[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Review methodiek IOOV voor onderzoek naar zeven samenwerkingsafspraken bij de politie

Bijlage

Nummer: 2008D13190, datum: 2008-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Onderzoeksverslag Review methodiek IOOV voor onderzoek naar zeven samenwerkingsafspraken bij de politie. (2008D13188)

Preview document (🔗 origineel)


Review methodiek IOOV voor onderzoek naar zeven samenwerkingsafspraken
bij de politie

31 oktober 2008

Inhoud

  TOC \o "1-9" \h \z \t "Nota Kop 1;1;Nota Kop 2;2;Nota Kop 3;3;Nota
Samenvatting;4;Nota Bijlage;5"  DEEL 1	Conclusies, bestuurlijke reacties
en nawoord

  HYPERLINK \l "_Toc213209322"  1	Over dit onderzoek	  PAGEREF
_Toc213209322 \h  1  

  HYPERLINK \l "_Toc213209323"  2	Reikwijdte onderzoek IOOV en Algemene
Rekenkamer	  PAGEREF _Toc213209323 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc213209324"  2.1	Reikwijdte opdracht aan IOOV en
review Algemene Rekenkamer	  PAGEREF _Toc213209324 \h  3  

  HYPERLINK \l "_Toc213209325"  2.2	Reikwijdte invulling onderzoek IOOV
en review Algemene Rekenkamer	  PAGEREF _Toc213209325 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc213209326"  3	Conclusies	  PAGEREF _Toc213209326 \h 
5  

  HYPERLINK \l "_Toc213209327"  3.1	Beoordeling organisatie onderzoek
IOOV	  PAGEREF _Toc213209327 \h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc213209328"  3.2	Beoordeling onderzoeksmethodiek IOOV
  PAGEREF _Toc213209328 \h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc213209329"  3.3	Samenvattende conclusie	  PAGEREF
_Toc213209329 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc213209330"  4	Reactie ministers van BZK en Justitie
en nawoord Algemene Rekenkamer	  PAGEREF _Toc213209330 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc213209331"  4.1	Reactie ministers van BZK en
Justitie	  PAGEREF _Toc213209331 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc213209332"  4.2	Nawoord Algemene Rekenkamer	 
PAGEREF _Toc213209332 \h  10  

  HYPERLINK \l "_Toc213209333"  DEEL 2	Onderzoeksbevindingen	  PAGEREF
_Toc213209333 \h  12  

  HYPERLINK \l "_Toc213209334"  1	Inleiding		  PAGEREF _Toc213209334 \h 
13  

  HYPERLINK \l "_Toc213209335"  2	Bevindingen per samenwerkingsafspraak	
 PAGEREF _Toc213209335 \h  14  

  HYPERLINK \l "_Toc213209336"  2.1	Samenwerkingsafspraak Inrichting
Expertisecentrum Europese aanbestedingen	  PAGEREF _Toc213209336 \h  14 


  HYPERLINK \l "_Toc213209337"  2.2	Samenwerkingsafspraak Harmonisatie
Arbeidsvoorwaarden Politie	  PAGEREF _Toc213209337 \h  15  

  HYPERLINK \l "_Toc213209338"  2.3	Samenwerkingsafspraak Kenniscentrum
Personeelsvoorziening Politie	  PAGEREF _Toc213209338 \h  16  

  HYPERLINK \l "_Toc213209339"  2.4	Samenwerkingsafspraken
basisvoorzieningen	  PAGEREF _Toc213209339 \h  16  

  HYPERLINK \l "_Toc213209340"  Bijlage 1

Onderzoeksaanpak en normenkader van de Algemene Rekenkamer	  PAGEREF
_Toc213209340 \h  21  

  HYPERLINK \l "_Toc213209341"  Bijlage 2

Opdrachten ministers BZK en Justitie en uitwerkingen IOOV	  PAGEREF
_Toc213209341 \h  23  

 



Deel 1	Conclusies, bestuurlijke reacties en nawoord

Over dit onderzoek

In het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV is opgenomen dat de
samenwerking en het gemeenschappelijk functioneren van de politiekorpsen
moeten worden verbeterd. De minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) heeft samen met de minister van Justitie met
de korpsbeheerders afspraken gemaakt over de gewenste ontwikkeling van
de politie de komende jaren en over de resultaten die eind 2008
gerealiseerd moeten zijn op het terrein van ICT, personeel, materieel en
bovenregionale samenwerking. De minister van BZK heeft de Inspectie
Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) in haar brief van 7 januari 2008
(kenmerk 2007-0000529597) verzocht te onderzoeken wat de stand van zaken
is voor de uitvoering van zeven van deze afspraken bij de korpsen en aan
te geven of het een reële verwachting is dat eind 2008 de afspraken
gerealiseerd zullen zijn. Daarnaast verzocht de minister de IOOV om bij
de afspraken die zijn gemaakt over te behalen resultaten in 2009 aan te
geven of de korpsen bij de uitvoering van deze afspraken op schema
liggen. Ook vroeg ze of met zekerheid kan worden gesteld dat de
implementatie in 2009 wordt afgerond.

In haar brief van 5 juni 2008 (kenmerk 2008-0000230150) heeft de
minister van BZK, mede namens de minister van Justitie, de Algemene
Rekenkamer verzocht om na te gaan in hoeverre de onderzoeksmethodiek in
de plannen van aanpak (en de bijbehorende toetsingskaders en
uitvoeringsplannen) van de IOOV voor de zeven samenwerkingsafspraken bij
de politie waarborgen dat er een betrouwbare uitspraak gedaan kan worden
over de door u aan de IOOV gestelde vragen. 

De IOOV verstrekte ons op 27 augustus 2008 haar toetsingskaders. In de
periode eind augustus – medio september hebben wij de
onderzoeksmethodiek van de IOOV beoordeeld. In hoofdstuk 2 maken wij
enkele opmerkingen over de reikwijdte van het IOOV-onderzoek en onze
review van de opzet daarvan. In hoofdstuk 3 geven wij kort de conclusies
van onze review weer. 

Op 15 oktober 2008 hebben wij de ministers van BZK en Justitie de
resultaten van ons onderzoek voorgelegd voor commentaar. Zij antwoordden
ons op 22 oktober 2008. In hoofdstuk 4 hebben wij hun reacties inclusief
ons nawoord opgenomen. In deel 2 van dit onderzoeksverslag gaan we
uitgebreid in op onze bevindingen voor de zeven samenwerkingsafspraken.

Reikwijdte onderzoek IOOV en Algemene Rekenkamer

Voordat wij onze conclusies geven, maken wij enkele opmerkingen over de
reikwijdte van het IOOV-onderzoek en onze review van de opzet daarvan.

Reikwijdte opdracht aan IOOV en review Algemene Rekenkamer

De opdracht van de minister van BZK aan de IOOV beperkt zich tot het
vaststellen van de stand van zaken van de implementatie van zeven
samenwerkingsafspraken en omvat niet de overige gemaakte
samenwerkingsafspraken tussen de ministers van BZK en Justitie en de
korpsen. 

De opdracht aan de IOOV heeft daarbij niet als doel te kunnen
vaststellen of de door de IOOV onderzochte afspraken daadwerkelijk
leiden tot een betere samenwerking tussen korpsen. De IOOV onderzoekt
dit dan ook niet en maakt dit voorbehoud expliciet in haar plannen van
aanpak. 

