[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Ontwerpbesluit wijzgingen in verband met de implementatie van de Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen

Bijlage

Nummer: 2008D13039, datum: 2008-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Ontwerpbesluit wijzgingen in verband met de implementatie van de Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen (2008D13038)

Preview document (🔗 origineel)


Besluit van

houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de implementatie
van beschikking nr. 2003/33/EG tot vaststelling van criteria en
procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen (PbEG L
11) (implementatie Beschikking aanvaarding afvalstoffen op
stortplaatsen)

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van        , nr. BJZ              , Directie
Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van
19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het
aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16
en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van
afvalstoffen (PbEG L 11) en de artikelen 8.5, 8.40, 8.41, 8.42, 8.42a,
8.45, 10.41, eerste lid, 10.43, eerste lid, en 11.2 van de Wet
milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van             , nr.      );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van          , nr. BJZ            ,
Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel I 

Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 1, vierde lid, wordt “criteria, bedoeld in artikel 11b,
eerste lid, onder b” vervangen door: voorschriften, bedoeld in artikel
11f, eerste lid, onder c.

B

Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden: 

Onder 18, voor zover het vliegas betreft , waarvan de waarden van de
parameters, genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 van de bijlage bij dit
besluit, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij die parameters
aangegeven waarden;.

C

In artikel 4, zesde lid, wordt “artikel 11b” vervangen door: artikel
11f.

D

Artikel 11a wordt als volgt gewijzigd: 

1. In de aanhef van het eerste lid wordt “deze paragraaf” vervangen
door: het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

2. In de in het eerste lid, onder a, opgenomen omschrijving van
“stortplaats” wordt “artikel 8.47, eerste lid, onder b”
vervangen door: artikel 8.47, eerste lid, onder a.

3.In het eerste lid vervalt de letteraanduiding voor de onderdelen a, b
en c.

4.In het eerste lid worden de daarin omschreven begrippen alfabetisch
gerangschikt.

5.In de alfabetische rangschikking van de in het eerste lid omschreven
begrippen worden, onder vervanging van de punt aan het slot van de
omschrijving van “inerte afvalstoffen” door een puntkomma, de
volgende begrippen en de daarbij behorende omschrijvingen ingevoegd:

anorganische afvalstoffen: afvalstoffen met een organisch stofgehalte
van ten hoogste tien procent;

cel: stortvak of een deel daarvan met een bepaalde hoogte;

korrelvormige afvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde monolithische
afvalstoffen; monolithische afvalstoffen: afvalstoffen die door menging
met toeslagstoffen of andersoortige bewerkingen zijn omgevormd tot
afvalstoffen met een beperkte uitloging en een duurzame vaste vorm;

omschrijving: omschrijving als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid,
onder a, van de Wet milieubeheer;

ondergrondse stortplaats: stortplaats waar afvalstoffen in de diepe
ondergrond worden gebracht;

Raad voor Accreditatie: Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht;

regelmatige afvalstoffen: afvalstoffen die regelmatig tijdens hetzelfde
proces ontstaan en een constante samenstelling hebben;

stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen: gevaarlijke
afvalstoffen waarvan het uitlooggedrag onder normale omstandigheden niet
in ongunstige zin verandert;

vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de
Wet milieubeheer.

6.Het tweede lid komt te luiden:

2. De artikelen 11f, eerste lid, aanhef en onder c, en 11h zijn slechts
van toepassing op korrelvormige afvalstoffen.

7. Het derde lid vervalt.

E

Artikel 11b vervalt.

F

Artikel 11c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt “verder". 

2. De onderdelen van onderdeel a komen te luiden: 

1°. stortplaats voor inerte afvalstoffen, niet zijnde een ondergrondse
stortplaats;

2o. stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, niet zijnde een
ondergrondse stortplaats;

3°. stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, niet zijnde een
ondergrondse stortplaats;

4Âș. ondergrondse stortplaats;. 

3. Onderdeel d vervalt. 

4. Onderdeel e wordt geletterd d.

G

Artikel 11d komt te luiden:

Artikel 11d

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen of wijzigen van een vergunning
afwijken van de voorschriften die in de bijlage bij dit besluit zijn
opgenomen, voor zover dit uitdrukkelijk in die bijlage is vermeld.

H

Onder vernummering van artikel 11f tot artikel 11k worden aan paragraaf
2 vijf artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 11f

1. Het is verboden op een stortplaats afvalstoffen te accepteren:

die geen behandeling hebben ondergaan,

indien aan degene die de stortplaats drijft, met betrekking tot de
afvalstoffen geen omschrijving is verstrekt die voldoet aan artikel 10
van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen,
of

c. die blijkens de omschrijving die aan degene die de stortplaats drijft
is verstrekt, in geval van:

1Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a,
onder 1Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 1 van de
bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften;

2Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a,
onder 2Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 2 van de
bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften;

3Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a,
onder 3Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 3 van de
bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften;

4Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a,
onder 4Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 4 van de
bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet
ten aanzien van:

a. inerte afvalstoffen: indien de behandeling technisch niet
realiseerbaar is, en

b. andere afvalstoffen: indien de behandeling niet bijdraagt aan het
beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor de
volksgezondheid of het milieu.

