[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vragen en antwoorden

Bijlage

Nummer: 2008D15293, datum: 2008-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Lijst van vragen en anwtoroden over de aanbieding ontwerp van Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (2008D15292)

Preview document (šŸ”— origineel)


1. Waar wijken de hoogtes van de boetes af van de hoogtes van een
politiebekeuring?

De boetebedragen die zijn opgenomen in de bijlage bij het besluit, zijn
gelijk aan de boetehoogten die door het openbaar ministerie voor
dezelfde feiten zijn vastgesteld in de meeste recente ā€œTekstenbundel
voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingenā€. Het openbaar
ministerie heeft echter niet voor alle overtredingen van de APV
boetebedragen vastgesteld. Voor die voorschriften waarvoor het openbaar
ministerie geen bedrag heeft vastgesteld, moet de raad zelf op grond van
artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet bij verordening de hoogte
van de boete vaststellen. Het verdient daarbij aanbeveling dat de
voorgestelde boetebedragen eerst worden besproken in de lokale driehoek
zodat ook voor deze overtredingen de hoogte van de bestuurlijke boete
wordt afgestemd op het strafvorderingsbeleid van het openbaar
ministerie.

2. Wat gaat de uitvoering van deze wet kosten voor gemeenten die
besluiten zelf te gaan handhaven middels de bestuurlijke boete?

Dat verschilt per gemeente. Bij de bestuurlijke boete hebben gemeenten
kosten voor inning, bezwaar, beroep, het opzetten van een gemeentelijk
inningapparaat (eenmalig) en de salarissen voor de bestuurlijk
toezichthouders. De hoogte van deze kosten is onder meer afhankelijk van
de lokale veiligheidssituatie. Dit bepaalt mede de inzet die vanuit de
gemeenten gepleegd gaat worden. Ook de efficiency van de gemeentelijke
organisatie en de wijze waarop de instrumenten worden ingevoerd, bepalen
de hoogte van de kosten. Een aanzienlijk deel van de kosten voor de
handhaving bestaat uit de inzet van de bestuurlijke toezichthouders. Ook
is relevant hoe de regionale samenwerking is georganiseerd en of die
samenwerking voordelen biedt bij de keuze voor het ene of andere
instrument.

3. Waarom is er, als het gaat om prostitutie, voor gekozen om het
"bedrijfsmatig" geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling op de negatieve lijst
te plaatsen? Kunt u een omschrijving geven van wat in dit geval onder
"bedrijfsmatig" wordt verstaan? Betekent dit dat andere gemeentelijke
voorschriften omtrent prostitutie wel onder de bestuurlijke boete zullen
vallen? Zal in de praktijk het onderscheid tussen "bedrijfsmatig" en
"niet bedrijfsmatig" wel gemaakt kunnen worden? Zo ja, hoe?

Het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling is -Ā overeenkomstig
het advies van de VNGĀ - op de negatieve lijst geplaatst, omdat
overtredingen die in dat kader worden gepleegd, doorgaans gerelateerd
zijn aan ernstige strafbare feiten zoals mensenhandel en daarmee een
potentieel gevaarzettend karakter in zich dragen. Het begrip
ā€œbedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betalingā€ is afkomstig uit
artikel 151a van de Gemeentewet. Met dit begrip wordt bedoeld: de
exploitatie van prostitutie (bordelen, escortservices). Andere
gemeentelijke voorschriften omtrent prostitutie zoals een tippelverbod
vallen dus wƩl onder de bestuurlijke boete. In de praktijk is het
onderscheid eenvoudig te maken: de overtreding van voorschriften uit de
verordening, bedoeld in artikel 151a van de Gemeentewet (de plaatselijke
prostitutieverordening), die zich richten op de exploitanten van
bordelen, escortservices e.d., valt onder de negatieve lijst; de
overtreding van andere gemeentelijke voorschriften omtrent prostitutie
in de APV (bijv. het tippelverbod) valt onder het stelsel van de
bestuurlijke boete.