De opdracht van de minister van BZK aan de IOOV is ook niet bedoeld om
inzicht te krijgen of aan andere relevante voorwaarden voor goede
samenwerking is voldaan, zoals de kwaliteit van het
veranderingsmanagement en cultuurbepaalde aspecten als acceptatie van de
nieuwe systemen door het personeel en de korpsleiding, en de bereidheid
tot delen van informatie.

Conform het verzoek van de ministers van BZK en Justitie hebben we
alleen de onderzoeksmethodiek bekeken voor de zeven
samenwerkingsafspraken die de IOOV moet evalueren.

Reikwijdte invulling onderzoek IOOV en review Algemene Rekenkamer

De opdracht van de minister van BZK aan de IOOV is uitdagend, want zij
vraagt haar om de stand van zaken van zeven samenwerkingsafspraken te
bepalen bij 26 politiekorpsen Ă©n hierover medio november 2008 te
rapporteren. Complicerende factor daarbij is dat het veld voortdurend in
beweging is als het gaat om de stand van zaken bij de verschillende
afspraken. Daardoor moet de IOOV het veldwerk in een korte periode zo
dicht mogelijk bij de rapportagedatum verrichten, om de recentst
mogelijke stand van zaken te kunnen bepalen.

Dat de IOOV zich daarom in de diepgang van haar onderzoek expliciet
beperkt is begrijpelijk. Onze conclusies houden rekening met die
beperkte reikwijdte, maar uiteraard hebben wij wel getoetst of gegeven
de opdracht van de minister van BZK de diepgang van het onderzoek naar
onze mening voldoende is. 

In ons onderzoek hebben wij niet de inhoud en de kwaliteit van het
schriftelijk (bron)materiaal beoordeeld, op basis waarvan de IOOV haar
oordeel (mede) moet baseren. Zo is de inhoud van bijvoorbeeld de Project
Initiatie Documenten (PID’s) voor ons een gegeven. Ook zijn wij alleen
uitgegaan van het materiaal dat we van de IOOV ter beschikking gesteld
hebben gekregen. Wij hebben niet zelf onderzocht of er wellicht andere
relevante documenten zijn die de IOOV in haar onderzoek had moeten
betrekken.

Ten slotte merken we op dat we alleen een beoordeling geven van de
onderzoeksmethodiek, dus van de opzet van het onderzoek van de IOOV,
zoals die in de plannen van aanpak en bijbehorende toetsingskaders,
enquĂȘtes en vragenlijsten zijn uitgewerkt, en dus niet van de
uitvoering en de uitkomsten van het IOOV-onderzoek.

De normen die we voor onze beoordeling van de opzet van het onderzoek,
de onderzoeksmethodiek, hebben gehanteerd zijn opgenomen in bijlage 1.

Conclusies 

Beoordeling organisatie onderzoek IOOV

Wij hebben onderzocht of de organisatie van het onderzoek van de IOOV in
opzet op orde is. Wij concluderen dat dit het geval is.  

De onderzoeksopzet is uitgewerkt in een algeheel plan van aanpak en een
plan van aanpak per samenwerkingsafspraak. De plannen van aanpak per
samenwerkingsafspraak zijn op hun beurt weer uitgewerkt in
toetsingskaders, met daarin indicatoren en onderzoeksvragen. 

De IOOV heeft een kernteam geformeerd dat in de uitvoeringsfase wordt
aangevuld met twaalf medewerkers. De IOOV heeft daarnaast een
reserveteam ingesteld dat beschikbaar is voor onvoorziene
onderzoeksactiviteiten en vervanging in geval van uitval van teamleden.
De IOOV heeft aanvullende (externe) expertise ingeschakeld voor
onderzoeksvragen waar de eigen expertise onvoldoende toereikend is.

De IOOV heeft op verschillende manieren de kwaliteit geborgd en er is
bij de start van het onderzoek een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd.
In de risicoparagraaf van het algehele plan van aanpak van het onderzoek
staan de belangrijkste risico’s en de hierbij behorende
beheersmaatregelen beschreven.

Beoordeling onderzoeksmethodiek IOOV

De onderzoeksmethodiek van de IOOV om de stand van zaken van de
implementatie van de zeven samenwerkingsafspraken vast te stellen is op
een groot aantal onderdelen goed doordacht en bruikbaar. Wij concluderen
echter ook dat deze onderzoeksmethodiek op een aantal punten nog
tekortkomingen bevat. Deze tekortkomingen betreffen de volgende
aspecten: 

de validiteit: de operationalisering van de vragen (de toetspunten);

de normen.

Ad 1.

Vier van de samenwerkingafspraken betreffen de zogenaamde
basisvoorzieningen Handhaving, Opsporing, BlueView en
Capaciteitsmanagement. Dit zijn automatiseringssystemen die moeten
bijdragen aan het vormen van een landelijke informatiehuishouding binnen
de Nederlandse politie. Voor een aantal onderzoeksvragen bij deze vier
samenwerkingsafspraken vinden we dat de uitwerking in toetspunten voor
het bepalen van de technische en organisatorische implementatie
onvolledig of onvoldoende diepgaand is. In de onderzoeksmethodiek voor
het Kenniscentrum Personeelsvoorziening Politie is de vraag naar de
beschikbaarheid van alle relevante gegevens onvoldoende uitgewerkt.

Ad 2.

De IOOV toetst op een groot aantal relevante aspecten, maar maakt op
veel van die aspecten niet duidelijk welke norm zij hanteert om tot een
beoordeling te komen. Wij realiseren ons dat het niet altijd mogelijk is
vooraf een volledig uitgekristalliseerd beoordelingskader uitgewerkt te
hebben en dat dit tijdens het onderzoek verder vorm krijgt. Dat stelt
echter aan de rapportage hoge eisen, omdat daarin dan duidelijk gemaakt
moet worden hoe de IOOV elke afzonderlijke deelbevinding beoordeelt en
hoe deze afzonderlijke oordelen optellen tot een totaaloordeel per
samenwerkingsafspraak.  

Voor de vier basisvoorzieningen heeft de IOOV de norm niet uitgewerkt
hoe ze de mate van het gebruik van deze voorzieningen beoordeelt. Wij
kunnen daardoor niet beoordelen of de IOOV met haar onderzoeksmethodiek
een betrouwbare uitspraak zal doen over een toereikend gebruik van de
basisvoorzieningen door de politiekorpsen. 

Voor vrijwel alle zeven samenwerkingsafspraken geldt dat deze op het
moment dat de IOOV haar onderzoek uitvoerde – in de maanden augustus
en september van 2008 – nog niet gerealiseerd waren. In die gevallen
moet de IOOV een uitspraak doen of deze samenwerkingsafspraken voor eind
2008 of 2009 gerealiseerd zullen zijn. Wij vinden dat de IOOV, gegeven
het voorspellende karakter, niet met zekerheid zal kunnen stellen dat de
implementatie eind 2008 of 2009 zal zijn afgerond. In het algehele plan
van aanpak stelt de IOOV zelf ook dat: “reeds nu wordt rekening
gehouden met het feit dat er geen conclusies kunnen worden getrokken die
volledige zekerheid voor de toekomst kunnen geven”. Met name bij de
afspraken waarvoor tijdens het veldwerk van het IOOV-onderzoek nog maar
een zeer klein gedeelte van de afspraken is gerealiseerd en die pas in
de loop van of eind 2009 gerealiseerd zullen worden, is een dergelijke
voorspelling lastig, zo niet onmogelijk. Uit de toetsingskaders voor
alle zeven samenwerkingsafspraken, behalve die voor het Kenniscentrum
Personeelsvoorziening Politie, blijkt niet op welke wijze de IOOV exact
gaat beoordelen in hoeverre nog niet gerealiseerde
samenwerkingsafspraken eind 2008 of 2009 gerealiseerd zullen zijn. Voor
het beantwoorden van deze vraag wordt daarom van de IOOV een scherpe en
transparante verantwoording in de eindrapportage gevraagd.