3. Degene die een stortplaats drijft:

a. bewaart de in het eerste lid, onder c, bedoelde omschrijving
gedurende vijf jaar nadat de laatste partij afvalstoffen waarop de
omschrijving betrekking heeft, is geaccepteerd, en 

b. stelt het bevoegd gezag onverwijld in kennis van een weigering om
afvalstoffen te accepteren, waarbij melding wordt gemaakt van de naam
van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn en van de aard van de
afvalstoffen.

4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de acceptatie van gevaarlijke, anorganische,
monolithische afvalstoffen. Bij de regeling, bedoeld in de eerste
volzin, worden tevens regels gesteld met betrekking tot de wijze van
storten van zodanige afvalstoffen. 

Artikel 11g

Degene die een stortplaats drijft, verricht alvorens afvalstoffen te
accepteren, achtereenvolgens de volgende handelingen:

hij controleert de volledigheid van de in de omschrijving, bedoeld in
artikel 11f, eerste lid, onder c, opgenomen gegevens;

b.	hij onderwerpt de afvalstoffen aan een visuele inspectie.

2. De visuele inspectie, bedoeld in het eerste lid, kan plaatsvinden op
de plaats van verzending van de afvalstoffen naar de stortplaats, in
gevallen waarin de stortplaats deel uit- maakt van dezelfde inrichting
als de inrichting waarbinnen de afvalstoffen zijn vrijgekomen. 

3. Het bevoegd gezag kan voorschriften aan de vergunning verbinden,
inhoudende een verplichting om de afvalstoffen aan een uitgebreide
inspectie te onderwerpen. Indien toepassing wordt gegeven aan de eerste
volzin, worden aan de vergunning voorschriften verbonden met betrekking
tot de wijze waarop, de frequentie waarmee en de plaats waar de
uitgebreide inspectie moet plaatsvinden.

4. De monsters die in het kader van de visuele inspectie zijn genomen,
worden gedurende een periode van ten minste een maand nadat deze zijn
genomen, bewaard.

5. De persoon, bedoeld in het eerste lid, registreert de datum, het
tijdstip en de resultaten van de visuele inspectie.

Artikel 11h

1. Degene die een stortplaats drijft, draagt er zorg voor dat ten minste
eenmaal per jaar door middel van het nemen en analyseren van monsters
wordt gecontroleerd of de regelmatige afvalstoffen die hij accepteert:

in overeenstemming zijn met de omschrijving, bedoeld in artikel 11f,
eerste lid, onder c, en

voldoen aan de ingevolge dat onderdeel van toepassing zijnde
voorschriften.

2. Hij draagt er tevens zorg voor dat met betrekking tot de
monsterneming en analyse van monsters gegevens worden geregistreerd. 

3. De analyse van de monsters wordt uitgevoerd door een persoon of
instelling die beschikt over een bewijs waarmee de Raad voor
Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere
lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend
of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, kenbaar heeft
gemaakt dat gedurende de periode waarin deze worden uitgevoerd, een
gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de betrokken persoon of
instelling competent is voor het uitvoeren van de analyse overeenkomstig
de krachtens het vierde lid gestelde regels.

4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld omtrent
de monsterneming,de analyse van monsters en de registratie. 

5. Het eerste lid is niet van toepassing op afvalstoffen waarvoor
ingevolge artikel 10a, tweede lid, onder a, b, c, d, f of g, van het
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de in
het eerste lid van dat artikel gestelde verplichting niet geldt.

6. Degene die een stortplaats drijft, bewaart de resultaten van de
analyse van een monster gedurende vijf jaar nadat de analyse is
uitgevoerd.

7. Het is verboden te doen handelen in strijd met het derde lid. 

Artikel 11i

1. Degene die een stortplaats drijft, registreert de op de stortplaats
geaccepteerde afvalstoffen. 

2. De registratie, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste een
overzicht van de stortvakken en stortlagen waar afvalstoffen zijn
gestort.

I

Artikel 13 vervalt.

J

De bijlagen worden vervangen door de bijlage bij dit besluit. 

Artikel II

Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen
wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel e door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:

f. Raad voor Accreditatie: Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht;

g. regelmatige afvalstoffen: afvalstoffen die regelmatig tijdens
hetzelfde proces ontstaan en een constante samenstelling hebben;

h. korrelvormige afvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde monolithische
afvalstoffen;

i. monolithische afvalstoffen: afvalstoffen die door menging met
toeslagstoffen of andersoortige bewerkingen zijn omgevormd tot
afvalstoffen met een beperkte uitloging en een duurzame vaste vorm.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na “artikel 2, tweede lid, onder b”
ingevoegd: en niet geschiedt aan een persoon die een stortplaats als
bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder a, van de wet drijft om die
afvalstoffen te laten storten.

Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid
worden twee leden ingevoegd, luidende:

3. Een omschrijving die wordt verstrekt in gevallen waarin korrelvormige
afvalstoffen aan een persoon die een stortplaats als bedoeld in artikel
8.47, eerste lid, onder a, van de wet drijft, worden afgegeven om te
worden gestort, bevat tevens:

a. gegevens over de bron en oorsprong van de afvalstoffen;

b. gegevens over het proces waarbij de afvalstoffen zijn ontstaan,
bestaande uit een beschrijving en de kenmerken van grondstoffen en
producten;

c. een beschrijving van de behandeling van de afvalstoffen die is
toegepast of, bij het ontbreken daarvan, een motivering waarom geen
behandeling is toegepast;

d. indien van toepassing: gegevens over het uitlooggedrag van de
afvalstoffen;

e. gegevens over de eigenschappen van de afvalstoffen die specifiek van
belang zijn voor het zo nodig treffen van aanvullende
voorzorgsmaatregelen op de plaats waarop de afvalstoffen zullen worden
gestort; 

f. voor zover het gevaarlijke afvalstoffen betreft waarop artikel 4,
eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst van toepassing
is, een vermelding van de in het tweede lid van dat artikel bedoelde
eigenschappen die de afvalstoffen bezitten; 

g. gegevens over de resultaten van de ter bepaling van de samenstelling
en het uitlooggedrag van de afvalstoffen uitgevoerde analyse of, bij het
ontbreken daarvan, een motivering of gegevens waaruit blijkt dat er geen
verplichting bestaat tot het uitvoeren van een zodanige analyse.

4. Onverminderd het derde lid bevat een omschrijving die wordt verstrekt
in gevallen waarin korrelvormige, regelmatige afvalstoffen aan een
persoon als bedoeld in dat lid worden afgegeven om te worden gestort
tevens:

a. gegevens over de spreiding in de samenstelling van de afzonderlijke
afvalstoffen;

b. gegevens over de spreiding en variabiliteit van de specifieke
eigenschappen van de afvalstoffen;

c. indien de afvalstoffen tijdens hetzelfde proces in verschillende
installaties ontstaan: het aantal keren dat per installatie analyses als
bedoeld in het derde lid zijn uitgevoerd. 

C

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

1. Degene die een omschrijving verstrekt in gevallen als bedoeld in
artikel 10, derde lid, draagt er zorg voor dat ter bepaling van de in de
omschrijving op te nemen gegevens over de samenstelling en het
uitlooggedrag van afvalstoffen, monsters van de betrokken afvalstoffen
worden genomen, die monsters worden geanalyseerd en dat daaromtrent
gegevens worden geregistreerd.

2. De in het eerste lid gestelde verplichting geldt niet voor:

a. afvalstoffen die voldoen aan de beschrijving die is opgenomen in
tabel 1.1 van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

b. gevaarlijke afvalstoffen die hechtgebonden asbest of door een
bindmiddel gebonden asbest of in kunststof verpakte asbestvezels
bevatten, en die geen andere gevaarlijke stoffen dan asbest bevatten;

c. niet-gevaarlijke afvalstoffen die worden aangeboden op een
stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen en niet in eenzelfde cel
worden gestort als stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen of
gipsafval; 

d. afvalstoffen die uitsluitend bestaan uit deeltjes met een
korrelgrootte van meer dan 40 millimeter;

e. afvalstoffen waarvan de uitloogbaarheid en samenstelling bekend zijn;

f. afvalstoffen ten aanzien waarvan het technisch niet mogelijk deze te
testen of te onderwerpen aan passende testmethoden;

g. afvalstoffen, behorende tot een categorie die krachtens het vijfde
lid, onder b, is aangewezen.

3. De monsterneming, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd door
een persoon of instelling die beschikt over een erkenning als bedoeld in
artikel 12b.

4. De analyse van de monsters wordt uitgevoerd door een persoon of
instelling die beschikt over een bewijs waarmee de Raad voor
Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere
lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend
of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, kenbaar heeft
gemaakt dat gedurende de periode waarin deze worden uitgevoerd, een
gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de betrokken persoon of
instelling competent is voor het uitvoeren van de analyse overeenkomstig
de krachtens het vijfde lid gestelde regels.

5. Bij regeling van Onze Minister:

worden nadere regels gesteld omtrent de monsterneming, de analyse van
monsters en de registratie, bedoeld in het eerste lid;

kunnen categorieën van afvalstoffen worden aangewezen die in ieder
geval worden aangemerkt als categorieën van afvalstoffen waarvan het
uitlooggedrag en de samenstelling algemeen bekend zijn of ten aanzien
waarvan het technisch niet mogelijk is deze te testen of te onderwerpen
aan passende testmethoden.

