[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang bij implementatie van Convenant Duurzame Gewasbescherming

Bijlage

Nummer: 2008D15265, datum: 2008-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Implementatie Convenant Duurzame gewasbescherming (2008D15264)

Preview document (🔗 origineel)


Convenant Duurzame Gewasbescherming

Procesregisseur: J.G.M. Alders

							Secretaris	 :  P.J.M. van Boheemen

Postadres: 	Ministerie van LNV

                  		Directie Landbouw

Postbus 20401

2500 EK Den Haag

Telefoon:	06 53 42 72 38

						

Voortgang bij implementatie van Convenant Duurzame Gewasbescherming

Inleiding

In deze notitie wordt u geïnformeerd over de voortgang van het
Convenant in 2007 en begin 2008. Hiermede wordt een vervolg gegeven aan
de rapportages die over 2006 en 2005 zijn uitgebracht (TK2006-2007,
27858, 60 en TK2005-2006, 27858, nr. 58).

De werkzaamheden in 2007 en begin 2008 zijn in sterke mate bepaald door
de Tussentijdse Evaluatie van de nota Duurzame Gewasbescherming die het
Milieu en Natuur Planbureau (MNP) aan het begin van 2007 heeft
uitgebracht. De convenantdoelstellingen komen namelijk overeen met die
van de nota Duurzame Gewasbescherming, voor zover deze op milieugebied
liggen.

Ook beleidsmatige ontwikkelingen hebben invloed gehad op de
convenantactiviteiten. 

Hier wordt gedoeld op het vaststellen van een nieuwe lijst van
toegelaten gewasbeschermingsmiddelen vanwege het afkeuren van de oude
lijst door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Verder waren
aan de orde de implementatie van de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden, de onderhandelingen over de voorstellen van de Europese
Commissie voor een nieuwe Gewasbeschermingsverordening en een
Thematische Strategie Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen,
alsmede het actualiseren van de normstelling voor
gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. Deze beleidsmatige
ontwikkelingen legden niet alleen een groter beslag op de
convenantpartners dan voorzien, maar hebben ook het kader voor de
uitvoering van het convenant beïnvloed.

Convenantdoelstellingen

Het Convenant Duurzame Gewasbescherming is afgesloten in 2003 en loopt
af in 2010. 

De deelnemers zijn: Ministerie van LNV, Ministerie van VROM, LTO
Nederland, Plantum NL, Nefyto, Agrodis, Vewin en Unie van Waterschappen.

De hoofddoelstelling omvat het bereiken van een duurzame
gewasbescherming. Het gaat om een situatie, waarbij het beleid en het
handelen van maatschappelijke organisaties en ketenpartijen is gericht
op het realiseren van de bestaande milieukwaliteitdoelen. 

Dit gebeurt op een wijze die bedrijfseconomisch verantwoord is en de
concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw ten opzichte
van de land- en tuinbouw in een aantal omringende EU-landen niet
onevenredig onder druk zet. 

In operationele zin is dit vertaald in het reduceren van de
milieubelasting van het oppervlaktewater met 95% (situatie 2010 ten
opzichte van situatie 1998) en het opheffen van de knelpunten bij de
drinkwaterwinning uit oppervlaktewater, voor zover verband houdend met
het middelengebruik in de landbouw.

Verder is afgesproken is, dat bij de concrete invulling van het lange
termijn beleid, naast de EU-Gewasbeschermingsrichtlijn (91/414) en de
Thematische Strategie voor een duurzaam gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen uit het 6e EU-Milieuactieprogramma, ook de
EU-Kaderrichtlijn Water en de EU-Residuenrichtlijnen uitgangspunt
vormen.

De hoofddoelstelling van het convenant is uitgewerkt in de volgende
subdoelstellingen.

Boeken van milieuwinst door innovatie en verbetering van het management
bij telers (bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming).

Boeken van milieuwinst door de consumptie van duurzame producten te
bevorderen en de producenten van duurzame producten te belonen.

Zorgen, dat de ontwikkeling naar een duurzame gewasbescherming in de
land- en tuinbouw gepaard gaat met een effectief pakket aan middelen
(met oog voor de concurrentiepositie van de land- en tuinbouw).

