[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage Kwaliteitsverbetering Justitiële Jeugdinrichtingen

Bijlage

Nummer: 2008D13032, datum: 2008-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Stand van zaken verbetermaatregelen in de justitiële jeugdinrichtingen (2008D13031)

Preview document (🔗 origineel)


Voortgangsrapportage Kwaliteitsverbetering Justitiële Jeugdinrichtingen

Oktober 2008

Leeswijzer

In deze voortgangsrapportage wordt ingegaan op de specifieke stand van
zaken van de verbetermaatregelen van de justitiële jeugdinrichtingen.
Hierbij zal daar waar mogelijk en nodig de aanleiding worden geschetst,
de aanpak, de inmiddels geboekte resultaten en tot slot een tijdpad
worden weergegeven voor de nog te nemen stappen. De voortgangsrapportage
bestaat uit de volgende onderdelen: onderdeel A schetst de voortgang van
de maatregelen aan de hand van het proces dat de jeugdige in de jji
doorloopt. Onderdeel B gaat in op de aanpak van het werven en opleiden
van personeel. Specifieke aandacht gaat uit naar dit onderdeel gezien de
krappe arbeidsmarkt. Onderdeel C gaat in op de kwaliteitsborging en
onderdeel D gaat in op de verschillen tussen rijks- en particuliere
inrichtingen. In de deze stand van zaken zijn de gegevens uit de tweede
viermaandsrapportages 2008 van de verschillende jji’s verwerkt,
alsmede de laatste bevindingen van de Inspecties over de voortgang van
de verbeteringen. Bij brief van 8 mei 2008 is de Kamer geïnformeerd
over de financiële dekking van de verbetermaatregelen. Hierover is
tijdens het Algemeen Overleg van 21 mei 2008 met uw Kamer van gedachten
gewisseld. Ook is tijdens het wetgevingsoverleg inzake de
Justitiebegroting op 9 juni 2008 verantwoording afgelegd over besteding
van de extra middelen. Met het oog daarop wordt in deze rapportage niet
verder ingegaan op financiële consequenties. 

Inhoud:

A. Het proces dat de jeugdige doorloopt

1. De jeugdige wordt geplaatst in een jji

	1.1 Scheiding straf-civiel

	1.2 Flexibele inzet capaciteit

	1.3 Verbetering kwaliteit en doorlooptijden diagnostiek

		

1.4 Betrekken ouders

1.5 Onderzoek

2. De jeugdige verblijft op een groep

	2.1 Gedifferentieerde leefgroepen

	2.2 Kleinere groepen

	2.3 Jeugdigen met ernstige seksuele problematiek

	2.4 Individuele Traject Afdeling (ITA)

2.5 Inkoop Gevangeniswezen

2.6 Disciplinaire maatregelen/isoleerplaatsingen

3. De jeugdige doorloopt een traject

	3.1 Invoering netwerk- en trajectberaad

	3.2 Binnen drie weken duidelijkheid

3.3 Instrumentarium jeugdstrafrechtketen

3.4 Digitale dossiervorming

3.5 JCO-supportsysteem

4. Psychische problematiek

	4.1 Screening en diagnose psychiatrie

4.2 Opleiden kinder- en jeugdpsychiaters

4.3 Aantrekken kinder- en jeugdpsychiaters

4.4 Samenwerking GGZ/TBS en jeugdzorg

5. De jeugdige krijgt gedragsinterventies aangeboden

	5.1 Ontwikkeling basismethodiek

	5.2 Erkende gedragsinterventies

6. De jeugdige gaat naar school: één kind, één plan

	6.1 Samenwerkingsamenwerking scholen – jji’s

	6.2 Investeren in praktijkgericht onderwijs

	6.3 Onderwijs aan docenten in basismethodiek

7. De jeugdige onttrekt zich uit de jji

8. De jeugdige mag naar buiten

	8.1 Scholing- en trainingsprogramma (stp)

8.2 Elektronisch toezicht

9. Nazorg

	9.1 Invoering netwerk- en trajectberaad

	9.2 Verantwoordelijkheidskader en uitvoeringskader Nazorg Jeugd

	9.3 Informatieoverdracht aan gemeenten

	9.4 Invoering verplichte nazorg

	9.5 Pilot vrijwillige nazorg meerderjarige pij-ers

	9.6 Onderwijs: leerlinggebonden financiering (LGF)

	9.7 Participatiebevordering om de meest kwetsbare groepen onder de
aandacht te 

	      brengen van de werkgevers (SZW)

	9.8 Aansluiting BOPZ

B. Personeel

1.1 Binnenhalen personeel

1.2 Wervingscampagne

1.3 Binnenhouden zittend personeel

1.4 Nieuwe functieprofielen

1.5 Opleiding

1.6 Interculturalisatie

C. Kwaliteit

1. KwaliteitsborgingssysteemKwaliteitsborgingsysteem

2. Prestatie-indicatoren

3. Best practices

4. Jeugdtevredenheidsonderzoek (ABC)

D. Onderscheid rijks- en particuliere inrichtingenA. Het proces dat de
jeugdige doorloopt

De jeugdige wordt geplaatst in een jji

1.1. Scheiding straf-civiel

Aanleiding

Op 1 januari 2008 is de Wet gesloten jeugdzorg in werking getreden.
Daarmee is het wettelijk kader gegeven voor de scheiding van jeugdigen
die op strafrechtelijke en jeugdigen die op civielrechtelijke titel in
een gesloten setting verblijven. De voorzieningen voor gesloten
jeugdzorg vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor
Jeugd en Gezin. Op 1 januari 2010 wordt de feitelijke scheiding
voltooid. 

Aanpak

De gesloten jeugdzorg komt tot stand door: 

a. het creëren van nieuwe plaatsen door Jeugd &Gezin bestemd voor
gesloten jeugdzorgaanbod; 

b. het gefaseerd overhevelen van (delen van) jji’s naar de jeugdzorg
gedurende de jaren 2008 – 2010. Het betreft hier in totaal 842
plekken. Daarnaast wordt geld voor de realisatie van 188 plekken
overgeheveld van het ministerie van Justitie naar het
programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

Per 1 januari 2008 werden de volgende (delen van) jji’s overgedragen
van Justitie naar het programmaministerie voor Jeugd en Gezin: OGH, Het
Keerpunt (locatie Icarus), Harreveld (locatie Almelo), Het Poortje
(locatie Waterpoort) en Rentray (locatie Eefde). Op 1 januari 2009 gaan
De Lindenhorst (nu nog onderdeel van jji De Heuvelrug) en Den Engh over
van het ministerie van Justitie naar het programmaministerie voor Jeugd
en Gezin. Als laatste gaat de locatie Wapenveld van jji De Sprengen op 1
januari 2010 over. In 2010 zal de geplande capaciteit van ruim 1300
plekken gerealiseerd zijn. Daarnaast is de Minister voor Jeugd en Gezin
voornemens om Glen Mills aan te wijzen als aanbieder van gesloten
jeugdzorg, waarmee nog eens 120 plekken beschikbaar zullen komen. 

In de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 8 mei 2008 en in de
brief van de Minister voor Jeugd en Gezin van 17 juni 2008 is
uiteengezet dat er extra middelen worden ingezet om zowel een
verbetering van de kwaliteit in de jji’s als de gesloten
jeugdzorginstellingen tot stand te brengen.

Resultaat

Met de overdracht van jji’s van het ministerie van Justitie naar het
programmaministerie voor Jeugd en Gezin enerzijds, en het realiseren van
nieuwe voorzieningen door Jeugd en Gezin anderzijds, zal in 2010 de
scheiding tussen strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatsen voltooid
zijn.

1.2. Flexibile inzet capaciteit 

Aanleiding

Tijdens het Algemeen Overleg van 21 mei 2008 is het belang van regionale
plaatsing, mede met het oog op een effectieve terugkeer en ketenzorg na
verblijf in een jji, nogmaals benadrukt. Het gebrek aan capaciteit in de
Randstad, met name aan behandelplekken, en de verschillende doelgroepen
die bepaalde jji’s herbergen, maken regionale plaatsing echter nog
vaak niet mogelijk. 

Aanpak

Om de flexibiliteit en effectiviteit van de jji’s te vergroten is in
de Pij-brief aangekondigd het verschil tussen opvang- en
behandelinrichtingen op te heffen. Hiermee wordt een snellere start van
de behandeling van de jeugdigen beoogd, alsmede een betere spreiding van
capaciteit over het land en een betere en snellere herkenning van
gedrags- of psychische problematiek bij jeugdigen die momenteel op
strafrechtelijke titel in een opvanginrichting verblijven door de
aanwezigheid van meer gedragswetenschappers in alle jji’s. Het
opheffen van het verschil tussen opvang- en behandelcapaciteit zal
regionale plaatsing in de Randstad, maar ook elders in het land
vergemakkelijken. 

Voortgang

De voorbereidingen van de implementatie zijn gestart. Gedragsdeskundigen
worden geworven en het personeel van de opvanginrichtingen wordt
toegerust op de behandelfunctie.

Het opheffen van het onderscheid tussen opvang- en behandelinrichtingen
vormt onderdeel van het traject aanpassing Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen (verder te noemen Bjj). Na de verwerking van de
ingekomen adviezen van de geraadpleegde adviesorganen, zal het voorstel
van wet worden voorgelegd aan de Raad van State. Ik streef er naar het
voorstel in de eerste helft van 2009 bij uw kamer aanhangig te maken. 

Tijdpad

Na voltooiing van het proces van de scheiding tussen strafrechtelijk en
civielrechtelijk geplaatste jeugdigen en het opheffen van het verschil
tussen opvang- en behandelgroepen in 2010 kan de capaciteit flexibeler
worden ingezet. 

De feitelijke opheffing van het onderscheid tussen opvang en behandeling
zal plaatsvinden in samenhang met de verkleining van de groepsgrootte in
de jji’s. Omdat een deel van de jeugdigen met een civielrechtelijke
titel op grond van de overgangsbepalingen van de Wet op de jeugdzorg
(gesloten opvang) tot 2010 in een jji zal verblijven (mede vanwege de
nog ontoereikende capaciteit van de gesloten jeugdzorg) en gelet op de
beschikbaarheid van capaciteit, zijn de groepsverkleining en het
opheffen van het verschil tussen opvang- en behandelgroepen voorzien in
2010. 

1.3. Verbetering kwaliteit en doorlooptijden diagnostiek 

Aanleiding

Het is van belang dat de problematiek van een jeugdige zo snel en goed
mogelijk helder is en de behandeling daarvan begint. 

