[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwerp-besluit

Bijlage

Nummer: 2008D13832, datum: 2008-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Voorhangen wijziging Tijdelijk Experimentenbesluit Kiezen op Afstand (2008D13831)

Preview document (🔗 origineel)


Ontwerp-besluit

Besluit van

houdende wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op
Afstand met het oog op de invoering van een identificatieplicht en het
afschaffen van de mogelijkheid via internet te stemmen



Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van xxx, nr. xxxx BZK/CZW/WSG;



Gelet op artikel 4, tweede en vierde lid, van de Experimentenwet Kiezen
op Afstand;

De Raad van State gehoord (advies van xxxx, nr. xxx);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van xxxx, nr. xxxx BZK/CZW/WSG;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

In het eerste lid wordt de zinsnede “uiterlijk op de vijfde dag”
vervangen door: uiterlijk op de tweede werkdag.

Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid
vervallen.

B

Artikel 6, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. van kiesgerechtigden aan wie het is toegestaan overeenkomstig
hoofdstuk M van de Kieswet per brief te stemmen;.

C 

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7

De minister stelt een model vast voor de stempas. Het model wordt tijdig
voor de verkiezingen gepubliceerd. 

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “tweede tot en met zevende lid” gewijzigd
in: tweede tot en met dertiende lid.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot achtste
tot en met dertiende lid, worden na het eerste lid de volgende leden
ingevoegd:

2. De kiezer wordt niet toegelaten tot de stemming dan nadat de
voorzitter van het stembureau de identiteit van de kiezer heeft
vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht. 

3. De in het tweede lid bedoelde vaststelling van de identiteit kan ook
geschieden aan de hand van een kopie van het proces-verbaal dat van een
vermissing van het document op ambtseed is opgemaakt door een
opsporingsambtenaar van de Nederlandse, onderscheidenlijk de
Nederlands-Antilliaanse of de Arubaanse politie, in combinatie met een
op naam van en van een foto voorzien document van de kiesgerechtigde. 

4. De kopie van het proces-verbaal wordt door het tweede lid van het
stembureau aan de stempas gehecht.

5. Het tweede lid van het stembureau tekent op de stempas aan de aard
van het document genoemd in het derde lid, aan de hand waarvan de
identiteit van de kiezer is vastgesteld.

7. Van het aantal ingenomen processen-verbaal alsmede de aard en het
aantal van de documenten genoemd in het derde en vierde lid, wordt
aantekening gehouden in het proces-verbaal van de zitting.

3. De tweede volzin van het negende lid (nieuw) vervalt.

E

Artikel 10 vervalt.

F

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:

In afwijking van artikel N 2 van de Kieswet worden door het stembureau,
nadat het uitvoering heeft gegeven aan artikel N 1 van de Kieswet, de in
het tweede en derde lid vermelde handelingen verricht.

G

Artikel 21 vervalt.

H

Artikel 22 komt als volgt te luiden:

Artikel 22

1. Voor zover de stemming, bedoeld in artikel V 6, eerste lid, van de
Kieswet, het gebied betreft waar het experiment is gehouden, zijn, in
afwijking van artikel V 7, eerste en tweede lid van de Kieswet, bevoegd
deel te nemen aan de nieuwe stemming:

a. hetzij de kiezers wier namen voorkomen op de geldige stempassen,
kiezerspassen, volmachtbewijzen en briefstembewijzen, die zijn
ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming, met uitzondering van
personen waarvan na de ongeldig verklaarde stemming blijkt dat zij ten
onrechte als kiezer waren geregistreerd;

b. hetzij, indien de in artikel V 6 van de Kieswet bedoelde stemming
alle stembureaus in een gemeente betreft, de personen die met het oog op
de stemming, bedoeld in artikel V 6 van de Kieswet, als kiezer waren
geregistreerd in de gemeente, onder toevoeging van de personen ten
aanzien van wie na de ongeldig verklaarde stemming blijkt dat zij ten
onrechte niet als kiezer in de gemeente waren geregistreerd en de
kiezers wier namen voorkomen op de geldige kiezerspassen en
volmachtbewijzen, die zijn ingeleverd bij de ongeldig verklaarde
stemming in de gemeente.

2. Niet bevoegd aan de nieuwe stemming, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, deel te nemen, zijn:

a. de kiesgerechtigden aan wie een kiezerspas, volmachtbewijs of
briefstembewijs is verstrekt;

b. de personen ten aanzien van wie na de ongeldig verklaarde stemming
blijkt dat zij ten onrechte als kiezer in de gemeente waren
geregistreerd. 