Bevorderen middels handhaving, dat de aanpak (voor zover gereguleerd
door de overheid) goed wordt nageleefd, alsmede

bevorderen middels monitoring en verantwoording, dat de afspraken van
partijen worden nagekomen en de resultaten zichtbaar worden gemaakt.

Doen slagen van de gezamenlijke aanpak door stimuleren en communiceren.

Uitkomst van Tussentijdse Evaluatie

De MNP-evaluatie heeft duidelijk gemaakt, dat de tussentijdse
convenantdoelstellingen in belangrijke mate zijn gehaald. De berekende
milieubelasting van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen
bleek met 86% te zijn gedaald ten opzichte van de situatie in 1995,
terwijl de convenantdoelstelling voor 2005 op 75% was gesteld. Het
aantal knelpunten voor de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater was met
18% gedaald, terwijl hiervoor een tussendoelstelling van 50% stond.
Hierbij wordt aangetekend, dat de resterende knelpunten niet alleen te
maken hebben met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de
Nederlandse landbouw, maar in belangrijke mate ook met het gebruik
buiten de landbouw en met de toevoer door de grensoverschrijdende
rivieren. 

Anderzijds heeft de MNP-evaluatie ook duidelijk gemaakt, dat een extra
inspanning nodig is om de einddoelstellingen van het convenant te
realiseren. 



Prioriteiten voor resterende convenantperiode

Naar aanleiding van de MNP-evaluatie hebben de convenantpartners een
aantal aanvullende werkafspraken gemaakt. Daarmede is invulling gegeven
aan hetgeen de ministers van LNV en VROM in juli 2007 als aanvullend
beleid hebben geformuleerd (TK 2006-2007, 27858 nr. 61)

 

De toevoeging van nieuwe werkafspraken aan het eerder afgesproken pakket
heeft aanleiding gegeven tot een nieuwe agendastelling. Dit houdt
verband met de situatie, dat al enkele keren eerder een uitbreiding van
het afsprakenpakket heeft plaats gevonden en dat inmiddels een aantal
afspraken is achterhaald. Verder is gebleken, dat een aantal maatregelen
slechts in beperkte mate door de convenantpartners kunnen worden
aangestuurd, terwijl in een ander werkverband hiervoor wel voldoende
aandacht is.

 

Het komen tot een nieuwe agenda is ook ingegeven door het feit, dat het
convenant in 2010 afloopt. Vanwege de nog beperkte duur ligt het voor de
hand om de aandacht met name te richten op de maatregelen, die binnen
een termijn van 2-3 jaar nog in belangrijke mate kunnen bijdragen aan
het behalen van de convenantdoelstelling.

De herbeoordeling van het totale pakket aan werkafspraken heeft geleid
tot een focus van de convenantpartijen op de onderstaande activiteiten.
De eerste groep is met name gericht op het doorontwikkelen en verder
implementeren van geïntegreerde gewasbescherming en op het behouden van
een effectief middelenpakket.

Trekker

	Activiteit

LTO

	Kennisoverdracht over geïntegreerde gewasbescherming

Stimuleren van betere naleving van gebruiksvoorschriften

Plantum	Kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van
resistentie, zaadbehandeling e.d.

LTO/Plantum	Continueren van Fonds Kleine Toepassingen

Zonodig Dringend Vereiste Gewasbeschermingsmiddelen aanvragen

Agrodis	Continueren van Trustee (biedt ondersteuning bij
derdenuitbreiding)

Agrodis	Versterken van de rol van de handelaar als adviseur op het
gebied van geïntegreerde gewasbescherming

Agrodis	Algemeen verbindend laten verklaren (AVV) van de RCS-systematiek
voor bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen distribueren 

Nefyto	Innoveren van middelenpakket

LNV	Continueren van bestaande instrumentarium voor het ontwikkelen en
beschikbaar stellen van kennis over geïntegreerde gewasbescherming,
waaronder het project ‘Telen met toekomst’

AID/Unie van Waterschappen	Handhaven conform het meerjarig
handhavingprogramma voor gewasbeschermingsmiddelen.



De tweede groep van maatregelen waarop wordt gefocust, is gericht op het
wegnemen en verminderen van milieuknelpunten, met name op de knelpunten
die worden veroorzaakt door de 20 stoffen die volgens de Tussentijdse
Evaluatie het meest milieubelastend zijn.