De tekortkomingen in de toetsingskaders over de wijze waarop de IOOV
haar deelbevindingen gaat optellen om tot een totaaloordeel per
onderzoeksvraag en per samenwerkingafspraak te komen, zijn toegelicht in
de bijlage.

 

Samenvattende conclusie

Samenvattend concluderen wij dat de onderzoeksmethodiek in de plannen
van aanpak (en de bijbehorende toetsingskaders en uitvoeringsplannen)
van de IOOV op een groot aantal onderdelen goed doordacht en voldoende
bruikbaar is om een betrouwbare uitspraak te doen over de door u aan de
IOOV gestelde vragen. Er is echter ook een aantal aspecten dat
verbetering behoeft.

Voor een aantal (onderdelen van) onderzoeksvragen bij de vier
basisvoorzieningen en het Kenniscentrum Personeelsvoorziening Politie,
heeft de IOOV binnen haar onderzoeksmethodiek geen voorzieningen
getroffen om de relevante gegevens te verzamelen. Indien de IOOV hier
binnen haar onderzoek geen oplossingen voor vindt, is haar rapportage op
deze punten onvoldoende om antwoord te geven op uw opdracht. Tijdens de
ambtelijke bespreking van onze conceptbevindingen heeft de IOOV ons
verzekerd dat ze op verschillende van deze punten in haar onderzoek wel
degelijk verder gaat dan de toetsingskaders aangeven. Wij hebben in de
informatie die de IOOV ons verstrekt heeft, hiervan geen schriftelijke
vastlegging gevonden. Of de IOOV deze punten meegenomen heeft in de
uitvoering van haar onderzoek hebben wij niet in onze beoordeling kunnen
vaststellen. Op deze punten zal de rapportage van de IOOV dus
duidelijkheid moeten geven. 

Voor een aantal andere aspecten die verbetering behoeven, geldt dat er
binnen de onderzoeksopzet geen belemmeringen zijn om deze te repareren.
Anders gezegd: de IOOV verzamelt voor deze aspecten de relevante
informatie, maar zal in haar rapportage expliciet moeten aangeven hoe
zij deze informatie beoordeelt en weegt om tot haar eindoordeel te
komen. 

In deel 2 is per samenwerkingsafspraak een toelichting opgenomen op onze
conclusies.

Reactie ministers van BZK en Justitie en nawoord Algemene Rekenkamer

Reactie ministers van BZK en Justitie

De minister van BZK heeft mede namens de minister van Justitie bij brief
van 23 oktober 2008 op onze brief van 15 oktober 2008 gereageerd. Ze
geven aan dat ze met veel interesse kennis hebben genomen van onze
conceptbrief van 15 oktober 2008. 

De ministers zeggen toe dat de IOOV de verbeterpunten die binnen de
onderzoeksopzet geen belemmeringen zijn waar nodig zal repareren. De
IOOV zal in haar rapportage hierop ingaan. In haar rapportage zal zij
bovendien duidelijkheid scheppen over de punten waarvan de IOOV ons
tijdens de ambtelijke voorbespreking verzekerd heeft dat het onderzoek
verdergaat dan is vastgelegd in de toetsingskaders.

Een van onze conclusies is dat bij de vier samenwerkingsafspraken over
de ICT-basisvoorzieningen het toetsingskader op een aantal onderdelen
onvoldoende is uitgewerkt wat betreft de technische en organisatorische
implementatie. De ministers refereren aan hun opdracht aan de IOOV. In
hun brief aan de IOOV van 7 januari 2008 hebben zij de IOOV verzocht om
over de stand van zaken van een aantal samenwerkingsafspraken te
rapporteren. Zij geven aan dat ze de IOOV gevraagd hebben om vast te
stellen of de basisvoorzieningen ingevoerd zijn en daadwerkelijk
gebruikt worden. Een kwalitatief oordeel over de technische en
organisatorische implementatie maakt volgens de ministers geen deel uit
van hun vraag. Deze kwalitatieve toetspunten behoeven dus niet in het
toetsingskader van de IOOV te worden opgenomen. De toetsingskaders van
de IOOV vinden de ministers op dit punt dan ook adequaat.

De ministers antwoorden dat de IOOV hen verzekerd heeft dat, zoals zij
ook aan de Algemene Rekenkamer in het ambtelijk vooroverleg heeft
aangegeven, in haar eindrapportage expliciet in zal gaan op de
gegevensverzameling voor het kenniscentrum personeelsvoorziening. 

Wij constateren verder dat de IOOV op veel aspecten niet duidelijk maakt
welke norm zij hanteert om tot een beoordeling te komen. De ministers
merken op dat de IOOV in de toetsingskaders van de
samenwerkingsafspraken toegelicht heeft hoe zij de verkregen
onderzoeksgegevens beoordeelt. De ministers zeggen toe dat de IOOV in
haar rapportage expliciet zal verantwoorden hoe zij tot haar oordeel is
gekomen.

Voor de vier ICT-basisvoorzieningen concluderen wij dat de IOOV niet
heeft uitgewerkt hoe zij de mate van het gebruik beoordeelt. De
ministers geven aan dat de IOOV in de toetsingskaders heeft beschreven
op welke wijze zij het gebruik van de basisvoorzieningen bij zowel de
verzorgingsgebieden van de vtsPN als bij de korpsen onderzoekt. De
beoordeling hiervan vindt plaats op een wijze die recht zal doen aan de
fase waarin elk korps zich bevindt. Hierbij wordt rekening gehouden met
de aard van het systeem, de mate van implementatie in een korps en de
omvang van de gebruikersgroep. Op basis van aangetroffen kwantitatieve
onderzoeksgegevens, aangevuld met bevindingen vanuit het veldonderzoek,
oordeelt de IOOV binnen de door de ministers gegeven onderzoeksopdracht
over de mate van gebruik van elk van de basisvoorzieningen. Dit zal de
IOOV volgens de ministers van BZK en Justitie verantwoorden in haar
eindrapportage.

De ministers geven aan zich bewust te zijn van het feit dat het voor de
IOOV lastig is om uitspraken met een voorspellend karakter te doen,
temeer als met zekerheid gesteld moet worden of korpsen afspraken in de
toekomst zullen realiseren. De IOOV heeft dit ook al in haar
onderzoeksplan gesignaleerd. Zij zal in de beantwoording van deze
deelvragen een scherpe en transparante verantwoording in de
eindrapportage opnemen, aldus de ministers.

Nawoord Algemene Rekenkamer 

We stellen met instemming vast dat de ministers van BZK en Justitie
toezeggen dat:

de door ons geconstateerde tekortkomingen in de onderzoeksmethodiek daar
waar nodig in de rapportage van de IOOV zullen worden gerepareerd;

de rapportage duidelijk zal maken waar het onderzoek van de IOOV verder
gaat dan haar toetsingskaders;

de IOOV zich expliciet in haar rapportage zal verantwoorden over de
wijze waarop zij tot haar oordelen is gekomen.