I

Artikel 23 komt als volgt te luiden:

Artikel 23

1. Onze Minister evalueert het experiment met betrekking tot de
toepassing van de identificatieplicht en de betrouwbaarheid van en de
controle op de echtheidskenmerken van de stempas. 

2. Deze evaluatie wordt begeleid door een door Onze Minister te benoemen
begeleidingscommissie die een oordeel geeft over de wijze waarop de
evaluatie wordt uitgevoerd.

J

De artikelen 24 en 25 vervallen.

K 

Hoofdstuk 3 vervalt. 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,Nota
van toelichting

Algemeen

Het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand (hierna:
Experimentenbesluit) is gewijzigd met het oog op eventuele verkiezingen
die gehouden zullen worden voor 1 januari 2010 en in het bijzonder de
verkiezing voor het Europees Parlement in juni 2009. De belangrijkste
wijzigingen ten opzichte van het huidige Experimentenbesluit zijn het
uniformeren van de termijn waarop uiterlijk een vervangende stempas kan
worden aangevraagd, de verplichting een identiteitsbewijs te tonen voor
zover het betreft het stemmen met een stempas en het schrappen van de
bepalingen omtrent het stemmen met behulp van internet zoals reeds
aangegeven in de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal van 17 januari 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 200
VII, nr.45). 

De Kiesraad geeft in haar advies van 16 september 2008 aan dat de
voorliggende wijziging van het Experimentenbesluit onvoldoende basis
biedt voor een invoering van de identificatieplicht bij het stemmen. De
Kiesraad baseert haar oordeel op de memorie van toelichting bij artikel
van de “Experimentenwet Kiezen op Afstand” waarin staat dat het
wenselijk kan zijn dat de kiezer een specifiek, elektronisch
identificatiemiddel gebruikt teneinde de identiteit en vervolgens de
kiesgerechtigdheid zonder menselijke tussenkomst te kunnen vaststellen
van degene die zich vanuit een andere locatie dan het stemlokaal
aanmeldt als kiezer. Daarom, aldus vervolgt de memorie van toelichting
bij dat wetsvoorstel, is een bepaling opgenomen, die experimenten met
een daartoe aangewezen identificatiemiddel mogelijk maakt, waarbij de
kiezer die wil deelnemen aan het experiment verplicht kan worden tot het
gebruik van dat middel.

Echter, naar het oordeel van de regering sluit de huidige bewoording van
artikel 3 van de “Experimentenwet Kiezen op Afstand” de invoering
van een identificatieplicht in overige gevallen, i.c. bij het stemmen in
een willekeurig stemlokaal met behulp van een stempas, niet uit. Ook de
Kiesraad stelt in haar advies niet dat de tekst van de wet aan een
invoering van een identificatieplicht in de weg staat, zij wijst slechts
op de toelichting bij dit artikel in de oorspronkelijke memorie van
toelichting. Weliswaar was invoering van een identificatieplicht bij het
oorspronkelijke experiment stemmen in een willekeurig stemlokaal niet
voorzien maar uit de evaluaties van eerdere experimenten is immers
gebleken dat identificatie van de kiezer door middel van een
identiteitsbewijs in aanvulling op de stempas een nuttige aanvulling kan
zijn in het kader van de fraudebestrijding. Ook de Adviescommissie
inrichting verkiezingsproces heeft de invoering van een
identificatieplicht aanbevolen. Omdat de letterlijke tekst van artikel 3
de ruimte tot invoering van een identificatieplicht biedt, acht het
kabinet het aangewezen van deze ruimte gebruik te maken In tegenstelling
tot de Kiesraad acht het kabinet het nuttig met de identificatieplicht
te experimenteren, de ervaringen kunnen dan immers worden meegenomen bij
de officiële invoering in het kader van het in voorbereiding zijnde
wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces. 

De vrees van de Kiesraad dat de invoering van de identificatieplicht in
alleen de gemeenten die deelnemen aan het experiment stemmen in een
willekeurig stemlokaal tot verwarring zal leiden, deelt het kabinet
niet. In de opkomstbevorderende campagne voor de Europese verkiezingen
zal de identificatieplicht een prominente rol krijgen. Ook het feit dat
in sommige gemeenten wordt gestemd met een stempas en in andere met een
oproepingskaart heeft niet tot verwarring geleid.

