Ontwerpbesluit wijzgingen in verband met de implementatie van de Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen
Bijlage
Nummer: 2008D13039, datum: 2008-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Ontwerpbesluit wijzgingen in verband met de implementatie van de Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen (2008D13038)
Preview document (đ origineel)
Besluit van houdende wijziging van diverse besluiten in verband met de implementatie van beschikking nr. 2003/33/EG tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen (PbEG L 11) (implementatie Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen) Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van , nr. BJZ , Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; Gelet op beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L 11) en de artikelen 8.5, 8.40, 8.41, 8.42, 8.42a, 8.45, 10.41, eerste lid, 10.43, eerste lid, en 11.2 van de Wet milieubeheer; De Raad van State gehoord (advies van , nr. ); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van , nr. BJZ , Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN: Artikel I Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, vierde lid, wordt âcriteria, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, onder bâ vervangen door: voorschriften, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, onder c. B Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden: Onder 18, voor zover het vliegas betreft , waarvan de waarden van de parameters, genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 van de bijlage bij dit besluit, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden;. C In artikel 4, zesde lid, wordt âartikel 11bâ vervangen door: artikel 11f. D Artikel 11a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het eerste lid wordt âdeze paragraafâ vervangen door: het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf. 2. In de in het eerste lid, onder a, opgenomen omschrijving van âstortplaatsâ wordt âartikel 8.47, eerste lid, onder bâ vervangen door: artikel 8.47, eerste lid, onder a. 3.In het eerste lid vervalt de letteraanduiding voor de onderdelen a, b en c. 4.In het eerste lid worden de daarin omschreven begrippen alfabetisch gerangschikt. 5.In de alfabetische rangschikking van de in het eerste lid omschreven begrippen worden, onder vervanging van de punt aan het slot van de omschrijving van âinerte afvalstoffenâ door een puntkomma, de volgende begrippen en de daarbij behorende omschrijvingen ingevoegd: anorganische afvalstoffen: afvalstoffen met een organisch stofgehalte van ten hoogste tien procent; cel: stortvak of een deel daarvan met een bepaalde hoogte; korrelvormige afvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde monolithische afvalstoffen; monolithische afvalstoffen: afvalstoffen die door menging met toeslagstoffen of andersoortige bewerkingen zijn omgevormd tot afvalstoffen met een beperkte uitloging en een duurzame vaste vorm; omschrijving: omschrijving als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer; ondergrondse stortplaats: stortplaats waar afvalstoffen in de diepe ondergrond worden gebracht; Raad voor Accreditatie: Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht; regelmatige afvalstoffen: afvalstoffen die regelmatig tijdens hetzelfde proces ontstaan en een constante samenstelling hebben; stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen: gevaarlijke afvalstoffen waarvan het uitlooggedrag onder normale omstandigheden niet in ongunstige zin verandert; vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. 6.Het tweede lid komt te luiden: 2. De artikelen 11f, eerste lid, aanhef en onder c, en 11h zijn slechts van toepassing op korrelvormige afvalstoffen. 7. Het derde lid vervalt. E Artikel 11b vervalt. F Artikel 11c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef vervalt âverder". 2. De onderdelen van onderdeel a komen te luiden: 1°. stortplaats voor inerte afvalstoffen, niet zijnde een ondergrondse stortplaats; 2o. stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, niet zijnde een ondergrondse stortplaats; 3°. stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, niet zijnde een ondergrondse stortplaats; 4Âș. ondergrondse stortplaats;. 3. Onderdeel d vervalt. 4. Onderdeel e wordt geletterd d. G Artikel 11d komt te luiden: Artikel 11d Het bevoegd gezag kan bij het verlenen of wijzigen van een vergunning afwijken van de voorschriften die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen, voor zover dit uitdrukkelijk in die bijlage is vermeld. H Onder vernummering van artikel 11f tot artikel 11k worden aan paragraaf 2 vijf artikelen toegevoegd, luidende: Artikel 11f 1. Het is verboden op een stortplaats afvalstoffen te accepteren: die geen behandeling hebben ondergaan, indien aan degene die de stortplaats drijft, met betrekking tot de afvalstoffen geen omschrijving is verstrekt die voldoet aan artikel 10 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, of c. die blijkens de omschrijving die aan degene die de stortplaats drijft is verstrekt, in geval van: 1Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 1Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 1 van de bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften; 2Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 2Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 2 van de bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften; 3Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 3Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 3 van de bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften; 4Âș. een stortplaats als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 4Âș: niet voldoen aan de bij of krachtens onderdeel 4 van de bijlage bij dit besluit gestelde voorschriften. 