is het landelijke fietsenregister in gebruik genomen en
ondergebracht bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. In dit register
staan alle nieuw-verkochte fietsen sinds januari 2006. Alle
politiekorpsen hebben een automatische koppeling met het register, zodat
de aangifte van een gestolen fiets vanzelf in het register komt te
staan. Iedereen die een tweedehands fiets koopt, kan in het register
nagaan of deze fiets gestolen is. Ook kunnen teruggevonden fietsen nu
eenvoudiger worden terugbezorgd bij de eigenaar. Om het makkelijk te
maken om framenummer en merk of chipnummer te noteren en te bewaren, kan
iedereen op   HYPERLINK "http://www.fietsdiefstal.nl" 
www.fietsdiefstal.nl   zijn persoonlijke fietspaspoort invullen. Op die
manier zijn die gegevens altijd bij de hand om aangifte te doen na
diefstal. Aangifte doen kan ook eenvoudig via internet. 

In maart 2008 is, mede door de VNG, het Centrum Fietsdiefstal opgericht
om gemeenten en partners te helpen bij het bestrijden van fietsdiefstal.
Het centrum heeft als doel om de gezamenlijke kennis en expertise te
borgen, te delen en actief uit te dragen. Zo kan het Centrum
Fietsdiefstal informatie leveren over algemene procedures, werkwijzen,
maar ook best practices aanreiken.

Op 10 juli 2008 is het Plan van Aanpak Fietsdiefstal 2008-2010 aan Uw
Kamer gezonden.   Dit plan bevat een serie maatregelen om fietsdiefstal
verder terug te dringen. Het draagvlak voor het plan is groot: op 4 juni
2008 ondertekenden alle twaalf betrokken partijen (politie,
VNG/gemeenten, Rijksdienst voor het Wegverkeer, Openbaar Ministerie,
RAI-vereniging, ANWB, Stichting ART, BOVAG, Stichting Aanpak
Voertuigcriminaliteit, Verzekeringsmaatschappijen, Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid en de Fietsersbond) een convenant
waarin zij hun medewerking aan het Plan van Aanpak toezegden. Op
diezelfde datum gaf de minister van BZK het startschot voor de
landelijke voorlichtingscampagne tegen fietsdiefstal.

In het Plan van Aanpak Fietsdiefstal staat ook dat alle nieuwe fietsen
over twee jaar een uniek framenummer moeten hebben. Op 9 juli 2008 is de
Tweede Kamer hierover geïnformeerd door de minister van BZK en de
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het invoeren van verplichte
framenummers bij nieuwe fietsen is een belangrijk middel om
fietsdiefstal tegen te gaan. Een framenummer, in combinatie met de
anti-diefstalchip, vergemakkelijkt de identificatie van (gestolen)
fietsen. Deze identificatie is essentieel voor een effectieve opsporing
en het terugdringen van de handel in gestolen fietsen.

4.3 		De aanpak van criminaliteit tegen ondernemingen 	

				

Voor de aanpak van criminaliteit in het bedrijfsleven is ingezet op het
zorgvuldig afronden van alle projecten van de actieplannen Veilig
Ondernemen deel I, deel II en het daadkrachtig oppakken van deel III. In
dit laatste actieplan wordt gestart met een project gericht op de sector
bouw, komt er een nieuw convenant winkelcriminaliteit met onder andere
aandacht voor vernielingen en voor het tegengaan van overvallen op
ondernemingen. Ook wordt er een project gestart om vernieling in de
horeca tegen te gaan. Daarnaast is er extra aandacht voor projecten
gericht op het tegengaan van acquisitiefraude (waaronder
advertentiefraude) en andere vormen van financieel-economische
criminaliteit. Het Ministerie van Economische Zaken heeft € 24 mln.
vrijgemaakt voor verbetering van de veiligheid van kleine bedrijven.
Hierover bent u bij brief van 5 juni 2008 geïnformeerd.

Alle acties uit de Plannen van Aanpak uit de AVO’s I en II zijn
afgerond dan wel worden op dit moment uitgevoerd. De maatregelen uit AVO
III zijn gestart.

Winkeliers zijn vaker slachtoffer van criminaliteit dan ondernemers in
enige andere sector. Ook blijft het niveau van winkelcriminaliteit in
Nederland hoog. De hieruit voortvloeiende schade en het bijkomende
menselijk leed zijn groot. Vooral het absolute aantal diefstallen, al
dan niet door mobiele bendes, blijft zorgen baren, evenals de recente
toename (na een langdurige periode van daling) van het aantal
overvallen. Deze stijging van de overvallen op winkels wordt ook
geconstateerd door het Platform Detailhandel Nederland. De
aangiftebereidheid vanuit de detailhandel en de opvolging van gedane
aangiftes vergt daarbij voortdurende aandacht. Daarom hebben de
rijksoverheid en de detailhandel gezamenlijk een Convenant Aanpak
Winkelcriminaliteit deel 3 voorbereid, waarvan ondertekening binnenkort
is voorzien. Met dit nieuwe convenant wordt beoogd om het
slachtofferschap van winkelcriminaliteit terug te dringen met minimaal
30 procent in 2010 gemeten ten opzichte van 2004. Hiermee wordt de
doelstelling van het Convenant Aanpak Winkelcriminaliteit deel 2 met 50
procent verzwaard. 

Om tot voornoemde reductie te komen zijn zeven projecten aangewezen, te
weten de aanpak van overvallen en ramkraken, winkeldiefstal, vernieling
in/om de winkel en heling, de ontwikkeling van een waarschuwingsregister
en van een databank winkelcriminaliteit, en het stimuleren van
winkelstraatmanagement. Aan elk project wordt een projectleider
toegewezen van een van de betrokken partijen. Ten behoeve van de
financiering van de ontwikkeling van een waarschuwingsregister en een
databank winkelcriminaliteit investeert het Platform Detailhandel
Nederland € 1,2 mln. en draagt. Justitie € 1 mln. bij. 

Bouwend Nederland stelt, samen met andere partijen binnen een AVO III
project, een handreiking op die de veiligheid in de bouw verder zal
vergroten. Deze handreiking bevat onder meer de aanpak van criminaliteit
op bouwplaatsen.

Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heeft in samenwerking met onder
andere de Centrale Vereniging van de Ambulante handel binnen een AVO III
project een handleiding uitgebracht met maatregelen tegen criminaliteit
op de markt, Veilig op de markt. Hierin worden maatregelen tegen
diefstal, interne criminaliteit, overvallen en vals geld beschreven. 

Samen met de Koninklijke Horeca Nederland worden dit jaar nog
maatregelen in beeld gebracht die nodig zijn om de vernieling in en rond
de horeca te reduceren.

Keurmerk Veilig Ondernemen 

Uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van EZ is gebleken dat
publiek-private samenwerking als het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)
gezien wordt als het meest succesvolle instrument ter bestrijding van
criminaliteit tegen ondernemingen. De doelstelling voor 2008 is om 75
KVO-bedrijventerreinen en 50 KVO-winkelcentra te realiseren. Gezien
het grote aantal aanvragen is door het Ministerie van BZK 350.000 euro
beschikbaar gesteld om de begeleiding van 25 extra
KVO-bedrijventerreinen in 2008 mogelijk te maken. Voor de periode
2009-2010 zal dit Ministerie de procesbegeleiding van KVO trajecten
continueren en intensiveren met 2 miljoen euro per jaar. De borging
(hercertificering) zal daarbij centraal staan. Momenteel investeert het
Ministerie van BZK één miljoen euro per jaar in de procesbegeleiding
van 100 nieuwe KVO-trajecten. Met deze intensivering naar twee miljoen
euro per jaar is naast een continuering van 100 nieuwe KVO’s per jaar
ook een hercertificering van respectievelijk 160 (2009) en 200 (in 2010)
KVO’s voorzien. De borging van het keurmerk krijgt hiermee een
belangrijke impuls.

4.4	 	De aanpak van overlast en verloedering											

Het Actieplan Overlast en verloedering is door het kabinet op 10 maart
2008 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Actieplan levert een bijdrage
aan het kabinetsdoel om in 2010 de criminaliteit en overlast met 25
procent te verminderen ten opzichte van 2002. Overlast en verloedering
zijn de afgelopen jaren al met 8 procent gedaald en mensen voelen zich
ook veiliger dan in 2002.

De overige 17 procent zal grotendeels via het Actieplan Overlast en
verloedering gerealiseerd moeten worden. Preventie, bestuurlijke en
strafrechtelijke handhaving en nazorg zijn hierbij sleutelwoorden. De
thema’s zijn: 

overlast door jongeren;

uitgaansoverlast (in relatie tot alcohol- en drugsgebruik);

overlast in de woon- en leefomgeving;

verloedering van fysieke woon- en leefomgeving.

De aanpak van deze thema’s wordt langs drie sporen ingezet:

Versterking instrumentarium: ondersteuning van de lokale partijen met
(wettelijke) instrumenten en een betere verspreiding van de aanwezige
kennis op dit punt.

Versterking van de lokale samenwerking: verbreding en optimalisering van
de samenwerking en stimulering van gemeenten om regie te voeren, gericht
op een evenwichtige sluitende ketenaanpak met de nadruk op preventieve
maatregelen.

Versterking inzet/optreden/zelfoplossend vermogen van burgers:
maatregelen die verband houden met het bevorderen van onderling respect
tussen bewoners in een buurt. 

Op 20 mei 2008 is het Actieplan met de Tweede Kamer besproken. Op dit
moment is de uitvoering van het actieplan volop gaande. Hieronder wordt
over een aantal specifieke thema’s uit het Actieplan gerapporteerd,
onder andere over de voortgang van de invoering van de bestuurlijke
boete en de bestuurlijke strafbeschikking, de wijziging van de Drank- en
Horecawet, de aanpak van de coffeeshopproblematiek en de inzet van de
500 extra wijkagenten.

Het kabinet ondersteunt gemeenten en lokale organisaties bij het
tegengaan van overlast en verloedering. Vooral het effectief aanpakken
van overlast door jongeren, uitgaansoverlast, en overlast en
verloedering van de woon- en leefomgeving vraagt om aanvullende
maatregelen. Daartoe wordt onder andere het bestuurlijk instrumentarium
uitgebreid. Zo is het kabinet voornemens om de regierol van gemeenten
ten aanzien van (integrale) veiligheid wettelijk te verankeren. Deze
zomer is een wetsvoorstel aan de Raad van State verzonden. De Raad heeft
inmiddels een advies gegeven, welke noopt tot heroverweging van (de
inhoud van) het wetsvoorstel. Op dit moment beraadt het kabinet zich op
dit advies. 

Ook komen er diverse handreikingen, formats en andere instrumenten om
gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering. Het Ministerie van BZK
ontwikkelt daartoe een ondersteuningsprogramma voor gemeenten op basis
van bij de gemeenten gepeilde behoefte aan ondersteuning. 

4.4.1 		 Overlast door jongeren

De aanpak van overlast door jongeren is onderdeel van het
kabinetsbeleid, waarbij de positie van Marokkaans-Nederlandse en
Antilliaanse jongeren speciale aandacht heeft. Het kabinet staat een
voortvarende en gezamenlijke aanpak voor die op lokaal niveau vorm en
inhoud krijgt. Het zijn immers de lokale partners die het beste zicht
hebben op de problematiek op lokaal niveau en op de gewenste aanpak. Het
lokale gezag beschikt over instrumenten om de problematiek aan te pakken
en om het lokale gezag meer bevoegdheden te geven heeft het kabinet een
aantal wetsvoorstellen gedaan. Voorts voert het kabinet naar aanleiding
van recente gebeurtenissen overleg met burgemeesters die te maken hebben
met overlast door Marokkaans-Nederlandse jongeren. Het gaat er hierbij
ook om of het huidige instrumentarium en het gebruik daarvan voldoende
zijn en of aanvulling daarop nodig is om de problematiek adequaat aan te
pakken. Ook zullen goede voorbeelden van effectieve aanpak van overlast
en criminaliteit aan de orde komen.

Er wordt gewerkt aan een voorstel om burgemeesters doorzettingsmacht te
geven richting jeugdinstellingen en multiprobleemgezinnen. Het gaat hier
om de mogelijkheid om besluitvorming te forceren indien er meerdere
instellingen betrokken zijn bij een individu of gezin. Ook wordt gekeken
naar de mogelijkheid van gedwongen herhuisvesting. Daarnaast moeten
gemeenten en de betrokken instanties beter gaan samenwerken, zoals dat
bijvoorbeeld gebeurt bij de Veiligheidshuizen. 

Wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige
overlast

Met dit wetsvoorstel krijgen burgemeesters de mogelijkheid mensen die
voortdurend overlast veroorzaken een gebiedsverbod, een groepsverbod
en/of meldingsplicht op te leggen. Met deze maatregelen kunnen ernstige
overlastgevers binnenkort sneller en effectiever aangepakt worden.