4. Waarom is ervoor gekozen om "hinderlijk" drankgebruik op de negatieve
lijst te plaatsen? Kunt u aangeven waneer er sprake is van "hinderlijk"
drankgebruik door middel van enkele voorbeelden uit de praktijk? Hoe zal
in de praktijk duidelijk zijn of er sprake is van ā€œhinderlijkā€
drankgebruik of van overtreding van een voorschrift in de APV dat het
nuttigen of meevoeren van alcoholhoudende drank in een door het college
aangewezen gebied verbiedt en dus onder het regime van de bestuurlijke
boete valt?

Hinderlijk drankgebruik is op de negatieve lijst geplaatst vanwege het
potentieel gevaarzettend karakter. Hinderlijk drankgebruik heeft
uitsluitend betrekking op het openlijk nuttigen van alcoholhoudende
drank terwijl dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde
verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast
veroorzaken. Overtreding van voorschriften in de APV die het nuttigen of
meevoeren van alcoholhoudende drank in door het college aangewezen
gebieden geheel verbieden, vallen -Ā conform de wens van de VNGĀ - onder
het regime van de bestuurlijke boete. Het belangrijkste verschil tussen
beide voorschriften zit in het element ā€œhinderlijkā€. Het gaat om
bestaande voorschriften, die ook nu al verschillend gesanctioneerd
worden.

5. Hoe rijmt u de intentie om de verantwoordelijkheid voor de handhaving
van de Drank- en Horecawet over te dragen aan gemeenten met het plaatsen
van ā€œhinderlijk drankgebruikā€ op de negatieve lijst?

Dat de intentie bestaat om door middel van een toekomstige wijziging van
de Drank- en Horecawet het toezicht op de naleving van die wet te
decentraliseren, is in het kader van onderhavig besluit niet relevant.
Het gaat bij die wet vooral om toezicht op de exploitatie van een
horeca-inrichting of slijterij. Bij hinderlijk drankgebruik gaat het om
iets heel anders, namelijk het nuttigen van alcohol in de openbare
ruimte op een zodanige wijze dat dit overlast veroorzaakt.

6. Hoeveel gemeenten zijn naar schatting van plan gebruik te maken van
het instrument bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte?

Op dit moment kan daarvan geen schatting worden gemaakt. Veel gemeenten
oriƫnteren zich thans op dit terrein. In oktober/november starten de
voorlichtingsactiviteiten.

7. Hoe kan tweedeling en rechtsongelijkheid voorkomen worden tussen
gemeenten die wel of geen gebruik maken van de bestuurlijke boete?

Gemeenten moeten zelf een afweging maken. Er zullen gemeenten zijn die
alles bij het oude laten, er zullen gemeenten zijn die kiezen die voor
het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking en er zullen
gemeenten zijn die kiezen voor het instrument van de bestuurlijke boete.
Deze vrijheid voor gemeenten om te kiezen voor het handhavingsstelsels
voor overlastfeiten, dat het meest passend is bij de plaatselijke
omstandigheden, is een bewuste en weloverwogen keuze van de wetgever.
Van een ā€˜tweedeling’ is geen sprake. Bij de handhaving van
plaatselijke, autonome regelgeving, die ook materieel verschillend is in
de verschillende gemeenten, doet de noodzaak tot rechtseenheid zich niet
of minder sterk gevoelen. De vaststelling van boetebedragen in het
onderhavige besluit zorgt ervoor dat waar mogelijk uniforme tarieven
worden gehanteerd, die bovendien zijn afgestemd die op de tarieven van
het openbaar ministerie.

8. Hoe kan een betrokkene of burger weten of de politie of de bijzondere
opsporingsambtenaar in moet worden geschakeld als het gaat om
overtreding van de afvalstoffenverordening?

Indien de gemeenteraad besluit tot invoering van de bestuurlijke boete
op grond van artikel 154b van de Gemeentewet, dan geldt dit ook voor
overtreding van voorschriften uit de gemeentelijke
afvalstoffenverordening, voor zover die voorschriften zijn vastgesteld
op grond van 10.23 van de Wet milieubeheer en de overtreding daarvan
strafbaar is gesteld.