De Kiesraad wijst er verder op dat in het Experimentenbesluit geen
nadere informatie is opgenomen over de wijze van controle van het
identiteitsdocument terwijl in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel
wel een delegatiebepaling is opgenomen om nadere instructies mogelijk te
maken. Het geven van instructies aan de stembureauleden is weliswaar de
verantwoordelijkheid van de burgemeester maar het kabinet zal voor de
komende Europese verkiezingen instructiemateriaal terzake aan de
gemeenten ter beschikking te stellen. Kern van deze instructie zal zijn
dat de stembureauleden moeten controleren of de identiteitsgegevens van
het identiteitsdocument overeenstemmen met de gegevens op de stempas en
de geldigheid van het identiteitsdocument. Zij hebben niet tot taak
eventuele frauduleuze documenten op te sporen. Om de controle te
vergemakkelijken zullen alle stembureaus worden voorzien van een
brochure waarin de meest voorkomende identiteitsdocumenten van alle
lidstaten van de Europese Unie zijn opgenomen. Bij de Europese
verkiezingen zijn immers ook alle in Nederland woonachtige personen uit
de andere lidstaten van de Europese Unie kiesgerechtigd indien zij
daartoe een verzoek hebben ingediend.  

Onderdeel A

De termijn waarbinnen een vervangende stempas kan worden aangevraagd
wordt voor alle gemeenten gelijkgetrokken. Uiterlijk twee dagen voor de
verkiezingen kan een dergelijke pas nog worden aangevraagd. De termijn
van twee dagen wordt gehanteerd om het voor alle gemeenten mogelijk te
maken het register van ongeldige stempassen tijdig te kunnen opmaken en
te verspreiden. Vinden verkiezingen bijvoorbeeld op de 30ste plaats dan
kan op de 28ste nog een vervangende stempas worden aangevraagd maar niet
meer op de 29ste. Het voorgaande is in lijn met het rapport van de
Adviescommissie inrichting verkiezingsproces en een aantal adviezen van
de Kiesraad.

Onderdeel B

Onderdeel B hangt samen met het schrappen van de mogelijkheid met behulp
van internet te stemmen.

Onderdeel C

In eerste instantie stelden burgemeester en wethouders voor de
verkiezing het model van de stempas vast. Ter voorkoming van een grote
diversiteit aan stempassen werd er toen voor gekozen een aantal gegevens
die de stempas tenminste diende te bevatten op te nemen in een
ministeriële regeling. De huidige regeling is conform de aanbeveling
van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces op basis waarvan de
minister het model voor de stempas vaststelt. Tevens vervalt daarmee de
noodzaak de echtheidskenmerken van een stempas voor te schrijven. 

Onderdeel D

Het kabinet heeft het voorstel van de Adviescommissie inrichting
verkiezingsproces om een identificatieplicht in te voeren bij het
stemmen in een willekeurig stemlokaal, overgenomen (Kamerstukken II,
2007/08, 31 600 VII, nr. 26). Dit wordt toegepast bij het experiment met
het stemmen in een willekeurig stemlokaal in juni 2009 voor de leden van
het Europees Parlement voor zover het gaat om het uitbrengen van een
stem met de stempas. De definitieve regeling van de identificatieplicht
bij verkiezingen wordt opgenomen in het momenteel in voorbereiding
zijnde wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces. 

De formulering van artikel 3 van de Experimentenwet is zodanig dat het
voldoende basis biedt om in het kader van het experiment met het stemmen
in een willekeurig stemlokaal te kunnen eisen dat de kiezer aan het
stembureau een identiteitsdocument toont. De voorzitter van het
stembureau is momenteel op grond van de Kieswet al bevoegd om een kiezer
te verzoeken van zijn identiteit te doen blijken (artikel J 24). Vanwege
het facultatieve karaker blijkt dat in de praktijk van deze bevoegdheid
zelden gebruik wordt gemaakt. Op basis van het tweede lid wordt tot de
stemming dan ook slechts toegelaten degenen wiens identiteit aan de hand
van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht, is vastgesteld. In het geval dat het paspoort, de
Nederlandse identiteitskaart of het rijbewijs van de kiesgerechtigde is
vermist, kan betrokkene op basis van het voorgestelde nieuwe derde lid
van artikel 9 alsnog aan de stemming deelnemen indien hij een kopie van
het proces-verbaal dat de politie over deze vermissing heeft opgesteld
en een ander op zijn naam gesteld pasje of document voorzien van zijn
foto zoals een toegangspas voor een bedrijf of een lidmaatschapskaart,
kan overleggen. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat het moeten
overleggen van een kopie van het proces-verbaal van vermissing
aanvaardbaar wordt geacht omdat het wettelijk verplicht is een
dergelijke aangifte te doen, alvorens een nieuw reisdocument of
rijbewijs kan worden aangevraagd. De aanvullende
identificatiemogelijkheid met behulp van een op naam van de
kiesgerechtigde gesteld document is afkomstig uit het rapport van de
Adviescommissie inrichting verkiezingsproces. Deze heeft daarbij gesteld
dat het de voorkeur verdient indien een dergelijk document is voorzien
van een foto.  

