[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlage

Bijlage

Nummer: 2008D14041, datum: 2008-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota naar aanleiding van het verslag (2008D14039)

Preview document (🔗 origineel)


#	Screenende instantie	Naam wetgevingscomplex	Naam regelgeving
Bepaling/artikel	Inhoud bepaling

1	BZK	Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens	Wet GBA, Besluit
GBA, Regeling periodieke audits	art. 120a lid 2 Wet GBA, artt. 53a-53d
Besluit GBA, artt. 25-41 Regeling	Betreft bepalingen over eisen, gesteld
aan GBA-audit-instellingen.

2	BZK	Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens	Wet GBA, Besluit
GBA, Regeling GBA	art. 15 Wet GBA, artt. 50-53 Besluit GBA, artt. 18-30
Regeling GBA	Machtiging van Onze Minister vereist om als bewerker
werkzaam te zijn voor een gemeente.

3	BZK	AIVD	Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en
Besluit ex art. 28 Wiv 2002	artikelen 28-29 Wiv en gehele Besluit
Betreft de bevoegdheid van de diensten om zich te wenden tot aanbieders
van openbare telecommunicatienetwerken.

4	BZK	Wet Veiligheids- onderzoeken	Wet Veiligheidsonderzoeken	gehele wet
In het kader van de nationale veiligheid kan het op grond van artikel 3,
eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken noodzakelijk zijn functies
die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden aan te
wijzen als vertrouwensfunctie. Het betreft hier een maatregel ten
behoeve van de openbare veiligheid.

5	BZK	Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen	Wet
tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen	art. 5	Aanwijzing
schade-expert door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties

6	DEF	Besluit luchtfotografie	Besluit luchtfotografie	artikel 2, aanhef
(lid 1)	Verbod op fotograferen uit luchtvaartuigen zonder vergunning van
Minister

7	EZ	Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008
Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008	hoofdstuk 3
juncto hoofdstuk 2 van de wet, besluit	Plicht voor ondernemingen en
rechtspersonen tot inschrijving in het handelsregister

8	EZ	Handelsregisterwet 2007	Handelsregisterwet 2007	paragraaf 4.4
Verplichting voor ondernemingen en rechtspersonen tot vermelding van
inschrijvingsnummer in handelsregister op uitgaande brieven, orders,
facturen, offertes en andere aankondigingen, met uitzondering van
reclames

9	EZ	Rijksoctrooiwet 1995	Rijksoctrooiwet 1995	artikel 23a
Registratieverplichting voor octrooigemachtigden

10	EZ	Rijksoctrooiwet 1995	Rijksoctrooiwet 1995	artikel 23b
Registratieverplichting voor octrooigemachtigden

11	EZ	Benelux-verdrag inzake Intellectuele Eigendom	Benelux-verdrag
inzake Intellectuele Eigendom	artikel 4.1	Registratieverplichting voor
merken- en tekeningen- of modellengemachtigden

12	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 7	Een colporteur is verplicht
bij de aanvang van handelingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder d, aan degene die hij tot het sluiten van een overeenkomst tracht
te bewegen, duidelijk mee te delen dat zulks zijn oogmerk is. Een
onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur werkzaam is,
is verplicht deze te doen handelen in overeenstemming met het eerste
lid. 

13	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 8 sub a	Het is een colporteur
of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur
werkzaam is, verboden handelingen te verrichten of te doen verrichten
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, indien de colporteur weet
of redelijkerwijs moet vermoeden dat de verplichtingen die daaruit voor
de desbetreffende particulier kunnen voortvloeien, niet in
overeenstemming zijn met diens draagkracht.

14	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 8 sub c	Het is een colporteur
of een onderneming waarin of voor rekening waarvan een colporteur
werkzaam is, verbodenmeer dan één overeenkomst als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder d, te sluiten of te doen sluiten indien
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd een of
meer van de betalingen die de desbetreffende particulier per
overeenkomst moet verrichten, te doen blijven beneden het in artikel 26,
eerste lid, bedoelde bedrag.

15	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 24	Voor een overeenkomst,
welke het onmiddellijk gevolg is van de werkzaamheid van een colporteur,
is op straffe van nietigheid vereist, dat door of namens de bij de
overeenkomst betrokken partijen in twee gelijkluidende exemplaren een
akte wordt ondertekend.

16	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 25	De Kamer van Koophandel
dient een exemplaar van de akte te ontvangen en te voorzien van een
gewaarmerkte dagtekening. Dagtekeningsverplichting zal uit de
Colportagewet worden geschrapt

17	EZ	Colportagewet	Colportagewet	artikel 26	Dit artikel bevat
uitzonderingen op artikel 24 en 25.

18	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	artikel 1 sub l jo. 25 lid 1
Vergunningverplichting voor het opslaan van stoffen

19	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	artikel 31	De houder van een
opslagvergunning kan zijn vergunning slechts met schriftelijke
toestemming van Onze Minister op een ander doen overgaan. 

20	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	33	De houder van een opslagvergunning
neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden
om te voorkomen dat als gevolg van de met gebruikmaking van de
vergunning verrichte activiteiten:

21	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	39 jo 34, 36	Stelt regels omtrent het in
te dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister

22	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	40 lid 2	Het is verboden zonder vergunning
van Onze Minister een mijnbouwwerk op te richten of in stand te houden. 

23	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	41	Met het oog op de kans op beweging van
de aardbodem worden metingen verricht voor de aanvang van het opslaan
van stoffen

24	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	44, 45	Stelt regels omtrent het
verwijderen van een mijnbouwinstallatie

25	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	46-48	betreft zekerheidstelling ter
dekking van de aansprakelijkheid voor de schade die naar redelijke
schatting ontstaat door beweging van de aardbodem 

26	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwwet	134-141	Betreft waarborgfonds
mijnbouwschade

27	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	4 en 5	Stelt regels omtrent het
werkplan van de vergunninghouder waarin alle in een vergunningsgebied
uit te voeren mijnbouwactiviteiten staan vermeld. 

28	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	26, 27	Stelt regels omtrent het in te
dienen opslagplan, welke goedkeuring behoeft van de minister

29	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	34-40	Stelt regels over het buiten
gebruik stellen van mijnbouwwerken (sluitingsplan)

30	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	44,45	Het ontwerpen, plaatsen en
gebruiken van mijnbouwinstallaties die boven oppervlaktewater uitsteken

31	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	46-66, m.u.v. 55
Veiligheidsvoorschriften en maatregelen omtrent het plaatsen en
verwijderen van een mijnbouwinstallatie ter voorkoming van schade

32	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	67-77	Veiligheidsvoorschriften en
maatregelen omtrent het aanleggen, gebruiken, onderhouden, repareren en
buiten gebruik stellen van een boorgat ter voorkoming van schade.

33	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	94-96	vergunningplicht om een
pijpleiding in de territoriale zee of op het continentaal plat aan te
leggen

34	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	108-119	Verstrekking gegevens voor het
verkenningsonderzoek 

35	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwbesluit	151-153 jo. 149	vergunninplicht voor
het gebruik van een groeve, die niet langer in gebruik is voor het
winnen van kalksteen, voor een ander doeleinde 

36	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwregeling	1.3.4 lid 2 jo. 1.3.1 lid 2 sub a jo.
bijlage 1,A, 2a	Stelt regels omtrent de verstrekking van gegevens voor
de aanvraag om een opslagvergunning

37	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwregeling	1.10.1-1.10.7	Restrictiegebieden

38	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwregeling	2.8.1	De schietmeester houdt een
schietregister bij

39	EZ	Mijnbouwwet	Mijnbouwregeling	2.2.1-2.2.4	Verkenningsonderzoek met
gebruik van ontplofbare stoffen

40	EZ	Eletriciteitswet 1998	Eletriciteitswet 1998	16c  lid 3	Eis van
deskundigheid en ervaring voor uitvoeren van aansluitingswerkzaamheden

41	EZ	Eletriciteitswet 1998	Eletriciteitswet 1998	30a	Tariefregulering
meten bij kleinverbruiker

42	EZ	Eletriciteitswet 1998	Besluit aanleg energie infrastructuur
artikel 4	Eisen voor de energie-infrastructuur; binnen welke termijn een
begin wordt gemaakt met de aanleg van de energie-infrastructuur en
binnen welke termijn deze wordt voltooid.

43	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 1.2 en 1.5	In
artikel 1.2. en daaraan verbonden artikel 1.5. zijn de vereisten
opgenomen om  in aanmerking te komen voor erkenning als
meetverantwoordelijke. 

44	EZ	 Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 1.3	Regelt het
overdragen van meetverantwoordelijkheid in het bijzonder wanneer een
MEP-bedrijf wordt ingeschakeld

45	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 1.4	Met deze
bepalingen worden regels gesteld tot het MV-register

46	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 1.8	Bevat de
vangnetregeling meetverantwordelijkheid. Deze regeling is van toepassing
als de erkenning van de oorspronkelijke meetverantwoordelijke is
ingetrokken en (nog) geen andere meetverantwoordelijke is aangeweze en
erkend.

47	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 2.3	Regelt alle
randvoorwaarden waaronder de erkende meetverantwoordelijke zijn
werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd, evenals
eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc.

48	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 3.1	Regelt de
datacollectie bij dagelijks op afstand uitleesbare meetinrichtingen

49	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 3.2	Regelt
datacollectie bij overige inrichtingen

50	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 3.3	Regelt de
werkwijze van de meetverantwoordelijke bij storingen van dagelijks op
afstand uitleesbare meetinrichtingen

51	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 4.1
Dataverwerking door de netbeheerder

52	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 4.5	Deze
bepaling regelt de dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van
marktfacilitering

53	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 4.6	Deze
bepaling regelt de bekendmaking van de verzamelde data door de
netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet

54	EZ	Eletriciteitswet 1998	Meetcode Elektriciteit	art. 5.1	Deze
bepaling regelt de verwisseling of wijziging van (delen van) de
meetinrichting en/of switchen van erkende meetverantwoordelijke

55	EZ	Eletriciteitswet 1998	Netcode Elektriciteit	art. 2.1.6	Deze
bepaling regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een
inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het
aansluitingenregister.

56	EZ	Gaswet	Gaswet	art. 13 i.h.b. lid 1 onderdelen b, c en d	Machtiging
tot het stellen van regels met betrekking tot berekeningsmethodiek van
de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties

57	EZ	Gaswet	Gaswet	art. 80a en 81 e	Tariefregulering voor het meten van
gas bij afnemers

58	EZ	Gaswet	Dte Beleidsregel "Richtlijnen gasopslag 2003"	geheel, in
bijzonder art. 2 en 5	Verplichte aanbieding basisdiensten door
gasopslagbedrijf

59	EZ	Gaswet	Aansluitvoorwaarden Gas - RNB	art. 2.1.5	Deze bepaling
regelt het aansluitingenregister. Er is sprake van een
inschrijvingsverplichtingen van de meetverantwoordelijke in het
aansluitingenregister.

60	EZ	Gaswet	Aansluitvoorwaarden Gas - LNB	art. 3.5.2	Deze bepaling
geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en dergelijke van
de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de netbeheerder
van het landelijk transportnet geautoriseerde personen bevoegd.

61	EZ	Gaswet	Netkoppelingsvoorwaarden Gas - LNB	art. 3.4.1 en 3.4.2	Deze
bepaling geeft aan dat voor het instellen, justeren, repareren en
dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding alleen de door de
netbeheerder van het landelijk transportnet geautoriseerde personen
bevoegd. De regionale netbeheerder dient de instemming van de landelijk
netbeheerder te krijgen, voordat werkzaamheden mogen worden verrichten.

62	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 2.1 en 2.4	In artikel 2.1 en
daaraan verbonden artikel 2.4. zijn de vereisten opgenomen om  in
aanmerking te komen voor erkenning als meetverantwoordelijke.

63	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 2.2	Regelt overdracht
meetverantwoordelijkheid

64	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 3.1 t/m 3.6 en bijlage 1
Regelt alle randvoorwaarden waaronder de erkende meetverantwoordelijke
zijn werkzaamheden verricht. Er worden nauwkeurigheidseisen opgelegd,
evenals eisen m.b.t. gebruikte apparatuur etc.

65	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 4.1 t/m 4.3	Regels omtrent
datacollectie door de meetverantwoordelijke

66	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 5.1	Dataverwerking door de
netbeheerder

67	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 5.2	Deze bepaling regelt de
dataoverdracht door de netbeheerder in het kader van marktfacilitering

68	EZ	Gaswet	Meetvoorwaarden Gas - RNB	art. 6.1	Deze bepaling regelt de
verwisseling of wijziging van (delen van) de meetinrichting en/of
switchen van erkende meetverantwoordelijke

69	EZ	Mededingingswet	 Besluit vrijstelling branchebeschermings-
overeenkomsten	art. 2	Het Besluit geeft - onder een aantal
randvoorwaarden - aan dat bepalingen van de Mededingingswet niet van
toepassing zijn op de samenwerkingsovereenkomsten detailhandel

70	FIN	Accountantswetgeving	Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet op
de registeraccountants, Wet op de account-administratieconsulenten
wettelijke controle van jaarrekeningen	De wettelijke controle van
jaarrekeningen en de eisen die hieraan worden gesteld vloeien voort uit
richtlijn 2006/43/EG. De regels betreffende de wettelijke controle van
jaarrekeningen zijn één op één overgenomen uit deze richtlijn.

71	FIN	Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)	Wet
toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op
de account-administratieconsulenten	controles niet zijnde wettelijke
controles in de zin van RL 2004/39	Voor de  controles niet zijnde
wettelijke controles in de zin van richtlijn 2006/43/EG is er sprake van
een vergunningplicht

72	FIN	Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)	Wet
toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op
de account-administratieconsulenten	controles niet zijnde wettelijke
controles in de zin van RL 2004/39	De eisen die worden gesteld aan
personen die de wettelijke controle van de jaarrekening mogen uitvoeren
zijn van groot belang voor de werking van het maatschappelijk verkeer.
Accountantscontroles nemen een belangrijke plaats in in het
maatschappelijk verkeer en het is noodzakelijk dat het publiek (de
consument) vertrouwen heeft in de verklaringen van de accountant.

73	FIN	Accountantswetgeving (niet zijnde wettelijke controles)	Wet
toezicht accountantsorganisaties, Wet op de registeraccountants, Wet op
de account-administratieconsulenten	controles niet zijnde wettelijke
controles in de zin van RL 2004/39	Aan externe accountants worden
bepaalde beperkingen gesteld ter waarborging van de onafhankelijkheid.
Deze beperkingen zijn er in het bijzonder op gericht dat een externe
accountant niet tevens werkzaamheden verricht voor een controlecliënt,
waardoor belangenverstrengeling kan optreden.

74	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	Artikel 1 lid 1 	Advocaten worden
ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten
(tenzij par 2a van toepassing is). Deze bepaling is gewijzigd, nu
landelijk tabelau, inschrijving is nu nog alleen een vergunning. 

75	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	Artikel 2 lid 1 en 2a	Overleggen
beroepskwalificatie of document in de zin van art 2a

76	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	artikel 2 lid 2, 2a lid 5	Verklaring
omtrent gedrag of vergelijkbaar document staat van herkomst

77	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	artikel 9a, 9aa, 9b	Implementatie van 
richtlijn 2005/36/EG mbt de erkenning van beroepskwalificaties en
richttlijn 98/5/EG

78	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	artikel 12 lid 1	Kantoor houden binnen
1 arrondissment op 1 locatie: de dienstverrichter dient een vestiging
aan te wijzen als kantoor, ivm tuchtrecht

79	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	artikel 12 lid 2	Advocaten bij de Hoge
Raad

80	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	artikel 12 lid 3	Kantoor houden buiten
Nl

81	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	Artikel 16a t/m 16 f (par. 2a)
Implementatie van richtlijn 77/249/EG; advocaten die niet in Nederland
zijn ingeschreven.

82	JUS	Advocatenwet	Advocatenwet	Artikel 16g t/m 16 k, m.u.v. deel art
16k  (par. 2b)	Implementatie richtlijn 98/5/EG; advocaten die onder hun
oorspronkelijke beroepstitel zich in Nl vestigen.

83	JUS	 Wetboek van Strafvordering	Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Art 7 en art 1	Forensisch onderzoek door laboratoria, accreditatie

84	JUS	Uitvoeringswet verdrag biologische wapens	Uitvoeringswet verdrag
biologische wapens	Art. 2, eerste en derde lid, art. 3, art. 4 	Een
verbod tot ontwikkeling, productie, in voorraad hebben, verwerven of
bezit van biologische agentia of van wapens die dienen voor het gebruik
van biologische agentia, inclusief voorschriften omtrent vernietiging
van biologische agentia

85	JUS	Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap	Uitvoeringswet
verordening Europese vennootschap	gehele regeling	implementatie Europees
vennootschapsrecht

86	JUS	Uitvoeringswet verordening tot instelling van Europese
economische samenwerkings- verbanden	Uitvoeringswet verordening tot
instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden	gehele
regeling	Wet is één op één implementatie van de Verordening 2137/85,
tot instelling van de Europese economische samenwerkingsverbanden.

87	JUS	Wet wapens en munitie 	Wet wapens en munitie en Regeling wapens
en munitie 	Artikel 4, 6, 7, 9, 13, 14, 20, 42 Wwm en Artikel 8, 8a, 9,
11, 12, 14 t/m 17, 18 t/m 43, 50 Rwm	Deze artikelen regelen verboden,
erkenningen, consenten, vergunningen, verloven, vrijstellingen,
ontheffingen en registratie van diverse wapens en munitie (uiteraard
alleen van toepassing waar het diensten betreft)

88	JUS	Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering	Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering	artikel 1023	het sluiten van een arbitrageovereenkomst.

89	JUS	Burgerlijk Wetboek	Burgerlijk Wetboek en Beleidsregels preventief
toezicht op vennootschappen 2005	 Artikel 64 lid 2 en 3 , 68, (NV), 175
lid 2 en 3, 179 (BV)	verklaring van geen bezwaar bij de oprichting van
vennootschappen

90	JUS	Burgerlijk Wetboek	Burgerlijk Wetboek	art 501 	reisovereenkomst

91	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 2 en 4	vergunning

92	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 8 en 10	Art 8 – bevoegdheid MvJ +
opleidingseisen, Art. 10 - installatie en onderhoud alarmapparatuur door
personen, opleidingseis en betrouwbaarheid

93	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 2, 7 lid 1 en 2, 9 lid 8  	vergunning
recherchewerkzaamheden

94	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 10	diploma

95	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	 Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 4 en 23a	vertrouwelijke gegevens

96	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	 Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	artikel 3, 18 en 24	klachtenregeling en leges

97	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	paragraaf 9	melding Wet bescherming persoonsgegevens

98	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	paragrafen 3.1 3.2 3.3 2.1 2.4 2.5	Par. 2.1, 2.2 en
2.4 – invulling betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets personeel en
leidinggevenden, Par. 3.1, 3.2, 3.3 – afgifte legitimatiebewijzen 

99	JUS	Wet particuliere beveiligings- organisaties en
recherchebureau’s	Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureau’s	paragaaf 3.6	Par. 3.6 – bijhouden register
legitimatiebewijzen

100	LNV	Boswet	Boswet	Art 2, art 13	Artikel 2: verbod te vellen van
houtopstand, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Minister van LNV
(en aan de eigenaar van de te ontbloten grond, indien dat niet tevens
degene is die de houtopstand velt). Artikel 13: de Minister van LNV kan
ter bewaring van natuur- en landschapsschoon het vellen en doen vellen,
anders dan bij wijze van dunning, van bossen en andere houtopstanden
telkens voor ten hoogste vijf jaren verbieden.

101	LNV	Boswet	Regeling meldings- en herplantingsplicht	Art 2, art 3 lid
1	Artikel 2: vrijstelling van artikel 2 van de Boswet (verbod
houtopstand te vellen zonder voorafgaande melding) indien het bos niet
is aangelegd ter voldoening aan verplichting tot herbeplanting als
bedoeld in artikel 3 van de Boswet en voldaan is aan de artikelen 3,
eerste lid, en 4 van de Regeling meldings- en herplantplicht. Artikel 3,
eerste lid: voordat tot aanleg van het bos wordt overgegaan, dient het
tijdstip en de plaats van aanleg te worden aangemeld bij de minister van
LNV en dient een mededeling van de minister omtrent de vrijstelling te
zijn ontvangen.

102	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten	Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5
lid1, 9, 16g Besluit vrijstelling	Betreft vrijstellingen op het verbod
op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor
handelsdoeleinden.

103	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten	art. 14 lid 3 +4 FF-wet en art. 9a
Besluit vrijstelling	Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder
zich hebben van bepaalde aangewezen dieren en planten die een gevaar
kunnen opleveren voor het bestaan van beschermde dier- en
plantensoorten.

104	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en faunawet	art. 13, 64 lid 2, 75 lid
3	Art. 13 : het onder zich hebben/tentoonstellen van beschermde dieren
en planten is verboden, Art. 64, lid 2: Het prepareren van dieren
behorende tot soorten aangewezen krachtens het eerste lid is verboden,
Art. 75 lid 3: De Minister kan ontheffing verlenen indien geen afbreuk
wordt gedaan aan gunstige staat van instandhouding van de soort en, voor
wat betreft vogels en bijlage IV Habitatrichtlijn soorten, als er geen
andere bevredigende oplossing isen met het oog op in art. 75, lid 6 van
de wet en in art. 2, lid 3, Besluit vrijstelling beschermde dier- en
plantensoorten genoemde belangen (bv. belang van volksgezondheid).

105	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en faunawet	art. 62 lid 1 en 2	Artikel
62, lid 1: verboden dode dieren, behorende tot soorten waarop deze wet
van toepassing is, te prepareren zonder voorzien te zijn van een
vergunning van Onze Minister, Artikel 62, lid 2: Een vergunning als
bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister afhankelijk gesteld
van het met gunstig gevolg afgelegd hebben van een door Onze Minister
erkend preparateursexamen. Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, is
ten aanzien van dat examen van overeenkomstige toepassing. 

106	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten	art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 10, 11
lid 2 Besluit vrijstelling (verbod op het onder zich hebben van
beschermde dieren/planten voor handelsdoeleinden)	Betreft vrijstellingen
op het verbod op het onder zich hebben van beschermde dieren en planten
voor handelsdoeleinden.

107	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten	Art. 13, 75 lid 1 FF-wet en art.4, 5
lid1, 9 Besluit vrijstelling	Betreft vrijstellingen op het verbod op het
onder zich hebben van beschermde dieren en planten voor
handelsdoeleinden.

108	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten en Regeling afgifte en kenmerken
gesloten pootringen en andere merktekens	

art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 5 lid 1, 7 Besluit vrijstelling, art. 8
Regeling afgifte	Betreft vrijstellingen op het verbod op het onder zich
hebben van beschermde dieren en planten voor handelsdoeleinden. Dit
verbod geldt niet voor gefokte vogels indien de vogels een pootring
hebben enn geregistreerd zijn.

109	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten	art. 13, 75 lid 1 FF-wet, art. 10, 11
lid 2 Besluit vrijstelling (verbod op het tentoonstellen van beschermde
dieren/planten voor handelsdoeleinden)	Betreft verlening vrijstellingen
op het verbod op het tentoonstellen van beschermde dieren/planten voor
handelsdoeleinden.

110	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit prepareren
dieren, Jachtbesluit, Regeling prepareren van dieren en Jachtregeling
art. 40 lid 1, 62 lid 2 FF-wet, art.2, 3, 4 lid 1, lid 2a Regeling
prepareren dieren, art. 7 Jachtbesluit, art. 7 Jachtregeling	Voor het
prepareren van dieren is dient men een door de Minister erkend
preparateursexamen gunstig te hebben afgelegd.

111	LNV	Flora- en faunawet	Flora- en Faunawet en Besluit prepareren
dieren	art. 13 lid1, 63 lid 1, lid 2 jo. art. 6 en 7 Besluit prepareren
dieren	Betreft vrijstellingen op het verbod producten van dieren,
behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort
te koop te vragen, te kopen of te verwerven ten verkoop voorhanden of in
voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden , te
vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor
commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te
bieden, uit te wisselen of ten toon te stellen voor handelsdoeleinden,
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich
te hebben.