De officier van justitie kan – vooruitlopend op het oordeel van de
rechter – een gedragsaanwijzing opleggen. Meer concreet gaat het
hierbij om een gebiedsverbod, een contactverbod, een meldingsplicht of
een aanwijzing zich te doen te begeleiden. De gedragsaanwijzing van de
officier van justitie kan maximaal 90 dagen bedragen. Met betrekking tot
het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige
overlast zal begin november 2008 de nota naar aanleiding van het verslag
door de Ministers van BZK en Justitie aan uw Kamer worden toegezonden.
Afhankelijk van de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede en
Eerste Kamer, kunnen deze maatregelen op korte termijn worden ingezet.

Bestuurlijke boete en strafbeschikking overlast in de openbare ruimte

De wet bestuurlijke boete in de openbare ruimte is op 18 december 2007
door de Eerste Kamer aangenomen en gepubliceerd in het Staatsblad. Het
besluit bestuurlijke boete is in consultatie geweest en op 15 augustus
2008 naar de Eerste en Tweede Kamer verstuurd in het kader van de
voorhangprocedure. Daarna volgt advies Raad van State. Inwerkingtreding
is voorzien per 1 januari 2009. 

In het kader van de bestrijding van overlastgevende gedragingen krijgen
de vier grote steden (G4) per 1 januari 2009 de mogelijkheid te starten
met het opleggen van strafbeschikkingen. Daarnaast kunnen alle gemeenten
die daarvoor in aanmerking (willen) komen een vergoeding krijgen voor
elke transactie, straf- of Mulderbeschikking die binnen het feitenbereik
van de daarmee samenhangende vergoedingsregeling valt. Vanaf 2010
krijgen vervolgens alle gemeenten de mogelijkheid om met de
strafbeschikking aan de slag te gaan. Nadere informatie staat op de
website   HYPERLINK "http://www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl" 
www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl .

In het najaar van 2008 organiseert het Servicecentrum Handhaving namens
de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties vier regionale voorlichtingsbijeenkomsten over beide
instrumenten. Nadere informatie staat op de website   HYPERLINK
"http://www.servicecentrumhandhaving.nl" 
www.servicecentrumhandhaving.nl .

4.4.2 		Uitgaansoverlast

Wijziging Drank- en Horecawet

Om ervoor te zorgen dat alcohol minder makkelijk verkrijgbaar is voor
jongeren, is er strenger toezicht nodig op het verbod op verkoop aan
minderjarigen. Het toezicht op de Drank- en Horecawet (waaronder de
leeftijdsgrenzen) wordt in 2010 overgeheveld naar gemeenten. Dit gebeurt
door een wetswijziging, waarvoor een voorstel in het voorjaar van 2009
naar de Tweede Kamer gaat. Vooruitlopend hierop zijn vijftien (regio’s
van) gemeenten aan het proefdraaien met dit toezicht. Daarbij vindt
intensieve controle op de leeftijdsgrenzen plaats.

BOA-insigne

Het BOA-insigne is ingevoerd. Met het BOA-insigne kunnen Buitengewoon
Opsporingsambtenaren duidelijker optreden als gezagsdrager.

Coffeeshops

Ten aanzien van de coffeeshops zijn in het Coalitieakkoord en het
daaruit voortvloeiende Beleidsprogramma de volgende afspraken gemaakt:

afstandscriterium scholen: uiterlijk in 2011 moeten alle gemeenten een
minimale afstand tussen scholen en coffeeshops als criterium vaststellen
en toepassen. 

handhaving AHOJ-G-criteria: bij overtredingen dienen coffeeshops zonder
pardon gesloten te worden.

grensstreekproblematiek: coffeeshops in de grensstreek worden
tegengegaan. 

Op deze onderdelen hebben zich sinds de laatste rapportage de volgende
ontwikkelingen voorgedaan:

Afstandscriterium scholen

Op dit moment beschikken 85 van de 106 gemeenten met één of meer
coffeeshops over een afstandscriterium (veelal 250 meter). Dit is een
vooruitgang van 3 procentpunt ten opzichte van 2007. De VNG en de
ministers van Justitie en van BZK hebben ten behoeve van de uitwerking
van het bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten overeenstemming bereikt
over de invulling van de afspraak in het Beleidsprogramma. Afgesproken
is dat alle gemeenten in 2011 een afstandscriterium van minimaal 250
meter met betrekking tot scholen hanteren dan wel andere
drempelverhogende maatregelen treffen. In een jaarlijkse rapportage van
de VNG wordt vermeld hoeveel gemeenten deze grens van 250 meter hanteren
en hoeveel gemeenten niet, waarbij aangegeven is waarom dit niet
haalbaar is of welke andere maatregelen genomen zijn.

Handhaving AHOJ-G-criteria

Om te bepalen of aanscherping van het huidige beleid, binnen de kaders
van het bestuursrecht, nodig is, dient beter zicht verkregen te worden
op de feitelijke praktijk van de handhaving van de AHOJ-G-criteria. Met
het oog hierop wordt in het najaar van 2008 aanvullend
coffeeshoponderzoek afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt
daarna met gemeenten en OM bezien of, en zo ja op welke wijze de
aanscherping verder vormgegeven kan worden. Inzet daarbij is om vanaf
2009 te kunnen monitoren wat het effect is van deze beleidsdoelstelling.

Afstand tot de grens

Bekend is dat de gemeenten Maastricht en Terneuzen de enige
grensgemeenten in Nederland zijn die plannen hebben om coffeeshops uit
het centrum van de stad naar meer perifere locaties te verplaatsen.
Terneuzen heeft aan zijn voornemen om coffeeshops uit te plaatsen nog
geen concreet gevolg gegeven. Maastricht heeft het voornemen om, in
samenspraak met omliggende gemeenten, in 2009 te starten met de
verplaatsing van 7 coffeeshops uit de binnenstad naar meer perifere
locaties. Het kabinet onderhoudt contact met beide genoemde gemeenten,
alsmede de Belgische autoriteiten over de eventuele overlast die
mogelijke verplaatsing met zich zou kunnen brengen.

4.4.3 		Overlast en verloedering in de fysieke woon- en leefomgeving

Onrechtmatige bewoning aangepakt

De mogelijkheden om onrechtmatige bewoning en huisjesmelkerij aan te
pakken worden verruimd. Hiertoe wordt in de Huisvestingswet een
bestuurlijke boete geïntroduceerd. Een wetsvoorstel hiertoe is in
augustus dit jaar bij de Tweede Kamer ingediend.

Tegengaan verloedering particuliere woningen

Om te voorkomen dat in wijken na enige tijd opnieuw verval optreedt in
de kwaliteit van woningen in bezit van meerdere kleine Verenigingen van
Eigenaren, zal mogelijk worden gemaakt dat de gemeente in de Vereniging
voorstellen kan doen ter verbetering van het onderhoud en / of het
activeren van de vereniging. Indien het uitblijven van een
onderhoudsplan ten koste gaat van de leefbaarheid zal de gemeente de
Vereniging ook tot een onderhoudsplan moeten kunnen verplichten. Een
wetsvoorstel hiertoe zal nog dit jaar worden ingediend.

500 extra wijkagenten

Een van de maatregelen waarmee het kabinet de overlast en verloedering
in de fysieke woonomgeving wil tegengaan is de inzet van 500 extra
wijkagenten. Deze 500 wijkagenten worden verdeeld over de korpsen, door
middel van het reguliere budgetverdeelsysteem. De nulsituatie is
inzichtelijk gemaakt: op 31 december 2007 waren er 2.635 wijkagenten.
Een eerste inzicht in de toename van het aantal wijkagenten is in mei
2009 bekend. In 2009 zullen er 125 wijkagenten bijkomen. Op 31 december
2011 wordt bepaald of de toename van 500 wijkagenten gerealiseerd is.
Over de toename van het aantal wijkagenten wordt de Tweede Kamer
jaarlijks geïnformeerd via het Jaarverslag Nederlandse Politie. Bij de
jaarlijkse monitoring zal de minister van BZK als richtgetal een
gemiddelde toename van de gehele politie van 125 wijkagenten per jaar
hanteren. Tussentijds zullen de korpsen in het jaarverslag rapporteren
over de feitelijke bezetting en numerieke groei. 

Burgernet

Via Burgernet wil het kabinet burgers betrekken bij de versterking van
de veiligheid van hun leefomgeving. De start van de pilots burgernet
(vijf regiokorpsen en in totaal negen gemeenten) is vertraagd in verband
met het niet tijdig gereed zijn van het burgernetsysteem. Dit heeft
gevolgen voor de planning. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.
Met de leverancier zijn nadere afspraken gemaakt over de oplevering . De
pilots zullen naar verwachting van start gaan op 1 november 2008 en op 1
mei 2009 eindigen. Naar verwachting is de evaluatie van de pilots medio
2009 afgerond, waarna in de tweede helft van 2009 besluitvorming over
landelijke uitrol plaatsvindt. De landelijke uitrol bestrijkt ongeveer
anderhalf jaar en is begin 2011 gereed. De Tweede Kamer zal binnenkort
over de nieuwe planning worden geïnformeerd. 

Illegaliteit

In de brief van 20 juni 2008 bent u geïnformeerd over het
WODC-onderzoek waarin oorzaken, gevolgen en achtergronden van
illegaliteit in beeld worden gebracht. Het WODC is verzocht om in het
onderzoek zowel aandacht te besteden aan overlast voor de samenleving
door illegaal verblijvenden als aan maatschappelijk onaanvaardbare
situaties, zoals uitbuiting van illegalen. Het onderzoek richt zich ook
op de minderjarigen die zich illegaal in gemeenten ophouden. In dat
kader zal zorgvuldig worden gekeken naar de problemen van minderjarigen
die onder het beleid voor Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen
vallen.

4.4.4 		Verantwoording over de motie-Weekers 

In de motie-Weekers is gevraagd om een grotere inspanning bij de aanpak
van de illegale cannabisteelt en verkoop van cannabis. In het navolgende
wordt Uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van
deze motie.

 

Doelstelling 

Het intensief en effectief tegengaan van illegale cannabisteelt en de
illegale verkoop van cannabis is te realiseren door:

beter inzicht in het verschijnsel illegale cannabisteelt, gebaseerd op
gedegen onderzoek en registratie;

meer gemeenten en regio’s gaan aan de slag met de integrale aanpak van
de cannabisteelt;

een kwalitatieve verdiepingsslag bij de integrale aanpak van de illegale
cannabisteelt;

meer opsporingsonderzoeken naar criminele netwerken die actief zijn in
de cannabisbranche en ‘slimmer’ werken, onder meer door het
toepassen van gecombineerde interventiestrategieën en methoden van
integrale handhaving;

meer specifieke aandacht voor facilitatoren van de teelt, growshops. 

Beleidsimpulsen

Bij de integrale aanpak van de cannabisteelt werken veel gemeenten al
intensief samen met partijen als politie, OM, woningbouwcorporaties en
energiebedrijven; politie en justitie richten zich meer op de
betrokkenheid van criminele organisaties.

Met de zogeheten Cannabisbrief en de notitie ‘Integrale aanpak
hennepteelt’ is de aanpak van de cannabisproblematiek de laatste jaren
geïntensiveerd. 

Met de notitie ‘Integrale aanpak hennepteelt’ beoogt het kabinet om
de problematiek door een kwalitatieve verdiepingsslag ‘slimmer’- en
daarmee ‘effectiever’- aan te pakken. Enerzijds wordt gestreefd naar
meer kennis en expertise over de aard en omvang van de problematiek, de
mogelijk in te zetten instrumenten en hun effectiviteit; anderzijds
worden de opgedane ervaringen en ‘best practices’ breed verspreid en
toegankelijk gemaakt. Als kwantitatieve doelstelling geldt dat méér
gemeenten en regio’s aan de slag gaan met de aanpak van de hennepteelt
en uitbreiding van de aanwezige expertise. 

Via twee sporen worden deze beleidsimpulsen nader uitgewerkt:

Spoor 1	Bestrijding van de overlast die aan de hennepteeltproblematiek
is gerelateerd

De notitie ‘Integrale aanpak hennepteelt’ biedt een kader voor een
krachtige, integrale aanpak van de hennepteelt, met inzet van
bestuurlijke, strafrechtelijke en civiele maatregelen in samenhang. Deze
aanpak richt zich allereerst op het tegengaan van de directe overlast
van de teelt, zoals burgers die ervaren. Verder worden de illegale en
ongewenste praktijken die met de hennepteelt gepaard gaan, zoals
diefstal van elektriciteit, belastingontduiking, uitkeringsfraude, de
aantasting van woonruimte en brandgevaar, krachtig bestreden. 

De aanpak vergt gecoördineerde samenwerking tussen gemeente, politie en
OM, alsmede met organisaties als woningbouwcorporaties, de sociale
dienst, de belastingdienst, verzekeringsmaatschappijen en
energiebedrijven. 

Om deze integrale aanpak nadrukkelijk onder de aandacht te brengen bij
de betrokken instanties, zijn veel initiatieven genomen. Zo is op de
werkconferentie drugsbeleid ‘Lokale en centrale partners
versterkt’de notitie ‘Integrale aanpak hennepteelt’ gepresenteerd.
Er is een voorbeeldconvenant opgesteld, dat gemeenten helpt bij het
opstarten van een integrale aanpak. De Ministeries van BZK en Justitie
hebben samen met de VNG en het CCV de landelijke werkconferentie
‘Samen tegen hennep’ georganiseerd. 

