[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag

Bijlage

Nummer: 2008D15347, datum: 2008-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Jaarverslag 2007 van de centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (2008D15346)

Preview document (🔗 origineel)


Jaarverslag Commissie Late Zwangerschapsafbreking en Levensbeëindiging
bij Pasgeborenen 2007

1. Voorwoord

Voor u ligt het eerste jaarverslag van de commissie late
zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging
bij pasgeborenen (verder te noemen: de commissie). Het verslagjaar heeft
in het teken gestaan van het inrichten van de werkzaamheden en het
bekendheid geven aan de taken van de commissie. Daartoe is onder andere
een website (www.lzalp.nl) ingericht. Onvoldoende bekendheid kan, naast
andere mogelijke oorzaken die in dit verslag aan de orde komen, een
verklaring zijn voor het uitblijven van meldingen van levensbeëindiging
bij ernstig gehandicapte pasgeborenen. Daarom heeft de commissie, in
samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
het Openbaar Ministerie, in het voorjaar van 2008 een
informatiebijeenkomst georganiseerd voor neonatologen, kinderneurologen
en kinder-intensivisten waarin de taken van de commissie en het Openbaar
Ministerie aan de orde komen met ruimte voor discussie. Daarnaast is de
commissie voornemens om in de loop van 2008 en 2009 alle neonatologische
intensive care units in Nederland te bezoeken om ook langs die weg bij
te dragen aan informatieverschaffing en daarmee het belang van toetsing
te bevorderen.  

Prof.mr.dr. J.H. Hubben

Voorzitter commissie late zwangerschapsafbreking in een categorie
2-geval en

levensbeëindiging bij pasgeborenen

2. Wettelijk kader en werkzaamheden van de Commissie

2.1 Algemeen

Op 15 maart 2007 is de Regeling centrale deskundigencommissie late
zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging
bij pasgeborenen (Stcrt. 51, 13 maart 2007) in werking getreden. 

Vanaf die datum beoordeelt de commissie de zorgvuldigheid van het
handelen van de arts die een late zwangerschap in een categorie 2-geval
dan wel levensbeëindiging bij een pasgeborene heeft uitgevoerd. 

Onder late zwangerschapsafbreking wordt in dit verband verstaan een
behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap van een
levensvatbare vrucht na 24 weken wegens ernstige foetale aandoeningen,
met als beoogd gevolg het overlijden van de ongeborene. 

Een categorie 2-geval betreft een ongeborene bij wie sprake is van
aandoeningen die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen
leiden maar bij wie naar redelijke verwachting een beperkte kans op
overleven bestaat. 

De afbreking van zwangerschap in geval van aandoeningen behorende tot
categorie 2 is in beginsel strafbaar. Een beroep op een
rechtvaardigingsgrond in de zin van noodtoestand kan de strafbaarheid
van het feit echter wegnemen. Van een noodtoestand kan slechts sprake
zijn indien naar medisch wetenschappelijke inzichten vast staat dat de
aandoeningen van de ongeborene van een zodanige aard zijn dat medisch
ingrijpen na de geboorte medisch zinloos is. 

De commissie informeert het College van procureurs-generaal over haar
oordeel. Het oordeel van de commissie is een advies dat het Openbaar
Ministerie zal betrekken bij zijn beslissing al dan niet tot vervolging
van de arts over te gaan. 

De commissie is niet bevoegd de zorgvuldigheid te beoordelen van het
handelen van de arts die een late zwangerschapsafbreking in een
categorie 1-geval heeft uitgevoerd. Een categorie 1-geval betreft een
ongeborene met onbehandelbare aandoeningen, waarvan verwacht wordt dat
die tijdens of direct na de geboorte onontkoombaar tot de dood leiden.
Afbreking van de zwangerschap in een categorie 1-geval is niet strafbaar
als aan de eisen gesteld in de Wet afbreking zwangerschap is voldaan.

2.2. Samenstelling commissie

De commissie bestaat uit vijf leden, waaronder één rechtsgeleerd lid,
tevens voorzitter, drie artsen, afkomstig uit en werkzaam in disciplines
die het meest betrokken zijn bij de materie (gynaecologie, neonatologie
en kinderneurologie), en één deskundige inzake ethische of
zingevingsvraagstukken. Elk commissielid heeft een plaatsvervanger.

2.3 Procedure

De betrokken arts stelt de gemeentelijke lijkschouwer op de hoogte van
de door hem uitgevoerde late zwangerschapsafbreking in een categorie
2-geval of levensbeëindiging bij een pasgeborene. De gemeentelijke
lijkschouwer stuurt de melding naar de commissie.

De commissie brengt binnen zes weken na ontvangst van de melding haar
gemotiveerde oordeel schriftelijk ter kennis van het College van
procureurs-generaal. Zij stuurt een afschrift van haar advies aan de
arts. De termijn kan met maximaal zes weken worden verlengd.