6. Het is verboden te doen handelen in strijd met het derde en vierde
lid.

D

Na artikel 12 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6a. Regels inzake de erkenning van personen of instellingen voor de
monsterneming, bedoeld in artikel 10a, derde lid

Artikel 12a

1. In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

accreditatie: het bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie of een
daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese
Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie,
die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend
Verdrag dat Nederland bindt kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde
periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde
instelling competent is voor het certificeren van personen of
instellingen voor het uitvoeren van de monsterneming overeenkomstig de
krachtens artikel 10a, vijfde lid, onder a, gestelde regels; 

certificaat: verklaring waarmee een geaccrediteerde
certificeringsinstelling kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde
periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde
persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de
monsterneming overeenkomstig de krachtens artikel 10a, vijfde lid, onder
a, gestelde regels;

erkenning: beschikking van Onze Minister waarbij wordt vastgesteld dat
een persoon of instelling voor het nemen van monsters van afvalstoffen
voldoet aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen;

SIKB: Stichting Kwaliteitsborging Infrastructuur Bodembeheer te Gouda;

vestigingsplaats: adres en woonplaats van een persoon of adres en
woonplaats waar een instelling zetelt.

2. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op monsterneming die
wordt uitgevoerd ter bepaling van de in de omschrijving op te nemen
gegevens over de samenstelling en het uitlooggedrag van afvalstoffen.

Artikel 12b

1. Onze Minister kan op aanvraag een erkenning verlenen aan een persoon
of een instelling voor het nemen van monsters van afvalstoffen. 

2. De beschikking vermeldt ten minste de naam van de persoon of
instelling, de vestigingsplaats en, indien van toepassing, de naam van
de natuurlijk persoon die werkzaam is voor de erkende persoon of
instelling.

3. Een erkenning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

4. Onze Minister stelt een lijst met erkende personen en instellingen
beschikbaar via 

een bij regeling van Onze Minister aangewezen website.

5. Een erkenning is niet overdraagbaar.

Artikel 12c

1. Een aanvraag voor een erkenning wordt door middel van een bij
regeling van Onze Minister vastgesteld formulier, ingediend bij Onze
Minister.

2. Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

a. de naam en het adres van de aanvrager;

b. het certificaat voor de monsterneming;

c.de vestigingsplaats van de persoon of instelling;

d. indien van toepassing, de naam en een verklaring omtrent het gedrag
als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens, die niet ouder is dan zes maanden, van de natuurlijk persoon,
bedoeld in artikel 12b, tweede lid.

3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde gegevens.

Artikel 12d

1. Onze Minister beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van
de aanvraag. 

2. Onze Minister verleent de erkenning geheel of gedeeltelijk indien de
desbetreffende persoon of instelling:

a. niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en

b. heeft voldaan aan artikel 12c, tweede lid.

3. De erkenning wordt gebaseerd op een certificaat.

4. Een erkenning kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien de
desbetreffende persoon of instelling of een bestuurder van deze persoon
of instelling, in de drie jaar voorafgaande aan de aanvraag een
wettelijk voorschrift heeft overtreden dat is gesteld bij of krachtens
deze paragraaf of artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover
de overtreding verband houdt met het nemen van monsters van
afvalstoffen.

Artikel 12e

1. Op verzoek van de erkende persoon of instelling kan de erkenning
worden gewijzigd. Artikel 12b, vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

2. Het verzoek wordt, door middel van een bij regeling van Onze Minister
vastgesteld formulier, ingediend bij Onze Minister. Artikel 12c, tweede
en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Onze Minister beslist binnen vier weken na de datum van ontvangst van
het verzoek. Artikel 12d, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12f

1. Met een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 12c,
tweede lid, onder d, of 12k, derde lid, wordt gelijkgesteld een
verklaring omtrent het gedrag afgegeven door een daartoe bevoegde
instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een
staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij
een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland
bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een
beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het
beschermingsniveau dat met de nationale onderzoekingen of documenten
wordt geboden.

2. Met een certificaat wordt gelijkgesteld een certificaat afgegeven
door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de
Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe
strekkend Verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of
documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste
gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de nationale
onderzoekingen of documenten wordt geboden.

3. Met een erkenning wordt gelijkgesteld een erkenning of vergelijkbare
beschikking afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere
lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend
of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, op basis van
voorwaarden die een beschermingsniveau bieden dat ten minste
gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de in artikel 12c,
tweede lid, gestelde eisen wordt geboden. De artikelen 12b, vierde lid,
en 12l zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12g

1. Het is verboden monsters van afvalstoffen te nemen zonder daartoe
verleende erkenning.

2. De monsters kunnen worden genomen door een natuurlijk persoon die
staat vermeld op de erkenning.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover de
werkzaamheid wordt uitgevoerd voor het verkrijgen van een certificaat.

Artikel 12h

Het is een persoon of instelling verboden een resultaat van een
monsterneming van afvalstoffen te gebruiken of aan een ander ter
beschikking te stellen indien hij weet of redelijkerwijs had kunnen
vermoeden dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt
gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard,
hoedanigheid of samenstelling van de afvalstof.

Artikel 12i

De houder van een erkenning meldt onverwijld aan een door Onze Minister
aangewezen instantie zijn door de rechtbank uitgesproken faillissement
of surseance van betaling. De melding geschiedt door middel van een bij
regeling van Onze Minister vastgesteld formulier.

