Bijlage
Bijlage
Nummer: 2008D14041, datum: 2008-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Nota naar aanleiding van het verslag (2008D14039)
Preview document (🔗 origineel)
# Screenende instantie Naam wetgevingscomplex Naam regelgeving Bepaling/artikel Inhoud bepaling 1 BZK Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Wet GBA, Besluit GBA, Regeling periodieke audits art. 120a lid 2 Wet GBA, artt. 53a-53d Besluit GBA, artt. 25-41 Regeling Betreft bepalingen over eisen, gesteld aan GBA-audit-instellingen. 2 BZK Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Wet GBA, Besluit GBA, Regeling GBA art. 15 Wet GBA, artt. 50-53 Besluit GBA, artt. 18-30 Regeling GBA Machtiging van Onze Minister vereist om als bewerker werkzaam te zijn voor een gemeente. 3 BZK AIVD Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en Besluit ex art. 28 Wiv 2002 artikelen 28-29 Wiv en gehele Besluit Betreft de bevoegdheid van de diensten om zich te wenden tot aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken. 4 BZK Wet Veiligheids- onderzoeken Wet Veiligheidsonderzoeken gehele wet In het kader van de nationale veiligheid kan het op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken noodzakelijk zijn functies die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden aan te wijzen als vertrouwensfunctie. Het betreft hier een maatregel ten behoeve van de openbare veiligheid. 5 BZK Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen art. 5 Aanwijzing schade-expert door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 6 DEF Besluit luchtfotografie Besluit luchtfotografie artikel 2, aanhef (lid 1) Verbod op fotograferen uit luchtvaartuigen zonder vergunning van Minister 7 EZ Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008 Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008 hoofdstuk 3 juncto hoofdstuk 2 van de wet, besluit Plicht voor ondernemingen en rechtspersonen tot inschrijving in het handelsregister 8 EZ Handelsregisterwet 2007 Handelsregisterwet 2007 paragraaf 4.4 Verplichting voor ondernemingen en rechtspersonen tot vermelding van inschrijvingsnummer in handelsregister op uitgaande brieven, orders, facturen, offertes en andere aankondigingen, met uitzondering van reclames 9 EZ Rijksoctrooiwet 1995 Rijksoctrooiwet 1995 artikel 23a Registratieverplichting voor octrooigemachtigden 10 EZ Rijksoctrooiwet 1995 Rijksoctrooiwet 1995 artikel 23b Registratieverplichting voor octrooigemachtigden 11 EZ Benelux-verdrag inzake Intellectuele Eigendom Benelux-verdrag inzake Intellectuele Eigendom artikel 4.1 Registratieverplichting voor merken- en tekeningen- of modellengemachtigden 12 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 7 Een colporteur is verplicht bij de aanvang van handelingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, aan degene die hij tot het sluiten van een overeenkomst tracht te bewegen, duidelijk mee te delen dat zulks zijn oogmerk is. Een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, is verplicht deze te doen handelen in overeenstemming met het eerste lid. 13 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 8 sub a Het is een colporteur of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, verboden handelingen te verrichten of te doen verrichten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, indien de colporteur weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de verplichtingen die daaruit voor de desbetreffende particulier kunnen voortvloeien, niet in overeenstemming zijn met diens draagkracht. 14 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 8 sub c Het is een colporteur of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is, verbodenmeer dan één overeenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, te sluiten of te doen sluiten indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd een of meer van de betalingen die de desbetreffende particulier per overeenkomst moet verrichten, te doen blijven beneden het in artikel 26, eerste lid, bedoelde bedrag. 15 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 24 Voor een overeenkomst, welke het onmiddellijk gevolg is van de werkzaamheid van een colporteur, is op straffe van nietigheid vereist, dat door of namens de bij de overeenkomst betrokken partijen in twee gelijkluidende exemplaren een akte wordt ondertekend. 16 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 25 De Kamer van Koophandel dient een exemplaar van de akte te ontvangen en te voorzien van een gewaarmerkte dagtekening. Dagtekeningsverplichting zal uit de Colportagewet worden geschrapt 17 EZ Colportagewet Colportagewet artikel 26 Dit artikel bevat uitzonderingen op artikel 24 en 25. 18 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet artikel 1 sub l jo. 25 lid 1 Vergunningverplichting voor het opslaan van stoffen 19 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet artikel 31 De houder van een opslagvergunning kan zijn vergunning slechts met schriftelijke toestemming van Onze Minister op een ander doen overgaan. 20 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 33 De houder van een opslagvergunning neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de met gebruikmaking van de vergunning verrichte activiteiten: 21 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 39 jo 34, 36 Stelt regels omtrent het in te dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister 22 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 40 lid 2 Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister een mijnbouwwerk op te richten of in stand te houden. 23 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 41 Met het oog op de kans op beweging van de aardbodem worden metingen verricht voor de aanvang van het opslaan van stoffen 24 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 44, 45 Stelt regels omtrent het verwijderen van een mijnbouwinstallatie 25 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 46-48 betreft zekerheidstelling ter dekking van de aansprakelijkheid voor de schade die naar redelijke schatting ontstaat door beweging van de aardbodem 26 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwwet 134-141 Betreft waarborgfonds mijnbouwschade 27 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 4 en 5 Stelt regels omtrent het werkplan van de vergunninghouder waarin alle in een vergunningsgebied uit te voeren mijnbouwactiviteiten staan vermeld. 28 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 26, 27 Stelt regels omtrent het in te dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister 29 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 34-40 Stelt regels over het buiten gebruik stellen van mijnbouwwerken (sluitingsplan) 30 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 44,45 Het ontwerpen, plaatsen en gebruiken van mijnbouwinstallaties die boven oppervlaktewater uitsteken 31 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 46-66, m.u.v. 55 Veiligheidsvoorschriften en maatregelen omtrent het plaatsen en verwijderen van een mijnbouwinstallatie ter voorkoming van schade 32 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 67-77 Veiligheidsvoorschriften en maatregelen omtrent het aanleggen, gebruiken, onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat ter voorkoming van schade. 33 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 94-96 vergunningplicht om een pijpleiding in de territoriale zee of op het continentaal plat aan te leggen 34 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 108-119 Verstrekking gegevens voor het verkenningsonderzoek 35 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwbesluit 151-153 jo. 149 vergunninplicht voor het gebruik van een groeve, die niet langer in gebruik is voor het winnen van kalksteen, voor een ander doeleinde 36 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwregeling 1.3.4 lid 2 jo. 1.3.1 lid 2 sub a jo. bijlage 1,A, 2a Stelt regels omtrent de verstrekking van gegevens voor de aanvraag om een opslagvergunning 37 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwregeling 1.10.1-1.10.7 Restrictiegebieden 38 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwregeling 2.8.1 De schietmeester houdt een schietregister bij 39 EZ Mijnbouwwet Mijnbouwregeling 2.2.1-2.2.4 Verkenningsonderzoek met gebruik van ontplofbare stoffen 40 EZ Eletriciteitswet 1998 Eletriciteitswet 1998 16c lid 3 Eis van deskundigheid en ervaring voor uitvoeren van aansluitingswerkzaamheden 41 EZ Eletriciteitswet 1998 Eletriciteitswet 1998 30a Tariefregulering meten bij kleinverbruiker 42 EZ Eletriciteitswet 1998 Besluit aanleg energie infrastructuur artikel 4 Eisen voor de energie-infrastructuur; binnen welke termijn een begin wordt gemaakt met de aanleg van de energie-infrastructuur en binnen welke termijn deze wordt voltooid. 43 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 1.2 en 1.5 In artikel 1.2. en daaraan verbonden artikel 1.5. zijn de vereisten opgenomen om in aanmerking te komen voor erkenning als meetverantwoordelijke. 44 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 1.3 Regelt het overdragen van meetverantwoordelijkheid in het bijzonder wanneer een MEP-bedrijf wordt ingeschakeld 45 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 1.4 Met deze bepalingen worden regels gesteld tot het MV-register 46 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 1.8 Bevat de vangnetregeling meetverantwordelijkheid. Deze regeling is van toepassing als de erkenning van de oorspronkelijke meetverantwoordelijke is ingetrokken en (nog) geen andere meetverantwoordelijke is aangeweze en erkend. 47 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 2.3 Regelt alle randvoorwaarden waaronder de erkende meetverantwoordelijke zijn werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd, evenals eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc. 48 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 3.1 Regelt de datacollectie bij dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen 49 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 3.2 Regelt datacollectie bij overige inrichtingen 50 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 3.3 Regelt de werkwijze van de meetverantwoordelijke bij storingen van dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen 51 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 4.1 Dataverwerking door de netbeheerder 52 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 4.5 Deze bepaling regelt de dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van marktfacilitering 53 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 4.6 Deze bepaling regelt de bekendmaking van de verzamelde data door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet 54 EZ Eletriciteitswet 1998 Meetcode Elektriciteit art. 5.1 Deze bepaling regelt de verwisseling of wijziging van (delen van) de meetinrichting en/of switchen van erkende meetverantwoordelijke 55 EZ Eletriciteitswet 1998 Netcode Elektriciteit art. 2.1.6 Deze bepaling regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het aansluitingenregister. 56 EZ Gaswet Gaswet art. 13 i.h.b. lid 1 onderdelen b, c en d Machtiging tot het stellen van regels met betrekking tot berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties 57 EZ Gaswet Gaswet art. 80a en 81 e Tariefregulering voor het meten van gas bij afnemers 58 EZ Gaswet Dte Beleidsregel "Richtlijnen gasopslag 2003" geheel, in bijzonder art. 2 en 5 Verplichte aanbieding basisdiensten door gasopslagbedrijf 59 EZ Gaswet Aansluitvoorwaarden Gas - RNB art. 2.1.5 Deze bepaling regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het aansluitingenregister. 60 EZ Gaswet Aansluitvoorwaarden Gas - LNB art. 3.5.2 Deze bepaling geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de netbeheerder van het landelijk transportnet geautoriseerde personen bevoegd. 61 EZ Gaswet Netkoppelingsvoorwaarden Gas - LNB art. 3.4.1 en 3.4.2 Deze bepaling geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de netbeheerder van het landelijk transportnet geautoriseerde personen bevoegd. De regionale netbeheerder dient de instemming van de landelijk netbeheerder te krijgen, voordat werkzaamheden mogen worden verrichten. 62 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 2.1 en 2.4 In artikel 2.1 en daaraan verbonden artikel 2.4. zijn de vereisten opgenomen om in aanmerking te komen voor erkenning als meetverantwoordelijke. 63 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 2.2 Regelt overdracht meetverantwoordelijkheid 64 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 3.1 t/m 3.6 en bijlage 1 Regelt alle randvoorwaarden waaronder de erkende meetverantwoordelijke zijn werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd, evenals eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc. 65 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 4.1 t/m 4.3 Regels omtrent datacollectie door de meetverantwoordelijke 66 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 5.1 Dataverwerking door de netbeheerder 67 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 5.2 Deze bepaling regelt de dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van marktfacilitering 68 EZ Gaswet Meetvoorwaarden Gas - RNB art. 6.1 Deze bepaling regelt de verwisseling of wijziging van (delen van) de meetinrichting en/of switchen van erkende meetverantwoordelijke 69 EZ Mededingingswet Besluit vrijstelling branchebeschermings- overeenkomsten art. 2 Het Besluit geeft - onder een aantal randvoorwaarden - aan dat bepalingen van de Mededingingswet niet van toepassing zijn op de samenwerkingsovereenkomsten detailhandel 70 FIN Accountantswetgeving Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de account-administratieconsulenten wettelijke controle van jaarrekeningen De wettelijke controle van jaarrekeningen en de eisen die hieraan worden gesteld vloeien voort uit richtlijn 2006/43/EG. De regels betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen zijn één op één overgenomen uit deze richtlijn. 71 FIN Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles) Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de account-administratieconsulenten controles niet zijnde wettelijke controles in de zin van RL 2004/39 Voor de controles niet zijnde wettelijke controles in de zin van richtlijn 2006/43/EG is er sprake van een vergunningplicht 72 FIN Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles) Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de account-administratieconsulenten controles niet zijnde wettelijke controles in de zin van RL 2004/39 De eisen die worden gesteld aan personen die de wettelijke controle van de jaarrekening mogen uitvoeren zijn van groot belang voor de werking van het maatschappelijk verkeer. Accountantscontroles nemen een belangrijke plaats in in het maatschappelijk verkeer en het is noodzakelijk dat het publiek (de consument) vertrouwen heeft in de verklaringen van de accountant. 73 FIN Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles) Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op de account-administratieconsulenten controles niet zijnde wettelijke controles in de zin van RL 2004/39 Aan externe accountants worden bepaalde beperkingen gesteld ter waarborging van de onafhankelijkheid. Deze beperkingen zijn er in het bijzonder op gericht dat een externe accountant niet tevens werkzaamheden verricht voor een controlecliënt, waardoor belangenverstrengeling kan optreden. 74 JUS Advocatenwet Advocatenwet Artikel 1 lid 1 Advocaten worden ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten (tenzij par 2a van toepassing is). Deze bepaling is gewijzigd, nu landelijk tabelau, inschrijving is nu nog alleen een vergunning. 75 JUS Advocatenwet Advocatenwet Artikel 2 lid 1 en 2a Overleggen beroepskwalificatie of document in de zin van art 2a 76 JUS Advocatenwet Advocatenwet artikel 2 lid 2, 2a lid 5 Verklaring omtrent gedrag of vergelijkbaar document staat van herkomst 77 JUS Advocatenwet Advocatenwet artikel 9a, 9aa, 9b Implementatie van richtlijn 2005/36/EG mbt de erkenning van beroepskwalificaties en richttlijn 98/5/EG 78 JUS Advocatenwet Advocatenwet artikel 12 lid 1 Kantoor houden binnen 1 arrondissment op 1 locatie: de dienstverrichter dient een vestiging aan te wijzen als kantoor, ivm tuchtrecht 79 JUS Advocatenwet Advocatenwet artikel 12 lid 2 Advocaten bij de Hoge Raad 80 JUS Advocatenwet Advocatenwet artikel 12 lid 3 Kantoor houden buiten Nl 81 JUS Advocatenwet Advocatenwet Artikel 16a t/m 16 f (par. 2a) Implementatie van richtlijn 77/249/EG; advocaten die niet in Nederland zijn ingeschreven. 82 JUS Advocatenwet Advocatenwet Artikel 16g t/m 16 k, m.u.v. deel art 16k (par. 2b) Implementatie richtlijn 98/5/EG; advocaten die onder hun oorspronkelijke beroepstitel zich in Nl vestigen. 83 JUS Wetboek van Strafvordering Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Art 7 en art 1 Forensisch onderzoek door laboratoria, accreditatie 84 JUS Uitvoeringswet verdrag biologische wapens Uitvoeringswet verdrag biologische wapens Art. 2, eerste en derde lid, art. 3, art. 4 Een verbod tot ontwikkeling, productie, in voorraad hebben, verwerven of bezit van biologische agentia of van wapens die dienen voor het gebruik van biologische agentia, inclusief voorschriften omtrent vernietiging van biologische agentia 85 JUS Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap gehele regeling implementatie Europees vennootschapsrecht 86 JUS Uitvoeringswet verordening tot instelling van Europese economische samenwerkings- verbanden Uitvoeringswet verordening tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden gehele regeling Wet is één op één implementatie van de Verordening 2137/85, tot instelling van de Europese economische samenwerkingsverbanden. 87 JUS Wet wapens en munitie Wet wapens en munitie en Regeling wapens en munitie Artikel 4, 6, 7, 9, 13, 14, 20, 42 Wwm en Artikel 8, 8a, 9, 11, 12, 14 t/m 17, 18 t/m 43, 50 Rwm Deze artikelen regelen verboden, erkenningen, consenten, vergunningen, verloven, vrijstellingen, ontheffingen en registratie van diverse wapens en munitie (uiteraard alleen van toepassing waar het diensten betreft) 88 JUS Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 1023 het sluiten van een arbitrageovereenkomst. 89 JUS Burgerlijk Wetboek Burgerlijk Wetboek en Beleidsregels preventief toezicht op vennootschappen 2005 Artikel 64 lid 2 en 3 , 68, (NV), 175 lid 2 en 3, 179 (BV) verklaring van geen bezwaar bij de oprichting van vennootschappen 90 JUS Burgerlijk Wetboek Burgerlijk Wetboek art 501 reisovereenkomst 91 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 2 en 4 vergunning 92 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 8 en 10 Art 8 – bevoegdheid MvJ + opleidingseisen, Art. 10 - installatie en onderhoud alarmapparatuur door personen, opleidingseis en betrouwbaarheid 93 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 2, 7 lid 1 en 2, 9 lid 8 vergunning recherchewerkzaamheden 94 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 10 diploma 95 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 4 en 23a vertrouwelijke gegevens 96 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s artikel 3, 18 en 24 klachtenregeling en leges 97 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s paragraaf 9 melding Wet bescherming persoonsgegevens 98 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s paragrafen 3.1 3.2 3.3 2.1 2.4 2.5 Par. 2.1, 2.2 en 2.4 – invulling betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets personeel en leidinggevenden, Par. 3.1, 3.2, 3.3 – afgifte legitimatiebewijzen 99 JUS Wet particuliere beveiligings- organisaties en recherchebureau’s Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s paragaaf 3.6 Par. 3.6 – bijhouden register legitimatiebewijzen 100 LNV Boswet Boswet Art 2, art 13 Artikel 2: verbod te vellen van houtopstand, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Minister van LNV (en aan de eigenaar van de te ontbloten grond, indien dat niet tevens degene is die de houtopstand velt). Artikel 13: de Minister van LNV kan ter bewaring van natuur- en landschapsschoon het vellen en doen vellen, anders dan bij wijze van dunning, van bossen en andere houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaren verbieden. 101 LNV Boswet Regeling meldings- en herplantingsplicht Art 2, art 3 lid 1 Artikel 2: vrijstelling van artikel 2 van de Boswet (verbod houtopstand te vellen zonder voorafgaande melding) indien het bos niet is aangelegd ter voldoening aan verplichting tot herbeplanting als bedoeld in artikel 3 van de Boswet en voldaan is aan de artikelen 3, eerste lid, en 4 van de Regeling meldings- en herplantplicht. Artikel 3, eerste lid: voordat tot aanleg van het bos wordt overgegaan, dient het tijdstip en de plaats van aanleg te worden aangemeld bij de minister van LNV en dient een mededeling van de minister omtrent de vrijstelling te zijn ontvangen. 102 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5 lid1, 9, 16g Besluit vrijstelling Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. 103 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten art. 14 lid 3 +4 FF-wet en art. 9a Besluit vrijstelling Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van bepaalde aangewezen dieren en planten die een gevaar kunnen opleveren voor het bestaan van beschermde dier- en plantensoorten. 104 LNV Flora- en faunawet Flora- en faunawet art. 13, 64 lid 2, 75 lid 3 Art. 13 : het onder zich hebben/tentoonstellen van beschermde dieren en planten is verboden, Art. 64, lid 2: Het prepareren van dieren behorende tot soorten aangewezen krachtens het eerste lid is verboden, Art. 75 lid 3: De Minister kan ontheffing verlenen indien geen afbreuk wordt gedaan aan gunstige staat van instandhouding van de soort en, voor wat betreft vogels en bijlage IV Habitatrichtlijn soorten, als er geen andere bevredigende oplossing isen met het oog op in art. 75, lid 6 van de wet en in art. 2, lid 3, Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten genoemde belangen (bv. belang van volksgezondheid). 105 LNV Flora- en faunawet Flora- en faunawet art. 62 lid 1 en 2 Artikel 62, lid 1: verboden dode dieren, behorende tot soorten waarop deze wet van toepassing is, te prepareren zonder voorzien te zijn van een vergunning van Onze Minister, Artikel 62, lid 2: Een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister afhankelijk gesteld van het met gunstig gevolg afgelegd hebben van een door Onze Minister erkend preparateursexamen. Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, is ten aanzien van dat examen van overeenkomstige toepassing. 106 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 10, 11 lid 2 Besluit vrijstelling (verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden) Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. 107 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5 lid1, 9 Besluit vrijstelling Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. 