[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapport ‘Het verhaal bij de daad voegen’

Bijlage

Nummer: 2008D15433, datum: 2008-11-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanvullende maatregelen Veilige Publieke Taak (2008D15432)

Preview document (🔗 origineel)


‘Het verhaal bij de daad voegen’

Hoe schade verhaald kan worden bij agressie en geweld tegen de publieke
taak



Arnhem, augustus 2008

Inhoudsopgave

  TOC \o "1-3" \h \z \u    HYPERLINK \l "_Toc208291726"  Hoofdstuk 1	
Inleiding	  PAGEREF _Toc208291726 \h  2  

  HYPERLINK \l "_Toc208291727"  Hoofdstuk 2	 Onderzoeksopzet	  PAGEREF
_Toc208291727 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc208291728"  2.1	Doelstellingen onderzoek	  PAGEREF
_Toc208291728 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc208291729"  2.2	Onderzoeksopzet en -methodes	 
PAGEREF _Toc208291729 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc208291730"  2.3	Reikwijdte van het onderzoek	 
PAGEREF _Toc208291730 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc208291731"  Hoofdstuk 3	 De huidige situatie	 
PAGEREF _Toc208291731 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc208291732"  3.1	Inleiding	  PAGEREF _Toc208291732 \h
 7  

  HYPERLINK \l "_Toc208291733"  3.2	Het verhalen van schade	  PAGEREF
_Toc208291733 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc208291734"  3.3	Verhaalbare schadeposten werkgevers
en werknemers	  PAGEREF _Toc208291734 \h  8  

  HYPERLINK \l "_Toc208291735"  3.4	De praktijk van het verhalen van
schade door werkgevers.	  PAGEREF _Toc208291735 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc208291736"  3.5	Juridische dienstverlening bij
verhaal	  PAGEREF _Toc208291736 \h  12  

  HYPERLINK \l "_Toc208291737"  3.6	Incassodienstverlening bij verhaal	 
PAGEREF _Toc208291737 \h  13  

  HYPERLINK \l "_Toc208291738"  3.7	Conclusie	  PAGEREF _Toc208291738 \h
 16  

  HYPERLINK \l "_Toc208291739"  Hoofdstuk 4	 Best-practices	  PAGEREF
_Toc208291739 \h  18  

  HYPERLINK \l "_Toc208291740"  4.1	Inleiding	  PAGEREF _Toc208291740 \h
 18  

  HYPERLINK \l "_Toc208291741"  4.2	Best-practices inzake beleidsvorming
en draagvlak	  PAGEREF _Toc208291741 \h  18  

  HYPERLINK \l "_Toc208291742"  4.3	Best-practices inzake samenwerking
en informatie-uitwisseling	  PAGEREF _Toc208291742 \h  19  

  HYPERLINK \l "_Toc208291743"  4.4	Best-practices inzake feitelijke
uitvoering	  PAGEREF _Toc208291743 \h  20  

  HYPERLINK \l "_Toc208291744"  4.5	Conclusie	  PAGEREF _Toc208291744 \h
 23  

  HYPERLINK \l "_Toc208291745"  Hoofdstuk 5	 Knelpunten	  PAGEREF
_Toc208291745 \h  24  

  HYPERLINK \l "_Toc208291746"  5.1	Inleiding	  PAGEREF _Toc208291746 \h
 24  

  HYPERLINK \l "_Toc208291747"  5.2	Financieel-economisch	  PAGEREF
_Toc208291747 \h  24  

  HYPERLINK \l "_Toc208291748"  5.3	Beleid en strategie	  PAGEREF
_Toc208291748 \h  26  

  HYPERLINK \l "_Toc208291749"  5.4	Informatie en registratie	  PAGEREF
_Toc208291749 \h  27  

  HYPERLINK \l "_Toc208291750"  5.5	Overige knelpunten	  PAGEREF
_Toc208291750 \h  28  

  HYPERLINK \l "_Toc208291751"  5.6	Conclusie	  PAGEREF _Toc208291751 \h
 28  

  HYPERLINK \l "_Toc208291752"  Hoofdstuk 6	 Conclusies en maatregelen	 
PAGEREF _Toc208291752 \h  30  

  HYPERLINK \l "_Toc208291753"  6.1	 Inleiding	  PAGEREF _Toc208291753
\h  30  

  HYPERLINK \l "_Toc208291754"  6.2	 Conclusies onderzoek	  PAGEREF
_Toc208291754 \h  30  

  HYPERLINK \l "_Toc208291755"  6.3	 Te nemen maatregelen	  PAGEREF
_Toc208291755 \h  32  

  HYPERLINK \l "_Toc208291756"  6.4	Afsluiting	  PAGEREF _Toc208291756
\h  39  

  HYPERLINK \l "_Toc208291757"  Bijlage I	Literatuurlijst	  PAGEREF
_Toc208291757 \h  40  

  HYPERLINK \l "_Toc208291758"  Bijlage II	Overzicht van betrokken
organisaties	  PAGEREF _Toc208291758 \h  42  

  HYPERLINK \l "_Toc208291759"  Bijlage III	Onderzoeksvragen	  PAGEREF
_Toc208291759 \h  43  

  HYPERLINK \l "_Toc208291760"  Bijlage IV
Schadevergoedingsmogelijkheden straf- en civielrecht	  PAGEREF
_Toc208291760 \h  46  

  HYPERLINK \l "_Toc208291761"  Bijlage V	Incassotraject	  PAGEREF
_Toc208291761 \h  54  

  HYPERLINK \l "_Toc208291762"  Bijlage VI	Uitwerking informatie- en
expertiseloket	  PAGEREF _Toc208291762 \h  58  

  HYPERLINK \l "_Toc208291763"  Bijlage VII	Uitwerking letselschade- en
incassofaciliteit	  PAGEREF _Toc208291763 \h  61  

  HYPERLINK \l "_Toc208291764"  Bijlage VIII	Uitwerking fonds	  PAGEREF
_Toc208291764 \h  65  

 

Hoofdstuk 1		Inleiding

Aanleiding onderzoek

De laatste jaren worden werkgevers en werknemers met een publieke taak
veelvuldig geconfronteerd met agressie en geweld. Daders moeten weten en
voelen dat zij een grens over zijn gegaan. Agressie en geweld raken niet
alleen de individuele werknemer, maar bedreigen ook een adequate
uitvoering van de publieke taak. De minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties heeft daarom op 

19 oktober 2007 het programma Veilige Publieke Taak aangeboden aan de
Tweede Kamer. Dit programma heeft als doel voorvallen van agressie en
geweld tegen werknemers met een publieke taak te verminderen met
vijftien procentpunt in 2011. Speerpunten van het programma zijn het
voorkomen van agressie en geweld, het aanpakken van daders en het helpen
van werkgevers bij het beschermen van de publieke taak en hun
werknemers. 

Het belang van het verhalen van schade

Daders van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak
moeten in beginsel altijd de volledige veroorzaakte schade vergoeden.
Door daders direct in de portemonnee te treffen, wordt het signaal
afgegeven dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. Daarnaast worden
de kosten die het gevolg zijn van het geweld neergelegd waar ze horen,
namelijk bij de veroorzaker(s). Bovendien krijgen benadeelden een gevoel
van erkenning en genoegdoening wanneer de dader de schade die hij heeft
veroorzaakt dient terug te betalen. Mensen blijken zelfs bereid hun
materiële welbevinden op te geven om iemand die hen benadeeld heeft te
straffen. Rechtvaardigheid is ook de reden dat slachtoffers liever
gecompenseerd worden door de dader zelf dan door anderen. Het gaat
slachtoffers niet alleen om een financiële vergoeding. Het maakt ook
uit van wie die vergoeding afkomstig is. 