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet ten aanzien van: a. inerte afvalstoffen: indien de behandeling technisch niet realiseerbaar is, en b. andere afvalstoffen: indien de behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor de volksgezondheid of het milieu. 3. Degene die een stortplaats drijft: a. bewaart de in het eerste lid, onder c, bedoelde omschrijving gedurende vijf jaar nadat de laatste partij afvalstoffen waarop de omschrijving betrekking heeft, is geaccepteerd, en b. stelt het bevoegd gezag onverwijld in kennis van een weigering om afvalstoffen te accepteren, waarbij melding wordt gemaakt van de naam van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn en van de aard van de afvalstoffen. 4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de acceptatie van gevaarlijke, anorganische, monolithische afvalstoffen. Bij de regeling, bedoeld in de eerste volzin, worden tevens regels gesteld met betrekking tot de wijze van storten van zodanige afvalstoffen. Artikel 11g Degene die een stortplaats drijft, verricht alvorens afvalstoffen te accepteren, achtereenvolgens de volgende handelingen: hij controleert de volledigheid van de in de omschrijving, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, onder c, opgenomen gegevens; b. hij onderwerpt de afvalstoffen aan een visuele inspectie. 2. De visuele inspectie, bedoeld in het eerste lid, kan plaatsvinden op de plaats van verzending van de afvalstoffen naar de stortplaats, in gevallen waarin de stortplaats deel uit- maakt van dezelfde inrichting als de inrichting waarbinnen de afvalstoffen zijn vrijgekomen. 3. Het bevoegd gezag kan voorschriften aan de vergunning verbinden, inhoudende een verplichting om de afvalstoffen aan een uitgebreide inspectie te onderwerpen. Indien toepassing wordt gegeven aan de eerste volzin, worden aan de vergunning voorschriften verbonden met betrekking tot de wijze waarop, de frequentie waarmee en de plaats waar de uitgebreide inspectie moet plaatsvinden. 4. De monsters die in het kader van de visuele inspectie zijn genomen, worden gedurende een periode van ten minste een maand nadat deze zijn genomen, bewaard. 5. De persoon, bedoeld in het eerste lid, registreert de datum, het tijdstip en de resultaten van de visuele inspectie. Artikel 11h 1. Degene die een stortplaats drijft, draagt er zorg voor dat ten minste eenmaal per jaar door middel van het nemen en analyseren van monsters wordt gecontroleerd of de regelmatige afvalstoffen die hij accepteert: in overeenstemming zijn met de omschrijving, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, onder c, en voldoen aan de ingevolge dat onderdeel van toepassing zijnde voorschriften. 2. Hij draagt er tevens zorg voor dat met betrekking tot de monsterneming en analyse van monsters gegevens worden geregistreerd. 3. De analyse van de monsters wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die beschikt over een bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, kenbaar heeft gemaakt dat gedurende de periode waarin deze worden uitgevoerd, een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de betrokken persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de analyse overeenkomstig de krachtens het vierde lid gestelde regels. 4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld omtrent de monsterneming,de analyse van monsters en de registratie. 5. Het eerste lid is niet van toepassing op afvalstoffen waarvoor ingevolge artikel 10a, tweede lid, onder a, b, c, d, f of g, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de in het eerste lid van dat artikel gestelde verplichting niet geldt. 6. Degene die een stortplaats drijft, bewaart de resultaten van de analyse van een monster gedurende vijf jaar nadat de analyse is uitgevoerd. 7. Het is verboden te doen handelen in strijd met het derde lid. Artikel 11i 1. Degene die een stortplaats drijft, registreert de op de stortplaats geaccepteerde afvalstoffen. 