[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Samenvatting NIVR-SRON advies

Bijlage

Nummer: 2008D14733, datum: 2008-11-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nadere invulling ruimtevaartbeleid en inzet ESA Ministersconferentie (2008D14731)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 2

Samenvatting NIVR-SRON advies

NIVR en SRON hebben op verzoek van de Interdepartementale Commissie
Ruimtevaart een advies uitgebracht over de Nederlandse inzet voor de ESA
ministersconferentie en het flankerende nationale ruimtevaartprogramma.
De randvoorwaarden van dit advies zijn enerzijds de doelstellingen van
het Nederlandse ruimtevaartbeleid zoals vastgelegd in de beleidsbrief
ruimtevaart, die op 14 april jl. aan de Tweede Kamer is verzonden en
anderszijds op de begrotingen van EZ, OCW en VenW. In dit advies hebben
NIVR/SRON aandacht besteed aan wetenschap, gebruik van ruimtevaart voor
maatschappelijke doelen én aan de continuïteit van de
ruimtevaartindustrie. Een bijzondere rol hierbij speelt de European
Space Policy (ESP), die door het kabinet expliciet is onderschreven. 

Aanbevelingen op wetenschappelijk gebied zijn, conform de aanbevelingen
van de KNAW, het streven naar het handhaven en waar mogelijk uitbreiden
van de bestaande leidende posities op het gebied van astronomisch
ruimteonderzoek (röntgen en THz/submm astrofysica) en aardobservatie
(atmosfeer en vaste aarde). Planeetonderzoek is een veelbelovend nieuw
gebied. Geadviseerd wordt naar Principle Investigator (PI) rollen op
deze prioriteiten te streven. 

Op industrieel/technologisch gebied wordt geadviseerd om een eerste
aanzet te doen om de inspanningen meer te concentreren op die gebieden
waarop Nederland uitblinkt en een (niche-) marktpositie heeft of kan
verwerven, conform een NIVR/SRON keuzeproces waarin de Nederlandse
activiteiten zijn beoordeeld. Het advies beveelt aan om activiteiten die
hier buiten vallen niet meer in het kader van het ruimtevaartbeleid te
ondersteunen. 

Op het gebied van maatschappelijk gebruik richt het advies zich op
thema’s die voor Nederland relevant zijn, met inachtneming van de
Europese context. De primaire thema’s zijn “atmosfeer” en
“water”, maar daarnaast is er ook ruimte voor aanvullende thema’s
die voortkomen uit concrete vraagsturing. 

Naast inschrijving op de ESA programma’s geeft het advies ook een
aanzet voor een meerjarig nationaal ruimtevaartprogramma. 

De geadviseerde inzet van ruimtevaartmiddelen

Science programme: het verplichte Science programma is primair van groot
belang voor de Nederlandse wetenschap (astronomisch ruimteonderzoek),
maar ook voor de Nederlandse industrie. NIVR en SRON ondersteunen daarom
in principe de gevraagde verhoging van het budget (3% per jaar). Tevens
wordt voorgesteld om de Nederlandse ambities in dit programma ook via
een nieuw onderdeel in het nationale programma te ondersteunen
(PI-voorbereidingsprogramma). 

Dit programma levert een bijdrage aan de vier prioriteiten uit de
technologieranglijst: wetenschappelijke instrumenten, koude structuren,
koudgas systemen, componenten en zonnepanelen. Daarnaast ook een aantal
die scoren in de top van het ‘peloton’, zoals reactiewielen,
zonsensoren, koeling en warmtehuishouding.

Human Spaceflight and Robotic Exploration: Dit programma omvat een
aantal onderdelen. NIVR en SRON stellen voor om daarin meer te
concentreren op onbemande exploratie en minder op bemande ruimtevaart.
Daarnaast wordt het bijdragen aan het exploiteren van het International
Space Station (ook genoemd als belangrijk onderdeel van het ESP) om
politieke en industriële redenen geadviseerd. Deelname aan
programma’s voor planetaire (onbemande) exploratie van met name Mars
worden geadviseerd vanwege de wetenschappelijke en industriële
belangen. Het feit dat er geen inschrijving voor Enhanced Exomars
(initiële inschrijving is al op de MC-2005 gedaan) wordt geadviseerd,
is dat deze inschrijving industrieel geen extra werk zal opleveren en
dat uit wetenschappelijk oogpunt er een duidelijke voorkeur is om
nationaal te ontwikkelen instrumenten voor ExoMars (DutchMars) te
ondersteunen.

Met dit advies worden ook hier de vier prioriteiten uit de ranglijst
gesteund, daarnaast is er ook een aantal specifieke activiteiten die uit
het ‘peloton’ voortkomen: experiment faciliteiten voor ISS, user
support en bioanalyse.

Lanceervoertuigen: Een Europese onafhankelijke toegang tot de ruimte is
een belangrijk onderdeel van het  ESP en NIVR/SRON onderschrijven dat.
Tevens biedt dit programma continuïteit aan de Nederlandse industrie.
Daarom wordt voorgesteld om zowel op de Ariane-5 programma’s als de
VEGA programma’s in te schrijven. 