Dat de dader financieel verminderd draagkrachtig is, mag geen reden zijn
om af te zien van verhaal. De winst kan niet uitsluitend in financiële
zin worden behaald, doch ook in moreel opzicht. Het optimaal benutten
van de mogelijkheden tot het verhalen van schade is dan ook in het
belang van benadeelden, de overheid en de samenleving in haar geheel.
Werkgevers dragen hierin een tweeledige verantwoordelijkheid ter
bescherming van hun medewerkers en de publieke taak. 

Vereenvoudiging van verhaal

Onderdeel van het programma Veilige Publieke Taak is een verkenning naar
de huidige praktijk van het verhalen van schade op daders van agressie
en geweld tegen organisaties met een publieke taak. Door knelpunten en
best-practices in kaart te brengen beoogt het ministerie van BZK inzicht
te verkrijgen in de mogelijkheden om verhaal en incasso van schade te
vereenvoudigen. Deze verkenning is in de eerste helft van 2008
uitgevoerd. Dit rapport geeft de resultaten van de verkenning weer. 

Leeswijzer

De onderzoeksopzet wordt in hoofdstuk 2 toegelicht. Hoofdstuk 3
beschrijft de huidige situatie zoals die in de praktijk is aangetroffen.
In hoofdstuk 4 worden de best-practices uitgelicht. Hoofdstuk 5 gaat in
op de knelpunten die het verhalen van schade kunnen belemmeren. De
maatregelen die betrokken partijen kunnen treffen om het verhaal van
schade te optimaliseren worden vervolgens in hoofdstuk 6 uiteengezet. 

Hoofdstuk 2		Onderzoeksopzet

2.1	Doelstellingen onderzoek

De doelstelling van deze rapportage is:

	

Het in kaart brengen van de huidige situatie op het gebied van het
verhalen van (letsel-)schade op daders van agressie en geweld. Hierbij
gaat het om schade die is veroorzaakt bij werkgevers en werknemers met
een publieke taak. Het onderzoeken van de mogelijkheid van en adviseren
over de inrichting van een letselschade- en incassofaciliteit. Daarnaast
kunnen eventuele andere oplossingsrichtingen om het verhalen van schade
op de daders te optimaliseren ook aan de orde komen.

De doelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen:

Het inzichtelijk maken van bestaande mogelijkheden van het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld;

Het verkennen van de verhaalsactiviteiten die werkgevers met een
publieke taak ondernemen;

Het verkennen van de best-practices waarvan werkgevers met een publieke
taak gebruik (kunnen) maken bij het verhalen van schade op daders van
agressie en geweld;

Het verkennen van de knelpunten waarop werkgevers met een publieke taak
(kunnen) stuiten bij het verhalen van schade op daders van agressie en
geweld. Hierbij eventuele verschillen in behoefte van kleine en grotere
organisaties met een publieke taak, zichtbaar maken;

Het in kaart brengen van eventuele samenwerkingsverbanden van
letselschadebureaus op het gebied van het verhalen van schade;

Het in kaart brengen van eventuele samenwerkingsverbanden van
incassobureaus op het gebied van het incasseren van schade;

Het aandragen van maatregelen die het ministerie van BZK kan treffen om
het verhaal van schade op de daders van agressie en geweld te
optimaliseren;

Het in kaart brengen van de voor- en nadelen en juridische,
organisatorische en financiële haalbaarheid van de oprichting van een
letselschade- en incassofaciliteit ten behoeve van organisaties met een
publieke taak. 

2.2	Onderzoeksopzet en -methodes

De volgende gefaseerde onderzoeksopzet is gekozen:

Bestudering van relevante literatuur;

Verkenning van de verhaalsactiviteiten van organisaties met een publieke
taak door middel van interviews;

Verkenning van de letselschade- en incassomarkt door middel van
interviews;

Analyse van knelpunten en best-practices; 

Formulering van maatregelen en oplossingsrichtingen;

Toetsing van haalbaarheid van maatregelen en oplossingsrichtingen;

Rapportage.

Literatuurstudie

Bij de literatuurstudie zijn onderzoeksrapporten, beleidsstukken van
diverse organisaties, relevante artikelen en jurisprudentie
geraadpleegd. Een volledig overzicht van de bestudeerde literatuur is
opgenomen in bijlage I.

Interviews

Om de huidige praktijksituatie vanuit verschillende invalshoeken en
perspectieven adequaat in beeld te kunnen brengen, zijn vierentwintig
interviews afgenomen met deskundige vertegenwoordigers van diverse
betrokken partijen. Een overzicht van de organisaties die betrokken zijn
geweest bij dit onderzoek is opgenomen in bijlage II. De geïnterviewde
personen hebben op persoonlijke titel meegewerkt aan het onderzoek.
Persoonlijke uitspraken en meningen zijn niet per definitie
representatief voor de organisatie waarvoor zij werkzaam zijn. 

De interviews zijn toegesneden op de aard van de organisatie, waardoor
maatwerk ontstond in de vraagstelling. De vragenlijsten zijn opgenomen
in bijlage III. 

De volgende onderwerpen stonden centraal in het literatuuronderzoek en
de interviews:

De bestaande juridische mogelijkheden op het gebied van het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld;

De huidige praktijksituatie op het gebied van het verhalen van schade op
daders van agressie en geweld;

De knelpunten die (kunnen) optreden bij het verhalen van schade op
daders van agressie en geweld;

De best-practices die toegepast (kunnen) worden bij het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld;

Eventuele samenwerkingsverbanden van letselschadebureaus;

Eventuele samenwerkingsverbanden van incassobureaus;

Aanwijzingen voor maatregelen die het ministerie van BZK zou kunnen
treffen om het verhaal van schade op de daders van agressie en geweld te
optimaliseren.

Onderzoeksteam en begeleidingscommissie

Het onderzoeksteam, bestaande uit Martijn van Driel, Marieke Mensink,
Sophie Sanders en Arjan Loonstra (Q-Consult), is gedurende het onderzoek
begeleid door een commissie, bestaande uit de volgende personen: 

Saskia Broek, beleidsmedewerker Programma Veilige Publieke Taak,
ministerie van BZK;

Arijan Doeser, beleidsadviseur Slachtofferbeleid, ministerie van
Justitie;

Leo Verboom, schade-intercedent, Politie Hollands-Midden.

2.3	Reikwijdte van het onderzoek

Het onderzoek heeft zich uitsluitend gericht op het verhalen van schade
op daders van agressie en geweld door organisaties met een publieke
taak. Overige vormen van schadevergoeding worden niet behandeld. 

Het betreft geen wetenschappelijk of juridisch onderzoek, doch een
praktijkgerichte verkenning. Inherent daaraan is dat de bevindingen en
conclusies niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. 

Hoofdstuk 3		De huidige situatie

3.1	Inleiding

De mogelijkheden van natuurlijke personen (in casu de werknemers met een
publieke taak) en rechtspersonen (hun werkgevers) voor het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld, lopen uiteen. Dit geldt
eveneens voor de te verhalen schadeposten. Verder blijken er verschillen
te zijn in de aanpak die de in het onderzoek betrokken werkgevers
hanteren. Deze aspecten zijn onderzocht en worden toegelicht in dit
hoofdstuk. In de periferie betrokken partijen zonder publieke taak,
bijvoorbeeld regreszoekende schadeverzekeraars, zijn buiten beschouwing
gelaten.

