Voortgang bij implementatie van Convenant Duurzame Gewasbescherming
Bijlage
Nummer: 2008D15265, datum: 2008-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Implementatie Convenant Duurzame gewasbescherming (2008D15264)
Preview document (🔗 origineel)
Convenant Duurzame Gewasbescherming Procesregisseur: J.G.M. Alders Secretaris : P.J.M. van Boheemen Postadres: Ministerie van LNV Directie Landbouw Postbus 20401 2500 EK Den Haag Telefoon: 06 53 42 72 38 Voortgang bij implementatie van Convenant Duurzame Gewasbescherming Inleiding In deze notitie wordt u geïnformeerd over de voortgang van het Convenant in 2007 en begin 2008. Hiermede wordt een vervolg gegeven aan de rapportages die over 2006 en 2005 zijn uitgebracht (TK2006-2007, 27858, 60 en TK2005-2006, 27858, nr. 58). De werkzaamheden in 2007 en begin 2008 zijn in sterke mate bepaald door de Tussentijdse Evaluatie van de nota Duurzame Gewasbescherming die het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) aan het begin van 2007 heeft uitgebracht. De convenantdoelstellingen komen namelijk overeen met die van de nota Duurzame Gewasbescherming, voor zover deze op milieugebied liggen. Ook beleidsmatige ontwikkelingen hebben invloed gehad op de convenantactiviteiten. Hier wordt gedoeld op het vaststellen van een nieuwe lijst van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen vanwege het afkeuren van de oude lijst door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Verder waren aan de orde de implementatie van de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de onderhandelingen over de voorstellen van de Europese Commissie voor een nieuwe Gewasbeschermingsverordening en een Thematische Strategie Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen, alsmede het actualiseren van de normstelling voor gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. Deze beleidsmatige ontwikkelingen legden niet alleen een groter beslag op de convenantpartners dan voorzien, maar hebben ook het kader voor de uitvoering van het convenant beïnvloed. Convenantdoelstellingen Het Convenant Duurzame Gewasbescherming is afgesloten in 2003 en loopt af in 2010. De deelnemers zijn: Ministerie van LNV, Ministerie van VROM, LTO Nederland, Plantum NL, Nefyto, Agrodis, Vewin en Unie van Waterschappen. De hoofddoelstelling omvat het bereiken van een duurzame gewasbescherming. Het gaat om een situatie, waarbij het beleid en het handelen van maatschappelijke organisaties en ketenpartijen is gericht op het realiseren van de bestaande milieukwaliteitdoelen. Dit gebeurt op een wijze die bedrijfseconomisch verantwoord is en de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw ten opzichte van de land- en tuinbouw in een aantal omringende EU-landen niet onevenredig onder druk zet. In operationele zin is dit vertaald in het reduceren van de milieubelasting van het oppervlaktewater met 95% (situatie 2010 ten opzichte van situatie 1998) en het opheffen van de knelpunten bij de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater, voor zover verband houdend met het middelengebruik in de landbouw. Verder is afgesproken is, dat bij de concrete invulling van het lange termijn beleid, naast de EU-Gewasbeschermingsrichtlijn (91/414) en de Thematische Strategie voor een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen uit het 6e EU-Milieuactieprogramma, ook de EU-Kaderrichtlijn Water en de EU-Residuenrichtlijnen uitgangspunt vormen. De hoofddoelstelling van het convenant is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Boeken van milieuwinst door innovatie en verbetering van het management bij telers (bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming). Boeken van milieuwinst door de consumptie van duurzame producten te bevorderen en de producenten van duurzame producten te belonen. Zorgen, dat de ontwikkeling naar een duurzame gewasbescherming in de land- en tuinbouw gepaard gaat met een effectief