Aanpak

a. Verbetering doorlooptijden onderzoek pro justitia

In alle gevallen waarin een Pij-maatregel wordt opgelegd, is een
rapportage van twee gedragsdeskundigen (van wie ten minste een kinder-
en jeugdpsychiater) vereist. Zoals bekend is, is er maar een beperkt
aantal kinder- en jeugdpsychiaters (waarover verderop meer). Deze
rapportage, die onder verantwoordelijkheid van het Nederlands Instituut
Forensische Psychologie en Psychiatrie (NIFP) wordt opgesteld, wordt
door zowel de rechter als de jji gebruikt. De rapportage dient inzicht
te geven in de vraag of sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis zoals bedoeld in artikel 77s, derde lid Sr.
Daarnaast moet voor de jji duidelijk zijn wat de aard en omvang van de
problematiek is zodat snel met de behandeling kan worden gestart. De
rapportages dienen aan duidelijkheid te winnen en sneller beschikbaar te
komen.

Resultaat

De werkprocessen van het NIFP zijn door TNO doorgelicht. Daaruit kwamen
aanbevelingen die ertoe moeten leiden dat de rapportages binnen 10 weken
(in plaats van gemiddeld 13 weken) beschikbaar komen. Daarnaast wordt op
dit moment het landelijke kader Forensische Diagnostiek Jeugd
geëvalueerd. Voorts wordt in het wetsvoorstel "Deskundige in
strafzaken" voorzien in een deskundigenregister. Tot slot heeft het NIFP
de samenwerking met de partners in de jeugdstrafrechtketen gezocht,
waardoor meer inzicht bestaat in de behoefte van de gebruikers. Vanuit
deze vier invalshoeken kan een stevige impuls aan de kwaliteit worden
gegeven.

Tijdpad

De evaluatie van het landelijk kader en de vulling van het
deskundigenregister zullen in 2009 zijn gerealiseerd. Verkorting van de
rapportagetermijn is in 2010 afgerond.

b. Kwaliteitsverbetering diagnostiek

De expertise rondom de diagnostiek is te veel verspreid over meerdere
partners in het jeugdveld en de uitvoering van het diagnostisch proces
behoeft kwaliteitsverbetering. 

De partners in de jeugdstrafrechtketen (Raad voor de Kinderbescherming,
Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht) hebben behoefte aan
kwalitatief beter advisering als het gaat om onderzoek pro justitia. 

Resultaat

Om de forensische diagnostiek bij jeugdigen die voor een Pij-maatregel
in aanmerking komen danwel een Pij-maatregel hebben te verbeteren en de
samenwerking tussen de jji’s, de jeugd GGZ en de universiteiten te
verbeteren, is in december 2007 het Forensisch Consortium Adolescenten
(ForCA) opgericht. Het consortium vormt een samenwerking tussen de GGZ,
de wetenschap, het NIFP en de jji’s. Via verschillende werkgroepen en
een kennisnetwerk wordt onder andere wetenschappelijk onderzoek
toegankelijker gemaakt, opleidingen voor medewerkers in de jji’s
inzichtelijk gemaakt dan wel nieuw ontwikkeld, de aansluiting tussen
diagnostiek en behandeling beter in beeld gebracht en de diagnostiek
voor de zwaarste groep (potentiele) Pij-jeugdigen gecentraliseerd.

Jeugdigen, die in aanmerking komen voor een Pij-maatregel en jeugdigen
met een Pij-maatregel waarvoor een onafhankelijk advies ten aanzien van
het vervolg van hun moeilijk lopende behandeling moet worden opgesteld,
worden vanaf mei 2009 overgeplaatst naar een speciaal ingerichte
observatiegroep binnen één jji. Daar worden zij door een
multidisciplinair team onderzocht met behulp van een speciaal door ForCA
ontwikkelde observatiemethodiek. Het gaat om de zwaarste doelgroep zoals
jeugdigen die ernstige geweldsmisdrijven hebben gepleegd. Momenteel
worden de plaatsingscriteria bepaald. 

De kennisuitwisseling binnen het ForCA zorgt voor een betere aansluiting
tussen diagnostiek en behandeling, deskundigheidsbevordering bij het
personeel van de jji, aansluitend wetenschappelijk onderzoek en betere
samenwerking tussen GGZ en jji. De kwaliteit van de pro justitia
rapportages voldoet beter aan de vraag vanuit de jeugdstrafrechtketen.
Hiermee worden naar verwachting een effectievere behandeling bereikt en
de recidive teruggedrongen. 

Tijdpad

De werkgroepen binnen ForCA hebben eind 2008 de observatiemethodiek voor
de twee observatiegroepen beschreven, de opleidingsbehoefte – en het
aanbod voor groepsleiding bepaald en onderzoekswensen in kaart gebracht.
De nieuwe observatieafdelingen worden in mei 2009 in de jji
Teylingereind geopend. De werkwijze en effectiviteit van deze afdelingen
zullen in 2011 worden geëvalueerd.

1.4. Betrekken ouders 

Aanleiding

Zoals onder meer naar aanleiding van de inspectierapporten en in de
reactie op het rapport ‘Ik zit vast’ is aangegeven, worden ouders
steeds meer betrokken bij het verblijf van de jeugdigen in de jji’s om
te zorgen dat de jeugdigen bij terugkeer in een stabiele situatie komen.
Dit draagt ertoe bij dat de jeugdigen niet snel terugvallen. 

Aanpak en resultaat

In de nieuwe basismethodiek die eind 2009 in alle jji’s is
geïmplementeerd, is in de taken van de mentor als richtlijn opgenomen
op welke momenten de ouders van de jeugdige moeten worden betrokken en
op welke wijze zij worden geïnformeerd over de voortgang van hun zoon
of dochter. Hiermee is de betrokkenheid van de ouders geborgd. Verder is
voor het betrekken van allochtone ouders in dit verband het project
Interculturalisatie en aanpak radicalisering jji’s van belang. Eén
van de producten die het project heeft opgeleverd is een handreiking
“Interculturele terugkeerbegeleiding” met concrete tips voor het
verbeteren van oudercontacten en terugkeerbegeleiding voor allochtone
jeugdigen. Ook wordt thans toegewerkt naar de inzet van systeemgerichte
gedragsinterventies zoals de Multi Systeem Therapie (MST, inmiddels
erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies) en de
Functionele Familie Therapie (FFT).  

Tijdpad

De bovengenoemde twee gedragsinterventies worden reeds in vier jji’s
uitgevoerd door externe aanbieders. In 2010 zal één van deze twee
interventies in alle jji’s zijn geïmplementeerd. Dit is mede
afhankelijk van de externe aanbieders en licentiehouders van beide
methoden.

1.5. Onderzoek

Aanleiding en aanpak

Om meer inzicht te krijgen in achtergronden, problemen en risico’s van
jeugdigen met een Pij-maatregel heeft het WODC met vertegenwoordigers
uit wetenschap, veld en beleid een meerjarige programmering opgesteld
voor onderzoeken ten aanzien van de oplegging, uitvoering en inhoud van
de Pij-maatregel. 

Tijdpad

Het onderzoeksprogramma loopt van 2008 tot en met 2010. Een aantal
onderzoeken is voltooid. 

Er is een databank samengesteld waarin geanonimiseerde gegevens van alle
jeugdigen met een Pij-maatregel zijn opgeslagen. Op basis van
geregistreerde data kan verder wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden. 

Bij brief van 7 januari 2008 is aan de Kamer het rapport
“Wegloopgedrag bij jeugdigen met een Pij-maatregel” met mijn reactie
toegezonden.

De jeugdige verblijft op een groep

2.1. Gedifferentieerde leefgroepen 

Aanleiding

Om de individuele ontwikkeling van de jeugdige in de groep te bevorderen
wordt zoveel mogelijk homogeniteit van de groepen bewerkstelligd. De
leefgroepen zijn gedifferentieerd, waarbij vanzelfsprekend voorkomen
moet worden dat te veel differentiatie leidt tot onderbenutting van de
capaciteit.

Aanpak

Zoals is aangegeven wordt een systeem beoogd waarin wordt
gedifferentieerd naar ontwikkelingsfase. Jeugdigen die in een
vergelijkbare fase van hun ontwikkeling zitten, worden bij elkaar
geplaatst. 

Voor een beperkte categorie jeugdigen van 18 jaar of ouder wordt
momenteel onderzocht of doorplaatsing naar een voorziening voor
volwassenen of een niet-justitiële voorziening mogelijk en wenselijk
is. Daarbij valt te denken aan jeugdigen die zich als volwassene
gedragen, bijvoorbeeld omdat zij zelf de verantwoordelijkheid hebben
voor een kind. Ook zeer verharde jeugdigen die naar verwachting
onbehandelbaar zijn en bewust kiezen voor een criminele carrière zijn
meer op hun plaats in een volwassenen inrichting. Doorplaatsing
geschiedt dan niet uit capacitaire overwegingen, maar op grond van een
positieve invloed op de geboden behandeling. 

Resultaat

In verschillende inrichtingen worden jeugdigen reeds aan de hand van hun
leeftijd bij elkaar geplaatst. 

Tijdpad

Bij het besluit over de uiteindelijke indeling in de
leeftijdscategorieën zijn de bevindingen van de hiervoor genoemde
onderzoeksprogrammering nodig. Vooral de resultaten die meer inzicht
geven in criminogene en protectieve factoren die een rol spelen bij de
ontwikkeling van de jeugdige. 

2.2. Kleinere groepen 

Aanleiding

Zoals reeds eerder is aangegeven worden de groepen verkleind. Hiermee
wordt meer maatwerk geboden en komt er meer aandacht voor de verzorging,
(her)opvoeding en behandeling van individuele jeugdigen. 

Aanpak 

Om de huidige groepsgrootte van doorgaans 11 of 12 jeugdigen per groep
te kunnen verkleinen wordt ingedeeld in groepen van 10 en 8 jeugdigen
per groep. De jeugdigen worden bij binnenkomst geplaatst in een groep
van 10 jeugdigen. Na drie maanden volgt overplaatsing naar een groep van
8 jeugdigen.  Jeugdigen met een Pij-maatregel worden in groepen van 8
geplaatst. In deze groep worden tevens jongeren geplaatst met
jeugddetentie van lange duur. Deze indeling sluit aan bij de fasering
van de basismethodiek. Ook wordt op deze wijze nadere invulling gegeven
aan het opheffen van het onderscheid tussen opvang en behandeling. Bij
jeugdigen met een lange jeugddetentie is vaak sprake van forse
achterstanden op het gebied van opvoeding en onderwijs en kunnen
stoornissen (mede) een rol spelen. Deze jeugdigen hebben, net als de
jeugdigen met een Pij-maatregel, baat bij de intensieve (her)opvoeding
en behandeling in een groep van 8 jeugdigen. 