We begrijpen dat het doen van uitspraken met een voorspellend karakter
lastig is. We zijn daarom ingenomen met de transparantie die de
ministers op dit punt toezeggen in de rapportage van de IOOV.

De ministers merken over onze conclusie dat bij de vier
samenwerkingsafspraken over de ICT-basisvoorzieningen het toetsingskader
op een aantal onderdelen onvoldoende is uitgewerkt op, dat een
kwalitatief oordeel over de technische en organisatorische implementatie
geen deel uitmaakt van hun vragen aan de IOOV en dat de toetsingskaders
op dit punt dan ook adequaat zijn. Wij verschillen op dit punt met de
ministers van mening. De door ons geconstateerde tekortkomingen op dit
punt leiden er volgens ons toe dat als de IOOV haar onderzoek niet
verdiept, op basis hiervan niet kan worden vastgesteld of sprake is van
technische en organisatorische implementatie. Zo biedt het onderzoek op
dit moment bijvoorbeeld geen zekerheid over het goede verloop van
systeemtesten en positieve eindresultaten, geen duidelijkheid over
informatiebeveiliging en geen duidelijkheid over het goede verloop van
de conversie van gegevens van oude systemen naar nieuwe (zie verder deel
2, 

paragraaf 2.4).

Met de toezeggingen van de ministers worden hoge eisen gesteld aan de
rapportage van de IOOV, die we dan ook met belangstelling tegemoet zien.

Deel 2	Onderzoeksbevindingen

Inleiding

De Algemene Rekenkamer heeft in de periode eind augustus – medio
september 2008 de onderzoeksaanpak onderzocht die de Inspectie Openbare
Orde en Veiligheid (IOOV) heeft opgesteld om te onderzoeken wat de stand
van zaken is van de uitvoering van zeven samenwerkingsafspraken bij de
politiekorpsen.

In hoofdstuk 2 van deel 2 worden de belangrijkste bevindingen van ons
onderzoek gepresenteerd. Daarin is voor de zeven samenwerkingsafspraken
aangegeven in hoeverre we aspecten hebben aangetroffen in de
onderzoeksmethodiek in de plannen van aanpak (en de bijbehorende
toetsingskaders en uitvoeringsplannen) van de IOOV voor deze afspraken,
die belemmeren of onmogelijk maken dat er een betrouwbare uitspraak
gedaan kan worden over de door de ministers aan de IOOV gestelde vragen.
Ook is een aantal aandachtspunten voor de IOOV in dit hoofdstuk
opgenomen.

In bijlage 1 is een beschrijving van onze onderzoeksaanpak en het door
ons gehanteerde normenkader opgenomen. In bijlage 2 zijn de opdrachten
van de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV en de uitwerking
daarvan in onderzoeksvragen door de IOOV vermeld.

Bevindingen per samenwerkingsafspraak

Samenwerkingsafspraak Inrichting Expertisecentrum Europese
aanbestedingen

Met deze samenwerkingsafspraak wordt gestreefd naar inkoopsamenwerking.
Er moet als onderdeel van de voorziening tot samenwerking Politie
Nederland (vtsPN) een expertisecentrum worden ingericht dat
verantwoordelijk is en zorg draagt voor de landelijke aanbestedingen die
voor de gezamenlijke politiekorpsen moeten worden gedaan. In veel
gevallen gaat het hier om Europese aanbestedingen. Daarnaast zal het
centrum de korpsen ondersteunen bij lokale inkoop. 

De opdracht van de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV is te
toetsen of er binnen de vtsPN een expertisecentrum voor de uitvoering
van aanbestedingen is ingericht dan wel voor het eind van 2008 wordt
opgericht. 

Validiteit

In het toetsingskader stelt de IOOV dat een begin van uitvoering van
Europese aanbestedingen door haar als een positieve indicator wordt
beschouwd. Er zijn echter geen normen of interviewvragen opgenomen over
de aanbestedingen die het landelijke inkoopcentrum in oktober 2008 in
voorbereiding heeft. Het is bekend bij de IOOV dat er een aantal
aanbestedingen loopt (o.a. kleurloze pepperspray).

 

Harde bronnen

Een aantal documenten waarnaar de IOOV in haar toetsingskader verwijst
als vindplaats van de stand van zaken zijn concepten en zijn daarmee
geen harde bron: 

De begroting lijkt een ontwerpbegroting te zijn.  

Het Inrichtingsplan Divisie Inkoop en Supply is een concept (nog los van
de vraag wat de relatie is met het Expertisecentrum). 

Dit is geen tekortkoming in de onderzoeksmethodiek. Het betekent wel dat
indien de IOOV in haar rapportage gebruikt maakt van deze bronnen voor
haar oordeelsvorming, zij de status daarvan zal moeten benadrukken,
evenals de gevolgen voor de mate van zekerheid van haar oordeel. 

Normen en weging normen

Onduidelijk is hoe de IOOV gaat beoordelen of het expertisecentrum voor
het eind van 2008 zal zijn opgericht, indien op het moment van haar
onderzoek blijkt dat het expertisecentrum nog niet is ingericht. 

Samenwerkingsafspraak Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie

Met deze samenwerkingsafspraak wordt beoogd dat alle politiekorpsen
dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben. Nu zijn er op veel terreinen, zoals
maaltijdvergoeding bij overwerk, bevordering naar een hogere schaal,
studiefaciliteiten en vergoedingen aan stagiairs verschillen tussen de
korpsen. 

De opdracht van de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV is te
bezien of nieuwe regelingen volgens afspraak tussen de minister van BZK,
de vakbonden en de politiekorpsen ingevoerd zijn en of de oude
regelingen afgebouwd zijn.

Normen en weging normen

De IOOV geeft in haar toetsingskader aan dat het de algemene stand van
zaken in kaart zal brengen om een beeld te krijgen van de mate waarin
het korps is voorbereid op en aan de slag is met de harmonisatie, ook
wat betreft de regelingen waarvan de afspraak is dat deze na 1 oktober
2008 zullen worden ingevoerd. De IOOV zal hier een oordeel aan toe
moeten voegen om tot een antwoord te kunnen komen op de door de minister
gestelde vraag of de regelingen voor het eind van het jaar zijn
ingevoerd. (In de overeenkomst tussen de politie en de ministers van BZK
en Justitie wordt voor alle samenwerkingsafspraken samen gesproken over
de vraag of het een reële verwachting is, dat deze voor het eind van
2008 zijn gerealiseerd. Deze vraag staat ook in het deelplan van aanpak
en in het toetsingskader van de IOOV voor deze samenwerkingsafspraak). 

Samenwerkingsafspraak Kenniscentrum Personeelsvoorziening Politie

Er is afgesproken dat er een kenniscentrum wordt ingericht waar
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de in-, door- en uitstroom
en de personeelsbezetting verzameld worden voor beleidsvorming op dit
terrein. Dit kenniscentrum heeft als taak de ontwikkelingen rondom de
personeelsvoorziening te signaleren, te monitoren en te adviseren naar
individuele korpsen, clusters van korpsen, de Raad van
Hoofdcommissarissen, de Politieacademie en het Ministerie van BZK. 