pakket aan middelen (met oog voor de concurrentiepositie van de land- en tuinbouw). Bevorderen middels handhaving, dat de aanpak (voor zover gereguleerd door de overheid) goed wordt nageleefd, alsmede bevorderen middels monitoring en verantwoording, dat de afspraken van partijen worden nagekomen en de resultaten zichtbaar worden gemaakt. Doen slagen van de gezamenlijke aanpak door stimuleren en communiceren. Uitkomst van Tussentijdse Evaluatie De MNP-evaluatie heeft duidelijk gemaakt, dat de tussentijdse convenantdoelstellingen in belangrijke mate zijn gehaald. De berekende milieubelasting van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen bleek met 86% te zijn gedaald ten opzichte van de situatie in 1995, terwijl de convenantdoelstelling voor 2005 op 75% was gesteld. Het aantal knelpunten voor de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater was met 18% gedaald, terwijl hiervoor een tussendoelstelling van 50% stond. Hierbij wordt aangetekend, dat de resterende knelpunten niet alleen te maken hebben met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de Nederlandse landbouw, maar in belangrijke mate ook met het gebruik buiten de landbouw en met de toevoer door de grensoverschrijdende rivieren. Anderzijds heeft de MNP-evaluatie ook duidelijk gemaakt, dat een extra inspanning nodig is om de einddoelstellingen van het convenant te realiseren. Prioriteiten voor resterende convenantperiode Naar aanleiding van de MNP-evaluatie hebben de convenantpartners een aantal aanvullende werkafspraken gemaakt. Daarmede is invulling gegeven aan hetgeen de ministers van LNV en VROM in juli 2007 als aanvullend beleid hebben geformuleerd (TK 2006-2007, 27858 nr. 61) De toevoeging van nieuwe werkafspraken aan het eerder afgesproken pakket heeft aanleiding gegeven tot een nieuwe agendastelling. Dit houdt verband met de situatie, dat al enkele keren eerder een uitbreiding van het afsprakenpakket heeft plaats gevonden en dat inmiddels een aantal afspraken is achterhaald. Verder is gebleken, dat een aantal maatregelen slechts in beperkte mate door de convenantpartners kunnen worden aangestuurd, terwijl in een ander werkverband hiervoor wel voldoende aandacht is. Het komen tot een nieuwe agenda is ook ingegeven door het feit, dat het convenant in 2010 afloopt. Vanwege de nog beperkte duur ligt het voor de hand om de aandacht met name te richten op de maatregelen, die binnen een termijn van 2-3 jaar nog in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het behalen van de convenantdoelstelling. De herbeoordeling van het totale pakket aan werkafspraken heeft geleid tot een focus van de convenantpartijen op de onderstaande activiteiten. De eerste groep is met name gericht op het doorontwikkelen en verder implementeren van geïntegreerde gewasbescherming en op het behouden van een effectief middelenpakket. Trekker Activiteit LTO Kennisoverdracht over geïntegreerde gewasbescherming Stimuleren van betere naleving van gebruiksvoorschriften Plantum Kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van resistentie, zaadbehandeling e.d. LTO/Plantum Continueren van Fonds Kleine Toepassingen Zonodig Dringend Vereiste Gewasbeschermingsmiddelen aanvragen Agrodis Continueren van Trustee (biedt ondersteuning bij derdenuitbreiding) Agrodis Versterken van de rol van de handelaar als adviseur op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming Agrodis Algemeen verbindend laten verklaren (AVV) van de RCS-systematiek voor bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen distribueren Nefyto Innoveren van middelenpakket LNV Continueren van bestaande instrumentarium voor het ontwikkelen en beschikbaar stellen van kennis over geïntegreerde gewasbescherming, waaronder het project ‘Telen met toekomst’ AID/Unie van Waterschappen Handhaven conform het meerjarig handhavingprogramma voor gewasbeschermingsmiddelen. De tweede groep van maatregelen waarop wordt gefocust, is