Tijdpad

In 2010 zal gestart worden met het daadwerkelijk verkleinen van de
groepen. Dit proces zal naar verwachting een jaar in beslag nemen. 

2.3. Jeugdigen met ernstige seksuele problematiek

Aanleiding

Het onderzoek naar aanleiding van incidenten op Harreveld heeft onder
meer de kwetsbaarheid aangetoond van de concentratie van specifieke
behandeling van jeugdigen met ernstige seksuele problematiek op één
plek (Harreveld). Spreiding van risico’s ten aanzien van de
behandeling van jeugdigen met ernstige seksuele problematiek is derhalve
nodig. Ook de voor de behandeling van deze jeugdigen vereiste expertise
dient te worden verspreid.

Aanpak en resultaat

Naast de vier reeds bestaande groepen in Harreveld zijn sinds november
2007 ook drie vergelijkbare groepen voor deze categorie jeugdigen als
pilot in Den Hey-Acker ingericht. 

Tijdpad

De pilot wordt maart 2009 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie en
de resultaten zullen vervolgens specifieke eisen worden vastgesteld voor
deze differentiatie. 

2.4. Individuele Traject Afdeling (ITA)

Aanleiding

Binnen de jji’s bestaat een groep jeugdigen die feitelijk niet
geschikt is om op een reguliere leefgroep te verblijven. Het gaat veelal
om oudere jongens met een Pij-maatregel, die wegens forse
geweldsincidenten, de serieuze dreiging die van hen uitgaat en de
negatieve invloed die zij hebben op de ontwikkeling van hun
groepsgenoten, veelvuldig worden overgeplaatst. 

Aanpak en resultaat

Zoals in de justitiebegroting 2008 staat aangekondigd, is in de eerste
helft van 

2008 in twee jji’s (Den Hey-Acker en De Sprengen) een pilot gestart
met een 

afdeling van 8 plaatsen voor deze groep, de zogenaamde Individuele
Traject 

Afdeling (ITA). Op de ITA worden deze jeugdigen individueel benaderd en 

krijgen zij een individueel behandeltraject aangeboden dat primair is
gericht op het verminderen van ongewenst gedrag en - na stabilisatie -
op resocialisatie.  

Tevens wordt voorkomen dat deze jeugdigen overlast veroorzaken op de 

reguliere groepen. Sinds januari van dit jaar functioneert een
adviescommissie die

advies uitbrengt aan de selectiefunctionaris van de afdeling Individuele


Jeugdzaken (IJZ) over de plaatsing van jeugdigen op de ITA. Monitoring
van de 

pilot vindt plaats door een begeleidingscommissie. De pilot wordt door
een extern 

onderzoeksbureau geëvalueerd onder coördinatie van het WODC. 

Tijdpad

Medio 2009 worden de resultaten van de evaluatie verwacht en wordt een
beslissing genomen over voortzetting.

2.5. Inkoop Gevangeniswezen

Aanleiding

Begin 2006 heeft het Landelijk Executie Overleg vastgesteld dat er een
structurele oplossing diende te komen voor de aanzienlijke, en
groeiende, voorraad openstaande (vervangende) jeugddetenties. 

Aanpak

Eén van de maatregelen die in dit verband is genomen, betreft de
tijdelijke inkoop van plaatsen voor jeugdigen in het gevangeniswezen.
Hiertoe zijn eind 2006 48 plaatsen voor jeugdigen gerealiseerd in PI
Zwaag en 24 plaatsen in PI De IJssel. In eerste instantie voor een
beperkte doelgroep (zelfmelders en arrestanten met een openstaande
(vervangende) jeugddetentie), maar in de loop van 2007 is dit verder
uitgebreid naar jeugdigen met voorlopige hechtenis en jeugddetentie.
Voor alle plaatsingen geldt dat het jongens betreft van 16 jaar en ouder
en dat bij deze jeugdigen geen sprake mag zijn van LVG-niveau of
ernstige psychische problematiek. Daarnaast worden in Zwaag ook jeugdige
vreemdelingen geplaatst. De jeugdigen verblijven hierbij gescheiden van
de volwassen gedetineerden. 

Onderzoek

De Inspectie Jeugdzorg heeft onderzoek gedaan naar deze zogenaamde
‘inkoopplaatsen’. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst
van de definitieve rapporten nader informeren.  

2.6. Disciplinaire maatregelen/isoleerplaatsingen 

Aanleiding

Naar aanleiding van het rapport van de Committee on Prevention of
Torture (CPT) is besloten om in alle jji’s een strafregister op te
zetten. Tijdens het Algemeen Overleg van 21 mei jl. is toegezegd dat de
Inspecties wordt verzocht dit als aandachtspunt mee te nemen bij de
doorlichtingen.

Aanpak

Een projectgroep heeft tot taak te bezien op welke manier dit register
zo goed mogelijk vorm kan krijgen. De Inspectie Jeugdzorg heeft
desgevraagd aangegeven deze informatie niet extra op te vragen bij de
vervolgonderzoeken vanwege het feit dat dit een nieuw onderwerp zou
betreffen en het met het oog op de vergelijkbaarheid ongewenst is nieuwe
onderwerpen op te nemen. Monitoring zal aldus op een andere wijze dienen
te geschieden. Ik zal bezien op welke wijze dit het beste kan
plaatsvinden.   

Tijdpad 

De projectgroep zal in het voorjaar van 2009 aanbevelingen doen. Daarna
verwacht ik te kunnen beginnen met de inrichting van het register. 

De jeugdige doorloopt een traject

Aanleiding

Het verblijf van een jeugdige in een jji is een fase in een langer en
breder traject. Het belang van trajectmatig werken is onder meer
benadrukt in het ARK rapport en het rapport van de gezamenlijke
Inspecties. 

Om een trajectmatige benadering tot stand te brengen  zijn de volgende
acties ondernomen:

3.1. Invoering netwerk- en trajectberaad 

Aanpak

Het netwerk- en trajectberaad is een vaste overlegstructuur waarin
ketenpartners (jji, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdreclassering en
voor het trajectberaad daarnaast de gemeenten) gezamenlijk zorgen voor
een sluitende begeleiding van alle jeugdigen die een jji in- en
uitstromen. Deze structuur voorziet in een intensivering van de
ketensamenwerking rondom gedetineerde jeugdigen en een betere regie op
de totale keten. Hiermee wordt een sluitende aanpak mogelijk: alle
jeugdigen die op strafrechtelijke titel in een jji worden geplaatst,
krijgen bij vertrek uit de jji passende nazorg. Er wordt een trajectplan
gemaakt om de jeugdige zo goed mogelijk voor te bereiden op zijn
terugkeer in de samenleving en te voorkomen dat hij opnieuw terug valt
in criminaliteit. Bij het opstellen van het trajectplan wordt gebruikt
gemaakt van alle beschikbare informatie van de ketenpartners. Tijdens de
fase waarin de jeugdige zich nog in de jji bevindt, wordt aansluiting
gezocht met de lokale partijen in de regio waar de jeugdige vandaan
komt. Ook de gemeente van herkomst wordt hierbij betrokken, zodat reeds
tijdens de detentiefase de nodige stappen kunnen worden genomen voor
hulpverlenings- en zorgtrajecten en andere voorzieningen. De Raad voor
de Kinderbescherming heeft in haar rol van casusregisseur de regie op
het totale ketenproces.

Resultaat

Op 11 september jl. heeft de landelijke aftrap van het netwerk- en
trajectberaad plaatsgevonden. In september van dit jaar is landelijk
gestart met het netwerkberaad (in alle opvanginrichtingen) en wordt
vervolgens het eerste trajectberaad overal uitgerold. 

Tijdpad

De invoering verloopt gefaseerd. Het tweede en volgende trajectberaad
start in oktober 2008 en zal op 1 april 2009 zijn voltooid. Hetzelfde
geldt voor het nazorgtraject ten behoeve van jeugdigen aan wie een
Pij-maatregel was opgelegd.

3.2. Binnen drie weken duidelijkheid

Aanpak

Met de komst van het netwerk- en trajectberaad vindt sneller afstemming
plaats over wat er met de jeugdige in de jji en nadien buiten de jji
gaat gebeuren. Het netwerkberaad (gericht op de verzameling van
informatie) vindt plaats binnen één week na binnenkomst; het
trajectberaad (gericht op de totale begeleiding van de jeugdige)  binnen
drie weken na binnenkomst. Binnen drie weken moet de jeugdige weten wat
er in de eerste fase van zijn of haar verblijf in de jji gaat gebeuren.
Dit zorgt voor meer duidelijkheid over zijn of haar situatie en kan de
stress bij de jeugdige verminderen. Dit draagt ertoe bij dat de jeugdige
meer open staat voor verdere begeleiding of behandeling. De concrete
acties worden vastgelegd in een perspectiefplan. Dit plan dient binnen
drie weken gereed te zijn. Tijdens het Algemeen Overleg van 21 mei jl.
is toegezegd dat zal worden nagegaan of drie weken voldoende zijn om te
komen tot een goede diagnose en behandelplan. De jji’s hebben
inmiddels binnen de ontwikkeling van de Basismethodiek zelf vastgesteld
dat het perspectiefplan binnen drie weken kan worden opgesteld, mits de
benodigde informatie tijdig voorhanden is. Bij een groot deel van de
jeugdigen is sprake van een relatief kort verblijf in de jji.
Vanzelfsprekend is het perspectiefplan dan beperkt, maar biedt in ieder
geval handvatten voor de begeleiding. Het plan kan – al naar gelang de
duur van het verblijf en de ontwikkeling van de jeugdige – tussentijds
worden aangepast. De casusregisseur van de Raad voor de
Kinderbescherming is voorzitter van het netwerkberaad en draagt er zorg
voor dat de informatie van alle ketenpartners tijdig beschikbaar is.

Tijdpad

De informatie uit het netwerkberaad vormt de input voor de
verblijfsdoelen die in het 

voorlopige perspectiefplan worden vastgelegd. Voor het tijdpad van
invoering zie 

onder 3.1.

3.3. Instrumentarium jeugdstrafrechtketen

Aanleiding

Om te kunnen bepalen welke interventies ingezet moeten worden om een
gedragsverandering bij jeugdigen te bereiken is allereerst een diagnose
van recidiverisico, criminogene tekorten en de responsiviteit van de
jeugdige noodzakelijk. 

Eerder werd deze informatie niet systematisch binnen de keten verzameld
en bovendien werd de verzamelde informatie door de ketenpartners niet
altijd tijdig of volledig aan elkaar doorgegeven.  