De opdracht van de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV is te
bezien of er daadwerkelijk een kenniscentrum is ingericht is dan wel
voor eind 2008 ingericht zal zijn waar kwalitatieve en kwantitatieve
gegevens ten aanzien van de in-, door- en uitstroom en de
personeelsbezetting verzameld worden voor besluitvorming op dit terrein.

Validiteit

De opdracht van de ministers van BZK en Justitie vereist dat de IOOV
onderzoekt in hoeverre er een kenniscentrum is ingericht en dat het
kenniscentrum kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de in-, door-
en uitstroom en de personeelsbezetting verzamelt. 

De IOOV heeft de gegevensverzameling in het toetsingskader uitgewerkt in
de vraag of het kenniscentrum structureel de beschikking heeft over
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens voor de personeelsvoorziening,
zoals eerder verzameld door de Taskforce personeelsvoorziening, waarvan
het kenniscentrum een structurele opvolger is. De IOOV heeft in deze
deelvraag echter niet geoperationaliseerd wat zij verstaat onder
‘structureel de beschikking hebben over’, noch hoe zij dit gaat
toetsen. Ook is in het toetsingskader niet specifiek uitgewerkt welke
gegevens exact aanwezig moeten zijn bij het kenniscentrum. Uit een
mondelinge toelichting blijkt dat de IOOV voor dit laatste punt de
Handleiding PolBis 2007 gebruikt, waarin is uitgewerkt welke gegevens
door de Taskforce verzameld werden en dus door het kenniscentrum
verzameld moeten worden. 

Samenwerkingsafspraken basisvoorzieningen 

In de loop van deze regeerperiode moet er Ă©Ă©n landelijke
informatiehuishouding in gebruik zijn binnen de Nederlandse politie,
conform de hoofdlijnen van het ICT-programma 2007-2010. Hierdoor bestaan
er geen belemmeringen meer voor het uitwisselen van operationele
informatie, zoals het snel en gemakkelijk delen van informatie door
medewerkers van verschillende korpsen bij een opsporingsonderzoek. De
systemen voor de handhaving, de opsporing van misdrijven, de inzet van
personeel en de onderliggende technische infrastructuur zullen op
gelijke leest worden geschoeid. Kortom, alle korpsen maken binnen
afzienbare termijn gebruik van dezelfde basisvoorzieningen. 

Vanaf 2008 vervangt de Basisvoorziening Handhaving (BVH) systemen als
BPS, Xpol en Genesis. Binnen BVH worden bijvoorbeeld meldingen
geregistreerd, aangiftes verwerkt en incidenten afgehandeld. 

De implementatie van de Basisvoorziening Opsporing (BVO) betreft de
landelijke invoering van een geautomatiseerde, uniform werkende
applicatie. Hierdoor kunnen opsporingscases elektronisch worden
geraadpleegd. De BVO is een gegevensbank waarin informatie over
opsporingsonderzoeken en specifiek benoemde opsporingsdoelen wordt
opgeslagen.

De Basisvoorziening BlueView is het hulpmiddel om de registraties van
andere korpsen over handhaving en opsporing direct te kunnen raadplegen.
Dagelijks worden alle gegevens uit de bronsystemen, waaronder BVH en
BVO, ingelezen in BlueView, zodat deze de volgende dag voor alle
politiekorpsen beschikbaar zijn. Alle in Nederland aangemaakte
processen-verbaal van aangiften, verhoren, ambtelijke verslagen,
dossiers, rapportages en documenten over in beslag genomen goederen van
de afgelopen vijf jaar zijn terug te vinden in en te doorzoeken via
BlueView.  

Professioneel capaciteitsmanagement wordt door de politie beschouwd als
een belangrijke voorwaarde op de weg naar een meer vraaggestuurde
organisatie. Met de Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM) is het
onder meer mogelijk halfjaarlijkse roosters voor het personeel op te
stellen. Door registratie op landelijk vastgestelde activiteiten en
resultaatgebieden wordt informatie van de verschillende korpsen
vergelijkbaar.

De opdracht van de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV luidt als
volgt “Ten aanzien van de ICT-systemen BVH, BVO, BVCM en BVI Blue View
verzoek ik u steekproefsgewijs bij de in het implementatieplan genoemde
korpsen te toetsen of de systemen ingevoerd zijn en door de medewerkers
daadwerkelijk gebruikt worden. De afronding van de implementatie van een
basisvoorziening behelst de technische en organisatorische implementatie
in het betreffende korps, met andere woorden, de ingebruikneming van een
basisvoorziening. Daarnaast verzoek ik u steekproefsgewijs te toetsen of
bij die korpsen waar de invoering nog niet is afgerond, met zekerheid
kan worden gesteld dat de implementatie in 2009 wordt afgerond. Bij de
basisvoorzieningen handhaving, opsporing betreft het release 1.0. [
]
Genoemde releases zijn omschreven in Project Initiatie Documenten
(PID’s). Invoering in een korps is gereed als de systemen in het korps
in gebruik zijn genomen. Aan de hand van de producten die in de PID’s
benoemd zijn, kan worden gekeken in welke fase van implementatie de
vtsPN en de korpsen zijn en in hoeverre het implementatieplan wordt
gevolgd. Het genoemde implementatieplan wordt uiterlijk medio februari
door het algemeen bestuur van de vtsPN vastgesteld.”

De IOOV heeft in plaats van de in de opdracht genoemde
steekproefsgewijze toetsing, besloten een integrale toetsing te doen bij
alle korpsen.

Validiteit

Onvoldoende uitgewerkte onderzoeksmethodiek

De IOOV heeft het onderzoek naar de technische implementatie van de
basisvoorzieningen uitbesteed aan een onderzoeksbureau (hierna te
noemen: onderaannemer). De technische implementatie van de
basisvoorzieningen is in de toetsingskaders beperkt uitgewerkt. Kijkend
naar de indicatoren voor technische implementatie die de onderaannemer
van de IOOV in zijn onderzoeksaanpak heeft benoemd, kan dit betekenen
dat het hele systeem niet functioneert, maar op grond van de indicatoren
toch ‘technisch’ lijkt te zijn geïmplementeerd. Zo wordt gekeken of
er foutmeldingen zijn. EĂ©n foutmelding heeft in het onderzoek een
zelfde waarde als 1.000 foutmeldingen, terwijl het laatste aantal toch
een indicatie is voor problemen met het functioneren van het systeem.

De onderaannemer geeft verder in zijn onderzoeksopzet aan dat hij
allerlei documenten opvraagt. Hierin is niet uitgewerkt wat met de
inhoud van deze informatie wordt gedaan. Een voorbeeld zijn de
testverslagen en acceptatieverklaringen. De onderaannemer vraagt terecht
deze verslagen op, maar het bestaan van deze documenten is niet
voldoende. De indicator voor technische implementatie zou moeten zijn
dat in het testverslag vermeld is dat de test goed verlopen is en een
positief resultaat heeft.

In de onderzoeksmethodiek heeft de IOOV niet aangegeven hoe het de
volgende relevante aspecten onderzoekt: informatiebeveiliging,
vervolgacties bij fouten en uitval en het uitsluiten dat in de systemen
die vervangen gaan worden, na het overzetten van alle gegevens uit deze
systemen naar de nieuwe systemen, nog onterechte mutaties kunnen worden
gedaan. De opschoning van gegevens die naar het nieuwe systeem worden
omgezet en de feitelijke verhuizing van die gegevens worden in veel
automatiseringsprojecten onderschat. In de onderzoeksuitwerking heeft de
IOOV niet aangegeven hoe ze kijkt naar het converteren van uit te
faseren systemen en of ze nagaat of er een formele acceptatie heeft
plaatsgevonden van de geconverteerde gegevens
(schoning-conversie-postconversie).  