112	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	art. 24 lid 1	Nadat een herinrichtingsplan is vastgesteld,
mogen eigenaren en gebruiksgerechtigden van tot het blok behorende
onroerende zaken geen handelingen verrichten noch die handelingen, welke
door een normale bedrijfsvoering worden geëist, achterwege laten,
indien daardoor de waarde van hun onroerende zaken zou veranderen,
tenzij hun daartoe door de herinrichtingscommissie toestemming is
verleend.

113	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	art. 28 lid 2	GS kunnen in overeenstemming met de
herinrichtingscommissie bepalen, dat met name genoemde werken worden
uitgevoerd door de door hen aan te wijzen openbare lichamen of andere
rechtspersonen.

114	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	art. 32 lid 1	De herinrichtingscommissie benoemt de
schatters, die onder haar leiding de waarde van de in een blok gelegen
onroerende zaken zullen schatten.

115	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Instructie voor de herinrichtingscommissie	art. 32	Artikel
32: de schatters bedoeld in artikel 32 van de wet ontvangen van
Rijkswege een door de Minister van LNV vast te stellen vergoeding.

116	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Instructie voor de herinrichtingscommissie	art. 38 lid 7
Voor ingebruikneming van land in materieel beheer bij het bureau kunnen
gegadigden zich door middel van een inschrijving bij het bureau melden.

117	LNV	Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën	Instructie voor de herinrichtingscommissie	art. 38 lid 8
Bij het in gebruik geven van het land wordt een vergoeding gevraagd ter
grootte van de hoogst toelaatbare pachtprijs.

118	LNV	Natuur- beschermingswet 1998	Natuurbeschermingswet	Art. 16	Het
is verboden zonder vergunning in een beschermd natuurmonument
handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen, die
schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de
natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of
voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het
beschermd natuurmonument ontsieren, dan wel in strijd met de bij een
vergunning gestelde voorschriften of beperkingen handelingen te
verrichten, te doen verrichten of te gedogen.

119	LNV	Natuur- beschermingswet 1998	Natuurbeschermingswet	Ar.17
Gedeputeerde Staten kunnen in overeenstemming met de eigenaar en de
gebruiker voor een beschermd natuurmonument of een gedeelte daarvan een
beheersplan vaststellen, dat het behoud, het herstel of de ontwikkeling
van het natuurschoon of van de natuurwetenschappelijke betekenis van het
natuurmonument ten doel heeft.

120	LNV	Natuur- beschermingswet 1998	Natuurbeschermingswet	Art. 19 a en
b	Gedeputeerde staten stellen na overleg met de eigenaar, gebruiker en
andere belanghebbenden, voor het op grond van artikel 10a, eerste lid,
aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in
overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, een
beheersplan vast waarin met inachtneming van de
instandhoudingsdoelstelling wordt beschreven welke
instandhoudingsmaatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze.

121	LNV	Natuur- beschermingswet 1998	Natuurbeschermingswet	Art. 19 d-h,
41, 43	Vergunningsstelsel voor handelingen die schadelijk kunnen zijn
voor Natura 2000 gebied en inhoudelijk afwegingskader. 

122	LNV	Natuur- beschermingswet 1998	Besluit tot beperking
toegankelijkheid natuurgebieden ex art 20 Nbwet 1998 Natura 2000-gebied
'Waddenzee' en 'Noordzeekustzone'	Art 7 besluit, Art 20, 41 en 43 Nbwet
De toegang tot artikel 20 gebieden is verboden tenzij het gaat om de
uitoefening van beroepsmatige activiteiten waarvoor men een vergunning
heeft.

123	LNV	Natuurbeschermingswet 1998	Natuurbeschermingswet	Art 21	De
eigenaar en gebruiker zijn verplicht om passende maatregelen te gedogen.

124	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Varkensbesluit	Art. 15
Artikel 15: Castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven
dagen, is uitsluitend toegestaan als deze ingreep onder anesthesie en
met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd door een
dierenarts.

125	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Varkensbesluit	Art. 17
Artikel 17: Invoer van varkens die vanuit een derde land via Nederland
voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden
gebracht mag alleen indien de varkens vergezeld gaan van een geldig door
de bevoegde autoriteit van het derde land afgegeven, volledig ingevuld
en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn
91/630/EEG.

126	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Varkensbesluit	Art. 3,
Art. 4.3, Art. 4a, Art. 5.1, 6 en 7, Art. 6, Art. 7, Art. 9, Art. 10,
Art. 12, Art. 13 en Art. 16	Artikel 3, artikel 4, derde lid, artikel 4a,
artikel 5 eerste lid, zesde en zevende lid, artikel 6, artikel 7,
artikel 9, artikel 10, artikel 12, artikel 13, artikel 16: Deze
artikelen bevatten eisen omtrent het houden, huisvesten en verzorgen van
varkens.

127	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Varkensbesluit	Art. 2a,
Art. 2aa, Art. 4.1, 2, 4 en 5, Art. 5.1, 2, 3 en 4, Art. 8 en Art. 11 en
Art. 107 Gwwd	Deze bepalingen bevatten eisen omtrent de huisvesting, het
houden en verzorgen van varkens. De Minister van LNV kan, voor zover het
belang van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen
verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen
(art. 107 Gwwd).

128	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit doden van dieren
Art. 3, Art. 4, Art. 5, Art. 6 en art. 107 Gwwd	Bij het verplaatsen,
onderbrengen, fixeren, bedwelmen, slachten of doden wordt de dieren elke
vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard. De
Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid of het
welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of krachtens
deze wet bepaalde ontheffing verlenen (art. 107 Gwwd).

129	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit doden van dieren
Art. 7, art. 8.1, art. 9, art. 10.1 en art. 11 	Artikel 7: eisen aan de
ruimte waarin geslacht wordt en de instrumenten waarmee geslacht wordt
Artikel 8, eerste lid: productiedieren die in een slachthuis worden
binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig
ondergebracht overeenkomstig bijlage A van de richtlijn. Artikel 9:
productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te
worden geslacht, worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B van de
richtlijn.  Artikel 10, eerste lid: productiedieren die in een
slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden voor
het slachten bedwelmd, dan wel onmiddellijk gedood overeenkomstig
bijlage C van de richtlijn. Artikel 11: productiedieren die in een
slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden bij de
verbloeding behandeld overeenkomstig bijlage D van de richtlijn.

130	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit doden van dieren
Art. 8.2.	Artikel 8, tweede lid: Indien het slachten van meer dan licht
zieke of licht gewonde productiedieren, bedoeld in paragraaf 1, punt 6,
van bijlage A van de richtlijn, binnen twee uur na aankomst bij het
slachthuis om enigerlei reden onmogelijk is, doodt de keuringsdierenarts
van de Voedsel en Warenautoriteit, zoals deze is ingesteld bij besluit
van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 juli 2002
(Stcrt. 127), het dier terstond nadat hem die onmogelijkheid is gebleken
en ter plaatse waar het zich bevindt door toediening van een letale
dosis van een centraal depressief middel, dan wel laat hij het dier
onder zijn toezicht doden.

131	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling doden dieren
Art. 2, Art. 3, art. 4 en art. 5	Artikel 2: eisen aan het bedwelmen van
pluimvee Artikel 3: eisen aan het bedwelmen van varkens Artikel 4:
toegestane dodingsmethoden in geval van dierziekten Artikel 5: doden van
pelsdieren

132	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling doden dieren
Art. 107 Gwwd	De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de
gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van
het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen.

133	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit welzijn
productiedieren	Artikelen 3 - 5, artikel 6 	Artikel 3 tot en met 5 eisen
omtrent het houden, verzorgen en huisvesten van productiedieren. 
Artikel 6: register medische zorg verboden stoffen.

134	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Dierentuinenbesluit jo
Vrijstellingsregeling dierenwelzijn (vergunning en eisen ogv richtlijn
1999/22/EG).	Art. 3, art. 10. Verplichting vergunning.	Het is verboden
een dierentuin te exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de
artikelen 4 en 7 tot en met 13.

135	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Dierentuinenbesluit	Art.
3 - 5, art. 7-14. Voorwaarden voor vergunning.	Artikel 3 tot en met 5 en
7 tot en met 14. Artikel 3: Het is verboden een dierentuin te
exploiteren op een wijze die niet overeenstemt met de artikelen 4 en 7
tot en met 13. Artikel 4: De exploitant van een dierentuin dient te
beschikken over een vergunning. Artikel 5: gegevens die de
vergunningaanvraag dient te bevatten. Artikel 7 tot en met 13:
vergunningsvoorwaarden aangaande het houden en verzorgen van het dier en
het bijhouden van een beleidsprotocol en register. Artikel 14: intrekken
vergunning

136	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Legkippenbesluit	Art.
3-10	 Artikel 3 tot en met 10 bevattende eisen omtrent de registratie,
het huisvesten, houden en verzorgen van legkippen.

137	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Honden- en kattenbesluit
1999	Art. 2, art. 8-18, art. 19 en 21, art. 22, art. 25, art. 26, art.
107 Gwwd	Het is verboden honden of katten te verkopen, ten verkoop in
voorraad te hebben, af te leveren of in bewaring te nemen, of te fokken
ten behoeve van de verkoop of aflevering van de nakomelingen, tenzij
daarbij aan dit besluit wordt voldaan.

138	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Honden- en kattenbesluit
1999; Regeling uitvoering honden- en kattenbesluit 1999	Art. 7, art. 2
regeling	Op de inrichting is een beheerder werkzaam die in bezit is van
een, in het kader van onderhavig besluit, door Onze Minister bij
ministeriële regeling erkend bewijs van vakbekwaamheid.

139	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Honden- en kattenbesluit
1999	Art. 2, art. 3, art. 4-6, art. 107 Gwwd	Het is verboden honden of
katten te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren of
in bewaring te nemen, of te fokken ten behoeve van de verkoop of
aflevering van de nakomelingen, tenzij daarbij aan dit besluit wordt
voldaan.

140	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit biotechnologie
bij dieren	art. 11a	Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste
lid, van de GWWD (voor het wijzigen van genetisch materiaal van dieren
of het toepassen van biotechnologische technieken bij dieren of
embryo’s).

141	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit eisen dierlijk
sperma en spermawincentra	art. 2 en 3, jo 9 (erkenning)	Verbod op winnen
van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend is.

142	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit eisen dierlijk
sperma en spermawincentra	art. 8 en 10 (rundersperma, administratie)
Artikelen 8 en 10: verbod op winnen rundersperma, tenzij een
administratie wordt bijgehouden en er een calamiteitenplan is.

143	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 2:62	Betreft de inschrijving van een
handelaar in het register.

144	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 2:63	Betreft erkenning van
verzamelcentra voor vee.

145	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 2:64	Betreft de toelating van
slachthuizen

146	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 8:7	Artikel 8.7: inschrijving
handelszaak in een register 

147	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 3:15	3:15 erkenning van handelaren in
runderen

148	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 7:9	Artikel 7.9 Erkenning van
handelaren in schapen en geiten

149	LNV	Kaderwet diervoeders	Kaderwet diervoeders en Regeling
diervoeders	art. 23 Kaderwet en art. 99 regeling	Kaderwet diervoeders:
Art. 23: de minister kan instellingen aanwijzen die onderzoek doen naar
bij officiële controles genomen monsters Regeling diervoeders: Art. 99:
aanwijzing instellingen (NB bepaling valt volgens fiche onder art 3 -
dus uitgezonderd van DRL) 

150	LNV	Kaderwet diervoeders	Besluit diervoeders en Regeling diervoeders
art. 28,1 onder d besluit en art. 1010 regeling 	Besluit diervoeders:
Art. 28, lid 1 sub d: onderzoek moet voldoen aan bij ministeriële
regeling gestelde eisen omtrent de beoordeling van toevoegingsmiddelen
e.d. Regeling diervoeders: Art. 101: Een onderzoek als bedoeld in art.
28, lid 1 sub d Bdv wordt uitgevoerd overeenkomstig beginselen en
voorwaarden uit rl 83/228/EEG en 87/153/EEG en overeenkomstig de
richtsnoeren, bedoeld in art. 7 verordening (EG)nr. 1831/2003

151	LNV	Visserijwet	Reglement voor de binnenvisserij 1985	art. 10a	Art.
10a: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een
administratie te voeren

152	LNV	Visserijwet	Reglement zee-en kustvisserij 1977	art. 5	Art. 5:
verplichting om bij bemiddelen bij het veilen van vis een administratie
te voeren

153	LNV	Visserijwet	Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis
art. 2.1	Art. 2, lid 1: verplichting om bij bemiddelen bij het veilen
van vis een administratie te voeren

154	LNV	Visserijwet	Regeling eisen aan administratie inzake zoetwatervis
art. 2.2	Art. 2, lid 2: verplichting voor bemiddelaar bij het veilen van
zoetwatervis om op of bij de op de veiling aanwezige zoetwatervis de
naam van de aanvoerder te vermelden alsmede de herkomst van de
zoetwatervis. 

155	LNV	Visserijwet	Regeling eisen, administratie en registratie inzake
visserij	art. 25.2 en 4	Art. 25, lid 2 en 4: Degene die bemiddeling bij
veiling van vis verleent draagt er zorg voor dat op of bij de op de
veiling aanwezige vis registratienummers en nationaliteit van de
vaartuigen vermeld worden waarmee deze vis is gevangen of aangevoerd. In
geval van span moeten nummers van beide vaartuigen vermeld worden.

156	LNV	Visserijwet	Regeling eisen, administratie en registratie inzake
visserij	art. 29,30,32 en 34	Artt. 29, 30, 32, 34 (eisen aan dienst
‘bemiddelen bij veilen van vis’)

157	LNV	Zaaizaad- en plantgoedwet 2005	Regeling verhandeling
teeltmateriaal	Hoofdstuk  2, 3

	Bepalingen over wijze van keuren, certificeren, onderzoek mbt
teeltmateriaal 

158	LNV	Meststoffenwet	Meststoffenwet	art. 27.1	Art. 27, lid 1 Gaat over
de handel in productierechten. De belanghebbende moet aan de minister
kennisgeven van de overgang van een productierecht naar een ander
bedrijf.

159	LNV	Meststoffenwet	Meststoffenwet	art. 27.2	Er kan pas aanspraak
worden gemaakt op een van een van een ander bedrijf afkomstig
productierecht met ingang van het tijdstip van de registratie van de
kennisgeving door de minister. 

160	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 27.1 en 2
en art. 125	Hierin worden eisen gesteld aan de diensten ‘vaststellen
van de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het
stikstofleverende vermogen van de bodem’ en ‘analyseren
grondmonsters’. Tot deze eisen behoort dat de analyse moet worden
gedaan door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad van
Accreditatie aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

161	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 27	Art.
27: Hierin worden eisen gesteld aan het nemen van grondmonsters (tbv
bepaling waarden fosfaat ed in bodem). De monstername kan gedaan worden
door het geaccrediteerde laboratorium dat de bepaling van de
waarden/analyses doet, maar het lab kan dat ook uitbesteden onder de
volgende voorwaarden: - monstername moet gebeuren onder
verantwoordelijkheid laboratorium dat analyse uitvoert (lid 3 sub a) -
degene die de monstername doet heeft een onafhankelijke positie t.o.v.
bedrijf waar de monsters worden genomen (lid 3 sub c) - degene die de
monstername doet is geschoold en wordt door het laboratorium voorzien
van deugdelijke instructies (lid 3 sub d) 

162	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 32.2 en
33.1 en art. 125	Art. 32, lid 2 en art 33 lid 1: Geaccrediteerde
laboratoria stellen middels bemonstering en analyse van de bodem de
fosfaattoestand van een perceel vast. De resultaten worden vastgelegd in
een keuringsrapport. Art. 125: Met een laboratorium als bedoeld in
artikel 27, eerste lid, wordt gelijkgesteld een vergelijkbare
instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de EU, dan wel in een
andere staat die partij is bij een daartoe strekkend Verdrag dat NL
bindt, die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die
voldoen aan een kwaliteitsborgingniveau dat tenminste gelijkwaardig is
aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

163	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 76	Art.
76: het wegen van meststoffen met behulp van een weegwerktuig 

164	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 77 en 78
Bemonstering geschiedt tijdens het laden van een transportmiddel mbv
bemonsteringsapparatuur die voldoet aan bepaalde prestatiekenmerken en
behoort tot een type waarvan bij keuring door Praktijkonderzoek
Veehouderij BV, onderdeel van de Animal Sciences Group te Lelystad, is
vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.

165	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 77, 80
lid 1 jo. 81 lid 3, 125	Analyse dient te gebeuren door geaccrediteerd
laboratorium.

166	LNV	Meststoffenwet	Uitvoeringsregeling Meststoffenwet	art. 81 lid 1
Het laboratorium dat de monsters heeft geanalyseerd stuurt deze in
afschrift aan de Dienst Regeling.

167	LNV	Meststoffenwet	Besluit gebruik meststoffen wet	art. 4b	Art. 4b:
Het nemen en analyseren van grondmonsters dient te gebeuren door een
geaccrediteerd laboratorium dan wel door een vergelijkbare instelling,
gevestigd in een andere lidstaat van de EU die een verklaring verstrekt
op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitborgingsniveau
dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale
onderzoekingen wordt nagestreefd. 

168	LNV	Landbouwkwaliteitswet	Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en
snijbloemen	art. 7, art. 11 sub c en d	Bepaalde soorten bloembollen
dienen gekeurd te worden, de BKD mag keuren en merken uitreiken. 

169	LNV	Landbouwkwaliteitswet	Landbouwkwaliteitsbesluit biologische
produktiemethode	art. 5.1, art. 5.2, art. 7	minister LNV kan bepalen dat
overeenkomstig de biologische produktiemethoden voortgebrachte produkten
aan een keuring kunnen of moeten worden onderworpen

170	LNV	Landbouwkwaliteitswet	Landbouwkwaliteitsbesluit geografische
aanduidingen, oorsprongbenamingen en specificiteitscertificering 	 Art.
7	De in artikel 6 genoemde controle-instelling is belast met de keuring
van producten. NB volgens fiche uitgezonder onder art 3 DRL

171	LNV	Landbouwkwaliteitswet	Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en
fruit	art. 7 en art. 10 	Art. 7: Groenten en fruit zijn onderworpen aan
een keuring. Art. 10: Het Kwaliteits-Controle-Bureau voor groenten en
fruit te ’s Gravenhage is belast met keuring als bedoeld in art. 7 bij
zijn aangeslotenen en is belast met het uitreiken van merken.

172	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling erkenning en
aanwijzing veterinaire labaratoria	art. 2, art. 3.1	Artikelen 2 en 3:
verbod op winnen van sperma, tenzij het varkensspermawincentrum erkend
is

173	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling erkenning en
aanwijzing veterinaire labaratoria	art 5 (let op, staat in formulier art
2 en 3.1)	De minister kan, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de
voorwaarden, bedoeld in paragraaf 2, een erkenning verlenen aan een
laboratorium voor één of meer in de bijlage opgenomen testmethodes.
Dit laboratorium dient gelegen te zijn op Nederlands grondgebied.

174	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling erkenning en
aanwijzing veterinaire labaratoria	art. 6.1.	Artikel 6, eerste lid: Het
laboratorium is door de Raad voor Accreditatie, of een andere
accreditatieorganisatie die aantoonbaar voldoet aan ISO 17011 en
ondertekenaar is van de meerzijdige overeenkomst van het Europese
netwerk van accreditatie geaccrediteerd, conform NEN-EN-ISO/IEC 17025,
voor de testmethode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd. *N.B. Dit
formulier richt zich op de accrediterende organisatie en niet op een
laboratorium dat moet worden geaccrediteerd.

175	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling erkenning en
aanwijzing veterinaire labaratoria	art. 14, art. 15, art. 16	Artikel 14:
Rapportageverplichting voor laboratorium Artikel 15: verplichting voor
laboratorium tot medewerking aan periodieke monitoring door
CIDC-laboratorium Artikel 16: Erkend laboratorium moet (a) voldoen aan
de TSE-verordening; (b) geen inzage in onderzoeksresultaten verlenen,
tenzij het toezichthouders of bepaalde medewerkers betreft; (c)
in-/uitslagregister voor monsters operationeel hebben; maandelijks aan
DR rapporteren over onderzoeken. * Omdat nationale en EU-aspecten in dit
wettelijke stelsel sterk met elkaar vervlochten zijn en dit lastig uit
elkaar te halen is, zijn de formulieren mbt de onderhavige regeling
veiligheidshalve ingevuld alsof het nationale regelgeving betreft.
Bepaalde vereisten mbt toegang tot/uitoefening van diensten uit de
Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria vloeien echter
voor bepaalde soorten één op één voort uit Europese regelgeving.

176	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit gebruik Sera en
entstoffen	art. 2	Artikel 2: verbod en ontheffing behandeling met
levende entstoffen tegen besmettelijke dierziekten

177	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit gebruik Sera en
entstoffen	Art. 3	Artikel 3: verbod en ontheffing behandeling met
niet-levende entstoffen en sera tegen besmettelijke dierziekten

178	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Fokkerijbesluit	art. 2
Artikel 2: inschrijven van dieren in stamboek of register

179	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Fokkerijbesluit	art. 6
Artikel 6 stelt voorwaarden aan de inschrijving van dieren in het
stamboek of register.

180	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Fokkerijbesluit	art. 3
 Erkenning beheerders stamboeken of registers voor vee

181	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren en Regeling preventie, bestrijding, monitoring
van besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE's) 	art. 19 Gwwd, art.
12 en art. 13 regeling	Art. 19 Gwwd: verplichting voor houder van dier
om kennisgeving te doen bij ambtenaar bij verschijnselen besmettelijk
dierziekte. Art. 12 Regeling: Er geldt een vrijstelling van verplichting
tot kennisgeving o.a. onder de volgende voorwaarde: - houder stuurt
verdacht materiaal naar een laboratorium dat erkend is door de minister
ogv art 3 Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria (lid
2) - in geval van verdenking ziekte van Aujeszky doet houder dier
kennisgeving bij ambtenaar. Art 13 Regeling: Er geldt een vrijstelling
van verplichting tot kennisgeving ingeval abortus bij rund als gevolg
van brucellose o.a. onder de volgende voorwaarden:- houder stuurt
bloedmonster aan een door de minister van LNV aangewezen laboratorium
tbv overeenkomstig bijlage C bij rl nr. 64/432/EEG uit te voeren
serologische onderzoek; - houder doet kennisgeving bij ambtenaar nadat
vast is komen te staan dat brucellose oorzaak is van abortus.

182	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren	art. 9.2.	Het is verboden vuilnis of mest te
storten of op te slaan op, dan wel te verspreiden over een terrein of
plaats waarop dieren, als bedoeld in het eerste lid, vrijelijk toegang
hebben. 

183	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit bescherming
regen bepaalde zoonosen en bestrijding besmettelijke dierziekten	art. 2
Betreft de onderzoeksgegevens exploitant levensmiddelenbedrijf

184	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 19 en art. 20	Het verzamelen van varkens is verboden. 

185	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 21 en 24.	Het betreft de erkenning en de intrekking van erkenning
van een varkensverzamelcentrum.

186	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 22, 23 en bijlage 2	De erkenningseis kwalificeert als een
vergunning (gaat om erkenning varkensverzamelcentrum) 

187	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 29 en 38	Artikel 29: erkenning van een runderverzamelcentrum
Artikel 38: intrekking van erkenning bedoeld in artikel 29

188	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 30, 31 en bijlage 3	De eisen zijn non-discriminatoir en
noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding
van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig
(meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder
gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van
dierziekten dan thans het geval is. Regels worden momenteel herzien. 

189	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 39 en 43	Artikel 39: erkenning van schapenverzamelcentrum en
geitenverzamelcentrum Artikel 43: intrekking erkenning bedoeld in
artikel 39

190	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 40, 41 en bijlage 5	De eisen zijn non-discriminatoir en
noodzakelijk uit een oogpunt van preventie van insleep en verspreiding
van besmettelijke dierziekten. De eisen zijn echter niet evenredig
(meer). Naar huidige veterinaire inzichten is het nl. mogelijk minder
gedetailleerde eisen aan de verzamelcentra te stellen ter preventie van
dierziekten dan thans het geval is.

191	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling preventie,
bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoonosen en TSE
art. 44 en art. 45 en 46	De bepaling valt onder de reikwijdte van
artikel 9. De organisator van een tentoonstelling of keuring (tijdelijke
verzameling) dient het voornemen dit te organiseren vooraf te melden bij
de VWA.