Het College van Procureurs-generaal heeft de notitie ‘Integrale aanpak
hennepteelt’ onder de aandacht van het OM gebracht. Gewezen is op het
feit dat politie en - OM méér capaciteit kunnen aanwenden voor
specifiek onderzoek naar de achterliggende criminele organisaties die
betrokken zijn bij de hennepteelt. Ook is aandacht gevraagd voor de
integrale doorlichting van growshops, zoals uitgevoerd in Rotterdam.
Sinds medio 2006 voeren de Ministeries van BZK en Justitie structureel
overleg met betrokken koepelorganisaties.

Het voorbeeldconvenant is beschikbaar via de website   HYPERLINK
"http://www.hetccv.nl"  www.hetccv.nl . Ook beschikt het CCV over lokale
draaiboeken, waarin de werkafspraken uit het convenant verder worden
uitgewerkt. Gemeenten kunnen deze bij het CCV opvragen. De website bevat
ook voorbeelden van voorlichtingsmateriaal voor burgers. 

TNO heeft in 2007 onderzoek gedaan naar alternatieven voor de kostbare
ontmanteling van cannabisplantages, zoals chemische, organische en
bio-herbiciden (schimmels, virussen, bacteriën, insecten). Hoewel de
meeste middelen de planten doden, zijn er ook negatieve neveneffecten,
waardoor ze niet toepasbaar blijken in de praktijk. 

Uit onderzoek (o.a. het rapport ‘Harde aanpak, hete zomers’) blijkt
dat het nog ontbreekt aan eenduidige en structurele registratie van
gegevens. Dit knelpunt wordt nu uitgewerkt in het kader van de aanpak
van de georganiseerde misdaad. Het onderzoek ‘Harde aanpak, hete
zomer’ laat zien dat de integrale aanpak aanslaat. In alle 25
politieregio’s bestaan inmiddels op districts- of gemeenteniveau
convenanten over de aanpak van hennepkwekerijen. Ontmantelingen verlopen
gestructureerd en steeds meer routinematig. Kwekerijen die een direct
gevaar opleveren worden meteen ontmanteld. Overige ontmantelingen vinden
ad hoc plaats, bijvoorbeeld op ‘rooidagen’, waarbij meerdere
kwekerijen op één dag worden aangepakt. Volgens dit rapport zijn er
zowel in 2005 als in 2006 ongeveer 6000 ontmantelingen uitgevoerd. In
beide jaren werden circa 2,7 miljoen planten (inclusief stekken) in
beslag genomen. Uit de politiecijfers blijkt dat deze stabilisering zich
ook in 2007 heeft voortgezet. 

Spoor 2        	 Aanpak criminele organisaties cannabisbranche

Bij de integrale aanpak van de cannabisteelt werken veel gemeenten al
intensief samen met politie, OM, woningbouwcorporaties en
energiebedrijven; politie en justitie richten hun aandacht op de
betrokkenheid van criminele organisaties. Onder regie van het OM is
begin 2006 een pilot ‘Hennepteelt en georganiseerde
criminaliteit’uitgevoerd in een aantal zuidelijke politieregio’s.
Doel was beter zicht te krijgen op de rol van criminele organisaties bij
de hennepteelt, onder meer door expertmeetings en analyse van diverse
cannabisgerelateerde (politie)onderzoeken. Het WODC-rapport ‘Wereld
achter de wietteelt’ gaat in op de vraag of er sprake is van
aansturing en financiering van de bedrijfsmatige wietteelt, wat daarvan
de context is en welke lacunes worden ervaren in de bestaande aanpak.
Pilot en onderzoek moeten uiteindelijk leiden tot een effectieve
interventiestrategie, waarmee criminele organisaties krachtiger kunnen
worden aangepakt. 

Op 17 januari 2007 organiseerden de Ministeries van BZK en Justitie een
expertmeeting 'Aanpak growshops'. Zowel de bestuursrechtelijke als de
strafrechtelijke mogelijkheden om growshops aan te pakken kwamen hierbij
aan bod. In de programmatische aanpak georganiseerde hennepteelt komt
expliciet aandacht voor de bestrijding van growshops en andere
gelegenheidsstructuren. Daarnaast is in november 2007 de motie-Van
Haersma Buma c.s. aangenomen, die vraagt om een verbod van growshops. Op
dit moment werkt het Ministerie van Justitie aan een wetswijziging
daartoe. 

Op 1 november 2007 trad het gewijzigde artikel 13b Opiumwet, dat de
burgemeester een ruimere bevoegdheid geeft om panden te sluiten waarin
drugs worden verhandeld, in werking. Om deze voorziening voor de
praktijk goed toepasbaar te maken, hebben de Ministeries van BZK en
Justitie, samen met het CCV en een aantal steden, een
voorbeeld-handhavingsarrangement en -stappenplan opgesteld. Deze bieden
gemeenten de benodigde ondersteuning bij optreden op basis van artikel
13b Opiumwet.

Met ingang van 1 januari 2007 is de OM-richtlijn over het
afficheringsverbod van coffeeshops nader toegespitst op affichering via
internet. Handhaving van het afficheringsverbod is primair een
aangelegenheid van lokale parketten, omdat de affichering in de meeste
gevallen te maken heeft met coffeeshops. In het driehoeksoverleg kan het
OM specifiek vragen aandacht te besteden aan het adverteren op internet,
bij de aanvraag van nieuwe vergunningen of de herziening van bestaande.
Het beleid ten aanzien van affichering door coffeeshops op het internet
wordt in de lokale driehoek besproken en vastgesteld. Daarmee wordt het
afficheringsverbod bestuurlijk gefundeerd in het vergunningenbeleid, wat
ook bestuursrechtelijke handhaving mogelijk maakt. Het expliciet tonen
van of verwijzen naar prijslijsten voor softdrugs en het tonen van een
opsomming en/of beschrijving van producten en/of afbeeldingen - ook via
internet - is strafbaar ingevolge artikel 3b Opiumwet. Dit biedt de
grond om proces-verbaal op te maken en tot vervolging over te gaan.
Hierdoor wordt het mogelijk om het via internet 'lokken' van
(buitenlandse) klanten voor Nederlandse coffeeshops aan te pakken. 

Het CCV heeft een praktische handreiking voor gemeenten en andere lokale
partijen ontwikkeld met uitleg over de mogelijkheden voor integrale
bestuurlijke handhaving. Deze ‘Wegwijzer’ biedt tal van praktische
aanknopingspunten voor het lokale bestuur om op te treden tegen diverse
criminele praktijken (zoals hennepteelt, drugshandel, coffee- en
growshops). Verder bevat ze op de praktijk gerichte casusbeschrijvingen,
die een goed handvat bieden voor het ontwikkelen van een lokale aanpak.
Een uitgebreid zoeksysteem maakt het mogelijk informatie te vinden op
verschillende niveaus. De Wegwijzer staat op de website   HYPERLINK
"http://www.hetccv.nl"  www.bestuurlijkhandhaven.nl . Eind 2008 volgt
daar een overzicht van maatregelen die het lokale bestuur kan inzetten
bij het voorkomen en bestrijden van hennepteelt.

Afspraken met de Belgische ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken
moeten leiden tot een verdere (gemeenschappelijke) vaststelling van
prioriteiten op basis van de beschikbare criminaliteitsgegevens.
Bestaande samenwerkingsverbanden worden nader afgestemd en
geïntensiveerd. Het Euregionaal ‘Veiligheidsplan’ sluit aan bij de
al lopende activiteiten van het Bureau Euregionale Samenwerking (BES)
van de parketten Maastricht en Roermond en zijn Belgische en Duitse
counterparts. Op een strategische conferentie met vertegenwoordigers van
politie, OM en bestuur uit Nederland, België en Duitsland is
‘drugs’ tot één van de prioriteiten benoemd. De bevoegde
autoriteiten van de drie landen werken de daar gemaakte operationele
afspraken nader uit. Deze afspraken passen ook in het kader van de
bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad, zoals hierna
beschreven in paragraaf 4.6.1.1

4.5 		Persoonsgerichte aanpak van risicojongeren en recidivisten	

4.5.1 		Jeugdcriminaliteit				

Het doel is om de recidive onder jongeren te laten dalen met 10
procentpunt. Hiervoor is het programma Aanpak jeugdcriminaliteit
ingericht. Dit programma omvat verschillende maatregelen om dit doel te
bereiken. De maatregelen zijn ondergebracht in vier projecten:
vroegtijdig ingrijpen, persoonsgerichte aanpak, snelle en consequente
jeugdketen en passende nazorg. 

4.5.1.1	 	Vroegtijdig ingrijpen

Vroegtijdig signaleren van probleemgedrag en een daarop volgende snelle
en gerichte interventie is van groot belang. Uit divers wetenschappelijk
onderzoek blijkt dat de kans op gedragsverandering het grootst is indien
vroegtijdig wordt ingegrepen. 

Daarom wordt allereerst ingezet op de registratie van de zogenaamde
12-min verdachten om beter inzicht te krijgen in de omvang van de groep,
sneller gerichte begeleiding te kunnen realiseren en een dossier per
jongere te kunnen opbouwen. Uit onderzoek is gebleken dat de registratie
beter kan. De registratie moet in 2009 op orde worden gebracht. De
Nederlandse politie is gevraagd een voorstel tot verbetering te doen,
zowel voor de korte als voor de lange termijn. 

Ook komt er een signaleringsinstrument voor 12-minners, met als doel
risicovol gedrag bij 12-minners te signaleren. Als er sprake is van een
risico, vindt doorverwijzing plaats naar Bureau Jeugdzorg. Het al
bestaande instrument op dit terrein (ProKid) is onlangs geëvalueerd
door de Radboud Universiteit te Nijmegen. Op basis van deze evaluatie is
besloten het instrument op een aantal punten aan te passen. Het
instrument zal vervolgens in een aantal politieregio’s worden
beproefd. 

Bij brief van 12 september jl. is Uw Kamer geïnformeerd over het
bestaande instrumentarium ten behoeve van de aanpak van 12-minners met
(ernstig) probleemgedrag alsmede de maatregelen die het kabinet wil
nemen. 

Tot slot wordt in samenwerking met ketenpartners gewerkt aan een plan
van aanpak voor het verhogen van de pakkans bij jongeren tot 18 jaar.
Dit plan is voor het eind van dit jaar gereed. Jongeren krijgen een
duidelijk signaal dat de maatschappij niet accepteert dat zij
normoverschrijdend gedrag vertonen. 

Persoonsgerichte aanpak jeugd

De basis voor een persoonsgerichte aanpak is een gerichte diagnose. De
afgelopen jaren is geconstateerd dat er nog geen sprake is van een
gerichte en tussen de betrokken ketenpartners afgestemde diagnose in de
jeugdstrafrechtketen. Inmiddels is een landelijk kader voor het
instrumentarium voor screening, risicosignalering en risicotaxatie
ontwikkeld, in overleg met ketenpartners en wetenschappers. De bestaande
instrumenten zijn al aan het vastgestelde landelijke kader getoetst en
worden verbeterd. In 2008 komen de verbeterde instrumenten beschikbaar,
waarna ze in 2009 in pilots worden uitgetest.

Met het oog op verbetering van de persoonsgerichte aanpak worden
effectieve gedragsinterventies ontwikkeld, die ter beoordeling worden
voorgelegd aan de Erkenningcommissie Gedragsinterventies Justitie.
Inmiddels zijn dertien gedragsinterventies voor minderjarigen
(voorlopig) erkend. 

De persoonsgerichte aanpak heeft ook een nieuwe impuls gekregen door de
inwerkingtreding (op 1 februari 2008) van het wetvoorstel
gedragsbeïnvloeding jeugdigen. De wet biedt de rechter de mogelijkheid
om alle jeugdsancties met elkaar te combineren en heeft een nieuwe
maatregel toegevoegd, namelijk de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Hiermee kunnen meer op maat toegespitste sancties aan een jeugdige
worden opgelegd en worden de mogelijkheden tot gedwongen nazorg sterk
uitgebreid. Om de invoering van de gedragsbeïnvloedende maatregel te
bevorderen en zorg te dragen voor een zorgvuldige inbedding is in
samenwerking met de ketenpartners een plan van aanpak opgesteld. De
implementatie van de gedragsmaatregel is in volle gang. Knelpunten
worden opgespoord en aangepakt. Inmiddels zijn de eerste
gedragsmaatregelen opgelegd.

4.5.1.3 		Snelle en consequente jeugdketen

Jongeren zonder startkwalificatie gaan ruim vijf keer zo vaak het
criminele pad op als jongeren die wel een startkwalificatie hebben. 

De tenuitvoerlegging van sancties en maatregelen in de jeugdketen vindt
nog niet snel genoeg plaats. Om hierin verandering te brengen, is een
aantal acties in gang gezet. De landelijke analyse van de huidige
doorlooptijden en de knelpunten die zich daarbij voordoen is in
september 2008 van start gegaan en zal begin 2009 zijn afgerond. In een
plan van aanpak geven we vervolgens aan hoe de doorlooptijden minimaal
conform de Kalsbeeknorm zullen worden gerealiseerd.