Artikel 12j

Een certificeringsinstelling meldt een schorsing of intrekking van een
certificaat voor de monsterneming onverwijld aan een door Onze Minister
aangewezen instantie. De melding geschiedt door middel van een bij
regeling van Onze Minister vastgesteld formulier.

Artikel 12k

1. Onze Minister kan een erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken:

a. op verzoek van de erkende persoon of instelling,

b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn
verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een
andere beslissing zou hebben geleid,

c. indien het bewijs van certificatie voor de monsterneming is
ingetrokken of niet meer geldig is,

d. indien de erkende persoon of instelling in staat van faillissement
verkeert of surseance van betaling heeft verkregen, of

e. indien de erkende persoon of instelling of de natuurlijk persoon,
bedoeld in artikel 12b, tweede lid, een wettelijk voorschrift heeft
overtreden dat is gesteld bij of krachtens deze paragraaf of artikel 225
van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de overtreding verband houdt
met de monsterneming van afvalstoffen.

2. Onze Minister kan een erkenning voor een periode van ten hoogste twee
jaar geheel of gedeeltelijk schorsen, indien:

a. het bewijs van certificatie voor de desbetreffende werkzaamheid is
geschorst, of

b. sprake is van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onder e.

3. In geval van aanwijzingen dat er sprake is van een overtreding als
bedoeld in het eerste lid, onder e, kan Onze Minister de desbetreffende
persoon of instelling verzoeken binnen een redelijke termijn een
verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens over te leggen, die niet ouder
is dan twee maanden. Indien de desbetreffende persoon of instelling niet
binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet of kan voldoen, kan
Onze Minister de erkenning voor een periode van ten hoogste twee jaar
geheel of gedeeltelijk schorsen.

Artikel 12l

Onze Minister verwerkt de schorsing en intrekking van de erkenning in de
lijst, bedoeld in artikel 12b, vierde lid.

Artikel III

Aan artikel 5.13 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in
het eerste lid in gevallen waarin sprake is van het storten van
afvalstoffen in de diepe ondergrond, gaat zij tevens vergezeld van een
rapport, inhoudende een veiligheidsbeoordeling die voldoet aan onderdeel
2.5 van de bijlage bij de beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de
Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en
procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen
overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG
betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L11).

5. Een wijziging van de bijlage, bedoeld in het vierde lid, gaat voor de
toepassing van dat lid gelden met ingang van de dag waarop aan de
betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij
ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een
ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel IV

Het Stortbesluit bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1.In het eerste lid worden de daarin omschreven begrippen alfabetisch
gerangschikt.

2. In het eerste lid worden, onder vervanging van de puntkomma aan het
slot van de omschrijving van “wet” door een punt, in de alfabetische
rangschikking de volgende begrippen en de daarbij behorende
omschrijvingen ingevoegd:

cel:  stortvak of een deel daarvan met een bepaalde hoogte;

ondergrondse stortplaats: stortplaats waar afvalstoffen in de diepe
ondergrond worden gebracht;.

3. Het vierde en vijfde lid vervallen. 

4. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

1. Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voor een ondergrondse
stortplaats de verplichting dat:

Voor zover van toepassing, de voorzieningen, bedoeld in bijlage A bij de
bijlage bij de beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese
Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures
voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig
artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het
storten van afvalstoffen (Pb EG L 11), worden getroffen,

de afvalstoffen in de diepe ondergrond worden gebracht in
overeenstemming met het bepaalde in bijlage A, bedoeld onder a, en

degene die een ondergrondse stortplaats drijft, er voor zorgdraagt dat
op die stortplaats een rapport, inhoudende een veiligheidsbeoordeling,
aanwezig is die voldoet aan onderdeel 2.5 van de bijlage bij de
beschikking, bedoeld onder a.

2. Een wijziging van de bijlage bij de beschikking, bedoeld in het
eerste lid, gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang
van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn
gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt
bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende
de verplichting dat:

zodanige voorzieningen worden getroffen dat asbesthoudende afvalstoffen
niet met andere afvalstoffen vermengd kunnen raken,

asbesthoudende afvalstoffen die niet deugdelijk zijn verpakt, aan het
einde van iedere werkdag zodanig worden afgedekt dat geen verspreiding
van vezels kan plaatsvinden,

asbesthoudende afvalstoffen die niet zijn verpakt of afgedekt, zodanig
vochtig worden gehouden, dat geen verspreiding van vezels kan
plaatsvinden,

het stortgebied van asbesthoudende afvalstoffen voorafgaand aan het
betreden van deze afvalstoffen met materieel, wordt afgedekt,

op de stortplaats geen andere activiteiten dan stortactiviteiten worden
verricht waardoor asbestvezels uit de gestorte afvalstoffen kunnen
vrijkomen,

degene die een stortplaats drijft, er voor zorgdraagt dat op de
stortplaats een overzicht aanwezig is waarop de plaatsen zijn aangegeven
waar asbesthoudende afvalstoffen zijn gestort en gegevens aanwezig zijn
waaruit blijkt hoe die plaatsen worden afgeschermd ter voorkoming van
menselijk contact met asbesthoudende afvalstoffen,

indien ten aanzien van de stortplaats een verklaring als bedoeld in
artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer is afgegeven, het
overzicht, bedoeld in onderdeel f, wordt overgelegd aan gedeputeerde
staten van de provincie waarin de stortplaats ten aanzien waarvan de
verklaring is afgegeven, is gelegen, en

asbesthoudend afval, zijnde gevaarlijk afval, in een voor asbesthoudend
afval bestemde cel wordt gestort, voor zover het een vergunning voor een
stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen betreft.