192	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Tijdelijke
vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen
en legkippen met vrije uitloop	art. 5, 7-13 en 15 en art. 10 en 19
Artikelen 5 en 7 / 13 en 15:het uitvoeren van vaccinaties van hobby- en
commercieel gehouden legpluimvee  door een dierenarts en het aanbrengen
van pootringen bij gevaccineerd legpluimvee door een dierenarts die
genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd. Artikelen 10 en 19: afnemen van
bloedmonsters bij hobby- en commercieel gehouden legpluimvee door een
dierenarts die genoemde vaccinaties heeft uitgevoerd;

193	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 2:12	Artikel 2:12 inschrijving
handelaar in register

194	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling handel levende
dieren en levende producten	art. 2:28	Artikel 2:28 inschrijving
handelaar in register

195	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Regeling
beperkingsgebieden bluetongue 2006	art. 13	Artikel 13: de houder
behandelt herkauwers met middelen ter wering van vectoren

196	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Tijdelijke
vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen
en legkippen met vrije uitloop	art. 24	Artikel 24: reiniging en
ontsmetting vervoermiddelen ge(her)vaccineerd pluimvee, vlees,
-producten, pluimveevoeder

197	LNV	Landbouwwet	Regeling vleeskeuring 	art. 10 en art. 11	De
bepaling valt onder de reikwijdte van artikel 9: de herkeuring mag
alleen door een officiële dierenarts worden uitgevoerd. Een officiële
dierenarts is een dierenarts verbonden aan de Voedsel en Waren
Autoriteit. 

198	LNV	Visserijwet	Regeling Aquicultuur	art. 26	Artikel 26:
inschrijving handelaren in register

199	LNV	Visserijwet	Regeling Aquicultuur	art. 33	Artikel 33:
inschrijving handelaren in register

200	LNV	Visserijwet	Regeling Aquicultuur	art. 42.6	Artikel 42, zesde
lid: inschrijving handelaren in register

201	LNV	Visserijwet	Regeling Aquicultuur	art. 58	Artikel 58:
inschrijving handelaren in register

202	LNV	Visserijwet	Regeling Aquicultuur	art. 63	Artikel 63:
inschrijving handelaren in register

203	LNV	Visserijwet	Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen	art. 4
Artikel 4: registratieverplichting

204	LNV	Visserijwet	Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen	art. 5
Artikel 5: ordentelijk en gedurende 2 jaar bewaren van gegevens bedoeld
in artikel 4 van de regeling (zie elders in overzicht) 

205	LNV	Diergenees- middelenwet	Dierg. middwet	art 2, 3, 4	aanwijzing
van onderzoeksinstituten

206	LNV	Diergenees- middelenwet	Dierg. middregeling	art 2, 3
(registratie)	Art. 2 en 3 Dgmregeling: Er is een Commissie Registratie
Diergeneesmiddelen die de minister adviseert over registratie. De
Commissie kan indien zij dit nodig acht met het oog op de advisering
onderzoek laten verrichten door een aantal in art. 3 genoemde
instituten.

207	LNV	Diergenees- middelenwet	Dierg.middwet	art 57 lid 1	Het
vergunningvereiste is het aanwijzen van onderzoeksinstituten

208	LNV	Diergenees- middelenwet	Dierg.middregeling	art 100 (aangewezen
instelling)	Art. 100 Dgmreg: bevat de aanwijzingen van 6 instellingen
die onderzoek doen ihk art 57, lid 1

209	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde 	Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde 1990 	art 2, 4, 8 lid 2, 15	Art. 2: Tot de uitoefening
van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 4: Bij
of krachtens amvb kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de
toelating tot de diergeneeskunde in beperkte omvang (paraveterinaire).
Art. 8, lid 2: Het is verboden aan anderen dan paraveterinairen in het
openbaar aan te kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen in hun
hoedanigheid (titelbescherming) Art. 15: Bij uitoefening van
diergeneeskunde in beperkte omvang moet zorgplicht in acht worden
genomen.

210	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Wet op de uitoefening van de
diegeneeskunde 1990	art 2, 3, 8 lid 1, 9, 14	Art. 2: Tot de uitoefening
van de diergeneeskunde zijn slechts dierenartsen toegelaten. Art. 3:
Minister kan personen die buiten NL bevoegdheid tot uitoefening
diergeneeskunde hebben tot de uitoefening van de diergeneeskunde
toelaten. Art. 8, lid 1: Het is anderen dan dierenartsen verboden aan te
kondigen dat zij de diergeneeskunde uitoefenen ed. (titelbescherming)
Art. 9: Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen
Art. 14: Bij uitoefening van diergeneeskunde moet zorgplicht in acht
worden genomen.

211	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Besluit paraveterinairen	art 2,
3	Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor
dierfysiotherapeuten Art. 3: Aan een toelating wordt het voorschrift
verbonden dat dierfysio slechts toegepast mag worden op verwijzing van
dierenarts

212	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Besluit paraveterinairen	art 6,
7, 9, 10	Besluit paraveterinairen: Art. 6: toelatingseisen
embryotransplanteur/winner Art. 7: voorschrift dat de dienstverlening
van embryotransplanteurs/winners slechts geschiedt op aanwijzing en
controle van een dierenarts Art. 9: toelatingseisen dierenassistent Art.
10: voorschrift dat de dienstverlening van dierenartsassistente slechts
geschiedt op aanwijzing en controle, of onder leiding van een dierenarts

213	LNV	Wet uitoefening diegeneeskunde	Besluit en regeling
paraveterinairen	besluit art 6, 9, regeling art 15, 18, 19 lid 3,
(beroepskwalificaties)	Het betreft de toelatingseisen voor de
embryotransplanteur/winner.

214	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Besluit en regeling
paraveterinairen	besluit art 2, regeling art. 2, 19 lid 3
(bewijsstukken)	Besluit paraveterinairen: Art. 2: toelatingseisen voor
dierfysiotherapeuten Regeling paraveterinairen: Art 2:
beroepskwalificaties dierfysio’s Art. 19, lid 3: vereiste
bewijsstukken bij aanvraag.

215	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Regeling aanmelding tot
uitoefening der diergeneeskunde	art 9 (registratie)	(Art. 9 WUD:
Verplichting tot registratie voor praktiserende dierenartsen) De
regeling stelt eisen voor de aanvraag tot registratie als dierenarts. 

216	LNV	Wet uitoefening diergeneeskunde	Regeling toelating onderdanen
EEG -Is tot uitoefening van de diergen.	art 1 t/m 6	De regeling regelt
de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties van dierenartsen uit
andere lidstaten. 

217	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gwwd	art 41 lid 1
(verbod toelaten dieren) jo 107 	De bepaling bevat vereisten die binnen
het toepassingsbereik van artikel 9 vallen, namelijk de
ontheffingsmogelijkheid op het verbod om dieren die een ingreep hebben
ondergaan toe te laten in tentoonstellingen, keuringen en wedstrijden.

218	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gzwwd	art 40 lid 1
(verbod lich. Ingrepen jo 107	Artikel 40, eerste lid,: het is verboden
een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, waarbij
een deel of delen van het lichaam wordt of worden verwijderd of
beschadigd. Artikel 107: De Minister van LNV kan, voor zover het belang
van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet,
van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen.

219	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gzwwd jo
Vrijstellingsregeling	art 44 lid 4 t/m 8 jo art. 9 vrijstellingsregeling
 Artikel 44, vierde tot en met achtste lid Gwwd jo artikel 9
Vrijstellingsregeling dierenwelzijn: Op grond van artikel 44, vierde tot
en met achtste lid moet een slachtinrichting zijn aangewezen om ritueel
te mogen slachten. Slachtinrichtingen dienen hiertoe een aanvraag in.
Het aanvraagformulier moet vergezelt gaan van een verklaring, waaruit
blijkt dat er daadwerkelijk behoefte is aan het vlees van de ritueel te
slachten dieren. Artikel 9 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn
stelt inrichtingen die ritueel wensen te slachten vrij van de plicht om
een aanvraag voor een aanwijzing en een behoefteverklaring in te dienen,
onder voorwaarde dat de inrichting het voornemen van ritueel slachten
meldt bij de Minister van LNV

220	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gzwwd 	art 61 jo
107(dierengevechten)	Artikel 61: het is verboden dierengevechten te
organiseren.Artikel 107: De minister van LNV kan, voor zover het belang
van de gezondheid of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet,
van het bij of krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen.

221	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gzwwd jo Besluit
bio-technologie bij dieren	art 66 jo art 11a besl biotech	Artikel 66
Gwwd: Het is zonder vergunning verboden: a. het genetisch materiaal van
dieren te wijzigen op een wijze die voorbij gaat aan de natuurlijke
barrières van geslachtelijke voortplanting en van recombinatie; b.
biotechnologische technieken bij een dier of een embryo toe te passen;
c. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen aan een dier
van bij de maatregel aangewezen soort en of categorieën van dieren toe
te dienen, die het functioneren van een dier veranderen of d. dieren of
producten van dieren waarbij handelingen als bedoeld in de onderdelen a
tot en met c zijn toegepast, te vervaardigen, te vervoeren, voorhanden
te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, te verkopen, te
kopen, ten verkoop in voorraad te hebben, zich ervan te ontdoen of
binnen Nederland te brengen. Artikel 11a Besluit biotechnologie bij
dieren: Geen vergunning, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de
wet, wordt verleend voor handelingen met betrekking tot dieren of
dierlijke embryo’s, indien die handelingen of toepassingen daarvan
niet zijn gericht op doeleinden van algemeen maatschappelijk belang.

222	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Kalverenbesluit en Gwwd
art 5, 6, 8, 9, 10 jo art. 107	Indien de kalveren zijn gehuisvest in een
stal met ligboxen, is het aantal ligboxen ten minste gelijk aan het
aantal kalveren etc.

223	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit ritueel slachten
art. 8, lid 2 en 3 jo. art. 9 lid 1	Artikel 8, tweede en derde lid: 2.
Runderen worden gefixeerd door middel van een toestel dat is voorzien
van een tijd-mechanisme dat gedurende 45 seconden na het bedienen
daarvan, de opheffing van de fixatie onmogelijk maakt; dit mechanisme
wordt onmiddellijk na het toebrengen van de halssnede in werking
gesteld. 3. Schapen en geiten worden gefixeerd met behulp van een burrie
door tenminste twee personen, of met behulp van een fixatietoestel door
tenminste één persoon; na het toebrengen van de halssnede blijven
schapen en geiten gedurende tenminste dertig seconden gefixeerd in de
positie die de dieren innamen op het moment van het toebrengen van de
halssnede. Artikel 9, eerste lid: Het toebrengen van de halssnede
gebeurt met een vlijmscherp mes door een persoon die niet tevens belast
is met het fixeren van de dieren.

224	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit ritueel slachten
art. 3,4,6,7, 8 lid 1 en art.9, lid 2	Artikel 3: Bij het verplaatsen,
onderbrengen, fixeren, slachten of doden wordt de dieren elke
vermijdbaar lijden of vermijdbare verwondingen of kneuzingen bespaard.
Artikel 4: Het verplaatsen, onderbrengen, fixeren, slachten of doden van
dieren wordt uitgevoerd door personen die de nodige kennis en
vaardigheden bezitten om de taken humaan en doeltreffend uit te voeren.
Artikel 6: Eisen aan de instrumenten waarmee wordt geslacht en de ruimte
waarin wordt geslacht Artikel 7: Dieren die in een slachthuis worden
binnengebracht om er te worden geslacht, worden verplaatst en zo nodig
ondergebracht overeenkomstig bijlage A bij richtlijn 93/119/EG Artikel
8, eerste lid: Dieren worden gefixeerd overeenkomstig bijlage B bij
richtlijn 93/119/EG Artikel 9, tweede lid: Dieren worden bij het
verbloeden behandeld overeenkomstig bijlage D bij richtlijn 93/119/EG

225	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Gwwd jo Besluit ritueel
slachten	art. 5, 8, lid 2 en 3, art. 9 lid 1 en 3 jo.  Art. 107 Gwwd	Het
gaat om een ontheffingsmogelijkheid van de vereisten die in acht moeten
worden genomen bij het ritueel slachten.

226	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit ritueel slachten
art. 5 en art. 9 lid3	Artikel 5: Dit artikel bepaalt dat het onbedwelmd
slachten van dieren geschied overeenkomstig de door de
keuringsdierenarts of keurmeester gegeven aanwijzingen. Daarnaast wordt
in dit artikel geregeld dat naast de bij de slachthandeling betrokken
personen en de personen die tijdens de slachthandelingen de
israëlitische en islamitische ritus verrichten, ten hoogste één
persoon bij het slachten aanwezig mag zijn. Artikel 9, derde lid: Bij
schapen, geiten en pluimvee worden ten minste gedurende 30 seconden en
bij runderen ten minste gedurende 45 seconden na het aanbrengen van de
halssnede geen verdere slachthandelingen verricht.

227	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Kalverenbesluit	art. 2,
3, 4, 7	Artikel 2, 3, 4, 7: eisen die aan de huisvesting van kalveren
worden gesteld

228	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Kalverenbesluit	art. 11
Artikel 11: invoer vanuit een derde land van kalveren die vanuit
Nederland voor het eerst naar de gebieden waarop het Verdrag betreffende
de Europese Unie van toepassing is, worden gebracht, is slechts
toegestaan indien de kalveren vergezeld gaan van een geldig, door de
bevoegde autoriteit van dat derde land afgegeven, volledig ingevuld en
gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn
91/629/EEG.

229	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit
voortplantingstechnieken bij dieren jo art. 107 GWWD	art. 3, lid 2 jo.
Art. 107 GWWD	Artikel 3, tweede lid: Het is verboden om anders dan als
beroep eicellen en embryo’s te winnen en in te brengen. Artikel 107
Gwwd: De Minister van LNV kan, voor zover het belang van de gezondheid
of het welzijn van dieren zich daar niet tegen verzet, van het bij of
krachtens deze wet bepaalde ontheffing verlenen.

230	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit
voortplantingstechnieken bij dieren 	art. 5 lid 1 en 2 jo. Art. 107 GWWD
Het is verboden sperma te winnen door middel van elektrische prikkeling,
tenzij één van de uitzonderingen als genoemd in het Besluit
voortplantingstechnieken van toepassing is dan wel er ontheffing is
verleend

231	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Besluit
voortplantingstechnieken bij dieren  jo, art. 107 GWWD	art. 3 lid 1
Artikel 3, eerste lid: voortplantingstechnieken worden toegepast op
zodanige wijze dat het bij het dier niet onnodig pijn, letsel, stress of
ander ongerief veroorzaakt.

232	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Ingrepenbesluit	art. 2 ,
lid 1 onder q	Artikel 2, eerste lid, onderdeel q: het door vijlen of
knippen verkleinen van de hoektanden van biggen is toegestaan tot de
leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de uiers van zeugen of de
oren of staarten van andere varkens worden verwond wanneer de ingreep
niet is toegepast, en onder de voorwaarde dat de tanden glad en intact
blijven.

233	LNV	Gezondheids- en welzijnswet voor dieren	Ingrepenbesluit in
samenhang met Vrijstellingsregeling dierenwelzijn	art. 2, 3,4 besluit jo
art. 1 en 2 vrijstellingsregeling	Artikel 2 van het Ingrepenbesluit en
artikelen 1 en 2 van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn. In dit
artikel worden ingrepen aangewezen waarvoor het in artikel 40 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren opgenomen verbod om lichamelijke
ingrepen bij dieren te verrichten niet geldt. Aan het verrichten van een
aantal ingrepen worden wel voorwaarden verbonden, nl. in: artikel 2,
eerste lid, onderdelen d, e, f, g, h, j, l, o, r, t, x, tweede en derde
lid, van het Ingrepenbesluit artikel 3 van het Ingrepenbesluit artikel 4
van het Ingrepenbesluit. artikelen 1 en 2 van de Vrijstellingsregeling
dierenwelzijn. Artikel 3 Ingrepenbesluit: Ingrepen worden uitgevoerd op
zodanige wijze dat bij het dier niet onnodig pijn of letsel wordt
veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig is in zijn functioneren
wordt belemmerd.

234	LNV	Wet bodembescherming	Regeling bemonstering en analyse overige
organische meststoffen (5.52)	Art. 2:	Art. 2: Een laboratorium moet zijn
erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en
inspectie-instellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor
Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een
accreditatie.

235	LNV	Wet bodembescherming	Regeling bemonstering en analyse overige
organische meststoffen (5.52)	Art. 3	Art. 3: Een onderzoekslaboratorium
moet zijn geregistreerd bij de Rijkstoezichthouder. Dat is de directeur
van het Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten
(RIKILT).

236	LNV	Wet bodembescherming	Regeling bemonstering en analyse overige
organische meststoffen (5.52)	Artikel 5 en bijlage I	Artikel 5 en
bijlage I: bemonstering en analyse moet plaatsvinden volgens de
voorgeschreven methode in de bijlage. In deze bijlage wordt veelvuldig
verwezen naar NEN normen die moeten worden toegepast

237	LNV	Wet bodembescherming	Regeling bemonstering en analyse overige
organische meststoffen (5.52)	Artikel 6 en 7	Artikel 6 en 7:
Onderzoekslaboratorium moet rapport opstellen waarin een aantal gegevens
moet worden opgenomen.

238	OCW	Monumentenwet 1988	Monumentenwet 1988	artikel 45	Een
opgravingsvergunning is vereist.

239	OCW	Monumentenwet 1988	Monumentenwet 1988	artikel 49	Opgraving door
wetenschappelijke instelling

240	OCW	Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek	Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek	Artikelen 1.11, 1.12
en 1.12a	Accreditatie behelst een procedure die voor een
dienstverrichter de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie (het
NVAO) stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele beslissing
over het mogen aanbieden van hoger onderwijs dat tot wettelijk erkende
graden leidt.

241	OCW	Wet kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming
buitenlandse kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang,
Regeling wet kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang	Wet
kinderopvang, Aanpassingsregeling aanvraag opneming buitenlandse
kinderopvang in centraal register buitenlandse opvang, Regeling wet
kinderopvang en beleidsregels kwaliteit kinderopvang	Wet kinderopvang:
artikelen 45, 47, 49 50, 51, 56 (en 55, NL taal)	Het is binnen de kaders
van de WKO aan iedereen toegestaan een kindercentrum of gastouderbureau
te exploiteren. Om te bewerkstelligen dat houders aan alle wettelijke
vereisten voldoen, is het noodzakelijk dat kindercentra en
gastouderbureaus bekend zijn bij de toezichthouder. Om die reden dient
iemand die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in
exploitatie te nemen, daarvan melding te doen bij de gemeente (artikel
45 WKO). Na melding zal ingevolge artikel 62 WKO binnen een bepaalde
termijn, onderzocht moeten worden of de voorgenomen exploitatie
redelijkerwijs zal plaatsvinden i.o.m.de wet. 

242	V&W	Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren	Wet  Verontreiniging
Oppervlaktewateren	gehele wet	Het is verboden zonder vergunning met
behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke
stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren.

243	V&W	Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren	Uitvoeringsbesluit art.1,
derde lid WVO	gehele besluit	Uitwerking van bovenstaand verbod.

244	V&W	Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren	Lozingenbesluit Wvo
bodemsanering en proefbronnering	artikelen 5-18	Artikelen 5-8,
bevattende algemene bepalingen mbt het lozen tbv bodemsanering,
artikelen 9-11, bevattende overeenkomstige algemene bepalingen mbt het
lozen tbv proefbronneringen, artikelen 12-14, bevattende algemene
bepalingen betreffende het bepalen van volume- of gehaltebepalingen,
Artikelen 15- 18 bevattende de plicht tot voorafgaande melding van
voorgenomen lozingen

245	V&W	Wet verontreiniging zeewater	Wet verontreiniging zeewater,
Besluit ex art. 3 Wvz, Meldingenbesluit ex art. 6a Wvz	artikel 6a Wvz en
Meldingenbesluit	De Wvz en zijn gedelegeerde regelingen voorzien in een
absoluut verbod op het lozen van in het besluit ex artikel 3 aangeduide
afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in de zee. Voor de
lozing van andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen
geldt een verbod behoudens ontheffing. De Wvz vormt de implementatie van
verschillende verdragen, met name het op 15 februari 1972 te Oslo tot
stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging
van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen
(Trb. 1972, 62). Dit verdrag is goedgekeurd door de EG. EG is ook partij
bij dit verdrag .De Wvz bevat één bepaling die niet door verdragen is
ingegeven: artikel 6a. Dit artikel is ook niet volledig te baseren op de
kaderrichtlijn water omdat het ook op de zee buiten de territoriale
wateren betrekking heeft. Daarom zijn enkel artikel 6a en het daarbij
behorende meldingenbesluit gescreend 

246	V&W	Wet op de waterhuishouding	Wet op de waterhuishouding en
Uitvoeringsregeling waterhuishouding	Artikel 12 Wwh en uitv.reg. Wh
Artikel 12 schrijft voor dat degenen die water af- of aanvoert, loost in
of onttrekt aan oppervlaktewateren waarover hij niet het beheer voert
dat moet melden. In bepaalde gevallen moet hij de betrokken hoeveelheden
water meten en opgave doen van de meetgegevens.

247	V&W	Wet op de waterhuishouding	Wet op de waterhuishouding en
Uitvoeringsregeling waterhuishouding	Artikel 24 Wwh en uitv.reg. Wh
Artikel 24 voorziet in aan te wijzen gevallen in een verbod voor lozen
in of onttrekken aan oppervlaktewater zonder vergunning. Deze aanwijzing
kan enkel betreffen de lozing etc. die van nadelige invloed kunnen zijn
op de peilregeling, de grondwaterstand of de waterbeweging, dan wel
indien ze de kwantiteitsbeheerder kunnen noodzaken tot bijzondere
beheersmaatregelen. Vergunningverlener is de kwantiteitsbeheerder, te
weten de Minister van Verkeer en Waterstaat of de waterschappen.

248	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven,
Dierproevenbesluit	art. 2 Wod jo. art. 10 Dierproevenbesluit 	Een
vergunninghouder is verplicht om (aspecten van) dierproeven en
proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter
voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip
vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een
dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde
instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of
stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een
dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de
dienstverrichter aan deze eisen voldoen. 

249	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven,
Dierproevenbesluit	art. 2 jo art. 11a Wod jo. art. 11a
Dierproevenbesluit 	 Artikel 11a bepaalt dat het verboden is dieren te
fokken of af te leveren met het oog op dierproeven zonder vergunning van
Onze Minister. 

250	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven,
Dierproevenbesluit	art. 10a, 10c, 18a tot en met 18 g Wod jo. art. 2a
Dierproevenbesluit	Artikel 10a bepaalt dat het verboden is een dierproef
te verrichten indien niet tevoren een advies is uitgebracht door een
dierexperimentencommissie. Advies wordt uitgebracht op basis van
onderzoeksplan. 10c stelt dat het verboden is een proef te verrichten
anders dan op basis van het onderzoeksplan. In de artikelen 18a tot en
met 18g Wod worden vervolgens regels gegevens omtrent de erkenning van
dierexperimentencommissies door de Minister.

251	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven	art. 10, 10b,
10d, 10e, 11, 16 Wod 	Artikel 10 bepaalt dat het verboden is een
dierproef te verrichten voor een doel dat, naar de algemeen kenbare,
onder deskundigen heersende opvatting, ook kan worden bereikt anders dan
door middel van een dierproef, of door middel van een dierproef waarbij
minder dieren kunnen worden of minder ongerief wordt berokkend dan bij
de in het geding zijnde proef het geval is en waarvan het belang niet
opweegt tegen het ongerief dat aan het proefdier wordt berokkend. Het
tweede lid bepaalt dat het verboden is een dierproef te verrichten door
middel van LD50/LC50 test-methoden. Hiervan kan van Onze Minister
vrijstelling worden verleend indien wordt aangetoond dat voor deze
methode geen alternatief aanwezig is. Artikel 10b bepaalt dat het
verboden is een dierproef te verrichten waarbij het dier zeer ernstig
ongerief kan worden berokkend, indien de proef niet van belang is voor
de essentiële behoeften van mens of dier. Artikel 10d bepaalt dat het
verboden is een dierproef te verrichten voor het ontwikkelen van nieuwe
danwel het testen van bestaande cosmetica waarvoor regels zijn
vastgesteld op grond van de Warenwet. Artikel 10e bepaalt dat het
verboden is een dierproef te verrichten waarbij gebruik wordt gemaakt
van chimpansees, bonobo’s, orang-oetans of gorilla’s. Artikel 11
bepaalt dat het verboden is proeven te verrichten op dieren die niet in
de inrichting van de betrokkene gefokt zijn, of rechtstreeks afkomstig
zijn van een andere inrichting waarin, uitsluitend of in hoofdzaak met
het oog op dierproeven of wetenschappelijk onderzoek, dieren worden
gefokt of tot zodanig doeleinde worden gebruikt. 