In september 2008 start Justitie samen met het lokale bestuur een pilot
in Amsterdam-West met als doel om innovatieve werkwijzen te ontwikkelen
om sneller en effectiever in te grijpen als jongeren tussen de 12 en 18
jaar crimineel gedrag vertonen. Justitie levert hieraan een bijdrage.
Ook in Den Haag wordt vanuit het programma Aanpak jeugdcriminaliteit
gewerkt aan een pilot met als doel: een snelle en consequente aanpak van
criminele jongeren en het realiseren van adequate nazorg.

Om de lacunes en gebrekkige mogelijkheden in de informatie-uitwisseling
van de jeugdstrafrechtketen te verbeteren is een Stuurgroep
Informatiemanagement Jeugdstrafrecht opgericht waarin alle ketenpartners
vertegenwoordigd zijn. In 2008 is o.a. gewerkt aan het realiseren van de
aansluiting van onder andere Bureau Jeugdzorg/jeugdreclassering en HALT
op de infrastructuur van de reguliere jeugdstrafrechtketen en het
verbeteren van de digitalisering van het berichtenverkeer. 

4.5.1.4 		Passende nazorg

Het bieden van goede begeleiding bij terugkeer in de maatschappij na
afloop van een strafrechtelijke interventie is bepalend voor het
welslagen van de interventie. Het sluitstuk van een sanctie/maatregel is
de terugkeer in de maatschappij. Met het bieden van goede nazorg wordt
aan een belangrijke randvoorwaarde voldaan voor het verminderen van
recidive. Het kabinet wil dat vanaf april 2009 alle jongeren die een
justitiële jeugdinrichting (JJI) verlaten na een strafrechtelijk
verblijf, een passende vorm van nazorg aangeboden krijgen. 

Met de invoering van het netwerk- en trajectberaad (gefaseerde uitrol
september 2008 – april 2009) is voorzien in een intensivering van de
ketensamenwerking rondom gedetineerde jeugdigen en een betere regie op
de totale keten. Dit maakt een effectieve aanpak mogelijk: elke jongere
die instroomt in een JJI (op strafrechtelijke titel of in voorlopige
hechtenis) wordt besproken en krijgt een trajectplan, gericht op het
totale traject dat de jongere doorloopt (zowel het verblijf in de JJI
als de terugkeer in de maatschappij). Vanuit de fase waarin de jeugdige
zich nog in de JJI bevindt, wordt al aansluiting gezocht met de lokale
partijen in de regio waar de jeugdige vandaan komt. Daarbij is ook de
gemeente van herkomst betrokken, zodat al tijdens de detentie de nodige
stappen kunnen worden genomen voor hulpverlenings- en zorgtrajecten en
andere voorzieningen, waaronder onderwijs, die de jongere na uitstroom
nodig heeft. 

De regie op het totale ketenproces ligt bij de Raad voor de
Kinderbescherming, in haar rol van casusregisseur. Vanaf 1 april 2009
krijgt elke jongere die (op strafrechtelijke titel of in voorlopige
hechtenis) instroomt in een JJI, passende nazorg aangeboden.

Momenteel is een wetsvoorstel tot aanpassing van de Beginselenwet
justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) in consultatie bij de adviesorganen.
Hierin wordt onder meer voorzien in een formeel wettelijk kader voor
verplichte nazorg na de tenuitvoerlegging van een jeugddetentie of de
maatregel van plaatsing in een jeugdinrichting (Pij-maatregel).
Vooruitlopend op de nieuwe situatie van verplichte nazorg, zoeken we in
het project ‘Vrijwillige nazorg 18+ PIJ-jongeren’ in vrijwillig
kader naar de juiste praktische samenwerkingsvorm tussen de reclassering
en de JJI’s. Uitgangspunt is de continuïteit van de methodiek voor de
jongere. Gezocht wordt naar aansluiting bij de wijze waarop het
forensisch psychiatrisch toezicht bij TBS is geregeld. 

In mei 2008 heeft een ketenbrede werkgroep een advies uitgebracht inzake
de informatieoverdracht aan gemeenten met betrekking tot nazorg
jeugdigen. De informatieoverdracht zoals in dit rapport geschetst worden
momenteel in drie varianten uitgetest in pilots. Ter verdere uitwerking
van de gemaakte afspraken in het Bestuursakkoord, streeft het kabinet
naar één aanspreekpunt voor nazorg jeugd bij elke gemeente. 

4.5.2 		Landelijke pilots campussen 		

Het kabinet wil jongeren zonder zicht op opleiding of arbeid die dreigen
af te glijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag, terugleiden naar
maatschappelijke participatie  met een nieuw instrument: de campussen.
Negen pilotprojecten zijn in het land gestart, die inzicht moeten geven
in de meest effectieve aanpak voor deze groep jongeren. Recentelijk bent
u geïnformeerd over de voortgang van de pilots, alsmede over de
uitkomsten van het CBS rapport waarin in kaart is gebracht in hoeverre
jongeren in Nederland nu al geactiveerd worden om te leren en/of te
werken en voor welke jongeren dit onvoldoende het geval blijkt te zijn. 

4.5.3		Veiligheidshuizen

							

In de Veiligheidshuizen werken gemeenten, jeugd- en zorginstellingen,
politie en Justitie samen in de aanpak van criminaliteit en overlast.
Preventie, repressie en nazorg worden hierin effectief op elkaar
afgestemd. In de loop van 2009 zal een landelijk dekkend systeem van
Veiligheidshuizen gerealiseerd zijn door de realisatie van rond de 40
Veiligheidshuizen.

Per 1 september 2008 zijn er 25 Veiligheidshuizen operationeel.
Planvorming vindt nu plaats in Alkmaar, Almelo, Arnhem, Haarlem, Leiden,
Rotterdam, Zaanstad. De opening van deze Veiligheidshuizen is voorzien
in 2009.

De landelijke uitrol van de Veiligheidshuizen is een zaak van OM en
gemeenten. Samen met de betrokken G31 gemeenten ontwikkelt het OM
plannen voor de daadwerkelijke uitbreiding van het aantal
Veiligheidshuizen. De financiële middelen die het Ministerie van
Justitie beschikbaar heeft gesteld, worden via het OM verdeeld. Dit
betreft voorlopig een bijdrage van 200.000 euro per Veiligheidshuis. 

Uniform registratiesysteem

Onderzoek naar de verschillende systemen en de behoefte aan een uniform

Doelgroepensysteem wijst uit dat er meer behoefte is aan een verbinding
van de verschillende informatiebronnen op doelgroepen dan aan één
uniform registratiesysteem. Momenteel vindt verdiepingsonderzoek plaats
bij de Veiligheidshuizen in Utrecht, Leeuwarden en Limburg. Hierbij
wordt tevens de relatie bekeken met het Justitieel Casus Overleg
supportsysteem, dat landelijk wordt uitgerold. Het verdiepingsonderzoek
bekijkt ook hoe het is gesteld met de beveiliging van informatie. 

Kennisnetwerk

Ter ondersteuning van Veiligheidshuizen komen er een landelijke website,
een handreiking en een kenniskring. Bij de ontwikkeling hiervan werkt
het Ministerie van Justitie samen met het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de VNG, het Ministerie van
BZK en het OM. Aan de orde komen onder meer het proces van
totstandkoming van een Veiligheidshuis, de samenwerking tussen de
partners en de vraag hoe zich dit vertaalt in de werkprocessen van de
betrokken organisaties. Ook inhoudelijke ontwikkelingen, het uitwisselen
van ervaringen en het meten van effecten komen uitgebreid aan bod. 

De Kenniskring wordt georganiseerd naar behoefte, vooral voor de
Veiligheidshuizen. De Veiligheidshuizen geven aan dat hieraan veel
behoefte bestaat en dat zij zich hier voor willen inzetten. De
website/handreiking zal in oktober gereed zijn. In november 2008 wordt
een landelijke studiedag georganiseerd, waarop de website/handreiking
gepresenteerd zal worden en de aftrap wordt gegeven voor de Kenniskring.


Verbinding Centra voor Jeugd en Gezin, onderwijs en Veiligheidshuizen

Er wordt een gezamenlijke visie op de aansluiting tussen de Zorg- en
adviesteams op scholen, de Centra voor Jeugd en Gezin en
Veiligheidshuizen ontwikkeld. De implementatietrajecten van deze drie
voorzieningen worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Ook vindt er
uitwisseling plaats van ervaringen. 

4 5.4 		Veelplegers				

Ten aanzien van het verbeterplan tenuitvoerlegging ISD kan het volgende
worden gemeld.

Diagnostiek

In de pilots Indicatiestelling Forensische zorg wordt onderzocht of en
zo ja hoe, verdiepingsdiagnostiek kan worden uitgevoerd. Met het
Nederlands Instituut voor Forensische Psychologie en Psychiatrie zijn
afspraken in de maak over het ‘standaard’ aanbieden van een
trajectconsult (waarmee wordt vastgesteld of er sprake is van
psychiatrische stoornissen en de mate van detentie(on-)geschiktheid
wordt bepaald) en de extra capaciteit van gedragsdeskundigen.

Toerusten van personeel

De complexiteit van de doelgroep vereist personeel dat beter is
toegerust om de ISD ‘ers te begeleiden/coachen en te motiveren om hun
gedragspatroon te doorbreken. Daartoe stelt de Dienst Justitiële
Inrichtingen een functiebeschrijving en opleidingsplan op. Ook wordt
bezien op welke wijze in het dagprogramma meer ruimte kan worden
gecreëerd om deze persoonlijke begeleiding vorm te geven.

Samenwerking met en doorstroom naar zorginstellingen

De complexiteit aan problemen bij de doelgroep ISD vraagt om een meer
toegesneden aanbod van de zorginstellingen. Om daar beter inzicht in te
krijgen, registreren de zorgaanbieders op dit moment welke zorg op dit
moment wordt geleverd en onder welke strafrechtelijke titel. Met die
kennis kan het Ministerie van Justitie met ingang van 2009 meer
vraaggericht zorg inkopen. Verder onderzoekt het WODC op dit moment de
beschikbaarheid van effectieve, geïntegreerde programma’s (zorg en
gedragsverandering) voor de groep ISD’ers waarvoor de reguliere
gedragsinterventies te hoog gegrepen zijn.

Geleidelijker overgang van intra- naar extramurale fase

Om terugval uit de extramurale fase te voorkomen (en dus hernieuwde
intramurale instroom) wordt in elke ISD-inrichting een geleidelijke
overgang mogelijk gemaakt. In de meeste inrichtingen krijgt dit al de
nodige aandacht. Nu wordt deze procedure expliciet gemaakt en vastgelegd
in de productbeschrijving. 

4.5.5 		Vermindering recidive en nazorg

Om de vereiste daling van de recidive te realiseren zet het kabinet in
op een persoonsgerichte aanpak, waarbij de dader, het delict en het
risico dat de dader vormt voor de samenleving belangrijke indicatoren
zijn. Bij brief van 29 augustus jl. is Uw Kamer daarover geïnformeerd. 

Centraal element vormt de versterking van het ketenproces bij bijzondere
voorwaarden. Sinds het voorjaar van 2008 zijn vier arrondissementen deze
ketenbrede verbeteringen aan het testen. Daarbij verscherpen zij het
beeld voor welk type dader deze strafrechtelijke reactie adequaat is.
Het project in Amsterdam richt zich op de jong-volwassenen, het project
in Groningen richt zich op de huiselijk geweldplegers, het project in
Maastricht richt zich op de verslaafde veelplegers en het project in
Zwolle richt zich op recidiverende geweldplegers. 

Voor hen die een gevangenisstraf ondergaan is van essentieel belang dat
de periode van detentie optimaal  wordt benut om de kans op recidive te
verkleinen. Het gaat daarbij in eerste instantie om het op orde brengen
of houden van de basisvoorzieningen, zoals huisvesting, werk en inkomen,
zorg en identiteitsbewijs. Dit zijn immers belangrijke risicofactoren
voor recidive. Hiertoe wordt vanuit de penitentiaire inrichting
stelselmatig informatie over de detentieperiode, huisvesting, inkomen,
zorg en identiteitsbewijs overgedragen aan gemeenten. Op basis hiervan
kunnen de maatregelen worden getroffen om de terugkeer van
ex-gedetineerden zo soepel mogelijk te laten verlopen. Het gaat dan om
het regelen van een geldig identiteitsbewijs, het mogelijk maken van een
afbetalingsregeling of opstarten van schuldhulpverlening en het
opstarten van een traject voor arbeids- en /of onderwijstoeleiding. In
de uitwerking van het Bestuursakkoord wordt er momenteel een
samenwerkingsmodel nazorg justitie/gemeenten opgesteld waarin deze
samenwerking wordt vastgelegd.

Om deze continue aanpak verder vorm te geven, worden in de toekomst
gedetineerden die korter dan vier maanden in detentie zitten en
gedetineerden in de laatste vier maanden van detentie in de regio van
terugkeer geplaatst. 