Indien tot invoering van de bestuurlijke boete gekozen is, geschiedt de
handhaving door een bestuurlijke toezichthouder. Alleen voor de
bevoegdheid om de identificatieplicht te controleren is deze
toezichthouder tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). Indien de
gemeente niet kiest voor de bestuurlijke boete, zal ook de handhaving
van de afvalstoffenverordening via het strafrecht door de politie dan
wel boa’s geschieden. De gemeente zal haar burgers moeten informeren
welk regime van toepassing is.

Indien een burger zich per abuis toch tot de verkeerde instantie of
ambtenaar wendt, ligt het voor de hand dat deze instantie of ambtenaar
zorg draagt voor doorverwijzing naar de bevoegde autoriteit.

9. In hoeverre zijn overtredingen van de prostitutieverordening
gerelateerd aan ernstige strafbare feiten en in hoeverre hebben die
overtredingen een mogelijk gevaarzettend karakter?

Overtredingen met betrekking tot de exploitatie van prostitutie zijn
vaak gerelateerd aan criminaliteit, illegaliteit en vrouwenhandel en dus
aan ernstige strafbare feiten in het algemeen. Gelet op die relatie
hebben zij een potentieel gevaarzettend karakter.

10. Is het mogelijk dat de door de raad bij verordening vast te stellen
bestuurlijke boetes voor rechtspersonen per gemeente anders zullen zijn?
Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de wens uniforme boetes te hebben?

Artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet gaat uit van hogere
boetebedragen voor rechtspersonen dan voor natuurlijke personen (het
maximum bedraagt ongeveer het zesvoudige). In eerste instantie is daarom
overwogen in het besluit vast te leggen dat de hoogte van de
bestuurlijke boete voor rechtspersonen het zesvoudige bedraagt van de
hoogte van de bestuurlijke boete voor natuurlijke personen. Het College
van procureurs-generaal was evenwel van mening dat een dergelijke
regeling strijdig is met het uitgangspunt dat de hoogte van de
bestuurlijke boete en die van de strafrechtelijke boete zoveel mogelijk
op elkaar moeten zijn afgestemd. Het College adviseerde de
desbetreffende bepaling te laten vervallen. Dit advies is overgenomen.
Gevolg is dat het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete
voor rechtspersonen wordt overgelaten aan de gemeenteraad. De raad kan
ervoor kiezen de hoogte van de bestuurlijke boete voor natuurlijke
personen onverkort van toepassing te verklaren op rechtspersonen, maar
de raad kan voor rechtspersonen ook hogere boetebedragen vaststellen.
Het ligt dan wel voor de hand zulks af te stemmen met het openbaar
ministerie.

11. Waarom wordt de boete voor personen jonger dan zestien gehalveerd?

Deze regeling sluit aan bij de systematiek van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het
is redelijk om op dezelfde wijze ook bij de overtreding van
gemeentelijke overlastbepalingen rekening te houden met de draagkracht
van de jeugdige overtreder.

12. Waarom worden overtredingen van personen jonger dan 16 niet volledig
ten laste van de ouders gebracht?

Artikel 154b, negende lid, van de Gemeentewet bepaalt dat aan personen
onder de 12 jaar geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd en voorts
dat de boete voor jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar wordt gehalveerd.
Hiermee is aangesloten bij de systematiek van de Wahv. We kennen in ons
land geen regeling voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke
aansprakelijkheid van ouders voor de gedragingen van hun kinderen.

13. Hoe kan in de praktijk van de handhaving een onderscheid worden
aangebracht tussen enerzijds overlast die gerelateerd is aan drank- of
softdrugsgebruik en wel een gevaarzettend karakter heeft en anderzijds
overlast die dat niet heeft?