2.4 Zorgvuldigheidseisen

De commissie toetst de zorgvuldigheid van het handelen van de arts aan
de hand van in de literatuur en jurisprudentie ontwikkelde
zorgvuldigheidseisen. Deze zorgvuldigheidseisen zijn neergelegd in de
toelichting bij de Regeling centrale deskundigencommissie late
zwangerschapsafbreking in een categorie 2-geval en levensbeëindiging
bij pasgeborenen. Die eisen kunnen als volgt worden samengevat.

De arts heeft op een zorgvuldige manier de zwangerschap afgebroken
indien:

het een aandoening betreft die in categorie 2 valt, hetgeen betekent dat
de aandoening van zodanige aard is dat na de geboorte wordt afgezien van
een medische behandeling, omdat medisch ingrijpen naar medisch
wetenschappelijke inzichten zinloos is en naar heersend medisch inzicht
geen twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose;

bij het kind sprake is van een actueel of te voorzien uitzichtloos
lijden;

de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de
zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie;

de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en
de daarop gebaseerde prognose. Dit houdt onder andere in dat de arts met
de ouders tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin
het kind zich bevond geen redelijke andere oplossing was; 

de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd
die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde
zorgvuldigheidseisen. In de plaats van het oordeel van één andere
onafhankelijke arts kan worden gesteld het oordeel van een behandelteam;

de afbreking van de zwangerschap medisch zorgvuldig is uitgevoerd. 

De arts heeft in geval van levensbeëindiging bij pasgeborenen
zorgvuldig gehandeld, indien:

er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van het kind naar
heersend medisch inzicht, hetgeen onder andere betekent dat de
beslissing tot abstineren gerechtvaardigd moet zijn, dat wil zeggen dat
naar medisch wetenschappelijke inzichten vast staat dat medisch
ingrijpen zinloos is en naar heersend medisch inzicht geen twijfel
bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose;

de ouders hebben ingestemd met de levensbeëindiging;

de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en
de daarop gebaseerde prognose; dit houdt onder andere in dat de arts met
de ouders tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin
het kind zich bevond geen redelijke andere oplossing was; 

de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd
die het kind heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven
over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen; in de plaats van het
oordeel van één andere onafhankelijke arts kan worden gesteld het
oordeel van een behandelteam;

de levensbeëindiging medisch zorgvuldig is uitgevoerd. 

2.5 Werkzaamheden van de commissie in 2007

Na haar installatie in september 2006 heeft de commissie zich bezig
gehouden met voorbereidende werkzaamheden, zoals het opstellen van een
reglement en verslagleggingsformulieren voor de handelend arts, het
inrichten en opstarten van een secretariaat en het ontwerpen van een
website en een registratiesysteem. Het reglement en de
verslagleggingsformulieren zijn vastgesteld in juni 2007 en de website
van de commissie is in januari 2008 operationeel geworden
(www.lzalp.nl). 

De commissie is in 2007 zes maal bijeengekomen. Tijdens deze
bijeenkomsten heeft de  commissie zich verdiept in haar taak, de
hierboven genoemde voorbereidende werkzaamheden besproken en drie
meldingen van late zwangerschapsafbreking besproken en beoordeeld. Er
zijn in het verslagjaar geen meldingen van levensbeëindiging bij
pasgeborenen ontvangen. 

2.6 Uitblijven van meldingen

De commissie heeft in 2007 drie meldingen van late
zwangerschapsafbreking ontvangen en geen meldingen van
levensbeëindiging bij pasgeborenen.

In de jaren voorafgaand aan de instelling van de commissie zijn meerdere
gevallen van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij
pasgeborenen gemeld bij het Openbaar Ministerie. De verwachting was dat
de commissie enkele tientallen meldingen per jaar zou ontvangen.

Het is de commissie niet duidelijk waarom zij niet of nauwelijks
meldingen ontvangt. Een mogelijke verklaring is de invoering begin 2006
van de 20 weken-echo voor elke zwangere vrouw. Afwijkingen worden
daarmee vaker en eerder gedetecteerd en de zwangerschap kan nog vóór
de duur van 24 weken worden afgebroken. Zwangerschapsafbreking tot 24
weken, onder de voorwaarden gesteld bij en krachtens de Wet afbreking
zwangerschap, is niet strafbaar en behoeft niet te worden gemeld bij de
commissie. Voor late zwangerschapsafbreking in categorie 2-gevallen zou
dit voor een groot gedeelte het uitblijven van meldingen kunnen
verklaren. 

Er is geen verklaring bekend voor het feit dat er geen gevallen van
levensbeëindiging bij pasgeborenen zijn gemeld. Het is gezien het
verleden aannemelijk dat er zich desalniettemin wel gevallen hebben
voorgedaan. Door het veld extra te informeren over de procedures en de
werkwijze van de commissie hoopt de commissie de meldingsbereidheid
positief te beïnvloeden.

3. Overzicht ontvangen meldingen en oordelen

De commissie heeft in 2007 drie meldingen van een late
zwangerschapsafbreking ontvangen. 