Naast dit ‘basispakket’ komen langverblijvenden (veroordeelde
gedetineerden met een straf of strafrestant van vier maanden of meer
vanaf datum veroordeling in eerste aanleg) in aanmerking voor een
reïntegratietraject. Dit jaar is het programma Terugdringen Recidive
(TR) in het gevangeniswezen volledige geïmplementeerd. Bij
langverblijvenden wordt door de Reclassering een RISc
(risicotaxatie-instrument) afgenomen. Op basis van de uitkomsten van de
RISc wordt een reïntegratietraject opgesteld. Het deelnemen aan
gedragsinterventies is een onderdeel van een reïntegratietraject. Op
dit moment zijn twee gedragsinterventies voor volwassenen volledig en
twee voorlopig erkend. Voor gedetineerden die extra zorg nodig hebben,
leiden de veranderingen op het gebied van de forensische zorg tot een
optimale aansluiting op de benodigde zorg na afloop van de
strafrechtelijke titel. Om te kunnen voldoen aan de zorgbehoeften van
gedetineerden worden de komende jaren 700 extra zorgplaatsen in het
gevangeniswezen en de GGz gerealiseerd. Tevens wordt ingezet op een
toename van het aantal toeleidingen naar verslavingszorg onder
justitiële titel. In 2008 gaat het in totaal om 3500 verslaafde
justitiabelen die in voorwaardelijk kader gebruik maken van forensische
verslavingszorg. 

De invoering van de voorwaardelijke invrijheidstelling per 1 juli 2008
vergroot de mogelijkheden om de overgang van een langere gevangenisstraf
naar vrijheid geleidelijk te laten verlopen, door het opleggen van
bijzondere voorwaarden. Naar verwachting zullen nog dit jaar al 30
personen op grond van deze wet voorwaardelijk in vrijheid worden
gesteld, van wie iets meer dan de helft met bijzondere voorwaarden.

4.6 		Bestrijding van vormen van ernstige criminaliteit 	

De komende jaren worden extra inspanningen verricht om de
financieel-economische criminaliteit, de cybercriminaliteit en
georganiseerde misdaad krachtiger en effectiever te bestrijden.
Gemeenschappelijk kenmerk bij de aanpak ervan is dat strafrechtelijk
optreden door politie en OM een onmisbaar element is en blijft en dat
deze nog zal worden versterkt, maar dat daarnaast steviger wordt ingezet
op een combinatie van preventieve en bestuurlijke maatregelen en op
intensivering van internationale samenwerking. 

“Voorkómen” staat centraal in alle drie de
versterkingsprogramma’s. Strafrechtelijk optreden blijft onmisbaar als
sluitstuk, maar essentieel in alle drie versterkingsprogramma’s is de
focus die wordt gelegd op het aanpakken van factoren en
gelegenheidsstructuren die (bedoeld of onbedoeld) het ontplooien van
criminele activiteiten kunnen bevorderen. Veel van de concrete
maatregelen die in gang zijn gezet zijn nadrukkelijk gebaseerd op dat
uitgangspunt. Ook zal dit daar waar nodig ondersteund gaan worden met
publieksvoorlichting.

Uw Kamer is over de hoofdlijnen van de voorgenomen aanpak geïnformeerd
in de brief van 13 december 2007 over de beleidsprogramma’s
‘Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad’ en
‘Financieel-economische Criminaliteit’. Verder is op 15 februari
2008 een “actieprogramma bestuurlijke aanpak van de georganiseerde
misdaad” naar uw Kamer gestuurd. Met de brief van 14 april jl. is uw
Kamer tot slot geïnformeerd over de maatregelen op het gebied van
rechtshandhaving op internet.

De sturing op de voortgang van de diverse programma’s vindt plaats in
een landelijke stuurgroep onder voorzitterschap van Justitie, waarin
verder de departementen van BZK, van Financiën en van EZ, maar ook het
OM, de rechtspraak, de politie, het lokale bestuur en het bedrijfsleven
vertegenwoordigd zijn. 

De versterkingsprogramma’s moeten in onderlinge samenhang worden
bezien. Zo is de aangekondigde versterking van het financieel
rechercheren en het afnemen van crimineel vermogen niet alleen van
belang voor de bestrijding van fraude en financieel-economische
criminaliteit, maar ook voor de bestrijding van georganiseerde misdaad
in den brede. De intensivering van de aanpak van witwassen zal ook in
belangrijke mate bijdragen aan de aanpak van misbruik en criminaliteit
in de vastgoedsector. Ook de maatregelen ter versterking van de
rechtshandhaving op internet leveren een bijdrage aan het terugdringen
van diverse vormen van criminaliteit, waaronder fraude op internet. 

De implementatie van de versterkingsprogramma’s en de uitwerking van
de maatregelen door en met de diverse uitvoerende partijen (o.a.
politie, OM, gemeenten, FIOD-ECD) is dit jaar gestart. Om de partijen
een gezamenlijk beeld te geven van de brede aanpak in de
versterkingsprogramma’s, is op 21 april 2008 de conferentie ‘Samen
strijden tegen ernstige vormen van criminaliteit’ georganiseerd.
Politie en OM hebben vervolgens in een gezamenlijke conferentie op 3 en
4 juni jl. gesproken over de operationele uitwerking van de
versterkingsprogramma’s, onder meer in de vorm van het inrichten van
concrete ‘proeftuinen’ voor de bestrijding van diverse vormen van
criminaliteit en de invulling van het HRM-programma. Hiermee komt tot
uitdrukking dat zij in dit proces zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken.

Toerusting organisatie 

Parallel aan de tenuitvoerlegging van de beleidsmaatregelen worden de
uitvoerende organisaties zelf ook versterkt en worden nieuwe innovatieve
werkwijzen ontwikkeld. Naast een uitbreiding van capaciteit en expertise
bij deelnemende partijen worden ‘best practices’ via proeftuinen
ontwikkeld. Medio 2008 is de capaciteit van het OM versterkt met ruim 50
formatieplaatsen. Het gaat hierbij onder andere om de aanstelling van
‘informatie-officieren’ en criminologen bij de regioparketten,
versterking van het Functioneel Parket en het BOOM. Naast officieren is
ook extra ondersteunend personeel aangetrokken. In de tweede helft van
2008 zullen de parketten in de bovenregionale samenwerkingsgebieden
verder worden versterkt voor de uitvoering van de geselecteerde
proeftuinen. Voor de verschillende programma’s worden gerichte
opleidingstrajecten gestart voor medewerkers van OM en politie. De
politie heeft ervoor gekozen om in sommige gevallen tijdelijke
capaciteit (financiële experts) in te huren. 

In 2008 wordt de analysecapaciteit bij de korpsen en de bovenregionale
recherche structureel met circa 30 fte versterkt, als eerste stap in de
beoogde totale capaciteitsuitbreiding. De uitvoerende organisaties
hebben nadere plannen uitgewerkt en de interne organisatie ingericht.
Dit geschiedt mede op basis van de extra middelen die naar aanleiding
van het Coalitieakkoord en de motie van het lid Van Geel c.s. ter
beschikking zijn gesteld. De uitvoeringsorganisaties werken intensief
samen op terreinen als cultuur, communicatie en opleidingen.

Programmatische aanpak

Bij ernstige criminaliteit, waarop de drie versterkingsprogramma’s
betrekking hebben, gaat het vaak om complexe criminaliteitsvormen die
alleen effectief bestreden kunnen worden door een gecombineerde inzet
van preventief, bestuurlijk en repressief optreden door alle betrokken
partijen: openbaar bestuur, politie, OM en private partijen. Daartoe
wordt een programmatische aanpak ontwikkeld. Dit gebeurt naar het
voorbeeld van het onderzoek in een grote mensenhandelzaak die landelijke
bekendheid heeft gekregen onder de naam Sneep. Bij een dergelijke
programmatische aanpak vervult het barrièremodel een cruciale rol. Dit
model is gebaseerd op het uitgangspunt dat een aantal hindernissen moet
worden genomen, alvorens criminele activiteiten kunnen worden gestart en
de daaruit voortkomende winsten kunnen worden geïncasseerd. Op deze
punten zijn criminelen en hun organisaties het meest zichtbaar en
kwetsbaar en kunnen ze dan ook indachtig de filosofie van de
versterkingsprogramma’s het beste worden aangepakt. Partijen werken
daarbij intensief samen en delen zoveel mogelijk informatie voor een
structurele aanpak van de problematiek en het wegnemen van
gelegenheidsstructuren. 

Deze aanpak is vrij nieuw en wordt in de vorm van proeftuinen per thema
op verschillende manieren in de praktijk gebracht en verder ontwikkeld.
Op basis van de daarbij opgedane kennis kunnen nieuwe beleidsmaatregelen
worden genomen om drempels ook daadwerkelijk op te werpen. Wat geleerd
is, wordt onder de aandacht gebracht  van parketten, politieregio’s en
(lokale) besturen. Juist om te waarborgen dat de “lessons learnt” in
de toekomst breder kunnen worden toegepast, zullen alle proeftuinen
worden gemonitord en geëvalueerd. 

Daarbij zijn externe wetenschappelijke onderzoekers betrokken. Bij de
keuze van de proeftuinen nemen criteria als de mate van innovatieve
aanpak, dupliceerbaarheid en kansrijkheid, maar ook de spreiding over
verschillende regio’s een belangrijke plaats in.

Er is een zevental thema’s benoemd waarop de versterkingen in de vorm
van een programmatische aanpak zich in dit verband zullen richten. Het
gaat om de thema’s mensenhandel/mensensmokkel, georganiseerde
hennepteelt, kinderporno, heling op internet, onverklaarbaar
vermogen/witwassen, vastgoed, en ICT als doelwit van cybercrime. Hiertoe
worden ‘proeftuinen’ ingericht, die gekoppeld zijn aan concrete
opsporingsonderzoeken. In 2008 starten twee proeftuinen op de thema’s
mensenhandel (Groningen/Friesland en Utrecht) en georganiseerde
hennepteelt (samenwerkingsverband Zuid 6 van de zuidelijke
politiekorpsen en Haaglanden). Ook voor kinderporno is op korte termijn
een proeftuin voorzien. Het aantal proeftuinen zal oplopen tot maximaal
28 (4 per thema) in de jaren daarna. 

4.6.1 		Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad (PVAGM)

De bestrijding van georganiseerde misdaad wordt geïntensiveerd door
gerichte versterkingen van organisatie, capaciteit en deskundigheid bij
OM en politie. Ook worden diverse maatregelen getroffen om de
internationale samenwerking te versterken. De meeste aandacht zal de
komende jaren uitgaan naar het aanpakken van gelegenheidsstructuren die
georganiseerde misdaad -bewust of onbewust- faciliteren. Daarbij zal in
het bijzonder ook aandacht worden gegeven aan maatregelen om
verwevenheid tussen onderwereld en bovenwereld tegen te gaan, onder
andere door kwetsbare beroepsgroepen of dienstverleners weerbaarder te
maken tegen misbruik door criminelen. Zo werken de Ministeries van
Justitie, Financiën en BZK op dit moment gezamenlijk diverse concrete
maatregelen uit ten behoeve van een krachtiger aanpak van misbruik en
criminaliteit in de vastgoedsector (zie ook par. 4.6.1.4).

4.6.1.1		Bestuurlijke en preventieve aanpak georganiseerde misdaad

Op 15 februari 2008 is het “actieprogramma bestuurlijke aanpak” naar
uw Kamer gestuurd. Dat richt zich onder andere op het verhogen van de
bewustwording voor risico’s van innesteling van georganiseerde misdaad
op lokaal niveau, op het vergroten van de slagkracht en het versterken
van de informatiepositie van het lokale bestuur. Daartoe wordt onder
andere een landelijk dekkend netwerk van tien Regionale Informatie- en
Expertisecentra (RIEC’s) ingericht. Een centrum (Maastricht) is al
gerealiseerd. Door de centra moeten gemeenten effectiever samenwerken
met onder meer politie en justitie , belastingdienst, fiscale en sociale
opsporingsdiensten. Het is de bedoeling dat naast fraude en misbruik van
de vastgoedsector ook zaken als mensenhandel en hennepteelt worden
bestreden. Ook het nationale kennis- en expertisecentrum kan dit jaar
nog van start. Binnenkort wordt Uw Kamer hierover nader geïnformeerd.

Het Bestuurlijk Akkoord - met als doel het verbeteren of vereenvoudigen
van de informatie-uitwisseling tussen bestuurlijke overheden en
handhavingdiensten - is ondertekend door de betrokken bewindslieden, de
voorzitter van het College van procureurs-generaal en de voorzitter van
de VNG. 

Op 13 en 14 maart 2008 vond het EU-seminar bestuurlijke aanpak
georganiseerde misdaad plaats. Van de 27 Europese landen waren er 20
present. Op basis van de uitkomsten van het seminar wordt een advies aan
de JBZ-Raad opgesteld. De hoofdlijnen hiervan zijn begin mei in de
relevante Europese Raadswerkgroepen besproken en op draagvlak getoetst.
Vervolgens zullen ze in overleg met een kopgroep van Europese landen
verder worden ingekleurd. Er is overleg met het Franse voorzitterschap
over de wijze waarop het Nederlandse initiatief tijdens hun
voorzitterschap op een goede manier kan worden gepresenteerd.