2. De registratie, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste een overzicht van de stortvakken en stortlagen waar afvalstoffen zijn gestort. I Artikel 13 vervalt. J De bijlagen worden vervangen door de bijlage bij dit besluit. Artikel II Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd: A Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende: f. Raad voor Accreditatie: Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht; g. regelmatige afvalstoffen: afvalstoffen die regelmatig tijdens hetzelfde proces ontstaan en een constante samenstelling hebben; h. korrelvormige afvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde monolithische afvalstoffen; i. monolithische afvalstoffen: afvalstoffen die door menging met toeslagstoffen of andersoortige bewerkingen zijn omgevormd tot afvalstoffen met een beperkte uitloging en een duurzame vaste vorm. B Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: In het eerste lid wordt na âartikel 2, tweede lid, onder bâ ingevoegd: en niet geschiedt aan een persoon die een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder a, van de wet drijft om die afvalstoffen te laten storten. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 3. Een omschrijving die wordt verstrekt in gevallen waarin korrelvormige afvalstoffen aan een persoon die een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder a, van de wet drijft, worden afgegeven om te worden gestort, bevat tevens: a. gegevens over de bron en oorsprong van de afvalstoffen; b. gegevens over het proces waarbij de afvalstoffen zijn ontstaan, bestaande uit een beschrijving en de kenmerken van grondstoffen en producten; c. een beschrijving van de behandeling van de afvalstoffen die is toegepast of, bij het ontbreken daarvan, een motivering waarom geen behandeling is toegepast; d. indien van toepassing: gegevens over het uitlooggedrag van de afvalstoffen; e. gegevens over de eigenschappen van de afvalstoffen die specifiek van belang zijn voor het zo nodig treffen van aanvullende voorzorgsmaatregelen op de plaats waarop de afvalstoffen zullen worden gestort; f. voor zover het gevaarlijke afvalstoffen betreft waarop artikel 4, eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst van toepassing is, een vermelding van de in het tweede lid van dat artikel bedoelde eigenschappen die de afvalstoffen bezitten; g. gegevens over de resultaten van de ter bepaling van de samenstelling en het uitlooggedrag van de afvalstoffen uitgevoerde analyse of, bij het ontbreken daarvan, een motivering of gegevens waaruit blijkt dat er geen verplichting bestaat tot het uitvoeren van een zodanige analyse. 4. Onverminderd het derde lid bevat een omschrijving die wordt verstrekt in gevallen waarin korrelvormige, regelmatige afvalstoffen aan een persoon als bedoeld in dat lid worden afgegeven om te worden gestort tevens: a. gegevens over de spreiding in de samenstelling van de afzonderlijke afvalstoffen; b. gegevens over de spreiding en variabiliteit van de specifieke eigenschappen van de afvalstoffen; c. indien de afvalstoffen tijdens hetzelfde proces in verschillende installaties ontstaan: het aantal keren dat per installatie analyses als bedoeld in het derde lid zijn uitgevoerd. C Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 10a 1. Degene die een omschrijving verstrekt in gevallen als bedoeld in artikel 10, derde lid, draagt er zorg voor dat ter bepaling van de in de omschrijving op te nemen gegevens over de samenstelling en het uitlooggedrag van afvalstoffen, monsters van de betrokken afvalstoffen worden genomen, die monsters worden geanalyseerd en dat daaromtrent gegevens worden geregistreerd. 2. De in het eerste lid gestelde verplichting geldt niet voor: a. afvalstoffen die voldoen aan de beschrijving die is opgenomen in tabel 1.1 van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen; b. gevaarlijke afvalstoffen die hechtgebonden asbest of door een bindmiddel gebonden asbest of in kunststof verpakte asbestvezels bevatten, en die geen andere gevaarlijke stoffen dan asbest bevatten; c. niet-gevaarlijke afvalstoffen die worden aangeboden op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen en niet in eenzelfde cel worden gestort als stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen of gipsafval; d. afvalstoffen die uitsluitend bestaan uit deeltjes met een korrelgrootte van meer dan 40 millimeter; e. afvalstoffen waarvan de uitloogbaarheid en samenstelling bekend zijn; f. afvalstoffen ten aanzien waarvan het technisch niet mogelijk deze te testen of te onderwerpen aan passende testmethoden; g. afvalstoffen, behorende tot een categorie die krachtens het vijfde lid, onder b, is aangewezen. 3. De monsterneming, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die beschikt over een erkenning als bedoeld in artikel 12b. 4. De analyse van de monsters wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die beschikt over een bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, kenbaar heeft gemaakt dat gedurende de periode waarin deze worden uitgevoerd, een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de betrokken persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de analyse overeenkomstig de krachtens het vijfde lid gestelde regels. 5. Bij regeling van Onze Minister: worden nadere regels gesteld omtrent de monsterneming, de analyse van monsters en de registratie, bedoeld in het eerste lid; kunnen categorieĂ«n van afvalstoffen worden aangewezen die in ieder geval worden aangemerkt als categorieĂ«n van afvalstoffen waarvan het uitlooggedrag en de samenstelling algemeen bekend zijn of ten aanzien waarvan het technisch niet mogelijk is deze te testen of te onderwerpen aan passende testmethoden. 