De organisatorische implementatie wordt onderzocht door de IOOV, op
onderdelen gebruik makend van gegevens die de onderaannemer verzamelt.
De onderzoeksaanpak vermeldt niet of de IOOV voor de vaststelling van de
organisatorische implementatie nagaat of alle daarvoor aangewezen
medewerkers bij de korpsen de juiste autorisatie hebben.

Het Project Initiatie Documenten (PID) geeft aan dat het voor de
organisatorische implementatie van belang is dat BVO en BVCM lokaal
gekoppeld zijn. De onderzoeksaanpak vermeldt niet of de IOOV hieraan
aandacht besteedt.

De vragenlijst voor de organisatorische implementatie in het
toetsingskader van BVH is niet van toepassing op de korpsen waar BVH
reeds geĂŻmplementeerd is. 

EĂ©n van de vragen die de IOOV beantwoordt is of BlueView zowel voor de
handhaving als voor de opsporing de relevante gegevens van alle korpsen
bevat. In het onderzoek hiernaar beperkt IOOV zich tot de vraag of de
systemen, autorisatieniveaus en voldoende jaren via BlueView 2.1
toegankelijk zijn. De IOOV onderzoekt niet of korpsen in de praktijk de
relevante gegevens ook daadwerkelijk beschikbaar stellen aan de systemen
die BlueView omvat. 

Normen en weging normen

De IOOV verzamelt (samen met haar onderaannemer) voor de vier
basisvoorzieningen een grote hoeveelheid informatie. Die zal ze op een
of andere manier moeten wegen en optellen om tot een totaaloordeel op de
deelvragen en de opdracht te komen. We hebben geen documenten
aangetroffen waaruit blijkt hoe de IOOV dat gaat doen. De onderstaande
punten zijn verbijzonderingen van deze constatering. 

Een van de vragen die de IOOV moet beantwoorden is of de
basisvoorzieningen gebruikt worden. Als criterium voor het gebruik
hanteert de IOOV: uit gebruikersstatistieken blijkt dat er in de
desbetreffende periode in het betreffende korps x-maal is geraadpleegd
in de systemen, waarbij ‘x’ een plausibel aantal is. In opzet is dit
een bruikbaar criterium. Hoe invulling gegeven gaat worden aan ‘x’
heeft de IOOV nog niet uitgewerkt. Daardoor kunnen wij niet beoordelen
of de vraag of de basisvoorzieningen gebruikt worden, adequaat wordt
beantwoord. 

In de onderzoeksopzet van de onderaannemer is bij een aantal indicatoren
niet uitgewerkt hoe het onderzoeksbureau komt tot een eindscore
(positieve uitslag) op elk van deze indicatoren. Zo hanteert hij de
indicator ‘lopende opleidingen’, waarbij gekeken wordt naar het
aantal deelnemers. Hoe deze aantallen leiden tot een eindscore is niet
in de onderzoeksopzet vermeld. 

De IOOV hanteert in het toetsingskader voor korpsen waar BVH nog niet is
geĂŻmplementeerd 19 indicatoren die van belang zijn voor een tijdige
implementatie. Uit het toetsingskader wordt niet duidelijk hoe de IOOV
de bevindingen per indicator weegt om te komen tot een eindbeoordeling.

Bijlage 1	Onderzoeksaanpak en normenkader van de Algemene Rekenkamer 

Onderzoeksaanpak

Het onderzoek door de Algemene Rekenkamer betreft de beoordeling van de
opzet en methodiek die de IOOV hanteert om de stand van zaken te bepalen
voor zeven samenwerkingsafspraken tussen de politiekorpsen. Deze opzet
bestaat uit een overall plan van aanpak en zeven deelplannen, die alle
zijn uitgewerkt in toetsingskaders, vragenlijsten en enquĂȘtes. De
Algemene Rekenkamer heeft elk van deze deelplannen en de daarbij
behorende uitwerkingen beoordeeld op de kwaliteit van de onderzoeksopzet
en –methodiek en de organisatie van het onderzoek. 

In dit onderzoek worden de volgende twee vragen beantwoord:

Is de kwaliteit van de onderzoeksopzet en –methodiek in de plannen van
aanpak van de IOOV voor de zeven samenwerkingsafspraken toereikend?

Is de organisatie van het onderzoek van de plannen van aanpak van de
IOOV voor de zeven samenwerkingsafspraken toereikend?

Het onderzoek bestond grotendeels uit deskresearch, aangevuld met
interviews - voor zover nodig en gezien de korte doorlooptijd mogelijk -
met medewerkers van de IOOV. 

Normen beoordeling onderzoeksmethodiek IOOV

Voor de beoordeling van de onderzoeksmethodiek geldt het volgende
toetsingskader.

Onderbouwde bevindingen. Dit is het geval wanneer de methoden en
technieken van gegevensverzameling en -verwerking voldoen aan de eisen
van validiteit en betrouwbaarheid.

Correcte definiëring van begrippen.

Verantwoorde selectie van de onderzochte eenheden. Wanneer niet alle
bronnen (documenten, respondenten) kunnen worden onderzocht, zal meestal
een selectie van onderzoekseenheden noodzakelijk zijn. De manier waarop
geselecteerd wordt en de omvang van de te selecteren eenheden zijn
medebepalend voor de reikwijdte van het oordeel.

Zoveel mogelijk ‘harde’ bronnen. Schriftelijke bronnen zijn vaak
betrouwbaarder dan mondelinge interviews. Tevens geldt dat bevindingen
die gebaseerd zijn op meer en van elkaar onafhankelijke bronnen harder
zijn dan bevindingen die op slechts Ă©Ă©n enkele bron zijn gebaseerd.

Er zijn normen waaraan getoetst wordt. Deze normen zijn ontleend aan
gezaghebbende bronnen. 

De onderlinge weging van de normen moet duidelijk zijn.

Normen beoordeling organisatie onderzoek IOOV

De organisatie door de IOOV van het onderzoek moet aan de volgende eisen
voldoen:

voldoende capaciteit;

haalbare planning;

geborgde kwaliteit;

afdekking van risico’s.

Bijlage 2	Opdrachten ministers BZK en Justitie en uitwerkingen IOOV

Inleiding

In deze bijlage is per samenwerkingsafspraak aangegeven welke opdracht
de ministers van BZK en Justitie aan de IOOV hebben gegeven en welke
uitwerking de IOOV daaraan heeft gegeven. De samenwerkingsafspraken zijn
te vinden in de bijlage bij een brief van de ministers van BZK en
Justitie aan de Tweede Kamer van 13 juli 2007 (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2006-2007, 30 880, nr. 6). De opdracht van de ministers
aan de IOOV is vermeld in hun brief van 7 januari 2008 met kenmerk
2007-0000529597. De uitwerkingen van deze opdracht in een overall plan
van aanpak en – per samenwerkingsafspraak – deelplannen van aanpak
zijn te vinden op de website van de IOOV 

(http://www.ioov.nl/politiezorg/lopend-onderzoek#Samenwerkingsafspraken2
008).