Ook wordt de werking en toepassing van de Wet Bibob verbeterd, op basis
van de uitkomsten van de in juli 2007 verschenen evaluatie. Voorzien is
onder meer in uitbreiding van de personele capaciteit van het landelijk
bureau Bibob om de doorlooptijden te verkorten en het aantal te
behandelen aanvragen te verhogen. Ook vindt nog in 2008 besluitvorming
plaats over de wenselijkheid van uitbreiding van de werkingssfeer van de
wet Bibob tot andere branches en over de mogelijkheid om te komen tot
‘verkorte adviezen’ van het landelijk bureau Bibob aan gemeenten,
dit mede naar aanleiding van signalen van lokale overheden. Omdat
informatie uit witwasonderzoeken betrokken kan worden bij het opstellen
van een Bibob-advies, komen de verbeteringen van het
Bibob-instrumentarium ook ten goede aan de witwasbestrijding en daaraan
gerelateerde vastgoedcriminaliteit.

Het Ministerie van Justitie zet het preventief doorlichten van branches
en sectoren die kwetsbaar lijken voor beïnvloeding of misbruik door
criminaliteit voort. Deze zomer is de doorlichting van de kunsthandel
met een beleidsreactie aan uw Kamer  aangeboden, in het najaar volgt het
rapport over de doorlichting van de taxibranche. De ontwikkeling van een
nieuw instrument voor misdaadrisicoanalyse is gestart. Doel van dit
instrument is om in een vroeg stadium zicht te krijgen op mogelijke
kwetsbaarheden of criminaliteitsbevorderende factoren. Met het oog op
het kunnen volgen van geldstromen wordt voor de notaris een wettelijke
informatieplicht jegens de Belastingdienst en in voorkomende gevallen
jegens het OM gecreëerd met betrekking tot geldstromen die via zijn
derdenrekening verlopen. De consultatieronde voor dit wetsvoorstel is
net afgerond. Na de verwerking van de commentaren zal het wetsvoorstel
naar de Raad van State worden gestuurd. 

4.6.1.2	 	Versterking repressieve aanpak 

Dit onderdeel van het versterkingsprogramma betreft onder meer de
versterking van de informatie-analysefunctie. OM en politie zijn gestart
met het verbeteren van hun zogenaamde “intelligencefunctie”, conform
de aangekondigde plannen. Het Nationaal Intelligence Model is ontwikkeld
en vastgesteld. Daarnaast wordt in het najaar van 2008 een nieuw
Nationaal Dreigingsbeeld Zware of Georganiseerde Criminaliteit
opgeleverd, op basis waarvan aanpassing of aanvulling zal plaatsvinden
van de in 2004 vastgestelde speerpunten ten behoeve van de aanpak van
georganiseerde misdaad voor de volgende vier jaar. Nog in 2008 wordt er
geïnvesteerd in het ontwikkelen van opleidingen en wordt er ter
vergroting van de kennis op het gebied van “intelligence” een
lectoraat “Intelligence” ingericht bij de Politieacademie. Tevens
zijn de voorzieningen getroffen om in 2009 de
informatie-analysecapaciteit bij de politie fors uit te breiden. Ook bij
het OM wordt uitwerking gegeven aan de benodigde personele versterking
door werving van informatieofficieren en criminologen. De zogenaamde
‘doorontwikkeling’ van de Nationale Recherche ligt op schema en
wordt wat de personele reorganisatie betreft in 2009 afgerond. Tot slot
dragen de hierna (par. 4.6.2) beschreven maatregelen ter versterking van
het financieel rechercheren en de bestrijding van witwassen in
belangrijke mate bij aan een effectieve strafrechtelijke aanpak van
georganiseerde misdaad.

4.6.1.3	 	Internationale samenwerking

Versterking van de internationale samenwerking krijgt vorm via concrete
maatregelen en in de vorm van concrete projecten. Zo is op initiatief
van Nederland een pilot gestart voor versterking van de operationele
samenwerking met Europol in de Noordwestelijke Regio van de EU op het
terrein van mensenhandel, één van de EU-prioriteiten gebaseerd op het
door Europol opgestelde ‘Organised Crime Threat Assessment’. Ook is
een onderzoek in voorbereiding naar mogelijke verbeteringen bij de
afhandeling van rechtshulpverzoeken op (een of meer) OCTA-prioriteiten
aan/uit een of meer landen van de Noordwestelijke Regio van de Unie. De
voorbereidingen voor het in gebruik stellen van de nationale adapter
voor het Europol Informatie Systeem (EIS) zijn nagenoeg afgerond en de
minister van BZK zal deze op korte termijn in gebruik stellen. Met deze
adapter kan het KLPD meer en eenvoudiger informatie leveren aan het
Europol Informatie Systeem. Met betrekking tot de preventieve en
bestuurlijk aanpak in EU-kader zij verwezen naar paragraaf 4.6.1.1.

Daarnaast zijn er maatregelen getroffen ter verbetering van de
strafrechtelijke samenwerking met derde landen, dat wil zeggen landen
buiten de EU en de Raad van Europa. Zo is een inventarisatie uitgevoerd
welke behoeften derde landen hebben op het terrein van internationale
strafrechtelijke samenwerking met Nederland en in hoeverre die
overeenstemmen met de wensen die in de opsporingspraktijk bestaan ten
aanzien van specifieke derde landen. Op basis van deze inventarisaties
zal de Minister van Justitie nu een (intern) werkprogramma maken voor
het maken van nadere afspraken met prioriteitslanden. Deze afspraken
kunnen bilaterale verdragen behelzen, maar vaker ook Memoranda of
Understanding (werkafspraken) ter vergemakkelijking van operationele
contacten. Bij dit alles zal Nederland zijn verdragsverplichtingen,
voortvloeiend uit bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens, niet uit het oog verliezen.

In december 2007 heeft een expertmeeting plaatsgevonden over de
verruiming van de toegang van andere landen tot de Nederlandse
politiële gegevens die zijn opgeslagen in de diverse
Interpoldatabanken. Op basis van de uitkomsten van deze expertmeeting is
de Nederlandse informatie in de databanken gestolen en verloren
reisdocumenten, gestolen voertuigen en gestolen kunstwerken volledig
opengesteld voor alle landen aangesloten bij Interpol. Binnenkort zal de
Minister van Justitie een beslissing nemen met betrekking tot de verdere
openstelling van Nederlandse informatie in de databank gezochte en
vermiste personen. 

Om drugstransporten op zee vanuit West-Afrika richting Europa te
onderscheppen, is in september 2007 het Maritime Analysis and Operations
Centre-Narcotics (MAOC-N) opgericht, waarbij een zevental EU-landen
operationeel met elkaar samenwerkt. Sinds 1 juli 2008 heeft het KLPD een
verbindingsofficier bij het centrum in Lissabon gestationeerd.

Ook de versterking van de operationele rol van Eurojust bij de
bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme in de EU,
waarover de JBZ-Raad op 25 juli jl., met Nederland als een van de
initiatiefnemers, een politiek akkoord heeft bereikt, draagt bij aan een
versterking van de internationale samenwerking op dit terrein. 

 

Tevens is de samenwerking met bronlanden en transitlanden van
georganiseerde criminaliteit versterkt. Bijvoorbeeld op het terrein van
de bestrijding van mensenhandel zijn projecten opgezet of in bespreking
met Roemenië, Bulgarije en Nigeria. 

4.6.1.4	 	Programmatische aanpak op specifieke thema’s

Op 27 februari 2008 is de Task Force mensenhandel ingesteld door de
Minister en de Staatssecretaris van Justitie. De Task Force richt zich
onder andere op het versterken van het toezicht in de legale en de
illegale prostitutiesector, de dadergerichte aanpak en het
barrièremodel. 

Op 10 juli 2008 is de Task Force georganiseerde hennepteelt ingesteld
door de Ministers van Justitie en van BZK. In het najaar van 2008 zal
een plan van aanpak worden vastgesteld, conform de doelstellingen zoals
die in het beleidsprogramma PVAGM zijn opgenomen. 

Het project Emergo, het gezamenlijke proefproject van de departementen
van Justitie en van BZK met de gemeente Amsterdam, het OM, de politie en
de belastingdienst, dat tot doel heeft de criminele
gelegenheidsstructuren in postcodegebied 1012 aan te pakken, is gestart.
Er is een juridisch kader voor gegevensuitwisseling ontwikkeld. Twee
teams, ondersteund door wetenschappelijke onderzoekers en
IT-deskundigen, werken thans aan het analyseren van informatie op drie
thema’s, met als doel kennisvergaring en doelgerichte interventies
door de betrokken handhavingsorganisaties. 

De aanpak van misbruik van vastgoed verloopt conform de aangekondigde
maatregelen en planning; de actie vastgoed van de Belastingdienst is
eind 2007 al gestart, de programmatische aanpak van vastgoedfraude wordt
thans vormgegeven in samenwerking met het OM. De beleidsmatige
onderwerpen en maatregelen zijn opgepakt door de gezamenlijke werkgroep
vastgoed van de Ministeries van Justitie en van Financiën. Op dit
moment worden onder regie van deze werkgroep diverse maatregelen
uitgewerkt ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit in de
vastgoedsector. Uw Kamer zal hierover op korte termijn in een separate
brief worden geïnformeerd. Daarin zal ook aandacht wordt besteed aan
het voorstel van het lid van uw Kamer, de heer Heerts, om een
‘piepsysteem’ voor het Kadaster in te voeren, alsmede aan de
uitkomsten van een recent uitgevoerd onderzoek van het WODC naar
illegale praktijken in de vastgoedsector, met inbegrip van de rol van
taxateurs.

Met betrekking tot de aanpak van criminele misstanden in
prostitutiebranche wijs ik U op alle activiteiten die in het kader van
bestrijding van mensenhandel plaatsvinden. Daarnaast is op 8 januari jl.
de herhaling van de campagne ‘Schijn bedriegt’ van start  gegaan.
Die campagne moet klanten van prostituees er op wijzen dat zij signalen
van mensenhandel kunnen opvangen en die anoniem kunnen melden bij Meld
Misdaad Anoniem. Daarnaast werkt het kabinet aan een wetsvoorstel inzake
de regulering van de prostitutie. Doel van de Wet regulering prostitutie
is de prostitutiesector aan een strikter en meer uniform
vergunningenbeleid te onderwerpen. Hierbij is nadrukkelijk aandacht voor
de positie van de prostituee en de samenhang met de mogelijke
strafbaarstelling van de klant van niet-gereguleerde prostitutie. Op dit
moment vindt uitwerking plaats van de hoofdlijnen die al met Uw Kamer
zijn gedeeld en onderwerp van een algemeen overleg zijn geweest. Deze
uitwerking geschiedt in interdepartementale afstemming, waarbij ook de
VNG nadrukkelijk betrokken is. Naar verwachting wordt een
conceptwetsvoorstel nog in het vierde kwartaal van 2008 in consultatie
gebracht. Parlementaire behandeling van het wetsvoorstel wordt voorzien
in 2009, inwerkingtreding van de wet in 2010.

4.6.2 		Versterking aanpak financieel-economische criminaliteit (Finec)

Zoals hiervoor al is gememoreerd, hebben het OM en de politie in 2008
een aanvang gemaakt met de implementatie van die onderdelen van het
versterkingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Belangrijke
pijlers van het intensiveringsprogramma FINEC voor het OM zijn het
afnemen van de financiële macht en middelen van criminelen, onder
andere door het volgen van geldstromen bij de opsporing. De ambitie voor
2011 is dat het OM kwantitatief en kwalitatief in staat is om zijn rol
te vervullen als sluitstuk van het preventieve beleid aangaande
horizontale en verticale fraude. Ook is het OM dan in staat om aan de
voorkant sturing te geven op informatievergaring en de te genereren
zaken .

Het intensiveringsprogramma FINEC kent een viertal resultaatgebieden, te
weten:

stroomlijning van de aanpak van horizontale fraude, waarbij de fraude in
het particuliere geld- en goederenverkeer plaatsvindt;

stroomlijning van de aanpak van verticale fraude, waarbij de overheid de
benadeelde partij is;

versterking van de financiële opsporing door de politie; 

vervolging door het OM en 

versterking van ‘afnemen en ‘ontnemen’ met als doelstelling in
2011 een ontnomen bedrag van € 24 mln. 

Het programma Finec bij de politie heeft een tweeledig doel: 

een kwalitatief betere wijze van financieel rechercheren;

een verhoging van de productie van activiteiten op het gebied van
financieel-economische opsporing. 

De succesfactoren zijn gedefinieerd op basis waarvan het Finecprogramma
binnen de politie is ingericht. Er zijn afspraken met de Politieacademie
gemaakt over het incorporeren van Finec-aspecten in bestaande
opleidingen, het ontwikkelen en verzorgen van Finec-specifieke
opleidingen, het uitvoeren van slachtofferonderzoek in relatie tot
Finec, en het inrichten van een lectoraat financieel- economische
opsporing. Er zijn kortlopende doeltoewijzingen verstrekt aan
bovenregionale rechercheteams om de productie van fraudezaken te
vergroten. Er is structurele personele capaciteit toegewezen op
Finecgebied aan de Nationale Recherche. En tot slot is er overleg
gestart met OM, FIOD-ECD, private partners, zoals de Nederlandse
Vereniging van Banken, het notariaat en het meldpunt M om de
ketensamenwerking tussen deze partners verder te optimaliseren.