6. Het is verboden te doen handelen in strijd met het derde en vierde lid. D Na artikel 12 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende: § 6a. Regels inzake de erkenning van personen of instellingen voor de monsterneming, bedoeld in artikel 10a, derde lid Artikel 12a 1. In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: accreditatie: het bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardig instituut in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde instelling competent is voor het certificeren van personen of instellingen voor het uitvoeren van de monsterneming overeenkomstig de krachtens artikel 10a, vijfde lid, onder a, gestelde regels; certificaat: verklaring waarmee een geaccrediteerde certificeringsinstelling kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de monsterneming overeenkomstig de krachtens artikel 10a, vijfde lid, onder a, gestelde regels; erkenning: beschikking van Onze Minister waarbij wordt vastgesteld dat een persoon of instelling voor het nemen van monsters van afvalstoffen voldoet aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen; SIKB: Stichting Kwaliteitsborging Infrastructuur Bodembeheer te Gouda; vestigingsplaats: adres en woonplaats van een persoon of adres en woonplaats waar een instelling zetelt. 2. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op monsterneming die wordt uitgevoerd ter bepaling van de in de omschrijving op te nemen gegevens over de samenstelling en het uitlooggedrag van afvalstoffen. Artikel 12b 1. Onze Minister kan op aanvraag een erkenning verlenen aan een persoon of een instelling voor het nemen van monsters van afvalstoffen. 2. De beschikking vermeldt ten minste de naam van de persoon of instelling, de vestigingsplaats en, indien van toepassing, de naam van de natuurlijk persoon die werkzaam is voor de erkende persoon of instelling. 3. Een erkenning wordt voor onbepaalde tijd verleend. 4. Onze Minister stelt een lijst met erkende personen en instellingen beschikbaar via een bij regeling van Onze Minister aangewezen website. 5. Een erkenning is niet overdraagbaar. Artikel 12c 1. Een aanvraag voor een erkenning wordt door middel van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld formulier, ingediend bij Onze Minister. 2. Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt: a. de naam en het adres van de aanvrager; b. het certificaat voor de monsterneming; c.de vestigingsplaats van de persoon of instelling; d. indien van toepassing, de naam en een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiĂ«le en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan zes maanden, van de natuurlijk persoon, bedoeld in artikel 12b, tweede lid. 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde gegevens. Artikel 12d 1. Onze Minister beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Onze Minister verleent de erkenning geheel of gedeeltelijk indien de desbetreffende persoon of instelling: a. niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en b. heeft voldaan aan artikel 12c, tweede lid. 3. De erkenning wordt gebaseerd op een certificaat. 4. Een erkenning kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien de desbetreffende persoon of instelling of een bestuurder van deze persoon of instelling, in de drie jaar voorafgaande aan de aanvraag een wettelijk voorschrift heeft overtreden dat is gesteld bij of krachtens deze paragraaf of artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de overtreding verband houdt met het nemen van monsters van afvalstoffen. Artikel 12e 1. Op verzoek van de erkende persoon of instelling kan de erkenning worden gewijzigd. Artikel 12b, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 2. Het verzoek wordt, door middel van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld formulier, ingediend bij Onze Minister. Artikel 12c, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. Onze Minister beslist binnen vier weken na de datum van ontvangst van het verzoek. Artikel 12d, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 12f 1. Met een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 12c, tweede lid, onder d, of 12k, derde lid, wordt gelijkgesteld een verklaring omtrent het gedrag afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de nationale onderzoekingen of documenten wordt geboden. 2. Met een certificaat wordt gelijkgesteld een certificaat afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de nationale onderzoekingen of documenten wordt geboden. 3. Met een erkenning wordt gelijkgesteld een erkenning of vergelijkbare beschikking afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, op basis van voorwaarden die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de in artikel 12c, tweede lid, gestelde eisen wordt geboden. De artikelen 12b, vierde lid, en 12l zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 12g 1. Het is verboden monsters van afvalstoffen te nemen zonder daartoe verleende erkenning. 2. De monsters kunnen worden genomen door een natuurlijk persoon die staat vermeld op de erkenning. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover de werkzaamheid wordt uitgevoerd voor het verkrijgen van een certificaat. Artikel 12h Het is een persoon of instelling verboden een resultaat van een monsterneming van afvalstoffen te gebruiken of aan een ander ter beschikking te stellen indien hij weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de afvalstof. Artikel 12i De houder van een erkenning meldt onverwijld aan een door Onze Minister aangewezen instantie zijn door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling. De melding geschiedt door middel van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld formulier. Artikel 12j Een certificeringsinstelling meldt een schorsing of intrekking van een certificaat voor de monsterneming onverwijld aan een door Onze Minister aangewezen instantie. De melding geschiedt door middel van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld formulier. Artikel 12k 1. Onze Minister kan een erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken: a. op verzoek van de erkende persoon of instelling, b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, c. indien het bewijs van certificatie voor de monsterneming is ingetrokken of niet meer geldig is, d. indien de erkende persoon of instelling in staat van faillissement verkeert of surseance van betaling heeft verkregen, of e. indien de erkende persoon of instelling of de natuurlijk persoon, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, een wettelijk voorschrift heeft overtreden dat is gesteld bij of krachtens deze paragraaf of artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de overtreding verband houdt met de monsterneming van afvalstoffen. 2. Onze Minister kan een erkenning voor een periode van ten hoogste twee jaar geheel of gedeeltelijk schorsen, indien: a. het bewijs van certificatie voor de desbetreffende werkzaamheid is geschorst, of b. sprake is van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onder e. 3. In geval van aanwijzingen dat er sprake is van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onder e, kan Onze Minister de desbetreffende persoon of instelling verzoeken binnen een redelijke termijn een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiĂ«le en strafvorderlijke gegevens over te leggen, die niet ouder is dan twee maanden. Indien de desbetreffende persoon of instelling niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet of kan voldoen, kan Onze Minister de erkenning voor een periode van ten hoogste twee jaar geheel of gedeeltelijk schorsen. Artikel 12l Onze Minister verwerkt de schorsing en intrekking van de erkenning in de lijst, bedoeld in artikel 12b, vierde lid. Artikel III Aan artikel 5.13 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer worden twee leden toegevoegd, luidende: 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in het eerste lid in gevallen waarin sprake is van het storten van afvalstoffen in de diepe ondergrond, gaat zij tevens vergezeld van een rapport, inhoudende een veiligheidsbeoordeling die voldoet aan onderdeel 2.5 van de bijlage bij de beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L11). 5. Een wijziging van de bijlage, bedoeld in het vierde lid, gaat voor de toepassing van dat lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. Artikel IV Het Stortbesluit bodembescherming wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1.In het eerste lid worden de daarin omschreven begrippen alfabetisch gerangschikt. 2. In het eerste lid worden, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van de omschrijving van âwetâ door een punt, in de alfabetische rangschikking de volgende begrippen en de daarbij behorende omschrijvingen ingevoegd: cel: stortvak of een deel daarvan met een bepaalde hoogte; ondergrondse stortplaats: stortplaats waar afvalstoffen in de diepe ondergrond worden gebracht;. 3. Het vierde en vijfde lid vervallen. 4. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid. B Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 5a 1. Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voor een ondergrondse stortplaats de verplichting dat: Voor zover van toepassing, de voorzieningen, bedoeld in bijlage A bij de bijlage bij de beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (Pb EG L 11), worden getroffen, de afvalstoffen in de diepe ondergrond worden gebracht in overeenstemming met het bepaalde in bijlage A, bedoeld onder a, en degene die een ondergrondse stortplaats drijft, er voor zorgdraagt dat op die stortplaats een rapport, inhoudende een veiligheidsbeoordeling, aanwezig is die voldoet aan onderdeel 2.5 van de bijlage bij de beschikking, bedoeld onder a. 2. Een wijziging van de bijlage bij de beschikking, bedoeld in het eerste lid, gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. C Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting dat: zodanige voorzieningen worden getroffen dat asbesthoudende afvalstoffen niet met andere afvalstoffen vermengd kunnen raken, asbesthoudende afvalstoffen die niet deugdelijk zijn verpakt, aan het einde van iedere werkdag zodanig worden afgedekt dat geen verspreiding van vezels kan plaatsvinden, asbesthoudende afvalstoffen die niet zijn verpakt of