Trekker

	Activiteit

VROM	Actualiseren van waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater,
waarbij wordt ingespeeld op de Kaderrichtlijn Water

VEWIN	Continueren van project ‘Schone Bronnen’

Unie van Waterschappen	Gebiedsgericht communiceren van actuele
monitoringsresultaten



LTO /Plantum/

Agrodis	Vergroten van aandacht voor de meest milieubelastende stoffen

LNV/VROM	Harmoniseren binnen EU van beslismodellen voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen



Onderstaand wordt in kort bestek stilgestaan bij de werkafspraken die
onder de verschillende subdoelstellingen ressorteren en bij de
consequenties van de prioriteitstelling voor deze werkafspraken.

 

Subdoelstelling “boeken milieuwinst door innovatie en bevorderen
geïntegreerde gewasbescherming”

Om deze subdoelstelling te bereiken zijn de volgende twee projecten
essentieel: 

* het project “Schone bronnen”, dat is gericht op het opheffen van
knelpunten 

   in de drinkwatervoorziening en de kwaliteit van het oppervlaktewater.

* het project “Telen met toekomst”, dat is gericht op het opheffen
van knelpunten in 

   de kennis over geïntegreerde gewasbescherming

Beide projecten blijven prioritair. Het project Schone Bronnen krijgt
een derde fase, waarin, naast het aanpakken van vijf nieuwe
milieuknelpunten, veel aandacht wordt besteed aan de implementatie van
de oplossingsrichtingen voor de eerder onderzochte milieuknelpunten. Het
projectplan voor de derde fase is mede gebaseerd op de aanbevelingen uit
de evaluatie van de al afgesloten projectfasen. In de Stuurgroep zijn nu
naast Vewin, UvW, Nefyto en LTO, ook LNV en VROM vertegenwoordigd
vanwege het grote belang van de nieuwe projectfase voor het behalen van
de beleidsdoelstellingen uit de Nota Duurzame Gewasbescherming in 2010.

 

Ook het project “Telen met toekomst” is een vervolgfase ingegaan.
Het project vervult een spilfunctie in de kenniscirculatie over duurzame
gewasbescherming. In de vervolgfase zal meer dan in het verleden een
beroep worden gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van stakeholders.
De projectactiviteiten worden nu volgend op verzoeken, waarbij
stakeholders leidend willen zijn. Verder zal niet meer met vaste
praktijknetwerken van telers worden gewerkt, maar wordt samenwerking
gezocht met ambitieuze ondernemers die nieuwe kennis in de praktijk
willen testen en doorontwikkelen. 

LTO Nederland heeft in haar sectorale jaarplannen voor 2008 gekozen voor
een nieuwe, geüniformeerde opzet. In deze jaarplannen wordt stilgestaan
bij de landbouwkundige knelpunten, de knelpunten en de kansen bij de
implementatie van geïntegreerde gewasbescherming, en tenslotte de
milieukundige knelpunten, waarbij met name aandacht is gegeven aan de
meest milieubelastende stoffen uit de Tussentijdse Evaluatie. 

De inspanningen die nodig zijn om de prioritaire knelpunten op te
lossen, zijn zo concreet mogelijk uitgewerkt. Voor de gevallen waarbij
de inzet van andere convenantpartners nodig is, zijn hierover afspraken
gemaakt. 

Ook Plantum NL heeft in haar jaarplan 2008 prioriteiten aangebracht en
met de andere convenantpartners nadere afspraken gemaakt over de van hen
gevraagde bijdragen.

Nefyto heeft een verdere invulling gegeven aan haar project Product
Stewardship. Begin 2008 is een derde voortgangsrapportage uitgebracht
onder de titel ‘De volgende stap’ met daarin een korte beschrijving
van de vele activiteiten in 2006 en 2007 onder de thema’s
maatschappelijk betrokken, economisch gezond en milieubewust.

Agrodis is in 2007 gestart met de uitvoering van project, dat is bedoeld
om de opleiding van de adviseurs bij de gewasbeschermingsmiddelenhandel
te versterken en om via deze adviseurs de doorstroming van nieuwe kennis
over geïntegreerde gewasbescherming naar de telers te verbeteren.
Recent is hiervoor op internet een kennissite opengesteld. Het project
dat wordt medegefinancierd door LNV, loopt tot eind 2008. Er zijn
gesprekken gaande over een verlenging.