3.2	Het verhalen van schade

Bij het verhalen van schade gelden het voegen in het strafproces en het
voeren van een civiele procedure als de meest gehanteerde werkwijzen.
Zij komen hierna achtereenvolgens aan bod.

Voegen in het strafproces

Gedurende het strafproces tegen de dader heeft iedere direct benadeelde
de wettelijke mogelijkheid zijn civielrechtelijke vordering tot
vergoeding van zijn schade in het strafproces te voegen. Het voordeel
van voegen is dat er geen apart civiel proces opgestart hoeft te worden.
De strafrechter zal uitspraken doen over de strafmaat van de verdachte
en over de hoogte van de schadevergoeding. Er kan een zogenaamde
schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, die inhoudt dat het Centraal
Justitieel Incassobureau (CJIB) de schade zal incasseren bij de dader.
Het ministerie van Justitie is voornemens een voorschotregeling voor
geweldsslachtoffers in te voeren ter versterking van de positie van het
slachtoffer. De schade kan na deze wetswijziging aan de benadeelde
worden voorgeschoten. Het wetsvoorstel wordt in september 2008 door de
Eerste Kamer behandeld. Invoering ervan zal naar verwachting in juli
2009 plaatsvinden.

Het voegen kan als een goede optie worden beschouwd om binnen relatief
korte termijn een schadevergoeding te verkrijgen. Wel dient de
schadeclaim van eenvoudige aard te zijn. Indien dit niet het geval is,
wordt de claimant veelal naar een civiele procedure verwezen. Evenmin is
het mogelijk om bij het voegen van de civiele vordering in het
strafproces beslag te laten leggen op de bezittingen van de dader. Het
daarvoor benodigde verlof kan uitsluitend door de civiele rechter worden
gegeven. De strafrechter zal de verzoeker dan ook naar een civiele
procedure verwijzen.

Civiele procedure

Een civiele procedure begint met het uitbrengen van een dagvaarding door
de benadeelde. Wanneer het gaat om een zaak met een financieel belang
van beneden de € 5.000, - dan wordt deze behandeld door de sector
Kanton van de rechtbank. 

Bij de sector Kanton is vertegenwoordiging door een advocaat niet
verplicht. Bij de sector Civiel worden zaken behandeld met een groter
financieel belang en is vertegenwoordiging wel verplicht. Meestal moet
de verliezende partij de proceskosten betalen. Proceskosten bestaan
bijvoorbeeld uit de dagvaardingskosten, het griffierecht, de kosten van
getuigen en een deel van de kosten voor de advocaat of de gemachtigde.
Op voorhand is niet aan te geven hoe lang een civiele procedure duurt.
Dit hangt af van de werkvoorraad van de rechtbank, de complexiteit van
de zaak en het verloop van de procedure. 

Naast de hiervoor genoemde algemene mogelijkheden in het straf- en
civielrecht, kan de direct benadeelde mogelijk in aanmerking komen voor
bemiddeling door de Politie of het Openbaar Ministerie. 

Een uitwerking van de straf- en civielrechtelijke mogelijkheden om
schade te verhalen is opgenomen in bijlage IV. 

3.3	Verhaalbare schadeposten werkgevers en werknemers

Natuurlijke personen kunnen de volgende schadeposten verhalen op de
aansprakelijke partij (dit kan een dader zijn):

Medische (herstel)kosten, voor zover niet vergoed door zorgverzekeraar;

Verlies van arbeidsvermogen;

Verlies van zelfwerkzaamheid;

Kosten van huishoudelijke hulp;

Kosten van rechtshulp (buitengerechtelijk)

Overige kosten met een directe relatie tot de schadeveroorzakende
gebeurtenis;

Smartengeld.

Rechtspersonen kunnen de volgende schadeposten verhalen op de
aansprakelijke partij (dit kan een dader zijn):

Doorbetaald nettoloon aan de getroffen werknemer(s) ;

Re-integratiekosten;

Medische kosten die door de werkgever aan de werknemer zijn vergoed.

De te verhalen schadeposten zijn gelijk voor zowel het civielrecht, als
voor de civiele vordering die in het strafproces wordt gevoegd. 

3.4	De praktijk van het verhalen van schade door werkgevers.

Onderstaande tabel geeft weer op welke onderdelen werkgevers, die in het
onderhavige onderzoek zijn betrokken, actie hebben ondernomen met
betrekking tot het verhalen van schade op daders. 

Tabel 1: praktijk van het verhalen van schade

Werkgever 	1. Beleid	2. Aandacht voor verhaal	3. Effectuering	4.
Registratie succes van verhaal

Ambulancedienst Zwolle	Niet bekend	Nee	Nee	Nee

Brandweer A’dam-Amstelland	Nee	Nee	Nee	Nee

UWV / CWI 	Ja	Ja	Ja	Nee

Koninklijke Marechaussee	Nee	Nee	Ja 	Nee

NS Reizigers	Ja	Ja	Ja	Nee

Politie	Ja	Ja	Per korps verschillend	?

ROC Midden Nederland	Beperkt	Nee	Beperkt	Nee

Sociale Diensten (DIVOSA)	Ja	Beperkt	Per dienst verschillend	Nee 

Stichting Marga Klompé	Nee	Nee	Nee	Nee



Verklaring van de in de tabel gehanteerde begrippen:

Beleid agressie & geweld: heeft de werkgever een beleid geformuleerd hoe
om te gaan met agressie en geweld?

Aandacht voor verhaal: wordt binnen dit beleid aandacht besteed aan het
verhaal van de ontstane schade op de dader, dat verder gaat dan de
enkele vermelding dat verhaal plaats moet vinden?

Effectuering: stelt de werkgever de middelen beschikbaar om verhaal op
de dader te effectueren (expertise, financiële middelen en capaciteit)?

Registratie van succes van verhaal: wordt het resultaat van het verhalen
van de ontstane schade op de dader, geregistreerd?

Beleid agressie & geweld 

Een beperkt aantal organisaties heeft beleid geformuleerd op het gebied
van agressie en geweld. Kleine organisaties (Stichting Marga Klompé,
Koninklijke Marechaussee) hebben daarbij veelal geen beleid opgesteld op
het gebied van het verhalen van schade. De reden hiervoor ligt vooral in
het feit dat incidenten waarbij sprake is van agressie of geweld, met
schade tot gevolg, zelden of nooit voorkomen. Deze organisaties richten
zich meer op preventie en de wijze waarop werknemers ten tijde van een
incident het beste kunnen handelen. 

Bij grotere organisaties zoals de NS, het UWV, de Sociale Dienst en de
Politie ligt dit anders. Beleid is hier veelal vastgelegd in de vorm van
een protocol of handleiding. In dit beleid is terug te vinden wat het
standpunt van de organisatie is, wat er wordt verstaan onder agressie en
geweld en daaruit voortvloeiende schade, welke procedure wordt gevolgd
na het incident en hoe de nazorg wordt ingevuld. Het verhalen van schade
kan hier onderdeel van uitmaken.

Uit het onderzoek blijkt dat vooral gemeenten actief zijn met het
formuleren en effectueren van beleid met betrekking tot het verhalen van
schade op daders. De gemeenten Rotterdam, Zwolle, Achtkarspelen, en
Noordenveld hebben concrete beleidsdocumenten. Het A+O-fonds Gemeenten
heeft een aantal handreikingen voor gemeenten gedaan om beleid rondom
agressie en geweld op te stellen. Het beleid van gemeenten ligt veelal
in lijn met deze handreikingen. Ook de Brandweer Amsterdam-Amstelland
refereerde aan deze documenten die zij als leidraad hanteert. 