afgedekt, zodanig vochtig worden gehouden, dat geen verspreiding van vezels kan plaatsvinden, het stortgebied van asbesthoudende afvalstoffen voorafgaand aan het betreden van deze afvalstoffen met materieel, wordt afgedekt, op de stortplaats geen andere activiteiten dan stortactiviteiten worden verricht waardoor asbestvezels uit de gestorte afvalstoffen kunnen vrijkomen, degene die een stortplaats drijft, er voor zorgdraagt dat op de stortplaats een overzicht aanwezig is waarop de plaatsen zijn aangegeven waar asbesthoudende afvalstoffen zijn gestort en gegevens aanwezig zijn waaruit blijkt hoe die plaatsen worden afgeschermd ter voorkoming van menselijk contact met asbesthoudende afvalstoffen, indien ten aanzien van de stortplaats een verklaring als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer is afgegeven, het overzicht, bedoeld in onderdeel f, wordt overgelegd aan gedeputeerde staten van de provincie waarin de stortplaats ten aanzien waarvan de verklaring is afgegeven, is gelegen, en asbesthoudend afval, zijnde gevaarlijk afval, in een voor asbesthoudend afval bestemde cel wordt gestort, voor zover het een vergunning voor een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen betreft. Artikel V Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen op artikel 11f, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. Artikel VI 1. Het bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn verleend met betrekking tot stortplaatsen als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder a, van die wet op 16 juli 2009 met dit besluit in overeenstemming zijn. Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en het Stortbesluit bodembescherming, zoals deze luidden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven tot 16 juli 2009 van kracht met betrekking tot stortplaatsen als bedoeld in het eerste lid. De wijzigingen ingevolge artikel II in artikel 10 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn met ingang van 16 juli 2009 van toepassing op degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door afgifte aan een persoon die een stortplaats als bedoeld in het eerste lid drijft. Artikel VII Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sedert de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Bijlage, behorend bij artikel I, onder I Bijlage, behorend bij de artikelen 2, onder b, 11d en 11f, eerste lid, onder c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen ONDERDEEL 1 Afvalstoffen op een stortplaats voor inerte afvalstoffen Voorschrift 1.1 Op een stortplaats voor inerte afvalstoffen mogen slechts worden geaccepteerd: afvalstoffen die voldoen aan een in de in tabel 1.1 opgenomen beschrijving en aan de daarbij aangegeven restricties; andere afvalstoffen dan bedoeld onder a, waarvan de waarden van de parameters, genoemd in de tabellen 1.2 en 1.3, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden. Voorschrift 1.2 Op verzoek van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen 1.2 en 1.3 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van de stortplaats voor inerte afvalstoffen, waaronder de emissie van percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse geen extra risicoâs zullen opleveren voor het milieu. Het eerste lid geldt niet voor de in tabel 1.2 aangegeven waarde voor opgeloste organische koolstof (DOC) en voor de in de tabel 1.3 aangegeven waarde voor BTEX, PCBâs en minerale olie. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag in de vergunning maximaal een twee maal zo hoge waarde voor totaal organische koolstof (TOC) vaststellen dan de in tabel 1.3 daarvoor aangegeven waarde. Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 1.3 aangegeven waarde voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen dat in geval van grond een hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste organische koolstof (DOC) een waarde van 500 mg/kg niet overschreven wordt bij L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van grond zelf dan wel een pH-waarde tussen 7,5 en 8. Tabel 1.1 Euralcode Beschrijving Restricties 101103 Vezelmateriaal op basis van afvalglas Alleen zonder organische bindmiddelen 150107 Glasverpakking 170101 Beton Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*) 170102 Bakstenen Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*) 170103 Tegels en keramiek Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*) 170107 Mengsels van beton, bakstenen, tegels en keramiek Alleen geselecteerd bouw- en sloopafval (*) 170202 Glas 170504 Grond en stenen Uitgezonderd teelaarde, turf; uitgezonderd grond en stenen afkomstig van vervuilde locaties 191205 Glas 200102 Glas Alleen gescheiden ingezameld glas 200202 Grond en stenen Alleen afkomstig van tuin- en parkafval; teelaarde en turf uitgezonderd * Geselecteerd bouw- en sloopafval: met lage concentraties van andere typen materialen (zoals metalen, kunststof, organische stoffen, hout of rubber). De oorsprong van het afval moet bekend zijn. - Geen bouw- en sloopafval afkomstig van gebouwen vervuild met anorganische of organische gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld vanwege productieprocessen