Artikel V

Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling acceptatie
geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen op artikel
11f, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden
afvalstoffen.

Artikel VI

1.   Het bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat vergunningen als bedoeld
in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer die voor de datum van
inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend met betrekking tot
stortplaatsen als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder a, van die
wet op 16 juli 2009 met dit besluit in overeenstemming zijn. 

Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en het
Stortbesluit bodembescherming, zoals deze luidden voor de datum van
inwerkingtreding van dit besluit, blijven tot 16 juli 2009 van kracht
met betrekking tot stortplaatsen als bedoeld in het eerste lid. 

De wijzigingen ingevolge artikel II in artikel 10 van het Besluit melden
bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn met ingang van 16
juli 2009 van toepassing op degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of
gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door afgifte aan een persoon die een
stortplaats als bedoeld in het eerste lid drijft.

Artikel VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken
zijn verstreken sedert de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin het
wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting, 

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Bijlage, behorend bij artikel I, onder I

Bijlage, behorend bij de artikelen 2, onder b, 11d en 11f, eerste lid,
onder c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen 

ONDERDEEL 1	Afvalstoffen op een stortplaats voor inerte afvalstoffen

Voorschrift 1.1

Op een stortplaats voor inerte afvalstoffen mogen slechts worden
geaccepteerd:

 afvalstoffen die voldoen aan een in de in tabel 1.1 opgenomen
beschrijving en aan de daarbij aangegeven restricties;

andere afvalstoffen dan bedoeld onder a, waarvan de waarden van de
parameters, genoemd in de tabellen 1.2 en 1.3, gelijk zijn aan of
kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden.

Voorschrift 1.2

Op verzoek van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder
kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de
vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen
1.2 en 1.3 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van
de stortplaats voor inerte afvalstoffen, waaronder de emissie van
percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse geen
extra risico’s zullen opleveren voor het milieu.

Het eerste lid geldt niet voor de in tabel 1.2 aangegeven waarde voor
opgeloste organische koolstof (DOC) en voor de in de tabel 1.3
aangegeven waarde voor BTEX, PCB’s en minerale olie. 

In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag in de vergunning
maximaal een twee maal zo hoge waarde voor totaal organische koolstof
(TOC) vaststellen dan de in tabel 1.3 daarvoor aangegeven waarde. 

Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 1.3 aangegeven waarde
voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen dat in
geval van grond een hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste
organische koolstof (DOC) een waarde van 500 mg/kg niet overschreven
wordt bij L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van grond zelf dan wel een
pH-waarde tussen 7,5 en 8.

Tabel 1.1

Euralcode	Beschrijving	Restricties

101103	Vezelmateriaal op basis van afvalglas	Alleen zonder organische
bindmiddelen

150107	Glasverpakking

	170101	Beton	Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*)

170102	Bakstenen	Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*)

170103	Tegels en keramiek	Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*)

170107	Mengsels van beton, bakstenen, tegels en keramiek	Alleen
geselecteerd bouw- en sloopafval (*)

170202	Glas

	170504	Grond en stenen	Uitgezonderd teelaarde, turf; uitgezonderd grond
en stenen afkomstig van vervuilde locaties

191205	Glas

	200102	Glas	Alleen gescheiden ingezameld glas

200202	Grond en stenen	Alleen afkomstig van tuin- en parkafval;
teelaarde en turf uitgezonderd

* Geselecteerd bouw- en sloopafval: met lage concentraties van andere
typen materialen (zoals metalen, kunststof, organische stoffen, hout of
rubber). De oorsprong van het afval moet bekend zijn.

- Geen bouw- en sloopafval afkomstig van gebouwen vervuild met
anorganische of organische gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld vanwege
productieprocessen in het gebouw, bodemvervuiling of opslag en gebruik
van pesticiden of andere gevaarlijke stoffen, tenzij duidelijk is
aangetoond dat het gesloopte gebouw niet ernstig was vervuild. 

- Geen bouw- en sloopafval afkomstig van gebouwen die zijn behandeld,
bedekt of beschilderd met materialen die aanzienlijke hoeveelheden
gevaarlijke stoffen bevatten. 

- De afvalstoffen bestaan uit Ă©Ă©n afvaltype uit dezelfde bron.
Verschillende afvalstoffen uit deze tabel kunnen te zamen worden
geaccepteerd, mits ze van dezelfde bron afkomstig zijn.