252	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven, Regeling
erkenning diploma's Dierproevenbesluit	art. 12, 13, 15 en 16  Wod jo.
art. 2 Regeling erkenning diploma's Dierproevenbesluit	Betreft regels
omtrent zorg voor dieren, bijhouden aantekeningen, bepaalde handelingen
alleen door gekwalificeerd personeel etc. 

253	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Dierproevenbesluit en de Regeling
erkenning diploma's Dierproevenbesluit	art. 9 en 14 Wod jo. art. 2,3 en
5 Dierproevenbesluit en art. 1 en 1a Regeling erkenning diploma's
Dierproevenbesluit	Je moet aan een Nederlandse universiteit gestudeerd
hebben om dierproeven te mogen doen.

254	VWS	Wet op de dierproeven (Wod)	Wet op de dierproeven,
Dierproevenbesluit, Regeling registratie proefdieren en dierproeven
artikel 9 WOD, artikel 10 Dierproevenbesluit en artikel 1 Regeling	Een
vergunninghouder is namelijk verplicht om (aspecten van) dierproeven en
proefdieren te registreren. Aan deze eis moet een dienstverrichter
voldoen alvorens hij een vergunning krijgt. Onder het begrip
vergunningstelsel wordt in de richtlijn “elke procedure die voor een
dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde
instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of
stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een
dienstenactiviteit” verstaan. Om een vergunning te verkrijgen, moet de
dienstverrichter aan deze eisen voldoen. 

255	VWS	Tabakswet	Regeling tabaksreclame	art. 1, 2, 3, 4 en 5 	Het gaat
om het verbod op tabaksreclame.

256	VWS	Warenwet	Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en nadere
regels attractie en speeltoestellen	artikel 3a, 15,16 en 20	De eis dat
voor attractie- en speeltoestellen een certificaat of merk van
goedkeuring moet worden afgegeven door een aangewezen instelling is
noodzakelijk ter bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid van
(met name) kinderen. De bepaling is evenredig, want gaat niet verder dan
nodig is en het nodig hebben van een merk van goedkeuring is een
uitstekend middel om de volksgezondheid en de veiligheid van (met name)
kinderen te beschermen.  Een controle achteraf zou te laat komen, omdat
dan al ongevallen met attractie- en speeltoestellen plaats kunnen hebben
gevonden. Een controle vooraf is daarom de beste manier om eventuele
schade te voorkomen. Toevoeging: keuringsinstantie moet in NL gevestigd
zijn, is in Brussel discussie gaande of je deze eis niet toch mag
stellen. Zaak Cie/Oostenrijk. 

257	VWS	Warenwet	Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en nadere
regels attractie en speeltoestellen	artikel 8, 10, 10a, 11, 12, 13, 19
Voor eenvoudige attractietoestellen en speeltoestellen moeten een
type-keuring zijn afgegeven alvorens ze mogen worden verkocht (artikel 8
t/m 13 van het besluit). Deze keuringen mogen slechts worden uitgevoerd
door instanties die daarvoor door de Minister van VWS zijn aangewezen
(artikel 9 en 19 van het besluit). Eén van de vereisten voor aanwijzing
als keuringsinstantie is een zetel of vestiging in NL (artikel 19,
eerste lid, onder b).

258	VWS	Warenwet	Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen
artikel 6d lid 1 onder b	De certificeringverplichtingen zijn een één
op één implementatie van richtlijn 89/686/EEG. Die bepaling wordt
verder dan ook niet gescreend. Maar in het besluit zit een nationaal
kopje, te weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen
keuringsinstanties (artikel 6 d van het Besluit). De bepaling dat
keuringsinstellingen een zetel of vestiging in Nederland moeten hebben,
is problematisch in het licht van de zaak Commissie/Oostenrijk. Zulke
vestigingseisen worden door het Hof niet toegestaan. Interdepartementaal
is afgesproken om op een reactie van de Commissie te wachten voor wat
betreft deze vestigingseisen. 

259	VWS	Warenwet	Warenwetregeling persoonlijke beschermingsmiddelen
artikel 3	Dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de
certificeringsprocedures worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in
een andere door certif.instituut aanvaarde taal. 

260	VWS	Warenwet	Warenwetbesluit machines	artikel 6g besluit en 2b
regeling	Betreft Europese implementatie, maar bevat nationale koppen: te
weten de eis van de vestigingsplaats van de aangewezen
keuringsinstanties (artikel 6g van het Warenwetbesluit machines) en de
eis dat een certificaat van goedkeuring wordt afgegeven indien er wordt
voldaan aan de eisen, omschreven in de desbetreffende
certificatieschema’s van de Stichting Toezicht Verticaal Transport te
Bennekom (artikel 2b, eerste lid van de Warenwetregeling machines).

261	VWS	Warenwet	Warenwetregeling	artikel 4	Dossiers en de
briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures
worden gesteld in de Nederlandse taal. Of in een andere door
certif.instituut aanvaarde taal. 

262	VWS	Warenwet	Warenwetbesluit Tatoeeren en piercen	artikel 24
Warenwet en artikelen 3,6,9 Besluit	In het Warenwetbesluit tatoeëren en
piercen (op grond van artikel 24 Warenwet) worden aan de
dienstverrichter de volgende bijkomende eisen gesteld:vergunning MinVWS,
en moet zodanig werken dat geen risico voor veiligheid of gezondheid van
de mens ontstaat. 

263	VWS	Anti-dopingbeleid	n.v.t. 	n.v.t.	De dienst “sport” mag pas
uitgevoerd worden na een controle. Dit valt onder het
Europeesrechtelijke begrip vergunning. 

264	VWS	Quarantainewet	Quarantainewet	artikelen 19 - 22	De gezagvoerder
die weet of vermoedt, dat in zijn middel van vervoer bij aankomst in
Nederland personen aanwezig zijn, die afkomstig zijn uit een besmette
kring of lijden aan, dan wel verdacht worden gevaar op te leveren voor
verspreiding van een quarantainabele ziekte, dragen zorg, dat hiervan
onverwijld mededeling wordt gedaan aan de burgemeester van de gemeente,
waar het vervoermiddel zich bevindt.

265	VWS	Infectieziektenwet	Infectieziektenwet	artikel 25	Het gaat om
voorkomen verspreiding infectieziekten als bv SARS. Bevat geen tekst van
artikel. Uit motivatie in fiche: Voor het nemen van dwangmaatregelen
door de overheid bestaat slechts aanleiding wanneer het gevaar dreigt
dat een ziekte ernstige schade kan toebrengen aan de volksgezondheid,
terwijl dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend.
De maatregel dat een burgemeester een persoon die een gevaar oplevert
voor de verspreiding van bepaalde infectieziekten een verbod kan
opleggen beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten, die een
ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte, is
geschikt om de volksgezondheid te beschermen. Het moet gaan om een
ernstig risico en indien dat risico zich voordoet, is er geen minder
beperkende maatregel denkbaar ter bescherming van de volksgezondheid.
Tevens staat het belang van de bescherming van de volksgezondheid in
verhouding tot de maatregel van het opleggen van een verbod tot het
uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden. 

266	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en Horeacwet en Regeling
aanvraagformulieren Drank- en Horecawet	Artikelen 3,4,5,7 wet en
artikelen 2,3 en 4 Regeling	Het gaat om eisen die aan dv gesteld worden
ivm verkoop/schenken van alcohol (sociale hygiene).

267	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en Horeacwet en Besluit kennis en
inzicht Hygiene Drank- en Horecawet	artikelen 8 lid 4 wet en artikelen 1
en 2 Besluit	Sociale hygiene eisen: er moeten voldoende leidinggevenden
in sportkantines ed aanwezig zijn die verstand hebben van alcohol en
gevaren etc. anders mag geen alcohol geschonken worden. 

268	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en horecawet en Besluit eisen
inrichting Drank- en Horecawet	Artikel 10 wet en artikel 2 Besluit	Op
grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet worden in het belang van
verantwoord verstrekken van alcoholhoudende dranken bij algemene
maatregel van bestuur eisen gesteld aan inrichtingen waarin het horeca-
of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze eisen dienen als waarborg dat
alcohol uitsluitend in een verantwoorde omgeving wordt verstrekt.
Hiermee wordt het belang van de volksgezondheid en de de openbare orde 
beschermd. 

269	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en Horecawet	Artikelen 12 - 22, 24 en
25	Deze artikelen bevatten allerlei regels die betrekking hebben op de
vraag waar, wanneer en aan wie en door wie alcoholhoudende drank mag
worden verstrekt. In de artikelen 12 tot en met 14 wordt daarbij een
onderscheid gemaakt tussen horecabedrijven, waarin alcoholhoudende
dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, en slijtersbedrijven,
waarin sterke drank wordt verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse.


270	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en Horecawet	Artikel 23	Alleen het
derde lid van artikel 23 valt onder de reikwijdte van artikel 9. Dit lid
biedt namelijk de mogelijkheid bij gemeentelijke verordening vooraf –
dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning – voorschriften en
beperkingen aan de vergunning te verbinden.

271	VWS	Drank- en Horecawet	Drank- en Horecawet	Artikel 35	Deze bepaling
bepaalt namelijk dat de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van
zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing kan verlenen van het
in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod.
Deze eis valt onder het Europeesrechtelijke begrip vergunning, want er
moet een aanvraag worden gedaan om een ontheffing van een verbod te
krijgen.

272	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling beheer Elektrische en elektronische
apparatuur	Art. 9, leden 1 en 2	Art. 9, leden 1 en 2 van de regeling
beheer elektrische en elektronische apparatuur. Lid 1 bepaalt dat het
bevoegd gezag zodanige voorschriften verbindt aan vergunningen van
inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
verwerken, dat ten minste de selectieve behandeling van materialen en
onderdelen bedoeld in bijlage II bij richtlijn 2002/96/EG wordt
gerealiseerd en waarbij de verwerking tenminste omvat het verwijderen
van alle vloeistoffen. Lid 2 bepaalt dat het bevoegd gezag zodanige
voorschriften verbindt aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat de technische
voorschriften van Bijlage III bij richtlijn 2002/96/EG worden
gerealiseerd. 

273	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23)	art. 2
t/m 7	artt. 2 t/m 7 bevatten een nadere regeling van de 'Lijst van
inzamelaars' a.b.i. Art. 10.45, derde lid, van de Wet milieubeheer,
welke eis alleen geldt voor beroepsmatige inzameling van bedrijfsmatige-
en gevaarlijke afvalstoffen. Art. 6 eist dat de inzamelaar tijdens het
inzamelen een gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit blijkt dat
hij op de lijst staat, aanwezig moet hebben. Art. 7 bepaalt dat een
beschikking tot vermelding op de lijst van inzamelaars voor 5 jaar wordt
afgegeven.

274	VROM	Wet milieubeheer	Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het
aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars,
vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7)	Art. 9
onder a	Art. 9, onder a Besluit inzamelen afvalstoffen vereist
vergunning voor inzamelen van afgewerkte olie categorie I of II, m.u.v.
afgewerkte olie afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt de
onderwerpen die in de aanvraag moeten worden opgenomen en bepaalt dat de
minister een aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem
staat het aanvraagformulier met de van toepassing zijnde regelgeving en
de daarbij behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid
inzameling afgewerkte olie. Artikel 11 van het Besluit, het
aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn bevatten eisen. De
gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent gedrag, een verklaring
omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen), een
vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende, de verplichting om in
een bepaalde regio in te zamelen, vermelding naam aanvrager op
buitenzijde inzamelvoertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid,
monstername en analyse.    

275	VROM	Wet milieubeheer	Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het
aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars,
vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) 	Art. 9
onder b	Art. 9, onder b Besluit inzamelen afvalstoffen vereist
vergunning voor inzamelen van klein gevaarlijk afval, m.u.v. klein
gevaarlijk afval afkomstig van schepen. Art. 10 van het Besluit noemt
onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt dat de
minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem staat
het aanvraagformulier met alle relevante regelgeving en de daarbij
behorende richtlijn basis acceptatie- en verwerkingsbeleid inzameling
klein gevaarlijk afval en/of afgewerkte olie in kleinverpakking. Art. 11
Besluit en het aanvraagformulier en de daarbij behorende richtlijn
bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een verklaring omtrent
gedrag, een verklaring omtrent financiële draagkracht (€ 18.000 eigen
vermogen),  vakdiploma voor de daadwerkelijk leidinggevende,
verplichting om in een bepaalde regio in te zamelen en vermelding naam
aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen, de beschikkingsmacht over
deze voertuigen en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en
analyse.  

276	VROM	Wet milieubeheer	Besluit inzamelen afvalstoffen (1.23) en het
aanvraagformulier ex art. 3, lid 2 van de Regeling inzamelaars,
vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) 	Art. 9
onder c	Art. 9, onder c Besluit inzamelen afvalstoffen vereist
vergunning voor inzamelen van scheepsafvalstoffen. Art. 10 van het
Besluit noemt onderwerpen die in de aanvraag moeten opgenomen en bepaalt
dat de minister aanvraagformulier vaststelt. Op website van SenterNovem
staat het aanvraagformulier, de richtlijn basis acceptatie- en
verwerkingsbeleid inzameling scheepsafval en de toepasselijke
regelgeving opgenomen. Art. 11 Besluit en het aanvraagformulier met de
bijbehorende richtlijn bevatten eisen. De gestelde eisen betreffen een
verklaring omtrent gedrag, een verklaring omtrent financiële
draagkracht (€ 18.000 eigen vermogen),  vakdiploma voor de
daadwerkelijk leidinggevende, verplichting om in een bepaalde regio in
te zamelen, vermelding naam aanvrager op buitenzijde inzamelvoertuigen
en inzamelvaartuigen, de beschikkingsmacht over deze voer- en vaartuigen
en eisen aan het acceptatiebeleid, monstername en analyse. 

277	VROM	Wet milieubeheer	Richtlijn opstellen administratieve
organisatie en interne controle (valt onder aanvraag ex art 3, lid 2
Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van
afvalstoffen 1.7) 	Art. 9 Richtlijn AO en IC	Deze richtlijn bevat eisen
aan de aanvraag om vergunning ex art. 9, sub a, b of c Besluit inzamelen
afvalstoffen. Richtlijn staat met aanvraagform op website SenterNovem.
De gestelde eisen aan de AO&IC zijn de volgende. Een beschrijving geven
van de tijdens het inzamelproces uitgevoerde meng- of opbulkhandelingen,
een risicoanalyse met beschrijving beheersmaatregelen, een beschrijving
van meet- en registratiepunten (met periodiek geijkte  voorziening ter
bepaling van hoeveelheid en verplichte monsternames), beschrijving van
interne organisatie met functiescheiding, bewaarplicht voor
geregistreerde gegevens, beschrijving van de administratieve
organisatie, beschrijving van goederenadministratie, beschrijving van de
interne controle van werkprocessen, beschrijving van
monitoringactiviteiten.  

278	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars
en bemiddelaars van afvalstoffen (1.7) juncto  Besluit inzamelen
afvalstoffen (1.23) 	Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de
Regeling	Artt. 2 t/m 7 alsmede bijlagen 1 en 2 van de Regeling. Deze
artt. bepalen dat de artt. 2 t/m 7 en 12 lid 1, 2 en 5 van het Besluit
inzamelen afvalstoffen (betreffende de lijst van inzamelaars) van
overeenkomstige toepassing zijn op de vermelding van een vervoerder,
handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en
bemiddelaars en geven voorts de criteria waaraan een aanvraag moet
worden getoetst. De rechtsgrondslag hiervoor wordt gevormd door art.
10.55 Wm voor vervoerders, handelaars en bemiddelaars. NB. Voor
vervoerders is een apart formulier ingevuld onder het Besluit inzamelen
afvalstoffen (1.23)

279	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke stoffen (1.29)	Art. 2 t/m/ 7	art. 2 t/m 7 waarin wordt
aangegeven in welke gevallen de verplichting ingevolge artikel 10.40,
eerste lid, Wm van toepassing is. Het betreft de ontvangst- en
afgiftemelding van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
Voor de categoriën van gevallen die niet in art. 2, lid 2, van het
besluit worden aangewezen, voorziet het derde lid van deze bepaling in
een registratieplicht.

280	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.29) 	artt. 8-9	artt. 8-9 betreft  een
afvalstroomnummer hetwelk onder meer nodig is voor de ontvangstmelding
ingeval van inzameling of verwerking van bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke stoffen a.b.i. Art. 10.37, tweede lid, Wm. Dit nummer
bestaat uit een unieke aanduiding die verwijst naar een aantal gegevens
die de afvalstroom kenmerken: de ontdoener, de locatie van herkomst, de
verwerker, de locatie van ontvangst, de inzamelaar en de code van de
afvastoffenlijst en de gebruikelijke naam van de afvalstoffen. 

281	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval
(1.33)	Art. 3 en 4 en de bijlage bij het Besluit	art. 3 en 4 en de
bijlage bij het Besluit. In deze bepalingen worden eisen geformuleerd
die worden gesteld aan het bewerken van bouw- en sloopafval met een
mobiele puinbreker. Het bewerken dient plaats te vinden in de directe
nabijheid van de plaats waar het afval vrijkomt gedurende een
aaneengesloten periode van ten hoogste 3 maanden.verbod bouw- en
sloopafval te bewerken dat afkomstig is van buiten de locatie of
inrichting waar mobiele puinbreker in werking is. Verplichting 15 resp 2
werkdagen voor aanvang werkzaamheden dit te melden aan Burgemeester en
wethouders. Bijlage bevat voorschriften over niveau geluid en trilling,
lucht, licht, bodembescherming. Afdekplicht transportvoertuigen,
bijhouden registratie, automatische weegeenheden op mobiele puinbreker,
opslag gevaarlijke stoffen, afleveren van brandstof en voorschriften
betreffende de bedrijfsvoering (schoonmaak en onderhoud, inspectie en
onderhoudssysteem voor mobiele puinbreker, de instructie van personeel
en het bewaren van documenten).  

282	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit Stortplaatsen en stortverboden
afvalstoffen(1.39)	artt. 11b-11d 	artt. 11b-11d van het besluit bepalen
dat aan een vergunning ex art. 8.1 WM voor een stortplaats,
voorschriften worden verbonden inhoudende een verbod afvalstoffen te
accepteren die niet zijn behandeld dan wel niet voldoen aan de in
bijlage I bij het Besluit opgenomen criteria voor acceptatie. Het verbod
geldt niet t.a.v. inerte afvalstoffen en andere afvalstoffen indien de
behandeling niet bijdraagt aan het beperken van de negatieve gevolgen
van het storten voor milieu of volksgezondheid. Het bevoegd gezag kan
voorschriften en beperkingen aan de vergunning verbinden.  

283	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit Stortplaatsen en stortverboden
afvalstoffen (1.39)	art. 11e 	art. 11e van het besluit bepaalt dat het
bevoegd gezag aan een vergunning ex 8.1 WM voor een inrichting voor de
opslag van afvalstoffen, het voorschrift verbindt dat opslag van
afvalstoffen is toegestaan voor een termijn van maximaal 1 jaar. Indien
vergunninghouder aantoont dat de opslag wordt gevolgd door nuttige
toepassing van afvalstoffen, kan het bevoegd gezag aan de vergunning het
voorschrift verbinden dat de opslag voor een termijn van ten hoogste 3
jaar is toegestaan.

284	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit verbranden afvalstoffen	Art. 5	Art. 5
van het besluit legt degene die inrichting met verbrandingsinstallatie
drijft aantal plichten op alvorens de afvalstoffen in ontvangst mogen
worden genomen (o.a. monsterneming). In art. 6 t/m 10 van het besluit
wordt een nadere regeling gegeven van de voorwaarden en beperkingen die
aan de inrichtingsvergunning (moeten) worden verbonden.In de Bijlage bij
het besluit zijn emissie-eisen, meetvoorschriften en overige
voorschriften opgenomen. 

285	VROM	Wet Milieubeheer	Besluit beheer autowrakken (1.59)	art. 5, lid
1 t/m 4	art. 5, lid 1 t/m 4 Besluit geeft aan dat de in de bijlage
genoemde voorschriften dienen te worden verbonden aan vergunningen voor
het drijven van een inrichting voor het opslaan of voor het bewerken,
verwerken, vernietigen of overslaan van wrakken. 

286	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling EEG-verordening overbrenging van
afvalstoffen	artt. 2 en 3	De artt. 2 en 3 van de Regeling bepalen op
welke wijze financiële zekerheid kan worden gesteld.  De Regeling
berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van art. 27 EVOA.

287	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling EEG-verordening overbrenging van
afvalstoffen	De artt.4 en 4A 	De artt.4 en 4A van de Regeling bepalen in
welke gevallen de kennisgever aan de kennisgeving een afschrift van het
contract met de ontvanger moet bijvoegen en aan de Minister moet zenden.
De Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de
EVOA.

288	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling EEG-verordening overbrenging van
afvalstoffen	Art. 5	Art. 5 van de Regeling bepaalt dat in een aantal in
de EVOA bepaalde gevallen de overbrenging van afvalstoffen vergezeld
dient te gaan van een exemplaar van het begeleidend document. De
Regeling berust op art. 10.56 Wm en strekt ter uitvoering van de EVOA.

289	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling EEG-verordening overbrenging van
afvalstoffen	Art. 6 	Art. 6 van de Regeling bepaalt dat een afschrift
van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de
overbrenging van afvalstoffen door de kennisgever en ontvanger ten
minste 5 jaar bewaard dient te worden. Overigens is deze regeling per 12
juli 2007 ingetrokken en vervangen door de regeling EG-verordening
overbrenging afvalstoffen die separaat wordt genotificeerd.

290	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.72)	art. 2, lid 1	art. 2, lid 1, van de
Regeling bepaalt dat de registratie die in art. 2, lid 3, van het
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen is
verplicht gesteld, elektronisch dient te geschieden, overzichtelijk in
beeld moet kunnen worden gebracht en ter plaatse kan worden geprint. 

291	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.72)	art. 2, lid 2	art. 2, lid 2, van de
Regeling bepaalt dat een persoon als bedoeld in art. 8, lid 2 van het
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de in
het eerste lid van artikel 2 van de Regeling bedoelde gegevens op
zodanige wijze dient te registreren dat een relatie kan worden gelegd
tussen tussen het afvalstroomnummer en de persoon/personen bij wie met
gebruikmaking van dat nummer bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen zijn ingezameld. 

292	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.72)	art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling
alsmede de in de bijlage bij de Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3
art. 3, leden 3, 4 en 5 van de Regeling alsmede de in de bijlage bij de
Regeling onderdeel B, onder 1, 2 en 3.  Schriftelijke meldingen
ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 3 van het Besluit moet met
gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder
1 opgenomen formulier. Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid
1 Wm en art. 4 van het Besluit moet met gebruikmaking van het in de
bijlage bij de Regeling, onderdeel B, onder 2 opgenomen formulier.
Schriftelijke meldingen ingevolge art. 10.40, lid 1 Wm en art. 6 van het
Besluit moet met gebruikmaking van het in de bijlage bij de Regeling,
onderdeel B, onder 3 opgenomen formulier.

293	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.72)	art. 3, lid 1	art. 3, lid 1, van de
Regeling bepaalt dat degene die een melding doet als bedoeld in artikel
10.40, eerste lid, Wm, daarbij tevens het bedrijfsnummer van zijn
bedrijf vermeldt en dat van degene van wie de afvalstoffen afkomstig
zijn en (indien van toepassing) van degene die de afvalstoffen heeft
vervoerd of ingezameld en van degene die tot het vervoer van de
afvalstoffen opdracht heeft gegeven.  

294	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen (1.72)	art. 3, lid 2	art. 3, lid 2, van de
Regeling alsmede het door Senter Novem opgestelde en door de minister
goedgekeurde reglement. Art. 3, lid 2, van de Regeling bepaalt dat
meldingen als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid en 10.38, derde lid,
Wm die langs elektronische weg worden gedaan, in overeenstemming dienen
te zijn met een door de meldingsinstantie op te stellen reglement dat is
goedgekeurd door de minister.  