108 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 5 lid 1, 7 Besluit vrijstelling, art. 8 Regeling afgifte Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. Dit verbod geldt niet voor gefokte vogels indien de vogels een pootring hebben enn geregistreerd zijn. 109 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 10, 11 lid 2 Besluit vrijstelling (verbod op het tentoonstellen van beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden) Betreft verlening vrijstellingen op het verbod op het tentoonstellen van beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden. 110 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit prepareren dieren, Jachtbesluit, Regeling prepareren van dieren en Jachtregeling art. 40 lid 1, 62 lid 2 FF-wet, art.2, 3, 4 lid 1, lid 2a Regeling prepareren dieren, art. 7 Jachtbesluit, art. 7 Jachtregeling Voor het prepareren van dieren is dient men een door de Minister erkend preparateursexamen gunstig te hebben afgelegd. 111 LNV Flora- en faunawet Flora- en Faunawet en Besluit prepareren dieren art. 13 lid1, 63 lid 1, lid 2 jo. art. 6 en 7 Besluit prepareren dieren Betreft vrijstellingen op het verbod producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden , te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of ten toon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. 112 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën art. 24 lid 1 Nadat een herinrichtingsplan is vastgesteld, mogen eigenaren en gebruiksgerechtigden van tot het blok behorende onroerende zaken geen handelingen verrichten noch die handelingen, welke door een normale bedrijfsvoering worden geëist, achterwege laten, indien daardoor de waarde van hun onroerende zaken zou veranderen, tenzij hun daartoe door de herinrichtingscommissie toestemming is verleend. 113 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën art. 28 lid 2 GS kunnen in overeenstemming met de herinrichtingscommissie bepalen, dat met name genoemde werken worden uitgevoerd door de door hen aan te wijzen openbare lichamen of andere rechtspersonen. 114 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën art. 32 lid 1 De herinrichtingscommissie benoemt de schatters, die onder haar leiding de waarde van de in een blok gelegen onroerende zaken zullen schatten. 115 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Instructie voor de herinrichtingscommissie art. 32 Artikel 32: de schatters bedoeld in artikel 32 van de wet ontvangen van Rijkswege een door de Minister van LNV vast te stellen vergoeding. 116 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Instructie voor de herinrichtingscommissie art. 38 lid 7 Voor ingebruikneming van land in materieel beheer bij het bureau kunnen gegadigden zich door middel van een inschrijving bij het bureau melden. 117 LNV Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën Instructie voor de herinrichtingscommissie art. 38 lid 8 Bij het in gebruik geven van het land wordt een vergoeding gevraagd ter grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs. 118 LNV Natuur- beschermingswet 1998 Natuurbeschermingswet Art. 16 Het is verboden zonder vergunning in een beschermd natuurmonument handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren, dan wel in strijd met de bij een vergunning gestelde voorschriften of beperkingen handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen. 119 LNV Natuur- beschermingswet 1998 Natuurbeschermingswet Ar.17 Gedeputeerde Staten kunnen in overeenstemming met de eigenaar en de gebruiker voor een beschermd natuurmonument of een gedeelte daarvan een beheersplan vaststellen, dat het behoud, het herstel of de ontwikkeling van het natuurschoon of van de natuurwetenschappelijke betekenis van het natuurmonument ten doel heeft. 120 LNV Natuur- beschermingswet 1998 Natuurbeschermingswet Art. 19 a en b Gedeputeerde staten stellen na overleg met de eigenaar, gebruiker en andere belanghebbenden, voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, een beheersplan vast waarin met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling wordt beschreven welke instandhoudingsmaatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze. 121 LNV Natuur- beschermingswet 1998 Natuurbeschermingswet Art. 19 d-h, 41, 43 Vergunningsstelsel voor handelingen die schadelijk kunnen zijn voor Natura 2000 gebied en inhoudelijk afwegingskader. 122 LNV Natuur- beschermingswet 1998 Besluit tot beperking toegankelijkheid natuurgebieden ex art 20 Nbwet 1998 Natura 2000-gebied 'Waddenzee' en 'Noordzeekustzone' Art 7 besluit, Art 20, 41 en 43 Nbwet De toegang tot artikel 20 gebieden is verboden tenzij het gaat om de uitoefening van beroepsmatige activiteiten waarvoor men een vergunning heeft. 123 LNV Natuurbeschermingswet 1998 Natuurbeschermingswet Art 21 De eigenaar en gebruiker zijn verplicht om passende maatregelen te gedogen. 124 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Varkensbesluit Art. 15 Artikel 15: Castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven dagen, is uitsluitend toegestaan als deze ingreep onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd door een dierenarts. 125 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Varkensbesluit Art. 17 Artikel 17: Invoer van varkens die vanuit een derde land via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht mag alleen indien de varkens vergezeld gaan van een geldig door de bevoegde autoriteit van het derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 91/630/EEG. 126 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Varkensbesluit Art. 3, Art. 4.3, Art. 4a, Art. 5.1, 6 en 7, Art. 6, Art. 7, Art. 9, Art. 10, Art. 12, Art. 13 en Art. 16 Artikel 3, artikel 4, derde lid, artikel 4a, artikel 5 eerste lid, zesde en zevende lid, artikel 6, artikel 7, artikel 9, artikel 10, artikel 12, artikel 13, artikel 16: Deze artikelen bevatten eisen omtrent het houden, huisvesten en verzorgen van varkens. 127 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Varkensbesluit Art. 2a, Art. 2aa, Art. 4.1, 2, 4 en 5, Art. 5.1, 2, 3 en 4, Art. 8 en Art. 11 en Art. 107 Gwwd Deze bepalingen bevatten eisen omtrent de huisvesting, het houden en verzorgen van varkens. De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen (art. 107 Gwwd). 128 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit doden van dieren Art. 3, Art. 4, Art. 5, Art. 6 en art. 107 Gwwd Bij het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, bedwelmen, slachten of doden wordt de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard. De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen (art. 107 Gwwd). 129 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit doden van dieren Art. 7, art. 8.1, art. 9, art. 10.1 en art. 11 Artikel 7: eisen aan de ruimte waarin geslacht wordt en de instrumenten waarmee geslacht wordt Artikel 8, eerste lid: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig ondergebracht overeenkomstig bijlage A van de richtlijn. Artikel 9: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B van de richtlijn. Artikel 10, eerste lid: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden voor het slachten bedwelmd, dan wel onmiddellijk gedood overeenkomstig bijlage C van de richtlijn. Artikel 11: productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden bij de verbloeding behandeld overeenkomstig bijlage D van de richtlijn. 130 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit doden van dieren Art. 8.2. Artikel 8, tweede lid: Indien het slachten van meer dan licht zieke of licht gewonde productiedieren, bedoeld in paragraaf 1, punt 6, van bijlage A van de richtlijn, binnen twee uur na aankomst bij het slachthuis om enigerlei reden onmogelijk is, doodt de keuringsdierenarts van de Voedsel en Warenautoriteit, zoals deze is ingesteld bij besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juli 2002 (Stcrt. 127), het dier terstond nadat hem die onmogelijkheid is gebleken en ter plaatse waar het zich bevindt door toediening van een letale dosis van een centraal depressief middel, dan wel laat hij het dier onder zijn toezicht doden. 131 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling doden dieren Art. 2, Art. 3, art. 4 en art. 5 Artikel 2: eisen aan het bedwelmen van pluimvee Artikel 3: eisen aan het bedwelmen van varkens Artikel 4: toegestane dodingsmethoden in geval van dierziekten Artikel 5: doden van pelsdieren 132 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling doden dieren Art. 107 Gwwd De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. 133 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit welzijn productiedieren Artikelen 3 - 5, artikel 6 Artikel 3 tot en met 5 eisen omtrent het houden, verzorgen en huisvesten van productiedieren. Artikel 6: register medische zorg verboden stoffen. 134 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Dierentuinenbesluit jo Vrijstellingsregeling dierenwelzijn (vergunning en eisen ogv richtlijn 1999/22/EG). Art. 3, art. 10. Verplichting vergunning. Het is verboden een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 en 7 tot en met 13. 135 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Dierentuinenbesluit Art. 3 - 5, art. 7-14. Voorwaarden voor vergunning. Artikel 3 tot en met 5 en 7 tot en met 14. Artikel 3: Het is verboden een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 en 7 tot en met 13. Artikel 4: De exploitant van een dierentuin dient te beschikken over een vergunning. Artikel 5: gegevens die de vergunningaanvraag dient te bevatten. Artikel 7 tot en met 13: vergunningsvoorwaarden aangaande het houden en verzorgen van het dier en het bijhouden van een beleidsprotocol en register. Artikel 14: intrekken vergunning 136 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Legkippenbesluit Art. 3-10 Artikel 3 tot en met 10 bevattende eisen omtrent de registratie, het huisvesten, houden en verzorgen van legkippen. 137 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Honden- en kattenbesluit 1999 Art. 2, art. 8-18, art. 19 en 21, art. 22, art. 25, art. 26, art. 107 Gwwd Het is verboden honden of katten te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren of in bewaring te nemen, of te fokken ten behoeve van de verkoop of aflevering van de nakomelingen, tenzij daarbij aan dit besluit wordt voldaan. 138 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Honden- en kattenbesluit 1999; Regeling uitvoering honden- en kattenbesluit 1999 Art. 7, art. 2 regeling Op de inrichting is een beheerder werkzaam die in bezit is van een, in het kader van onderhavig besluit, door Onze Minister bij ministeriële regeling erkend bewijs van vakbekwaamheid. 139 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Honden- en kattenbesluit 1999 Art. 2, art. 3, art. 4-6, art. 107 Gwwd Het is verboden honden of katten te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren of in bewaring te nemen, of te fokken ten behoeve van de verkoop of aflevering van de nakomelingen, tenzij daarbij aan dit besluit wordt voldaan. 140 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit biotechnologie bij dieren art. 11a Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de GWWD (voor het wijzigen van genetisch materiaal van dieren of het toepassen van biotechnologische technieken bij dieren of embryo’s). 141 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra art. 2 en 3, jo 9 (erkenning) Verbod op winnen van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend is. 142 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra art. 8 en 10 (rundersperma, administratie) Artikelen 8 en 10: verbod op winnen rundersperma, tenzij een administratie wordt bijgehouden en er een calamiteitenplan is. 143 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 2:62 Betreft de inschrijving van een handelaar in het register. 144 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 2:63 Betreft erkenning van verzamelcentra voor vee. 145 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 2:64 Betreft de toelating van slachthuizen 146 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 8:7 Artikel 8.7: inschrijving handelszaak in een register 147 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 3:15 3:15 erkenning van handelaren in runderen 148 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 7:9 Artikel 7.9 Erkenning van handelaren in schapen en geiten 149 LNV Kaderwet diervoeders Kaderwet diervoeders en Regeling diervoeders art. 23 Kaderwet en art. 99 regeling Kaderwet diervoeders: Art. 23: de minister kan instellingen aanwijzen die onderzoek doen naar bij officiële controles genomen monsters Regeling diervoeders: Art. 99: aanwijzing instellingen (NB bepaling valt volgens fiche onder art 3 - dus uitgezonderd van DRL) 150 LNV Kaderwet diervoeders Besluit diervoeders en Regeling diervoeders art. 28,1 onder d besluit en art. 1010 regeling Besluit diervoeders: Art. 28, lid 1 sub d: onderzoek moet voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde eisen omtrent de beoordeling van toevoegingsmiddelen e.d. Regeling diervoeders: Art. 101: Een onderzoek als bedoeld in art. 28, lid 1 sub d Bdv wordt uitgevoerd overeenkomstig beginselen en voorwaarden uit rl 83/228/EEG en 87/153/EEG en overeenkomstig de richtsnoeren, bedoeld in art. 7 verordening (EG)nr. 1831/2003 151 LNV Visserijwet Reglement voor de binnenvisserij 1985 art. 10a Art. 10a: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren 152 LNV Visserijwet Reglement zee-en kustvisserij 1977 art. 5 Art. 5: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren 153 LNV Visserijwet Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis art. 2.1 Art. 2, lid 1: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie te voeren 154 LNV Visserijwet Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis art. 2.2 Art. 2, lid 2: verplichting voor bemiddelaar bij het veilen van zoetwatervis om op of bij de op de veiling aanwezige zoetwatervis de naam van de aanvoerder te vermelden alsmede de herkomst van de zoetwatervis. 155 LNV Visserijwet Regeling eisen, administratie en registratie inzake visserij art. 25.2 en 4 Art. 25, lid 2 en 4: Degene die bemiddeling bij veiling van vis verleent draagt er zorg voor dat op of bij de op de veiling aanwezige vis registratienummers en nationaliteit van de vaartuigen vermeld worden waarmee deze vis is gevangen of aangevoerd. In geval van span moeten nummers van beide vaartuigen vermeld worden. 156 LNV Visserijwet Regeling eisen, administratie en registratie inzake visserij art. 29,30,32 en 34 Artt. 29, 30, 32, 34 (eisen aan dienst ‘bemiddelen bij veilen van vis’) 157 LNV Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 Regeling verhandeling teeltmateriaal Hoofdstuk 2, 3 Bepalingen over wijze van keuren, certificeren, onderzoek mbt teeltmateriaal 158 LNV Meststoffenwet Meststoffenwet art. 27.1 Art. 27, lid 1 Gaat over de handel in productierechten. De belanghebbende moet aan de minister kennisgeven van de overgang van een productierecht naar een ander bedrijf. 159 LNV Meststoffenwet Meststoffenwet art. 27.2 Er kan pas aanspraak worden gemaakt op een van een van een ander bedrijf afkomstig productierecht met ingang van het tijdstip van de registratie van de kennisgeving door de minister. 160 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 27.1 en 2 en art. 125 Hierin worden eisen gesteld aan de diensten ‘vaststellen van de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverende vermogen van de bodem’ en ‘analyseren grondmonsters’. Tot deze eisen behoort dat de analyse moet worden gedaan door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad van Accreditatie aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. 161 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 27 Art. 27: Hierin worden eisen gesteld aan het nemen van grondmonsters (tbv bepaling waarden fosfaat ed in bodem). De monstername kan gedaan worden door het geaccrediteerde laboratorium dat de bepaling van de waarden/analyses doet, maar het lab kan dat ook uitbesteden onder de volgende voorwaarden: - monstername moet gebeuren onder verantwoordelijkheid laboratorium dat analyse uitvoert (lid 3 sub a) - degene die de monstername doet heeft een onafhankelijke positie t.o.v. bedrijf waar de monsters worden genomen (lid 3 sub c) - degene die de monstername doet is geschoold en wordt door het laboratorium voorzien van deugdelijke instructies (lid 3 sub d) 162 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 32.2 en 33.1 en art. 125 Art. 32, lid 2 en art 33 lid 1: Geaccrediteerde laboratoria stellen middels bemonstering en analyse van de bodem de fosfaattoestand van een perceel vast. De resultaten worden vastgelegd in een keuringsrapport. Art. 125: Met een laboratorium als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt gelijkgesteld een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de EU, dan wel in een andere staat die partij is bij een daartoe strekkend Verdrag dat NL bindt, die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitsborgingniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd. 163 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 76 Art. 76: het wegen van meststoffen met behulp van een weegwerktuig 164 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 77 en 78 Bemonstering geschiedt tijdens het laden van een transportmiddel mbv bemonsteringsapparatuur die voldoet aan bepaalde prestatiekenmerken en behoort tot een type waarvan bij keuring door Praktijkonderzoek Veehouderij BV, onderdeel van de Animal Sciences Group te Lelystad, is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken. 165 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 77, 80 lid 1 jo. 81 lid 3, 125 Analyse dient te gebeuren door geaccrediteerd laboratorium. 166 LNV Meststoffenwet Uitvoeringsregeling Meststoffenwet art. 81 lid 1 Het laboratorium dat de monsters heeft geanalyseerd stuurt deze in afschrift aan de Dienst Regeling. 167 LNV Meststoffenwet Besluit gebruik meststoffen wet art. 4b Art. 4b: Het nemen en analyseren van grondmonsters dient te gebeuren door een geaccrediteerd laboratorium dan wel door een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de EU die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitborgingsniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd. 168 LNV Landbouwkwaliteitswet Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen art. 7, art. 11 sub c en d Bepaalde soorten bloembollen dienen gekeurd te worden, de BKD mag keuren en merken uitreiken. 169 LNV Landbouwkwaliteitswet Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode art. 5.1, art. 5.2, art. 7 minister LNV kan bepalen dat overeenkomstig de biologische produktiemethoden voortgebrachte produkten aan een keuring kunnen of moeten worden onderworpen 170 LNV Landbouwkwaliteitswet Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongbenamingen en specificiteitscertificering Art. 7 De in artikel 6 genoemde controle-instelling is belast met de keuring van producten. NB volgens fiche uitgezonder onder art 3 DRL 171 LNV Landbouwkwaliteitswet Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit art. 7 en art. 10 Art. 7: Groenten en fruit zijn onderworpen aan een keuring. Art. 10: Het Kwaliteits-Controle-Bureau voor groenten en fruit te ’s Gravenhage is belast met keuring als bedoeld in art. 7 bij zijn aangeslotenen en is belast met het uitreiken van merken. 172 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria art. 2, art. 3.1 Artikelen 2 en 3: verbod op winnen van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend is 173 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria art 5 (let op, staat in formulier art 2 en 3.1) De minister kan, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in paragraaf 2, een erkenning verlenen aan een laboratorium voor één of meer in de bijlage opgenomen testmethodes. Dit laboratorium dient gelegen te zijn op Nederlands grondgebied. 174 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria art. 6.1. Artikel 6, eerste lid: Het laboratorium is door de Raad voor Accreditatie, of een andere accreditatieorganisatie die aantoonbaar voldoet aan ISO 17011 en ondertekenaar is van de meerzijdige overeenkomst van het Europese netwerk van accreditatie geaccrediteerd, conform NEN-EN-ISO/IEC 17025, voor de testmethode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd. *N.B. Dit formulier richt zich op de accrediterende organisatie en niet op een laboratorium dat moet worden geaccrediteerd. 175 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire labaratoria art. 14, art. 15, art. 16 Artikel 14: Rapportageverplichting voor laboratorium Artikel 15: verplichting voor laboratorium tot medewerking aan periodieke monitoring door CIDC-laboratorium Artikel 16: Erkend laboratorium moet (a) voldoen aan de TSE-verordening; (b) geen inzage in onderzoeksresultaten verlenen, tenzij het toezichthouders of bepaalde medewerkers betreft; (c) in-/uitslagregister voor monsters operationeel hebben; maandelijks aan DR rapporteren over onderzoeken. * Omdat nationale en EU-aspecten in dit wettelijke stelsel sterk met elkaar vervlochten zijn en dit lastig uit elkaar te halen is, zijn de formulieren mbt de onderhavige regeling veiligheidshalve ingevuld alsof het nationale regelgeving betreft. Bepaalde vereisten mbt toegang tot/uitoefening van diensten uit de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria vloeien echter voor bepaalde soorten één op één voort uit Europese regelgeving. 176 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit gebruik Sera en entstoffen art. 2 Artikel 2: verbod en ontheffing behandeling met levende entstoffen tegen besmettelijke dierziekten 177 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit gebruik Sera en entstoffen Art. 3 Artikel 3: verbod en ontheffing behandeling met niet-levende entstoffen en sera tegen besmettelijke dierziekten 178 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Fokkerijbesluit art. 2 Artikel 2: inschrijven van dieren in stamboek of register 179 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Fokkerijbesluit art. 6 Artikel 6 stelt voorwaarden aan de inschrijving van dieren in het stamboek of register. 180 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Fokkerijbesluit art. 3 Erkenning beheerders stamboeken of registers voor vee 181 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en Regeling preventie, bestrijding, monitoring van besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE's) art. 19 Gwwd, art. 12 en art. 13 regeling Art. 19 Gwwd: verplichting voor houder van dier om kennisgeving te doen bij ambtenaar bij verschijnselen besmettelijk dierziekte. Art. 12 Regeling: Er geldt een vrijstelling van verplichting tot kennisgeving o.a. onder de volgende voorwaarde: - houder stuurt verdacht materiaal naar een laboratorium dat erkend is door de minister ogv art 3 Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria (lid 2) - in geval van verdenking ziekte van Aujeszky doet houder dier kennisgeving bij ambtenaar. Art 13 Regeling: Er geldt een vrijstelling van verplichting tot kennisgeving ingeval abortus bij rund als gevolg van brucellose o.a. onder de volgende voorwaarden:- houder stuurt bloedmonster aan een door de minister van LNV aangewezen laboratorium tbv overeenkomstig bijlage C bij rl nr. 64/432/EEG uit te voeren serologische onderzoek; - houder doet kennisgeving bij ambtenaar nadat vast is komen te staan dat brucellose oorzaak is van abortus. 