Aanpak 

In het Landelijk Kader Instrumentarium Jeugdstrafrecht is concreet
vastgelegd op welk moment door wie welke informatie moet worden
verzameld, aan welke eisen deze moet voldoen en vervolgens aan wie die
informatie moet worden doorgegeven. Alle organisaties in de
jeugdstrafrechtketen gaan het Landelijk Kader gebruiken als een
gemeenschappelijk referentiekader, dat wil zeggen dat de uitgangspunten
door iedereen zijn onderschreven. De instrumenten waar de organisaties
nu mee werken zijn aan het kader getoetst en worden aangepast aan de
uitgangspunten van het Landelijk Kader. Dit proces, waarbij de
ketenpartners samen optrekken, is thans in volle gang. De sector jji
participeert met de doorontwikkeling van het risicotaxatie-instrument
SAVRY (Structured Assessment of Violence Risk in Youth) in het project.
Dit instrument kan tevens ingezet worden naast de onafhankelijke
verlengingsadviezen die binnen de ForCA (zie 1.3b) worden opgesteld. 

Tijdpad

Naar verwachting is een aangepast instrumentarium eind 2008 gereed. Van
januari 2009 tot januari 2010 wordt het instrumentarium in pilots
getest. In 2010 kan dan vervolgens het instrumentarium worden
gevalideerd en geïmplementeerd. 

3.4. Digitale dossiervorming

Aanleiding

Het is noodzakelijk om de informatie die nu bij verschillende
organisaties berust voor alle betrokken organisaties beschikbaar te
maken. Dit bevordert de effectiviteit en efficiency van de aanpak.
Elektronische dossiervorming kan hieraan een bijdrage leveren. 

Aanpak en tijdpad

In het kader van het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit, onderdeel
Nazorg Jeugd, wordt dit najaar een plan van aanpak opgesteld ten behoeve
van de versterking van de informatie-uitwisseling tussen de partners in
het nazorgtraject met ICT-middelen waarvan de realisatie in 2009 zijn
beslag moet krijgen. 

3.5. JCO-supportsysteem

Aanleiding

In navolging van het rapport van de Algemene Rekenkamer is geconcludeerd
dat het noodzakelijk is om de informatie die nu bij de verschillende
organisaties berust voor alle betrokken organisaties beschikbaar te
maken. 

Aanpak

Het zogenaamde Justitieel Casus Overleg-supportsysteem (JCO-support)
bevat informatie uit de bronsystemen van politie, Raad voor de
Kinderbescherming en OM. Het bevat tevens functies ten behoeve van
agendering en de bewaking van termijnen. Dit systeem zal op den duur de
functionaliteit van het Cliëntvolgsysteem jeugdcriminaliteit (CVS-JC)
overnemen. Op dit moment is bij de invoering van het JCO-support de
huidige functionaliteit nog het uitgangspunt. 

Tijdpad

Voor 2008/2009 is de implementatie van het systeem voorzien. In 2009
wordt onderzocht of en hoe andere informatiesystemen – zoals Tulp –
daarop kunnen worden aangesloten.

Psychische problematiek 

4.1 Screening en diagnose psychiatrie 

Aanleiding

Een effectief behandel- en zorgprogramma begint bij een goede screening
en diagnose mede op basis van de beschikbare gegevens van alle
ketenpartners. Deze gegevens worden verzameld met het in 3.3 beschreven
gezamenlijk instrumentarium, dat de voorgeschiedenis van de jeugdige in
kaart brengt en onder meer een risicotaxatie omvat. 

Aanpak

Om signalering en diagnosticering van psychische problematiek bij
jeugdigen verder te verbeteren, beschrijven en implementeren de jji’s
een gestandaardiseerde screeningsprocedure en bevorderen zij de
deskundigheid van met name de groepsleiding op het gebied van
psychopathologie. 

Voortgang

In het kader van de landelijke visieontwikkeling op psychiatrische zorg
is door de experts binnen het veld vastgesteld welke instrumenten binnen
welk termijn moeten worden afgenomen om psychische stoornissen tijdig te
signaleren. Daarnaast worden jeugdigen bij wie een stoornis is
gesignaleerd sinds september 2008 in alle jji’s standaard besproken in
het Psycho-Medisch Overleg dat minimaal eens in de twee weken
plaatsvindt. Het merendeel van de jji’s is dit jaar gestart met het
trainen van groepsleiders in het signaleren van psychische aandoeningen
middels een cursus psychopathologie die door de eigen kinder- en
jeugdpsychiater of de plaatselijke GGZ wordt verzorgd. Naast de
informatie die afkomstig is uit de screening wordt ook gebruik gemaakt
van de informatie die uit het netwerkberaad afkomstig is.

Tijdpad

De procedure met betrekking tot het afnemen van instrumenten om
psychische stoornissen tijdig te signaleren zal worden opgenomen in de
basismethodiek van de jji’s, waarop ik in paragraaf 5 van deze brief
nader inga. Implementatie hiervan zal in 2009 plaatsvinden. 

4.2. Opleiden kinder- en jeugdpsychiaters

Aanleiding

Er is een tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters. Zoals in de brief van
10 juli 2006 is aangekondigd heeft het ministerie van VWS bezien hoe
kinder- en jeugdpsychiaters sneller kunnen worden opgeleid. Er zijn op
dit moment tenminste 400 geregistreerde kinder- en jeugdpsychiaters.
Daarnaast werkt er een onbekend aantal psychiaters zonder specifieke
kinder- en jeugd aantekening in de zorg. Zij zijn daartoe wel bevoegd en
bekwaam, maar hebben geen aantekening, omdat deze pas in de jaren
negentig is ingevoerd. 

Aanpak

Door oprichting van een opleidingsfonds per 1 januari 2008 heeft de
Minister van VWS invloed op de instroom van de algemene opleiding tot
psychiater. De minister is niet verantwoordelijk voor de keuze van
specialisaties binnen deze opleiding. Vanaf 2009 stromen 150 assistenten
in opleiding op jaarbasis in. Tot dusverre is gebruikelijk dat 30 nieuwe
kinder- en jeugdpsychiaters instromen. 

Veelal kan getrapte zorg worden ingezet. Psychische zorg kan immers ook
geboden  worden door psychologen, pedagogen en psychotherapeuten. GGZ
Nederland schat in haar visiedocument “Jeugd-ggz breed beschikbaar”
(2006-2008) in dat een potentieel beroepsbeoefenaren van 500 voldoende
capaciteit biedt voor de jeugd-ggz in het algemeen. Door krapte op de
arbeidsmarkt blijken vacatures in bepaalde regio’s moeilijk vervulbaar
te zijn.  Het is de verantwoordelijkheid van zorginstellingen zelf om
hier passende maatregelen voor te treffen.

Resultaat

Sinds januari 2008  komt de algemene opleiding voor psychiaters in
aanmerking voor financiering vanuit het opleidingsfonds. De
specialisatie tot kinder- en jeugdpsychiater is ingedaald in de algemene
opleiding. Hierdoor is de opleidingsduur verkort tot 4,5 jaar.   

Tijdpad

Op grond van de raming door het Capaciteitsorgaan kan in 2019 een
evenwicht bereikt worden in vraag en aanbod van psychiaters.  

4.3. Aantrekken kinder- en jeugdpsychiaters

Aanleiding

Een jeugdige moet binnen een jji kwalitatief goede psychiatrische zorg
kunnen krijgen. Gezien de relatief hoge prevalentie van psychische
stoornissen bij jeugdigen die in een jji verblijven, is er zelfs extra
zorg nodig. 

Aanpak

De jji’s blijven zich inzetten om het aantal psychiaters,
GezondheidsZorg-psychologen (GZ-psychologen) en sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen te verhogen. Er zijn extra middelen verstrekt om de
psychiatrische zorg als geheel binnen de jji’s te verbeteren. 

Resultaat

Met deze middelen zijn in de afgelopen periode extra kinder- en
jeugdpsychiaters, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en
GZ-psychologen aangesteld. In totaal zijn er nu sectorbreed 7,8 FTE
kinder- en jeugdpsychiaters, 5,01 FTE sociaal psychiatrisch
verpleegkundigen en  40,17 FTE GZ-psychologen (en 18,7 GZ-psychologen
in opleiding) beschikbaar. Het tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters
vangen de jji’s op door het principe van getrapte zorg, zoals hiervoor
beschreven, te implementeren. 

Tijdpad

Afhankelijk van de uitkomst van de expertmeetings psychiatrie (zie
paragraaf 4.4.1.) zal in 2009 een nieuwe norm voor de formatie van
zorgfuncties worden opgesteld en in de loop van 2010 geïmplementeerd.

4.4. Samenwerking GGZ/TBS en jeugdzorg 

Aanleiding

Ik hecht groot belang aan een goede samenwerking met en aansluiting op
de tbs- en de jeugd-ggz sector. Het gaat daarbij op dit moment vooral om
de uitwisseling van kennis en ervaring en de afstemming van de systemen
zodat de jeugdige op de juiste plaats behandeld wordt. Doel is de
verhoging van de effectiviteit om te voorkomen dat de jeugdige mede
vanwege zijn psychische problematiek afglijdt naar zware criminaliteit.

Voortgang

Bovenstaande heeft bijvoorbeeld geleid tot samenwerking met de tbs bij
de totstandkoming en begeleiding van de ITA-pilots en afstemming van de
onderzoeksprogrammering. Voorbeelden zijn onderzoeken naar
onttrekkingen/ontvluchtingen en een onderzoek  dat inzicht biedt in de
vervolgtrajecten van jeugdigen die een Pij-maatregel hebben doorlopen.
Specifiek gaat daarbij aandacht uit naar jeugdigen die later vanwege
nieuwe criminele activiteiten een tbs-maatregel krijgen opgelegd.
Hiermee wordt meer inzicht verkregen in de achtergronden, problemen en
risico’s van jeugdigen met een Pij-maatregel.  Wanneer meer inzicht
bestaat in deze profielen, kan hieraan bij de behandeling meer aandacht
worden besteed. Ook bij het project vrijwillige nazorg aan meerderjarige
Pij-ers wordt aansluiting gezocht bij de wijze waarop het forensisch
psychiatrisch toezicht bij tbs wordt vormgegeven. 

Tijdpad

In het najaar van 2008 rondt het Erasmus MC een onderzoek af waarin zij
de verschillende (justitiële) vervolgtrajecten van Pij-ers na uitstroom
uit een jji en de kenmerken van deze jeugdigen beschrijft.  

4.4.1. Visie op psychiatrische zorg

Aanleiding

Veel jeugdigen in jji’s kampen met psychische problemen. Deze
problematiek is een risicofactor voor crimineel gedrag. De psychische
zorg in de jji schiet tekort en moet verbeterd worden. 