295	VROM	Wet Milieubeheer	regeling scheiden en gescheiden houden van
gevaarlijke afvalstoffen (1.78)	artt. 2-4	In artt. 2-4 van het besluit
wordt degene die een inrichting drijft voor het opslaan, overslaan of
bewerken van gevaarlijke afvalstoffen verplicht om bij het in ontvangst
nemen van gevaarlijke afvalstoffen, de afvalstoffen behorende tot
verschillende categoriën van elkaar en van andere afvalstoffen te
scheiden en gescheiden te houden

296	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke
afvalstoffen nabij elk perceel	Artt. 2-4	Artt. 2-4 bepalen dat
inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel zodanig
dient plaats te vinden dat er sprake is van een laagdrempelige
inzameling. Daarvan is sprake indien de afstand tussen het perceel en de
inzamelvoorziening of clusterplaats niet meer is dan 75 meter.
Gemeenteraad kan in bijzondere gevallen bij verordening bepalen dat deze
afstand wordt vastgesteld op ten hoogste 125 meter. Onverminderd
voorgaande is er sprake van laagdrempelige inzameling in geval van
inzameling anders dan op clusterplaats indien de inzamelvoorziening zo
goed mogelijk bereikbaar en toegankelijk is en afvalstoffen ten minste
12 aaneengesloten uren per week kunnen worden achtergelaten.

297	VROM	Wet Milieubeheer; Besluit verbranden afvalstoffen	Regeling
meetmethoden verbranden afvalstoffen	Art.1/16 en 18	In de artt. 1 t/m 16
worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van
emissies die vrijkomen bij het verbranden van afvalstoffen. Naast de te
hanteren meetmethoden, worden ook meetnormen en normen voor
kwaliteitsborging gesteld met verwijzing naar diverse bestaande
normenkaders zoals NEN-ISO, VDI en NEN. Tevens bevat de regeling
verplichtingen tot registratie en uitwerking van de meetgegevens en een
jaarlijkse rapportageplicht. In art. 18 van de Regeling wordt voorzien
in een gelijkstelling van de in de bijlage opgenomen normen met normen
die zijn vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de
Europese Unie of andere partij bij de Europese Economische Ruimte.  

298	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling niet reinigbaar straalgrit (1.57)
Art. 3 en bijlage	Art. 3 van de Regeling bepaalt dat de
gewichtsprocenten en de concentratie van de stoffen worden gemeten door
een onderzoekslaboratorium overeenkomstig de in de bijlage aangegeven
methode. In de bijlage wordt voorgeschreven dat bij de monstername,
monstervoorbereiding en het bepalen van het mengmonster (onderdelen van)
de volgende normenstelsels dienen te worden gevolgd: Ontwerp-NVN 5860
uitgave maart 1993, ontwerp-NEN 5753 uitgave augustus 1990, NEN 3148
uitgave maart 1965, NEN 6672 uitgave oktober 1994, VPR C 88-01 uitgave
september 1988 en NEN 5735 uitgave juli 1995. Een
gelijkstellingsbepaling ontbreekt. Deze zal alsnog aan de regeling
worden toegevoegd.

299	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling niet reinigbaar straalgrit	Art. 4
Art. 4 van de Regeling verplicht om het meten van gewichtsprocenten en
de concentratie van stoffen te laten meten door een
onderzoekslaboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie of
door een andere Europese laboratoriumaccreditatie-instelling, op basis
van de Europese norm NEN-EN 45000-serie.   

300	VROM	Wet milieubeheer	Uitvoeringsregeling Stortbesluit
bodembescherming (1.135)	Artikel 3, 10 en 14a	Artikel 3, 10 en 14a:
bepalen van de grondwaterstanden, verrichten van onderzoek naar de
geohydrologische situatie, de zettingsgevoeligheid van de bodem en de
stroomsnelheid van het grondwater alsmede het uitbrengen van een
schriftelijk advies moeten door een ter zake kundige worden uitgevoerd
volgens bepaalde normatieve documenten (ter zake kundige is niet
gedefinieerd en daar gelden ook geen aparte eisen voor) 

301	VROM	Wet milieubeheer	Uitvoeringsregeling Stortbesluit
bodembescherming (1.135)	Artikel 4- 21	Artikel 4- 21: diverse technische
voorschriften die aan de Wet milieubeheer vergunning moeten worden
verbonden, betrekking hebbende op onderafdichtingen, bovenafdichtingen,
gasuitstoot, inspectie van bodembeschermende voorzieningen, onderzoek
naar de hoedanigheden van de bodem en de nazorgfase m.b.t. gesloten
stortplaatsen. 

302	VROM	Wet milieubeheer	Uitvoeringsregeling stortbesluit (1.135)
Artikel 13	Artikel 13: analyses moeten plaatsvinden door laboratoria die
een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese
norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming,
monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen
die zijn gesteld in de bijlage.

303	VROM	Wet bodembescherming	Besluit financiële bepalingen
bodemsanering (5.02) en Regeling financiële bepalingen bodemsanering
(5.14)	7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van het besluit en en 7(3),
13(2) en bijlage 5 van de regeling	7(7), 21(4), 29(1), 34(3), 37(3) van
het besluit en en 7(3), 13(2) en bijlage 5 van de regeling:
accountantsverklaring moet voldoen aan een aantal technische eisen.

304	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in
Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

305	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	BRLK 903/07Deze BRL wordt van toepassing verklaard in
Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

306	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	Eisen in BRL waaraan bedrijven die kathodische bescherming
aanbrengen moeten voldoen.

307	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	3.13 van de BRL met eisen waaraan lassers van tanks moeten
voldoen.

308	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	Eisen in BRL waaraan grondmechanische bureaus moeten
voldoen

309	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	Na installatie of reparatie van een tank moet de
installateur een installatiecertificaat afgeven conform het model
opgenomen in bijlage 8 van de BRL (in digitale vorm).

310	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	Volgens hoofdstuk 15 van de BRL moeten rapporten, waaruit
blijkt dat aan de normen wordt voldaan, zijn opgesteld door
onderzoeksintellingen of laboratoria die beschikken over een
accreditatie van de RvA of een accreditatie-instelling waarmee de RvA
een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten.

311	VROM	Wet bodembescherming	BRLK 903/07	BRLK 903/07Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer	Hoofdstuk 19 van de BRL waarin eisen zijn opgenomen waaraan
de certificeringsinstelling moet voldoen voor het certificeren van
installatiebedrijven (o.a. accreditatie).

312	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 15, 38, 40 Besluit en artikel 2.1 Regeling: 
werkzaamheden alleen door erkende persoon of instelling -
certificatie/erkenning

313	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 17 Besluit en artikel 2.5 Regeling: 
werkzaamheden door onafhankelijke persoon of instelling -
onafhankelijkheid

314	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 18, 25, 29 Besluit en 2.7 en bijlage Regeling: 
werkzaamheden uitvoeren conform normdocumenten - normalisatie

315	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 19 en 20 Besluit en artikel 2.6 Regeling: 
verplichte melding van bepaalde feiten - meldingsverplichting

316	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 28, eerste lid, onder d en derde lid van het
Besluit: 	afleveringsbon moet aanwezig zijn en bewaren -
bewaarverplichting

317	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Artikel 32, 42: 	de toepasser van bouwstoffen, grond of
baggerspecie moet dit melden aan de minister - meldingsverplichting

318	VROM	Wet bodembescherming	Besluit bodemkwaliteit en Regeling
bodemkwaliteit	Art. 3.1.1-3.2.3, 3.3.1, 3.3.2, 3.9.10, 4.1.1 en 4.3.4
Regeling: 	handelingen conform aangewezen normen - normalisatie

319	VROM	Wet bodembescherming	Lozingenbesluit bodembescherming (5.9) en
Uitvoeringsregeling lozingenbesluit (5.19)	Artikel 18 van het besluit en
76 van de regeling	Artikel 18 van het besluit en 76 van de regeling:
keuring van een zuiveringssysteem door een deskundig bedrijf dat daartoe
is gecertificeerd door een certificeringsinstelling. Deze
certificeringsinstelling moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor
Accreditatie of een accreditatie-instelling uit een andere EU lidstaat.

320	VROM	Wet bodembescherming	Regeling financiële bepalingen
bodemsanering 	5.14	 inhoudelijke eisen aan accountantsverklaring (zie
5.02)

321	VROM	Wet bodembescherming	Vrijstellingsregeling waterige fracties en
reinigingswater 1998 (5.22)	Art. 8	Art. 8: bemonstering en analyse
moeten plaatsvinden door een onderzoekslaboratorium als bedoeld in
artikel 2 Regeling bemonstering en analyse overige organische
meststoffen. Op grond van laatstgenoemde bepaling moet het laboratorium
zijn erkend door STERLAB (Stichting voor de erkenning van laboratoria en
inspectie-instellingen). STERLAB is inmiddels opgegaan in de Raad voor
Accreditatie. De laboratoria moeten derhalve beschikken over een
accreditatie.

322	VROM	Wet bodembescherming	Vrijstellingsregeling waterige fracties en
reinigingswater 1998 (5.22)	Art. 9	Art. 9: Onderzoekslaboratorium moet
rapport opstellen waarin een aantal gegevens moet worden opgenomen.

323	VROM	Wet bodembescherming	Vrijstellingsregeling waterige fracties en
reinigingswater 1998 (5.22)	Art. 8(3) en de bijlage	Art. 8(3) en de
bijlage: Onderzoekslaboratorium moet bemonstering en analyse uitvoeren
conform methoden die in bijlage zijn beschreven. Voor analyse wordt
voorgeschreven dat deze moet plaatsvinden volgens bepaalde NEN normen.

324	VROM	Wet bodembescherming	Circulaire bodemsanering 2006, zoals
gewijzigd op 1 oktober 2008	Bijlage 2, par. 4.1 en 4.3:	Bijlage 2, par.
4.1 en 4.3: eisen die gelden voor bedrijven die asbestconcentraties
meten (verwijzing naar NEN normen)

325	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 0100, Beoordelingsrichtlijn
uitwisselings- functionaliteit procesondersteunende software bodembeheer
SIKB 	5.35	 Beoordelingsrichtlijn uitwisselings- functionaliteit
procesondersteunende software bodembeheer SIKB

326	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 1000. Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	5.36 
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende VKB-protocollen 1001,
1002 en 1003 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen
waaraan monsternemers bij partijkeuringen moeten voldoen.

327	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Paragraaf
3.3	Paragraaf 3.3: het bedrijf dat de monsternemingen uitvoert moet
beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO
9001:2000, ISO 14001 of 17025. De monsternemingen moeten volgens dat
kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het
kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een
kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht

328	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Paragraaf
3.11 - 3.14:	Paragraaf 3.11 - 3.14: het bedrijf dat de monsternemingen
uitvoert moet jaarlijks de monsternemers auditen en kantooraudits
uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen,
corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde
afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren.

329	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 1000 (5.36). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Hoofdstuk
4	Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die
monsternemers certificeren.

330	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 2000. Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.37
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 2001 - 2005
en 2018 staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan
veldwerkers bij milieuhygiënisch bodemonderzoek moeten voldoen.

331	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Hoofdstuk
3	Hoofdstuk 3: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet beschikken over
een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of
17025. Het veldwerk moet volgens dat kwaliteitssysteem worden
uitgevoerd. Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan
met een kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht

332	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Paragraaf
3.3 - 3.14	Paragraaf 3.3 - 3.14: het bedrijf dat veldwerk uitvoert moet
audits, veldinspecties en kwaliteitscontroles van boorschrijvingen
uitvoeren, de certificeringsinstelling informatie verschaffen,
corrigerende maatregelen treffen na klachten en geconstateerde
afwijkingen en bepaalde gegevens archiveren.

333	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 2000 (5.37). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Hoofdstuk
4	Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die
veldwerkers certificeren.

334	VROM	Wet bodembescherming	AP 04 (5.38). Dit document wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt
voor monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria die analyses
uitvoeren. De eisen zijn opgenomen in verschillende documenten die samen
AP 04 vormen	 5.38	Verspreid over de verschillende documenten die samen
AP 04 vormen staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen
waaraan monsternemers bij partijkeuringen en laboratoria moeten voldoen.

335	VROM	Wet bodembescherming	AP 04 (5.38). Dit document wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.38	In
de onderdelen M, SB, SG en V van AP 04 die betrekking hebben op
monsterneming en analyse en verschillende vormen van onderzoek is de
verplichting opgenomen te beschikken over een kwaliteitssysteem dat aan
een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de
procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling

336	VROM	Wet bodembescherming	AS 3000 (5.39). Dit document wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit en geldt
voor laboratoria die analyses uitvoeren t.b.v. milieuhygiënisch
bodemonderzoek.	 5.39	Verspreid over het document staan diverse
technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan laboratoria moeten
voldoen. Deze hebben betrekking op conservering en overdracht van
monsters, monstervoorbehandeling, monstervoorbewerking en
extractie/destructie en analyse. Veelal wordt verwezen naar NEN normen.

337	VROM	Wet bodembescherming	AS SIKB 3000 (5.39). Dit document wordt
van toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit
 5.39	In hoofdstuk 3 zijn eisen opgenomen m.b.t. het interne
kwaliteitssysteem. Labs moeten beschikken over een kwaliteitssysteem dat
aan een aantal eisen moet voldoen. Deze eisen hebben betrekking op de
procesbeheersing en de interne en externe kwaliteitsbeoordeling

338	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 5000 (5.40)	 5.40	 

339	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	5.41

	Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 6001 - 6003
staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan
milieukundig begeleiders moeten voldoen.

340	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.41

	Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen milieukundig begeleidt
moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO
9001 of 9002. Dat het kwaliteitssysteem functioneert moet worden
aangetoond met een geldig certificaat dat is afgegeven door een
geaccrediteerde certificatie-instelling.

341	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 6000 (5.41). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.41

	Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die
milieukundig begeleiders certificeren.

342	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.42

	Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7001 - 7003
staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan
uitvoerders van bodemsaneringen moeten voldoen.

343	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.42
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat bodemsaneringen uitvoert moet beschikken
over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan NEN-EN-ISO 9001 of 9002.
Bodemsaneringen moeten volgens dat kwaliteitssysteem worden uitgevoerd.
Het aantonen dat aan het kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een
certificaat, dat is echter niet verplicht

344	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7000 (5.42). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.42
Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die
bodemsaneerders certificeren.

345	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.43
Verspreid over de BRL en de daaronder hangende protocollen 7510 en 7511
staan diverse technische, opleidings- en ervaringseisen waaraan
bewerkers van verontreinigde grond en baggerspecie moeten voldoen.

346	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.43
Hoofdstuk 3: het bedrijf dat verontreinigde grond of baggerspecie
bewerkt moet beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan
NEN-EN-ISO 9001:2000, ISO 14001 of 17025. Het bewerken moet volgens dat
kwaliteitssysteem worden uitgevoerd. Het aantonen dat aan het
kwaliteitssysteem wordt voldaan kan met een
kwaliteitssysteemcertificaat, dat is echter niet verplicht

347	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	Paragraaf
3.1	Paragraaf 3.1: binnen het bedrijf dat verontreinigde grond of
baggerspecie bewerkt moet interne functiescheiding zijn gerealiseerd.
Bepaalde combinaties van werkzaamheden mogen niet door één medewerker
worden uitgevoerd.

348	VROM	Wet bodembescherming	BRL SIKB 7500 (5.43). Deze BRL wordt van
toepassing verklaard in het Besluit en Regeling bodemkwaliteit	 5.43
Hoofdstuk 4: eisen die gelden voor certificeringsinstellingen die
bewerkers van verontreinigde grond of baggerspecie certificeren.

349	VROM	Wet bodembescherming	BRL 9335 	5.45	 

350	VROM	Wet bodembescherming	BRL 9309 (5.46)	5.46 	 

351	VROM	Wet bodembescherming	 Regeling beoordeling reinigbaarheid
grond 2006	Hoofdstuk 2: bemonsteren, onderverdelen, voorbehandelen en
analyseren conform protocollen en NEN	technische eisen

352	VROM	Wet bodembescherming	BRL 2319, 2362 en 2372 (5.46a). Deze
BRL'en worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling
bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b).	Paragraaf 4.4	Paragraaf 4.4:
grondmechanisch onderzoek moet worden uitgevoerd door deskundig bedrijf.
Sondeerwerk moet conform NEN norm.

353	VROM	Wet bodembescherming	BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze
BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling
bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)	 5.46a	Verspreid over de BRL staan
diverse technische eisen waaraan bedrijven die vloeistofdichte vloeren
aanleggen moeten voldoen.

354	VROM	Wet bodembescherming	BRL 2319, 2362, 2371 en 2372 (5.46a). Deze
BRLen worden van toepassing verklaard in Besluit en Regeling
bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)	 5.46a	Hoofdstuk 6: bedrijf moet
beschikken over een kwaliteitssysteem dat voldoet aan een aantal eisen.

355	VROM	Wet bodembescherming, Wet milieubeheer	CUR/PBV-Aanbeveling 44.
Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling
bodemkwaliteit 	5.34a en 5.34b	Verspreid over de aanbeveling staan
diverse technische eisen waaraan inspecties van vloeistofdichte vloeren
moeten voldoen.

356	VROM	Wet bodembescherming, Wet milieubeheer	CUR/PBV-Aanbeveling 44.
Deze aanbeveling wordt van toepassing verklaard in Besluit en Regeling
bodemkwaliteit (5.34a en 5.34b)	Paragraaf 9.2 en bijlage c:	Paragraaf
9.2 en bijlage c: een PBV verklaring die door een inspecteur wordt
afgegeven na goedkeuring van de vloer moet volgens een model worden
opgesteld en worden gevalideerd en geregistreerd door ODI/VDV. Voor deze
activiteiten geldt een gebruikersprotocol (Gebruikersprotocol voor het
registratiesysteem)

357	VROM	Wet bodembescherming	Regeling uniforme saneringen (5.49)
Hoofdstukken 3 en 4	Hoofdstukken 3 en 4 : het uitvoeren van
bodemsaneringen, vooronderzoek, verkennend onderzoek, nader onderzoek,
asbest onderzoek, bodemonderzoek en milieukundige begeleiding moet
voldoen aan een aantal eisen (conform VROM protocol, NVN 5725, NEN 5740,
Richtlijn nader onderzoek deel 1, NEN 5707 en Protocol bodemonderzoek
zivest/zinkassenerven). Daarnaast geldt voor degenen die deze
werkzaamheden uitvoeren een aantal andere verplichtingen zoals locatie
afzetten met hekwerk, bevoegd gezag moet kunnen controleren, bijhouden
logboek, afdekken tijdelijke opslag van grond en afvoeren asbesthoudende
grond. Het VROM protocol (uitvoering van saneringen en milieukundige
begeleiding) is inhoudelijk identiek aan de BRl' en 6000 en 7000 (met
bijbehorende protocollen). Deze BRL'en zijn afzonderlijk gescreend
waardoor het niet nodig is het VROM protocol ook te screenen (zie nrs.
5.41 en 5.42). Op grond van de onderhavige regeling en het VROM protocol
is certificatie overigens niet verplicht.

358	VROM	Wet bodembescherming	Regeling beoordeling reinigbaarheid grond
2006 (5.50)	Hoofdstuk 2	Hoofdstuk 2: bemonsteren en onderverdelen van
partijen grond moet plaatsvinden overeenkomstig VKB-protocol 1001 of
AP-04, voorbehandeling en analyse van monsters overeenkomstig AP-04,
bemonstering t.a.v. asbest, voorbehandeling en analyse van monsters
overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.

359	VROM	Wet bodembescherming	Regeling beoordeling reinigbaarheid grond
2006 (5.50)	Artikel 30	Artikel 30: Bij de aanvraag om een verklaring
dient o.a. een bewijs te worden overgelegd dat de aanvrager op het
moment van de aanvraag is gecertificeerd overeenkomstig BRL SIKB 7500 en
SIKB protocol 7510.

360	VROM	Wet milieubeheer	Besluit externe veiligheid inrichtingen (1.15)
 1.15	Dit besluit bevat regels voor bestuursorganen die bij besluiten
tot het verlenen van Wm-vergunningen en besluiten m.b.t. de ruimtelijke
ordening in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden
gehouden (milieukwaliteitseisen). Het gaat o.a. om eisen m.b.t. minimale
afstanden tot kwetsbare objecten. Het besluit is van toepassing op
inrichtingen waar gevaarlijke activiteiten plaatsvinden, zoals
LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen en
spoorwegemplacementen. Voor dienstverrichters is dit relevant omdat deze
regels hun mogelijkheden tot het vestigen in Nederland kunnen beperken.

361	VROM	Wet milieubeheer	Besluit risico's zware ongevallen (1.38)
 1.38	Dit besluit bevat eisen die gelden voor inrichtingen waar
gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of kunnen worden gevormd als
gevolg van het onbeheersbaar worden van het proces. Deze inrichtingen
moeten beschikken over een preventiebeleid zware ongevallen en een
veiligheidsbeheerssysteem. Inrichtingen die meer dan de aangegeven
drempel hoeveelheden overschrijden moeten bovendien regelmatig een
veiligheidsrapport opstellen. Daarnaast gelden o.a.
meldingsverplichtingen, verplichting tot het opstellen van een noodplan
en het bijhouden van een stoffenlijst.

362	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 2.2.4	Artikel
2.2.4: degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten
minste vier weken voor de oprichting of verandering aan het bevoegd
gezag. Bij de melding moet een aantal gegevens worden gevoegd. Het
besluit is van toepassing op inrichtingen waar ten hoogste 1000 kilogram
consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of herverpakt.

363	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 2.2.1 en 2.2.2
en bijlage 1 en 3:	Artikel 2.2.1 en 2.2.2 en bijlage 1 en 3:  de drijver
van de inrichting waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt
moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van de veiligheid voor de
omgeving.

364	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 3.2.1 en
bijlage 1, 2 en/of 3	Artikel 3.2.1 en bijlage 1, 2 en/of 3:  de drijver
van de inrichting waar professioneel en theater vuurwerk wordt
opgeslagen of bewerkt moet voldoen aan voorschriften ter verhoging van
de veiligheid voor de omgeving.

365	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 3.2.3	Artikel
3.2.3:  de drijver van de inrichting waar professioneel en theater
vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt moet financiële zekerheid stellen.
Dat moet middels een verzekering die is gesloten bij een financiële
onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland
het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. Op grond van die wet en de
Europese richtlijn waar die wet uitvoering aan geeft kan dat ook bij een
financiële instelling die in een andere lidstaat is gevestigd.

366	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 3.3.2 en 3.3.3
Artikel 3.3.2 en 3.3.3: voor het ontbranden van professioneel vuurwerk,
het ten behoeve daarvan opbouwen, installeren en bewerken en het na
ontbranden verwijderen van dat vuurwerk moet men beschikken over een
vergunning die wordt afgegeven door gedeputeerde staten. Indien de
aanvrager is gevestigd in het buitenland dan is de Minister van VROM
bevoegd.

367	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 3.3.2, lid 3
en 3.3.4	Artikel 3.3.2, lid 3 en 3.3.4: voorafgaand aan het ontbranden
van professioneel vuurwerk moet toestemming zijn verkegen van
gedeputeerde staten. Geen toestemming wordt verleend indien geen
verklaring van de desbetreffende burgemeester is ontvangen dat in
verband met de veiligheid geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van
toestemming. Indien minder dan 10 kg theatervuurwerk of 100 kg
professioneel vuurwerk tot ontbranding wordt gebracht is toestemmig niet
verplicht en volstaat een melding (artikel 3.3.4a).

368	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Artikel 3.3.6	Artikel
3.3.6 degene die een vergunning heeft voor het ontbranden etc. van
professioneel vuurwerk moet een register bijhouden waarin een aantal
gegevens moet worden vermeld, o.a. de namen van de personen die een
certificaat van vakbekwaamheid hebben, de evenementen en voorstellingen
waarbij vuurwerk tot ontbranding is gebracht, ongewone voorvallen die
zich hebben voorgedaan (die moeten ook direct worden gemeld). De
geregistreerde gegevens moeten 10 jaar worden bewaard.