Tabel 1.2 

Parameter	Waarde bij L/S=10 l/kg

mg/kg droge stof

As	0,5

Ba	20

Cd	0,04

Cr totaal	0,5

Cu	2

Hg	0,01

Mo	0,5

Ni	0,4

Pb	0,5

Sb	0,06

Se	0,1

Zn	4

Chloride	800

Fluoride	10

Sulfaat	1000*

Fenolindex	1

Opgeloste organische koolstof (DOC)**	500

Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)***	4.000

(*)	Als de afvalstoffen niet aan deze waarde voor sulfaat voldoen, is de
restrictie dat de uitloging een waarde van 1.500 mg/l uitgedrukt als C0
bij L/S = 0,1 l/kg en een waarde van 6.000 mg/kg bij L/S = 10 1/kg niet
overschrijdt. C0 is het eerste eluaat van de kolomproef bij L/S = 0,1
l/kg.

(**)	Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan deze waarde
voor opgeloste organische koolstof (DOC)voldoen, is de restrictie dat de
uitloging een waarde van 500 mg/kg niet overschrijdt bij L/S = 10 l/kg
en een pH-waarde tussen 7,5 en 8,0.  

(***)	De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als
alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt.

Tabel 1.3 

Parameter	Waarde 

mg/kg

Totaal organische koolstof (TOC)	30.000

BTEX (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen)	6

PCB’s (polychloorbifenylen, 7 ogeneren)	1

Minerale olie (C10 t/m C40)	500

PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen)	40



Onderdeel 2	Afvalstoffen op een stortplaats voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen

Voorschrift 2.1

1. Op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen mogen slechts
worden geaccepteerd:

a. afvalstoffen die ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden geaccepteerd
op een stortplaats voor inerte afvalstoffen;

b. andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met dien verstande dat in geval
zodanige afvalstoffen in dezelfde cel worden geaccepteerd als stabiele,
niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen de waarden van de parameters,
genoemd in tabel 2.1, gelijk moeten zijn aan of kleiner moeten zijn dan
de bij die parameters aangegeven waarden;

c. niet-gevaarlijke afvalstoffen op gipsbasis, met dien verstande dat in
geval zodanige afvalstoffen te zamen met andere afvalstoffen als bedoeld
onder a of b worden gestort, de waarden voor opgeloste organische
koolstof (DOC) en totaal organische koolstof (TOC) van die andere
afvalstoffen gelijk moeten zijn aan of kleiner moeten zijn dan de in de
tabellen 2.1 en 2.2 aangegeven waarden;

d. gevaarlijke afvalstoffen die hechtgebonden asbest of door een
bindmiddel gebonden of in kunststof verpakte asbestvezels bevatten, en
die geen andere gevaarlijke stoffen dan asbest bevatten;

e.stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen, waarvan de waarden
van de parameters, genoemd in de tabellen 2.1 en 2.2, gelijk zijn aan of
kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden en waarvan de
pH-waarde ten minste 6 bedraagt.

2. Op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen mogen niet
worden geaccepteerd:

in cellen die zijn bestemd voor biologisch-afbreekbare niet-gevaarlijke
afvalstoffen: stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen en
niet-gevaarlijke afvalstoffen op gipsbasis;

in cellen die zijn bestemd voor stabiele, niet-reactieve gevaarlijke
afvalstoffen: huishoudelijk afval dat is ingedeeld als ongevaarlijk
afval in hoofdstuk 20 van die afvalstoffenlijst, gescheiden ingezamelde
ongevaarlijke fracties van huishoudelijke afvalstoffen en dezelfde
ongevaarlijke materialen van andere oorsprong;

in cellen die bestemd zijn voor asbesthoudend afval als bedoeld in het
eerste lid, onder d: andere afvalstoffen dan asbesthoudend afval en
materiaal dat wordt gebruikt om de afvalstoffen af te dekken.

Voorschrift 2.2

Op verzoek van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder
kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de
vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen
2.1 en 2.2 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van
de stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, waaronder de emissie
van percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse
geen extra risico’s zullen opleveren voor het milieu. 

Het eerste lid geldt in geval van niet-gevaarlijke afvalstoffen niet
voor de in de tabel 2.1 aangegeven waarde voor opgeloste organische
koolstof (DOC) en in geval van stabiele, niet-reactieve gevaarlijke
afvalstoffen niet voor de in de tabellen 2.1 en 2.2 aangegeven waarden
voor opgeloste organische koolstof (DOC), totaal organische koolstof
(TOC) en zuurgraad (pH). 

Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 2.2 aangegeven waarde
voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen dat een
hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste organische koolstof
(DOC) een waarde van 800 mg/kg droge stof niet overschreven wordt bij
L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van het materiaal zelf dan wel een
pH-waarde tussen 7,5 en 8.