182 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren art. 9.2. Het is verboden vuilnis of mest te storten of op te slaan op, dan wel te verspreiden over een terrein of plaats waarop dieren, als bedoeld in het eerste lid, vrijelijk toegang hebben. 183 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit bescherming regen bepaalde zoonosen en bestrijding besmettelijke dierziekten art. 2 Betreft de onderzoeksgegevens exploitant levensmiddelenbedrijf 184 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 19 en art. 20 Het verzamelen van varkens is verboden. 185 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 21 en 24. Het betreft de erkenning en de intrekking van erkenning van een varkensverzamelcentrum. 186 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 22, 23 en bijlage 2 De erkenningseis kwalificeert als een vergunning (gaat om erkenning varkensverzamelcentrum) 187 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 29 en 38 Artikel 29: erkenning van een runderverzamelcentrum Artikel 38: intrekking van erkenning bedoeld in artikel 29 188 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 30, 31 en bijlage 3 De eisen zijn non-discriminatoir en noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig (meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van dierziekten dan thans het geval is. Regels worden momenteel herzien. 189 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 39 en 43 Artikel 39: erkenning van schapenverzamelcentrum en geitenverzamelcentrum Artikel 43: intrekking erkenning bedoeld in artikel 39 190 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 40, 41 en bijlage 5 De eisen zijn non-discriminatoir en noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig (meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van dierziekten dan thans het geval is. 191 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE art. 44 en art. 45 en 46 De bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 9. De organisator van een tentoonstelling of keuring (tijdelijke verzameling) dient het voornemen dit te organiseren vooraf te melden bij de VWA. 192 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop art. 5, 7-13 en 15 en art. 10 en 19 Artikelen 5 en 7 / 13 en 15:het uitvoeren van vaccinaties van hobby- en commercieel gehouden legpluimvee door een dierenarts en het aanbrengen van pootringen bij gevaccineerd legpluimvee door een dierenarts die genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd. Artikelen 10 en 19: afnemen van bloedmonsters bij hobby- en commercieel gehouden legpluimvee door een dierenarts die genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd; 193 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 2:12 Artikel 2:12 inschrijving handelaar in register 194 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten art. 2:28 Artikel 2:28 inschrijving handelaar in register 195 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 art. 13 Artikel 13: de houder behandelt herkauwers met middelen ter wering van vectoren 196 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop art. 24 Artikel 24: reiniging en ontsmetting vervoermiddelen ge(her)vaccineerd pluimvee, vlees, -producten, pluimveevoeder 197 LNV Landbouwwet Regeling vleeskeuring art. 10 en art. 11 De bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 9: de herkeuring mag alleen door een officiële dierenarts worden uitgevoerd. Een officiële dierenarts is een dierenarts verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit. 198 LNV Visserijwet Regeling Aquicultuur art. 26 Artikel 26: inschrijving handelaren in register 199 LNV Visserijwet Regeling Aquicultuur art. 33 Artikel 33: inschrijving handelaren in register 200 LNV Visserijwet Regeling Aquicultuur art. 42.6 Artikel 42, zesde lid: inschrijving handelaren in register 201 LNV Visserijwet Regeling Aquicultuur art. 58 Artikel 58: inschrijving handelaren in register 202 LNV Visserijwet Regeling Aquicultuur art. 63 Artikel 63: inschrijving handelaren in register 203 LNV Visserijwet Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen art. 4 Artikel 4: registratieverplichting 204 LNV Visserijwet Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen art. 5 Artikel 5: ordentelijk en gedurende 2 jaar bewaren van gegevens bedoeld in artikel 4 van de regeling (zie elders in overzicht) 205 LNV Diergenees- middelenwet Dierg. middwet art 2, 3, 4 aanwijzing van onderzoeksinstituten 206 LNV Diergenees- middelenwet Dierg. middregeling art 2, 3 (registratie) Art. 2 en 3 Dgmregeling: Er is een Commissie Registratie Diergeneesmiddelen die de minister adviseert over registratie. De Commissie kan indien zij dit nodig acht met het oog op de advisering onderzoek laten verrichten door een aantal in art. 3 genoemde instituten. 207 LNV Diergenees- middelenwet Dierg.middwet art 57 lid 1 Het vergunningvereiste is het aanwijzen van onderzoeksinstituten 208 LNV Diergenees- middelenwet Dierg.middregeling art 100 (aangewezen instelling) Art. 100 Dgmreg: bevat de aanwijzingen van 6 instellingen die onderzoek doen ihk art 57, lid 1 209 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 art 2, 4, 8 lid 2, 15 Art. 2: Tot de uitoefening van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 4: Bij of krachtens amvb kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toelating tot de diergeneeskunde in beperkte omvang (paraveterinaire). Art. 8, lid 2: Het is verboden aan anderen dan paraveterinairen in het openbaar aan te kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen in hun hoedanigheid (titelbescherming) Art. 15: Bij uitoefening van diergeneeskunde in beperkte omvang moet zorgplicht in acht worden genomen. 210 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Wet op de uitoefening van de diegeneeskunde 1990 art 2, 3, 8 lid 1, 9, 14 Art. 2: Tot de uitoefening van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 3: Minister kan personen die buiten NL bevoegdheid tot uitoefening diergeneeskunde hebben tot de uitoefening van de diergeneeskunde toelaten. Art. 8, lid 1: Het is anderen dan dierenartsen verboden aan te kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen ed. (titelbescherming) Art. 9: Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen Art. 14: Bij uitoefening van diergeneeskunde moet zorgplicht in acht worden genomen. 211 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Besluit paraveterinairen art 2, 3 Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor dierfysiotherapeuten Art. 3: Aan een toelating wordt het voorschrift verbonden dat dierfysio slechts toegepast mag worden op verwijzing van dierenarts 212 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Besluit paraveterinairen art 6, 7, 9, 10 Besluit paraveterinairen: Art. 6: toelatingseisen embryotransplanteur/winner Art. 7: voorschrift dat de dienstverlening van embryotransplanteurs/winners slechts geschiedt op aanwijzing en controle van een dierenarts Art. 9: toelatingseisen dierenassistent Art. 10: voorschrift dat de dienstverlening van dierenartsassistente slechts geschiedt op aanwijzing en controle, of onder leiding van een dierenarts 213 LNV Wet uitoefening diegeneeskunde Besluit en regeling paraveterinairen besluit art 6, 9, regeling art 15, 18, 19 lid 3, (beroepskwalificaties) Het betreft de toelatingseisen voor de embryotransplanteur/winner. 214 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Besluit en regeling paraveterinairen besluit art 2, regeling art. 2, 19 lid 3 (bewijsstukken) Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor dierfysiotherapeuten Regeling paraveterinairen: Art 2: beroepskwalificaties dierfysio’s Art. 19, lid 3: vereiste bewijsstukken bij aanvraag. 215 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Regeling aanmelding tot uitoefening der diergeneeskunde art 9 (registratie) (Art. 9 WUD: Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen) De regeling stelt eisen voor de aanvraag tot registratie als dierenarts. 216 LNV Wet uitoefening diergeneeskunde Regeling toelating onderdanen EEG -Is tot uitoefening van de diergen. art 1 t/m 6 De regeling regelt de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties van dierenartsen uit andere lidstaten. 217 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gwwd art 41 lid 1 (verbod toelaten dieren) jo 107 De bepaling bevat vereisten die binnen het toepassingsbereik van artikel 9 vallen, namelijk de ontheffingsmogelijkheid op het verbod om dieren die een ingreep hebben ondergaan toe te laten in tentoonstellingen, keuringen en wedstrijden. 218 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gzwwd art 40 lid 1 (verbod lich. Ingrepen jo 107 Artikel 40, eerste lid,: het is verboden een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, waarbij een deel of delen van het lichaam wordt of worden verwijderd of beschadigd. Artikel 107: De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. 219 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gzwwd jo Vrijstellingsregeling art 44 lid 4 t/m 8 jo art. 9 vrijstellingsregeling Artikel 44, vierde tot en met achtste lid Gwwd jo artikel 9 Vrijstellingsregeling dierenwelzijn: Op grond van artikel 44, vierde tot en met achtste lid moet een slachtinrichting zijn aangewezen om ritueel te mogen slachten. Slachtinrichtingen dienen hiertoe een aanvraag in. Het aanvraagformulier moet vergezelt gaan van een verklaring, waaruit blijkt dat er daadwerkelijk behoefte is aan het vlees van de ritueel te slachten dieren. Artikel 9 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn stelt inrichtingen die ritueel wensen te slachten vrij van de plicht om een aanvraag voor een aanwijzing en een behoefteverklaring in te dienen, onder voorwaarde dat de inrichting het voornemen van ritueel slachten meldt bij de Minister van LNV 220 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gzwwd art 61 jo 107(dierengevechten) Artikel 61: het is verboden dierengevechten te organiseren.Artikel 107: De minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. 221 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gzwwd jo Besluit bio-technologie bij dieren art 66 jo art 11a besl biotech Artikel 66 Gwwd: Het is zonder vergunning verboden: a. het genetisch materiaal van dieren te wijzigen op een wijze die voorbij gaat aan de natuurlijke barrières van geslachtelijke voortplanting en van recombinatie; b. biotechnologische technieken bij een dier of een embryo toe te passen; c. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen aan een dier van bij de maatregel aangewezen soort en of categorieën van dieren toe te dienen, die het functioneren van een dier veranderen of d. dieren of producten van dieren waarbij handelingen als bedoeld in de onderdelen a tot en met c zijn toegepast, te vervaardigen, te vervoeren, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, te verkopen, te kopen, ten verkoop in voorraad te hebben, zich ervan te ontdoen of binnen Nederland te brengen. Artikel 11a Besluit biotechnologie bij dieren: Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, wordt verleend voor handelingen met betrekking tot dieren of dierlijke embryo’s, indien die handelingen of toepassingen daarvan niet zijn gericht op doeleinden van algemeen maatschappelijk belang. 222 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Kalverenbesluit en Gwwd art 5, 6, 8, 9, 10 jo art. 107 Indien de kalveren zijn gehuisvest in een stal met ligboxen, is het aantal ligboxen ten minste gelijk aan het aantal kalveren etc. 223 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit ritueel slachten art. 8, lid 2 en 3 jo. art. 9 lid 1 Artikel 8, tweede en derde lid: 2. Runderen worden gefixeerd door middel van een toestel dat is voorzien van een tijd-mechanisme dat gedurende 45 seconden na het bedienen daarvan, de opheffing van de fixatie onmogelijk maakt; dit mechanisme wordt onmiddellijk na het toebrengen van de halssnede in werking gesteld. 3. Schapen en geiten worden gefixeerd met behulp van een burrie door tenminste twee personen, of met behulp van een fixatietoestel door tenminste één persoon; na het toebrengen van de halssnede blijven schapen en geiten gedurende tenminste dertig seconden gefixeerd in de positie die de dieren innamen op het moment van het toebrengen van de halssnede. Artikel 9, eerste lid: Het toebrengen van de halssnede gebeurt met een vlijmscherp mes door een persoon die niet tevens belast is met het fixeren van de dieren. 224 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit ritueel slachten art. 3,4,6,7, 8 lid 1 en art.9, lid 2 Artikel 3: Bij het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, slachten of doden wordt de dieren elke vermijdbaar lijden of vermijdbare verwondingen of kneuzingen bespaard. Artikel 4: Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, slachten of doden van dieren wordt uitgevoerd door personen die de nodige kennis en vaardigheden bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren. Artikel 6: Eisen aan de instrumenten waarmee wordt geslacht en de ruimte waarin wordt geslacht Artikel 7: Dieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig ondergebracht overeenkomstig bijlage A bij richtlijn 93/119/EG Artikel 8, eerste lid: Dieren worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B bij richtlijn 93/119/EG Artikel 9, tweede lid: Dieren worden bij het verbloeden behandeld overeenkomstig bijlage D bij richtlijn 93/119/EG 225 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Gwwd jo Besluit ritueel slachten art. 5, 8, lid 2 en 3, art. 9 lid 1 en 3 jo. Art. 107 Gwwd Het gaat om een ontheffingsmogelijkheid van de vereisten die in acht moeten worden genomen bij het ritueel slachten. 226 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit ritueel slachten art. 5 en art. 9 lid3 Artikel 5: Dit artikel bepaalt dat het onbedwelmd slachten van dieren geschied overeenkomstig de door de keuringsdierenarts of keurmeester gegeven aanwijzingen. Daarnaast wordt in dit artikel geregeld dat naast de bij de slachthandeling betrokken personen en de personen die tijdens de slachthandelingen de israëlitische en islamitische ritus verrichten, ten hoogste één persoon bij het slachten aanwezig mag zijn. Artikel 9, derde lid: Bij schapen, geiten en pluimvee worden ten minste gedurende 30 seconden en bij runderen ten minste gedurende 45 seconden na het aanbrengen van de halssnede geen verdere slachthandelingen verricht. 227 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Kalverenbesluit art. 2, 3, 4, 7 Artikel 2, 3, 4, 7: eisen die aan de huisvesting van kalveren worden gesteld 228 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Kalverenbesluit art. 11 Artikel 11: invoer vanuit een derde land van kalveren die vanuit Nederland voor het eerst naar de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, worden gebracht, is slechts toegestaan indien de kalveren vergezeld gaan van een geldig, door de bevoegde autoriteit van dat derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 91/629/EEG. 229 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit voortplantingstechnieken bij dieren jo art. 107 GWWD art. 3, lid 2 jo. Art. 107 GWWD Artikel 3, tweede lid: Het is verboden om anders dan als beroep eicellen en embryo’s te winnen en in te brengen. Artikel 107 Gwwd: De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen. 230 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit voortplantingstechnieken bij dieren art. 5 lid 1 en 2 jo. Art. 107 GWWD Het is verboden sperma te winnen door middel van elektrische prikkeling, tenzij één van de uitzonderingen als genoemd in het Besluit voortplantingstechnieken van toepassing is dan wel er ontheffing is verleend 231 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Besluit voortplantingstechnieken bij dieren jo, art. 107 GWWD art. 3 lid 1 Artikel 3, eerste lid: voortplantingstechnieken worden toegepast op zodanige wijze dat het bij het dier niet onnodig pijn, letsel, stress of ander ongerief veroorzaakt. 232 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Ingrepenbesluit art. 2 , lid 1 onder q Artikel 2, eerste lid, onderdeel q: het door vijlen of knippen verkleinen van de hoektanden van biggen is toegestaan tot de leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de uiers van zeugen of de oren of staarten van andere varkens worden verwond wanneer de ingreep niet is toegepast, en onder de voorwaarde dat de tanden glad en intact blijven. 233 LNV Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Ingrepenbesluit in samenhang met Vrijstellingsregeling dierenwelzijn art. 2, 3,4 besluit jo art. 1 en 2 vrijstellingsregeling Artikel 2 van het Ingrepenbesluit en artikelen 1 en 2 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn. In dit artikel worden ingrepen aangewezen waarvoor het in artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren opgenomen verbod om lichamelijke ingrepen bij dieren te verrichten niet geldt. Aan het verrichten van een aantal ingrepen worden wel voorwaarden verbonden, nl. in: artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e, f, g, h, j, l, o, r, t, x, tweede en derde lid, van het Ingrepenbesluit artikel 3 van het Ingrepenbesluit artikel 4 van het Ingrepenbesluit. artikelen 1 en 2 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn. Artikel 3 Ingrepenbesluit: Ingrepen worden uitgevoerd op zodanige wijze dat bij het dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig is in zijn functioneren wordt belemmerd. 234 LNV Wet bodembescherming Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52) Art. 2: Art. 2: Een laboratorium moet zijn erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en inspectie-instellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een accreditatie. 235 LNV Wet bodembescherming Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52) Art. 3 Art. 3: Een onderzoekslaboratorium moet zijn geregistreerd bij de Rijkstoezichthouder. Dat is de directeur van het Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten (RIKILT). 236 LNV Wet bodembescherming Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52) Artikel 5 en bijlage I Artikel 5 en bijlage I: bemonstering en analyse moet plaatsvinden volgens de voorgeschreven methode in de bijlage. In deze bijlage wordt veelvuldig verwezen naar NEN normen die moeten worden toegepast 237 LNV Wet bodembescherming Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen (5.52) Artikel 6 en 7 Artikel 6 en 7: Onderzoekslaboratorium moet rapport opstellen waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen. 238 OCW Monumentenwet 1988 Monumentenwet 1988 artikel 45 Een opgravingsvergunning is vereist. 239 OCW Monumentenwet 1988 Monumentenwet 1988 artikel 49 Opgraving door wetenschappelijke instelling 240 OCW Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Artikelen 1.11, 1.12 en 1.12a Accreditatie behelst een procedure die voor een dienstverrichter de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie (het NVAO) stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele beslissing over het mogen aanbieden van hoger onderwijs dat tot wettelijk erkende graden leidt. 241 OCW Wet kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming buitenlandse kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang, Regeling wet kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang Wet kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming buitenlandse kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang, Regeling wet kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang Wet kinderopvang: artikelen 45, 47, 49 50, 51, 56 (en 55, NL taal) Het is binnen de kaders van de WKO aan iedereen toegestaan een kindercentrum of gastouderbureau te exploiteren. Om te bewerkstelligen dat houders aan alle wettelijke vereisten voldoen, is het noodzakelijk dat kindercentra en gastouderbureaus bekend zijn bij de toezichthouder. Om die reden dient iemand die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, daarvan melding te doen bij de gemeente (artikel 45 WKO). Na melding zal ingevolge artikel 62 WKO binnen een bepaalde termijn, onderzocht moeten worden of de voorgenomen exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden i.o.m.de wet. 242 V&W Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren gehele wet Het is verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren. 243 V&W Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren Uitvoeringsbesluit art.1, derde lid WVO gehele besluit Uitwerking van bovenstaand verbod. 244 V&W Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering artikelen 5-18 Artikelen 5-8, bevattende algemene bepalingen mbt het lozen tbv bodemsanering, artikelen 9-11, bevattende overeenkomstige algemene bepalingen mbt het lozen tbv proefbronneringen, artikelen 12-14, bevattende algemene bepalingen betreffende het bepalen van volume- of gehaltebepalingen, Artikelen 15- 18 bevattende de plicht tot voorafgaande melding van voorgenomen lozingen 245 V&W Wet verontreiniging zeewater Wet verontreiniging zeewater, Besluit ex art. 3 Wvz, Meldingenbesluit ex art. 6a Wvz artikel 6a Wvz en Meldingenbesluit De Wvz en zijn gedelegeerde regelingen voorzien in een absoluut verbod op het lozen van in het besluit ex artikel 3 aangeduide afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in de zee. Voor de lozing van andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen geldt een verbod behoudens ontheffing. De Wvz vormt de implementatie van verschillende verdragen, met name het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62). Dit verdrag is goedgekeurd door de EG. EG is ook partij bij dit verdrag .De Wvz bevat één bepaling die niet door verdragen is ingegeven: artikel 6a. Dit artikel is ook niet volledig te baseren op de kaderrichtlijn water omdat het ook op de zee buiten de territoriale wateren betrekking heeft. Daarom zijn enkel artikel 6a en het daarbij behorende meldingenbesluit gescreend 246 V&W Wet op de waterhuishouding Wet op de waterhuishouding en Uitvoeringsregeling waterhuishouding Artikel 12 Wwh en uitv.reg. Wh Artikel 12 schrijft voor dat degenen die water af- of aanvoert, loost in of onttrekt aan oppervlaktewateren waarover hij niet het beheer voert dat moet melden. In bepaalde gevallen moet hij de betrokken hoeveelheden water meten en opgave doen van de meetgegevens. 247 V&W Wet op de waterhuishouding Wet op de waterhuishouding en Uitvoeringsregeling waterhuishouding Artikel 24 Wwh en uitv.reg. Wh Artikel 24 voorziet in aan te wijzen gevallen in een verbod voor lozen in of onttrekken aan oppervlaktewater zonder vergunning. Deze aanwijzing kan enkel betreffen de lozing etc. die van nadelige invloed kunnen zijn op de peilregeling, de grondwaterstand of de waterbeweging, dan wel indien ze de kwantiteitsbeheerder kunnen noodzaken tot bijzondere beheersmaatregelen. Vergunningverlener is de kwantiteitsbeheerder, te weten de Minister van Verkeer en Waterstaat of de waterschappen. 248 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit art. 2 Wod jo. art. 10 Dierproevenbesluit Een vergunninghouder is verplicht om (aspecten van) dierproeven en proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de dienstverrichter aan deze eisen voldoen. 