[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling

Nader rapport

Nummer: 2008D15180, datum: 2008-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z06491:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 oktober
2008, nr. 08.003014, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan ons te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 oktober 2008 nr.
WO6.08.0438/III, bieden wij U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het advies rekening zal
zijn gehouden.

In reactie op het advies van de Raad van State merken wij het volgende
op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door
de Raad van State is gehanteerd.

1. Artikel 136 Faillissementswet en aansprakelijkheid

In het oorspronkelijke wetsvoorstel was bepaald dat artikel 136
Faillissementswet (hierna ook: Fw.), voor zover nodig, niet van
toepassing is op de samenloop van een vordering op de boedel en de
aanvraag bij de Nederlandsche Bank (hierna: DNB) van een vergoeding.
Hiermee werd beoogd te verduidelijken dat DNB en de boedel niet
hoofdelijk aansprakelijk zijn. Artikel 136 Fw, regelt evenwel de
gevolgen van hoofdelijke aansprakelijkheid, niet de hoofdelijke
aansprakelijkheid zelf. Het artikel dat de pluraliteit van schuldenaren
regelt is artikel 6 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het
wetsvoorstel is aangepast: in plaats van in de Faillissementswet te
bepalen dat artikel 136 Fw, niet van toepassing is, wordt nu in de Wet
op het financieel toezicht (hierna: Wft) bepaald dat enerzijds DNB en
anderzijds de boedel, beleggingsonderneming of financiƫle instelling
niet hoofdelijk verbonden zijn. In verband hiermee is ook een
voorgestelde wijziging van artikel 3:180 Wft vervallen; in bedoelde
voorgestelde wijziging werd verwezen naar artikel 136 Fw. De memorie van
toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

De Raad van State geeft in overweging om niet slechts de hoofdelijkheid
maar ook de aansprakelijkheid van DNB als uitvoerder van het
depositogarantiestelsel uit te sluiten. Gelet op de spoedeisendheid van
een en ander zou het niet opportuun zijn om een dergelijke regeling, die
het bestek van het onderhavige wetsvoorstel te buiten zou gaan, nu op te
nemen.

2. motivering van het voorstel

De memorie van toelichting is aangevuld met de opmerking dat het
verbeteren van de verhaalsmogelijkheden van DNB weliswaar niet de
belangrijkste reden is voor het voorstel, maar dat ook die reden als
zelfstandige reden voor het wetsvoorstel kan worden aangevoerd.

3. bijkantoor van een elders in de EU gevestigde financiƫle
onderneming.

De opmerking van de Raad van State lezen wij aldus, dat de vraag kan
worden gesteld wat de waarde is van de bepaling dat afdeling 3.5.6.1A
van overeenkomstige toepassing is op financiƫle ondernemingen met zetel
in een andere lidstaat met een in Nederland gelegen bijkantoor. Naar
aanleiding hiervan is de memorie van toelichting aangevuld met een
passage met betrekking tot grensoverschrijdende insolventie, waarbij
onderscheid wordt gemaakt tussen banken, beleggingsondernemingen en
financiƫle instellingen. 

4. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is aandacht besteed.

Voorts zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht zonder dat het advies
van de Raad van State daartoe aanleiding heeft gegeven. De belangrijkste
wijziging betreft artikel I, onderdeel A, met betrekking tot het opnemen
van een definitie van ā€˜beleggerā€™ in artikel 3:258. In de aan de Raad
van State voorgelegde versie gold deze definitie slechts voor de
toepassing van paragraaf 3.5.6.1; thans wordt voorgesteld dat deze
definitie niet alleen geldt voor de toepassing van paragraaf 3.5.6.1,
maar ook voor de toepassing van artikel 3.5.6.1A. Bovendien ontbrak in
de memorie van toelichting een toelichting op deze wijziging. Die
omissie is geredresseerd.

Wij mogen U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet
en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiƫn,

De Minister van Justitie,