gericht op het wegnemen en verminderen van milieuknelpunten, met name op de knelpunten die worden veroorzaakt door de 20 stoffen die volgens de Tussentijdse Evaluatie het meest milieubelastend zijn. Trekker Activiteit VROM Actualiseren van waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waarbij wordt ingespeeld op de Kaderrichtlijn Water VEWIN Continueren van project ‘Schone Bronnen’ Unie van Waterschappen Gebiedsgericht communiceren van actuele monitoringsresultaten LTO /Plantum/ Agrodis Vergroten van aandacht voor de meest milieubelastende stoffen LNV/VROM Harmoniseren binnen EU van beslismodellen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen Onderstaand wordt in kort bestek stilgestaan bij de werkafspraken die onder de verschillende subdoelstellingen ressorteren en bij de consequenties van de prioriteitstelling voor deze werkafspraken. Subdoelstelling “boeken milieuwinst door innovatie en bevorderen geïntegreerde gewasbescherming” Om deze subdoelstelling te bereiken zijn de volgende twee projecten essentieel: * het project “Schone bronnen”, dat is gericht op het opheffen van knelpunten in de drinkwatervoorziening en de kwaliteit van het oppervlaktewater. * het project “Telen met toekomst”, dat is gericht op het opheffen van knelpunten in de kennis over geïntegreerde gewasbescherming Beide projecten blijven prioritair. Het project Schone Bronnen krijgt een derde fase, waarin, naast het aanpakken van vijf nieuwe milieuknelpunten, veel aandacht wordt besteed aan de implementatie van de oplossingsrichtingen voor de eerder onderzochte milieuknelpunten. Het projectplan voor de derde fase is mede gebaseerd op de aanbevelingen uit de evaluatie van de al afgesloten projectfasen. In de Stuurgroep zijn nu naast Vewin, UvW, Nefyto en LTO, ook LNV en VROM vertegenwoordigd vanwege het grote belang van de nieuwe projectfase voor het behalen van de beleidsdoelstellingen uit de Nota Duurzame Gewasbescherming in 2010. Ook het project “Telen met toekomst” is een vervolgfase ingegaan. Het project vervult een spilfunctie in de kenniscirculatie over duurzame gewasbescherming. In de vervolgfase zal meer dan in het verleden een beroep worden gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van stakeholders. De projectactiviteiten worden nu volgend op verzoeken, waarbij stakeholders leidend willen zijn. Verder zal niet meer met vaste praktijknetwerken van telers worden gewerkt, maar wordt samenwerking gezocht met ambitieuze ondernemers die nieuwe kennis in de praktijk willen testen en doorontwikkelen. LTO Nederland heeft in haar sectorale jaarplannen voor 2008 gekozen voor een nieuwe, geüniformeerde opzet. In deze jaarplannen wordt stilgestaan bij de landbouwkundige knelpunten, de knelpunten en de kansen bij de implementatie van geïntegreerde gewasbescherming, en tenslotte de milieukundige knelpunten, waarbij met name aandacht is gegeven aan de meest milieubelastende stoffen uit de Tussentijdse Evaluatie. De inspanningen die nodig zijn om de prioritaire knelpunten op te lossen, zijn zo concreet mogelijk uitgewerkt. Voor de gevallen waarbij de inzet van andere convenantpartners nodig is, zijn hierover afspraken gemaakt. Ook Plantum NL heeft in haar jaarplan 2008 prioriteiten aangebracht en met de andere convenantpartners nadere afspraken gemaakt over de van hen gevraagde bijdragen. Nefyto heeft een verdere invulling gegeven aan haar project Product Stewardship. Begin 2008 is een derde voortgangsrapportage uitgebracht onder de titel ‘De volgende stap’ met daarin een korte beschrijving van de vele activiteiten in 2006 en 2007 onder de thema’s maatschappelijk betrokken, economisch gezond en milieubewust. Agrodis is in 2007 gestart met de uitvoering van project, dat is bedoeld om de opleiding van de adviseurs bij de gewasbeschermingsmiddelenhandel te versterken en om via deze adviseurs de doorstroming van nieuwe kennis over geïntegreerde gewasbescherming naar de