Uitgangspunt is -Ā dat indien de gemeente kiest voor invoering van de
bestuurlijke boeteĀ - alle overtredingen van de in artikel 154b, eerste
lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde voorschriften onder het
regime van de bestuurlijke boete vallen, met uitzondering van de
voorschriften die limitatief worden opgesomd in artikel 2 van dit
besluit. Bij dit artikel worden voorschriften waarvan overtreding
gepaard kan gaan met geweld, ofwel die vanwege hun gevaarzettende
karakter tot het werkterrein van de politie behoren, ofwel die evident
raken aan ernstiger strafbare feiten, uitgezonderd van de bestuurlijke
boete. De negatieve lijst is limitatief: alle voorschriften die niet op
de negatieve lijst staan, vallen onder het regime van de bestuurlijke
boete.

Voor wat betreft drugs maakt het besluit een onderscheid tussen gebruik
van cannabis en het gebruik van andere verdovende middelen. Het
blowverbod valt onder het regime van de bestuurlijke boete. Voor wat
betreft drankgebruik geldt de negatieve lijst uitsluitend voor het
hinderlijk gebruik daarvan. Voorschriften in de APV die het nuttigen of
meevoeren van alcoholhoudende drank in door de gemeente aangewezen
gebieden geheel verbieden, vallen onder het regime van de bestuurlijke
boete. Het onderscheid is dus aangebracht in het besluit zelf, zodat
niet in de handhavingspraktijk steeds opnieuw het onderscheid gemaakt
hoeft te worden.

14. Welke bevoegdheden en verplichtingen houden gemeenten nog over bij
handhaving van voorschriften met betrekking tot de exploitatie van
prostitutie nu die exploitatie alsnog op de negatieve lijst is
geplaatst?

Het enige gevolg van plaatsing op de negatieve lijst is dat, indien de
gemeente kiest voor de invoering van de bestuurlijke boete voor
overlastfeiten, deze keuze niet geldt voor de feiten die op de lijst
zijn geplaatst. Alle andere bestaande handhavingsinstrumenten blijven
ten aanzien van deze feiten onverkort van kracht. 

15. Wat is het potentieel gevaarzettend karakter van drankmisbruik?

Bij hinderlijk drankgebruik is naar het oordeel van het kabinet het
risico van het ontstaan van ernstiger (gewelds-)delicten zo groot, dat
de handhaving ervan door de politie dient te geschieden.

16. Is het potentieel gevaarzettend karakter van drankmisbruik niet
gelijk aan dat van overtredingen die wel op de positieve lijst (artikel
3) staan?

De positieve lijst van artikel 3 betreft overtredingen van de
afvalstoffenverordening die onder het regime van de bestuurlijke boete
vallen. Dit zijn geen overtredingen met een gevaarzettend karakter.

17. Op de negatieve lijst staat druggebruik, met uitzondering van
cannabis. Waarom is het onderscheid niet gehanteerd tussen hard- en
softdrugs conform de Opiumwet?

De omschrijving van de feiten op de negatieve lijst sluit aan bij de
terminologie die wordt gehanteerd in de plaatselijke APV’s.

18. Hoe wordt het verschil bepaald tussen het meevoeren van drank en
softdrugs en het gebruik ervan?

Er is sprake van het gebruik van drank of softdrugs (drinken dan wel
blowen) indien dat als zodanig door de toezichthouder wordt
geconstateerd. Van meevoeren is bijvoorbeeld sprake indien men
ongeopende blikjes of flessen met alcoholhoudende drank zichtbaar bij
zich heeft.

19. Hoe verhoudt het plaatsen van exploitatie van prostituees op de
negatieve lijst zich tot de mogelijkheid om een gemeentelijk
prostitutiebeleid te voeren?

Op advies van de VNG is ervoor gekozen om de exploitatie van prostitutie
op te nemen in de negatieve lijst. Overtredingen met betrekking tot de
exploitatie van prostitutie zijn vaak gerelateerd aan criminaliteit,
illegaliteit en vrouwenhandel en dus aan ernstige strafbare feiten in
het algemeen. Op dit moment wordt de Wet regulering prostitutie
voorbereid, waarin is voorzien in bestuurlijke instrumenten, zoals een
vergunningstelsel voorĀ prostitutiebedrijven waarbij de gemeenteĀ een
vergunning kan weigeren,Ā voorwaarden aan de vergunning kan verbinden en
onder omstandighedenĀ deĀ vergunning kan intrekken.