Aandacht voor verhaal

De Politie heeft een beleid geformuleerd waarbinnen het verhaal op de
dader een prominente plek inneemt. Binnen de politieorganisatie is het
Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) van toepassing op schade
die politiemensen lijdt in de uitoefening van hun functie. Op grond van
dat besluit wordt de medewerker schadeloos gesteld en wordt geprobeerd
de schade integraal op de dader te verhalen. Het besluit geeft duidelijk
aan welke schadeposten verhaald kunnen worden en is helder in de te
volgen stappen om de opgelopen schade van zowel de werknemer als de
organisatie zelf te verhalen. 

Ook de NS hanteert een dergelijk beleid. Zij beschrijft welke procedures
gevolgd worden na een incident en op welke wijze verhaal op de dader
plaatsvindt. 

Effectuering

Om het verhaal op de dader te effectueren is vooral capaciteit en
expertise nodig. De middelen die zijn aangetroffen zijn de volgende:

Juridische expertise op het gebied van het verhalen van schade binnen
een bedrijfsonderdeel (afdeling);

Juridische expertise op het gebied van het verhalen van schade op
centraal organisatieniveau;

De structurele beschikbaarheid van externe expertise op het gebied van
het verhalen van schade.

Interne expertise is meestal centraal georganiseerd bij de afdeling
Juridische zaken, of op afdelingsniveau. Een voorbeeld hiervan is de
beschikbaarheid van een schadefunctionaris. In het geval van de Politie
wordt het verhalen van schadeposten bij een aantal korpsen
gecoördineerd door een schade-intercedent, die als case-manager
optreedt. Deze begeleidt het traject en ziet toe op het resultaat.

Voorbeeld

Binnen de politieorganisatie wordt er op beperkte schaal gebruik gemaakt
van het zogenaamde ‘blauwe incassotraject’. Dat houdt in dat de
wijkagent, op verzoek van de schade-intercedent bij de dader op bezoek
gaat om na te gaan of en wanneer de schade betaald zal worden. Hiermee
beschikt de Politie over een extra middel om de dader tot betaling te
manen.

    

In de praktijk is echter gebleken dat de uitvoering verschilt per korps.
Doordat de activiteiten decentraal worden uitgevoerd, bestaat de
mogelijkheid dat de diverse organisatie-eenheden verschillend handelen. 

Binnen de politieorganisatie zijn de verhaalsactiviteiten op korpsniveau
georganiseerd. Een aantal korpsen hanteert het uitgangspunt dat schade
altijd maximaal op daders van agressie en geweld wordt verhaald. Andere
korpsen kijken hier meer pragmatisch tegenaan. Daar wordt bijvoorbeeld
uitsluitend schade verhaald als men het gevoel heeft dat vergoeding van
de schade door de dader op korte termijn haalbaar is. Is dat
vermoedelijk niet het geval, dan wordt er in verhaal geen energie
gestoken. 

Andere organisaties hebben op centraal organisatieniveau een juridische
afdeling waar het afhandelen van de schade plaatsvindt. Het UWV/CWI is
bij uitstek een goed voorbeeld hiervan. Zij hebben een juridische
afdeling van grote omvang waar eigen experts schadedossiers afhandelen. 

De inzet van externe expertise bestaat uit de inschakeling van een
letselschadebureau of een advocaat. De inzet van expertise concentreert
zich op het begeleiden van het verhalen van schade ten behoeve van de
getroffen werknemers bij het voegen in een strafzaak, het voeren van een
civiele procedure en/of het doorlopen van een incassoprocedure. Een
aantal overheidsorganen, waaronder het ministerie van Defensie, heeft
een structureel samenwerkingsverband met een gespecialiseerd
letselschadebureau. Dat bureau is in staat om in betrekkelijk korte tijd
een advies uit te brengen met betrekking tot de haalbaarheid van het
verhalen van schade op de dader. Daarnaast wordt de omvang van de schade
in kaart gebracht. Na akkoord van de opdrachtgever, wordt het
verhaalstraject door het bureau in werking gezet. De kosten worden
zoveel mogelijk integraal verhaald op de dader. 

Bij organisaties die niet de beschikking hebben over een
schadefunctionaris of een afdeling die zich bezighoudt met het verhalen
van schade, komt het schadedossier veelal terecht bij een
bedrijfsjurist, die zonodig advies vraagt aan de huisadvocaat. Uit de
interviews blijkt dat er vervolgens vaak een negatief advies wordt
afgegeven met betrekking tot de haalbaarheid van de claim, omdat de
kosten van het verhaalstraject hoger zijn dan de vermoedelijke
opbrengst. Het schadedossier wordt dan gesloten. Het belang van het
afgeven van een signaal dat agressie en geweld tegen uitvoerders van de
publieke taak niet wordt getolereerd en dat de veroorzaakte schade door
de dader betaald dient te worden, speelt in dit geval geen rol in de
overweging.

Resultaten inzichtelijk

De resultaten die werkgevers boeken met het verhalen van schade op
daders hangen nauw samen met de mate van beleidsvorming en het
daadwerkelijk effectueren van het verhaal op de dader. De organisaties
die dit hebben ingevuld, geven aan resultaten te boeken, al ontbreekt
het aan cijfermateriaal om deze beweringen te staven. Er kan dan ook
onvoldoende inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze de werkgevers met
een publieke taak succesvol schade verhalen op daders. 

3.5	Juridische dienstverlening bij verhaal

De diensten van externe juridische specialisten op het gebied van het
verhalen van schade zijn de volgende:

Voorlichting en advisering van de benadeelde(n) over het
verhaalstraject;

Vaststellen van de schade-omvang;

Het behartigen van de belangen van de cliënt in en buiten rechte;

Het in werking stellen en begeleiden van de benodigde juridische
maatregelen.

De deskundige rechtshulpverlening op het gebied van het verhalen van
schade bestaat uit de volgende beroepsgroepen:

Juridische afdelingen van organisaties;

De advocatuur;

De expertisebranche;

Het verzekeringsbedrijf (rechtsbijstandverzekeraars).

Juridische afdelingen van organisaties

Binnen het veld van organisaties met een publieke taak zijn diverse
organisaties die de beschikking hebben over een interne juridische
afdeling. Voorbeelden hiervan zijn de NS en het UWV. De Koninklijke
Marechaussee kan gebruik maken van de afdeling Claims van de Landmacht,
waaronder de organisatie hiërarchisch ressorteert. Bij de Politie is de
aanpak per korps verschillend. Zo heeft een aantal korpsen, waaronder
het korps Hollands-Midden, schade-intercedenten in dienst, die deskundig
zijn op het gebied van het verhalen van schade. De genoemde organisaties
hebben de benodigde juridische kennis in huis of binnen bereik, waarbij
de taken van de afdelingen en medewerkers per organisatie kunnen
verschillen. Kleinere organisaties dienen zich voor juridische bijstand
te wenden tot externe deskundigen, zoals een advocaat.

De advocatuur

In Nederland zijn ongeveer 300 gespecialiseerde letselschadeadvocaten
actief. 