telers te verbeteren. Recent is hiervoor op internet een kennissite opengesteld. Het project dat wordt medegefinancierd door LNV, loopt tot eind 2008. Er zijn gesprekken gaande over een verlenging. In de prioriteitstelling voor de eerstkomende jaren is ook opgesloten, dat minder aandacht uitgaat naar het stimuleren van marktcertificeringsystemen voor geïntegreerde gewasbescherming. Redenen hiervoor zijn, dat de vraag naar certificering te weinig door de convenantpartners kan worden gestimuleerd en dat keurmerken op meer aspecten betrekking hebben dan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Om min of meer dezelfde redenen zal ook minder aandacht worden besteed aan het implementeren van Toezicht op Controle. Het doorontwikkelen van het thema functionele agrobiodiversiteit heeft buiten het convenant een eigen werkverband gekregen. Vanuit het convenant zullen geen aanvullende activiteiten worden ondernomen. Tot slot wordt gewezen op het instellen van de Innovatieprijs Geïntegreerde Gewasbescherming. De convenantpartners willen daarmede het ontwikkelen en toepassen van nieuwe vormen van geïntegreerde gewasbescherming stimuleren. Zowel agrariërs, toeleveranciers als onderzoekers komen voor de prijs in aanmerking. De jury zal met name letten op de vermindering van de milieubelasting en de praktische toepasbaarheid. De toekenning van de prijs zal eind 2008 plaats vinden. Subdoelstelling “boeken milieuwinst door bevorderen van consumeren en produceren van duurzame producten” Het stimuleren tot duurzaam produceren en consumeren verdient nog steeds veel aandacht. Een integrale benadering is daarbij gewenst en heeft ook in die zin gestalte gekregen. Dit betekent, dat een specifieke benadering met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen niet meer gepast is. De rijksoverheid zal in 2010 bij al haar inkopen en investeringen duurzaamheid als een zwaarwegend criterium meenemen. De gemeenten willen in 2010 een bereik van 75% realiseren; de provincies en waterschappen streven naar minimaal 50%. De gezamenlijke overheden ontwikkelen hiervoor onder leiding van VROM criteria en praktische instrumenten, waarbij ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een item is. In aanvulling hierop zullen vanuit het convenant geen andere activiteiten worden ondernomen om het aankopen van duurzaam geproduceerde producten te bevorderen. Er heeft in 2007 een evaluatie plaats gevonden van het openbaar maken door de VWA van controlegegevens over residuen van gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit. De openbaar gemaakte informatie blijkt bruikbaar te zijn voor consumenten en ketenpartijen, maar nog onvoldoende begrijpelijk en toegankelijk. Verder is vastgesteld, dat de effecten van de openbaarmaking nog beperkt zijn. De presentatie van de informatie wordt nu verbeterd en aangepast aan het nieuwe risicogerichte toezichtbeleid van de VWA. Het bedrijfsleven blijft hierdoor geprikkeld om de residueisen na te leven. Deze residueisen zijn recent bijgesteld naar aanleiding van geharmoniseerde Europese wetgeving. Zij voldoen daardoor aan de meest recente informatie op het gebied van gezondheidsrisico’s en voedselveiligheid, en liggen ook in lijn met de mondiale codex standaarden. De evaluatie van de pilot bij biologische producten heeft geleid tot het afzien van het voornemen om financiële prikkels tot het duurzaam produceren en consumeren te ontwikkelen. Subdoelstelling “beschikbaar houden van een effectief pakket aan middelen” De beschikbaarheid van een effectief middelenpakket staat nog steeds onder druk. Dit heeft onder andere te maken met de doorwerking van de eerdergenoemde herbeoordeling van de nationale lijst aan toegelaten middelen en met het wegvallen van middelen als gevolg van een herbeoordeling in EU-verband. Om dit zo goed mogelijk op te vangen is in 2007 het Platform Effectief Middelenpakket ingesteld. In de expertgroep van dit Platform