369	VROM	Wet milieubeheer	Vuurwerkbesluit (1.108)	Voorschrift 5.2, 5.3
en 5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2	Voorschrift 5.2, 5.3 en
5.4, bijlage 1 en 1.5, 1.6 en 1.7, bijlage 2: een inspectie-instelling
die een programma van eisen voor een brandbeveiligingsinstallatie of de
installatie zelf beoordeelt moet voldoen aan EN 45004, is daarbij een
type A instelling en moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor
Accreditatie. Voor een certificatie-instelling die een
brandbeveiligingsinstallatie certificeert geldt dat deze instelling moet
zijn geaccrediteerd op basis van EN 45011 door de Raad voor
Accreditatie.

370	VROM	Wet explosieven voor civiel gebruik	Wet explosieven voor civiel
gebruik (40)	Artikel 5 en 6	Artikel 5 en 6: alleen instellingen die zijn
aangewezen door de Minister van VROM zijn bevoegd beoordelingen en
controles uit te voeren op explosieven.

371	VROM	Wet explosieven voor civiel gebruik	Wet explosieven voor civiel
gebruik (40)	Artikel 10, 11 en 15	Artikel 10, 11 en 15: de verkrijger
van explosieven moet beschikken over een vergunning afgegeven door B&W.
Indien explosieven worden overgebracht moet bovendien voor de
overbrenging dat betrekking heeft op het deel in Nederland toestemming
zijn verleend door de Minister van VROM.

372	VROM	Wet explosieven voor civiel gebruik	Wet explosieven voor civiel
gebruik (40) en de Regeling aanvraag erkenning en onkostenvergoeding
goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik (40.1)	Artikel 17 t/m 19
Artikel 17 t/m 19: degene die explosieven vervaardigt, opslaat,
gebruikt, overbrengt of verhandelt moet beschikken over een erkenning
die wordt afgegeven door de korpschef. De erkenning heeft een
geldigheidsduur van vijf jaar.

373	VROM	Wet explosieven voor civiel gebruik	Wet explosieven voor civiel
gebruik (40)	Artikel 21	Artikel 21: degene die explosieven vervaardigt,
opslaat, gebruikt, overbrengt of verhandelt houdt een doorlopend
register bij van zijn transacties in explosieven. Dat register moet aan
een aantal eisen voldoen.

374	VROM	Wet explosieven voor civiel gebruik	Regeling aanvraag erkenning
en onkostenvergoeding goedkeuring Wet explosieven voor civiel gebruik
(40.1)	 40.1	In deze Regeling wordt een eis uit de Wet explosieven voor
civiel gebruik (art. 19 lid 1 sub a en sub b en art. 32) nader
uitgewerkt: het is verboden zonder erkenning (eis) explosieven te
vervaardigen, op te slaan, te gebruiken, over te brengen of te
verhandelen (diensten).

375	VROM	Wet Geluidhinder	Regeling geluidemissie buitenmaterieel (1.65)
Artikel 5, lid 1, 2 en 4	Artikel 5, lid 1, 2 en 4: Keuringsinstanties
die de keuringen op grond van deze regeling willen uitvoeren moeten zijn
aangewezen door de minister. Een voorwaarde om te worden aangewezen is
dat de keuringsinstantie moet zijn geaccrediteerd door de Raad voor
Accreditatie.

376	VROM	Wet Geluidhinder	Besluit geluidproduktie motorvoertuigen
(16.03), Regeling keuringsvoorschriften en EEG-documenten
geluidproduktie motorvoertuigen (16.34) en Besluit aanwijzing
keuringsinstantie geluidproduktie motorvoertuigen (16.04)	Artikel 2 en 3
Besluit j.o. de beide regelingen	Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de beide
regelingen: motorvoertuigen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst
voor het wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is
aangewezen door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring
moeten de voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen.
Deze eis is een geval van 1 op 1 implementatie van deze richtlijnen

377	VROM	Wet Geluidhinder	Besluit uitlaatsystemen motorvoertuigen en
bromfietsen (16.12) en Regeling typekeuring uitlaatsystemen
motorvoertuigen en bromfietsen (16.13)	Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de
regeling	Artikel 2 en 3 Besluit j.o. de regeling: uitlaatsystemen moeten
worden gekeurd door de Rijksdienst voor het wegverkeer of een andere
keuringsinstantie die daartoe is aangewezen door de Minister van V&W.
Bij de uitvoering van de keuring moeten de voorschriften worden gevolgd
uit een aantal EG richtlijnen. Eis is een geval van 1 op 1 implementatie
van Europese richtlijnen.

378	VROM	Wet Geluidhinder	Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006
Zie toelichting	In deze regeling worden verschillende meetmethoden
aangewezen aan de hand waarvan de geluidsbelasting (van industrie,
wegen, spoorwegen) moet worden berekend. Daarbij vindt verwijzing plaats
naar normen in bijlagen bij de regeling, de Handleiding meten en rekenen
industrielawaai 1999 en diverse NEN normen.

379	VROM	Wet Geluidhinder	Besluit geluidproduktie bromfietsen (16.31) en
Regeling typekeuring geluidproduktie bromfietsen (16.25)	Artikel 2 en 4
Besluit j.o. de regeling	Artikel 2 en 4 Besluit j.o. de regeling:
bromfietsen moeten worden gekeurd door de Rijksdienst voor het
wegverkeer of een andere keuringsinstantie die daartoe is aangewezen
door de Minister van V&W. Bij de uitvoering van de keuring moeten de
voorschriften worden gevolgd uit een aantal EG richtlijnen. Deze eis is
1-op-1 implementatie van Europese richtlijn.

380	VROM	Wet milieubeheer	Wet milieubeheer (1.1)	Artikel 8.1	Artikel
8.1: het is verboden zonder daartoe verleende vergunning een inrichting
op te richten, te veranderen of de werking daarvan te veranderen of in
werking te hebben

381	VROM	Wet milieubeheer	Wet milieubeheer (1.1)	Artikel 16.5	Artikel
16.5: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een
inrichting (die broeikasgassen emitteert) in werking te hebben, uit te
breiden of te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen

382	VROM	Wet milieubeheer	Wet milieubeheer (1.1)	Artikel 16.14	Artikel
16.14: beoordeling emissieverslag door onafhankelijke verificateur
(overige eisen voor verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19)

383	VROM	Wet milieubeheer	Wet milieubeheer (1.1)	Artikel 16.49	Artikel
16.49: het is verboden zonder vergunning van de emissieautoriteit een
inrichting (die NOx emitteert) in werking te hebben, uit te breiden of
te veranderen of het monitoringsprotocol te veranderen

384	VROM	Wet milieubeheer	Wet milieubeheer (1.1)	Artikel 16.49, tweede
lid juncto 16.14	Artikel 16.49, tweede lid juncto 16.14: beoordeling
emissieverslag door onafhankelijke verificateur (overige eisen voor
verificateurs zijn opgenomen in nr. 1.19)

385	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 1.10	degene die
een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor
de oprichting

386	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 2.3, 2.8	Voor het
uitvoeren van emissiemetingen worden verschillende NEN normen aangewezen

387	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.15 
geluidmetingen t.a.v.windturbines moet plaatsvinden volgens NEN of
gelijkwaardig

388	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.20 en 4.80 
keuren van systemen voor dampretour stage II door geaccrediteerde
instellingen

389	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 4.18 	keuren van
verwarmings- of stookinstallaties door geaccrediteerde

390	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 2.2: 	bemonsteren
en analyseren van grondwatermonsters conform bepaalde NEN normen

391	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.9: 	onderhouden
e.d. van technische installaties conform NEN of gelijkwaardige norm

392	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.10: 	Alleen
geaccrediteerde certificeringsinstellingen kunnen verklaringen afgeven

393	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.13: 	het meten
van reflectiewaarden bij windturbines conform NEN of gelijkwaardige norm

394	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 3.14: 	Alleen
instellingen die zijn geaccrediteerd kunnen certificaten afgeven voor
windturbine

395	VROM	Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Regeling
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer	Artikel 2.2: 	bemonsteren
en analyseren van grondwatermonsters conform NEN normen

396	VROM	Wet milieubeheer	Besluit financiële zekerheid milieubeheer
(1.16)	Artikel 3 tot en met 13	Artikel 3 tot en met 13: het bevoegd
gezag kan in de vergunning een verplichting opnemen tot het stellen van
financiële zekerheid; daarbij kan het bevoegd gezag bepalen op welke
wijze aan deze verplichting uitvoering moet worden gegeven; verder de
verplichting om een schriftelijk bewijs te overleggen

397	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Artikel 7 en 8
Artikel 7 en 8: degene die een inrichting, waar gewas wordt geteeld
onder glas, opricht of verandert meldt dit ten minste 8 weken voor de
oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal
gegevens worden gevoegd.

398	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	bijlage	In de
bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter
bescherming van het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet
nemen. Het besluit is van toepassing op inrichtingen waar gewas wordt
geteeld onder glas.

399	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 1.3.6,
bijlage 2	Voorschrift 1.3.6, bijlage 2: kwaliteitsverklaring voor een
slibvangput en een olie-afscheider kan alleen worden afgegeven door een
geaccrediteerde certificeringsinstelling

400	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 1.6.2:
Voorschrift 1.6.2: gasflessen moeten zijn goedgekeurd door instanties
die zijn aangewezen door de minister (die het aangaat) of een ten minste
gelijkwaardige instantie.

401	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 2.4.2,
bijlage 2	Voorschrift 2.4.2, bijlage 2: beoordeling van een systeem van
recirculatie e.d. dient plaats te vinden door een deskundige die door
het bevoegde gezag is geaccepteerd

402	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 3.2.2
van bijlage 2	Voorschrift 3.2.2 van bijlage 2: Inspectie, afstelling en
onderhoud aan verwarmings- en stooktoestellen moet geschieden door een
gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over
aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt

403	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 3.2.3
van bijlage 2	Voorschrift 3.2.3 van bijlage 2: brandblusmiddelen moeten
jaarlijks worden gecontroleerd door een bedrijf dat is gecertificeerd op
basis van de (BRL) Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven
kleine blusmiddelen (Reob) of een ten minste gelijkwaardige instantie.

404	VROM	Wet milieubeheer	Besluit glastuinbouw (1.18)	Voorschrift 3.2.7
van bijlage 2	Voorschrift 3.2.7 van bijlage 2: vloeistofdichte vloeren
moeten worden gekeurd door geaccrediteerde inspectie-instellingen
conform CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b)

405	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Artikel 7:	Artikel 7:
degene die een inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier
weken voor de oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een
aantal gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op
inrichtingen waar verschillende soorten van landbouwactiviteiten
plaatsvinden (melkrundveehouderijen, akkerbouwbedrijven,
paardenhouderijen etc.)

406	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	bijlage	In de bijlage
bij het besluit zijn diverse voorschriften opgenomen ter bescherming van
het milieu die de drijver van de inrichting in acht moet nemen. Het gaat
o.a. om geluidsvoorschriften, voorschriften ter beperking van het
energieverbruik, voorschriften ter bescherming van de bodem en
voorschriften ter beperking van luchtemissies en stankhinder. Het
besluit is van toepassing op inrichtingen waar verschillende soorten van
landbouwactiviteiten plaatsvinden (melkrundveehouderijen,
akkerbouwbedrijven, paardenhouderijen etc.)

407	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 1.3.13,
bijlage	Voorschrift 1.3.13, bijlage: kwaliteitsverklaring voor een
slibvangput, een olie- en vetafscheider kan alleen worden afgegeven door
een geaccrediteerde certificeringsinstelling. Op grond van artikel 10
van het besluit worden verklaringen afgegeven door instellingen uit
andere EU-lidstaten gelijkgesteld met verklaringen van Nederlandse
instellingen.

408	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 2.1.1,
bijlage	Voorschrift 2.1.1, bijlage: een mestkelder voor de bewaring van
dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen
Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste alinea van de
inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de afgifte van
kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is afgegeven door
een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan de eisen wordt
voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is derhalve voorbehouden
aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de RvA o.g.v. de
(Nederlandse) richtlijnen. Oudere mestkelders mogen ook voldoen aan
Bouwtechnische richtlijnen mestbassins 1990. In artikel 10 van het
besluit is een wederzijdse erkenningsregeling opgenomen op grond waarvan
verklaringen van instellingen uit andere EU lidstaten worden
gelijkgesteld met Nederlandse verklaringen.

409	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 2.9.2,
bijlage	Voorschrift 2.9.2, bijlage: opleveringscontrole door deskundige
die door bevoegde gezag is geaccepteerd. Voor de wijze van uitvoering
van deze controle wordt verwezen naar de richtlijnen in de Handreiking
aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector. Op
grond van de wederzijdse erkenningsregeling opgenomen in artikel 10
worden richtlijnen uit andere EU lidstaten hiermee gelijkgesteld.

410	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 3.2.2 van
bijlage	Voorschrift 3.2.2 van bijlage: Inspectie, afstelling en
onderhoud aan verwarmings- en stooktoestellen moet geschieden door een
gecertificeerde onderneming of een andere onderneming die over
aantoonbare gelijkwaardige deskundigheid beschikt

411	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 3.2.6 van
bijlage	Voorschrift 3.2.6 van bijlage: vloeistofdichte vloeren moeten
worden gekeurd door geaccrediteerde inspectie-instellingen conform
CUR/PBV-Aanbeveling 44 (zie ook regeling nr. 5.46b). Op grond van
artikel 10 van het besluit worden inspectie-instellingen uit andere
EU-lidstaten gelijkgesteld met Nederlandse instellingen.

412	VROM	Wet milieubeheer	Besluit landbouw (1.26A)	Voorschrift 3.2.10 en
3.2.11, bijlage	Voorschrift 3.2.10 en 3.2.11, bijlage: een foliebassin
wordt op mestdichtheid gecontroleerd en de bouwconstructie en afdekking
van een mestbassin wordt gecontroleerd door of namens een door de Raad
voor Accreditatie voor die controle erkende onderneming, door het
bevoegd gezag of een door het bevoegd gezag geaccepteerde deskundige,
binnen vijf jaar nadat de folie is aangebracht en binnen vijf jaar na de
laatste controle. Op grond van artikel 10 (wederzijdse
erkenningsregeling) geldt dat deskundigen uit andere EU lidstaten met
Nederlandse deskundigen worden gelijkgesteld.

413	VROM	Wet milieubeheer	Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
bijlage	In de bijlage bij het besluit zijn diverse voorschriften
opgenomen in verband met de veiligheid. Het besluit is van toepassing op
inrichtingen voor het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het
wegverkeer

414	VROM	Wet milieubeheer	Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 1.2, bijlage I:	Voorschrift 1.2, bijlage I: het reservoir
moet voor de ingebruikname door de Dienst voor het Stoomwezen of een
ingevolge de EEG-kaderrichtlijn 76/767/EEG aangewezen instantie zijn
gekeurd en beproefd overeenkomstig het gestelde in de "Regels voor
toestellen onder druk" van de Dienst voor het Stoomwezen. 

415	VROM	Wet milieubeheer	Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I	Voorschrift 2.1 en 2.4, bijlage I:
appendages, leidingen en afleverzuilen moeten voor de ingebruikname en
vervolgens periodiek door de Dienst voor het Stoomwezen zijn gekeurd en
beproefd.

416	VROM	Wet milieubeheer	Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6, bijlage I	Voorschrift 2.3, 2.5 en 2.6,
bijlage I: diverse keuringen en beproevingen moeten door of namens Kiwa
worden uitgevoerd.

417	VROM	Wet milieubeheer	Besluit LPG-tankstations milieubeheer (1.28)
Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I:	Voorschrift 3.2 en 3.3, bijlage I:
controles, aanleg en andere werkzaamheden aan LPG-installaties mogen
alleen worden uitgevoerd door installateurs die zijn geaccepteerd door
de Dienst voor het Stoomwezen.

418	VROM	Wet milieubeheer	Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op
land (1.80)	Artikel 17	Artikel 17: aan een vergunning moet het
voorschrift worden verbonden dat analyses plaatsvinden door laboratoria
die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de
Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025. De werkwijze bij monsterneming,
monstervoorbehandeling en analyse moet bovendien voldoen aan de eisen
die zijn gesteld in bijlage 3 behorende bij de regeling en de bijlage
bij de uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (afzonderlijk
gescreend, zie nr. 1.135). Bijlage 3 verwijst naar protocollen die
vallen onder beoordelingsrichtlijn SIKB 2000. Die richtlijn is
afzonderlijk gescreend, zie nr. 5.37.

419	VROM	Wet milieubeheer	Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Artikel 4 en bijlage II	Artikel 4 en bijlage II: degene die een
inrichting opricht of verandert meldt dit ten minste vier weken voor de
oprichting aan het bevoegd gezag. Bij de melding moet een aantal
gegevens worden gevoegd. Het besluit is van toepassing op inrichtingen
waar dunne mest wordt opgeslagen in mestbassins.

420	VROM	Wet milieubeheer	Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
bijlage 1	In bijlage I bij het besluit zijn diverse voorschriften
opgenomen ter bescherming van het milieu die de drijver van de
inrichting in acht moet nemen. Het gaat o.a. om geluidsvoorschriften,
voorschriften ter bescherming van de bodem en voorschriften ter
beperking van stankhinder. Het besluit is van toepassing op inrichtingen
waar dunne mest wordt opgeslagen in bassins

421	VROM	Wet milieubeheer	Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Voorschrift 1.3, bijlage I:	Voorschrift 1.3, bijlage I: een bassin voor
de bewaring van dunne mest moet zijn uitgevoerd overeenkomstig de
Richtlijnen Mestbassins 1992. In deze richtlijnen staat in de laatste
alinea van de inleiding dat deze richtlijnen de basis vormen voor de
afgifte van kwaliteitsverklaringen. Een dergelijke verklaring die is
afgegeven door een instelling die is geaccrediteerd vormt bewijs dat aan
de eisen wordt voldaan. Het afgeven van kwaliteitsverklaringen is
derhalve voorbehouden aan instellingen die zijn geaccrediteerd door de
RvA o.g.v. de (Nederlandse) richtlijnen.

422	VROM	Wet milieubeheer	Besluit mestbassins milieubeheer (1.142)
Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I:	Voorschrift 1.5 en 2.1, bijlage I:
beoordeling van delen van de bouwconstructie en foliebassing (op
mestdichtheid) door ondernemingen die daartoe zijn erkend door de Raad
voor Accreditatie of daartoe als deskundige door het bevoegde gezag zijn
geaccepteerd.

423	VROM	Wet geurhinder en veehouderij	Wet geurhinder en veehouderij
(44A)	 44a

	In deze wet zijn eisen opgenomen m.b.t. inrichtingen die zijn bestemd
voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van
dieren. Er is bepaald in welke gevallen een Wet milieubeheer vergunning
moet worden geweigerd. De gemeenteraad kan op grond van deze wet onder
bepaalde voorwaarden een afwijkende regeling bij verordening
vaststellen. Tevens is bepaald wat de minimale afstanden zijn tot
geurgevoelige objecten. Voor het berekenen van de geurbelasting en
afstanden zijn in de Regeling geurhinder en veehouderij nadere regels
gesteld. Die regeling bevat geen specifieke eisen voor
dienstverrichters.

426	VROM	Wet milieubeheer	Besluit emissie-eisen stookinstallaties
milieubeheer B (1.13)	Voorschrift 10.2.2 van de bijlage	Voorschrift
10.2.2 van de bijlage: op aanwijzing van het bevoegd gezag moet het
zwavelgehalte van de in te zetten kolen worden bepaald door een door het
bevoegd gezag geaccepteerd instituut

427	VROM	Wet milieubeheer	Besluit emissie-eisen stookinstallaties
milieubeheer B (1.13)	Voorschrift 10.3.2 en 10.3.12 van de bijlage
Voorschrift 10.3.2 en 10.3.12 van de bijlage: keuring van (type)
branders en zuigermotoren door een instantie die door de Minister van
VROM is aangewezen. Aanwijzing heeft plaatsgevonden in het Besluit
aanwijzing keuringsinstantie emissie-eisen stookinstallaties (nr. 1,114)


428	VROM	Wet milieubeheer	Besluit emissie-eisen stookinstallaties
milieubeheer B	Bijlage	Bijlage: algemene eisen en emissie-eisen die
gelden voor degene die een inrichting drijft waarin zich een
stookinstallatie bevindt

429	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	art 4	In
artt. 3, lid 3, 4 en 5 van het besluit wordt bepaald dat een aanvraag om
een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt door indiening
van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen voldoet. Dit
betreft o.m. de NAW gegevens, indeling, activiteiten en processen van de
inrichting, de CO2-installaties, verbruikte brandstoffen, de wijze
waarop in emissieverslag verslag wordt gedaan, beschikbaarheid en
vakbekwaamheid van personen die monitoringsprotocol en de controle
daarop uitvoeren en de wijze waarop een meetinstantie de werkzaamheden
ex art. 9, lid 1, zal verrichten alsmede een niet technische
samenvatting van deze gegevens. Tevens dienen voor elke CO2-installatie
afzonderlijk gegevens te worden verstrekt oa over brand- en
grondstoffen, productiecapaciteit, emissiebronnen en de meet- en
berekenwijze CO2-jaarvracht. NB. Voor art. 16.5 Wm is een apart
formulier ingevuld. De nadere invulling van het monitoringsprotocol die
met de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt gegeven, wordt
in een separaat formulier getoetst.  

430	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	art 9	In
artikel 9, lid 3 en 4 van het besluit wordt bepaald dat werkzaamheden
die ingevolge het eerste lid door de minister zijn aangewezen,
uitsluitend mogen worden verricht door een rechtspersoon die ofwel voor
een of meer van deze verrichtingen is geaccrediteerd óf voor een of
meer van deze verrichtingen de CEN-normen inzake de onafhankelijkheid en
competentie van laboratoria aantoonbaar tot uitvoering brengt.
Accreditatie is derhalve niet verplicht, maar vormt een alternatieve
mogelijkheid naast het aantoonbaar voldoen aan CEN-normen. Deze bepaling
is per 1 september 2007 gewijzigd De eis dat sprake moet zijn van een
rechtspersoon is vervallen.  

431	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	art 11	Art.
11 van het Besluit verplicht een vergunninghouder een emissieverslag
m.b.t. broeikasgasemissies in te dienen conform een door de minister
vast te stellen model. Het verslag moet voldoen aan de daarop betrekking
hebbende onderdelen van de vergunning. De nadere invulling van het
monitoringsprotocol door de Regeling monitoring handel in emissierechten
wordt in een separaat formulier getoetst.  

432	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	art 12
Artikel 12 van het Besluit bepaalt dat het afgeven van een verklaring
als bedoeld in artikel 16.12, eerste lid, onder c (jo art 16.14 Wm;
separaat screeningsformulier) geschiedt door een verificateur die
werkzaam is bij een verificatieinstelling die is geaccrediteerd door de
Raad van Accreditatie of een vergelijkbare buitenlandse instelling die
erkend is door een staat aangesloten bij de Multilateral Agreement on
European Accreditation of Certification.    

433	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	art 16	In
art. 16 van het Besluit wordt bepaald dat mbt een vergunning ex 16.49,
lid 1, sub a Wm of art. 16.5, lid 1, sub a Wm, de artt. 3, 4 en 5 van
het Besluit grotendeels van toepassing zijn. Hierin wordt bepaald dat
een aanvraag om een vergunning krachtens art. 16.5, lid 1, Wm geschiedt
door indiening van een monitoringsprotocol dat aan een aantal eisen
voldoet. Dit betreft o.m. de NAW gegevens, de NOx-installaties,
verbruikte brandstoffen, de wijze waarop in emissieverslag verslag wordt
gedaan, beschikbaarheid en vakbekwaamheid van personen die
monitoringsprotocol en de controle daarop uitvoeren en de wijze waarop
een meetinstantie de werkzaamheden ex art. 9, lid 1, zal verrichten
alsmede een niet technische samenvatting van deze gegevens. Tevens
dienen voor elke NOx-installatie afzonderlijk gegevens te worden
verstrekt oa over brand- en grondstoffen, productiecapaciteit,
emissiebronnen en de meet- en berekenwijze NOx-jaarvracht. NB. Voor art.
16.5 Wm is een apart formulier ingevuld. De invulling vh
monitoringsprotocol met de Regeling monitoring handel in emissierechten,
wordt separaat getoetst.  

434	VROM	Wet milieubeheer	Besluit handel in emissierechten	Art. 16 Jo
art. 11	Art. 16 Jo art. 11 van het Besluit verplicht een
vergunninghouder een emissieverslag m.b.t. NOx-emissies in te dienen
conform een door de minister vast te stellen model. Het verslag moet
voldoen aan de daarop betrekking hebbende onderdelen van de vergunning. 