in het gebouw, bodemvervuiling of opslag en gebruik van pesticiden of andere gevaarlijke stoffen, tenzij duidelijk is aangetoond dat het gesloopte gebouw niet ernstig was vervuild. - Geen bouw- en sloopafval afkomstig van gebouwen die zijn behandeld, bedekt of beschilderd met materialen die aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten. - De afvalstoffen bestaan uit Ă©Ă©n afvaltype uit dezelfde bron. Verschillende afvalstoffen uit deze tabel kunnen te zamen worden geaccepteerd, mits ze van dezelfde bron afkomstig zijn. Tabel 1.2 Parameter Waarde bij L/S=10 l/kg mg/kg droge stof As 0,5 Ba 20 Cd 0,04 Cr totaal 0,5 Cu 2 Hg 0,01 Mo 0,5 Ni 0,4 Pb 0,5 Sb 0,06 Se 0,1 Zn 4 Chloride 800 Fluoride 10 Sulfaat 1000* Fenolindex 1 Opgeloste organische koolstof (DOC)** 500 Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)*** 4.000 (*) Als de afvalstoffen niet aan deze waarde voor sulfaat voldoen, is de restrictie dat de uitloging een waarde van 1.500 mg/l uitgedrukt als C0 bij L/S = 0,1 l/kg en een waarde van 6.000 mg/kg bij L/S = 10 1/kg niet overschrijdt. C0 is het eerste eluaat van de kolomproef bij L/S = 0,1 l/kg. (**) Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan deze waarde voor opgeloste organische koolstof (DOC)voldoen, is de restrictie dat de uitloging een waarde van 500 mg/kg niet overschrijdt bij L/S = 10 l/kg en een pH-waarde tussen 7,5 en 8,0. (***) De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt. Tabel 1.3 Parameter Waarde mg/kg Totaal organische koolstof (TOC) 30.000 BTEX (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen) 6 PCBâs (polychloorbifenylen, 7 ogeneren) 1 Minerale olie (C10 t/m C40) 500 PAKâs (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) 40 Onderdeel 2 Afvalstoffen op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen Voorschrift 2.1 1. Op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen mogen slechts worden geaccepteerd: a. afvalstoffen die ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden geaccepteerd op een stortplaats voor inerte afvalstoffen; b. andere niet-gevaarlijke afvalstoffen, met dien verstande dat in geval zodanige afvalstoffen in dezelfde cel worden geaccepteerd als stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen de waarden van de parameters, genoemd in tabel 2.1, gelijk moeten zijn aan of kleiner moeten zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden; c. niet-gevaarlijke afvalstoffen op gipsbasis, met dien verstande dat in geval zodanige afvalstoffen te zamen met andere afvalstoffen als bedoeld onder a of b worden gestort, de waarden voor opgeloste organische koolstof (DOC) en totaal organische koolstof (TOC) van die andere afvalstoffen gelijk moeten zijn aan of kleiner moeten zijn dan de in de tabellen 2.1 en 2.2 aangegeven waarden; d. gevaarlijke afvalstoffen die hechtgebonden asbest of door een bindmiddel gebonden of in kunststof verpakte asbestvezels bevatten, en die geen andere gevaarlijke stoffen dan asbest bevatten; e.stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen, waarvan de waarden van de parameters, genoemd in de tabellen 2.1 en 2.2, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden en waarvan de pH-waarde ten minste 6 bedraagt. 2. Op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen mogen niet worden geaccepteerd: in cellen die zijn bestemd voor biologisch-afbreekbare niet-gevaarlijke afvalstoffen: stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen en niet-gevaarlijke afvalstoffen op gipsbasis; in cellen die zijn bestemd voor stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen: huishoudelijk afval dat is ingedeeld als ongevaarlijk afval in hoofdstuk 20 van die afvalstoffenlijst, gescheiden ingezamelde ongevaarlijke fracties van huishoudelijke afvalstoffen en dezelfde ongevaarlijke materialen van andere oorsprong; in cellen die bestemd zijn voor asbesthoudend afval als bedoeld in het eerste lid, onder d: andere afvalstoffen dan asbesthoudend afval en materiaal dat wordt gebruikt om de afvalstoffen af te dekken. Voorschrift 2.2 Op verzoek van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen 2.1 en 2.2 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van de stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, waaronder de emissie van percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse geen extra risicoâs zullen opleveren voor het milieu. Het eerste lid geldt in geval van niet-gevaarlijke afvalstoffen niet voor de in de tabel 2.1 aangegeven waarde voor opgeloste organische koolstof (DOC) en in geval van stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen niet voor de in de tabellen 2.1 en 2.2 aangegeven waarden voor opgeloste organische koolstof (DOC), totaal organische koolstof (TOC) en zuurgraad (pH). Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 2.2 aangegeven waarde voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen dat een hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste organische koolstof (DOC) een waarde van 800 mg/kg droge stof niet overschreven wordt bij L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van het materiaal zelf dan wel een pH-waarde tussen 7,5 en 8. Tabel 2.1 Parameters Waarde bij L/S=10 l/kg mg/kg droge stof As 2 Ba 100 Cd 1 Cr totaal 10 Cu 50 Hg 0,2 Mo 10 Ni 10 Pb 10 Sb 0,7 Se 0,5 Zn 50 Chloride 15.000 Fluoride 150 Sulfaat 20.000 Opgeloste organische koolstof (DOC)* 800 Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)** 60.000 * als afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan de waarde voor opgelost organische koolstof voldoen, is testen bij L/S=10 l/kg en een pH-waarde tussen 7,4 en 8.0 toegestaan, mits daarbij voor opgeloste organische koolstof (DOC) een waarde van 800 mg/kg droge stof niet wordt overschreden De opgelost organische koolstof wordt vastgesteld overeenkomstig EN 14429: Karakterisering van afval - Uitloogproef ter karakterisering - Invloed van pH op uitloging door middel van initiĂ«le toevoeging van zuur/base. ** De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt Tabel 2.2 Parameter Waarde TOC (totaal organisch koolstof) 5 gewichtsprocent Zuurgraad Minimaal 6 ONDERDEEL 3 Afvalstoffen op een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen Voorschrift 3.1 Op een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen mogen slechts worden geaccepteerd: afvalstoffen die ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden geaccepteerd op een stortplaats voor inerte afvalstoffen; afvalstoffen die ingevolge voorschrift 2.1 mogen worden geaccepteerd op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen en voldoen aan de in tabel 3.1 voor opgeloste organische koolstof aangegeven waarde; gevaarlijke afvalstoffen waarvan de waarden van de parameters, genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2, gelijk zijn aan of kleiner zijn dan de bij die parameters aangegeven waarden. Voorschrift 3.2 1. Op verzoek van de aanvrager van de vergunning of de vergunninghouder kan het bevoegd gezag voor een daarbij aangegeven afvalstof in de vergunning drie maal zo hoge waarden vaststellen als de in de tabellen 3.1 en 3.2 aangegeven waarden van de parameters, indien de emissies van de stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, waaronder de emissie van percolaat, op basis van een bij dat verzoek gevoegde risicoanalyse geen extra risicoâs zullen opleveren voor het milieu. 2. Het eerste lid geldt niet voor de in de tabel 3.1 aangegeven waarde voor opgeloste organische koolstof (DOC) en de in tabel 3.2 aangegeven waarde voor gewichtsverlies bij gloeien (LOI) of totaal organische koolstof (TOC). 3. Het bevoegd gezag kan in afwijking van de in tabel 3.2 aangegeven waarde voor totaal organische koolstof (TOC) in de vergunning bepalen dat een hogere waarde wordt toegestaan, mits voor opgeloste organische koolstof (DOC) een waarde van 1.000 mg/kg droge stof niet overschreven wordt bij L/S=10 l/kg en bij de pH-waarde van het materiaal zelf dan wel een pH-waarde tussen 7,5 en 8. Tabel 3.1 Parameters Waarde bij L/S=10 l/kg Mg/kg droge stof As 25 Ba 300 Cd 5 Cr totaal 70 Cu 100 Hg 2 Mo 30 Ni 40 Pb 50 Sb 5 Se 7 Zn 200 Chloride 25.000 Fluoride 500 Sulfaat 50.000 Opgeloste organische koolstof (DOC)* 1000 Totaal opgeloste vaste stoffen (TDS)** 100.000 * als afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan de waarde voor opgelost organische koolstof voldoen, is testen bij L/S=10 l/kg en een pH-waarde tussen 7,4 en 8.0 toegestaan, mits daarbij voor opgeloste organische koolstof (DOC) een waarde van 1.000 mg/kg droge stof niet wordt overschreden. De opgelost organische koolstof wordt vastgesteld overeenkomstig EN 14429: Karakterisering van afval - Uitloogproef ter karakterisering - Invloed van pH op uitloging door middel van initiĂ«le toevoeging van zuur/base. ** De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (TDS) kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt Tabel 3.2 Parameter Waarden LOI* 10 % (gewichtsprocent) Totaal organische koolstof (TOC) 6 % (gewichtsprocent) *Er kan een keuze gemaakt worden tussen LOI of totaal organische koolstof (TOC). In ieder geval moet Ă©Ă©n van deze parameters worden gebruikt. ONDERDEEL 4 Afvalstoffen op een ondergrondse stortplaats Voorschrift 4.1 1. Op een ondergrondse stortplaats mogen afvalstoffen slechts worden geaccepteerd, indien: a. deze niet behoren tot een in onderdeel 2.1 van bijlage A bij beschikking nr. 2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen (Pb EG L11) aangewezen categorie, b. deze in overeenstemming zijn met de veiligheidsbeoordeling, bedoeld in artikel 5a, onder c, van het Stortbesluit bodembescherming van die stortplaats, c. voor zover het een ondergrondse stortplaats voor inerte afvalstoffen betreft, de afvalstoffen ingevolge voorschrift 1.1 mogen worden geaccepteerd op een stortplaats voor inerte afvalstoffen, en d. voor zover het een ondergrondse stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen betreft, de afvalstoffen ingevolge voorschrift 1.2 mogen worden geaccepteerd op een stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen. 2. Een wijziging van onderdeel 2.1 van bijlage A van de in het eerste lid bedoelde beschikking gaat voor de toepassing van het eerste lid, onder a, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. PAGE PAGE 1