Aanpak

Op initiatief van de DJI vindt er een aantal expertmeetings plaats met
inbreng van onder meer de jeugd-ggz, de jji's, het NIFP, de Inspectie
Gezondheidszorg en GGz Nederland. Gezamenlijk wordt vastgesteld waaraan
de psychiatrische zorg minimaal zou moeten voldoen en welke formatie van
zorgfuncties daarbij hoort. 

Tijdpad

Deze zogenaamde eindtermen worden eind 2008 landelijk vastgesteld en
vervolgens in alle jji’s geïmplementeerd. De implementatie zal naar
verwachting in 2010 zijn voltooid. 

De jeugdige krijgt gedragsinterventies aangeboden

5.1. Ontwikkeling basismethodiek 

Aanleiding

De werkwijze tussen de inrichtingen was verschillend. Dit leidde er toe
dat voor vergelijkbare problematiek verschillende interventies werden
toegepast en dat jeugdigen bij doorplaatsing geconfronteerd konden
worden met verschillen. 

Aanpak

Om alle jeugdigen een goede, eenduidige en methodische aanpak vanaf het
begin van het verblijf te kunnen aanbieden, is sinds juni 2007 de nieuwe
basismethodiek voor de jji’s ontwikkeld. Door deze basismethodiek zal
een uniforme aanpak in alle jji’s worden toegepast, die de inzet van
gedragsinterventies zal vergemakkelijken. De basismethodiek geeft de
groepsleiding meer concrete handvatten om jeugdigen te bejegenen. De
methodiek beschrijft meerdere verblijfsfasen. Per fase is uitgewerkt
welk programma de jeugdige krijgt aangeboden en welke instrumenten
worden afgenomen. 

De methodiek is gekoppeld aan de informatie die voortkomt uit het
netwerkberaad. Alle groepsleiders worden opgeleid in de methodiek. 

Tijdpad

De basismethodiek is in de eerste helft van 2008 getest in drie
pilotinrichtingen. Vanaf 

september 2008 wordt de basismethodiek in alle jji’s geïmplementeerd.
Eind 2008 zal de 

methodiek in vier jji’s zijn geïmplementeerd. De overige jji’s
volgen in 2009.

5.2. Erkende gedragsinterventies

Aanleiding

Om de kwaliteit van de behandeling te verbeteren, zal vanaf 2011 alleen
nog met erkende gedragsinterventies worden gewerkt. De kwaliteit van de
uitvoering en wetenschappelijk onderzoek kunnen beter worden geborgd met
een beperkt landelijk aanbod. 

Aanpak

Jji’s werken samen bij het ontwikkelen van de gedragsinterventies die
in de jji’s worden ingezet en het indienen bij de Erkenningscommissie
Gedragsinterventies Justitie. Ten behoeve van de landelijke
implementatie worden gedragswetenschappers getraind in het toepassen van
de interventies.  

Resultaat

Op dit moment zijn er dertien interventies binnen de
jeugdstrafrechtketen (voorlopig) erkend, waarvan er tien kunnen worden
ingezet in de jji’s. Eén van deze tien wordt door externe partners
ingezet tijdens het laatste deel van het verblijf in de jji en in het
nazorgtraject (MST). Acht van de tien gedragsinterventies worden
landelijk geïmplementeerd in de jji’s. Op dit moment werken al vijf
jji’s met de interventies Agressieregulatie en Sociale Vaardigheden op
Maat. Daarnaast wordt nog dit jaar een start gemaakt met de
implementatie van twee voorlopig erkende interventies, te weten
Buitenprogramma Work Wise en Werken aan je toekomst. 

Tijdpad

In 2010 dienen alle tot dan toe (voorlopig) erkende programma’s
geïmplementeerd te zijn in de jji’s.

Ook worden deze interventies onderzocht op hun effectiviteit. Dit jaar
is het eerste evaluatieonderzoek van de interventie Agressieregulatie op
Maat door het WODC opgestart. In 2009 en verder worden meer
evaluatieonderzoeken opgestart. Daarnaast wordt de Multi Systeem
Therapie door de Universiteit Utrecht voor de jeugdzorgaanbieder op
effectiviteit onderzocht.

Vijf jaar na volledige erkenning worden alle interventies opnieuw
ingediend bij de Erkenningscommissie waarbij de resultaten van de
evaluatieonderzoeken worden gerapporteerd.

De jeugdige gaat naar school: één kind, één plan 

6.1. Samenwerking scholen - jji’s

Aanleiding

Een goede samenwerking tussen scholen en jji’s is een belangrijke
randvoorwaarde om een goed afgestemd dagprogramma op te zetten en de
informatieoverdracht over de jeugdigen te bevorderen. School en jji
moeten werken volgens het motto “één kind-één plan”.

Aanpak 

Om de samenwerking tussen de school en de jji’s te vergemakkelijken,
zijn er door het Ministerie van Justitie middelen beschikbaar gesteld
ten behoeve van extra overlegmomenten. 

Resultaat

De scholen en jji’s hebben dit jaar fors ingezet op de totstandkoming
en structurele voortzetting van hun multidisciplinair overleg op alle
niveau’s. In het merendeel van de jji’s vindt wekelijks overleg
plaats tussen de school en de jji over de voortgang van de jeugdigen in
relatie tot hun perspectiefplan. 

De invulling van de zomervakanties is verschillend per jji, afhankelijk
van de mogelijkheden van zowel school als jji. Vervangende
onderwijsactiviteiten worden in gezamenlijkheid opgezet en meestal door
pedagogisch medewerkers uitgevoerd.

Tijdpad

In 2009 hebben alle jji’s structureel wekelijks overleg met de scholen
over de voortgang van alle verblijvende jeugdigen.

6.2. Investeren in praktijkgericht onderwijs

Aanleiding

Het onderwijs in de jji’s wordt verzorgd door scholen voor voortgezet
speciaal onderwijs (vso) cluster 4 (voor leerlingen met ernstige
gedragsproblemen). De bekostiging van dit onderwijs biedt de
mogelijkheid om het onderwijs in kleine groepen te organiseren. Gelet op
de schaalgrootte van de onderwijsvoorzieningen in de jji’s, zijn de
mogelijkheden om een (divers) aanbod praktijkgerichte vakken te bieden
beperkt. 

Aanpak en resultaat

Omdat veel jeugdigen in jji’s baat hebben bij praktijkgericht
onderwijs, hebben de  jji’s dit jaar middelen ontvangen om in
samenspraak met de scholen de praktijkleslokalen uit te kunnen breiden.
Daardoor is er een grotere variatie in het aanbod van praktijkgericht
onderwijs ontstaan. De jeugdige heeft meer te kiezen. Daarnaast hebben
de scholen nu meer mogelijkheden machines te onderhouden of te
vervangen. 

Tijdpad

De jji’s ontvangen structureel extra middelen voor praktijkgericht
onderwijs. De verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in het vso
is een belangrijk speerpunt binnen Passend onderwijs, het traject
gericht op de verbetering van de kwaliteit en de organisatie van het
onderwijs van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Ook de
scholen in de jji’s worden bij dit traject betrokken. 

6.3. Onderwijs aan docenten in basismethodiek 

Aanleiding

Jeugdigen zien de jji en school als één organisatie. Om die reden is
het van belang dan er volgens eenzelfde methodiek wordt gewerkt. 

Aanpak

Bij de implementatie van de nieuwe basismethodiek (zie boven) worden de
scholen van de jji’s uitdrukkelijk betrokken, door docenten te trainen
in de toepassing van de methodiek. Onderdelen van de basismethodiek
worden in het schoolprogramma opgenomen, waardoor de school integraal
onderdeel wordt van het dagprogramma.

De verschillende onderwijspraktijken worden daarmee ook meer
geharmoniseerd. Door regelmatige uitwisseling van de best practices
tijdens de structurele overleggen van alle schooldirecteuren en de
jaarlijkse overleggen tussen alle jji-directeuren en schooldirecteuren
wordt de harmonisatie en verbetering van het onderwijs nog meer
gestimuleerd. 

Tijdpad

De implementatie verloopt conform het tijdpad van invoering van de
eerder beschreven basismethodiek.

De jeugdige onttrekt zich uit de jji

Aanleiding

In het kader van het ‘Programma Veiligheid DJI’ is een aantal
maatregelen uitgevoerd dat de (brand)veiligheid binnen de diverse
onderdelen van de DJI moet verhogen. Eén van de maatregelen betreft het
opstellen en verbeteren van regelgeving, procedures en formulieren voor
de piketmelding en de melding van ongeoorloofde afwezigheid en andere
bijzondere voorvallen. 

Aanpak

In de beginselenwetten van de sectoren jji, gevangeniswezen en
forensische zorg is de mogelijkheid neergelegd om nadere regels te
stellen over de verplichting tot het melden van ongeoorloofde
afwezigheid. Er is gekozen voor een gezamenlijke regeling voor de
sectoren van de DJI met een apart hoofdstuk per sector met de
sectorspecifieke procedures. Met ingang van 1 augustus jl. worden zowel
incidenten als onttrekkingen  centraal geanalyseerd op het hoofdkantoor
DJI. Er is een database ontwikkeld die het mogelijk maakt om tijdig
eventuele patronen te signaleren en hier adequaat op in te (laten)
grijpen. Informatie uit de database kan worden aangewend om middels
analyse van trends en cijfers intercollegiale uitwisseling van expertise
op dit gebied te bewerkstelligen zodat men van elkaar kan leren.

Resultaat

Op 6 februari jl. is de nieuwe regeling melding ongeoorloofde
afwezigheid in werking getreden. Hiermee wordt een snellere opsporing
beoogd van jeugdigen met een Pij-maatregel die zich onttrekken aan de
tenuitvoerlegging door onmiddellijke melding bij het Landelijke Meldpunt
bij de Groep Opsporing Onttrekkingen (GOO) van het KLPD. 

Voor de overige jeugdigen geldt een andere meldingsprocedure afhankelijk
van de juridische titel waarop zij zich in een jji bevinden. 

De jeugdige mag naar buiten

8.1. Scholing- en trainingsprogramma (stp) 

Aanleiding

De overgang van een gesloten setting naar de vrije maatschappij is met
het oog op terugval in de criminaliteit risicovol. Zoals in de brief van
4 oktober 2007 is benadrukt is een stp een belangrijk instrument om de
overgang van detentie naar de maatschappij geleidelijk te laten
verlopen.