In het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel was opgenomen dat kiezers
afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie zouden kunnen volstaan
met het overleggen van een ander op naam gesteld document indien hun
identiteitsbewijs in het ongerede is geraakt. De Kiesraad heeft
geadviseerd ook deze groep te verplichten een proces-verbaal te
overleggen. Het argument dat het laten opmaken van proces-verbaal voor
deze groep niet verplicht is, acht de Kiesraad onvoldoende reden om over
te gaan tot een speciale behandeling. Gezien de wens alle kiezers zoveel
mogelijk gelijk te behandelen, meent het kabinet dat de verplichting om
proces-verbaal te laten opmaken die hiermee aan kiezers afkomstige uit
een lidstaat van de Europese Unie wordt opgelegd, te rechtvaardigen is.
De administratieve belasting zal veelal gering zijn omdat ook deze groep
waarschijnlijk ook nu al vaak onverplicht aangifte zal doen van diefstal
of vermissing van een identiteitsdocument (bijvoorbeeld voor een
verzekering). Het vijfde en zesde lid zijn opgenomen om eventueel
onderzoek te kunnen doen naar identiteitsfraude in het kader van de
verkiezingen. Het zevende lid is vooral bedoeld ten behoeve van de
evaluatie. Met deze gegevens kan inzicht worden verkregen in het aantal
en de aard van de documenten die in plaats van een identiteitsbewijs als
bedoeld in de wet op de Identificatieplicht worden aangeboden.

Onderdelen E, F en G

De artikelen 10 en 20 alsmede het schrappen van artikel 21 hangen ermee
samen dat bij verkiezingen op basis van deze wet alleen gebruik zal
worden gemaakt van stembiljetten. 

Onderdeel H

Artikel 22 betreft de vraag wie bevoegd is deel te nemen aan een
herstemming bedoeld in artikel V 6 van de Kieswet. Dit artikel hangt
samen met de adviezen van de Kiesraad van 9 december 2005 over het
wetsvoorstel houdende invoering van het stemmen in een stemlokaal naar
keuze (Kamerstukken II 2005/06, 30 569, nr. 2) en van 3 juli 2007 over
het wetsvoorstel tot verlenging van de werkingsduur van de
Experimentenwet Kiezen op Afstand (Kamerstukken II 2006/07, 31 142, nr.
3). De Kiesraad adviseerde artikel 22 van het Experimentenbesluit met
het oog op de uitvoerbaarheid te wijzigen in de tekst van artikel V 7
van het wetsvoorstel. Dat is bij deze gebeurd, zij het dat de tekst
enigszins is aangepast.

 

Onderdelen I en J

Op basis van de Experimentenwet Kiezen op Afstand en het Tijdelijk
experimentenbesluit Kiezen op Afstand hebben er inmiddels drie
experimenten met stemmen in een willekeurig stemlokaal plaatsgevonden.
Zoals reeds was vermeld in de memorie van toelichting bij de Wijziging
van de Experimentenwet Kiezen op afstand in verband met de verlenging
van de werkingsduur van die wet (Kamerstukken II 2006-07, 31 142, nr. 3)
blijkt uit de evaluaties van de experimenten die tot op heden zijn
gehouden met stemmen in een willekeurig stemlokaal bij de
gemeenteraadsverkiezingen (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VII, nr. 64)
en de Tweede Kamerverkiezingen en de verkiezingen voor Provinciale
Staten (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VII, nr. 62) dat kiezers,
stembureauleden en gemeenten positief zijn over het stemmen in een
willekeurig stemlokaal. In totaliteit hebben ruim 10 miljoen
kiesgerechtigden de mogelijkheid gehad om hun stem uit te brengen met
een stempas. Op grond van deze positieve evaluaties wordt voorgesteld de
evaluatie te richten op de wijze waarop de identificatieplicht verloopt
en de vraag of de echtheidskenmerken van de stempas voldoende
betrouwbaar zijn. De evaluatie geschiedt onder verantwoordelijkheid van
de minister die daarbij begeleid wordt door een van op basis van de
Experimentenwet vereiste onafhankelijke begeleidingscommissie. 

Onderdeel K

Dit artikel bepaalt dat hoofdstuk 3 betreffende bepalingen omtrent
experimenten met stemmen met behulp van internet, vervalt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten

 Stemmen met vertrouwen, Adviescommissie inrichting verkiezingsproces,
27 september 2007, blz. 56 en de adviezen van de Kiesraad van 22
december 2006 en 3 juli 2007 (bijlage bij Kamerstukken 2006/07, 31 142,
nr. 3)

 Blz. 55.