Opdracht en uitwerking deelplan Inrichting Expertisecentrum
aanbestedingen

Opdracht ministers van BZK en Justitie

‘Toetsen of er een expertisecentrum is ingericht dan wel voor het eind
van 2008 wordt opgericht binnen de vtsPN voor de uitvoering van
aanbestedingen.’ 

Uitwerking opdracht door IOOV

De centrale vraagstelling die de IOOV voor dit deelproject hanteert
luidt:

‘Wat is per september de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering
van de afspraak dat eind 2008 een expertisecentrum wordt opgericht
binnen de vtsPN voor de uitvoering van aanbestedingen?’

Deelvraag 1

Wat is de stand van zaken per augustus/september bij de uitvoering van
de afspraak dat eind 2008 een expertisecentrum is ingericht, dan wel
voor het eind van 2008 wordt opgericht binnen de vtsPN voor de
uitvoering van aanbestedingen? Is er een organisatiedeel binnen de vtsPN
dat de uitvoering en verantwoordelijkheid heeft voor de landelijke 

aanbestedingen, die voor de gezamenlijke politiekorpsen zullen worden
gedaan? Is het een reële verwachting dat de afspraak eind 2008
gerealiseerd zal worden?

Deelvraag 2

Wat is de stand van zaken per augustus/september 2008 ten aanzien van de
randvoorwaarden voor het slagen van de inrichting van een landelijke
inkoopsamenwerking? Voordat aanbestedingen belegd kunnen worden bij het
expertisecentrum dienen enkele randvoorwaarden ingevuld te zijn, zowel
bij de korpsen als bij het vtsPN.

De IOOV geeft in het deelplan van aanpak de afbakening van haar
onderzoek als volgt aan: ‘Het onderzoek zal antwoord geven op de vraag
of het expertisecentrum is ingericht voor het eind van 2008. Noch in de
afspraken tussen de ministers van BZK en van Justitie met de
korpsbeheerders, noch in het Plan van Aanpak Inrichting Landelijke
Inkoopsamenwerking wordt de term ‘ingericht’ nader uitgewerkt. De
inspectie IOOV zal nagaan in hoeverre aan de organisatorische,
personele, financiële en administratieve processen van het
expertisecentrum wordt voldaan (de randvoorwaarden conform fase 1 van
het plan van aanpak inrichting landelijke inkoopsamenwerking).’

Opdracht en uitwerking deelplan Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie

Opdracht ministers van BZK en Justitie

‘Ten aanzien van de harmonisatie arbeidsvoorwaarden verzoek ik u te
bezien of nieuwe regelingen volgens afspraak tussen BZK, vakbonden en
politiekorpsen ingevoerd zijn en of de oude regelingen afgebouwd
zijn.’

Uitwerking opdracht door IOOV

De centrale vraagstelling die de IOOV voor dit deelproject hanteert
luidt:

‘Wat is per augustus/september 2008 de stand van zaken ten aanzien van
de uitvoering van de afspraak dat de korpsen die arbeidsvoorwaardelijke
regelingen waarover afspraken zijn gemaakt in het landelijke overleg met
de politievakorganisaties hebben vervangen dan wel zijn gestart met de
vervanging door de nieuwe geharmoniseerde regelingen en is het een
reĂ«le verwachting dat eind 2008 de afspraak gerealiseerd zal zijn?’

‘Wat is per augustus/september 2008 de stand van zaken wat betreft het
afbouwen van de oude regelingen?’

‘In hoeverre hebben sinds 1 januari 2007 eventuele nieuwe behoeften
aan regionaal maatwerk geleid tot regelingen op het gebied van
arbeidsvoorwaarden en rechtspositie op (boven)regionaal niveau, zonder
dat deze landelijk zijn afgesproken?’

Opdracht en uitwerking deelplan Kenniscentrum P-voorzieningen

Opdracht ministers van BZK en Justitie

‘Ten aanzien van het kenniscentrum verzoek ik u te bezien of er
daadwerkelijk een kenniscentrum is ingericht is dan wel voor eind 2008
ingericht zal zijn waar kwalitatieve en kwantitatieve gegevens ten
aanzien van de in-, door- en uitstroom en de personeelsbezetting
verzameld worden ten behoeve van besluitvorming op dit terrein’.

Uitwerking opdracht door IOOV

De centrale vraagstelling die de IOOV voor dit deelproject hanteert
luidt:

Wat is per oktober de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van
de afspraak dat eind 2008 een kenniscentrum is ingericht waar
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens ten aanzien van de in-, door- en
uitstroom en de personeelsbezetting verzameld worden ten behoeve van de
beleidsvorming op dit terrein en is het een reële verwachting dat eind
2008 de afspraak gerealiseerd zal worden?

Deelvraag 1

Wat is de stand van zaken per 1 oktober ten aanzien van de uitvoering
van de afspraak dat eind 2008 een kenniscentrum personeelsvoorziening is
ingericht? Is het een reële verwachting dat de afspraak eind 2008
gerealiseerd zal worden?

De IOOV bakent in het deelplan van aanpak haar onderzoek af:

ze onderzoekt niet of het kenniscentrum de gegevens analyseert en
hierover adviseert. Ook wordt het effect van het kenniscentrum niet
onderzocht;

ze onderzoekt niet de kwaliteit van de verzamelde gegevens, de kwaliteit
van de eventuele adviezen en de kwaliteit van het personeel;

ze onderzoekt niet op welke manier/op welke plaats de gegevens verzameld
worden. 

Opdracht en uitwerking deelplan Basisvoorzieningen Opsporing (BVO),
Handhaving (BVH) en Capaciteitsmanagement (BVCM)

Opdracht ministers van BZK en Justitie

De ministers van BZK en van Justitie hebben de IOOV verzocht in augustus
– oktober 2008 te onderzoeken wat de stand van zaken is ten aanzien
van de uitvoering van de afspraken bij de korpsen en aan te geven of het
een reële verwachting is dat eind 2008 de afspraken gerealiseerd zullen
worden. Hierbij hebben zij de volgende nadere concretisering toegevoegd:
‘Ten aanzien van de ICT-systemen BVH, BVO, BVCM en BVI Blue View
verzoek ik u steekproefsgewijs bij de in het implementatieplan genoemde
korpsen te toetsen of de systemen ingevoerd zijn en door de medewerkers
daadwerkelijk gebruikt worden. De afronding van de implementatie van een
basisvoorziening behelst de technische en organisatorische implementatie
in het betreffende korps, met andere woorden, de ingebruikneming van een
basisvoorziening. Daarnaast verzoek ik u steekproefsgewijs te toetsen of
bij die korpsen waar de invoering nog niet is afgerond, met zekerheid
kan worden gesteld dat de implementatie in 2009 wordt afgerond. Bij de
basisvoorzieningen handhaving, opsporing betreft het release 1.0. [
]
Genoemde releases zijn omschreven in Project Initiatie Documenten
(PID’s). Invoering in een korps is gereed als de systemen in het korps
in gebruik zijn genomen. Aan de hand van de producten die in de PID’s
benoemd zijn, kan worden gekeken in welke fase van implementatie de
vtsPN en de korpsen zijn en in hoeverre het implementatieplan wordt
gevolgd. Het genoemde implementatieplan wordt uiterlijk medio februari
door het algemeen bestuur van de vtsPN vastgesteld.’