Tabel 2.1

 

Parameters	Waarde bij L/S=10 l/kg 

mg/kg droge stof

As	2

Ba	100

Cd	1

Cr totaal	10

Cu	50

Hg	0,2

Mo	10

Ni	10

Pb	10

Sb	0,7

Se	0,5

Zn	50

Chloride	15.000

Fluoride	150

Sulfaat	20.000

Opgeloste organische koolstof (DOC)*	800

Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)**	60.000

* als afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan de waarde voor
opgelost organische koolstof voldoen, is testen bij L/S=10 l/kg en een
pH-waarde tussen 7,4 en 8.0 toegestaan, mits daarbij voor opgeloste
organische koolstof (DOC) een waarde van 800 mg/kg droge stof niet wordt
overschreden De opgelost organische koolstof wordt vastgesteld
overeenkomstig EN 14429: Karakterisering van afval - Uitloogproef ter
karakterisering - Invloed van pH op uitloging door middel van initiële
toevoeging van zuur/base.

** De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als
alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt 

Tabel 2.2

Parameter	Waarde

TOC (totaal organisch koolstof)	5 gewichtsprocent

Zuurgraad	Minimaal 6



ONDERDEEL 3	Afvalstoffen op een stortplaats voor gevaarlijke
afvalstoffen

Voorschrift 3.1

Op een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen mogen slechts worden
geaccepteerd:

afvalstoffen die ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden geaccepteerd op
een stortplaats voor inerte afvalstoffen;

afvalstoffen die ingevolge voorschrift 2.1 mogen worden geaccepteerd op
een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen en voldoen aan de in
tabel 3.1 voor opgeloste organische koolstof aangegeven waarde;

gevaarlijke afvalstoffen waarvan de waarden van de parameters, genoemd
in de tabellen 3.1 en 3.2, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij
die parameters aangegeven waarden.

Voorschrift 3.2

1. Op verzoek van de aanvrager van de vergunning of de vergunninghouder
kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de
vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen
3.1 en 3.2 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van
de stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, waaronder de emissie van
percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse geen
extra risico’s zullen opleveren voor het milieu. 

2. Het eerste lid geldt niet voor de in de tabel 3.1 aangegeven waarde
voor opgeloste organische koolstof (DOC) en de in tabel 3.2 aangegeven
waarde voor gewichtsverlies bij gloeien (LOI) of totaal organische
koolstof (TOC). 

3. Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 3.2 aangegeven
waarde voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen
dat een hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste organische
koolstof (DOC) een waarde van 1.000 mg/kg droge stof niet overschreven
wordt bij L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van het materiaal zelf dan wel
een pH-waarde tussen 7,5 en 8.

Tabel 3.1

 

Parameters	Waarde bij L/S=10 l/kg 

Mg/kg droge stof

As	25

Ba	300

Cd	5

Cr totaal	70

Cu	100

Hg	2

Mo	30

Ni	40

Pb	50

Sb	5

Se	7

Zn	200

Chloride	25.000

Fluoride	500

Sulfaat	50.000

Opgeloste organische koolstof (DOC)*	1000

Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)**	100.000

* als afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan de waarde voor
opgelost organische koolstof voldoen, is testen bij L/S=10 l/kg en een
pH-waarde tussen 7,4 en 8.0 toegestaan, mits daarbij voor opgeloste
organische koolstof (DOC) een waarde van 1.000 mg/kg droge stof niet
wordt overschreden. De opgelost organische koolstof wordt vastgesteld
overeenkomstig EN 14429: Karakterisering van afval - Uitloogproef ter
karakterisering - Invloed van pH op uitloging door middel van initiële
toevoeging van zuur/base.

** De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als
alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt 

Tabel 3.2 

Parameter	Waarden 

LOI*	10 % (gewichtsprocent)

Totaal organische koolstof (TOC)	6 % (gewichtsprocent)

*Er kan een keuze gemaakt worden tussen LOI of totaal organische
koolstof (TOC). In ieder geval moet Ă©Ă©n van deze parameters worden
gebruikt.

ONDERDEEL 4	Afvalstoffen op een ondergrondse stortplaats

Voorschrift 4.1

1. Op een ondergrondse stortplaats mogen afvalstoffen slechts worden
geaccepteerd, indien:

a. deze niet behoren tot een in onderdeel 2.1 van bijlage A bij
beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19
december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het
aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16
en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van
afvalstoffen (Pb EG L11) aangewezen categorie,

b. deze in overeenstemming zijn met de veiligheidsbeoordeling, bedoeld
in artikel 5a, onder c, van het Stortbesluit bodembescherming van die
stortplaats,

c. voor zover het een ondergrondse stortplaats voor inerte afvalstoffen
betreft, de afvalstoffen ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden
geaccepteerd op een stortplaats voor inerte afvalstoffen, en 

d. voor zover het een ondergrondse stortplaats voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen betreft, de afvalstoffen ingevolge voorschrift 1.2 mogen
worden geaccepteerd op een stortplaats voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen. 

2. Een wijziging van onderdeel 2.1 van bijlage A van de in het eerste
lid bedoelde beschikking gaat voor de toepassing van het eerste lid,
onder a, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging
uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de
Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

 PAGE    

 PAGE   1