249 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit art. 2 jo art. 11a Wod jo. art. 11a Dierproevenbesluit Artikel 11a bepaalt dat het verboden is dieren te fokken of af te leveren met het oog op dierproeven zonder vergunning van Onze Minister. 250 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit art. 10a, 10c, 18a tot en met 18 g Wod jo. art. 2a Dierproevenbesluit Artikel 10a bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten indien niet tevoren een advies is uitgebracht door een dierexperimentencommissie. Advies wordt uitgebracht op basis van onderzoeksplan. 10c stelt dat het verboden is een proef te verrichten anders dan op basis van het onderzoeksplan. In de artikelen 18a tot en met 18g Wod worden vervolgens regels gegevens omtrent de erkenning van dierexperimentencommissies door de Minister. 251 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven art. 10, 10b, 10d, 10e, 11, 16 Wod Artikel 10 bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten voor een doel dat, naar de algemeen kenbare, onder deskundigen heersende opvatting, ook kan worden bereikt anders dan door middel van een dierproef, of door middel van een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden of minder ongerief wordt berokkend dan bij de in het geding zijnde proef het geval is en waarvan het belang niet opweegt tegen het ongerief dat aan het proefdier wordt berokkend. Het tweede lid bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten door middel van LD50/LC50 test-methoden. Hiervan kan van Onze Minister vrijstelling worden verleend indien wordt aangetoond dat voor deze methode geen alternatief aanwezig is. Artikel 10b bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten waarbij het dier zeer ernstig ongerief kan worden berokkend, indien de proef niet van belang is voor de essentiële behoeften van mens of dier. Artikel 10d bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten voor het ontwikkelen van nieuwe danwel het testen van bestaande cosmetica waarvoor regels zijn vastgesteld op grond van de Warenwet. Artikel 10e bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten waarbij gebruik wordt gemaakt van chimpansees, bonobo’s, orang-oetans of gorilla’s. Artikel 11 bepaalt dat het verboden is proeven te verrichten op dieren die niet in de inrichting van de betrokkene gefokt zijn, of rechtstreeks afkomstig zijn van een andere inrichting waarin, uitsluitend of in hoofdzaak met het oog op dierproeven of wetenschappelijk onderzoek, dieren worden gefokt of tot zodanig doeleinde worden gebruikt. 252 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven, Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit art. 12, 13, 15 en 16 Wod jo. art. 2 Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit Betreft regels omtrent zorg voor dieren, bijhouden aantekeningen, bepaalde handelingen alleen door gekwalificeerd personeel etc. 253 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Dierproevenbesluit en de Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit art. 9 en 14 Wod jo. art. 2,3 en 5 Dierproevenbesluit en art. 1 en 1a Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit Je moet aan een Nederlandse universiteit gestudeerd hebben om dierproeven te mogen doen. 254 VWS Wet op de dierproeven (Wod) Wet op de dierproeven, Dierproevenbesluit, Regeling registratie proefdieren en dierproeven artikel 9 WOD, artikel 10 Dierproevenbesluit en artikel 1 Regeling Een vergunninghouder is namelijk verplicht om (aspecten van) dierproeven en proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de dienstverrichter aan deze eisen voldoen. 255 VWS Tabakswet Regeling tabaksreclame art. 1, 2, 3, 4 en 5 Het gaat om het verbod op tabaksreclame. 256 VWS Warenwet Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en nadere regels attractie en speeltoestellen artikel 3a, 15,16 en 20 De eis dat voor attractie- en speeltoestellen een certificaat of merk van goedkeuring moet worden afgegeven door een aangewezen instelling is noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid van (met name) kinderen. De bepaling is evenredig, want gaat niet verder dan nodig is en het nodig hebben van een merk van goedkeuring is een uitstekend middel om de volksgezondheid en de veiligheid van (met name) kinderen te beschermen. Een controle achteraf zou te laat komen, omdat dan al ongevallen met attractie- en speeltoestellen plaats kunnen hebben gevonden. Een controle vooraf is daarom de beste manier om eventuele schade te voorkomen. Toevoeging: keuringsinstantie moet in NL gevestigd zijn, is in Brussel discussie gaande of je deze eis niet toch mag stellen. Zaak Cie/Oostenrijk. 257 VWS Warenwet Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en nadere regels attractie en speeltoestellen artikel 8, 10, 10a, 11, 12, 13, 19 Voor eenvoudige attractietoestellen en speeltoestellen moeten een type-keuring zijn afgegeven alvorens ze mogen worden verkocht (artikel 8 t/m 13 van het besluit). Deze keuringen mogen slechts worden uitgevoerd door instanties die daarvoor door de Minister van VWS zijn aangewezen (artikel 9 en 19 van het besluit). Eén van de vereisten voor aanwijzing als keuringsinstantie is een zetel of vestiging in NL (artikel 19, eerste lid, onder b). 258 VWS Warenwet Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen artikel 6d lid 1 onder b De certificeringverplichtingen zijn een één op één implementatie van richtlijn 89/686/EEG. Die bepaling wordt verder dan ook niet gescreend. Maar in het besluit zit een nationaal kopje, te weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen keuringsinstanties (artikel 6 d van het Besluit). De bepaling dat keuringsinstellingen een zetel of vestiging in Nederland moeten hebben, is problematisch in het licht van de zaak Commissie/Oostenrijk. Zulke vestigingseisen worden door het Hof niet toegestaan. Interdepartementaal is afgesproken om op een reactie van de Commissie te wachten voor wat betreft deze vestigingseisen. 259 VWS Warenwet Warenwetregeling persoonlijke beschermingsmiddelen artikel 3 Dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in een andere door certif.instituut aanvaarde taal. 260 VWS Warenwet Warenwetbesluit machines artikel 6g besluit en 2b regeling Betreft Europese implementatie, maar bevat nationale koppen: te weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen keuringsinstanties (artikel 6g van het Warenwetbesluit machines) en de eis dat een certificaat van goedkeuring wordt afgegeven indien er wordt voldaan aan de eisen, omschreven in de desbetreffende certificatieschema’s van de Stichting Toezicht Verticaal Transport te Bennekom (artikel 2b, eerste lid van de Warenwetregeling machines). 261 VWS Warenwet Warenwetregeling artikel 4 Dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in een andere door certif.instituut aanvaarde taal. 262 VWS Warenwet Warenwetbesluit Tatoeeren en piercen artikel 24 Warenwet en artikelen 3,6,9 Besluit In het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen (op grond van artikel 24 Warenwet) worden aan de dienstverrichter de volgende bijkomende eisen gesteld:vergunning MinVWS, en moet zodanig werken dat geen risico voor veiligheid of gezondheid van de mens ontstaat. 263 VWS Anti-dopingbeleid n.v.t. n.v.t. De dienst “sport” mag pas uitgevoerd worden na een controle. Dit valt onder het Europeesrechtelijke begrip vergunning. 264 VWS Quarantainewet Quarantainewet artikelen 19 - 22 De gezagvoerder die weet of vermoedt, dat in zijn middel van vervoer bij aankomst in Nederland personen aanwezig zijn, die afkomstig zijn uit een besmette kring of lijden aan, dan wel verdacht worden gevaar op te leveren voor verspreiding van een quarantainabele ziekte, dragen zorg, dat hiervan onverwijld mededeling wordt gedaan aan de burgemeester van de gemeente, waar het vervoermiddel zich bevindt. 265 VWS Infectieziektenwet Infectieziektenwet artikel 25 Het gaat om voorkomen verspreiding infectieziekten als bv SARS. Bevat geen tekst van artikel. Uit motivatie in fiche: Voor het nemen van dwangmaatregelen door de overheid bestaat slechts aanleiding wanneer het gevaar dreigt dat een ziekte ernstige schade kan toebrengen aan de volksgezondheid, terwijl dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend. De maatregel dat een burgemeester een persoon die een gevaar oplevert voor de verspreiding van bepaalde infectieziekten een verbod kan opleggen beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten, die een ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte, is geschikt om de volksgezondheid te beschermen. Het moet gaan om een ernstig risico en indien dat risico zich voordoet, is er geen minder beperkende maatregel denkbaar ter bescherming van de volksgezondheid. Tevens staat het belang van de bescherming van de volksgezondheid in verhouding tot de maatregel van het opleggen van een verbod tot het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden. 266 VWS Drank- en Horecawet Drank- en Horeacwet en Regeling aanvraagformulieren Drank- en Horecawet Artikelen 3,4,5,7 wet en artikelen 2,3 en 4 Regeling Het gaat om eisen die aan dv gesteld worden ivm verkoop/schenken van alcohol (sociale hygiene). 267 VWS Drank- en Horecawet Drank- en Horeacwet en Besluit kennis en inzicht Hygiene Drank- en Horecawet artikelen 8 lid 4 wet en artikelen 1 en 2 Besluit Sociale hygiene eisen: er moeten voldoende leidinggevenden in sportkantines ed aanwezig zijn die verstand hebben van alcohol en gevaren etc. anders mag geen alcohol geschonken worden. 268 VWS Drank- en Horecawet Drank- en horecawet en Besluit eisen inrichting Drank- en Horecawet Artikel 10 wet en artikel 2 Besluit Op grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet worden in het belang van verantwoord verstrekken van alcoholhoudende dranken bij algemene maatregel van bestuur eisen gesteld aan inrichtingen waarin het horeca- of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze eisen dienen als waarborg dat alcohol uitsluitend in een verantwoorde omgeving wordt verstrekt. Hiermee wordt het belang van de volksgezondheid en de de openbare orde beschermd. 269 VWS Drank- en Horecawet Drank- en Horecawet Artikelen 12 - 22, 24 en 25 Deze artikelen bevatten allerlei regels die betrekking hebben op de vraag waar, wanneer en aan wie en door wie alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. In de artikelen 12 tot en met 14 wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen horecabedrijven, waarin alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, en slijtersbedrijven, waarin sterke drank wordt verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse. 270 VWS Drank- en Horecawet Drank- en Horecawet Artikel 23 Alleen het derde lid van artikel 23 valt onder de reikwijdte van artikel 9. Dit lid biedt namelijk de mogelijkheid bij gemeentelijke verordening vooraf – dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning – voorschriften en beperkingen aan de vergunning te verbinden. 271 VWS Drank- en Horecawet Drank- en Horecawet Artikel 35 Deze bepaling bepaalt namelijk dat de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing kan verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod. Deze eis valt onder het Europeesrechtelijke begrip vergunning, want er moet een aanvraag worden gedaan om een ontheffing van een verbod te krijgen. 272 VROM Wet Milieubeheer Regeling beheer Elektrische en elektronische apparatuur Art. 9, leden 1 en 2 Art. 9, leden 1 en 2 van de regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Lid 1 bepaalt dat het bevoegd gezag zodanige voorschriften verbindt aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat ten minste de selectieve behandeling van materialen en onderdelen bedoeld in bijlage II bij richtlijn 2002/96/EG wordt gerealiseerd en waarbij de verwerking tenminste omvat het verwijderen van alle vloeistoffen. Lid 2 bepaalt dat het bevoegd gezag zodanige voorschriften verbindt aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat de technische voorschriften van Bijlage III bij richtlijn 2002/96/EG worden gerealiseerd. 273 VROM Wet Milieubeheer Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) art. 2 t/m 7 artt. 2 t/m 7 bevatten een nadere regeling van de 'Lijst van inzamelaars' a.b.i. Art. 10.45, derde lid, van de Wet milieubeheer, welke eis alleen geldt voor beroepsmatige inzameling van bedrijfsmatige- en gevaarlijke afvalstoffen. Art. 6 eist dat de inzamelaar tijdens het inzamelen een gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit blijkt dat hij op de lijst staat, aanwezig moet hebben. Art. 7 bepaalt dat een beschikking tot vermelding op de lijst van inzamelaars voor 5 jaar wordt afgegeven. 274 VROM Wet milieubeheer Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) Art. 9 onder a Art. 9, onder a Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van afgewerkte olie categorie I of II, m.u.v. afgewerkte olie afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt de onderwerpen die in de aanvraag moeten worden opgenomen en bepaalt dat de minister een aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier met de van toepassing zijnde regelgeving en de daarbij behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling afgewerkte olie. Artikel 11 van het Besluit, het aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), een vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, de verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen, vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse. 275 VROM Wet milieubeheer Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) Art. 9 onder b Art. 9, onder b Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van klein gevaarlijk afval, m.u.v. klein gevaarlijk afval afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt dat de minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier met alle relevante regelgeving en de daarbij behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling klein gevaarlijk afval en/of afgewerkte olie in kleinverpakking. Art. 11 Besluit en het aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen en vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen, de beschikkingsmacht over deze voertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse. 276 VROM Wet milieubeheer Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) Art. 9 onder c Art. 9, onder c Besluit inzamelen afvalstoffen vereist vergunning voor inzamelen van scheepsafvalstoffen. Art. 10 van het Besluit noemt onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt dat de minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat het aanvraagformulier, de richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling scheepsafval en de toepasselijke regelgeving opgenomen. Art. 11 Besluit en het aanvraagformulier met de bijbehorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen, vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen en inzamelvaartuigen, de beschikkingsmacht over deze voer- en vaartuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse. 277 VROM Wet milieubeheer Richtlijn opstellen administratieve organisatie en interne controle (valt onder aanvraag ex art 3, lid 2 Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen 1.7) Art. 9 Richtlijn AO en IC Deze richtlijn bevat eisen aan de aanvraag om vergunning ex art. 9, sub a, b of c Besluit inzamelen afvalstoffen. Richtlijn staat met aanvraagform op website SenterNovem. De gestelde eisen aan de AO&IC zijn de volgende. Een beschrijving geven van de tijdens het inzamelproces uitgevoerde meng- of opbulkhandelingen, een risicoanalyse met beschrijving beheersmaatregelen, een beschrijving van meet- en registratiepunten (met periodiek geijkte voorziening ter bepaling van hoeveelheid en verplichte monsternames), beschrijving van interne organisatie met functiescheiding, bewaarplicht voor geregistreerde gegevens, beschrijving van de administratieve organisatie, beschrijving van goederenadministratie, beschrijving van de interne controle van werkprocessen, beschrijving van monitoringactiviteiten. 278 VROM Wet Milieubeheer Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) juncto Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de Regeling Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de Regeling. Deze artt. bepalen dat de artt. 2 t/m 7 en 12 lid 1, 2 en 5 van het Besluit inzamelen afvalstoffen (betreffende de lijst van inzamelaars) van overeenkomstige toepassing zijn op de vermelding van een vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars en geven voorts de criteria waaraan een aanvraag moet worden getoetst. De rechtsgrondslag hiervoor wordt gevormd door art. 10.55 Wm voor vervoerders, handelaars en bemiddelaars. NB. Voor vervoerders is een apart formulier ingevuld onder het Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) 279 VROM Wet Milieubeheer Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen (1.29) Art. 2 t/m/ 7 art. 2 t/m 7 waarin wordt aangegeven in welke gevallen de verplichting ingevolge artikel 10.40, eerste lid, Wm van toepassing is. Het betreft de ontvangst- en afgiftemelding van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Voor de categoriën van gevallen die niet in art. 2, lid 2, van het besluit worden aangewezen, voorziet het derde lid van deze bepaling in een registratieplicht. 280 VROM Wet Milieubeheer Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.29) artt. 8-9 artt. 8-9 betreft een afvalstroomnummer hetwelk onder meer nodig is voor de ontvangstmelding ingeval van inzameling of verwerking van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen a.b.i. Art. 10.37, tweede lid, Wm. Dit nummer bestaat uit een unieke aanduiding die verwijst naar een aantal gegevens die de afvalstroom kenmerken: de ontdoener, de locatie van herkomst, de verwerker, de locatie van ontvangst, de inzamelaar en de code van de afvastoffenlijst en de gebruikelijke naam van de afvalstoffen. 281 VROM Wet Milieubeheer Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval (1.33) Art. 3 en 4 en de bijlage bij het Besluit art. 3 en 4 en de bijlage bij het Besluit. In deze bepalingen worden eisen geformuleerd die worden gesteld aan het bewerken van bouw- en sloopafval met een mobiele puinbreker. Het bewerken dient plaats te vinden in de directe nabijheid van de plaats waar het afval vrijkomt gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 3 maanden.verbod bouw- en sloopafval te bewerken dat afkomstig is van buiten de locatie of inrichting waar mobiele puinbreker in werking is. Verplichting 15 resp 2 werkdagen voor aanvang werkzaamheden dit te melden aan Burgemeester en wethouders. Bijlage bevat voorschriften over niveau geluid en trilling, lucht, licht, bodembescherming. Afdekplicht transportvoertuigen, bijhouden registratie, automatische weegeenheden op mobiele puinbreker, opslag gevaarlijke stoffen, afleveren van brandstof en voorschriften betreffende de bedrijfsvoering (schoonmaak en onderhoud, inspectie en onderhoudssysteem voor mobiele puinbreker, de instructie van personeel en het bewaren van documenten). 282 VROM Wet Milieubeheer Besluit Stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen(1.39) artt. 11b-11d artt. 11b-11d van het besluit bepalen dat aan een vergunning ex art. 8.1 WM voor een stortplaats, voorschriften worden verbonden inhoudende een verbod afvalstoffen te accepteren die niet zijn behandeld dan wel niet voldoen aan de in bijlage I bij het Besluit opgenomen criteria voor acceptatie. Het verbod geldt niet t.a.v. inerte afvalstoffen en andere afvalstoffen indien de behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen van het storten voor milieu of volksgezondheid. Het bevoegd gezag kan voorschriften en beperkingen aan de vergunning verbinden. 283 VROM Wet Milieubeheer Besluit Stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (1.39) art. 11e art. 11e van het besluit bepaalt dat het bevoegd gezag aan een vergunning ex 8.1 WM voor een inrichting voor de opslag van afvalstoffen, het voorschrift verbindt dat opslag van afvalstoffen is toegestaan voor een termijn van maximaal 1 jaar. Indien vergunninghouder aantoont dat de opslag wordt gevolgd door nuttige toepassing van afvalstoffen, kan het bevoegd gezag aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de opslag voor een termijn van ten hoogste 3 jaar is toegestaan. 284 VROM Wet Milieubeheer Besluit verbranden afvalstoffen Art. 5 Art. 5 van het besluit legt degene die inrichting met verbrandingsinstallatie drijft aantal plichten op alvorens de afvalstoffen in ontvangst mogen worden genomen (o.a. monsterneming). In art. 6 t/m 10 van het besluit wordt een nadere regeling gegeven van de voorwaarden en beperkingen die aan de inrichtingsvergunning (moeten) worden verbonden.In de Bijlage bij het besluit zijn emissie-eisen, meetvoorschriften en overige voorschriften opgenomen. 285 VROM Wet Milieubeheer Besluit beheer autowrakken (1.59) art. 5, lid 1 t/m 4 art. 5, lid 1 t/m 4 Besluit geeft aan dat de in de bijlage genoemde voorschriften dienen te worden verbonden aan vergunningen voor het drijven van een inrichting voor het opslaan of voor het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van wrakken. 286 VROM Wet Milieubeheer Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen artt. 2 en 3 De artt. 2 en 3 van de Regeling bepalen op welke wijze financiële zekerheid kan worden gesteld. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van art. 27 EVOA. 287 VROM Wet Milieubeheer Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen De artt.4 en 4A De artt.4 en 4A van de Regeling bepalen in welke gevallen de kennisgever aan de kennisgeving een afschrift van het contract met de ontvanger moet bijvoegen en aan de Minister moet zenden. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de EVOA. 288 VROM Wet Milieubeheer Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen Art. 5 Art. 5 van de Regeling bepaalt dat in een aantal in de EVOA bepaalde gevallen de overbrenging van afvalstoffen vergezeld dient te gaan van een exemplaar van het begeleidend document. De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de EVOA. 289 VROM Wet Milieubeheer Regeling EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen Art. 6 Art. 6 van de Regeling bepaalt dat een afschrift van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen door de kennisgever en ontvanger ten minste 5 jaar bewaard dient te worden. Overigens is deze regeling per 12 juli 2007 ingetrokken en vervangen door de regeling EG-verordening overbrenging afvalstoffen die separaat wordt genotificeerd. 290 VROM Wet Milieubeheer Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72) art. 2, lid 1 art. 2, lid 1, van de Regeling bepaalt dat de registratie die in art. 2, lid 3, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen is verplicht gesteld, elektronisch dient te geschieden, overzichtelijk in beeld moet kunnen worden gebracht en ter plaatse kan worden geprint. 291 VROM Wet Milieubeheer Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72) art. 2, lid 2 art. 2, lid 2, van de Regeling bepaalt dat een persoon als bedoeld in art. 8, lid 2 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de in het eerste lid van artikel 2 van de Regeling bedoelde gegevens op zodanige wijze dient te registreren dat een relatie kan worden gelegd tussen tussen het afvalstroomnummer en de persoon/personen bij wie met gebruikmaking van dat nummer bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen zijn ingezameld. 