Uitwerking opdracht door IOOV

De centrale vraagstelling die de IOOV voor deze drie deelprojecten
hanteert luidt:

Wat is de stand van zaken per augustus/september 2008 ten aanzien van de
uitvoering van de afspraak t.a.v. BVO, BVH en BVCM bij de korpsen en de
vtsPN en hoe reëel is de verwachting dat de afspraak eind 2008
gerealiseerd zal worden? (Is voor BVO eind 2008 in tenminste 20 korpsen
de implementatie afgerond? Is voor BVH eind 2008 in ten minste 13
korpsen de implementatie afgerond? Is voor BVCM eind 2008 in ten minste
12 korpsen de implementatie afgerond? Zijn de overige korpsen met de
implementatie gestart?)

Liggen de korpsen en de vtsPN bij de uitvoering van deze afspraak op
schema en kan met zekerheid worden gesteld dat de implementatie in 2009
wordt afgerond?

Deelvragen 

Over de feitelijke stand van zaken per augustus/september 2008:

Is de invoering van de applicaties BVO, BVH en BVCM uitgevoerd conform
een door het bestuur van de vtsPN vastgesteld implementatieplan?

Is BVO eind 2008 in technische zin ingevoerd bij minimaal 20 korpsen? Is
BVH eind 2008 in technische zin ingevoerd bij minimaal 13 korpsen? Is
BVCM eind 2008 in technische zin ingevoerd bij 12 minimaal korpsen (op
basis van getekende (oplever)documenten, auditrapportages, etc.)?

Is BVO eind 2008 in organisatorische zin ingevoerd bij minimaal 20
korpsen? Is BVH eind 2008 in organisatorische zin ingevoerd bij minimaal
13 korpsen? Is BVCM eind 2008 in organisatorische zin ingevoerd bij
minimaal 12 korpsen (opleiding, autorisaties, etc.)?

Wordt BVO eind 2008 daadwerkelijk gebruikt door de medewerkers bij
minimaal 20 korpsen? Wordt BVH eind 2008 daadwerkelijk gebruikt door de
medewerkers bij minimaal 13 korpsen? Wordt BVCM eind 2008 daadwerkelijk
gebruikt door de medewerkers bij minimaal 12 korpsen (te toetsen door
middel van een praktijktoets)?

Over de verwachting of eind 2008 afspraken gerealiseerd zullen worden:

Is bij de overige korpsen de implementatie gestart? 

Wat is de stand van zaken (planning versus realisatie)?

Is de verwachting gerechtvaardigd dat eind 2008 de implementatie zal
zijn afgerond?

Over de vraag of met zekerheid is vast te stellen dat implementatie bij
alle korpsen eind 2009 zal zijn afgerond:

Is met zekerheid vast te stellen dat deze overige korpsen eind 2009
klaar zullen zijn met implementatie (technisch, organisatorisch en
operationeel)?

De IOOV geeft in de deelplan van aanpak de grenzen van haar onderzoek
als volgt aan: ‘In dit deelonderzoek wordt niet gekeken naar de
effecten van de implementatie van BVO, BVH en BVCM. Tevens wordt er geen
technisch onderzoek verricht naar de kwaliteit van de
basisvoorziening.’

Opdracht en uitwerking deelplan BlueView

Opdracht ministers van BZK en Justitie

‘Eind 2008 is de applicatie Blueview, het hulpmiddel om de
registraties van andere korpsen direct te kunnen raadplegen, voor de
handhaving en de opsporing in gebruik bij alle korpsen.’

In de bijlage bij de opdrachtbrief hebben de ministers hieraan de
volgende nadere concretisering toegevoegd:

‘Ten aanzien van de ICT-systemen BVH, BVO, BVCM en BVI Blue View
verzoek ik u steekproefsgewijs bij de in het implementatieplan genoemde
korpsen te toetsen of de systemen ingevoerd zijn en door de medewerkers
daadwerkelijk gebruikt worden. De afronding van de implementatie van een
basisvoorziening behelst de technische en organisatorische implementatie
in het betreffende korps, met andere woorden, de ingebruikneming van een
basisvoorziening. Daarnaast verzoek ik u steekproefsgewijs te toetsen of
bij die korpsen waar de invoering nog niet is afgerond, met zekerheid
kan worden gesteld dat de implementatie in 2009 wordt afgerond.

[
] Bij BVI Blue View is sprake van release 2.1. Deze laatste release
omvat zowel de handhavings- als opsporingsinformatie. Genoemde releases
zijn omschreven in Project Initiatie Documenten (PID’s). Invoering in
een korps is gereed als de systemen in het korps in gebruik zijn
genomen. Aan de hand van de producten die in de PID’s benoemd zijn,
kan worden gekeken in welke fase van implementatie de vtsPN en de
korpsen zijn en in hoeverre het implementatieplan wordt gevolgd. Het
genoemde implementatieplan wordt uiterlijk medio februari door het
algemeen bestuur van de vtsPN vastgesteld.’

Uitwerking opdracht door IOOV

De centrale vraagstelling die de IOOV voor dit deelproject hanteert
luidt:

‘Wat is de stand van zaken per augustus / september 2008 ten aanzien
van de uitvoering van de afspraak dat eind 2008 de applicatie Blueview
is ingevoerd en is het een reële verwachting dat eind 2008 de afspraak
gerealiseerd zal worden? (Is Blueview eind 2008 in alle korpsen de
implementatie afgerond?’).

Deelvraag 1

Bevat BlueView zowel voor de handhaving als voor de opsporing de
relevante gegevens van alle korpsen? [Volledigheid van gegevens, denk
aan: de gegevens uit welke systemen zijn geĂŻmporteerd, alle
classificatieniveaus, hoeveel jaar aan gegevens, etc].

Deelvraag 2

Is BlueView versie 2.1 in technische zin ingevoerd? [Staat het icoontje
er, zijn er SLA’s, etc, zijn er storingen].

Deelvraag 3

Is BlueView 2.1 in organisatorische zin ingevoerd? [Zijn de mensen
opgeleid, zijn de autorisaties geregeld].

Deelvraag 4

Wordt BlueView daadwerkelijk gebruikt door de medewerkers bij alle
korpsen? [Dit is goed te toetsen als we toch de praktijktoets
uitvoeren].

De IOOV geeft in het deelplan van aanpak de grenzen van haar onderzoek
als volgt aan: ‘In dit deelonderzoek wordt niet gekeken naar de
effecten van de implementatie van BlueView. Tevens wordt er geen
technisch onderzoek verricht naar de kwaliteit van de
basisvoorziening’.

 Het gaat hierbij om tien andere afspraken over:

internetaangifte;

invoering Progis (systeem ter ondersteuning van de vaststelling van de
identiteit van personen in de strafrechtketen);

landelijke GIDS-Database voor uitwisseling personeelsgegevens;

landelijke bundeling van werving en voorselectie personeel;

diversiteitsbeleid;

gedeelde visie op bovenregionale samenwerking;

overgang van divisie logistiek van KLPD naar voorziening tot
samenwerking Politie Nederland (vtsPN);

afronding onderzoek naar vormen van structurele bovenregionale
samenwerking en maken van afspraken over verbetering daarvan.

 Validiteit houdt in dat je meet wat je meten wil. 

 Betrouwbaarheid houdt in dat wanneer het onderzoek zou worden herhaald,
dit tot dezelfde bevindingen zou leiden.

 

 PAGE   1