worden onder leiding van LTO acute of dreigende gewasbeschermingproblemen als gevolg van wegvallende toelatingen geanalyseerd en, waar mogelijk, tijdig opgelost. In dit kader blijft Nefyto haar leden stimuleren te komen tot een verdere innovatie van het middelenpakket en tot het reduceren van de onzekerheden in de risicobeoordeling van de toegelaten middelen. Het ondersteunen van aanvragen met behulp van het Fonds Kleine Toepassing blijft hoog op de agenda staan. Op basis van een evaluatie is besloten de looptijd van het fonds te verlengen met een tweede termijn van 5 jaar. Hiervoor is een aanvraag voor staatsteun bij de EU-commissie ingediend. De Trustee zal ook in de resterende convenantperiode optreden als aanvrager van uitbreidingsaanvragen voor de verschillende land- en tuinbouwsectoren. Begin 2008 waren 25 derdenuitbreidingen gerealiseerd en 13 aanvragen in procedure. In de toekomst zullen wellicht minder aanvragen plaats vinden, omdat de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden meer mogelijkheden biedt aan de toelatinghouder voor een gewone uitbreiding. Het ondersteunen van middelen van natuurlijke oorsprong zal in convenantverband minder aandacht krijgen. Het project Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong Effectief Gebruiken(GENOEG) wordt eind 2008 afgesloten. De evaluatie geeft aan, dat het beoogde aantal toelatingsaanvragen grotendeels is bereikt. Voor een toelatinghouder blijkt het marktpotentieel doorslaggevend te zijn voor het nemen van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een toelatingsaanvraag. De versterkte subsidie speelde een minder belangrijke rol. Het vereenvoudigen van de complexe toelatingsprocedure bleek niet mogelijk, hetgeen met name bezwaarlijk is voor relatief ‘kleine’ toelatingshouders. Er volgt nog besluitvorming over de aanbevelingen die de evaluatie heeft opgeleverd. De bevoegdheid voor het oplossen van landbouwkundige knelpunten via een vrijstelling is in 2007 overgegaan van de minister van LNV naar het Ctgb. Daarnaast is de terminologie gewijzigd: de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen kent geen vrijstellingen meer, maar toelatingen als dringend vereist gewasbeschermingsmiddel (dvg). Voor 2008 zijn in totaal 46 toelatingen verleend. Dit aantal ligt op hetzelfde niveau als de aantallen vrijstellingen in de laatste drie jaren, ondanks het regelmatig oplossen van een knelpunt langs een andere weg. Er is begonnen met het aanpassen van de beoordelingsmethoden voor het toelaten van gewasbeschermingsmiddelen vanwege de Kaderrichtlijn Water (KRW) en met het beter afstemmen van deze methoden op de eisen aan het oppervlaktewater in verband met de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater. LNV en VROM zullen tegelijkertijd actief inzetten op een harmonisatie van deze beoordelingsmethoden binnen de EU. Conform het afsprakenkader is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren via de gebruiksvoorschriften en –aanwijzingen die in het kader van de toelating van een gewasbeschermingsmiddel worden meegegeven. Dit heeft een aantal opties opgeleverd. De convenantpartners zien hierin geen duidelijke meerwaarde en daarom vindt geen verdere uitwerking plaats. Tot het afsprakenkader behoort ook het verbeteren van de werkwijze en aansturing van het Ctgb. LNV en VROM hebben hiervoor zorg gedragen, rekening houdend met de grote mate van zelfstandigheid van het Ctgb. De betreffende afspraak heeft in de komende tijd geen prioriteit meer. Subdoelstelling “handhaving, monitoring en verantwoording” De handhaving blijft hoog op de agenda. De prioriteiten hiervoor zijn door LNV, VROM, VenW en VWS vastgelegd in een meerjarenprogramma. Dit is gedaan volgens de methode Programmatisch Handhaven, waarbij op basis van risicobeoordeling de inzet wordt bepaald. Hierbij hebben ook de sectoren een inbreng gehad. De nieuwe methode wordt in 2008 voor het eerst op het gebied van