De komende maanden wordt geïnvesteerd in het selecteren van
pilotkorpsen op basis van een nulmeting naar de status van
financieel-economisch rechercheren binnen de Nederlandse politie, het
selecteren en opstarten van proeftuinen, het op basis van clusterplannen
opstellen van de begroting en bestedingsplan 2009, inclusief de
personele component. Het uiteindelijke doel is dat de investeringen in
dit programma een blijvend rendement gaan opleveren.

Hieronder volgt een korte weergave van de stand van zaken met betrekking
tot de verschillende onderdelen van het Finec-programma.

4.6.2.1	 	 Fraudebestrijding

Het Steunpunt Acquisitiefraude ontvangt dit jaar en volgend jaar een
bedrag ter grootte van € 250.000 van het Ministerie van Justitie ten
behoeve van onder meer de versterking van de publiek-private
samenwerking op dit terrein. Er zal in 2009 een onderzoek worden
afgerond naar de aard, omvang en schade van acquisitiefraude. Tussen het
OM en het Verbond van Verzekeraars zal nog in 2008 een
handhavingsarrangement worden gesloten met het oog op de versterking van
de publieke en private samenwerking bij de aanpak van fraude. De
intentie is verder dat er zo spoedig mogelijk een door alle betrokken
partijen ondertekend Convenant komt over een pilot
informatie-uitwisseling bij brandverzekeringsfraude in de
politieregio’s Noord- en Zuid-Limburg. Er is inmiddels, in lijn met de
strekking van de motie van de leden De Wit en Azough, een onderzoek
gestart naar de wenselijkheid van het opzetten van een meldpunt of
hulpdienst voor slachtoffers van fraude. In het voorjaar van 2009 zullen
er op dit punt concrete aanbevelingen aan het Nationaal Platform
Criminaliteitsbeheersing (NPC) worden gedaan. Tevens zal een onderzoek
uitgevoerd worden naar de wijze waarop een publieke
bewustwordingscampagne over fraude en oplichting het beste vorm gegeven
zou kunnen worden. De uitkomsten van dit onderzoek zullen eveneens in
het voorjaar van 2009 aan het NPC worden voorgelegd. Tot slot wordt
momenteel een proeftuin ingericht over het thema heling en internet.

4.6.2.2	 	Aanpak witwassen

Voor de FIOD-ECD is vanaf 2008 jaarlijks € 3 mln. beschikbaar voor een
uitbreiding van 37 fte ten behoeve van de bestrijding van witwassen.
Hiervan worden 6 fte ingezet op de versterking van informatiefunctie op
het gebied van witwassen en de overige worden ondergebracht in 2
specialistische teams opsporing witwaszaken (een gevestigd in Haarlem en
de ander in Amsterdam). Om de twee specialistische witwasteams zo
spoedig mogelijk operationeel te krijgen, heeft de FIOD-ECD ervoor
gekozen de toegekende formatie zoveel mogelijk in te vullen door de
verplaatsing van ervaren medewerkers naar de beide teams en voor de
opengevallen plaatsen nieuwe medewerkers te werven. Van de 6 fte ter
versterking van de informatiefunctie zijn er 5 al ingevuld en zal de
laatste in het najaar volgen. De beide opsporingsteams zijn weliswaar
nog niet geheel bezet, maar wel al operationeel. De selectie- en
benoemingsprocedures zijn afgerond en de volledige sterkte wordt ultimo
2008 bereikt. Deze extra capaciteit zal met name worden ingezet bij
bestrijding van witwassen als zelfstandig fenomeen, in relatie met de
financieel-economische sector en het thema vastgoed. In het bijzonder
zal er aandacht zijn voor zgn. facilitators, zoals notarissen, advocaten
en accountants. Daarnaast zal de FIOD-ECD capaciteit inzetten voor de
benutting van financiële signalen, met name MOT-informatie.

De Ministeries van Justitie en van Financiën zijn in samenspraak met
het OM, FIU-Nederland en meldingsplichtige instellingen bezig met de
nadere invulling van de algemene en individuele terugkoppeling over het
gebruik van gemelde transacties met het zo optimaal mogelijk benutten
van de wettelijke mogelijkheden. Doel van de verbeterde terugkoppeling
is de verbetering van meldgedrag van de instellingen en meer inzicht in
de effectiviteit van het meldsysteem. 

In het programma FINEC is ook aandacht voor verbetering van
informatie-uitwisseling. Zo zal de informatie uit opsporingsonderzoeken
naar witwassen door politie en FIOD-ECD na analyse systematisch worden
gebruikt voor terugkoppeling naar onder meer financiële instellingen en
bestuursorganen (bestuurlijke rapportages). De bestuursorganen zullen op
basis van dergelijke bestuurlijke rapportages passende maatregelen
kunnen nemen. 

Voor de maatregelen op het gebied van vastgoedfraude, die raakvlakken
hebben met de aanpak van financieel-economische criminaliteit, zij
kortheidshalve verwezen naar de passage hierover in punt 4.6.1.4 van
deze brief. 

Tot slot, het Algemene Rekenkamer rapport ‘Witwassen en
Terrorismefinanciering’ en de hierover door Uw Kamer gestelde vragen,
bieden goede aanknopingspunten voor de Ministeries van Financiën en van
Justitie om gezamenlijk verder vorm te geven aan het domein witwassen
binnen het kader van het Finecprogramma. Kortheidshalve zij hier
verwezen naar de antwoorden op de vragen, die Uw Kamer zijn toegezonden
bij brief van 5 september 2008.

4.6.2.3	 	Versterken aanpak afnemen onverklaarbaar vermogen

In het kader van de Implementatie van het EU-Kaderbesluit inzake
wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie is een
ministeriële regeling in voorbereiding. Op 15 juli 2008 is het
conceptwetsvoorstel ter verbetering van de uitvoering van de
ontnemingmaatregel ter consultatie toegezonden aan de vaste
adviesorganen. De versterking van de internationale aspecten bij
ontneming krijgt vorm via het project ‘Uitbouwen BOOM tot EU
‘contact point’ voor internationale ontnemingszaken. Dit najaar zal
een expertmeeting met deelname van alle betrokken partijen worden
gehouden die tot doel heeft in kaart te brengen in hoeverre het
‘afnemen’ in de brede zin des woords de komende jaren nog verder kan
worden gestimuleerd. Er zullen naar verwachting in de loop van 2009 ook
zgn. proeftuinen (zie hiervoor onder punt 4.6) kunnen worden ingericht
op het thema witwassen/onverklaarbaar vermogen. Tot slot wordt het
ressortparket in Leeuwarden thans uitgebreid met formatie ten behoeve
van de behandeling van (extra) ontnemingszaken.

4.6.2.4		Corruptiebestrijding	

In het meerjarenbeleidsplan 2008-2012 heeft de Rijksrecherche een zestal
speerpunten benoemd waaraan zij de komende jaren zal gaan werken. Deze
speerpunten worden uitgewerkt in concrete activiteiten in de jaarlijks
terugkerende jaarplannen. Uit het Jaarplan 2008 van de Rijksrecherche
blijkt dat zij zich bij de intensivering van de aanpak van corruptie
richt op 3 pijlers: 

De eerste pijler betreft verbetering van de informatiepositie over
ambtelijke corruptie. Op 1 juli 2008 is de Rijksrecherche gestart met
een strategische analyse van omkoping van ambtenaren bij het openbaar
bestuur. 

De tweede pijler ziet op een uitbreiding van de (opsporings-)capaciteit
ten behoeve van de aanpak van ambtelijke corruptie met 17 fte, waaronder
6 fte tactisch rechercheurs, 2 recherchemedewerkers, 2
informatierechercheurs, 2 financieel rechercheurs, 4 analisten en een
adviseur. In het Jaarplan 2008 heeft de Rijksrecherche aangegeven 10
procent meer zaken te kunnen genereren op het gebied van bestrijding van
ambtelijke corruptie. Samen met het OM zal worden bezien of er ten
minste één zaak richting de omkoper (in plaats van de omgekochte)
gestart kan worden.

Het vergroten van kennis en kunde met betrekking tot het signaleren en
de aanpak van (ambtelijke) corruptie door middel van het ontwikkelen en
geven van cursussen en trainingen vormt de derde pijler. In 2008 wordt
een informatie- en kennis structuur ingericht binnen de Rijksrecherche.
Dit zal mede vorm worden gegeven op basis van de uitkomsten uit de
strategische analyse. Er worden met minstens drie externe partners,
waaronder in ieder geval de FIOD-ECD, convenanten afgesloten. In deze
convenanten worden in ieder geval afspraken opgenomen over het
uitwisselen van ‘best practices’ op het gebied van ambtelijke
corruptie. Dit jaar wordt ook begonnen met het opleiden van de tactische
rechercheurs op het gebied van financieel, digitaal en internet
rechercheren.

Tot slot, in november 2007 is Nederland voor de derde maal door GRECO
(Raad van Europa) geëvalueerd. Tijdens de evaluatie is gekeken naar de
strafbaarstelling van omkoping. De eindconclusie van het rapport luidt
dat Nederland voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit het Verdrag
inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie en het aanvullend
protocol. Wel signaleren de evaluatoren enkele punten waarop in hun ogen
verbetering van het instrumentarium mogelijk is. Een en ander is tot
uitdrukking gebracht in een zestal aanbevelingen. Nederland moet in het
door GRECO gehanteerde stramien in het najaar van 2009 rapporteren over
wat het heeft gedaan met de aanbevelingen van GRECO. 

4.6.3 		Intensivering bestrijding cybercriminaliteit

In de hierboven al aangehaalde brief over de rechtshandhaving op
internet is het kader geschetst voor de rechtshandhaving bij cybercrime
en internetmisbruik in het bijzonder. Het programma Intensivering
bestrijding cybercriminaliteit zal niet alleen veel aandacht  schenken
aan voorlichting en preventie. Ook zal het de randvoorwaarden voor de
inhaalslag die nodig is voor de opsporing en vervolging moeten
organiseren, teneinde klaar te zijn om de strafrechtelijke kant van de
bestrijding van cybercrime in de toekomst adequaat te kunnen invullen. 

4.6.3.1		Onderzoek

De afgelopen periode is een aantal onderzoeken afgerond die van belang
zijn voor de bestrijding van cybercrime. Meegezonden met de brief over
de rechtshandhaving is het WODC-onderzoek onder de titel High-tech
crime, soorten criminaliteit en hun daders: een
literatuurinventarisatie. Voor de inhoud hiervan verwijs ik u naar de
brief. Daarnaast is onlangs aan Uw Kamer gezonden het onderzoek Filteren
van kinderporno op internet : een verkenning van technieken en
reguleringen in binnen- en buitenland. Voor de inhoud daarvan verwijs ik
u naar de aanbiedingsbrief bij dit rapport aan uw Kamer. In het kader
van ‘Notice-and-Take’-Down (NTD) zijn verder relevant de juridische
analyse van artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht en de binnenkort
te verschijnen NTD-gedragcode die gevolgd zal worden door het
bedrijfsleven en die is opgesteld na onderzoek in het kader van het NICC
programma.

		

4.6.3.2		Preventie

In het kader van preventie heeft het Ministerie van Justitie in de
afgelopen periode (samen met de Ministeries van EZ, van BZK en andere
departementen, handhavingsinstanties, meldpunten en vertegenwoordigers
van bedrijfsleven en consumenten) gewerkt aan de inrichting van de brede
cybercrime-veiligheidsketen aan de hand van thema’s en maatregelen,
die in de diverse plannen en overleggremia eind 2008 vastgesteld zullen
worden. Ze krijgen hun beslag in de nog uit te werken preventieagenda
voor de komende jaren. Zo wordt gewerkt aan intensivering van de
voorlichting via een postbus 51 campagne Voorkom Slachtofferschap
Cybercrime (mede n.a.v. het overleg met de Tweede Kamer over de Nota
Rechtshandhaving en Internet) en aan een WODC-onderzoek (n.a.v. de motie
Cörüz) dat de start kan zijn van een structurele, meerjarige aanpak
van voorlichting. 	

4.6.3.3		Organisatie, deskundigheid en capaciteit

Zowel bij politie als bij het OM is specifiek voor de bestrijding van
cybercrime een projectstructuur ingericht. Het Programma Cybercrime bij
de politie is ingericht op basis van drie clusters. 

Het eerste cluster gaat over innovatie. Er is een ‘call for
proposals’ uitgegaan naar de korpsen om innovatieve voorstellen voor
de aanpak van cybercrime aan te reiken. Het programma heeft met
gebruikmaking van de ervaringen van het nationale programma ‘InAxis’
een sponsorregeling ontwikkeld met toetsingscriteria voor het beoordelen
van experimentele voorstellen van korpsen. Voor de zomer is de
projectorganisatie voor de proeftuin heling en internet (“kiezen of
helen”) gestart. Het eerste resultaat moet een technische voorziening
zijn tussen de politie en een relevante marktpartij (Marktplaats). 