292 VROM Wet Milieubeheer Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72) art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling alsmede de in de bijlage bij de Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3 art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling alsmede de in de bijlage bij de Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 3 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 1 opgenomen formulier. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 4 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 2 opgenomen formulier. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 6 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 3 opgenomen formulier. 293 VROM Wet Milieubeheer Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72) art. 3, lid 1 art. 3, lid 1, van de Regeling bepaalt dat degene die een melding doet als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, Wm, daarbij tevens het bedrijfsnummer van zijn bedrijf vermeldt en dat van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn en (indien van toepassing) van degene die de afvalstoffen heeft vervoerd of ingezameld en van degene die tot het vervoer van de afvalstoffen opdracht heeft gegeven. 294 VROM Wet Milieubeheer Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (1.72) art. 3, lid 2 art. 3, lid 2, van de Regeling alsmede het door Senter Novem opgestelde en door de minister goedgekeurde reglement. Art. 3, lid 2, van de Regeling bepaalt dat meldingen als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid en 10.38, derde lid, Wm die langs elektronische weg worden gedaan, in overeenstemming dienen te zijn met een door de meldingsinstantie op te stellen reglement dat is goedgekeurd door de minister. 295 VROM Wet Milieubeheer regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen (1.78) artt. 2-4 In artt. 2-4 van het besluit wordt degene die een inrichting drijft voor het opslaan, overslaan of bewerken van gevaarlijke afvalstoffen verplicht om bij het in ontvangst nemen van gevaarlijke afvalstoffen, de afvalstoffen behorende tot verschillende categoriën van elkaar en van andere afvalstoffen te scheiden en gescheiden te houden 296 VROM Wet Milieubeheer Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel Artt. 2-4 Artt. 2-4 bepalen dat inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel zodanig dient plaats te vinden dat er sprake is van een laagdrempelige inzameling. Daarvan is sprake indien de afstand tussen het perceel en de inzamelvoorziening of clusterplaats niet meer is dan 75 meter. Gemeenteraad kan in bijzondere gevallen bij verordening bepalen dat deze afstand wordt vastgesteld op ten hoogste 125 meter. Onverminderd voorgaande is er sprake van laagdrempelige inzameling in geval van inzameling anders dan op clusterplaats indien de inzamelvoorziening zo goed mogelijk bereikbaar en toegankelijk is en afvalstoffen ten minste 12 aaneengesloten uren per week kunnen worden achtergelaten. 297 VROM Wet Milieubeheer; Besluit verbranden afvalstoffen Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen Art.1/16 en 18 In de artt. 1 t/m 16 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij het verbranden van afvalstoffen. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen en normen voor kwaliteitsborging gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN-ISO, VDI en NEN. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie en uitwerking van de meetgegevens en een jaarlijkse rapportageplicht. In art. 18 van de Regeling wordt voorzien in een gelijkstelling van de in de bijlage opgenomen normen met normen die zijn vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie of andere partij bij de Europese Economische Ruimte. 298 VROM Wet Milieubeheer Regeling niet reinigbaar straalgrit (1.57) Art. 3 en bijlage Art. 3 van de Regeling bepaalt dat de gewichtsprocenten en de concentratie van de stoffen worden gemeten door een onderzoekslaboratorium overeenkomstig de in de bijlage aangegeven methode. In de bijlage wordt voorgeschreven dat bij de monstername, monstervoorbereiding en het bepalen van het mengmonster (onderdelen van) de volgende normenstelsels dienen te worden gevolgd: Ontwerp-NVN 5860 uitgave maart 1993, ontwerp-NEN 5753 uitgave augustus 1990, NEN 3148 uitgave maart 1965, NEN 6672 uitgave oktober 1994, VPR C 88-01 uitgave september 1988 en NEN 5735 uitgave juli 1995. Een gelijkstellingsbepaling ontbreekt. Deze zal alsnog aan de regeling worden toegevoegd. 299 VROM Wet Milieubeheer Regeling niet reinigbaar straalgrit Art. 4 Art. 4 van de Regeling verplicht om het meten van gewichtsprocenten en de concentratie van stoffen te laten meten door een onderzoekslaboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie of door een andere Europese laboratoriumaccreditatie-instelling, op basis van de Europese norm NEN-EN 45000-serie. 300 VROM Wet milieubeheer Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (1.135) Artikel 3, 10 en 14a Artikel 3, 10 en 14a: bepalen van de grondwaterstanden, verrichten van onderzoek naar de geohydrologische situatie, de zettingsgevoeligheid van de bodem en de stroomsnelheid van het grondwater alsmede het uitbrengen van een schriftelijk advies moeten door een ter zake kundige worden uitgevoerd volgens bepaalde normatieve documenten (ter zake kundige is niet gedefinieerd en daar gelden ook geen aparte eisen voor) 301 VROM Wet milieubeheer Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (1.135) Artikel 4- 21 Artikel 4- 21: diverse technische voorschriften die aan de Wet milieubeheer vergunning moeten worden verbonden, betrekking hebbende op onderafdichtingen, bovenafdichtingen, gasuitstoot, inspectie van bodembeschermende voorzieningen, onderzoek naar de hoedanigheden van de bodem en de nazorgfase m.b.t. gesloten stortplaatsen. 302 VROM Wet milieubeheer Uitvoeringsregeling stortbesluit (1.135) Artikel 13 Artikel 13: analyses moeten plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de bijlage. 303 VROM Wet bodembescherming Besluit financiële bepalingen bodemsanering (5.02) en Regeling financiële bepalingen bodemsanering (5.14) 7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van het besluit en en 7(3), 13(2) en bijlage 5 van de regeling 7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van het besluit en en 7(3), 13(2) en bijlage 5 van de regeling: accountantsverklaring moet voldoen aan een aantal technische eisen. 304 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 305 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 306 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Eisen in BRL waaraan bedrijven die kathodische bescherming aanbrengen moeten voldoen. 307 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 3.13 van de BRL met eisen waaraan lassers van tanks moeten voldoen. 308 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Eisen in BRL waaraan grondmechanische bureaus moeten voldoen 309 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Na installatie of reparatie van een tank moet de installateur een installatiecertificaat afgeven conform het model opgenomen in bijlage 8 van de BRL (in digitale vorm). 310 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Volgens hoofdstuk 15 van de BRL moeten rapporten, waaruit blijkt dat aan de normen wordt voldaan, zijn opgesteld door onderzoeksintellingen of laboratoria die beschikken over een accreditatie van de RvA of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. 311 VROM Wet bodembescherming BRLK 903/07 BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Hoofdstuk 19 van de BRL waarin eisen zijn opgenomen waaraan de certificeringsinstelling moet voldoen voor het certificeren van installatiebedrijven (o.a. accreditatie). 312 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 15, 38, 40 Besluit en artikel 2.1 Regeling: werkzaamheden alleen door erkende persoon of instelling - certificatie/erkenning 313 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 17 Besluit en artikel 2.5 Regeling: werkzaamheden door onafhankelijke persoon of instelling - onafhankelijkheid 314 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 18, 25, 29 Besluit en 2.7 en bijlage Regeling: werkzaamheden uitvoeren conform normdocumenten - normalisatie 315 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 19 en 20 Besluit en artikel 2.6 Regeling: verplichte melding van bepaalde feiten - meldingsverplichting 316 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 28, eerste lid, onder d en derde lid van het Besluit: afleveringsbon moet aanwezig zijn en bewaren - bewaarverplichting 317 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Artikel 32, 42: de toepasser van bouwstoffen, grond of baggerspecie moet dit melden aan de minister - meldingsverplichting 318 VROM Wet bodembescherming Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit Art. 3.1.1-3.2.3, 3.3.1, 3.3.2, 3.9.10, 4.1.1 en 4.3.4 Regeling: handelingen conform aangewezen normen - normalisatie 319 VROM Wet bodembescherming Lozingenbesluit bodembescherming (5.9) en Uitvoeringsregeling lozingenbesluit (5.19) Artikel 18 van het besluit en 76 van de regeling Artikel 18 van het besluit en 76 van de regeling: keuring van een zuiveringssysteem door een deskundig bedrijf dat daartoe is gecertificeerd door een certificeringsinstelling. Deze certificeringsinstelling moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie of een accreditatie-instelling uit een andere EU lidstaat. 320 VROM Wet bodembescherming Regeling financiële bepalingen bodemsanering 5.14 inhoudelijke eisen aan accountantsverklaring (zie 5.02) 321 VROM Wet bodembescherming Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998 (5.22) Art. 8 Art. 8: bemonstering en analyse moeten plaatsvinden door een onderzoekslaboratorium als bedoeld in artikel 2 Regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen. Op grond van laatstgenoemde bepaling moet het laboratorium zijn erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en inspectie-instellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een accreditatie. 322 VROM Wet bodembescherming Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998 (5.22) Art. 9 Art. 9: Onderzoekslaboratorium moet rapport opstellen waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen. 323 VROM Wet bodembescherming Vrijstellingsregeling waterige fracties en reinigingswater 1998 (5.22) Art. 8(3) en de bijlage Art. 8(3) en de bijlage: Onderzoekslaboratorium moet bemonstering en analyse uitvoeren conform methoden die in bijlage zijn beschreven. Voor analyse wordt voorgeschreven dat deze moet plaatsvinden volgens bepaalde NEN normen. 324 VROM Wet bodembescherming Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008 Bijlage 2, par. 4.1 en 4.3: Bijlage 2, par. 4.1 en 4.3: eisen die gelden voor bedrijven die asbestconcentraties meten (verwijzing naar NEN normen) 325 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 0100, Beoordelingsrichtlijn uitwisselings- functionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB 5.35 Beoordelingsrichtlijn uitwisselings- functionaliteit procesondersteunende software bodembeheer SIKB 326 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 1000. Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.36 Verspreid over de BRL en de daaronder hangende VKB-protocollen 1001, 1002 en 1003 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan monsternemers bij partijkeuringen moeten voldoen. 327 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Paragraaf 3.3 Paragraaf 3.3: het bedrijf dat de monsternemingen uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. De monsternemingen moeten volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht 328 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Paragraaf 3.11 - 3.14: Paragraaf 3.11 - 3.14: het bedrijf dat de monsternemingen uitvoert moet jaarlijks de monsternemers auditen en kantooraudits uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen, corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren. 329 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die monsternemers certificeren. 330 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 2000. Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.37 Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 2001 - 2005 en 2018 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan veldwerkers bij milieuhygiënisch bodemonderzoek moeten voldoen. 331 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. Het veldwerk moet volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht 332 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Paragraaf 3.3 - 3.14 Paragraaf 3.3 - 3.14: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet audits, veldinspecties en kwaliteitscontroles van boorschrijvingen uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen, corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren. 333 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die veldwerkers certificeren. 334 VROM Wet bodembescherming AP 04 (5.38). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt voor monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria die analyses uitvoeren. De eisen zijn opgenomen in verschillende documenten die samen AP 04 vormen 5.38 Verspreid over de verschillende documenten die samen AP 04 vormen staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria moeten voldoen. 335 VROM Wet bodembescherming AP 04 (5.38). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.38 In de onderdelen M, SB, SG en V van AP 04 die betrekking hebben op monsterneming en analyse en verschillende vormen van onderzoek is de verplichting opgenomen te beschikken over een kwaliteitssysteem dat aan een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling 336 VROM Wet bodembescherming AS 3000 (5.39). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt voor laboratoria die analyses uitvoeren t.b.v. milieuhygiënisch bodemonderzoek. 5.39 Verspreid over het document staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan laboratoria moeten voldoen. Deze hebben betrekking op conservering en overdracht van monsters, monstervoorbehandeling, monstervoorbewerking en extractie/destructie en analyse. Veelal wordt verwezen naar NEN normen. 337 VROM Wet bodembescherming AS SIKB 3000 (5.39). Dit document wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.39 In hoofdstuk 3 zijn eisen opgenomen m.b.t. het interne kwaliteitssysteem. Labs moeten beschikken over een kwaliteitssysteem dat aan een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling 338 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 5000 (5.40) 5.40 339 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.41 Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 6001 - 6003 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan milieukundig begeleiders moeten voldoen. 340 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.41 Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen milieukundig begeleidt moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of 9002. Dat het kwaliteitssysteem functioneert moet worden aangetoond met een geldig certificaat dat is afgegeven door een geaccrediteerde certificatie-instelling. 341 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.41 Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die milieukundig begeleiders certificeren. 342 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.42 Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7001 - 7003 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan uitvoerders van bodemsaneringen moeten voldoen. 343 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.42 Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen uitvoert moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of 9002. Bodemsaneringen moeten volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een certificaat, dat is echter niet verplicht 344 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.42 Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die bodemsaneerders certificeren. 345 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.43 Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7510 en 7511 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan bewerkers van verontreinigde grond en baggerspecie moeten voldoen. 346 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.43 Hoofdstuk 3: het bedrijf dat verontreinigde grond of baggerspecie bewerkt moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. Het bewerken moet volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht 347 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit Paragraaf 3.1 Paragraaf 3.1: binnen het bedrijf dat verontreinigde grond of baggerspecie bewerkt moet interne functiescheiding zijn gerealiseerd. Bepaalde combinaties van werkzaamheden mogen niet door één medewerker worden uitgevoerd. 348 VROM Wet bodembescherming BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.43 Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die bewerkers van verontreinigde grond of baggerspecie certificeren. 349 VROM Wet bodembescherming BRL 9335 5.45 350 VROM Wet bodembescherming BRL 9309 (5.46) 5.46 351 VROM Wet bodembescherming Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 Hoofdstuk 2: bemonsteren, onderverdelen, voorbehandelen en analyseren conform protocollen en NEN technische eisen 352 VROM Wet bodembescherming BRL 2319, 2362 en 2372 (5.46a). Deze BRL'en worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b). Paragraaf 4.4 Paragraaf 4.4: grondmechanisch onderzoek moet worden uitgevoerd door deskundig bedrijf. Sondeerwerk moet conform NEN norm. 353 VROM Wet bodembescherming BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b) 5.46a Verspreid over de BRL staan diverse technische eisen waaraan bedrijven die vloeistofdichte vloeren aanleggen moeten voldoen. 354 VROM Wet bodembescherming BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b) 5.46a Hoofdstuk 6: bedrijf moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan een aantal eisen. 355 VROM Wet bodembescherming, Wet milieubeheer CUR/PBV-Aanbeveling 44. Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit 5.34a en 5.34b Verspreid over de aanbeveling staan diverse technische eisen waaraan inspecties van vloeistofdichte vloeren moeten voldoen. 356 VROM Wet bodembescherming, Wet milieubeheer CUR/PBV-Aanbeveling 44. Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b) Paragraaf 9.2 en bijlage c: Paragraaf 9.2 en bijlage c: een PBV verklaring die door een inspecteur wordt afgegeven na goedkeuring van de vloer moet volgens een model worden opgesteld en worden gevalideerd en geregistreerd door ODI/VDV. Voor deze activiteiten geldt een gebruikersprotocol (Gebruikersprotocol voor het registratiesysteem) 357 VROM Wet bodembescherming Regeling uniforme saneringen (5.49) Hoofdstukken 3 en 4 Hoofdstukken 3 en 4 : het uitvoeren van bodemsaneringen, vooronderzoek, verkennend onderzoek, nader onderzoek, asbest onderzoek, bodemonderzoek en milieukundige begeleiding moet voldoen aan een aantal eisen (conform VROM protocol, NVN 5725, NEN 5740, Richtlijn nader onderzoek deel 1, NEN 5707 en Protocol bodemonderzoek zivest/zinkassenerven). Daarnaast geldt voor degenen die deze werkzaamheden uitvoeren een aantal andere verplichtingen zoals locatie afzetten met hekwerk, bevoegd gezag moet kunnen controleren, bijhouden logboek, afdekken tijdelijke opslag van grond en afvoeren asbesthoudende grond. Het VROM protocol (uitvoering van saneringen en milieukundige begeleiding) is inhoudelijk identiek aan de BRl' en 6000 en 7000 (met bijbehorende protocollen). Deze BRL'en zijn afzonderlijk gescreend waardoor het niet nodig is het VROM protocol ook te screenen (zie nrs. 5.41 en 5.42). Op grond van de onderhavige regeling en het VROM protocol is certificatie overigens niet verplicht. 358 VROM Wet bodembescherming Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 (5.50) Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2: bemonsteren en onderverdelen van partijen grond moet plaatsvinden overeenkomstig VKB-protocol 1001 of AP-04, voorbehandeling en analyse van monsters overeenkomstig AP-04, bemonstering t.a.v. asbest, voorbehandeling en analyse van monsters overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897. 359 VROM Wet bodembescherming Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 (5.50) Artikel 30 Artikel 30: Bij de aanvraag om een verklaring dient o.a. een bewijs te worden overgelegd dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is gecertificeerd overeenkomstig BRL SIKB 7500 en SIKB protocol 7510. 360 VROM Wet milieubeheer Besluit externe veiligheid inrichtingen (1.15) 1.15 Dit besluit bevat regels voor bestuursorganen die bij besluiten tot het verlenen van Wm-vergunningen en besluiten m.b.t. de ruimtelijke ordening in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden gehouden (milieukwaliteitseisen). Het gaat o.a. om eisen m.b.t. minimale afstanden tot kwetsbare objecten. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar gevaarlijke activiteiten plaatsvinden, zoals LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen en spoorwegemplacementen. Voor dienstverrichters is dit relevant omdat deze regels hun mogelijkheden tot het vestigen in Nederland kunnen beperken. 361 VROM Wet milieubeheer Besluit risico's zware ongevallen (1.38) 1.38 Dit besluit bevat eisen die gelden voor inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of kunnen worden gevormd als gevolg van het onbeheersbaar worden van het proces. Deze inrichtingen moeten beschikken over een preventiebeleid zware ongevallen en een veiligheidsbeheerssysteem. Inrichtingen die meer dan de aangegeven drempel hoeveelheden overschrijden moeten bovendien regelmatig een veiligheidsrapport opstellen. Daarnaast gelden o.a. meldingsverplichtingen, verplichting tot het opstellen van een noodplan en het bijhouden van een stoffenlijst. 362 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 2.2.4 Artikel 2.2.4: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting of verandering aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar ten hoogste 1000 kilogram consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of herverpakt. 363 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1 en 3: Artikel 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1 en 3: de drijver van de inrichting waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van de veiligheid voor de omgeving. 364 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 3.2.1 en bijlage 1, 2 en/of 3 Artikel 3.2.1 en bijlage 1, 2 en/of 3: de drijver van de inrichting waar professioneel en theater vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van de veiligheid voor de omgeving. 365 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 3.2.3 Artikel 3.2.3: de drijver van de inrichting waar professioneel en theater vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet financiële zekerheid stellen. Dat moet middels een verzekering die is gesloten bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. Op grond van die wet en de Europese richtlijn waar die wet uitvoering aan geeft kan dat ook bij een financiële instelling die in een andere lidstaat is gevestigd. 