In de prioriteitstelling voor de eerstkomende jaren is ook opgesloten,
dat minder aandacht uitgaat naar het stimuleren van
marktcertificeringsystemen voor geïntegreerde gewasbescherming. Redenen
hiervoor zijn, dat de vraag naar certificering te weinig door de
convenantpartners kan worden gestimuleerd en dat keurmerken op meer
aspecten betrekking hebben dan het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen. Om min of meer dezelfde redenen zal ook
minder aandacht worden besteed aan het implementeren van Toezicht op
Controle.

Het doorontwikkelen van het thema functionele agrobiodiversiteit heeft
buiten het convenant een eigen werkverband gekregen. Vanuit het
convenant zullen geen aanvullende activiteiten worden ondernomen. 

Tot slot wordt gewezen op het instellen van de Innovatieprijs
Geïntegreerde Gewasbescherming. De convenantpartners willen daarmede
het ontwikkelen en toepassen van nieuwe vormen van geïntegreerde
gewasbescherming stimuleren. Zowel agrariërs, toeleveranciers als
onderzoekers komen voor de prijs in aanmerking. De jury zal met name
letten op de vermindering van de milieubelasting en de praktische
toepasbaarheid. 

De toekenning van de prijs zal eind 2008 plaats vinden. 

 

Subdoelstelling “boeken milieuwinst door bevorderen van consumeren en
produceren van duurzame producten”

Het stimuleren tot duurzaam produceren en consumeren verdient nog steeds
veel aandacht. Een integrale benadering is daarbij gewenst en heeft ook
in die zin gestalte gekregen. Dit betekent, dat een specifieke
benadering met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen niet meer gepast
is. 

De rijksoverheid zal in 2010 bij al haar inkopen en investeringen
duurzaamheid als een zwaarwegend criterium meenemen. De gemeenten willen
in 2010 een bereik van 75% realiseren; de provincies en waterschappen
streven naar minimaal 50%. De gezamenlijke overheden ontwikkelen
hiervoor onder leiding van VROM criteria en praktische instrumenten,
waarbij ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een item is. 

In aanvulling hierop zullen vanuit het convenant geen andere
activiteiten worden ondernomen om het aankopen van duurzaam
geproduceerde producten te bevorderen.

 

Er heeft in 2007 een evaluatie plaats gevonden van het openbaar maken
door de VWA van controlegegevens over residuen van
gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit. De openbaar gemaakte
informatie blijkt bruikbaar te zijn voor consumenten en ketenpartijen,
maar nog onvoldoende begrijpelijk en toegankelijk. Verder is
vastgesteld, dat de effecten van de openbaarmaking nog beperkt zijn. De
presentatie van de informatie wordt nu verbeterd en aangepast aan het
nieuwe risicogerichte toezichtbeleid van de VWA. Het bedrijfsleven
blijft hierdoor geprikkeld om de residueisen na te leven. Deze
residueisen zijn recent bijgesteld naar aanleiding van geharmoniseerde
Europese wetgeving. Zij voldoen daardoor aan de meest recente informatie
op het gebied van gezondheidsrisico’s en voedselveiligheid, en liggen
ook in lijn met de mondiale codex standaarden.

De evaluatie van de pilot bij biologische producten heeft geleid tot het
afzien van het voornemen om financiële prikkels tot het duurzaam
produceren en consumeren te ontwikkelen.

 

Subdoelstelling “beschikbaar houden van een effectief pakket aan
middelen”

De beschikbaarheid van een effectief middelenpakket staat nog steeds
onder druk. Dit heeft onder andere te maken met de doorwerking van de
eerdergenoemde herbeoordeling van de nationale lijst aan toegelaten
middelen en met het wegvallen van middelen als gevolg van een
herbeoordeling in EU-verband. Om dit zo goed mogelijk op te vangen is in
2007 het Platform Effectief Middelenpakket ingesteld. In de expertgroep
van dit Platform worden onder leiding van LTO acute of dreigende
gewasbeschermingproblemen als gevolg van wegvallende toelatingen
geanalyseerd en, waar mogelijk, tijdig opgelost.