Het cluster methoden en technieken heeft de hoogste prioriteit de
afgelopen periode gelegd bij harmonisering van de verschillende
technologische toepassingen van politiekorpsen om opsporing op internet
te kunnen verrichten. Er wordt gewerkt aan één toepassing voor alle
korpsen om veilig opsporingshandelingen te kunnen verrichten op
internet. 

Het cluster organisatie, onderzoek en opleidingen is de afgelopen
periode een drietal praktijkgerichte onderzoeken gestart waarvan de
resultaten eind 2008 dan wel begin 2009 zullen worden gepresenteerd. In
de omgevingsanalyse worden de actoren die een rol (kunnen) vervullen in
de aanpak van cybercrime in kaart gebracht en voorstellen ontwikkeld
voor een effectieve gezamenlijke aanpak. Daarnaast wordt een onderzoek
uitgevoerd naar de stand van zaken bij de Nederlandse politie op gebied
van organisatie en aanpak van cybercrime. Begin volgend jaar komt een
techniek op het gebied van 'videofingerprinting' beschikbaar, waarmee de
effectiviteit en efficiency om beeldmateriaal te analyseren (zoals
kinderporno) in de toekomst ingrijpend wordt vergroot. 

De opzet van de proeftuin voor de aanpak van kinderporno in een van de
korpsen is in vergaande voorbereiding. Deze proeftuin zal in de komende
maanden operationeel worden.

Verder staan twee criminogene analyses in de steigers. In een
kwantitatief onderzoek wordt dit najaar de impact van digitalisering van
onze samenleving in beeld gebracht. Dit onderzoek zal naar verwachting
bijdragen aan een gedeelde “sense of urgency” bij alle betrokken
partijen in de aanpak van cybercrime. Een dieper gaande kwalitatieve
analyse van het fenomeen cybercrime kan medio 2009 worden verwacht. De
uitkomsten van deze onderzoeken worden gebruikt voor de verdere
inrichting van het programma Cybercrime in de komende jaren en voor
gerichte praktische aanbevelingen aangaande organisatie en opleiding. De
huidige activiteiten in dit cluster staan nu nog in hoofdzaak in het
teken van het verrichten van onderzoek. Op termijn zullen de resultaten
van de activiteiten uit de twee andere clusters door dit cluster worden
geïmplementeerd. 

4.6.4		Identiteitsfraude 

Programma Identiteitsmanagement

Bij veel vormen van ernstige criminaliteit (financieel-economische
criminaliteit, cybercriminaliteit en georganiseerde misdaad) wordt
identiteitsfraude als instrument gebruikt. Het interdepartementale (i.e.
BZK en Justitie) programma Identiteitsmanagement is in 2008 gestart,
teneinde een samenhangend pakket maatregelen te ontwikkelen om
identiteitsfraude zoveel mogelijk te voorkomen en bestrijden. Dit
programma is gericht op het verbeteren van de vaststelling, vastlegging
en controle van identiteiten en op voorlichting aan burgers en
bedrijfsleven. 

Met dit programma Identiteitsmanagement worden de volgende resultaten
beoogd: 

in 2009 tot stand brengen van een meldpunt voor misbruik van
identiteiten dan wel identiteitsfraude, met als doel het in kaart
brengen van de aard en omvang van identiteitsfraude, de adequate
afhandeling van meldingen en het optreden als helpdesk en (algemene)
informatieverstrekker;

samen met de uitgevende en controlerende instanties in 2009 maatregelen
doorvoeren om de aanpak van misbruik van reisdocumenten en andere
identiteitsdocumenten te versterken;

vóór eind 2008 een visie ontwikkelen op de samenhang en toepassing van
biometrie en een visiedocument opstellen voor het inrichten van de
zogeheten ‘Document Verifying Authority’; 

het (in relatie tot fraude) nader onderzoeken van de digitale
identiteitsketen in 2009;

onderzoeken (via wetenschappelijk onderzoek en een praktijkanalyse met
experts) in hoeverre het noodzakelijk en/of wenselijk is om
identiteitsfraude (zelfstandig) strafbaar te stellen. 

Programma Progris 

Uiterlijk in 2010 moet een nieuwe systematiek zijn ingevoerd om de
identiteit van verdachten en veroordeelden vast te stellen. 

Het kabinet beoogt daartoe het thans bij Uw Kamer ter behandeling
voorliggende wetsvoorstel dat de identiteitsvaststelling in de
strafrechtketen in alle opzichten regelt in 2009 in werking te laten
treden .

Intussen vorderen de voorbereidingen voor de invoering van de nieuwe
systematiek conform de eerder afgegeven planning. Vanaf begin 2009 wordt
de eerste fase van de nieuwe systematiek geleidelijk ingevoerd
(identificatie en verificatie met behulp van een identiteitsdocument).
Vanaf begin 2010 volgt de tweede fase (identificatie en verificatie met
gebruikmaking van foto's en vingerafdrukken). De gefaseerde
inwerkingtreding van het wetsvoorstel is logischerwijze gekoppeld aan de
uitrol van de tweede fase.

 TK 2007-2008 28 684, nr. 119

 TK 2005-2006, nr. 24077, nr. 188

 TK 2006-2007, 28 824, nr. 50

 TK 2007-2008 , 28  684 , nr. 134

 In de begrotingen 2009 van Justitie en BZK  zijn de doelstellingen van
Veiligheid begint bij Voorkomen nogmaals toegelicht (TK 2008-2009, VI,
nr. 2 en TK 2008-2009, VII, nr. 2).

 TK  2007-2008, 28 684, nr. 130

 Eind maart 2008 is de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) 2007
aan de TK aangeboden. De MCB is een grootschalig landelijk onderzoek
onder Nederlandse bedrijven naar slachtofferschap van criminaliteit. (TK
2007-2008, 28 684, nr. 150.)

 De analyse in deze paragraaf berust op meerdere bronnen, waarvan één
der belangrijkste is het rapport van het CBS en het WODC Criminaliteit
en rechtshandhaving 2006..

 Hoe de criminaliteit zich in de tijd precies ontwikkelde, is niet exact
aan te geven omdat de metingen tussentijds zijn gewijzigd (zie TK
2007-2008, 28 684, nr. 150). Dit was mede de aanleiding om de ambities
van het VBBV-project te herformuleren met als ijkjaar 2006 

 Eindmeting Meetwijken Veiligheid als bijlage toegevoegd bij TK
2007-2008, 28684, nr. 150

 Zoals bijv. verwoord in de Nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 (TK
1994-1995, 24 225, nrs. 1-2), Nota criminaliteitsbeheersing (TK
2000-2001, 27 834, nrs. 1-2),  het Veiligheidsprogramma “Naar een
veiliger samenleving” (TK, 2002-2003, 28 682, nrs. 1-2)

 Strafrechtelijke Opvang Verslaafden/Inrichting Stelselmatige Daders

 Actieplan overlast en verloedering (TK 2007-2008, 28 684, nr .130).
PVAGM en Finec (TK 2007-2008, 29 911, nr. 10) , de  brief over
vermindering recidive ( TK  2007-2008 TK 2007-2008, 24587, nr. 299

 Actieplan tegen Geweld (TK 2005-2006, 28 684, nr .65) 

 Actieprogramma Veilige Publieke Taak (TK 2007-2008, 28 684, nr. 117)

 Plan van aanpak ‘Huiselijk Geweld : de volgende fase’ (TK
2007-2008, 28 345, nr. 70)

 Programma ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ (TK 2001-2002, 28 345,
nr. 1)

  Wet tijdelijk huisverbod (EK 2007-2008, 30 657, nr. A) 

  Actieplan ‘Kinderen veilig thuis” (TK 2007-2008, 28 345, nr. 62)

 Beleidsbrief ‘Beschermd en weerbaar’ (TK 2007-2008, 28 345 en 22
894, nr. 51)

 Vierde voortgangsrapportage programma Eergerelateerd Geweld (TK 2007
– 2008, 30 388, nr. 30). 

 TK 2007-2008, 28 684, nr. 162

 TK 2007-2008, 28 684, nr. 163

 TK 28684, nr. 24; TK 28684, nr. 53; TK 28684, nr. 116

 TK 28684, nr. 151

 Deloitte, nov. 2007

 TK 2007-2008, 28684, nr.130

 De coffeeshops moeten zich houden aan de zogenoemde AHOJ-G criteria:
geen Affichering (reclame), geen Harddrugs verkopen, geen Overlast
veroorzaken, geen toegang tot coffeeshops voor Jeugdigen (onder 18
jaar), en geen verkoop van Grote hoeveelheden (meer dan 5

gram) per transactie. De maximale handelsvoorraad is 500 gram, maar
gemeenten kunnen een lager maximum vaststellen. 

 In antwoord op de schriftelijke vragen van de Tweede Kamer voor het
Wetgevingsoverleg op 11 juni 2008 heeft de minister van BZK dit
aangegeven.

 Bij brief van 18 juni 2008 (TK 2007-2008, 45177)

 TK 2007-2008, 19637, nr. 1207

 TK 2005-2006, nr. 24077, nr. 188

 TK 2003-2004, 24077, nr. 125 en TK 2005-2006, 24077, nr. 184

 10 juli 2006

 Door BZK en Justitie i.s.m. VNG, Het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), Aedes, EnergieNed, het
Verbond van verzekeraars en het Nationaal Netwerk Drugsexpertise van de
politie

 Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid

 Aedes, EnergieNed, het Nederlands Verbond van Verzekeraars, het
Nationaal Netwerk Drugsexpertise (NND) van de politie, de VNG, het UWV,
de Belastingdienst en het CCV. 

 TK 2007-2008, nr. 24077, nr. 201

 Rapport ‘Drugsinbeslagnemingen en drugsprijzen - Nederland 2007’
van het KLPD

 Zie ook de programmatische aanpak van de georganiseerde hennepteelt
(paragraaf 4.6.1.4) 

 TK 2007-2008, 31200-VI, nr. 52

 Oktober 2006

 TK 2007-2008, 28 684, nr. 167

 In november 2007 bent u geïnformeerd over de start van deze  pilots TK
2007-2008, 31 001, nr. 35

 Brief aan Uw Kamer van 7 oktober 2008 (TK 2008-2009, 31001, nr. 54)

 Amersfoort, Amsterdam (vijf ketenunits), Bergen op Zoom, Breda, Den
Bosch, Den Helder, Dordrecht (eerste fase gestart, officiële opening
begin 2009),  Eindhoven, Enschede, Groningen, Heerlen, Helmond,
Kerkrade, Leeuwarden, Maastricht, Oss, Roermond/Weert, Sittard-Geleen,
Tilburg, Utrecht, Venlo. Nog dit jaar gaan de volgende Veiligheidshuizen
van start: Almere, Apeldoorn/Zutphen,  Den Haag, Ede, Emmen (regionaal
Veiligheidshuis Drente), Hengelo (zet in op eerste fase in 2008),
Nijmegen, Schiedam, Zwolle/Deventer.

Planvorming vindt nog plaats in Alkmaar, Almelo, Arnhem, Haarlem,
Leiden, Rotterdam, Zaanstad. De opening van deze Veiligheidshuizen is
voorzien in 2009.

 Inrichting voor stelselmatige daders

 TK 2007-2008, 24587, nr. 299

 De interventie Arbeidsvaardigheden (ArVa, voorheen Arbeid en de
Training voor Cognitieve Vaardigheden (CoVa) zijn erkend. De
interventies ART Wiltshire-Nederland en Leefstijltraining voor
verslaafde justitiabelen zijn door de Erkenningscommissie
Gedragsinterventies voorlopig erkend.

 TK, 2007-2008, 29911, nr. 10

 TK, 2007-2008, 29911/28684, nr. 11

 TK, 2007-2008, 28 684, nr. 133

 TK, 2007-2008, 31 200, nr. 16

 Wet Bevordering Integriteit Beoordelingen door het Openbaar Bestuur

 Brief van de ministers van Justitie en BZK aan de Tweede Kamer van 16
juli 2007, TK, 2007-2008, 31109, nr. 1.

 TK 2007-2008, 31255, nr. 10. 

 TK, 2007-2008, Handelingen, 23-1719 en 24-1808 van 14 en 15 november
2007

 Dit onderzoek is een vervolg op het op 6 maart 2007 aan uw Kamer
aangeboden onderzoek ‘Malafide praktijken in de vastgoedsector’ (TK
29 911 en 29 537, nr. 6)

 TK, 2007-2008, 25437, nr. 56.

 TK, 2007-2008, 31 200, VI, nr. 48.

 TK, 2007-2008, 31477, nrs. 1-2.

 TK, 2007-2008, 31477, nr.  5

 Zie ook het wetsvoorstel ter implementatie van dit Kaderbesluit (TK
20070-2008, 31555, nrs. 1-3)

 R.C. van der Hulst en R.J.M. Neve. WODCO&B nr 264, Ministerie van
Justitie / WODC, Den Haag, 2008.

 Brief van  15 september 2008 (TK 2007-2008, 28684, nr. 166).

 M.H.M. Schellekens, B.J. Koops en W.G. Teepe. “Wat niet weg is, is
gezien. Een analyse van art. 54a Sr. In het licht van een Notice – and
– Take- Down – regime. Universiteit van Tilburg, Oktober 2007.

 TK 2007-2008, 28684, nr. 126

 PAGE    

 PAGE   44