Met dit advies worden de prioriteiten uit de infrastructuur, met name
koude structuren, ontstekers en enkele specifieke componenten
ondersteund.

Aardobservatie: Ook in aardobservatie worden door ESA meerdere
programma’s voorgesteld. Twee programma’s zijn gericht op opbouw van
ruimte infrastructuur en twee op het gebruik van de gegevens voor
maatschappelijke toepassingen.

De programma’s voor de opbouw van ruimte infrastructuur zijn gericht
op de ontwikkeling van operationele satellieten voor EUMETSAT en voor
GMES. Deelname in die ontwikkeling wordt voorgesteld voor de handhaving
van de Europese mogelijkheden, maar ook om een industriële positie te
verwerven die later werk oplevert dat niet uit het ESA budget wordt
betaald, maar uit EUMETSAT en EU budgetten waaraan Nederland verplicht
bijdraagt.

In het GMES programma zal ook het Nederlandse TROPOMI instrument zijn
plaats vinden. Dit instrument zorgt voor datacontinuïteit op het gebied
van klimaatonderzoek en luchtkwaliteit, versterkt de in Nederland
opgebouwde expertise en is daarmee een topprioriteit.

De programma’s voor gebruik zijn enerzijds gericht op de levering van
GMES diensten (die later door de EC zullen worden betaald) en anderzijds
op het berekenen van belangrijke klimaatparameters. Daarin kan Nederland
belangrijke bijdragen, passend bij de Nederlandse ambities, leveren. 

Naast prioriteiten uit de technologie infrastructuur (zonnepanelen,
componenten, instrumenten) is dit onderdeel van eminent belang om ook
het gebruik van ruimtevaart goed te kunnen inbedden. Hier geldt dat een
goede inschrijving de basis is voor invloed (en mee kunnen doen) in
andere Europese kaders.

Telecommunicatie: Doel van het telecommunicatieprogramma is om
technologie te ontwikkelen die kan worden ingezet voor commerciële
telecommunicatie satellieten en –diensten. Vanwege het belang voor de
Nederlandse industrie wordt ook geadviseerd op een aantal onderdelen van
dit programma in te schrijven. Een bijzondere positie hierbij heeft CX2,
een klein satellietplatform dat onder Nederlandse leiding kan worden
ontwikkeld. Dit platform maakt gebruik van de onbenutte capaciteit van
de Ariane raket om goedkoop nuttige lading in de ruimte te brengen. 

NIVR en SRON zien het belang van CX2 in het perspectief dat de
Nederlandse industrie hier de kans krijgt om een stevige basis te
krijgen in ‘recurring’ (terugkerend) werk. Die basis wordt ingevuld
met drie van de vier items uit de prioriteiten en zal ondersteunend
kunnen zijn aan het item ’wetenschappelijke instrumenten’. Algemeen
bekend is dat telecommunicatie vooraan staat bij het commercialiseren
van ruimtevaart. Ook dat is een kans die hiermee voldoende gedekt wordt
voor Nederland. NIVR en SRON adviseren om voor 45% in te schrijven in
dit programma.

Galileo: ESA stelt een programma voor om de verdere ontwikkeling van
Galileo voor te bereiden. Om politieke (ESP) en economische redenen
wordt geadviseerd hieraan (bescheiden) deel te nemen voor 1,2%. 

Zwaartepunt in dit kader ligt natuurlijk bij de EU. Het onderhavig
programma biedt wel kansen om in de uitwerking (toepassing) van Galileo
betrokken te worden. Vastgesteld moet worden dat weinig partijen in
Nederland via dit kader daarbij betrokken (willen) worden.

Nationaal programma: Ter ondersteuning van specifiek Nederlandse
ambities achten NIVR en SRON een nationaal ruimtevaartprogramma
onontbeerlijk. Onderdelen hiervan die worden geadviseerd zijn een
intensivering van technologieontwikkeling, een programma voor de
voorbereiding op wetenschappelijke PI rollen, het TROPOMI instrument,
DutchMars en de al genoemde ontwikkeling van het CX2 platform. Daarnaast
wordt geadviseerd meer werk te maken van technologieoverdracht binnen en
buiten de ruimtevaart, vooral van kennisinstellingen naar de industrie.
Tenslotte wordt ook ondersteuning van de positie van ESTeC geadviseerd,
om op die manier ESTeC voor Nederland te kunnen behouden.

Oogmerk van het nationaal programma (flankerend beleid) voor de
infrastructuur is volgens NIVR en SRON om ondersteunend te zijn aan het
proces in Europa (ESA, EU of EUMETSAT) . Binnen het nationaal programma
zal daarin de focus op EU en ESA moeten liggen. 

Knelpunten

NIVR en SRON brengen in hun advies een aantal potentiële knelpunten
onder de aandacht. Financiering van de verhoging van budget voor het ESA
wetenschappelijk programma na 2011, de toekomstige ESA ambities voor
bemande en robotische exploratie (na 2011) en de toekomstige
financiering van aardobservatieprogramma’s zijn de belangrijkste
knelpunten.