In dit kader blijft Nefyto haar leden stimuleren te komen tot een
verdere innovatie van het middelenpakket en tot het reduceren van de
onzekerheden in de risicobeoordeling van de toegelaten middelen.

Het ondersteunen van aanvragen met behulp van het Fonds Kleine
Toepassing blijft hoog op de agenda staan. Op basis van een evaluatie is
besloten de looptijd van het fonds te verlengen met een tweede termijn
van 5 jaar. Hiervoor is een aanvraag voor staatsteun bij de EU-commissie
ingediend.

De Trustee zal ook in de resterende convenantperiode optreden als
aanvrager van uitbreidingsaanvragen voor de verschillende land- en
tuinbouwsectoren. Begin 2008 waren 

25 derdenuitbreidingen gerealiseerd en 13 aanvragen in procedure. In de
toekomst zullen wellicht minder aanvragen plaats vinden, omdat de nieuwe
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden meer mogelijkheden biedt aan
de toelatinghouder voor een gewone uitbreiding.

Het ondersteunen van middelen van natuurlijke oorsprong zal in
convenantverband minder aandacht krijgen. Het project
Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong Effectief
Gebruiken(GENOEG) wordt eind 2008 afgesloten. De evaluatie geeft aan,
dat het beoogde aantal toelatingsaanvragen grotendeels is bereikt. Voor
een toelatinghouder blijkt het marktpotentieel doorslaggevend te zijn
voor het nemen van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een
toelatingsaanvraag. De versterkte subsidie speelde een minder
belangrijke rol. Het vereenvoudigen van de complexe toelatingsprocedure
bleek niet mogelijk, hetgeen met name bezwaarlijk is voor relatief
‘kleine’ toelatingshouders. Er volgt nog besluitvorming over de
aanbevelingen die de evaluatie heeft opgeleverd.

De bevoegdheid voor het oplossen van landbouwkundige knelpunten via een
vrijstelling is in 2007 overgegaan van de minister van LNV naar het
Ctgb.  Daarnaast is de terminologie gewijzigd: de nieuwe Wet
gewasbeschermingsmiddelen kent geen vrijstellingen meer, maar
toelatingen als dringend vereist gewasbeschermingsmiddel (dvg). Voor
2008 zijn in totaal 

46 toelatingen verleend. Dit aantal ligt op hetzelfde niveau als de
aantallen vrijstellingen in de laatste drie jaren, ondanks het
regelmatig oplossen van een knelpunt langs een andere weg. 

Er is begonnen met het aanpassen van de beoordelingsmethoden voor het
toelaten van gewasbeschermingsmiddelen vanwege de Kaderrichtlijn Water
(KRW) en met het beter afstemmen van deze methoden op de eisen aan het
oppervlaktewater in verband met de drinkwaterwinning uit
oppervlaktewater. LNV en VROM zullen tegelijkertijd actief inzetten op
een harmonisatie van deze beoordelingsmethoden binnen de EU.

Conform het afsprakenkader is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om
geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren via de
gebruiksvoorschriften en –aanwijzingen die in het kader van de
toelating van een gewasbeschermingsmiddel worden meegegeven. Dit heeft
een aantal opties opgeleverd. De convenantpartners zien hierin geen
duidelijke meerwaarde en daarom vindt geen verdere uitwerking plaats.

Tot het afsprakenkader behoort ook het verbeteren van de werkwijze en
aansturing van het Ctgb. LNV en VROM hebben hiervoor zorg gedragen,
rekening houdend met de grote mate van zelfstandigheid van het Ctgb. De
betreffende afspraak heeft in de komende tijd geen prioriteit meer.

Subdoelstelling “handhaving, monitoring en verantwoording”

 

De handhaving blijft hoog op de agenda. De prioriteiten hiervoor zijn
door LNV, VROM, VenW en VWS vastgelegd in een meerjarenprogramma. Dit is
gedaan volgens de methode Programmatisch Handhaven, waarbij op basis van
risicobeoordeling de inzet wordt bepaald. Hierbij hebben ook de sectoren
een inbreng gehad. 