366 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 3.3.2 en 3.3.3 Artikel 3.3.2 en 3.3.3: voor het ontbranden van professioneel vuurwerk, het ten behoeve daarvan opbouwen, installeren en bewerken en het na ontbranden verwijderen van dat vuurwerk moet men beschikken over een vergunning die wordt afgegeven door gedeputeerde staten. Indien de aanvrager is gevestigd in het buitenland dan is de Minister van VROM bevoegd. 367 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 3.3.2, lid 3 en 3.3.4 Artikel 3.3.2, lid 3 en 3.3.4: voorafgaand aan het ontbranden van professioneel vuurwerk moet toestemming zijn verkegen van gedeputeerde staten. Geen toestemming wordt verleend indien geen verklaring van de desbetreffende burgemeester is ontvangen dat in verband met de veiligheid geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van toestemming. Indien minder dan 10 kg theatervuurwerk of 100 kg professioneel vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht is toestemmig niet verplicht en volstaat een melding (artikel 3.3.4a). 368 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Artikel 3.3.6 Artikel 3.3.6 degene die een vergunning heeft voor het ontbranden etc. van professioneel vuurwerk moet een register bijhouden waarin een aantal gegevens moet worden vermeld, o.a. de namen van de personen die een certificaat van vakbekwaamheid hebben, de evenementen en voorstellingen waarbij vuurwerk tot ontbranding is gebracht, ongewone voorvallen die zich hebben voorgedaan (die moeten ook direct worden gemeld). De geregistreerde gegevens moeten 10 jaar worden bewaard. 369 VROM Wet milieubeheer Vuurwerkbesluit (1.108) Voorschrift 5.2, 5.3 en 5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2 Voorschrift 5.2, 5.3 en 5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2: een inspectie-instelling die een programma van eisen voor een brandbeveiligingsinstallatie of de installatie zelf beoordeelt moet voldoen aan EN 45004, is daarbij een type A instelling en moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Voor een certificatie-instelling die een brandbeveiligingsinstallatie certificeert geldt dat deze instelling moet zijn geaccrediteerd op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie. 370 VROM Wet explosieven voor civiel gebruik Wet explosieven voor civiel gebruik (40) Artikel 5 en 6 Artikel 5 en 6: alleen instellingen die zijn aangewezen door de Minister van VROM zijn bevoegd beoordelingen en controles uit te voeren op explosieven. 371 VROM Wet explosieven voor civiel gebruik Wet explosieven voor civiel gebruik (40) Artikel 10, 11 en 15 Artikel 10, 11 en 15: de verkrijger van explosieven moet beschikken over een vergunning afgegeven door B&W. Indien explosieven worden overgebracht moet bovendien voor de overbrenging dat betrekking heeft op het deel in Nederland toestemming zijn verleend door de Minister van VROM. 372 VROM Wet explosieven voor civiel gebruik Wet explosieven voor civiel gebruik (40) en de Regeling aanvraag erkenning en onkostenvergoeding goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik (40.1) Artikel 17 t/m 19 Artikel 17 t/m 19: degene die explosieven vervaardigt, opslaat, gebruikt, overbrengt of verhandelt moet beschikken over een erkenning die wordt afgegeven door de korpschef. De erkenning heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. 373 VROM Wet explosieven voor civiel gebruik Wet explosieven voor civiel gebruik (40) Artikel 21 Artikel 21: degene die explosieven vervaardigt, opslaat, gebruikt, overbrengt of verhandelt houdt een doorlopend register bij van zijn transacties in explosieven. Dat register moet aan een aantal eisen voldoen. 374 VROM Wet explosieven voor civiel gebruik Regeling aanvraag erkenning en onkostenvergoeding goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik (40.1) 40.1 In deze Regeling wordt een eis uit de Wet explosieven voor civiel gebruik (art. 19 lid 1 sub a en sub b en art. 32) nader uitgewerkt: het is verboden zonder erkenning (eis) explosieven te vervaardigen, op te slaan, te gebruiken, over te brengen of te verhandelen (diensten). 375 VROM Wet Geluidhinder Regeling geluidemissie buitenmaterieel (1.65) Artikel 5, lid 1, 2 en 4 Artikel 5, lid 1, 2 en 4: Keuringsinstanties die de keuringen op grond van deze regeling willen uitvoeren moeten zijn aangewezen door de minister. Een voorwaarde om te worden aangewezen is dat de keuringsinstantie moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. 376 VROM Wet Geluidhinder Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (16.03), Regeling keuringsvoorschriften en EEG-documenten geluidproduktie motorvoertuigen (16.34) en Besluit aanwijzing keuringsinstantie geluidproduktie motorvoertuigen (16.04) Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de beide regelingen Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de beide regelingen: motorvoertuigen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Deze eis is een geval van 1 op 1 implementatie van deze richtlijnen 377 VROM Wet Geluidhinder Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen (16.12) en Regeling typekeuring uitlaatsystemen motorvoertuigen en bromfietsen (16.13) Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de regeling Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de regeling: uitlaatsystemen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Eis is een geval van 1 op 1 implementatie van Europese richtlijnen. 378 VROM Wet Geluidhinder Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 Zie toelichting In deze regeling worden verschillende meetmethoden aangewezen aan de hand waarvan de geluidsbelasting (van industrie, wegen, spoorwegen) moet worden berekend. Daarbij vindt verwijzing plaats naar normen in bijlagen bij de regeling, de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 en diverse NEN normen. 379 VROM Wet Geluidhinder Besluit geluidproduktie bromfietsen (16.31) en Regeling typekeuring geluidproduktie bromfietsen (16.25) Artikel 2 en 4 Besluit j.o. de regeling Artikel 2 en 4 Besluit j.o. de regeling: bromfietsen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Deze eis is 1-op-1 implementatie van Europese richtlijn. 380 VROM Wet milieubeheer Wet milieubeheer (1.1) Artikel 8.1 Artikel 8.1: het is verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting op te richten, te veranderen of de werking daarvan te veranderen of in werking te hebben 381 VROM Wet milieubeheer Wet milieubeheer (1.1) Artikel 16.5 Artikel 16.5: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een inrichting (die broeikasgassen emitteert) in werking te hebben, uit te breiden of te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen 382 VROM Wet milieubeheer Wet milieubeheer (1.1) Artikel 16.14 Artikel 16.14: beoordeling emissieverslag door onafhankelijke verificateur (overige eisen voor verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19) 383 VROM Wet milieubeheer Wet milieubeheer (1.1) Artikel 16.49 Artikel 16.49: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een inrichting (die NOx emitteert) in werking te hebben, uit te breiden of te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen 384 VROM Wet milieubeheer Wet milieubeheer (1.1) Artikel 16.49, tweede lid juncto 16.14 Artikel 16.49, tweede lid juncto 16.14: beoordeling emissieverslag door onafhankelijke verificateur (overige eisen voor verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19) 385 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 1.10 degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting 386 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 2.3, 2.8 Voor het uitvoeren van emissiemetingen worden verschillende NEN normen aangewezen 387 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.15 geluidmetingen t.a.v.windturbines moet plaatsvinden volgens NEN of gelijkwaardig 388 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.20 en 4.80 keuren van systemen voor dampretour stage II door geaccrediteerde instellingen 389 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 4.18 keuren van verwarmings- of stookinstallaties door geaccrediteerde 390 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 2.2: bemonsteren en analyseren van grondwatermonsters conform bepaalde NEN normen 391 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.9: onderhouden e.d. van technische installaties conform NEN of gelijkwaardige norm 392 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.10: Alleen geaccrediteerde certificeringsinstellingen kunnen verklaringen afgeven 393 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.13: het meten van reflectiewaarden bij windturbines conform NEN of gelijkwaardige norm 394 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.14: Alleen instellingen die zijn geaccrediteerd kunnen certificaten afgeven voor windturbine 395 VROM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 2.2: bemonsteren en analyseren van grondwatermonsters conform NEN normen 396 VROM Wet milieubeheer Besluit financiële zekerheid milieubeheer (1.16) Artikel 3 tot en met 13 Artikel 3 tot en met 13: het bevoegd gezag kan in de vergunning een verplichting opnemen tot het stellen van financiële zekerheid; daarbij kan het bevoegd gezag bepalen op welke wijze aan deze verplichting uitvoering moet worden gegeven; verder de verplichting om een schriftelijk bewijs te overleggen 397 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Artikel 7 en 8 Artikel 7 en 8: degene die een inrichting, waar gewas wordt geteeld onder glas, opricht of verandert meldt dit ten minste 8 weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. 398 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) bijlage In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar gewas wordt geteeld onder glas. 399 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 1.3.6, bijlage 2 Voorschrift 1.3.6, bijlage 2: kwaliteitsverklaring voor een slibvangput en een olie-afscheider kan alleen worden afgegeven door een geaccrediteerde certificeringsinstelling 400 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 1.6.2: Voorschrift 1.6.2: gasflessen moeten zijn goedgekeurd door instanties die zijn aangewezen door de minister (die het aangaat) of een ten minste gelijkwaardige instantie. 401 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 2.4.2, bijlage 2 Voorschrift 2.4.2, bijlage 2: beoordeling van een systeem van recirculatie e.d. dient plaats te vinden door een deskundige die door het bevoegde gezag is geaccepteerd 402 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 3.2.2 van bijlage 2 Voorschrift 3.2.2 van bijlage 2: Inspectie, afstelling en onderhoud aan verwarmings- en stooktoestellen moet geschieden door een gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt 403 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 3.2.3 van bijlage 2 Voorschrift 3.2.3 van bijlage 2: brandblusmiddelen moeten jaarlijks worden gecontroleerd door een bedrijf dat is gecertificeerd op basis van de (BRL) Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (Reob) of een ten minste gelijkwaardige instantie. 404 VROM Wet milieubeheer Besluit glastuinbouw (1.18) Voorschrift 3.2.7 van bijlage 2 Voorschrift 3.2.7 van bijlage 2: vloeistofdichte vloeren moeten worden gekeurd door geaccrediteerde inspectie-instellingen conform CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b) 405 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Artikel 7: Artikel 7: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar verschillende soorten van landbouwactiviteiten plaatsvinden (melkrundveehouderijen, akkerbouwbedrijven, paardenhouderijen etc.) 406 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) bijlage In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het gaat o.a. om geluidsvoorschriften, voorschriften ter beperking van het energieverbruik, voorschriften ter bescherming van de bodem en voorschriften ter beperking van luchtemissies en stankhinder. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar verschillende soorten van landbouwactiviteiten plaatsvinden (melkrundveehouderijen, akkerbouwbedrijven, paardenhouderijen etc.) 407 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 1.3.13, bijlage Voorschrift 1.3.13, bijlage: kwaliteitsverklaring voor een slibvangput, een olie- en vetafscheider kan alleen worden afgegeven door een geaccrediteerde certificeringsinstelling. Op grond van artikel 10 van het besluit worden verklaringen afgegeven door instellingen uit andere EU-lidstaten gelijkgesteld met verklaringen van Nederlandse instellingen. 408 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 2.1.1, bijlage Voorschrift 2.1.1, bijlage: een mestkelder voor de bewaring van dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste alinea van de inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan de eisen wordt voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is derhalve voorbehouden aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de RvA o.g.v. de (Nederlandse) richtlijnen. Oudere mestkelders mogen ook voldoen aan Bouwtechnische richtlijnen mestbassins 1990. In artikel 10 van het besluit is een wederzijdse erkenningsregeling opgenomen op grond waarvan verklaringen van instellingen uit andere EU lidstaten worden gelijkgesteld met Nederlandse verklaringen. 409 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 2.9.2, bijlage Voorschrift 2.9.2, bijlage: opleveringscontrole door deskundige die door bevoegde gezag is geaccepteerd. Voor de wijze van uitvoering van deze controle wordt verwezen naar de richtlijnen in de Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector. Op grond van de wederzijdse erkenningsregeling opgenomen in artikel 10 worden richtlijnen uit andere EU lidstaten hiermee gelijkgesteld. 410 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 3.2.2 van bijlage Voorschrift 3.2.2 van bijlage: Inspectie, afstelling en onderhoud aan verwarmings- en stooktoestellen moet geschieden door een gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt 411 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 3.2.6 van bijlage Voorschrift 3.2.6 van bijlage: vloeistofdichte vloeren moeten worden gekeurd door geaccrediteerde inspectie-instellingen conform CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b). Op grond van artikel 10 van het besluit worden inspectie-instellingen uit andere EU-lidstaten gelijkgesteld met Nederlandse instellingen. 412 VROM Wet milieubeheer Besluit landbouw (1.26A) Voorschrift 3.2.10 en 3.2.11, bijlage Voorschrift 3.2.10 en 3.2.11, bijlage: een foliebassin wordt op mestdichtheid gecontroleerd en de bouwconstructie en afdekking van een mestbassin wordt gecontroleerd door of namens een door de Raad voor Accreditatie voor die controle erkende onderneming, door het bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige, binnen vijf jaar nadat de folie is aangebracht en binnen vijf jaar na de laatste controle. Op grond van artikel 10 (wederzijdse erkenningsregeling) geldt dat deskundigen uit andere EU lidstaten met Nederlandse deskundigen worden gelijkgesteld. 413 VROM Wet milieubeheer Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28) bijlage In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen in verband met de veiligheid. Het besluit is van toepassing op inrichtingen voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer 414 VROM Wet milieubeheer Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28) Voorschrift 1.2, bijlage I: Voorschrift 1.2, bijlage I: het reservoir moet voor de ingebruikname door de Dienst voor het Stoomwezen of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG aangewezen instantie zijn gekeurd en beproefd overeenkomstig het gestelde in de "Regels voor toestellen onder druk" van de Dienst voor het Stoomwezen. 415 VROM Wet milieubeheer Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28) Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I: appendages, leidingen en afleverzuilen moeten voor de ingebruikname en vervolgens periodiek door de Dienst voor het Stoomwezen zijn gekeurd en beproefd. 416 VROM Wet milieubeheer Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28) Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6, bijlage I Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6, bijlage I: diverse keuringen en beproevingen moeten door of namens Kiwa worden uitgevoerd. 417 VROM Wet milieubeheer Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28) Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I: Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I: controles, aanleg en andere werkzaamheden aan LPG-installaties mogen alleen worden uitgevoerd door installateurs die zijn geaccepteerd door de Dienst voor het Stoomwezen. 418 VROM Wet milieubeheer Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land (1.80) Artikel 17 Artikel 17: aan een vergunning moet het voorschrift worden verbonden dat analyses plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen die zijn gesteld in bijlage 3 behorende bij de regeling en de bijlage bij de uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (afzonderlijk gescreend, zie nr. 1.135). Bijlage 3 verwijst naar protocollen die vallen onder beoordelingsrichtlijn SIKB 2000. Die richtlijn is afzonderlijk gescreend, zie nr. 5.37. 419 VROM Wet milieubeheer Besluit mestbassins milieubeheer (1.142) Artikel 4 en bijlage II Artikel 4 en bijlage II: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar dunne mest wordt opgeslagen in mestbassins. 420 VROM Wet milieubeheer Besluit mestbassins milieubeheer (1.142) bijlage 1 In bijlage I bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het gaat o.a. om geluidsvoorschriften, voorschriften ter bescherming van de bodem en voorschriften ter beperking van stankhinder. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar dunne mest wordt opgeslagen in bassins 421 VROM Wet milieubeheer Besluit mestbassins milieubeheer (1.142) Voorschrift 1.3, bijlage I: Voorschrift 1.3, bijlage I: een bassin voor de bewaring van dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste alinea van de inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is afgegeven door een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan de eisen wordt voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is derhalve voorbehouden aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de RvA o.g.v. de (Nederlandse) richtlijnen. 422 VROM Wet milieubeheer Besluit mestbassins milieubeheer (1.142) Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I: Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I: beoordeling van delen van de bouwconstructie en foliebassing (op mestdichtheid) door ondernemingen die daartoe zijn erkend door de Raad voor Accreditatie of daartoe als deskundige door het bevoegde gezag zijn geaccepteerd. 423 VROM Wet geurhinder en veehouderij Wet geurhinder en veehouderij (44A) 44a In deze wet zijn eisen opgenomen m.b.t. inrichtingen die zijn bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren. Er is bepaald in welke gevallen een Wet milieubeheer vergunning moet worden geweigerd. De gemeenteraad kan op grond van deze wet onder bepaalde voorwaarden een afwijkende regeling bij verordening vaststellen. Tevens is bepaald wat de minimale afstanden zijn tot geurgevoelige objecten. Voor het berekenen van de geurbelasting en afstanden zijn in de Regeling geurhinder en veehouderij nadere regels gesteld. Die regeling bevat geen specifieke eisen voor dienstverrichters. 426 VROM Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B (1.13) Voorschrift 10.2.2 van de bijlage Voorschrift 10.2.2 van de bijlage: op aanwijzing van het bevoegd gezag moet het zwavelgehalte van de in te zetten kolen worden bepaald door een door het bevoegd gezag geaccepteerd instituut 427 VROM Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B (1.13) Voorschrift 10.3.2 en 10.3.12 van de bijlage Voorschrift 10.3.2 en 10.3.12 van de bijlage: keuring van (type) branders en zuigermotoren door een instantie die door de Minister van VROM is aangewezen. Aanwijzing heeft plaatsgevonden in het Besluit aanwijzing keuringsinstantie emissie-eisen stookinstallaties (nr. 1,114) 428 VROM Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B Bijlage Bijlage: algemene eisen en emissie-eisen die gelden voor degene die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt 429 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten art 4 In artt. 3, lid 3, 4 en 5 van het besluit wordt bepaald dat een aanvraag om een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt door indiening van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen voldoet. Dit betreft o.m. de NAW gegevens, indeling, activiteiten en processen van de inrichting, de CO2-installaties, verbruikte brandstoffen, de wijze waarop in emissieverslag verslag wordt gedaan, beschikbaarheid en vakbekwaamheid van personen die monitoringsprotocol en de controle daarop uitvoeren en de wijze waarop een meetinstantie de werkzaamheden ex art. 9, lid 1, zal verrichten alsmede een niet technische samenvatting van deze gegevens. Tevens dienen voor elke CO2-installatie afzonderlijk gegevens te worden verstrekt oa over brand- en grondstoffen, productiecapaciteit, emissiebronnen en de meet- en berekenwijze CO2-jaarvracht. NB. Voor art. 16.5 Wm is een apart formulier ingevuld. De nadere invulling van het monitoringsprotocol die met de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt gegeven, wordt in een separaat formulier getoetst. 430 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten art 9 In artikel 9, lid 3 en 4 van het besluit wordt bepaald dat werkzaamheden die ingevolge het eerste lid door de minister zijn aangewezen, uitsluitend mogen worden verricht door een rechtspersoon die ofwel voor een of meer van deze verrichtingen is geaccrediteerd óf voor een of meer van deze verrichtingen de CEN-normen inzake de onafhankelijkheid en competentie van laboratoria aantoonbaar tot uitvoering brengt. Accreditatie is derhalve niet verplicht, maar vormt een alternatieve mogelijkheid naast het aantoonbaar voldoen aan CEN-normen. Deze bepaling is per 1 september 2007 gewijzigd De eis dat sprake moet zijn van een rechtspersoon is vervallen. 431 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten art 11 Art. 11 van het Besluit verplicht een vergunninghouder een emissieverslag m.b.t. broeikasgasemissies in te dienen conform een door de minister vast te stellen model. Het verslag moet voldoen aan de daarop betrekking hebbende onderdelen van de vergunning. De nadere invulling van het monitoringsprotocol door de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt in een separaat formulier getoetst. 432 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten art 12 Artikel 12 van het Besluit bepaalt dat het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 16.12, eerste lid, onder c (jo art 16.14 Wm; separaat screeningsformulier) geschiedt door een verificateur die werkzaam is bij een verificatieinstelling die is geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie of een vergelijkbare buitenlandse instelling die erkend is door een staat aangesloten bij de Multilateral Agreement on European Accreditation of Certification. 