435	VROM	Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten	Regeling
monitoring handel in emissierechten	artt. 3 t/m 34	In artt. 3 t/m 34 en
bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het
monitoringsprotocol Broeikasgasemissies moet voldoen waarmee een
aanvraag ex art. 16.5, lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het
betreft een nadere invulling van de artt. 3-5 van het Besluit handel in
emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is
opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de
wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het
op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 15, 18, 25 en 26
worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 19 bepaalt dat
als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of
analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van
meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en
gecontroleerd. 

436	VROM	Wet Milieubeheer; Besluit handel in emissierechten	Regeling
monitoring handel in emissierechten	artt. 35 t/m 64	In artt. 35 t/m 64
en bijbehorende bijlagen wordt aangegeven aan welke eisen het
monitoringsprotocol NOx moet voldoen waarmee een aanvraag ex art. 16.49,
lid 1 Wet Milieubeheer moet worden ingediend.Het betreft een nadere
invulling van de artt. 16 Jo 3-5 van het Besluit handel in
emissierechten waarvoor reeds separaat een screeningsformulier is
opgesteld. In deze Regeling staan eisen mbt de monitoringsmethodiek, de
wijze van meten en de kwaliteitsborging. Tevens wordt een model voor het
op te stellen emissieverslag beschreven. In de artt. 43, 45, 48, 55 en
56 worden CEN/NEN EN/ISO/EMAS normen voorgeschreven en art. 49 bepaalt
dat als er geen continue meting plaatsvindt, de meet-, monstername of
analyse apparatuur en de apparatuur voor automatische verwerking van
meetresultaten voorafgaand worden gekalibreerd, bijgesteld en
gecontroleerd. 

437	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling op-, overslag en distributie benzine
milieubeheer	 artt. 2 t/m 5 	In de artt. 2 t/m 5 en de bijbehorende
bijlagen I t/m IV worden technische eisen opgenomen waaraan installaties
en laadportalen betreffende de opslag, overslag en distributie van
benzine dienen te voldoen. Tevens zijn eisen opgenomen met betrekking
tot het meten van emissies en de daarbij te gebruiken apparatuur. 

438	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling meetmethoden emissie-eisen
stookinstallaties milieubeheer B	artt. 1 t/m 24	In de artt. 1 t/m 24
worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen van
emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren
meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse
bestaande normenkaders zoals NEN. Tevens bevat de regeling
verplichtingen tot registratie van de meetgegevens.  

439	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling oplosmiddelenboekhouding en metingen
VOS-emissies.	artt. 2 t/m 6	In de artt. 2 t/m 6 van de Regeling worden
regels gesteld ten aanzien van de inrichting van een
oplosmiddelenboekhouding, zoals de periode die het moet omvatten en de
hierin op te nemen gegevens. In art. 7 van de Regeling wordt ten aanzien
van de wijze van meten en de beoordeling van de meetresultaten verwezen
naar verschillende onderdelen van de Nederlandse emissierichtlijn lucht,
uitgave 2000.  

440	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Besluit broeikasgassen Wms 2003 /
Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van
het koeltechnisch installatiebedrijf	Art. 1, leden 3 en 4	Art. 1, leden
3 en 4 van het besluit. Het derde lid bepaalt dat bij ministeriële
regeling voorschriften omtrent opleiding en examinering worden gegeven
waaraan degenen die bepaalde handelingen met CFK's e.d. verrichten
moeten voldoen. Het vierde lid bepaalt dat onderhoud en installatie
uitsluitend is toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over
een diploma als bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een
instelling die door de minister is erkend. Omdat er nog geen
opleidingseisen zijn vastgesteld is in art. 7 van het Besluit
ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 (reg. nr. 1.53A) als
overgangsregeling bepaald dat de Aanwijzingsregeling Stichting
Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch
installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling waarvan de
opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is de
Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van diploma's
(erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen gepubliceerd
die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en te behouden
en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure).

441	VROM	Wet inzake de Luchtverontreiniging	Het Besluit typekeuring
motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling
keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging
(35.3).	artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4
onder a en lid 5 onder a	In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid
3 onder a, lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald
dat het uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden
aan de Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en
Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand
van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze
voorschriften zijn mede neergelegd in artt 1 t/m 2a van de Regeling
keuringsvoorschriften typekeuring motorvoertuigen luchtverontreiniging
en houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de
Richtlijnen 70/220/EEG en 88/77/EEG.  

442	VROM	Wet inzake de Luchtverontreiniging	Het Besluit typekeuring
motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.1) en de Regeling
keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (35.12).
artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a, lid 4 onder a en
lid 5 onder a	In artikel 2, lid 1 onder a, lid 2 onder a, lid 3 onder a,
lid 4 onder a en lid 5 onder a van het Besluit wordt bepaald dat het
uitvoeren van een typekeuring van motorrijtuigen is voorbehouden aan de
Dienst Wegverkeer of een andere door Onze minister van Verkeer en
Waterstaat aangewezen instantie en de keuring wordt verricht aan de hand
van de krachtens art. 5 van het besluit gestelde voorschriften. Deze
voorschriften zijn mede neergelegd in artt 2 t/m 6 van de Regeling en
houden in dat de keuring dient te worden verricht aan de hand van de
Europese Richtlijnen 70/220/EEG, 97/24/EEG, 72/306/EEG en 88/77/EEG.  In
art. 3 van de regeling wordt tevens verwezen naar de in de bijlage bij
deze Regeling vastgestelde eisen welke dienen ter uitvoering van art.
23, derde lid, onder c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994,
doch artikel 3a van de regeling bevat een gelijkstellingsbepaling met
een beoordeling door een onafhankelijke keuringsinstantie in een andere
Lidstaat aan de hand van tenminste gelijkwaardige eisen.

443	VROM	Wet inzake de Luchtverontreiniging	Besluit typekeuring
bromfietsen luchtverontreiniging (35.08) en het Uitvoering Besluit
typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.25) 	 artt. 2 en 3	In
de artt. 2 en 3 van het Uitvoering Besluit typekeuring bromfietsen
luchtverontreiniging wordt invulling gegeven aan de in art. 4 van het
Besluit typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging neergelegde
bevoegdheid van de minister van VROM om de voorschriften vast te stellen
aan de hand waarvan de keuringen dienen te worden verricht. De keuring
dient te worden verricht aan de hand van de voorschriften, vervat in
Richtlijn 97/24. betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van
motorvoertuigen op twee of drie wielen

444	VROM	Wet inzake de Luchtverontreiniging	Het "Besluit typekeuring
luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines"  (35.09)
en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging
trekkers en motoren voor mobiele machines" (25.26). 	Art. 2, aanhef en
onder a en art. 3, aanhef en onder a Jo art. 5, lid 3 	Art. 2, aanhef en
onder a en art. 3, aanhef en onder a Jo art. 5, lid 3 van het Besluit
bepalen dat Onze Minister de voorschriften vaststelt aan de hand waarvan
de typekeuringen worden verricht. Dit is nader uitgewerkt in art. 3 van
de Regeling waarin is bepaald dat de keuring wordt verricht met
inachtneming van Richtlijn 97/68/EG dan wel Richtlijn 2000/25/EG. 

445	VROM	Wet inzake de Luchtverontreiniging	Het "Besluit typekeuring
luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.09)
en de "Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging
trekkers en motoren voor mobiele machines" (35.26). 	Art. 7 van het
Besluit en art. 8 van de Regeling 	Art. 7 van het Besluit en art. 8 van
de Regeling bepalen dat de keuringsinstantie toezicht dient te houden op
het overeenstemmen van motoren en trekkers met het type waarvoor
typegoedkeuring is verleend. Na verlening van de typegoedkeuring dient
ten minste één maal per jaar te worden onderzocht of nog wordt voldaan
aan Richtlijn 97/68/EG. Indien nodig dient de procedure van punt 5.3.2
van bijlage I van Richtlijn 97/68/EG te worden gevolgd.  

446	VROM	Wet luchtverontreiniging	Besluit typekeuring
verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (35.11)
Artikel 1 - 8	Artikel 1 - 8: typekeuringen moeten worden uitgevoerd door
keuringsinstanties die door de Ministers van VROM en VenW zijn
aangewezen. De keuringen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een
aantal eisen. Regeling 48B bevat de uitvoeringsregeling.

447	VROM	Wet Milieubeheer	Regeling meetmethoden emissie-eisen
stookinstallaties milieubeheer A 2005	artt. 1 t/m 28	In de artt. 1 t/m
28 worden regels gesteld met betrekking tot het uitvoeren van metingen
van emissies die vrijkomen bij stookinstallaties. Naast de te hanteren
meetmethoden, worden ook meetnormen gesteld met verwijzing naar diverse
bestaande normenkaders zoals NEN, NEN-ISO, EPA en ASTM. Tevens bevat de
regeling verplichtingen tot registratie van de meetgegevens. 

448	VROM	Wet inzake de luchtverontreiniging	Aanwijzing keuringsinstantie
typekeuring bromfietsen luchtverontreiniging (35.23)	Artikel 2 	Artikel
2 bepaalt dat de keuring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a
(bedoeld is waarschijnlijk : "...van het Besluit typekeuring bromfietsen
luchtverontreiniging", doch deze specificatie ontbreekt) moet worden
verricht aan de hand van "Reglement 47, behorende bij de Overeenkomst
van 20 maart 1958 betreffende het aannemen van eenvormige
goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van
uitrustingsstukken en onderdelen van motorrijtuigen (Trb. 1959, 83). 

449	VROM	Wet milieugevaarlijke stoffen	Besluit biobrandstoffen
wegverkeer 2007 (48A)	Artikel 1 t/m 7	Artikel 1 t/m 7: bevat de
verplichting voor bedrijven die benzine en diesel opslaan, verwerken
etc. om een minimaal deel van het totaal te laten bestaan uit
biobrandstoffen.

450	VROM	Wet luchtverontreiniging	Typekeuringsregeling
verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden (48B)	Artikel
2 - 30 + bijlage	Artikel 2 - 30 + bijlage: Gastec wordt aangewezen als
keuringsinstantie (uitwerking van regeling 35.11). Verder technische
eisen aan keuringen en vaststelling door ministers van het tarief dat de
keuringsinstantie in rekening mag brengen.

451	VROM	Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer	Besluit
emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A	Hoofdstuk 1 en 2:
Hoofdstuk 1 en 2: algemene eisen en emissie-eisen die gelden voor degene
die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt

452	VROM	Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer	Besluit
emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A	Artikel 30b, lid 2
Artikel 30b, lid 2: de bemonsteringen, analyses, metingen en
berekeningen die in dit besluit zijn voorgeschreven, worden uitgevoerd
volgens CEN-normen. Indien geen CEN-normen bestaan, worden andere normen
gebruikt die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige
wetenschappelijke kwaliteit worden verstrekt.

453	VROM	Wet luchtverontreiniging en Wet milieubeheer	Besluit
emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A	Artikel 30b, lid 5
Artikel 30b, lid 5: Het uitvoeren van afzonderlijke metingen,
parallelmetingen en referentiemetingen geschiedt door een rechtspersoon
die is geaccrediteerd en voor deze verrichtingen de CEN-normen inzake de
onafhankelijkheid en de competentie van laboratoria aantoonbaar tot
uitvoering brengt.

454	VROM	Wet op de architectentitel	Wet op de architectentitel (37)	Art.
2, 9 t/m 27	Art. 2, 9 t/m 27 : als architect, als stedenbouwkundige, als
tuin- en landschapsarchitect of als interieurarchitect kunnen op verzoek
worden ingeschreven degenen die voldoen aan de eisen die in de wet zijn
gesteld. Voor inschrijving zijn bepaalde getuigschriften, diploma's,
certificaten o.i.d. vereist. Alleen degene die is ingeschreven is
gerechtigd tot het voeren van de titel van architect etc. Inschrijving
in het register is geen voorwaarde om de werkzaamheden van architect
etc. te mogen verrichten. Het enige dat niet mag is de titel  voeren
zonder registratie.

455	VROM	Wet op de architectentitel	Regeling EG-verklaring
stedenbouwkundingen, tuin- en landschapsarchitecten en
interieurarchitecten (103)	Artikel 2 tot en met 6	Artikel 2 tot en met
6: eisen en procedure m.b.t. het verkrijgen van een EG-verklaring
waarmee dienstverrichters uit andere EU lidstaten toestemming kunnen
verkrijgen om de titel van stedenbouwkundige, tuin-, landschaps- of
interieurarchitect te voeren. Het voeren van die titel is op grond van
de Wet op de architectentitel (zie regeling nr. 37) alleen toegestaan
voor degenen die zijn ingeschreven in het register. Inschrijving in het
register gebeurt indien de vereiste diploma' s e.d. overgelegd zijn.
Indien diploma' s e.d. in een andere lidstaat zijn behaald dan is een EG
verklaring nodig die moet worden aangevraagd bij de Stichting bureau
architectenregister. Inschrijving in het register is geen voorwaarde om
de werkzaamheden van stedenbouwkundige etc. te mogen verrichten. Het
enige dat niet mag is de titel  voeren zonder registratie.

456	VROM	Bestrijdings- middelenwet 	Regeling eindtermen diploma
dierplaagbestrijding (104)	Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a
Artikel 1 en de bijlage jo artikel 10a Besluit vakkkennis- en
vakbekwaamheidseisen bestrijdingsmiddelen: bestrijding van dierplagen en
houtrotverwerkende schimmel m.b.v. bestrijdingsmiddelen is alleen
toegestaan aan degenen die beschikken over een vakbekwaamheidsdiploma
dat is afgegeven of verlengd door een door de Minister van VROM
geregistreerde instelling of geregistreerd bedrijf waaruit blijkt dat
wordt voldaan aan een de in de regeling genoemde eindtermen. Deze
regeling is per 17 oktober 2007 vervallen. Inhoudelijke materie wordt nu
geregeld in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en
uitvoeringsregelgeving dat waarvoor het Ministerie van LNV eerst
verantwoordelijke is.

457	VROM	Wet inburgering	Wet inburgering, Besluit inburgering en
Regeling inburgering (110, 110.1 en 110.2)	Art. 1, eerste lid, onderdeel
i en art. 15 van de wet, 3.14 - 3.16 van het besluit en 3.11 - 3.14 van
de regeling	Art. 1, eerste lid, onderdeel i en art. 15 van de wet, 3.14
- 3.16 van het besluit en 3.11 - 3.14 van de regeling: een
exameninstelling die inburgeringsexamens afneemt moet zijn aangewezen
door de minister.

458	VROM	Wet inburgering	Wet inburgering, Regeling inburgering (110 en
110.2)	Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet en artikel
1.2 van de regeling	Art. 1, eerste lid, onderdeel j en art. 9 van de wet
en artikel 1.2 van de regeling: een cursusinstelling die
inburgeringsplichtigen toeleidt naar een inburgeringsexamen moet een
rechtspersoon zijn die in het bezit is van een door de minister aan te
wijzen keurmerk (op dit moment zijn nog geen nadere regels gesteld
o.g.v. art. 9; indien die nadere regels er wel komen dan dient de
cursusinstelling te beschikken over een certificaat afgegeven door de
minister of een door de minister aangewezen instelling). Het keurmerk is
aangewezen in artikel 1.2 van de regeling: Keurmerk Inburgeren, dat
wordt toegekend en beheerd door de Stichting Blik op Werk. 

459	VROM	Wet inburgering	Regeling aanvullende bijdrage inburgering
oudkomers 54 gemeenten nr 111	Artikel 6, eerste lid	Artikel 6, eerste
lid, van de regeling eist dat de door de gemeenten op te stellen monitor
is voorzien van een accountantsverklaring.

460	VROM	Wet inburgering	Beleidsregels projectsubsidie ontwikkeling
imamopleidingen	Artikel 7, lid 2 	Artikel 7, lid 2 van de Beleidsregels
eist dat het financiële verslag is voorzien van een verklaring omtrent
de getrouwheid die is afgegeven door een accountant. De accountant dient
zich aan de hand van het in de bijlage bij de beleidsregels opgenomen
verantwoordingsprotocol een oordeel te vormen over de rechtmatigheid en
doelmatigheid van de bestedingen.  

461	VROM	Wet inburgering	Regeling inburgering oudkomers (116.1)	Artikel
3b, lid 6 , Artikel 10, derde lid	Artikel 3b, lid 6 van de Regeling eist
dat informatie en bescheiden die op grond van het derde lid van dit
artikel aan de minister moet worden verstrekt, dient te zijn voorzien
van een accountantsverklaring. Artikel 10, derde lid, van de Regeling
eist dat de op grond van de eerste twee leden verstrekte informatie en
bescheiden dienen te zijn voorzien van aan accountantsverklaring. 

462	VROM	Wet inburgering	Regeling inburgering oudkomers 25 gemeenten
2005	Artikel 8, lid 4, Artikel 8, lid 6	Artikel 8, lid 4 van de Regeling
eist dat de informatie die het gemeentebestuur op grond van het eerste
lid aan de minister moet verstrekken is voorzien van een
accountantsverklaring. Artikel 8, lid 6 van de Regeling eist dat het
gemeentebestuur er zorg voor draagt dat de door hem ingeschakelde
accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het
ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte
controlewerkzaamheden door die accountant.  

463	VROM	Wet inburgering	Regeling inburgering oudkomers 54 gemeenten
Artikel 8, lid 5 	Artikel 8, lid 5 van de Regeling eist dat informatie
die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet
worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een accountantsverklaring. 

464	VROM	Wet inburgering	Regeling inburgering oudkomers G25 2006	Artikel
8, lid 4	Artikel 8, lid 4 van de Regeling eist dat informatie die op
grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet worden
verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de
getrouwheid, afgegeven door een accountant. 

465	VROM	Wet inburgering	Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006
Artikel 7, lid 4	Artikel 7, lid 4 van de Regeling eist dat informatie
die op grond van het eerste lid van dit artikel aan de minister moet
worden verstrekt, dient te zijn voorzien van een verklaring omtrent de
getrouwheid, afgegeven door een accountant. Het zesde lid verplicht het
college of het bestuur er zorg voor te dragen dat de ingeschakelde
accountant meewerkt aan de door of namens de auditdienst van het
ministerie van Justitie in te stellen onderzoeken naar de verrichte
controlewerkzaamheden door die accountant. 

466	VROM	Wet inburgering	Regeling informatieverstrekking en
controleprotocol WIN 2005	Artikel 2 en 3	Artikel 2 vereist dat de
formulieren als bedoeld in art. 1 (ex art. 4 Bekostigingsbesluit
inburgering nieuwkomers en art. 15 van het Besluit brede doeluitkering
sociaal, integratie en veiligheid) moeten zijn gewaarmerkt door een
accountant en vergezeld dienen te gaan van diens verklaring mbt de
juistheid van de gegevens. Art. 3 bepaalt dat het controleprotocol
t.b.v. de verklaring omtrent getrouwheid en rechtmatigheid wordt
vastgesteld conform bijlage 2. 

467	VROM	Wet milieubeheer	Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)
Artikel 1 sub f en 4 lid 2	Artikel 1 sub f en 4 lid 2: Inzamelklaar
maken van halonen mag alleen geschieden door een CFK-installateur die
beschikt over een erkenning van de Stichting Erkenningsregeling voor de
uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf (STEK) danwel
aantoonbaar voldoet aan eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de
eisen die gelden voor die erkenning. (zie ook nr. 1.53A)

468	VROM	Wet milieubeheer	Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)	Art.
1 sub g en art. 4, lid 2	Art. 1 sub g en art. 4, lid 2: inzamelklaar
maken door halonen-installateur die moet beschikken over geldig
certificaat afgegeven door het NCP (Nationaal Centrum voor Preventie) in
het kader van de Regeling voor de Erkenning van de Onderhoudsbedrijven
kleine Blusmiddelen (REOB).

469	VROM	Wet milieubeheer	Inzamelingsregeling CFK en Halonen (1.53)	Art.
4, art. 5, art. 6 en art. 7	Art. 4, art. 5, art. 6 en art. 7 bevatten
bepalingen voor de inzameling en verwerking van CFK's en halonen, zoals
het inzamelen van de stoffen, de wijze (techniek) van verwerken, de
termijn waarbinnen dat dient te gebeuren, de manier van aanbieden,
vastgestelde tarieven, acceptatieplicht, etc.)

470	VROM	Wet milieubeheer	Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet
Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A)	Artikel 4, lid 4	Artikel 4, lid
4: handelingen inzake de terugwinning, recycling, regeneratie en
vernietiging van gereguleerde stoffen mogen enkel worden uitgevoerd door
een natuurlijk persoon die beschikt over een diploma dat is afgegeven
door een instelling die is erkend door de Min van OC&W. Diploma-eisen
zijn op grond van het derde lid gesteld in de Inzamelingsregeling CFK en
Halonen (nr. 1.53).

471	VROM	Wet milieubeheer	Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wet
Milieugevaarlijke Stoffen 2003 (1.53A)	Art. 5, lid 4:	Art. 5, lid 4: het
tijdens onderhouds- of installatiewerkzaamheden aan apparatuur
bedrijfsmatig toepassen van gereguleerde stoffen is uitsluitend
toegestaan aan een natuurlijke persoon die beschikt over een diploma als
bedoeld in het derde lid, dat is afgegeven door een instelling die door
Onze Minister of door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen is erkend.Omdat er nog geen opleidingseisen zijn
vastgesteld is in art. 7 als overgangsregeling bepaald dat de
Aanwijzingsregeling Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van
het koeltechnisch installatiebedrijf) wordt aangemerkt als de regeling
waarvan de opleidingseisen voorlopig deel uit maken. In die regeling is
de Stichting STEK aangewezen als instelling voor het afgeven van
diploma's (erkenningen). Op de site van STEK (www.stek.nl) zijn eisen
gepubliceerd die bedrijven moeten naleven om erkenning te verkrijgen en
te behouden en een reglement (erkenningsregeling: eisen en procedure).

472	VROM	Wet milieubeheer	Regeling verwijdering PCB's 	Art. 5.1	Art. 5.1
verplicht degene die bedrijfsmatig PCB's verwijdert of laat verwijderen
om een voor de toezichthouder toegankelijk register te houden waarin
worden vermeld: de hoeveelheid, aard en oorsprong van de verwijderde
PCB's en de oorsprong en aard van een verwijderd PCB's bevattend
apparaat, alsmede het gehalte aan PCB's dat in het apparaat is
toegepast. 

473	VROM	Wet milieubeheer	Asbestverwijderingsbesluit 2005 (18.02) 	art.
6, eerste lid	In art. 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit
wordt bepaald dat indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in
risicoklasse 2 of 3, een aantal handelingen slechts mag worden verricht
door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in
art. 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De
handelingen betreffen het (deels) afbreken of uit elkaar nemen van
bouwwerken of objecten waarin asbest of -houdende producten zijn
verwerkt, het verwijderen van asbest of -houdende producten uit
bouwwerken of objecten en het opruimen van asbest of -houdende producten
die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen. Het
Asbestverwijderingsbesluit eist slechts een certificaat ingevolge het
Arbeidsomstandighedenbesluit en stelt geen aanvullende eisen. Een
gelijkstellingsbepaling met vergelijkbare certificaten uit andere
lidstaten ontbreekt echter. Hierin zal alsnog worden voorzien.

474	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling
lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties op schepen	Artt. 1 t/m 3 en
de bijlage	Artt. 1 t/m 3 en de bijlage bevatten een veelheid aan
technische eisen en voorschriften met betrekking tot onderhouds- en
installatiewerkzaamheden en de controle na ingebruikstelling van een
koelinstallatie. De technische eisen zien op materialen en onderdelen,
het ontwerp, de installatie, de machinekamer, 'beheer, controle,
onderhoud en toezicht' en de installatiecontrole. Naast eisen aan de
werkwijze (zoals registratie van de uitkomsten van een controle in een
logboek) en de te gebruiken materialen en apparatuur, wordt ook verwezen
naar normenstelsels: NEN-EN 10025, SAE-norm J51 van mei 1985 en NEN
1010.  Controle en onderhoud van de installatie moet ingevolge 6.1.3.
plaatsvinden door een persoon met een erkenningsbewijs ex art. 13, lid
1, Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten (die bepaling is al
in 2003 ingetrokken; men doelt hiermee op de z.g.n. STEK erkenning).
Hetzelfde in 6.4.7 t.a.v. periodieke controle. Controle van
detectieapparatuur moet door fabrikant, leverancier, installateur of
door een gespecialiseerd ijk- of controle-instituut plaatsvinden. 