De nieuwe methode wordt in 2008 voor het eerst op het gebied van
gewasbescherming toegepast. Het is de bedoeling met
handhavingcommunicatie, inspectie en opsporing binnen een aantal jaren
het gewenste nalevingniveau te bereiken. Voor de interdepartementale
samenwerking is een Stuurgroep Handhaving ingesteld. De samenwerking met
de waterschappen wordt nog verder uitgewerkt. Hierbij speelt, dat de
waterschappen toezichthoudende bevoegdheden willen met betrekking tot de
watergerelateerde bepalingen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden.

AID en waterschappen, maar ook de gebruikers van
gewasbeschermingsmiddelen, hebben te kampen met gebruiksvoorschriften
die steeds gedifferentieerder worden en daardoor tot verwarring en
problemen leiden. De interdepartementale Stuurgroep Handhaving heeft een
werkgroep gevraagd op korte termijn met verbetervoorstellen te komen.
Deze werkgroep zal ook de sectoren, de handel en de industrie
raadplegen.

Volgens de Tussentijdse Evaluatie is in 2003 of 2004 bij de helft van de
meetlocaties in de regionale wateren een normoverschrijding vastgesteld
voor een of meerdere gewasbeschermingsmiddelen. De waterschappen worden
nu gestimuleerd actuele monitoringsresultaten gebiedsgericht terug te
koppelen naar de land- en tuinbouw. Van groot belang is, dat daarbij
wordt beschikt over actuele waterkwaliteitsnormen, met name voor de
stoffen die volgens het MNP het meest milieubelastend zijn. 

Deze stoffen hebben daarom voorrang gekregen bij de herziening van de
waterkwaliteitsnormen die momenteel in KRW-verband plaats vindt.

Begin 2008 is, eveneens in KRW-verband, de Leidraad Monitoring
Gewasbeschermingsmiddelen gereed gekomen. Deze leidraad biedt de
waterschappen een methode voor het leggen van een aannemelijk verband
tussen een normoverschrijding en bepaalde toepassingen van een
gewasbeschermingsmiddel. De implementatie van de leidraad zal worden
verzorgd door het Platform Landbouwemissies van de Unie van
Waterschappen.

Agrodis blijft de niet-aangesloten handelaren in
gewasbeschermingsmiddelen stimuleren om een zogenaamde RCS-certificering
te behalen. RCS staat voor Registratie en Controle Systeem. Er is
inmiddels een verzoek bij LNV ingediend voor een Algemeen Verbindend
Verklaring (AVV) op grond waarvan degenen die dan nog niet over een
RCS-certificaat beschikken, worden verplicht om in 2009 een
gelijkwaardig certificaat te behalen. Daarmede wordt een volledig
transparante en controleerbare distributie gerealiseerd.

Volgens het Afsprakenkader diende een onafhankelijk organisatie in 2006
vast te stellen in welke mate de convenantdoelen waren bereikt. De
eerdergenoemde Tussentijdse Evaluatie van het MNP heeft hierin voorzien.
Inmiddels is gestart met het opzetten van een Eindevaluatie waarbij een
zo groot mogelijke vergelijkbaarheid met de Tussentijdse Evaluatie wordt
nagestreefd. Ook de feitelijke situatie in 2010 zal in de eindevaluatie
worden meegenomen.

Met deze notitie wordt voldaan aan de convenantafspraak om jaarlijks te
rapporteren over de uitvoering van het Afsprakenkader.

Subdoelstelling “stimuleren en communiceren”

Alle convenantpartijen hebben zich wederom actief ingezet voor het
realiseren van het Afsprakenkader, voor het bewust maken van de schakels
in de ketens van hun medeverantwoordelijkheid en voor het vergroten van
het draagvlak voor het convenant bij de eigen achterban. Ook was sprake
van het publiekelijk uitdragen van de gemaakte afspraken.

De externe communicatie over de bereikte resultaten verliep voornamelijk
via de projecten die deel uitmaken van het afsprakenkader (zoals de
projecten Schone Bronnen, Telen met Toekomst, Product Stewardship,
RCS-certificering, Innovatieprijs Geïntegreerde Gewasbescherming,
GENOEG, Programmatisch Handhaven en Tussentijdse Evaluatie).

Bij het uitwerken van de convenantafspraken is steeds ingezet op een
vormgeving die de administratieve lasten zo beperkt mogelijk houdt.

September 2008

 PAGE   8 

 PAGE   8