433 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten art 16 In art. 16 van het Besluit wordt bepaald dat mbt een vergunning ex 16.49, lid 1, sub a Wm of art. 16.5, lid 1, sub a Wm, de artt. 3, 4 en 5 van het Besluit grotendeels van toepassing zijn. Hierin wordt bepaald dat een aanvraag om een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt door indiening van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen voldoet. Dit betreft o.m. de NAW gegevens, de NOx-installaties, verbruikte brandstoffen, de wijze waarop in emissieverslag verslag wordt gedaan, beschikbaarheid en vakbekwaamheid van personen die monitoringsprotocol en de controle daarop uitvoeren en de wijze waarop een meetinstantie de werkzaamheden ex art. 9, lid 1, zal verrichten alsmede een niet technische samenvatting van deze gegevens. Tevens dienen voor elke NOx-installatie afzonderlijk gegevens te worden verstrekt oa over brand- en grondstoffen, productiecapaciteit, emissiebronnen en de meet- en berekenwijze NOx-jaarvracht. NB. Voor art. 16.5 Wm is een apart formulier ingevuld. De invulling vh monitoringsprotocol met de Regeling monitoring handel in emissierechten, wordt separaat getoetst. 434 VROM Wet milieubeheer Besluit handel in emissierechten Art. 16 Jo art. 11 Art. 16 Jo art. 11 van het Besluit verplicht een vergunninghouder een emissieverslag m.b.t. NOx-emissies in te dienen conform een door de minister vast te stellen model. Het verslag moet voldoen aan de daarop betrekking hebbende onderdelen van de vergunning. 435 VROM Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten Regeling monitoring handel in emissierechten artt. 3 t/m 34 In artt. 3 t/m 34 en bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het monitoringsprotocol Broeikasgasemissies moet voldoen waarmee een aanvraag ex art. 16.5, lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het betreft een nadere invulling van de artt. 3-5 van het Besluit handel in emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 15, 18, 25 en 26 worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 19 bepaalt dat als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en gecontroleerd. 436 VROM Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten Regeling monitoring handel in emissierechten artt. 35 t/m 64 In artt. 35 t/m 64 en bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het monitoringsprotocol NOx moet voldoen waarmee een aanvraag ex art. 16.49, lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het betreft een nadere invulling van de artt. 16 Jo 3-5 van het Besluit handel in emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 43, 45, 48, 55 en 56 worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 49 bepaalt dat als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en gecontroleerd. 437 VROM Wet Milieubeheer Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer artt. 2 t/m 5 In de artt. 2 t/m 5 en de bijbehorende bijlagen I t/m IV worden technische eisen opgenomen waaraan installaties en laadportalen betreffende de opslag, overslag en distributie van benzine dienen te voldoen. Tevens zijn eisen opgenomen met betrekking tot het meten van emissies en de daarbij te gebruiken apparatuur. 438 VROM Wet Milieubeheer Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B artt. 1 t/m 24 In de artt. 1 t/m 24 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie van de meetgegevens. 439 VROM Wet Milieubeheer Regeling oplosmiddelenboekhouding en metingen VOS-emissies. artt. 2 t/m 6 In de artt. 2 t/m 6 van de Regeling worden regels gesteld ten aanzien van de inrichting van een oplosmiddelenboekhouding, zoals de periode die het moet omvatten en de hierin op te nemen gegevens. In art. 7 van de Regeling wordt ten aanzien van de wijze van meten en de beoordeling van de meetresultaten verwezen naar verschillende onderdelen van de Nederlandse emissierichtlijn lucht, uitgave 2000. 440 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Besluit broeikasgassen Wms 2003 / Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf Art. 1, leden 3 en 4 Art. 1, leden 3 en 4 van het besluit. Het derde lid bepaalt dat bij ministeriële regeling voorschriften omtrent opleiding en examinering worden gegeven waaraan degenen die bepaalde handelingen met CFK's e.d. verrichten moeten voldoen. Het vierde lid bepaalt dat onderhoud en installatie uitsluitend is toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door de minister is erkend. Omdat er nog geen opleidingseisen zijn vastgesteld is in art. 7 van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (reg. nr. 1.53A) als overgangsregeling bepaald dat de Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling waarvan de opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is de Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van diploma's (erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen gepubliceerd die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en te behouden en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure). 441 VROM Wet inzake de Luchtverontreiniging Het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging (35.3). artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald dat het uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden aan de Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze voorschriften zijn mede neergelegd in artt 1 t/m 2a van de Regeling keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging en houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de Richtlijnen 70/220/EEG en 88/77/EEG. 442 VROM Wet inzake de Luchtverontreiniging Het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.12). artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald dat het uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden aan de Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze voorschriften zijn mede neergelegd in artt 2 t/m 6 van de Regeling en houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de Europese Richtlijnen 70/220/EEG, 97/24/EEG, 72/306/EEG en 88/77/EEG. In art. 3 van de regeling wordt tevens verwezen naar de in de bijlage bij deze Regeling vastgestelde eisen welke dienen ter uitvoering van art. 23, derde lid, onder c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, doch artikel 3a van de regeling bevat een gelijkstellingsbepaling met een beoordeling door een onafhankelijke keuringsinstantie in een andere Lidstaat aan de hand van tenminste gelijkwaardige eisen. 443 VROM Wet inzake de Luchtverontreiniging Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.08) en het Uitvoering Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.25) artt. 2 en 3 In de artt. 2 en 3 van het Uitvoering Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging wordt invulling gegeven aan de in art. 4 van het Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging neergelegde bevoegdheid van de minister van VROM om de voorschriften vast te stellen aan de hand waarvan de keuringen dienen te worden verricht. De keuring dient te worden verricht aan de hand van de voorschriften, vervat in Richtlijn 97/24. betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen 444 VROM Wet inzake de Luchtverontreiniging Het "Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.09) en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (25.26). Art. 2, aanhef en onder a en art. 3, aanhef en onder a Jo art. 5, lid 3 Art. 2, aanhef en onder a en art. 3, aanhef en onder a Jo art. 5, lid 3 van het Besluit bepalen dat Onze Minister de voorschriften vaststelt aan de hand waarvan de typekeuringen worden verricht. Dit is nader uitgewerkt in art. 3 van de Regeling waarin is bepaald dat de keuring wordt verricht met inachtneming van Richtlijn 97/68/EG dan wel Richtlijn 2000/25/EG. 445 VROM Wet inzake de Luchtverontreiniging Het "Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.09) en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.26). Art. 7 van het Besluit en art. 8 van de Regeling Art. 7 van het Besluit en art. 8 van de Regeling bepalen dat de keuringsinstantie toezicht dient te houden op het overeenstemmen van motoren en trekkers met het type waarvoor typegoedkeuring is verleend. Na verlening van de typegoedkeuring dient ten minste één maal per jaar te worden onderzocht of nog wordt voldaan aan Richtlijn 97/68/EG. Indien nodig dient de procedure van punt 5.3.2 van bijlage I van Richtlijn 97/68/EG te worden gevolgd. 446 VROM Wet luchtverontreiniging Besluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (35.11) Artikel 1 - 8 Artikel 1 - 8: typekeuringen moeten worden uitgevoerd door keuringsinstanties die door de Ministers van VROM en VenW zijn aangewezen. De keuringen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een aantal eisen. Regeling 48B bevat de uitvoeringsregeling. 447 VROM Wet Milieubeheer Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A 2005 artt. 1 t/m 28 In de artt. 1 t/m 28 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse bestaande normenkaders zoals NEN, NEN-ISO, EPA en ASTM. Tevens bevat de regeling verplichtingen tot registratie van de meetgegevens. 448 VROM Wet inzake de luchtverontreiniging Aanwijzing keuringsinstantie typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.23) Artikel 2 Artikel 2 bepaalt dat de keuring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a (bedoeld is waarschijnlijk : "...van het Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging", doch deze specificatie ontbreekt) moet worden verricht aan de hand van "Reglement 47, behorende bij de Overeenkomst van 20 maart 1958 betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorrijtuigen (Trb. 1959, 83). 449 VROM Wet milieugevaarlijke stoffen Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 (48A) Artikel 1 t/m 7 Artikel 1 t/m 7: bevat de verplichting voor bedrijven die benzine en diesel opslaan, verwerken etc. om een minimaal deel van het totaal te laten bestaan uit biobrandstoffen. 450 VROM Wet luchtverontreiniging Typekeuringsregeling verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (48B) Artikel 2 - 30 + bijlage Artikel 2 - 30 + bijlage: Gastec wordt aangewezen als keuringsinstantie (uitwerking van regeling 35.11). Verder technische eisen aan keuringen en vaststelling door ministers van het tarief dat de keuringsinstantie in rekening mag brengen. 451 VROM Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A Hoofdstuk 1 en 2: Hoofdstuk 1 en 2: algemene eisen en emissie-eisen die gelden voor degene die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt 452 VROM Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A Artikel 30b, lid 2 Artikel 30b, lid 2: de bemonsteringen, analyses, metingen en berekeningen die in dit besluit zijn voorgeschreven, worden uitgevoerd volgens CEN-normen. Indien geen CEN-normen bestaan, worden andere normen gebruikt die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden verstrekt. 453 VROM Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A Artikel 30b, lid 5 Artikel 30b, lid 5: Het uitvoeren van afzonderlijke metingen, parallelmetingen en referentiemetingen geschiedt door een rechtspersoon die is geaccrediteerd en voor deze verrichtingen de CEN-normen inzake de onafhankelijkheid en de competentie van laboratoria aantoonbaar tot uitvoering brengt. 454 VROM Wet op de architectentitel Wet op de architectentitel (37) Art. 2, 9 t/m 27 Art. 2, 9 t/m 27 : als architect, als stedenbouwkundige, als tuin- en landschapsarchitect of als interieurarchitect kunnen op verzoek worden ingeschreven degenen die voldoen aan de eisen die in de wet zijn gesteld. Voor inschrijving zijn bepaalde getuigschriften, diploma's, certificaten o.i.d. vereist. Alleen degene die is ingeschreven is gerechtigd tot het voeren van de titel van architect etc. Inschrijving in het register is geen voorwaarde om de werkzaamheden van architect etc. te mogen verrichten. Het enige dat niet mag is de titel voeren zonder registratie. 455 VROM Wet op de architectentitel Regeling EG-verklaring stedenbouwkundingen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten (103) Artikel 2 tot en met 6 Artikel 2 tot en met 6: eisen en procedure m.b.t. het verkrijgen van een EG-verklaring waarmee dienstverrichters uit andere EU lidstaten toestemming kunnen verkrijgen om de titel van stedenbouwkundige, tuin-, landschaps- of interieurarchitect te voeren. Het voeren van die titel is op grond van de Wet op de architectentitel (zie regeling nr. 37) alleen toegestaan voor degenen die zijn ingeschreven in het register. Inschrijving in het register gebeurt indien de vereiste diploma' s e.d. overgelegd zijn. Indien diploma' s e.d. in een andere lidstaat zijn behaald dan is een EG verklaring nodig die moet worden aangevraagd bij de Stichting bureau architectenregister. Inschrijving in het register is geen voorwaarde om de werkzaamheden van stedenbouwkundige etc. te mogen verrichten. Het enige dat niet mag is de titel voeren zonder registratie. 456 VROM Bestrijdings- middelenwet Regeling eindtermen diploma dierplaagbestrijding (104) Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a Besluit vakkkennis- en vakbekwaamheidseisen bestrijdingsmiddelen: bestrijding van dierplagen en houtrotverwerkende schimmel m.b.v. bestrijdingsmiddelen is alleen toegestaan aan degenen die beschikken over een vakbekwaamheidsdiploma dat is afgegeven of verlengd door een door de Minister van VROM geregistreerde instelling of geregistreerd bedrijf waaruit blijkt dat wordt voldaan aan een de in de regeling genoemde eindtermen. Deze regeling is per 17 oktober 2007 vervallen. Inhoudelijke materie wordt nu geregeld in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en uitvoeringsregelgeving dat waarvoor het Ministerie van LNV eerst verantwoordelijke is. 457 VROM Wet inburgering Wet inburgering, Besluit inburgering en Regeling inburgering (110, 110.1 en 110.2) Art. 1, eerste lid, onderdeel i en art. 15 van de wet, 3.14 - 3.16 van het besluit en 3.11 - 3.14 van de regeling Art. 1, eerste lid, onderdeel i en art. 15 van de wet, 3.14 - 3.16 van het besluit en 3.11 - 3.14 van de regeling: een exameninstelling die inburgeringsexamens afneemt moet zijn aangewezen door de minister. 458 VROM Wet inburgering Wet inburgering, Regeling inburgering (110 en 110.2) Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet en artikel 1.2 van de regeling Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet en artikel 1.2 van de regeling: een cursusinstelling die inburgeringsplichtigen toeleidt naar een inburgeringsexamen moet een rechtspersoon zijn die in het bezit is van een door de minister aan te wijzen keurmerk (op dit moment zijn nog geen nadere regels gesteld o.g.v. art. 9; indien die nadere regels er wel komen dan dient de cursusinstelling te beschikken over een certificaat afgegeven door de minister of een door de minister aangewezen instelling). Het keurmerk is aangewezen in artikel 1.2 van de regeling: Keurmerk Inburgeren, dat wordt toegekend en beheerd door de Stichting Blik op Werk. 459 VROM Wet inburgering Regeling aanvullende bijdrage inburgering oudkomers 54 gemeenten nr 111 Artikel 6, eerste lid Artikel 6, eerste lid, van de regeling eist dat de door de gemeenten op te stellen monitor is voorzien van een accountantsverklaring. 460 VROM Wet inburgering Beleidsregels projectsubsidie ontwikkeling imamopleidingen Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 2 van de Beleidsregels eist dat het financiële verslag is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid die is afgegeven door een accountant. De accountant dient zich aan de hand van het in de bijlage bij de beleidsregels opgenomen verantwoordingsprotocol een oordeel te vormen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen. 461 VROM Wet inburgering Regeling inburgering oudkomers (116.1) Artikel 3b, lid 6 , Artikel 10, derde lid Artikel 3b, lid 6 van de Regeling eist dat informatie en bescheiden die op grond van het derde lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 10, derde lid, van de Regeling eist dat de op grond van de eerste twee leden verstrekte informatie en bescheiden dienen te zijn voorzien van aan accountantsverklaring. 462 VROM Wet inburgering Regeling inburgering oudkomers 25 gemeenten 2005 Artikel 8, lid 4, Artikel 8, lid 6 Artikel 8, lid 4 van de Regeling eist dat de informatie die het gemeentebestuur op grond van het eerste lid aan de minister moet verstrekken is voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 8, lid 6 van de Regeling eist dat het gemeentebestuur er zorg voor draagt dat de door hem ingeschakelde accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte controlewerkzaamheden door die accountant. 463 VROM Wet inburgering Regeling inburgering oudkomers 54 gemeenten Artikel 8, lid 5 Artikel 8, lid 5 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring. 464 VROM Wet inburgering Regeling inburgering oudkomers G25 2006 Artikel 8, lid 4 Artikel 8, lid 4 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. 465 VROM Wet inburgering Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006 Artikel 7, lid 4 Artikel 7, lid 4 van de Regeling eist dat informatie die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant. Het zesde lid verplicht het college of het bestuur er zorg voor te dragen dat de ingeschakelde accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte controlewerkzaamheden door die accountant. 466 VROM Wet inburgering Regeling informatieverstrekking en controleprotocol WIN 2005 Artikel 2 en 3 Artikel 2 vereist dat de formulieren als bedoeld in art. 1 (ex art. 4 Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers en art. 15 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid) moeten zijn gewaarmerkt door een accountant en vergezeld dienen te gaan van diens verklaring mbt de juistheid van de gegevens. Art. 3 bepaalt dat het controleprotocol t.b.v. de verklaring omtrent getrouwheid en rechtmatigheid wordt vastgesteld conform bijlage 2. 467 VROM Wet milieubeheer Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53) Artikel 1 sub f en 4 lid 2 Artikel 1 sub f en 4 lid 2: Inzamelklaar maken van halonen mag alleen geschieden door een CFK-installateur die beschikt over een erkenning van de Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf (STEK) danwel aantoonbaar voldoet aan eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de eisen die gelden voor die erkenning. (zie ook nr. 1.53A) 468 VROM Wet milieubeheer Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53) Art. 1 sub g en art. 4, lid 2 Art. 1 sub g en art. 4, lid 2: inzamelklaar maken door halonen-installateur die moet beschikken over geldig certificaat afgegeven door het NCP (Nationaal Centrum voor Preventie) in het kader van de Regeling voor de Erkenning van de Onderhoudsbedrijven kleine Blusmiddelen (REOB). 469 VROM Wet milieubeheer Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53) Art. 4, art. 5, art. 6 en art. 7 Art. 4, art. 5, art. 6 en art. 7 bevatten bepalingen voor de inzameling en verwerking van CFK's en halonen, zoals het inzamelen van de stoffen, de wijze (techniek) van verwerken, de termijn waarbinnen dat dient te gebeuren, de manier van aanbieden, vastgestelde tarieven, acceptatieplicht, etc.) 470 VROM Wet milieubeheer Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A) Artikel 4, lid 4 Artikel 4, lid 4: handelingen inzake de terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gereguleerde stoffen mogen enkel worden uitgevoerd door een natuurlijk persoon die beschikt over een diploma dat is afgegeven door een instelling die is erkend door de Min van OC&W. Diploma-eisen zijn op grond van het derde lid gesteld in de Inzamelingsregeling CFK en Halonen (nr. 1.53). 471 VROM Wet milieubeheer Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A) Art. 5, lid 4: Art. 5, lid 4: het tijdens onderhouds- of installatiewerkzaamheden aan apparatuur bedrijfsmatig toepassen van gereguleerde stoffen is uitsluitend toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door Onze Minister of door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is erkend.Omdat er nog geen opleidingseisen zijn vastgesteld is in art. 7 als overgangsregeling bepaald dat de Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling waarvan de opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is de Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van diploma's (erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen gepubliceerd die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en te behouden en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure). 472 VROM Wet milieubeheer Regeling verwijdering PCB's Art. 5.1 Art. 5.1 verplicht degene die bedrijfsmatig PCB's verwijdert of laat verwijderen om een voor de toezichthouder toegankelijk register te houden waarin worden vermeld: de hoeveelheid, aard en oorsprong van de verwijderde PCB's en de oorsprong en aard van een verwijderd PCB's bevattend apparaat, alsmede het gehalte aan PCB's dat in het apparaat is toegepast. 473 VROM Wet milieubeheer Asbestverwijderingsbesluit 2005 (18.02) art. 6, eerste lid In art. 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit wordt bepaald dat indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3, een aantal handelingen slechts mag worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in art. 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De handelingen betreffen het (deels) afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten waarin asbest of -houdende producten zijn verwerkt, het verwijderen van asbest of -houdende producten uit bouwwerken of objecten en het opruimen van asbest of -houdende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen. Het Asbestverwijderingsbesluit eist slechts een certificaat ingevolge het Arbeidsomstandighedenbesluit en stelt geen aanvullende eisen. Een gelijkstellingsbepaling met vergelijkbare certificaten uit andere lidstaten ontbreekt echter. Hierin zal alsnog worden voorzien. 474 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties op schepen Artt. 1 t/m 3 en de bijlage Artt. 1 t/m 3 en de bijlage bevatten een veelheid aan technische eisen en voorschriften met betrekking tot onderhouds- en installatiewerkzaamheden en de controle na ingebruikstelling van een koelinstallatie. De technische eisen zien op materialen en onderdelen, het ontwerp, de installatie, de machinekamer, 'beheer, controle, onderhoud en toezicht' en de installatiecontrole. Naast eisen aan de werkwijze (zoals registratie van de uitkomsten van een controle in een logboek) en de te gebruiken materialen en apparatuur, wordt ook verwezen naar normenstelsels: NEN-EN 10025, SAE-norm J51 van mei 1985 en NEN 1010. Controle en onderhoud van de installatie moet ingevolge 6.1.3. plaatsvinden door een persoon met een erkenningsbewijs ex art. 13, lid 1, Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten (die bepaling is al in 2003 ingetrokken; men doelt hiermee op de z.g.n. STEK erkenning). Hetzelfde in 6.4.7 t.a.v. periodieke controle. Controle van detectieapparatuur moet door fabrikant, leverancier, installateur of door een gespecialiseerd ijk- of controle-instituut plaatsvinden. 