Aanpak

Om de resultaten van de stp’s te verbeteren vindt structureel overleg
plaats tussen de sectordirectie jji en de betrokken ketenpartners. In de
eerste acht maanden van 2008 zijn 126 stp’s voltooid. Dit aantal ligt
in lijn met de met de sector gemaakte produktieafspraak. Overigens is
het aantal jeugdigen dat met een stp is gestart hoger dan genoemde
aantallen. Niet alle jeugdigen slagen erin het stp met goed gevolg af 
te ronden, omdat zij zich niet houden aan de afspraken. Alsdan wordt het
stp afgebroken en worden deze jeugdigen  teruggeplaatst in de
inrichting. 

Naar verwachting zal de instroom in stp’s toenemen door de invoering
van het netwerk- en trajectberaad (zie paragraaf 3.1.). Omdat de
ketenpartners vanaf de instroom het traject van de jeugdige met elkaar
afstemmen, kan eerder dan nu het geval is gekeken worden naar de
mogelijkheden van deelname aan een stp. De voorbereiding die het stp
nodig heeft kan dan eerder worden gestart. Voorts worden de
mogelijkheden om deel te nemen aan een stp verruimd bij de aanpassing
van de Bjj. 

Tijdpad

Zoals hiervoor is aangekondigd, wordt ernaar gestreefd het wetsvoorstel
in de eerste helft van 2009 aan uw Kamer toe te zenden. 

8.2. Elektronisch toezicht

Aanleiding

Door middel van een planmatig verlofbeleid wordt gewerkt aan een
geleidelijke terugkeer van de jeugdige naar de maatschappij. Onderzocht
wordt of de bewegingen van de jeugdige tijdens het verlof gevolgd kunnen
worden met behulp van elektronische (volg)systemen. 

Aanpak

Een pilot elektronisch toezicht tijdens voorlopige hechtenis van de
jeugdreclassering Rotterdam in 2001 en ook een experiment bij de jji’s
om de apparatuur te testen met het oog op elektronisch toezicht tijdens
planmatig verlof in 2006 gaven geen bevredigend resultaat. Dit laatste
experiment wees uit dat dergelijke systemen niet leiden tot een veiliger
tenuitvoerlegging (er kan immers niet voorkomen worden dat de jeugdige
een strafbaar feit pleegt), maar dat deze mogelijk wel een bijdrage
kunnen leveren aan de behandeling van jeugdigen (afspraken kunnen
bijvoorbeeld gemakkelijker worden gecontroleerd). Thans wordt deze
hypothese in een pilot onderzocht. Een viertal jji’s neemt daar aan
deel. 

Tijdpad

In 2009 zijn de onderzoeksresultaten gereed. 

 

Nazorg

Aanleiding

Het sluitstuk van een straf of maatregel is de terugkeer in de
maatschappij. 

Zoals al meerdere malen is betoogd, is het bieden van goede begeleiding
bij terugkeer in de maatschappij na afloop van een strafrechtelijke
interventie mede bepalend voor het welslagen van de interventie. Met het
bieden van goede nazorg wordt aan een belangrijke randvoorwaarde voor
het verminderen van recidive voldaan.

Om dit te bereiken zijn de volgende acties ondernomen: 

Aanpak

9.1. Invoering netwerk- en trajectberaad

Zie hiervoor paragraaf 3.1. 

9.2. Verantwoordelijkheidskader en uitvoeringskader Nazorg Jeugd

Resultaat

Het verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd, vastgesteld in mei 2007,
geeft duidelijkheid over de onderscheiden verantwoordelijkheden van alle
partijen die betrokken zijn bij de nazorg aan jeugdigen. 

Op basis van dit verantwoordelijkheidskader is een (voorlopig)
uitvoeringskader opgesteld: een operationele uitwerking van het netwerk-
en trajectberaad, bedoeld als praktische handleiding/werkinstructie voor
de ketenpartners. Vanaf september 2008 wordt gewerkt volgens het
voorlopig uitvoeringskader.

Tijdpad

Op basis van de ervaringen van de vervolg trajectberaden (uitrol:
oktober 2008-april 2009) zal het voorlopig uitvoeringskader waar nodig
nog worden bijgesteld. 

9.3 Informatieoverdracht aan gemeenten

Aanpak

In mei 2008 heeft een ketenbrede werkgroep een advies uitgebracht over
de inhoud en wijze van informatieuitwisseling tussen justitiepartners
enerzijds en gemeenten anderzijds met betrekking tot nazorg aan
jeugdigen. 

Resultaat

Op dit moment worden de aanbevelingen uit dit rapport praktisch getest
in drie varianten, te weten een regionale variant (jeudigen die in eigen
regio geplaatst zijn), een bovenregionale variant (jeugdigen die
terugkomen, uitstromend vanuit een andere regio) en een variant met een
Veiligheidshuis. 

Tijdpad

Najaar 2008 zal op basis van de ervaringen van deze testfase een
definitieve werkwijze voor informatieuitwisseling met gemeenten worden
ingevoerd.

9.4. Invoering verplichte nazorg 

Aanpak

Zoals aangekondigd in de brief van 19 mei jl. is in het wetsvoorstel tot
aanpassing van de Bjj onder meer voorzien in een formeel wettelijk kader
voor verplichte nazorg na de tenuitvoerlegging van een jeugddetentie of
de maatregel van plaatsing in een jeugdinrichting (Pij-maatregel). 

Resultaat en tijdpad

Zoals hiervoor is aangekondigd, wordt ernaar gestreefd het wetsvoorstel
in de eerste helft van 2009 aan uw Kamer aan te bieden. 

9.5. Pilot vrijwillige nazorg meerderjarige Pij-ers 

Aanpak

Per 1 januari 2008 is met een pilot gestart waarin nazorg in vrijwillig
kader wordt aangeboden aan 18+ Pij-jeugdigen. Van de jeugdigen met een
Pij-maatregel is 95% 18 jaar of ouder op het moment dat de maatregel
eindigt. Deze jeugdigen vormen een aparte, veelal moeilijke groep onder
de strafrechtelijke jeugdigen. Omdat ze vaak tijdens hun verblijf in de
jji 18 jaar zijn geworden, vallen ze voor deze begeleiding na uitstroom
niet (meer) onder de jeugdreclassering maar onder de
volwassenenreclassering. Om deze overgang soepel te laten verlopen dient
het contact met de volwassenenreclassering al tijdens de laatste periode
in de jji te worden gelegd. Doel van de pilot is de samenwerking tussen
de jji’s en de reclassering te versterken en te investeren in de
relatie van de reclasseringsbegeleider met de jeugdige. 

Tijdpad

Het project was oorspronkelijk gepland in de vorm van een pilot met een
looptijd tot eind 2008, maar vooruitlopend op de wettelijk verplichte
nazorg in de toekomst, lijkt het zinvol om het project te verlengen ter
overbrugging totdat de wetswijziging van kracht wordt. Zo kan in
vrijwillig kader worden gezocht naar de juiste praktische
samenwerkingsvorm tussen de reclassering en de jji’s. Uitgangspunt is
de continuïteit van de methodiek voor de jeugdige. Er wordt aansluiting
gezocht bij de wijze waarop het forensisch psychiatrisch toezicht bij
TBS wordt vormgegeven. Bij de aanvang van de pilot was voorzien dat het
animo om deel te nemen aan vrijwillige nazorg bij de meerderjarige
jeugdigen met PIJ- maatregel beperkt zou zijn. Uit een tussenstand over
de eerste negen maanden van de pilot blijkt dat bijna de helft (46%) van
de jeugdigen het aanbod voor vrijwillige nazorg accepteert. Dat
percentage is hoger dan verwacht, maar lager dan wenselijk. Momenteel
wordt een analyse gemaakt van de samenstelling en de eigenschappen van
de doelgroep die wel en die niet deelneemt aan vrijwillige nazorg. Om
uiteindelijk alle relevante ervaring op te doen om straks met succes
nazorg in verplicht kader na een PIJ-maatregel te kunnen aanbieden, zal
het project tenminste in 2009 doorlopen.

9.6. Onderwijs: leerlinggebonden financiering (LGF)

Aanleiding

Onderwijs en het behalen van een diploma zijn belangrijk in de
resocialisatie van jeugdigen. Belangrijk is daarom om ook na de
plaatsing in de jji te bevorderen dat de jeugdigen hun opleiding
voortzetten.

Aanpak

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft enkele
knelpunten bij de leerlinggebonden financiering weggenomen door een
aantal wijzigingen in de Wet op de expertisecentra (WEC) en de
onderliggende besluiten te realiseren. Onderdeel hiervan vormt de
wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC van 12 maart 2008. 
Hierin is geregeld dat jeugdigen die de jji verlaten op basis van hun
inschrijving bij de school in de jji een indicatie cluster 4 krijgen
voor één jaar. Hiermee kan de jeugdige geplaatst worden op een vso
school of op een reguliere school met  leerlinggebonden financiering. Op
deze manier zijn extra middelen beschikbaar voor begeleiding in de
opleiding die zij na de jji willen volgen.

Resultaat 

Vanaf 1 augustus 2008 kunnen jeugdigen die afkomstig zijn uit een jji
een zogenoemde cluster-4 indicatie voor extra begeleiding voor een jaar
aanvragen. Bij de overgang naar de opleiding buiten de inrichting kan
meteen met de extra begeleiding worden gestart. Het bewijs van
inschrijving bij de school in de jji is voldoende voor de
ouders/verzorgers om een indicatiebeschikking voor een jaar aan te
vragen bij de Commissie voor de Indicatiestelling.

9.7. Participatiebevordering om de meest kwetsbare groepen onder de
aandacht te brengen van de werkgevers (SZW)

Aanleiding

Mede n.a.v. het SER-rapport “Meedoen zonder beperkingen, meer
participatiemogelijkheden voor jonggehandicapten”, heeft het kabinet
dit jaar het beleid voor jeugdigen met een beperking opnieuw
geformuleerd. Dit ondermeer om een verdere toename van het gebruik van
de Wajongregeling in te dammen en met name werkgevers te verleiden het
arbeidspotentieel van mensen met een beperking te benutten. In de
jji’s  bevindt zich een grote groep potentiële Wajongers, die vanuit
oogpunt continuüm van zorg, al tijdens detentie in het kader van nazorg
aandacht verdient. Gelet op de dubbele etikettering (Justitieverleden en
Wajonger) zal voor deze groep een maximale inzet moeten worden geleverd
opdat ook zij een plek op de arbeidmarkt kunnen vinden.

Aanpak

Samen met SZW, UWV en CWI een zorgtraject arbeid opzetten dat er in
voorziet dat het UWV tijdens de detentieperiode in contact blijft met
betrokkene, en een leer-arbeidstraject wordt aangeboden dat aansluit bij
zijn/haar capaciteiten.