gewasbescherming toegepast. Het is de bedoeling met handhavingcommunicatie, inspectie en opsporing binnen een aantal jaren het gewenste nalevingniveau te bereiken. Voor de interdepartementale samenwerking is een Stuurgroep Handhaving ingesteld. De samenwerking met de waterschappen wordt nog verder uitgewerkt. Hierbij speelt, dat de waterschappen toezichthoudende bevoegdheden willen met betrekking tot de watergerelateerde bepalingen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. AID en waterschappen, maar ook de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen, hebben te kampen met gebruiksvoorschriften die steeds gedifferentieerder worden en daardoor tot verwarring en problemen leiden. De interdepartementale Stuurgroep Handhaving heeft een werkgroep gevraagd op korte termijn met verbetervoorstellen te komen. Deze werkgroep zal ook de sectoren, de handel en de industrie raadplegen. Volgens de Tussentijdse Evaluatie is in 2003 of 2004 bij de helft van de meetlocaties in de regionale wateren een normoverschrijding vastgesteld voor een of meerdere gewasbeschermingsmiddelen. De waterschappen worden nu gestimuleerd actuele monitoringsresultaten gebiedsgericht terug te koppelen naar de land- en tuinbouw. Van groot belang is, dat daarbij wordt beschikt over actuele waterkwaliteitsnormen, met name voor de stoffen die volgens het MNP het meest milieubelastend zijn. Deze stoffen hebben daarom voorrang gekregen bij de herziening van de waterkwaliteitsnormen die momenteel in KRW-verband plaats vindt. Begin 2008 is, eveneens in KRW-verband, de Leidraad Monitoring Gewasbeschermingsmiddelen gereed gekomen. Deze leidraad biedt de waterschappen een methode voor het leggen van een aannemelijk verband tussen een normoverschrijding en bepaalde toepassingen van een gewasbeschermingsmiddel. De implementatie van de leidraad zal worden verzorgd door het Platform Landbouwemissies van de Unie van Waterschappen. Agrodis blijft de niet-aangesloten handelaren in gewasbeschermingsmiddelen stimuleren om een zogenaamde RCS-certificering te behalen. RCS staat voor Registratie en Controle Systeem. Er is inmiddels een verzoek bij LNV ingediend voor een Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) op grond waarvan degenen die dan nog niet over een RCS-certificaat beschikken, worden verplicht om in 2009 een gelijkwaardig certificaat te behalen. Daarmede wordt een volledig transparante en controleerbare distributie gerealiseerd. Volgens het Afsprakenkader diende een onafhankelijk organisatie in 2006 vast te stellen in welke mate de convenantdoelen waren bereikt. De eerdergenoemde Tussentijdse Evaluatie van het MNP heeft hierin voorzien. Inmiddels is gestart met het opzetten van een Eindevaluatie waarbij een zo groot mogelijke vergelijkbaarheid met de Tussentijdse Evaluatie wordt nagestreefd. Ook de feitelijke situatie in 2010 zal in de eindevaluatie worden meegenomen. Met deze notitie wordt voldaan aan de convenantafspraak om jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van het Afsprakenkader. Subdoelstelling “stimuleren en communiceren” Alle convenantpartijen hebben zich wederom actief ingezet voor het realiseren van het Afsprakenkader, voor het bewust maken van de schakels in de ketens van hun medeverantwoordelijkheid en voor het vergroten van het draagvlak voor het convenant bij de eigen achterban. Ook was sprake van het publiekelijk uitdragen van de gemaakte afspraken. De externe communicatie over de bereikte resultaten verliep voornamelijk via de projecten die deel uitmaken van het afsprakenkader (zoals de projecten Schone Bronnen, Telen met Toekomst, Product Stewardship, RCS-certificering, Innovatieprijs Geïntegreerde Gewasbescherming, GENOEG, Programmatisch Handhaven en Tussentijdse Evaluatie). Bij het uitwerken van de convenantafspraken is steeds ingezet op een vormgeving die de administratieve lasten zo beperkt mogelijk houdt. September 2008 PAGE 8 PAGE 8