475 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A) artt. 3.1, 3.2, 3.6 en 5.1 In artt. 3.1, 3.2, 3.6 en 5.1 wordt bepaald dat koelinstallaties en de daarin aanwezige lekdetectieapparatuur periodiek dienen te worden gecontroleerd door een gediplomeerd persoon. Artikel 1.1, aanhef en onder e definieert 'gediplomeerd persoon' als een natuurlijk persoon die beschikt over een diploma als bedoeld in art. 5, vierde lid, van het Besluit ozonafbrekende stoffen Wms 2003 of art. 1, vierde lid, van het Besluit broeikasgassen Wms 2003 (zie ook de formulieren die voor deze bepalingen zijn gemaakt) 476 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A) artt. 3.1, 3.2 en 3.6 De artt. 3.1, 3.2 en 3.6 stellen eisen aan de controle en het onderhoud van koelinstallaties. Ingevolge art. 3.2 dient een controle in elk geval te omvatten een controle op de aanwezigheid van de gebruiksaanwijzing, controle van de vereiste apparatuur voor drukbeveiliging en controle van de lekdichtheid van de gehele koelinstallatie. De controle dient te worden uitgevoerd met behulp van lekdetectieapparatuur met een detectiegrens van ten minste vijf p.p.m. De gediplomeerde persoon verstrekt de eigenaar van de koelinstallatie een schriftelijk bewijs van de toegepaste procedure en de resultaten daarvan. Tevens dient de gediplomeerde persoon in het bij de koelinstallatie behorende logboek een aantal gegevens in te vullen. 477 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A) Artikel 3.3, lid 2 Artikel 3.3, lid 2, van de Regeling verplicht een gediplomeerd persoon om op verzoek van de eigenaar van een defecte koelinstallatie onverwijld dit defect te herstellen. Op grond van art. 3.3, derde lid is de gediplomeerd persoon verplicht om na herstel van het defect een controle uit te voeren. De gediplomeerde persoon dient op grond van art. 3.4 voorafgaand aan controle- en herstelwerkzaamheden de druk in het desbetreffende deel van de installatie op 1,05 bar of lager te brengen. Voorafgaand aan het ontmantelen van een koelinstallatie moet de gediplomeerde de druk op 0,3 bar brengen. Het derde lid van art. 3.4 verplicht de gediplomeerde om aan de eigenaar van de koelinstallatie een schriftelijk bewijs te verstrekken van de toegepaste techniek bij het verrichten van de onderhouds- of herstelwerkzaamheden. 478 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37) art 2 Het nemen van monsters dient te geschieden volgens de de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057-81, art. 2. 479 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37) Art. 2 van bijlage B Art. 2 van bijlage B "Indien na toevoeging van hexaan [...] geanalyseerd te worden (overeenkomstig NEN 6402)". Analyse van monster dient derhalve te gebeuren cfm. een methode die voldoet aan NEN norm. NEN-normen zijn niet openbaar toegankelijk. 480 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling bepalingsmethoden organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37) Art. 2 en bijlage B, onderdeel 2 Art. 2 en bijlage B, onderdeel 2: Het nemen van monsters dient te geschieden volgens de de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057-81. Analyse van monsters conform NEN 6402. 481 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Regeling bepalingsmethode cadmiumgehalte van producten Wms 2000 (27.40) Art. 1 lid 2 jo. bijlage B, onderdeel III, artikel 2 Art. 1 lid 2 jo. bijlage B, onderdeel III, artikel 2: bepalen van cadmiumgehalte moet volgens bepaalde methoden plaatsvinden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar NEN normen. Er is een gelijkstellingsbepaling voor andere methoden opgenomen. 482 VROM Wet Milieugevaarlijke stoffen Productenregeling asbest Art. 2 Art. 2 van de Regeling bepaalt in de leden 1 t/m 4 hoe de concentraties van serpentijnasbest in puin, in grond, in bagger/slib en in andere produkten moet worden bepaald: volgens de methoden aangegeven in Ontwerp-NEN 5897, NEN 5707, NTA 5727 respectievelijk NEN 5896. Art. 4 van de Regeling voorziet in een gelijkstelling met normen die worden vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie. 483 VROM Kernenergiewet Besluit detectie radioactief besmet schroot (3.03) Art. 3 t/m 6 Art. 3 t/m 6: degene die een inrichting drijft waar roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet onverwijld de ioniserende straling meten van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht. De meetapparatuur en de meting moeten voldoen aan een aantal eisen (staan in regeling nr. 3.04). De meetresultaten moeten worden geregistreerd. 484 VROM Kernenergiewet Besluit detectie radioactief besmet schroot (3.03) Art. 7 t/m 9 Art. 7 t/m 9: degene die een inrichting drijft waar roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet financiële zekerheid stellen waaruit de eventuele verwijdering van radioactief besmet schroot kan worden bekostigd. 485 VROM Kernenergiewet Regeling detectie radioactief besmet schroot (3.04) Art. 2 en 3 en bijlage Art. 2 en 3 en bijlage: eisen waaraan metingen moeten voldoen (handdetector, kraandetector, poortdetector), eisen m.b.t. o.a. regelmatige testing en kalibratie van de meetapparatuur en eisen aan registraties. 486 VROM Kernenergiewet Regeling detectie radioactief besmet schroot (3.04) Art. 4 en bijlage Art. 4 en bijlage: een persoon die metingen en registraties uitvoert moet voldoen aan een aantal eisen m.b.t. vaardigheden en bekwaamheden. Deze persoon kan aantonen dat hij aan die eisen voldoet door een afgeronde opleiding van de Röntgen Technische Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding en advies. 487 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Artikel 7, lid 1 en 3 Artikel 7, lid 1 en 3: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een stralingsarts. De stralingsarts moet aan een aantal eisen voldoen, o.a verplichte inschrijving in een register dat door de Minister van SZW is aangewezen. Eisen m.b.t. kennis en bekwaamheden zijn opgenomen in regeling 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 488 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Artikel 7, lid 2 en 4 en art. 132 Artikel 7, lid 2 en 4 en art. 132: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een deskundige. De deskundige moet aan een aantal eisen voldoen, o.a verplichte inschrijving in een register dat door de Minister van SZW is aangewezen. In artikel 132 is echter bepaald dat tot een bij ministeriële datum te bepalen datum een persoon, die in het bezit is van een diploma voor een in regeling nr. 3.16I genoemde opleiding wordt aangemerkt als een in het register ingeschreven deskundige. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 489 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Artikel 8 Artikel 8: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een erkende dosimetrische dienst. Een dergelijke dienst dient te voldoen aan een aantal eisen m.b.t. de kwaliteit van de dienstverlening, de werkwijze en de deskundigheid van de dienst. Deze eisen zijn opgenomen in regeling nr. 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 490 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 9 e.v Art. 9 e.v.: de ondernemer zorgt ervoor dat een handeling (verschillende activiteiten waarbij straling kan vrijkomen) door of onder toezicht van een deskundige wordt uitgevoerd (zie voor eisen deskundige formulier 2). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 491 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 12: Art. 12: binnen een aantal bij ministeriële regeling aangewezen ondernemingen of locaties dient een stralingsbeschermingseenheid aanwezig te zijn. Deze moet voldoen aan een aantal eisen, zoals voldoende deskundig personeel en functioneel en organisatorische scheiding van productie- en technische eenheden. De aanwijzing en de eisen zijn opgenomen in de Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming (nr. 3.123). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 492 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 20d-20f Art. 20d-20f: de ondernemer moet financiële zekerheid stellen. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 493 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 23, 24, 25, 35, 37 en 108 Art. 23, 24, 25, 35, 37 en 108: bepaalde handelingen mogen alleen worden uitgevoerd met vergunning. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 494 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 21, 22 en 103 Art. 21, 22 en 103: voor bepaalde handelingen moet vantevoren een melding worden gedaan. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 495 VROM Kernenergiewet Besluit stralingsbescherming (3.12) Art. 120: Art. 120: de ondernemer moet een administratie bijhouden van de handelingen die hij verricht waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen. In regeling 3.123 is een aantal aanvullende gegevens opgenomen dat in de administratie moet worden opgenomen. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 496 VROM Kernenergiewet Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming (3.123) Art. 3 Art. 3: indien een stralingsbeschermingseenheid is voorgeschreven dan dient de ondernemer een interne regeling stralingshygiëne te hebben die voldoet aan een aantal eisen (moet o.a. een afvalplan en calamiteitenplan hebben). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 497 VROM Kernenergiewet Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling (1.124) Artikel 1 en 2 + bijlage Artikel 1 en 2 + bijlage: opsomming van handelingen/werkzaamheden die wel en niet zijn toegestaan (gerechtvaardigd). Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 498 VROM Kernenergiewet Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127) Art. 2 Art. 2: aanwijzing van een lijst met werkzaamheden overeenkomstig artikel 102 van het Besluit stralingsbescherming, die ondernemers moeten raadplegen om na te gaan of de werkzaamheden die ze verrichten meldings- of vergunningplichtig zijn. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 499 VROM Kernenergiewet Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127) Art. 4, 7 en bijlage 3 Art. 4, 7 en bijlage 3: werkzaamheden waarvoor meldingsverplichting geldt en de opslag van radioactieve afvalstoffen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een aantal voorschriften. In bijlage 3 is o.a. bepaald dat de ondernemer ervoor moet zorgen dat de werkzaamheden plaatsvinden door of onder toezicht van een deskundige (als bedoeld in artikel 9 Besluit stralingsbescherming) die ten minste het diploma ioniserende straling niveau 3 of een gelijkwaardig diploma heeft behaald. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 500 VROM Kernenergiewet Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling (3.127) Art. 5, lid 3 en bijlage 4 Art. 5, lid 3 en bijlage 4: het meten van de oppervlaktebesmeting van een materiaal moet met methode die is aangegeven in bijlage 4. Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is 501 VROM Waterleidingwet Waterleidingbesluit (23.01A) Artikel 10, lid 1 en 2 Artikel 10, lid 1 en 2: monsters moeten worden genomen en analyses moeten worden uitgevoerd door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. Het nemen en analyseren van monsters kan ook geschieden door medisch microbiologische laboratoria, onder verantwoordelijkheid van een arts-microbioloog, die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op ISO 15189 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn. 502 VROM Waterleidingwet Waterleidingbesluit (23.01A) Artikel 10, lid 4 Artikel 10, lid 4: Het nemen en analyseren van monsters in het kader van legionella onderzoek moet plaatsvinden door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 en die daartoe zijn aangewezen door de minster. 503 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01) Artikel 2 t/m 4 Artikel 2 t/m 4: houders van badinrichtingen moeten voldoen aan eisen die bij amvb worden gesteld (nr. 25.04) met betrekking tot veiligheid en hygiëne. In artikel 3 en 4 is aangegeven welke eisen bij amvb gesteld kunnen worden. 504 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01) Artikel 10 Artikel 10: degene die een badinrichting opricht, wijzigt of uitbreidt dient daarvan een kennisgeving te doen aan GS. 505 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01) Artikel 10a Artikel 10a: de houder van de badinrichting is verplicht de hoedanigheid van het zwem- en badwater regelmatig te onderzoeken 506 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01) Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m 47 Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m 47: houders van badinrichtingen moeten voldoen aan eisen met betrekking tot het uitvoeren van een risicoanalyse voor legionellabesmetting, het opstellen van een beheerplan, kwaliteit van het zwem- en badwater, de behandeling van het water, onderzoek naar de kwaliteit van het water, aanwezigheid van douches en toiletten, diepte van zwemwater en aanduidingen en toezicht. 507 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01) Artikel 10 Artikel 10: analyses moeten worden uitgevoerd door een laboratorium dat een kwaliteitsborgingssysteem hanteert dat is gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 of een gelijkwaardige norm waarbij bepaalde aangewezen NEN normen of gelijkwaarwaardige normen moeten worden toegepast. 508 VROM Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Regeling kennisgeving badinrichtingen (25.05) Artikel 1 en 2 Artikel 1 en 2: bij een kennisgeving van een oprichting, wijziging of uitbreiding van een badinrichting moeten de in deze artikelen genoemde gegevens worden gevoegd 509 VROM Woningwet Besluit beheer sociale-huursector (18.4) Artikel 29 Artikel 29: Accountantsverklaring moet worden opgemaakt volgens de modellen die in bijlage III bij de regeling staan 510 VROM Woningwet Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7) 1.12 en 1.13 1.12 en 1.13: Voor het verrichten van de taken, bedoeld in de artikelen 16 en 18 van de Richtlijn bouwproducten moeten certificatie-instellingen, inspectie-instellingen en testlaboratoria zijn aangewezen door de minster. De regeling geeft een nadere uitwerking van het bouwbesluit 2003. 511 VROM Woningwet Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7) 1.14 1.14: een aangewezen instelling moet desgevraagd inlichtingen verstrekken aan de minister en moet jaarlijks een verslag indienen van uitgevoerde werkzaamheden 512 VROM Woningwet Besluit Centraal fonds voor de Volkshuisvesting (18.8) Artikel 5, lid 2 Artikel 5, lid 2: een accountant moet een mededeling opstellen overeenkomstig bijlage III van het Besluit beheer sociale-huursector (zie regeling nr. 18.4) 513 VROM Woningwet Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (18.9) Art. 4 j.o. paragraaf 1.1 van de bijlage Art. 4 j.o. paragraaf 1.1 van de bijlage: een aanvrager om een bouwvergunning moet bij de aanvraag o.a. gegevens voegen over de onderneming(en) die het werk uitvoer(t)(en). Op grond van paragraaf 1.1 is het o.a. verplicht een door de desbetreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken gewaarmerkte kopie van de over die onderneming of ondernemingen in het register, bedoeld in art. 22a van de Vestigingswet bedrijven 1954 opgenomen gegevens te voegen. Op grond van laatstgenoemd artikel worden vestigingsvergunningen en ontheffingen ingeschreven. Hieruit volgt een impliciete verplichting om te beschikken over een vestigingsvergunning voor bedrijven die bouwwerkzaamheden (willen) uitvoeren. (NB1. de Vestigingswet bedrijven 1954 is per 18/7/2007 ingetrokken. Het Besluit indieningsvereisten is daarop niet aangepast zodat deze verplichting feitelijk geen werking meer heeft.) (NB2. in de Regeling tot vaststelling van het gewijzigde formulier voor de aanvraag om bouwvergunning (nr. 18.1) wordt een gewaarmerkte kopie van de inschrijving bij de KvK gevraagd en geen kopie van de inschrijving in het vestigingsvergunningenregister.) 514 VROM Woningwet Regeling accountantscontrole financiële verslag Centraal Fonds Volkshuisvesting (18.22) Artikel 1 en de bijlage Artikel 1 en de bijlage: een accountantscontrole m.b.t. het financiële verslag van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting moet geschieden conform een in de bijlage opgenomen controleprotocol en worden opgesteld overeenkomstig een in de bijlage weergegeven modelverklaring 515 VROM Wet op het overleg huurders verhuurder Wet op het overleg huurders verhuurder (43) Artikelen 1 t/m 7 Artikelen 1 t/m 7: informatie- en overlegplicht voor verhuurders van ten minste honderd voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland. De verplichtingen van verhuurder gelden jegens een huurdersorganisatie die, behoudens ingeval het een woningcorporatie betreft, ten minste 50% van de huurders vertegenwoordigt. De verhuurder moet ook bepaalde kosten aan de huurdersorganisatie vergoeden. 516 Productschap Vee en Vlees Salomonellamonitoring varkenssector Vo. Salomonellamonitoring varkenssector 2003 incl Besluit erkenningscriteria art. 2.5 en 3.5 Betreft erkenning laboratoria 517 Productschap Vee en Vlees Bestrijding Vesiculaire varkensziekte Vo. Bestrijding vesiculaire varkensziekte (PVV) 2004 incl. Besluit erkenningscriteria art. 2.3 Betreft erkenning laboratoria 518 Productschap Vee en Vlees Bestrijding ziekte van Aujeszky Vo. Ziekte van Aujeszky 2006 Art. 3.1 Betreft erkenning laboratoria 519 Productschap Vee en Vlees Registratie en verstrekking van gegevens (PVV) 2003 Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PVV) 2003 art. 2.1. Betreft een registratieverplichting 520 Productschap Vee en Vlees Algemene bepalingen Vo. Algemene bepalingen PVV 2003 art. 2.1. Betreft een registratieverplichting 521 Productschap Pluimvee en Eieren Welzijnsnormen konijnen Vo. Welzijnsnormen konijnen (PPE) 2006 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden art. 10.1 Betreft erkenning laboratoria 522 Productschap Vee en Vlees Welzijnsnormen Vleeskuiken- ouderdieren Vo. Welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden art. 6a.1 en art. 6b.1 en 2 Betreft erkenning laboratoria 523 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften eieren Vo. Hygienevoorschriften eieren (PPE) 2005 art. 2.2 en art. 2.4 Betreft erkenning laboratoria 524 Productschap Pluimvee en Eieren Welzijnsnormen vleeskalkoenen Vo. Welzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden art. 12a.1 en 12b.1 en 2 Betreft erkenning laboratoria 525 Productschap Pluimvee en Eieren Welzijnsnormen nertsen Vo. Welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden art. 10a.1 en art. 10b.1 en 2 Betreft erkenning laboratoria 526 Productschap Pluimvee en Eieren Monitoring Aviaire influenza Vo. Monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005 art. 2.1, 2 en 3 Betreft erkenning laboratoria 527 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimveehouderij Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden Art. 3.4, 5 en 6 Betreft erkenning laboratoria 528 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimveehouderij Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden art. 3.3 en 6 Betreft erkenning laboratoria 529 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimveehouderij Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden art. 4.1 en 8 Betreft erkenning laboratoria 530 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimveehouderij Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl. besluit erkenningsvoorwaarden art. 6.3. en 7 Betreft erkenning laboratoria 531 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften kalkoenhouderij Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999 art. 2.3., 4 en 5 Betreft erkenning laboratoria 532 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften kalkoenhouderij Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999 art. 4.1, 3 en 6 Betreft erkenning laboratoria 533 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimverwerkende industrie Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999 art. 6a.1 en 2 Betreft erkenning laboratoria 534 Productschap Pluimvee en Eieren Hygienevoorschriften pluimverwerkende industrie Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999 art. 3.1 en 5 Betreft erkenning laboratoria 535 Productschap Pluimvee en Eieren Registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004 Vo. Registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004 art. 2. Betreft een registratieverplichting 536 Productschap Pluimvee en Eieren Registratie en verstrekking van gegevens (PPE) 2003 Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PPE) 2003 art. 2.1 Betreft een registratieverplichting 537 Productschap Pluimvee en Eieren Identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee Vo. Identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005 art. 2.1. Betreft een registratieverplichting 538 Productschap Dranken PBO - verordening Vo. Registratie verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap Dranken / Cie gedestilleerd 539 Productschap Dranken PBO - verordening Vo. Registratie verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap Dranken / Cie gedestilleerd 540 Hoofdbedrijfschap Ambachten Wet op de bedrijfsorganisatie Registratieverordening Hoofdbedrijfsschap Ambachten 2004 Betreft een registratieverplichting 541 Bedrijfschap Horeca en Catering Wet op de bedrijfsorganisatie Reglement voor het hotelclassificatieregister bedrijfschap Horeca en catering Betreft een registratieverplichting 542 Bedrijfschap Horeca en Catering Wet op de bedrijfsorganisatie Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2003 Betreft een registratieverplichting 543 Bedrijfschap Horeca en Catering Wet op de bedrijfsorganisatie Registratiereglement Bedrijfschap Horeca en catering Betreft een registratieverplichting 544 Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel Verordening HBAG registratie, verstrekking van gegevens en controle 2007 HBAG registratie en Enqueteverordeing Betreft een registratieverplichting 545 Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud Wet op de bedrijfsorganisatie Verordening registratie en inzage van boeken en bescheiden Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud Betreft een registratieverplichting 546 Bosschap Verordening Bosschap (bedrijfschap) ter registratie van ondernemingen in de bosbouwsector Registratieverordening Bosschap 2006 Betreft een registratieverplichting 547 Productschap Zuivel Zuivelverordening 2000 Zuivelverordening 2000, Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk artt. 4 De chauffeur-monsternemer dient te beschikken over een verklaring van het COKZ. 548 Productschap Zuivel Zuivelverordening 2003 Zuivelverordening 2003, Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen art. 2 lid 1 Ondernemer dient apparatuur te gebruiken die aan bepaalde eisen voldoet. 549 Productschap Zuivel Zuivelverordening 1998 Zuivelverordening 1998, schoolmelk art. 4 Eén op één implementatie van de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 2707/2000 (Pb EG 2000, nr. L 311). Totaal screeningsresultaten wetgeving Economische Zaken DATE \@ "d-M-yyyy" 5-11-2008 Pagina PAGE 91