Tijdpad

Eerste gesprekken hierover vinden dit jaar plaats. Daarna kan inzicht
worden verkregen in de te volgen procedure en het daarmee gepaard gaande
tijdpad. 

9.8. Aansluiting BOPZ

Aanleiding

Ik heb de Kamer laten weten dat de Bopz mogelijkheden biedt om een
behandeling in gedwongen kader na afloop van Pij-maatregel te realiseren
wanneer jeugdigen nog steeds een gevaar vormen. 

Aanpak en resultaat

In samenwerking met de ketenpartners zijn bijeenkomsten in ressorts
verband rond dit thema georganiseerd waarin de uitwisseling van kennis
en ervaring van OM, ZM, jji's, GGZ en andere betrokken partijen centraal
staat. Hiermee wordt de veiligheid van de maatschappij vergroot doordat
deze jeugdigen in een gesloten setting verder behandeld worden. Tevens
kan worden bereikt dat een jeugdige snel(ler) de behandeling krijgt die
het meest geschikt is voor zijn stoornis. 

Tijdpad

De eerste twee bijeenkomsten hebben plaatsgevonden. Begin 2009 zijn in
alle ressorten dergelijke themadagen geweest. In mijn reactie van 17
september 2008 op vragen van mevrouw Bouwmeester heb ik er tevens op
gewezen dat bij de herziening van de wet Bopz en het wetsvoorstel
forensische zorg de aansluiting tussen de forensische psychiatrische
zorg en de geestelijke gezondheidszorg in gedwongen kader expliciet
wordt bezien.

B. Personeel 

Aanleiding

De Inspecties bevelen aan voldoende, goed geschoold personeel binnen de
inrichting aan te nemen en te behouden, de bekwaam- en bevoegdheden van
medewerkers op het

zorgprogramma af te stemmen en te zorgen voor voldoende deskundigheid.

1.1. Binnenhalen personeel 

Aanpak

Met het oog op de wens van de jji’s om Hbo-geschoold personeel te
werven is in opdracht van de sector zowel een kwantitatieve als
kwalitatieve arbeidsmarktanalyse uitgevoerd (respectievelijk december
2007 en maart 2008). Daaruit is gebleken dat de arbeidsmarkt thans zeer
krap is en dat de sector bovendien te kampen heeft met een negatief
imago. Niet alleen blijkt er een negatieve perceptie te bestaan ten
aanzien van (het werken in) de jji’s, maar ook is de sector vrijwel
onbekend als werkgever. Daarom is in opdracht van de sector in de
afgelopen periode een wervings- en imagocampagne ontwikkeld. 

Voortgang en tijdpad

Met deze campagne, die in november van dit jaar van start gaat, wordt
het vak van pedagogisch professional gepositioneerd. Vooruitlopend op de
landelijke wervings- en imagocampagne hebben de afzonderlijke jji’s in
de afgelopen periode ook zelf al de nodige wervingsinspanningen verricht
en daarmee extra personeel aangetrokken. 

1.2. Wervingscampagne 

Aanpak 

Eerder is aangegeven dat in begin 2008 een gerichte wervingscampagne van
start zou gaan. Zoals in de vorige paragraaf is toegelicht is echter
eerst een grondige arbeidsmarktanalyse uitgevoerd, om de effectiviteit
van de campagne te verhogen. De campagne zal zich niet alleen richten op
het werven van extra, hoog opgeleid personeel, maar ook op het
verbeteren van het imago van de sector. Bij deze campagne wordt gebruik
gemaakt van een aantal verschillende communicatiemiddelen. Zo wordt een
tv-commercial ingezet, komen er radiospots en advertenties in dagbladen,
om een zo groot mogelijke groep mensen te interesseren voor het werken
in een jji. 

Tijdpad

De campagne start in november 2008 en loopt door in 2009.  

1.3. Binnenhouden zittend personeel

Aanpak 

Naast het werven van nieuw personeel wordt ook fors geïnvesteerd in het
behouden van het zittende personeel. Zo zal een aanzienlijk deel van
deze groep in de komende jaren een Hbo-opleiding gaan volgen (zie
paragraaf 1.5). Daarnaast wordt het werken in een jji aantrekkelijker
gemaakt. Daartoe wordt onder meer geïnvesteerd in methodisch werken (de
implementatie van de basismethodiek, zie paragraaf 5.1. onder A), wordt
voorzien in coaching en begeleiding van medewerkers en kan door de
implementatie van de nieuwe functieprofielen (zie paragraaf 1.4) de
medewerkers een beter carrièreperspectief worden geboden. 

Tijdpad

Investeren in zittend personeel is een continu proces. 

1.4. Nieuwe functieprofielen

Aanpak 

In 2007 zijn drie nieuwe functieprofielen voor de groepsleiderfuncties
opgesteld en eind 2007 door het Georganiseerd Overleg goedgekeurd. Bij
de nieuwe profielen wordt meer de nadruk gelegd op onder andere het
onderkennen van problematiek, rapporteren en observeren, en het
onderhouden van contact met ketenpartners en ouders. Om de profielen in
de jji’s te implementeren wordt thans binnen de sector een
implementatieplan opgesteld, dat vervolgens per jji vertaald wordt naar
de lokale situatie. 

Tijdpad

Na afronding van het lokale medezeggenschapstraject kan het
implementatieproces in de jji’s van start gaan, waarbinnen
groepsleiders in de komende jaren worden opgeleid. Het streven is dat na
volledige implementatie uiteindelijk circa 75% van het personeel op de
groep een Hbo-diploma bezit. 

1.5. Opleiding

Aanpak

Alle jji’s stellen thans een opleidingsplan op waarin is vastgelegd op
welke wijze wordt toegewerkt naar het gewenste eindresultaat van circa
75 % Hbo-opgeleid personeel. Van de zittende groepsleiders heeft thans
gemiddeld ongeveer 18% maximaal een Vmbo-diploma, bijna 51% een
Mbo-diploma en ruim 26% minimaal een Hbo-diploma. Daarnaast heeft nog
circa 5% een niet beroepsgerelateerde opleiding (op Mbo- dan wel
Hbo-niveau). Dit betekent dat de komende jaren een forse inhaalslag
gemaakt zal moeten worden. Om deze ambitieuze doelstelling te bereiken
is in september al een eerste lichting van medewerkers gestart met een
Hbo-opleiding. In totaal volgen op dit moment circa 320 medewerkers een
Hbo-opleiding. Daarnaast zijn nog eens 125 medewerkers bezig met een
Mbo-opleiding. 

Een aantal jji’s heeft initiatieven ontwikkeld om met hogescholen in
hun regio tot afspraken te komen over het aanbieden van Hbo-opleidingen
die zijn toegespitst op het werken in een jji. Ten behoeve van de
uniformiteit is daartoe een toetsingskader opgesteld. Deze afspraken
konden niet door alle jji’s worden gemaakt. Rijksinrichtingen zijn
immers gehouden aan aanbestedingsprocedures. Op dit moment wordt
onderzocht op welke wijze ook de rijksinrichtingen van dit specifieke
opleidingsaanbod kunnen profiteren. 

Tijdpad

Gelet op de duur van een Hbo-opleiding (vier jaar), het aantal personen
dat zal moeten worden opgeleid en het feit dat het primaire proces
hierdoor niet onder druk mag komen te staan, zal dit een continu en
langdurig proces zijn. 

1.6. Interculturalisatie 

Aanpak

Gezien het aandeel allochtone jeugdigen dat in de jji’s verblijft, is
een multi-etnisch personeelsbestand binnen alle functiegroepen van
belang. Daarom streeft iedere jji naar een etnisch divers
personeelsbestand, dat in verhouding staat met de etnische diversiteit
in de desbetreffende regio en met het percentage allochtone jeugdigen
dat in die jji verblijft. In de werving en selectie van personeel wordt
hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. 

Tijdpad

Interculturalisatie is een continu proces. 

C. Kwaliteit

Aanleiding

In de brief van 10 september 2007 is een aantal maatregelen aangekondigd
om de kwaliteit beter te kunnen meten en borgen:

1. De invoering van een kwaliteitsborgingssysteem, met als doel een
scherper kader voor de kwaliteit van de primaire processen en een
sluitend systeem van periodieke toetsing, evaluatie en bijstelling. 

Aanpak

Binnen de sector jji is gestart met de ontwikkeling van een
HKZ-kwaliteitscertificering. Daartoe is aan de Stichting HKZ
(Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) de opdracht
verstrekt een certificatieschema te ontwikkelen voor de sector jji, dat
nauw aansluit bij het reeds bestaande schema voor de reguliere
jeugdzorg. Aan de hand van dit certificatieschema worden alle jji’s in
de toekomst getoetst op de borging van de kwaliteit binnen de
organisatie. Bij de ontwikkeling van dit certificatieschema worden niet
alleen de jji’s, maar ook ketenpartners en Inspecties betrokken. 

In het certificatieschema staat het primaire proces in de jji’s -
waarbij eisen worden gesteld aan het methodisch, planmatig en
professioneel handelen – centraal. Daarnaast worden normen vastgesteld
voor de secundaire (ondersteunende) processen, zoals beleid, personeel
en onderzoek. De certificering geeft aan dat aan een bepaalde standaard
kwaliteit wordt voldaan. De certificering ziet niet op de effectiviteit
en resultaten van de interventies. Daar zijn andere trajecten voor
ingezet, zoals de Erkenningscommissie gedragsinterventies en de
invoering van de basismethodiek. 

Tijdpad

In september is de stichting HKZ in samenwerking met de sector jji
gestart met een vooronderzoek naar de haalbaarheid van de ontwikkeling
van dit schema. Dit vooronderzoek duurt tot eind december. In januari
2009 start de stichting de daadwerkelijke ontwikkeling van het schema,
dat naar verwachting eind 2009 beschikbaar komt voor de sector jji.
Tegelijkertijd gaan de jji’s dit najaar al aan de slag om de
kwaliteitsborgingssystemen verder te ontwikkelen en zich voor te
bereiden op certificering vanaf 2010. 

 

2. Ten aanzien van de planning- en controlcyclus worden nieuwe
prestatie-indicatoren

voor de jji’s vastgesteld die passen bij de gestelde kwaliteitseisen. 

Aanpak

Besloten is pas dan nieuwe indicatoren te ontwikkelen als kwaliteit als
zodanig is ingekaderd en duidelijk is waarop zal worden gestuurd.
Parallel daaraan wordt momenteel door het WODC bij het gevangeniswezen
(GW) een pilotonderzoek uitgevoerd,  met als doel te komen tot het
vaststellen van een onderling goed samenhangende set van indicatoren
(w.o. recidive). 