Zij zijn doorgaans lid van de Vereniging van Letselschadeadvocaten
(LSA). Een gekwalificeerde letselschadeadvocaat heeft, bovenop de
reguliere opleidingseisen voor advocaten, een specialisatietraject
doorlopen. Een voordeel van het inschakelen van een advocaat is dat deze
mag procederen bij de rechtbank als het gaat om letselschadezaken boven
de € 5.000, -. Dit is het gevolg van de verplichte
procesvertegenwoordiging bij rechtszaken, uitgezonderd zaken die
aanhangig kunnen worden gemaakt bij de kantonrechter.

De expertisebranche

Benadeelden kunnen zich bij het verhalen van schade tevens laten
bijstaan door een externe (letsel)schade-expert. Experts hebben zich
gespecialiseerd in het vaststellen van de schadeomvang en het voeren van
onderhandelingen met de wederpartij. Erkende schade-experts zijn als
zodanig geregistreerd bij het Nederlands Instituut van Registerexperts
(NIVRE). Nederland telt ongeveer 250 erkende letselschade-experts. 

Het verzekeringsbedrijf

Voor rechtshulp kunnen benadeelden, zowel werknemers als werkgevers,
terecht bij een rechtsbijstandverzekeraar als daarvoor de juiste
verzekering is afgesloten. 

De rechtsbijstandverzekeraar regelt de schade doorgaans zelf. In een
aantal gevallen wordt de zaak uitbesteed aan een gespecialiseerde
advocaat of expert. 

Samenwerkingsverbanden in de branche

In de rechtshulpverlening zijn weinig operationele
samenwerkingsverbanden aangetroffen. In de advocatuur is er sprake van
samenwerking op het gebied van opleiding en kennisuitwisseling op
brancheniveau, via de Vereniging voor Letselschadeadvocaten (LSA), de
Vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) en
de Werkgroep Artsen en Advocaten (WAA). Daarnaast bestaan er regionale
samenwerkingsverbanden, zoals de Amsterdamse Letselschade Advocaten
(AMLA). Deze samenwerking is voornamelijk gericht op kennisuitwisseling
en gezamenlijke marktbewerking. 

In de expertisebranche vindt er op brancheniveau samenwerking plaats op
het gebied van opleiding en kennisdeling via het Nederlands Instituut
van Registerexperts (NIVRE), het Nederlands Instituut van
Schaderegelaars (NIS) en het Platform Experts Personenschade (PEP). Een
operationeel samenwerkingsverband is de vereniging Nationale
Letselschade Experts (NLE), waarbij tien letselschadebureaus zijn
aangesloten. Deze vereniging richt zich op de kwaliteit van
dienstverlening, de algemene ontwikkelingen in de letselschademarkt en
gezamenlijke marktbewerking. 

Rechtsbijstandverzekeraars werken op operationeel niveau niet samen. Er
vindt wel structureel overleg plaats via de sector Rechtsbijstand van
het Verbond van Verzekeraars. 

Een beperkte vorm van operationele samenwerking vindt plaats in de vorm
van een recent opgericht kwaliteitskeurmerk voor letselschadeadvocaten
en letselschade-experts, het Keurmerk Letselschade. Het Keurmerk
Letselschade houdt zich bezig met het opstellen en handhaven van
kwaliteitsnormen. Het doel is om de kwaliteit van rechtshulpverlening
ten behoeve van letselschadeslachtoffers te verhogen en te waarborgen.
Het Keurmerk Letselschade kent momenteel achtenzeventig keurmerkhouders,
bestaande uit zowel advocatenkantoren als expertisebureaus. 

3.6	Incassodienstverlening bij verhaal

De incassomarkt

De incassomarkt bestaat uit incassobureaus, deurwaarderskantoren,
combinaties van beide en overige juridische dienstverleners. De diensten
die worden verleend door incasso-organisaties lopen uiteen van
incassoadvies tot uitvoerende diensten zoals minnelijke incasso,
gerechtelijke incasso en deurwaardersdiensten (executie). 

Sinds 1989 bestaat de Nederlandse Vereniging van Incasso Ondernemingen
(NVI), een brancheorganisatie die streeft naar verdere
professionalisering van de incassodienstverlening en het bevorderen van
het imago van de beroepsgroep. 

De NVI heeft in de afgelopen jaren twee kwaliteitsverbeterende
initiatieven genomen, namelijk het opstellen van de Gedragscode
NVI-leden en de oprichting van het Incasso Keurmerk. Het keurmerk telt
momenteel zevenentwintig leden en één aspirant-lid. Met het Incasso
Keurmerk wil de NVI de overheid, opdrachtgevers, bedrijven en
consumenten het vertrouwen en de zekerheid geven dat de
incassoactiviteiten van ondernemingen met het Incasso Keurmerk correct,
betrouwbaar en zorgvuldig worden uitgevoerd.

Het incassotraject

Het incassotraject bestaat uit de volgende fasen:

Buitengerechtelijke fase:

Aanleveren van gegevens aan incasseerder;

Eventueel het vaststellen van een incassoprofiel;

Sommatie;

Herhaalde sommatie na een bepaalde termijn.

Gerechtelijke fase:

Dagvaarding van de schuldenaar;

Rechtszitting;

Vonnis: verstekvonnis of een vonnis op tegenspraak.

Executiefase:

Vonnis wordt betekend;

Verhaalsobjecten worden geïnventariseerd;

Het verhaal wordt ten uitvoer gebracht (executoriaal beslag).

Een uitgebreide uitleg van en toelichting op het incassotraject en de
kosten die daarmee gepaard gaan, is opgenomen in bijlage V.

Beslag leggen op loon of uitkering

De meest bekende en effectieve incassomaatregel is het beslag. Het meest
voorkomende beslag is een beslag op inkomsten, een zogenaamd   HYPERLINK
"http://nl.wikipedia.org/wiki/Loonbeslag" \o "Loonbeslag"  loonbeslag . 

Niet het hele loon is vatbaar voor beslag. Er geldt steeds een wettelijk
vastgesteld   HYPERLINK "http://nl.wikipedia.org/wiki/Beslagvrije_voet"
\o "Beslagvrije voet"  vrij te laten deel  van het inkomen. Wanneer
loonbeslag ten uitvoer wordt gebracht, moet de werkgever maandelijks
alles wat boven de beslagvrije voet uit komt overmaken naar de
deurwaarder. Dit geldt ook voor extra inkomsten zoals vakantiegeld en
winstdelingsregelingen. 

Beslag op een uitkering van de dader is eveneens mogelijk, wederom met
inachtneming van de beslagvrije voet. De uitkerende instantie,
bijvoorbeeld het UWV of de gemeente, moet aan dit verzoek gehoor geven.
Echter, op doeluitkeringen mag geen beslag worden gelegd. Het gaat hier
om uitkeringen als kinderbijslag, bijzondere bijstand,
studiefinanciering en zorg- en huurtoeslag.

In alle gevallen van beslag op loon of uitkering dient er wel eerst een
veroordelend vonnis aan de schuldenaar betekend te zijn. Wanneer niet
wordt betaald, kan er pas tot beslaglegging worden overgegaan. De
werkgever of de uitkeringsinstantie dient aan het beslag mee te werken.
Het UWV is sinds kort  verplicht informatie over de werkgever van de
schuldenaar aan de deurwaarder te verstrekken, waardoor het makkelijker
wordt deze werkgever te achterhalen. 