475	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling lekdichtheid
koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)	artt. 3.1, 3.2, 3.6 en
 5.1	In artt. 3.1, 3.2, 3.6 en  5.1 wordt bepaald dat koelinstallaties
en de daarin aanwezige lekdetectieapparatuur periodiek dienen te worden
gecontroleerd door een gediplomeerd persoon. Artikel 1.1, aanhef en
onder e definieert 'gediplomeerd persoon' als een natuurlijk persoon die
beschikt over een diploma als bedoeld in art. 5, vierde lid, van het
Besluit ozonafbrekende stoffen Wms 2003 of art. 1, vierde lid, van het
Besluit broeikasgassen Wms 2003 (zie ook de formulieren die voor deze
bepalingen zijn gemaakt)

476	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling lekdichtheid
koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)	artt. 3.1, 3.2 en 3.6
De artt. 3.1, 3.2 en 3.6 stellen eisen aan de controle en het onderhoud
van koelinstallaties. Ingevolge art. 3.2 dient een controle in elk geval
te omvatten een controle op de aanwezigheid van de gebruiksaanwijzing,
controle van de vereiste apparatuur voor drukbeveiliging en controle van
de lekdichtheid van de gehele koelinstallatie. De controle dient te
worden uitgevoerd met behulp van lekdetectieapparatuur met een
detectiegrens van ten minste vijf p.p.m. De gediplomeerde persoon
verstrekt de eigenaar van de koelinstallatie een schriftelijk bewijs van
de toegepaste procedure en de resultaten daarvan. Tevens dient de
gediplomeerde persoon in het bij de koelinstallatie behorende logboek
een aantal gegevens in te vullen.

477	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling lekdichtheid
koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (27.34A)	Artikel 3.3, lid 2
Artikel 3.3, lid 2, van de Regeling verplicht een gediplomeerd persoon
om op verzoek van de eigenaar van een defecte koelinstallatie onverwijld
dit defect te herstellen. Op grond van art. 3.3, derde lid is de
gediplomeerd persoon verplicht om na herstel van het defect een controle
uit te voeren. De gediplomeerde persoon dient op grond van art. 3.4
voorafgaand aan controle- en herstelwerkzaamheden de druk in het
desbetreffende deel van de installatie op 1,05 bar of lager te brengen.
Voorafgaand aan het ontmantelen van een koelinstallatie moet de
gediplomeerde de druk op 0,3 bar brengen. Het derde lid van art. 3.4
verplicht de gediplomeerde om aan de eigenaar van de koelinstallatie een
schriftelijk bewijs te verstrekken van de toegepaste techniek bij het
verrichten van de onderhouds- of herstelwerkzaamheden. 

478	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling bepalingsmethoden
organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)	art 2	Het nemen van
monsters dient te geschieden volgens de de methode van de American
Society for Testing and Materials, ASTM D 4057-81, art. 2.

479	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling bepalingsmethoden
organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)	Art. 2 van bijlage B
Art. 2 van bijlage B "Indien na toevoeging van hexaan [...] geanalyseerd
te worden (overeenkomstig NEN 6402)". Analyse van monster dient derhalve
te gebeuren cfm. een methode die voldoet aan NEN norm. NEN-normen zijn
niet openbaar toegankelijk.

480	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling bepalingsmethoden
organisch-halogeengehalte van brandstoffen (27.37)	Art. 2 en bijlage B,
onderdeel 2	Art. 2 en bijlage B, onderdeel 2: Het nemen van monsters
dient te geschieden volgens de de methode van de American Society for
Testing and Materials, ASTM D 4057-81. Analyse van monsters conform NEN
6402.

481	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Regeling bepalingsmethode
cadmiumgehalte van producten Wms 2000 (27.40)	Art. 1 lid 2 jo. bijlage
B, onderdeel III, artikel 2	Art. 1 lid 2 jo. bijlage B, onderdeel III,
artikel 2: bepalen van cadmiumgehalte moet volgens bepaalde methoden
plaatsvinden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar NEN normen. Er is
een gelijkstellingsbepaling voor andere methoden opgenomen.

482	VROM	Wet Milieugevaarlijke stoffen	Productenregeling asbest	Art. 2 
Art. 2 van de Regeling bepaalt in de leden 1 t/m 4 hoe de concentraties
van serpentijnasbest in puin, in grond, in bagger/slib en in andere
produkten moet worden bepaald: volgens de methoden aangegeven in
Ontwerp-NEN 5897, NEN 5707, NTA 5727 respectievelijk NEN 5896. Art. 4
van de Regeling voorziet in een gelijkstelling met normen die worden
vastgesteld of aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie. 

483	VROM	Kernenergiewet	Besluit detectie radioactief besmet schroot
(3.03)	Art. 3 t/m 6	Art. 3 t/m 6: degene die een inrichting drijft waar
roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt
opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet onverwijld de
ioniserende straling meten van het schroot dat binnen de inrichting
wordt gebracht. De meetapparatuur en de meting moeten voldoen aan een
aantal eisen (staan in regeling nr. 3.04). De meetresultaten moeten
worden geregistreerd.

484	VROM	Kernenergiewet	Besluit detectie radioactief besmet schroot
(3.03)	Art. 7 t/m 9	Art. 7 t/m 9: degene die een inrichting drijft waar
roestvrij-staalschroot, aluminiumschroot of ijzerschroot wordt
opgeslagen, bewerkt, verwerkt of overgeslagen moet financiële zekerheid
stellen waaruit de eventuele verwijdering van radioactief besmet schroot
kan worden bekostigd.

485	VROM	Kernenergiewet	Regeling detectie radioactief besmet schroot
(3.04)	Art. 2 en 3 en bijlage	Art. 2 en 3 en bijlage: eisen waaraan
metingen moeten voldoen (handdetector, kraandetector, poortdetector),
eisen m.b.t. o.a. regelmatige testing en kalibratie van de
meetapparatuur en eisen aan registraties.

486	VROM	Kernenergiewet	Regeling detectie radioactief besmet schroot
(3.04)	Art. 4 en bijlage	Art. 4 en bijlage: een persoon die metingen en
registraties uitvoert moet voldoen aan een aantal eisen m.b.t.
vaardigheden en bekwaamheden. Deze persoon kan aantonen dat hij aan die
eisen voldoet door een afgeronde opleiding van de Röntgen Technische
Dienst BV (RTD) in samenwerking met SBC/Elsevier opleiding en advies.

487	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Artikel 7,
lid 1 en 3	Artikel 7, lid 1 en 3: aantal werkzaamheden mag alleen worden
uitgevoerd door een stralingsarts. De stralingsarts moet aan een aantal
eisen voldoen, o.a verplichte inschrijving in een register dat door de
Minister van SZW is aangewezen. Eisen m.b.t. kennis en bekwaamheden zijn
opgenomen in regeling 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus
twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

488	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Artikel 7,
lid 2 en 4 en art. 132	Artikel 7, lid 2 en 4 en art. 132: aantal
werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een deskundige. De
deskundige moet aan een aantal eisen voldoen, o.a verplichte
inschrijving in een register dat door de Minister van SZW is aangewezen.
In artikel 132 is echter bepaald dat tot een bij ministeriële datum te
bepalen datum een persoon, die in het bezit is van een diploma voor een
in regeling nr. 3.16I genoemde opleiding wordt aangemerkt als een in het
register ingeschreven deskundige. Valt binnen kader Euratom en het is
dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

489	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Artikel 8
Artikel 8: aantal werkzaamheden mag alleen worden uitgevoerd door een
erkende dosimetrische dienst. Een dergelijke dienst dient te voldoen aan
een aantal eisen m.b.t. de kwaliteit van de dienstverlening, de
werkwijze en de deskundigheid van de dienst. Deze eisen zijn opgenomen
in regeling nr. 3.129. Valt binnen kader Euratom en het is dus
twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

490	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 9 e.v
Art. 9 e.v.: de ondernemer zorgt ervoor dat een handeling (verschillende
activiteiten waarbij straling kan vrijkomen) door of onder toezicht van
een deskundige wordt uitgevoerd (zie voor eisen deskundige formulier 2).
Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop
van toepassing is

491	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 12:
Art. 12: binnen een aantal bij ministeriële regeling aangewezen
ondernemingen of locaties dient een stralingsbeschermingseenheid
aanwezig te zijn. Deze moet voldoen aan een aantal eisen, zoals
voldoende deskundig personeel en functioneel en organisatorische
scheiding van productie- en technische eenheden. De aanwijzing en de
eisen zijn opgenomen in de Regeling administratieve en organisatorische
maatregelen stralingsbescherming (nr. 3.123). Valt binnen kader Euratom
en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

492	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 20d-20f
Art. 20d-20f: de ondernemer moet financiële zekerheid stellen. Valt
binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van
toepassing is

493	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 23, 24,
25, 35, 37 en 108	Art. 23, 24, 25, 35, 37 en 108: bepaalde handelingen
mogen alleen worden uitgevoerd met vergunning. Valt binnen kader Euratom
en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

494	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 21, 22
en 103	Art. 21, 22 en 103: voor bepaalde handelingen moet vantevoren een
melding worden gedaan. Valt binnen kader Euratom en het is dus
twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

495	VROM	Kernenergiewet	Besluit stralingsbescherming (3.12)	Art. 120:
Art. 120: de ondernemer moet een administratie bijhouden van de
handelingen die hij verricht waarin een aantal gegevens moet worden
opgenomen. In regeling 3.123 is een aantal aanvullende gegevens
opgenomen dat in de administratie moet worden opgenomen. Valt binnen
kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing
is

496	VROM	Kernenergiewet	Regeling administratieve en organisatorische
maatregelen stralingsbescherming (3.123)	Art. 3	Art. 3: indien een
stralingsbeschermingseenheid is voorgeschreven dan dient de ondernemer
een interne regeling stralingshygiëne te hebben die voldoet aan een
aantal eisen (moet o.a. een afvalplan en calamiteitenplan hebben). Valt
binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van
toepassing is

497	VROM	Kernenergiewet	Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik
van ioniserende straling (1.124)	Artikel 1 en 2 + bijlage	Artikel 1 en 2
+ bijlage: opsomming van handelingen/werkzaamheden die wel en niet zijn
toegestaan (gerechtvaardigd). Valt binnen kader Euratom en het is dus
twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

498	VROM	Kernenergiewet	Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende
straling (3.127)	Art. 2	Art. 2: aanwijzing van een lijst met
werkzaamheden overeenkomstig artikel 102 van het Besluit
stralingsbescherming, die ondernemers moeten raadplegen om na te gaan of
de werkzaamheden die ze verrichten meldings- of vergunningplichtig zijn.
Valt binnen kader Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop
van toepassing is

499	VROM	Kernenergiewet	Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende
straling (3.127)	Art. 4, 7 en bijlage 3	Art. 4, 7 en bijlage 3:
werkzaamheden waarvoor meldingsverplichting geldt en de opslag van
radioactieve afvalstoffen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een
aantal voorschriften. In bijlage 3 is o.a. bepaald dat de ondernemer
ervoor moet zorgen dat de werkzaamheden plaatsvinden door of onder
toezicht van een deskundige (als bedoeld in artikel 9 Besluit
stralingsbescherming) die ten minste het diploma ioniserende straling
niveau 3 of een gelijkwaardig diploma heeft behaald. Valt binnen kader
Euratom en het is dus twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

500	VROM	Kernenergiewet	Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende
straling (3.127)	Art. 5, lid 3 en bijlage 4	Art. 5, lid 3 en bijlage 4:
het meten van de oppervlaktebesmeting van een materiaal moet met methode
die is aangegeven in bijlage 4. Valt binnen kader Euratom en het is dus
twijfelachtig of de DR hierop van toepassing is

501	VROM	Waterleidingwet	Waterleidingbesluit (23.01A)	Artikel 10, lid 1
en 2	Artikel 10, lid 1 en 2: monsters moeten worden genomen en analyses
moeten worden uitgevoerd door laboratoria die een
kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm
NEN-EN-ISO/IEC 17025. Het nemen en analyseren van monsters kan ook
geschieden door medisch microbiologische laboratoria, onder
verantwoordelijkheid van een arts-microbioloog, die een
kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op ISO 15189 of een
gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm
geaccrediteerd zijn.

502	VROM	Waterleidingwet	Waterleidingbesluit (23.01A)	Artikel 10, lid 4
Artikel 10, lid 4: Het nemen en analyseren van monsters in het kader van
legionella onderzoek moet plaatsvinden door laboratoria die een
kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat is gebaseerd op de Europese norm
NEN-EN-ISO/IEC 17025 en die daartoe zijn aangewezen door de minster.

503	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 2 t/m 4	Artikel 2 t/m 4: houders van badinrichtingen moeten
voldoen aan eisen die bij amvb worden gesteld (nr. 25.04) met betrekking
tot veiligheid en hygiëne. In artikel 3 en 4 is aangegeven welke eisen
bij amvb gesteld kunnen worden.

504	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 10	Artikel 10: degene die een badinrichting opricht, wijzigt of
uitbreidt dient daarvan een kennisgeving te doen aan GS.

505	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (25.01)
Artikel 10a	Artikel 10a: de houder van de badinrichting is verplicht de
hoedanigheid van het zwem- en badwater regelmatig te onderzoeken

506	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
(25.01)	Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m 47	Artikel 2a t/m 9 en 11 t/m 47:
houders van badinrichtingen moeten voldoen aan eisen met betrekking tot
het uitvoeren van een risicoanalyse voor legionellabesmetting, het
opstellen van een beheerplan, kwaliteit van het zwem- en badwater, de
behandeling van het water, onderzoek naar de kwaliteit van het water,
aanwezigheid van douches en toiletten, diepte van zwemwater en
aanduidingen en toezicht.

507	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
(25.01)	Artikel 10	Artikel 10: analyses moeten worden uitgevoerd door
een laboratorium dat een kwaliteitsborgingssysteem hanteert dat is
gebaseerd op de Europese norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 of een gelijkwaardige
norm waarbij bepaalde aangewezen NEN normen of gelijkwaarwaardige normen
moeten worden toegepast.

508	VROM	Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
Regeling kennisgeving badinrichtingen (25.05)	Artikel 1 en 2	Artikel 1
en 2: bij een kennisgeving van een oprichting, wijziging of uitbreiding
van een badinrichting moeten de in deze artikelen genoemde gegevens
worden gevoegd

509	VROM	Woningwet	Besluit beheer sociale-huursector (18.4)	Artikel 29
Artikel 29: Accountantsverklaring moet worden opgemaakt volgens de
modellen die in bijlage III bij de regeling staan

510	VROM	Woningwet	Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7)	1.12 en 1.13	1.12 en
1.13: Voor het verrichten van de taken, bedoeld in de artikelen 16 en 18
van de Richtlijn bouwproducten moeten certificatie-instellingen,
inspectie-instellingen en testlaboratoria zijn aangewezen door de
minster. De regeling geeft een nadere uitwerking van het bouwbesluit
2003.

511	VROM	Woningwet	Regeling Bouwbesluit 2003 (18.7)	1.14	1.14: een
aangewezen instelling moet desgevraagd inlichtingen verstrekken aan de
minister en moet jaarlijks een verslag indienen van uitgevoerde
werkzaamheden

512	VROM	Woningwet	Besluit Centraal fonds voor de Volkshuisvesting
(18.8)	Artikel 5, lid 2	Artikel 5, lid 2: een accountant moet een
mededeling opstellen overeenkomstig bijlage III van het Besluit beheer
sociale-huursector (zie regeling nr. 18.4) 

513	VROM	Woningwet	Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning
(18.9)	Art. 4 j.o. paragraaf 1.1 van de bijlage	Art. 4 j.o. paragraaf
1.1 van de bijlage: een aanvrager om een bouwvergunning moet bij de
aanvraag o.a. gegevens voegen over de onderneming(en) die het werk
uitvoer(t)(en). Op grond van paragraaf 1.1 is het o.a. verplicht een
door de desbetreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken gewaarmerkte
kopie van de over die onderneming of ondernemingen in het register,
bedoeld in art. 22a van de Vestigingswet bedrijven 1954 opgenomen
gegevens te voegen. Op grond van laatstgenoemd artikel worden
vestigingsvergunningen en ontheffingen ingeschreven. Hieruit volgt een
impliciete verplichting om te beschikken over een vestigingsvergunning
voor bedrijven die bouwwerkzaamheden (willen) uitvoeren. (NB1. de
Vestigingswet bedrijven 1954 is per 18/7/2007 ingetrokken. Het Besluit
indieningsvereisten is daarop niet aangepast zodat deze verplichting
feitelijk geen werking meer heeft.) (NB2. in de Regeling tot
vaststelling van het gewijzigde formulier voor de aanvraag om
bouwvergunning (nr. 18.1) wordt een gewaarmerkte kopie van de
inschrijving bij de KvK gevraagd en geen kopie van de inschrijving in
het vestigingsvergunningenregister.)

514	VROM	Woningwet	Regeling accountantscontrole financiële verslag
Centraal Fonds Volkshuisvesting (18.22)	Artikel 1 en de bijlage	Artikel
1 en de bijlage: een accountantscontrole m.b.t. het financiële verslag
van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting moet geschieden conform
een in de bijlage opgenomen controleprotocol en worden opgesteld
overeenkomstig een in de bijlage weergegeven modelverklaring

515	VROM	Wet op het overleg huurders verhuurder	Wet op het overleg
huurders verhuurder (43)	Artikelen 1 t/m 7	Artikelen 1 t/m 7:
informatie- en overlegplicht voor verhuurders van ten minste honderd
voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland. De verplichtingen
van verhuurder gelden jegens een huurdersorganisatie die, behoudens
ingeval het een woningcorporatie betreft, ten minste 50% van de huurders
vertegenwoordigt. De verhuurder moet ook bepaalde kosten aan de
huurdersorganisatie vergoeden.

516	Productschap Vee en Vlees	Salomonellamonitoring varkenssector	Vo.
Salomonellamonitoring varkenssector 2003 incl Besluit erkenningscriteria
art. 2.5 en 3.5	Betreft erkenning laboratoria

517	Productschap Vee en Vlees	Bestrijding Vesiculaire varkensziekte	Vo.
Bestrijding vesiculaire varkensziekte (PVV) 2004 incl. Besluit
erkenningscriteria	art. 2.3	Betreft erkenning laboratoria

518	Productschap Vee en Vlees	Bestrijding ziekte van Aujeszky	Vo. Ziekte
van Aujeszky 2006	Art. 3.1	Betreft erkenning laboratoria

519	Productschap Vee en Vlees	Registratie en verstrekking van gegevens
(PVV) 2003	Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PVV) 2003	art.
2.1.	Betreft een registratieverplichting

520	Productschap Vee en Vlees	Algemene bepalingen	Vo. Algemene
bepalingen PVV 2003	art. 2.1.	Betreft een registratieverplichting

521	Productschap Pluimvee en Eieren	Welzijnsnormen konijnen	Vo.
Welzijnsnormen konijnen (PPE) 2006 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 10.1	Betreft erkenning laboratoria

522	Productschap Vee en Vlees	Welzijnsnormen Vleeskuiken- ouderdieren
Vo. Welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 incl. Besluit
erkenningsvoorwaarden	art. 6a.1 en art. 6b.1 en 2	Betreft erkenning
laboratoria

523	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften eieren	Vo.
Hygienevoorschriften eieren (PPE) 2005	art. 2.2 en art. 2.4	Betreft
erkenning laboratoria

524	Productschap Pluimvee en Eieren	Welzijnsnormen vleeskalkoenen	Vo.
Welzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 12a.1 en 12b.1 en 2	Betreft erkenning laboratoria

525	Productschap Pluimvee en Eieren	Welzijnsnormen nertsen	Vo.
Welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 incl. Besluit erkenningsvoorwaarden
art. 10a.1 en art. 10b.1 en 2	Betreft erkenning laboratoria

526	Productschap Pluimvee en Eieren	Monitoring Aviaire influenza	Vo.
Monitoring Aviaire influenza (PPE) 2005	art. 2.1, 2 en 3	Betreft
erkenning laboratoria

527	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimveehouderij	Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl.
besluit erkenningsvoorwaarden	Art. 3.4, 5 en 6	Betreft erkenning
laboratoria

528	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimveehouderij	Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl.
besluit erkenningsvoorwaarden	art. 3.3 en 6	Betreft erkenning
laboratoria

529	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimveehouderij	Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl.
besluit erkenningsvoorwaarden	art. 4.1 en 8	Betreft erkenning
laboratoria

530	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimveehouderij	Vo. Hygienevoorschriften pluimveehouderij 1999 incl.
besluit erkenningsvoorwaarden	art. 6.3. en 7	Betreft erkenning
laboratoria

531	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften kalkoenhouderij
Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999	art. 2.3., 4 en
5	Betreft erkenning laboratoria

532	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften kalkoenhouderij
Vo. Hygienevoorschriften kalkoenhouderij industrie 1999	art. 4.1, 3 en 6
Betreft erkenning laboratoria

533	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimverwerkende industrie	Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende
industrie 1999	art. 6a.1 en 2	Betreft erkenning laboratoria

534	Productschap Pluimvee en Eieren	Hygienevoorschriften
pluimverwerkende industrie	Vo. Hygienevoorschriften pluimveeverwerkende
industrie 1999	art. 3.1 en 5	Betreft erkenning laboratoria

535	Productschap Pluimvee en Eieren	Registratie pluimveeslachterijen
(PPE) 2004	Vo. Registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004	art. 2.
Betreft een registratieverplichting

536	Productschap Pluimvee en Eieren	Registratie en verstrekking van
gegevens (PPE) 2003	Vo. Registratie en verstrekking van gegevens (PPE)
2003	art. 2.1	Betreft een registratieverplichting

537	Productschap Pluimvee en Eieren	Identificatie en registratie van
pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee	Vo. Identificatie en
registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE)
2005	art. 2.1. 	Betreft een registratieverplichting

538	Productschap Dranken	PBO - verordening	Vo. Registratie	 
verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap
Dranken / Cie gedestilleerd

539	Productschap Dranken	PBO - verordening	Vo. Registratie	 
verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden Productschap
Dranken / Cie gedestilleerd

540	Hoofdbedrijfschap Ambachten	Wet op de bedrijfsorganisatie
Registratieverordening Hoofdbedrijfsschap Ambachten 2004	 	Betreft een
registratieverplichting

541	Bedrijfschap Horeca en Catering	Wet op de bedrijfsorganisatie
Reglement voor het hotelclassificatieregister bedrijfschap Horeca en
catering	 	Betreft een registratieverplichting

542	Bedrijfschap Horeca en Catering	Wet op de bedrijfsorganisatie
Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering 2003	 	Betreft
een registratieverplichting

543	Bedrijfschap Horeca en Catering	Wet op de bedrijfsorganisatie
Registratiereglement Bedrijfschap Horeca en catering	 	Betreft een
registratieverplichting

544	Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel	Verordening HBAG
registratie, verstrekking van gegevens en controle 2007	HBAG registratie
en Enqueteverordeing	 	Betreft een registratieverplichting

545	Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud	Wet op de bedrijfsorganisatie
Verordening registratie en inzage van boeken en bescheiden
Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud	 	Betreft een
registratieverplichting

546	Bosschap	Verordening Bosschap (bedrijfschap) ter registratie van
ondernemingen in de bosbouwsector	Registratieverordening Bosschap 2006
 	Betreft een registratieverplichting

547	Productschap Zuivel	 Zuivelverordening 2000	Zuivelverordening 2000,
Handmatig nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk
artt. 4	De chauffeur-monsternemer dient te beschikken over een
verklaring van het COKZ.

548	Productschap Zuivel	 Zuivelverordening 2003	Zuivelverordening 2003,
Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen	art. 2 lid 1	Ondernemer
dient apparatuur te gebruiken die aan bepaalde eisen voldoet.

549	Productschap Zuivel	 Zuivelverordening 1998	Zuivelverordening 1998,
schoolmelk	art. 4	Eén op één implementatie van de artikelen 8 en 9
van Verordening (EG) nr. 2707/2000 (Pb EG 2000, nr. L 311). 



Totaal screeningsresultaten wetgeving

Economische Zaken		  DATE \@ "d-M-yyyy"  5-11-2008 						Pagina   PAGE 
91