In twee gevallen achtte de commissie zich niet bevoegd omdat er geen
sprake was van een categorie 2-geval, maar van een categorie 1-geval.
Eén van de ongeboren kinderen leed aan exencephalie en uitgebreide
spina bifida en het andere aan hydrocephalie en een intracraniaal
proces, verdacht voor een tumor. Voor beiden werd een infauste prognose
gegeven; de ongeborenen waren, naar redelijkerwijs verwacht mocht
worden, niet in staat buiten het moederlichaam in leven te blijven. Er
was geen enkele redelijke verwachting dat een beperkte kans op overleven
van de ongeborenen bestond.

In één geval was de commissie wel bevoegd en is zij tot het oordeel
gekomen dat de arts had gehandeld overeenkomstig de
zorgvuldigheidseisen. Het betrof hier een ongeboren kind met een
complexe cerebrale aanlegstoornis, met een microcefalie, occipitale
encefalocele, een corpus callosum agenesie en een Chiari II malformatie.
De diagnose werd gesteld bij een zwangerschapsduur van 26 weken en één
dag. De postnatale levensduur was niet exact te voorspellen. Bij een
abstinerend beleid zou het kind niet ouder worden dan vier à vijf
maanden. De prognose was ernstige morbiditeit die later zou resulteren
in een zeer ernstige ontwikkelingsstoornis met een psychomotore
retardatie, gepaard gaande met spasticiteit, een moeilijk te behandelen
epilepsie en ernstige slechtziendheid. 

Er was sprake van een zeer ernstige afwijking van de hersenen
(encephalocele) die in 

100 % van de gevallen tot ernstige handicaps zou leiden en in een zeer
groot aantal gevallen gepaard zou gaan met een sterk verminderde
levensverwachting.

De commissie overwoog dat op basis van de door de arts gegeven
informatie sprake was van te voorzien uitzichtloos lijden. Naast de door
de arts aangegeven complicaties overwoog de commissie dat het kind zou
komen te lijden aan blindheid, extreme ontwikkelingsachterstand,
luchtweginfecties en andere motorische en zintuiglijke stoornissen. 

De commissie was van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen
dat er sprake was van een aandoening die in categorie-2 valt. De
aandoening was van zodanige aard dat na de geboorte zou worden afgezien
van een medische behandeling omdat medisch ingrijpen naar medisch
wetenschappelijk inzicht zinloos was te achten en naar heersend medisch
inzicht geen twijfel bestond over de diagnose en de daarop gebaseerde
prognose. 

De arts had tot de overtuiging kunnen komen dat bij het kind sprake was
van te voorzien uitzichtloos lijden. Voorts was sprake van een
uitdrukkelijk verzoek van de moeder om beëindiging van de zwangerschap
wegens lichamelijk en psychisch lijden onder de situatie. 

Er was een voldoende lange bedenktijd. De arts had de ouders volledig op
de hoogte gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. De
arts had een behandelteam geraadpleegd waarvan de leden gezamenlijk een
oordeel gaven. Verder was de zwangerschapsafbreking medisch zorgvuldig
uitgevoerd. De zwangerschapsduur bij het toepassen van foeticide bedroeg
28 weken en 2 dagen. Bij een zwangerschapsduur van 28 weken en 4 dagen
werd gestart met het op gang brengen van de weeën. Eén dag later werd
het kind dood geboren. 

De doorlooptijd van de melding bedroeg 13 weken. Dit kan worden
verklaard doordat de commissie aanvullende informatie heeft gevraagd aan
de arts.  

Het College van procureurs-generaal is in deze zaak naar aanleiding van
het advies van de commissie tot het oordeel gekomen dat aan de
zorgvuldigheidseisen is voldaan. De arts zal niet strafrechtelijk worden
vervolgd. 

4. Commissieleden en secretariaat

Naam								Functie

prof.mr.dr. J.H. Hubben					voorzitter

prof.mr.dr. T.M. Schalken					plv. voorzitter

prof.dr. L.A.A. Kollée, neonatoloog				lid-arts

dr. H.A.A. Brouwers, neonatoloog				plv. lid-arts

prof.dr. W.F.M. Arts, kinderneuroloog			lid-arts

prof.dr. L.M.E. Smit, kinderneuroloog			plv. lid-arts

mw. dr. G.C.M.L. Page-Christiaens, gynaecoloog		lid-arts

mw. dr. G.G. Zeeman, gynaecoloog				plv. lid-arts

prof.dr. J.J.M. van Delden					lid-ethicus

prof.dr. D.L. Willems						plv. lid-ethicus

mw. mr. E. Stoop-Bod					secretaris tot april 2007

mw. mr. E.H.A. Dekkers				wnd. secretaris van april 2007 tot 

				16 november 2007

mw. drs. M. Biesot				secretaris vanaf 16 november 

2007

 PAGE   2 

 PAGE   2 

Centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking &
levensbeëindiging bij pasgeborenen