Conservatoir beslag

Voordat een vonnis is uitgebracht in een lopende civiele procedure
waarin schadevergoeding wordt geëist, bestaat de mogelijkheid
conservatoir beslag te laten leggen, op inkomens- of
vermogensbestanddelen van de dader indien er gerede angst bestaat dat
deze anders worden weggesluisd of verduisterd. Hiervoor kan door middel
van een gemotiveerd verzoekschrift waarin de vordering wordt onderbouwd,
toestemming aan de rechter worden gevraagd, die daar een beslissing op
moet nemen. Het conservatoire beslag heeft tot gevolg dat deze
bestanddelen worden geblokkeerd en pas na een gewezen eindvonnis in de
gewone procedure echt aan de schuldeiser kunnen toevallen. Het leggen
van conservatoir beslag is ook mogelijk als er nog geen civiele
procedure is gestart. In dat geval moet het verzoekschrift door een
advocaat worden ingediend bij de president van de rechtbank. Minimaal
acht en maximaal veertien dagen na het leggen van het beslag dient dan
de gewone procedure van start te gaan.

In de onderstaande tabel wordt per inkomstenbron de mogelijkheid van
beslag en conservatoir beslag aangegeven.

Tabel 2: mogelijkheid van beslag en conservatoir beslag

Inkomstenbron

	Loon	Ja*

Uitkering (WWB, WIA, Wajong)	Ja*

Inkomsten uit zwart werk	Ja*

Managementvergoeding	Ja*

Inkomsten partner	Ja*

Vakantiegeld	Ja

13e maand	Ja

Teruggave inkomstenbelasting	Ja

Winstdeling	Ja

Bonus	Ja

Kinderbijslag	Nee**

Studiefinanciering	Nee**

Zorgtoeslag	Nee**

Huurtoeslag	Nee**

Bijzondere bijstand	Nee**

Spaargeld	Ja

Aandelen en overige activa	Ja

Roerende goederen	Ja

Onroerende goederen	Ja

* verminderd met de beslagvrije voet, 90% van de bijstandnorm (art. 475
Rv).

** beslag op doeluitkeringen is niet toegestaan.

Beslag kan alleen worden gelegd in een civiele procedure en niet bij
voeging van de civiele vordering in de strafzaak. Daarnaast worden de
formele voorwaarden en daarmee samenhangende kosten die het beslag met
zich brengt, als belemmerend ervaren bij het verhalen van schade op de
daders van agressie en geweld. Dat spreekt te meer bij relatief kleine
vorderingen.

De kosten van een incassotraject

Voor het daadwerkelijke financiële verhaal op de dader kan een
incassotraject worden gestart. De schuldeisende partij is gedurende het
incassotraject aanspreekbaar voor de te maken kosten. Deze kosten
kunnen, afhankelijk van de individuele kenmerken van de zaak, flink
oplopen. Wanneer de schuldenaar niet tot betaling overgaat, kan de
vordering aan de rechter worden voorgelegd. Na de uitspraak van de
rechter kan een deurwaarder overgaan tot executiemaatregelen. De meest
voorkomende executiemaatregelen zijn beslag op loon, uitkering, overige
vermogensbestanddelen of andere eigendommen. 

3.7	Conclusie

De huidige praktijk laat een zeer divers beeld zien van de wijze waarop
en de mate waarin organisaties met een publieke taak aandacht besteden
aan het verhalen van schade op daders van agressie en geweld. 

Een aantal grotere organisaties, zoals de NS en de Politie, heeft op
centraal niveau een beleid ontwikkeld waarin specifiek aandacht wordt
besteed aan het verhalen van schade op de dader. Bij de effectuering van
dit beleid zijn in de vorm van het reserveren en operationaliseren van
expertise en capaciteit grote verschillen geconstateerd. Ook wanneer er
(een centraal) beleid is, is de uitwerking ervan zeer divers. Zo is bij
de Politie het verhalen van schade op korpsniveau geregeld en blijkt
daar in de praktijk verschillend mee te worden omgegaan.

Over resultaten is nauwelijks iets bekend en gedane uitspraken hierover
kunnen niet met cijfers worden onderbouwd. Het registreren beperkt zich
meestal tot het aantal incidenten. Ten aanzien van het verhaal op de
dader, en het succes daarvan, zijn vooralsnog geen cijfers bekend. 

Wel blijkt uit de praktijk dat het hebben van beleid en/of het
reserveren van middelen (capaciteit en expertise om schade te verhalen
op de dader) een positieve uitwerking heeft op het daadwerkelijk
verhalen van de schade. Geconcludeerd kan worden dat het hebben van
beleid en/of de uitvoering daarvoor, bestemde middelen ertoe bijdragen
dat de organisatie zich op het verhalen van schade richt.

Die organisaties die nog geen beleid inzake het verhalen van schade op
daders van agressie en geweld hebben geformuleerd, of nog niet tot
effectuering daarvan zijn overgegaan, dragen de volgende redenen aan:

Waar zich geen incidenten met schade als gevolg van agressie en geweld
hebben voorgedaan, ontbreekt de aanleiding beleid te maken rond het
verhaal van schade op de daders;

Verhaal van schade op de dader is een kostbare zaak (door de lange
duur);

De organisatie beschikt niet over de benodigde expertise;

De juridische mogelijkheden op het gebied van het verhalen van schade
zijn niet bekend bij de werkgever en de werknemer (problemen rondom
voegen, drempels rondom het civiele proces, etc.). 

Dit ondersteunt de conclusie uit de voortgangsrapportage Veilige
Publieke Taak van juli 2008.

Hoofdstuk 4		Best-practices 

4.1	Inleiding

Uit het literatuuronderzoek en de interviews zijn verschillende
best-practices op deelterreinen van het verhalen van schade naar voren
gekomen. In dit hoofdstuk zijn deze weergegeven en toegelicht. 

De best-practices zijn ingedeeld in drie categorieën, te weten:

Beleidsvorming en draagvlak (§ 4.2);

Samenwerking en informatie-uitwisseling (§ 4.3);

Feitelijke uitvoering (§ 4.4).

De best-practices worden hieronder nader toegelicht, waarna in paragraaf
4.5 de conclusie wordt weergegeven.

4.2	Best-practices inzake beleidsvorming en draagvlak

Eenduidig standpunt bepalen

Het primaire uitgangspunt van het ministerie van BZK luidt: 

“Daders van schadeveroorzakende incidenten van agressie en geweld
tegen publieke taken dienen in beginsel altijd de volledige veroorzaakte
schade te vergoeden.” 

De afweging die hieraan ten grondslag ligt, is niet alleen een
financiële. Het gaat er hierbij vooral om signalen af te geven aan
daders en de maatschappij in haar geheel, dat agressie en geweld tegen
werknemers met een publieke taak nooit getolereerd worden. De dader in
zijn portemonnee raken door de schade op hem te verhalen, kan daartoe
een bijdrage leveren. 

Dit strategische beginsel wordt door een deel van de organisaties met
een publieke taak gedeeld. Deze organisaties streven er in de eerste
plaats naar de dader altijd te confronteren met verhaal van schade. Pas
op de tweede plaats staat het streven naar een maximaal
verhaalsrendement. Deze volgorde is van belang, want als het rendement
prioriteit geniet, zal het verhalen van schade bij minder kansrijke
zaken wellicht achterwege blijven. De aanwezigheid van een principieel
standpunt rondom het altijd verhalen van schade vormt dan ook een
belangrijke best-practice.

Voorbeeld

Een aantal gemeenten, waaronder Achtkarspelen, Noordenveld, Rotterdam en
Zwolle, is actief bezig met het opstellen van protocollen. Daarin is
aangegeven dat de schade altijd wordt verhaald op de dader van
schadeveroorzakende incidenten van agressie en geweld, ongeacht de
haalbaarheid van het verhaal. Dit gebeurt zowel om die schade
daadwerkelijk vergoed te krijgen, als om de dader te laten voelen dat de
daad niet wordt getolereerd.