Tijdpad

Het onderzoek bij GW zal vermoedelijk twee jaar vergen. Van de
resultaten zal waar mogelijk, ook tijdens de rit, al geprofiteerd kunnen
worden waar het de jji’s betreft. De uitkomsten van de pilot bij GW
worden in het voorjaar 2010 verwacht. Eind 2010 zal mogelijk een
doorvertaling kunnen worden gemaakt voor de sector jji.

Toezegging

Mijn toezegging aan de Kamer tijdens het wetgevingsoverleg behandeling
Jaarverslag, waarbij is aangegeven in het vervolg niet alleen recidive
maar ook andere indicatoren mee worden gewogen om het succes van de
jji’s te beoordelen, zal meegenomen worden bij het formuleren van deze
nieuwe prestatie-indicatoren. Deze toezegging wordt dan ook voorlopig
beschouwd als afgedaan. 

3. Het uitwisselen van best practices om beschikbare expertise beter te
benutten en om de inrichtingen te laten leren van elkaar.

Aanpak

Eind november wordt een dag georganiseerd door de jji’s ten behoeve
van kennis en expertise-uitwisseling. Doel van deze dag is het via
workshops en presentaties uitwisselen van good practices tussen jji’s.
Dit past binnen de doelstellingen uit het Deltaplan van de sector om te
leren van elkaar met als resultaat deskundigheidsbevordering en
kwaliteitsverbetering. De thema’s voor deze dag sluiten aan bij het
toetsingskader van de gezamenlijke Inspecties. 

Tijdpad

De ‘dag van de jji’s’ vindt eind november plaats. Aan deze dag zal
periodiek een vervolg gegeven worden zodat het bepalen en uitwisselen
van best practices structureel ingebed wordt binnen de sector. 

4. Jeugdigentevredenheidsonderzoek (ABC)

Aanleiding

Om goed in beeld te kunnen brengen hoe de jeugdigen hun verblijf in de
jji’s beleven, heeft de sector enkele jaren geleden de
ActiviteitenBegeleidingsChecklist (ABC) ontwikkeld.  

Aanpak

Na de ontwikkeling is het instrument in een aantal jji’s uitgetest en
naar aanleiding daarvan verder aangescherpt. Sinds 2007 voert de sector
daarmee jaarlijkse metingen uit naar de wijze waarop de jeugdigen in de
jji’s de leefomstandigheden en hun verblijf in de inrichting beleven.
Tien van de (destijds nog) veertien inrichtingen hebben aan deze eerste
meting meegedaan. De resultaten worden gebruikt ten behoeve van een
interne kwaliteitsverbetering. 

Resultaat

In maart 2008 is een rapport verschenen met de resultaten van de eerste
landelijke afname van de ABC. Uit het rapport blijkt dat de jeugdigen
zich over het algemeen veilig voelen in de jji’s. Aan de hand van de
individuele rapporten worden per inrichting verbeteringen doorgevoerd.
Dit najaar vindt de tweede landelijke meting plaats, waaraan alle
dertien jji’s meedoen. 

D. Onderscheid rijks- en particuliere inrichtingen

Tijdens het Algemeen overleg van 21 mei heeft kamerlid Çörüz (CDA)
gevraagd om in te gaan op de verschillen tussen rijks- en particuliere
jji’s. De zes rijksinrichtingen maken deel uit van de Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI) en worden derhalve rechtstreeks door de
Minister van Justitie gefinancierd en bestuurd. De zeven particuliere
inrichtingen zijn privaatrechtelijke rechtspersonen die door de Minister
zijn aangewezen als jji’s en door hem worden gesubsidieerd. De
Minister van Justitie kan de particuliere inrichtingen ook middels de
subsidievoorwaarden sturen. Ten aanzien van alle jji’s geldt dat zij
zijn gebonden aan de Bjj en regelgeving die op grond daarvan is
vastgesteld. De aard van de rechtsvorm (onderdeel van het Rijk dan wel
privaatrechtelijke rechtspersoon) en de daarmee samenhangende
sturingsrelatie brengt een aantal verschillen met zich mee. De
particuliere inrichtingen kunnen in het algemeen zelfstandiger opereren
in vergelijking met de rijksinrichtingen, die bijvoorbeeld gebonden zijn
aan de aanbestedingsregels en procedures rond personeelswerving van de
overheid. Daarmee kunnen particuliere inrichtingen gemakkelijker
relaties aangaan met andere partijen die het functioneren van de
jeugdinrichting ten goede kunnen komen, zoals hogescholen of
instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. De handelingsvrijheid van
rijksinrichtingen is in die zin beperkter. Dit zou een mogelijke
verklaring kunnen zijn voor het feit dat het merendeel van de rapporten
van de gezamenlijke Inspecties over de rijksinrichtingen kritischer is
dan die over de particuliere inrichtingen. Er zal worden onderzocht hoe
deze verschillen zoveel mogelijk kunnen worden weggenomen.  

Alle inrichtingen zijn doordrongen van hun gebondenheid aan de bij wet
opgedragen taken en verantwoordelijkheden. Daartoe investeren zij
gemeenschappelijk in randvoorwaarden en inhoudelijke aspecten.
Voorbeelden hiervan zijn de landelijke wervingscampagne van personeel,
de totstandkoming van de basismethodiek, de uitwisseling van best
practices, een evenwichtige deelname aan pilots zoals de ITA en de
realisatie van een gemeenschappelijk pakket aan interventies. 

Bij de voorgenomen aanpassing van de Bjj wordt ten slotte voorzien in
een aanvullende bepaling voor het houden van toezicht op de jji’s. Ook
deze aanvullende toezichtbepaling ziet op zowel de particuliere als op
de rijksinrichtingen. 

 zie de Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz 12)

 zie de Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287)

 TK 2007-2008, 24 587 en 28 741, nr. 279

 TK 2007-2008, 31 444 VI, nr. 8

 Wet van 20 december 2007: wijziging van de Wet op de jeugdzorg met
betrekking tot

jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting
(gesloten jeugdzorg), Stb. 2007, 578.   

 TK 2007-2008, 24 587 en 28 741, nr. 279

 TK 2007-2008, 29 815 en 24 587 nr. 142

 De gesloten jeugdzorginstellingen hebben bericht ontvangen van Jeugd en
Gezin over de beschikbare bedragen en voor welke kwaliteitsverbetering
de gelden bedoeld zijn. In de brief van 1 oktober 2008 is de Kamer
geïnformeerd over het operationalisatie- en implementatieplan van het
Streefbeeld, waarin de gesloten jeugdzorgaanbieders hun ambities voor de
komende jaren hebben neergelegd. De Minister voor Jeugd en Gezin zal de
vraag naar gesloten jeugdzorg blijven monitoren om te bezien hoe die
zich ontwikkelt.

  Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7) en Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz. 10)

 Brief van 10 juli 2006 (TK 2005-2006, 24 587 en 28 741, nr. 183 blz. 8)

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7) en brief van 10 juli 2006 (TK 2005-2006, 24 587 en 28 741, nr.
183)

 Handelingen TK 2007-2008, nr. 86, blz. 6066-6070

 zie ook reactie 26 juni 2008 op het rapport ‘Ik zit vast’ van het
WODC (TK 2007-2008, 24 587, nr. 289, blz. 4 en 5) 

 Brief van 10 juli 2006 (TK 2005-2006, 24 587 en 28 741, nr. 183 blz. 4)

 TK 2007-2008, 24587, nr. 241

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7)

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232)
en brief van  26 oktober 2006 (TK 2006-2007, 29 815 en 24 587, nr. 95) 

 Indien duidelijk of aannemelijk is dat de jeugdige kort na het
verstrijken van de drie maandentermijn de jji zal verlaten (vanwege
einde detentie of voorlopige hechtenis), blijft overplaatsing naar een
afdeling van 8 jeugdigen achterwege. 

 rapport inspectie jeugdzorg mei 2006 en brief van 23 mei 2006 (TK
2005-2006, 24 587 nr. 174, blz. 1)

 zie begroting 2008, blz. 77

 zie de Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz. 9)

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 6) 

 TK 2005-2006, 24 587 en 28 742, nr. 183

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7) en brief van 4 oktober 2007 (TK 2007-2008, 31 215, nr. 3, blz.
8). Zie ook Handelingen van AO 21 mei 2008 ( (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz. 12).

 Brief van 10 juli 2006 (TK 2005-2006, 24 587 en 28 741, nr. 183 blz. 4)

 Brief van 1 maart 2005 (TK 2004-2005, 24587, nr. 121)

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7) 

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 7) 

 om te kunnen vaststellen hoeveel jeugdigen de interventies krijgen
aangeboden is registratie nodig. De manier waarop deze registratie moet
gaan plaatsvinden is nog onderwerp van discussie. 

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232,
blz. 9) 

 van een onttrekking is sprake als de jeugdige zonder toestemming de
inrichting of het daarbij horende terrein verlaat, zich aan het toezicht
onttrekt tijdens vervoer of begeleid verlof of ander verblijf buiten de
inrichting onder begeleiding of zich niet tijdig op de afgesproken
plaats bevindt na onbegeleid verlof, scholings- en trainingsprogramma of
ander toegestaan verblijf buiten de inrichting.

 Brief van 4 oktober 2007 (TK 2007-2008, 31 215, nr. 3, blz. 6)

 Brief van 4 oktober 2007 (TK 2007-2008, 31 215, nr. 3, blz. 6) 

 TK 2007-2008, 24 587, nr 282

 Besluit tot wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC in
verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij de leergebonden
financiering, Stb 2008, 89.

 zie ook toezegging Handelingen van AO 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24
587, nr. 287): “de SvJ zal er alles aan doen dat de strafrechtelijk
veroordeelden met prioriteit worden geholpen”

 Brief van 4 oktober 2007 (TK 2007-2008, 31 215, nr. 3, blz. 8) 

 TK, Kamervragen met antwoord 2008-2009, nr. 43

 Brief van 10 september 2007 (TK 2006-2007, 24 587 en 28 741, nr. 232)
en brief van 10 juli 2006 (TK 2005-2006, 24 587 en 28 741, nr. 183)

 Brief van 4 oktober 2007 (TK 2007-2008, 31 215, nr. 3, blz. 3)

  zie de Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz. 10)

  zie de Handelingen van AO van 21 mei 2008 (TK 2007-2008, 24 587, nr.
287, blz. 10)

 Den Hey-Acker, De Hunnerberg, De Heuvelrug, De Hartelborgt, Den Engh en
De Doggershoek.

 Rentray, Het Poortje, Harreveld, JPC De Sprengen, Jongeren
Opvangcentrum, Het Keerpunt en Teylingereind.

 PAGE    

 PAGE   31