Achtergrondinformatie

Recent bracht het Verbond van Verzekeraars via diverse media naar buiten
dat verzekeraars in de toekomst meer werk gaan maken van het verhalen
van schade op relschoppers en vandalen. Het Verbond is momenteel bezig
om de juridische mogelijkheden hiertoe in kaart te brengen.

Uniform beleid betreffende het verhalen van schade

Een heldere uniforme beleidslijn binnen een organisatie over het
verhalen van schade is een belangrijke succesbepalende factor. Duidelijk
beleid over het verhalen van schade is bovendien noodzakelijk voor een
consistente, duurzame uitvoering van de benodigde verhaalsactiviteiten.
Door duidelijk beleid ontstaat bestuurlijk draagvlak, wordt de aanpak
ingebed in de organisatie en de dagelijkse werkprocessen en is het
mogelijk om de gekozen aanpak te evalueren op consistentie, resultaat en
effectiviteit. 

Organisaties zoals de Politie en de NS hebben een beleid opgesteld en
ten uitvoer gebracht voor het verhaal van schade op de dader. Centraal
staat hierbij het uitgangspunt dat er altijd verhaal wordt gepleegd op
schadeveroorzakers. 

Bovendien is in beeld gebracht hoe dit beleid tot uitvoer wordt
gebracht. Hierdoor ontstaat duidelijkheid voor alle betrokkenen –
inclusief de dader – na een incident. In de praktijk is zichtbaar dat
de organisaties die helder beleid hebben geformuleerd en
geïmplementeerd betreffende het verhaal, meer succesvol schade verhalen
dan organisaties die dit niet of minder volledig geregeld hebben. In
plaats van best-practice kan hier ook worden gesproken over een basiseis
die aan een succesvol verhaal van schade ten grondslag ligt.

 

De kosten van het verhalen van schade opnemen in de begroting

Kiezen voor het structureel verhalen van schade op daders van agressie
en geweld heeft financiële consequenties. Als best-practice kwam naar
voren dat de kosten van verhaal vooraf werden gebudgetteerd. Wanneer
organisaties uit het publieke domein een lik-op-stuk beleid structureel
willen inzetten, dan zullen zij hiermee rekening moeten houden bij het
opstellen van de jaarlijkse begrotingen. De directe en indirecte kosten
van het verhalen van schade, bijvoorbeeld de kosten van het inhuren van
externe expertise, worden dan opgenomen in de organisatie- of
afdelingsbegroting.

4.3	Best-practices inzake samenwerking en informatie-uitwisseling

Samenwerken aan effectieve aanpak

Samenwerking met relevante bedrijven en organisaties kan goede
resultaten opleveren. In algemene zin loont het voor werknemers die met
het verhalen van schade te maken hebben om een uitgebreid netwerk te
onderhouden met vakgenoten en relevante stakeholders om hun
best-practices te delen. 



Voorbeelden

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven wisselt gegevens uit met het Centraal
Justitieel Incassobureau. Het doel hiervan is om het door het
Schadefonds Geweldsmisdrijven vergoede bedrag aan het slachtoffer en het
daadwerkelijk geïncasseerde bedrag door het Centraal Justitieel
Incassobureau te verrekenen. 

De organisaties UWV, CWI en sociale diensten werken samen bij de aanpak
van agressie en geweld. Zo is er sprake van uniform beleid op het gebied
van preventie en aanpak van agressie en geweld en een helder gezamenlijk
standpunt inzake het verhalen van schade. 

4.4	Best-practices inzake feitelijke uitvoering

Integrale aanpak van het verhalen van schade

Een aantal organisaties met een publieke taak, zoals de Politie en NS,
stelt de benadeelde werknemer in een vroeg stadium schadeloos, geheel of
gedeeltelijk, en neemt diens vordering door middel van een akte van
sessie over. De werkgever vordert vervolgens integraal de schade bij de
dader. Deze aanpak getuigt niet alleen van goed werkgeverschap, maar
zorgt er daarnaast voor dat de schade op een eenduidige en efficiënte
wijze kan worden verhaald. Dat is in het voordeel van werknemer en
werkgever. 

Voorbeeld

Politiemensen kunnen na een ongeval of geweldsincident als gevolg
waarvan er (letsel)schade is ontstaan een beroep doen op het Besluit
algemene rechtspositie Politie (Barp). In de regeling is bepaald dat
korpsen de schade van de werknemer dienen over te nemen in het kader van
goed werkgeverschap. De Politie verhaalt de totale schade vervolgens
integraal op de dader. Hierdoor lopen er geen claims naast elkaar, kan
er één verhaalsstrategie worden bepaald en wordt de schade volgens een
eenduidige aanpak verhaald. 

Projectmatige aanpak van het verhalen van schade

Wanneer de benadeelde of diens werkgever besluit om de schade te
verhalen, dan is het goed om een projectmatige aanpak te kiezen. Een
geïnterviewde rechtshulpverlener hanteert deze projectaanpak in de
praktijk. Het voordeel is dat de haalbaarheid van het traject en de
daarmee gepaard gaande kosten van rechtshulp geschat kunnen worden.
Hiermee wordt voorkomen dat de kosten van rechtshulp onnodig hoog
oplopen. Dat betekent dat het verhaalsproces in de vorm van een plan van
aanpak wordt opgesteld:

Vaststellen van de aard en de omvang van de schade;

Bepalen van het doel;

Bepalen van de strategie;

Opstellen van behandelplan;

Structureren van de organisatie, zowel intern als extern;

(doen) Uitvoeren van verhaalsactiviteiten;

Resultaat monitoren;

Bijsturen/plan van aanpak evalueren. 

Bepaal vooraf de juiste aanpak

Het resultaat van het verhaalstraject wordt positief beïnvloedt door
vooraf de juiste aanpak te kiezen, afgestemd op de specifieke kenmerken
van de dader en de vordering. Daarnaast kan er een efficiencyvoordeel
worden bereikt, omdat de juiste middelen worden ingezet en de daarmee
samenhangende kosten beheersbaar worden gehouden. 

Voorbeeld

Voordat incassomaatregelen getroffen worden is het wenselijk om de
financiële situatie van de dader zo compleet mogelijk in kaart te
hebben gebracht. Zo kunnen incassodienstverleners informatie leveren
over de betaalhistorie van de schuldenaar, op basis waarvan de juiste
incassomiddelen kunnen worden gekozen. 

(kennis van) Het toepassen van verhaalsmiddelen op maat

Om succesvol schade te kunnen verhalen op daders van agressie en geweld,
ook als deze minder draagkrachtig zijn, is het nodig om de
verhaalsactiviteiten af te stemmen op de relevante kenmerken van de
dader. Er komt dus maatwerk aan te pas, waarvoor specialistische kennis
van zaken nodig is. Als die kennis voor alle organisaties met een
publieke taak ter beschikking komt, dan zal het verhaalsrendement over
de gehele breedte toenemen.

Voorbeeld

Een incasso-organisatie gaf tijdens een interview aan dat de kans op
succesvol verhaal van schade enorm vergroot kan worden door het vooraf
vaststellen van een verhaalsprofiel van de dader. Een dergelijk profiel
geeft onder meer weer in hoeverre de dader aflossingsmiddelen heeft. Op
basis van het profiel kan de juiste verhaalsaanpak worden bepaald. Op
deze wijze kan er een behoorlijk verhaalsrendement worden behaald. 

Snelheid van het traject

Het is volgens de geïnterviewden van belang om het verhaalsproces
voortvarend te doorlopen en niet langer te wachten dan strikt
noodzakelijk bij het zetten van een volgende stap. Dan merkt de dader
gedurende iedere stap nadrukkelijk dat er aan zijn zaak gewerkt wordt en
dat de financiële consequenties van zijn daden niet geruisloos op
zullen lossen. Om de vaart in het traject te houden is het goed de
voortgang in de procedure te bewaken, telkens direct actie te ondernemen
en bijvoorbeeld rappèltermijnen te agenderen. Verder geldt hier de
stelregel: hoe langer een incassotraject duurt, des te duurder dat wordt
en des te kleiner de kans dat de vordering, die alsmaar hoger wordt,
volledig zal worden betaald. Daarbij vermindert de straffende werking
van een lik-op-stuk reactie bij een langdurig traject.

Spoedig conservatoir beslag leggen 

Volgens een geïnterviewde rechtshulpverlener is het middel conservatoir
beslag van belang om vermogensbestanddelen zeker te stellen, vooral als
er een gegronde vrees bestaat dat het vermogen zonder het nemen van
maatregelen wordt weggesluisd of verduisterd. Deze vrees is volgens de
geïnterviewden in veel gevallen concreet aanwezig. Voor het welslagen
van het beslag is het van belang dat deze stap zo spoedig mogelijk wordt
gezet. Het conservatoire beslag kan aangevraagd worden zodra de
vordering goed onderbouwd kan worden. De snelheid van het proces is
hierbij uitermate belangrijk zoals in de vorige best-practice al is
aangegeven. 

Persoonlijk contact met de dader

Gedurende de diverse stappen in het incassotraject is het goed om het
niet bij schriftelijke sommaties te laten, maar om persoonlijk contact
met de dader te zoeken. Dit gebeurt zowel telefonisch als, indien
noodzakelijk, via huisbezoek. Het is de ervaring van
incasso-organisaties dat wanneer zij persoonlijk contact leggen met de
dader, dit precies die prikkel kan geven om wel te betalen of om een
betalingsregeling te willen treffen.

Monitoren van de dader als er niet direct schade kan worden verhaald 

Als uit onderzoek blijkt dat er onvoldoende verhaalsmogelijkheden zijn
om direct tot een incassotraject over te gaan – of een incassotraject
voort te zetten – dan is het in bepaalde gevallen aan te raden het
dossier niet te sluiten, maar de dader te blijven volgen. Met name als
de dader relatief jong is, kan het voorkomen dat na verloop van tijd
zijn inkomenspatroon verbetert. Dan ontstaan er alsnog
verhaalsmogelijkheden. 

Meer kans bij groepsaansprakelijkheid

Een groepslid is aansprakelijk wanneer hij zodanig bij het veroorzaken
van de schade is betrokken, dat hij tegenover het slachtoffer
onrechtmatig heeft gehandeld door zich met de groep in te laten. De
verzekeringsbranche geeft in dit kader aan dat, het voor het verhaal van
de schade dan niet van belang is wie de feitelijke dader is, maar dat
gekeken wordt naar de meest draagkrachtige van de groep. Hij wordt dan
voor de volledige schade aangesproken. Een strafrechtelijke veroordeling
van de betrokkene is hiervoor niet vereist. Wel kan een veroordeling
bijdragen aan het bewijs van betrokkenheid, wat de bewijspositie van de
eisende partij versterkt.

Voorbeeld

De rechtbank Amsterdam heeft recentelijk vier mannen veroordeeld die,
deel uitmakend van een grote groep raddraaiers, vernielingen toebrachten
aan een ME-bus. Elk lid van de groep is hoofdelijk aansprakelijk voor de
gehele schade, ook al is niet duidelijk geworden welk lid van de groep
de gevorderde schade exact heeft toegebracht. Daardoor kan een (klein)
deel van de groep worden aangesproken om de volledige schade te
vergoeden. Eventueel kunnen de veroordeelde groepsleden de overige
groepsleden aanspreken om zodoende de schadevergoedings-verplichtingen
evenredig te verdelen.

 

4.5	Conclusie

Uit de gevonden best-practices komt naar voren dat succes bij het
verhalen van schade op de veroorzakers, begint met een duidelijk
omschreven beleid. De organisaties die prioriteit geven aan het verhalen
van schade zijn daarnaast in de praktijk meer succesvol. Op basis van
die constateringen kan gesteld worden dat beleidsvorming en prioritering
bij de uitvoering van het verhalen van schade succesbepalende factoren
zijn. 

Bij de uitvoering van het verhaal vormen samenwerking, maatwerk en een
projectmatige aanpak eveneens succesfactoren. Niet alleen is het kiezen
van de juiste aanpak van belang, maar ook de snelheid van het doorlopen
van de diverse stappen in bijvoorbeeld een incassotraject. De dader
merkt dan ook dat de zaak niet geruisloos oplost. Zelfs wanneer de dader
verminderd draagkrachtig is, is dat geen aanleiding het verhaal
achterwege te laten. 

De incassobranche geeft aan dat met de juiste aanpak op het juiste
moment goede resultaten worden geboekt. Dat kan ook betekenen dat een
dader wordt gemonitord, waardoor de vordering alsnog kan worden geïnd
als de dader later in een betere vermogenspositie verkeert. In het geval
van groepsaansprakelijkheid kan de vordering bij de meest draagkrachtige
van de groepsleden worden geïncasseerd. 

Een krachtige, aan voorwaarden verbonden voorziening is het leggen van
een conservatoir beslag om te voorkomen dat vermogensbestanddelen
verdwijnen voordat een civiele zaak is afgehandeld, of zelfs maar is
gestart. Hiervoor is  verlof  van de rechter nodig. Indien er nog geen
procedure loopt, dient deze minimaal na acht en maximaal na veertien
dagen vanaf het leggen van het beslag van start te gaan. Een nadeel is
wel dat de formele weg langs de rechter en de daarmee gepaard gaande
kosten (advocaat, procedure) een zeker risico inhouden wanneer de
vordering wordt afgewezen, of de dader een toegewezen vordering niet kan
betalen.

Hoofdstuk 5		Knelpunten

5.1	Inleiding

Uit het literatuuronderzoek en de interviews zijn verschillende
knelpunten op diverse deelterreinen naar voren gekomen. In dit hoofdstuk
zijn deze weergegeven en toegelicht. De knelpunten zijn genummerd, zodat
in hoofdstuk 6 kan worden verduidelijkt welke maatregelen bijdragen aan
het oplossen van de knelpunten.

De knelpunten zijn ingedeeld in vier categorieën, te weten:

Financieel-economisch (5.2);

Beleid en strategie (5.3);

Informatie en registratie (5.4);

Overige knelpunten (5.5).

	Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie (5.6).

	

5.2	Financieel-economisch

1. Kale kippen

Eén van de meest gehoorde opmerkingen gedurende deze verkenning is:
“van kale kippen kun je niet plukken”. Iedere professional die te
maken heeft met het verhaal van schade op daders van agressie en geweld
weet dat hij te maken heeft met een moeilijke doelgroep en dat een
verhaalstraject moeizaam kan verlopen. Niet zelden zijn de daders minder
draagkrachtig, door geringe inkomsten en/of een schuldensituatie.
Anderzijds is het vaak ook een kwestie van beeldvorming; ook
draagkrachtigen kunnen overgaan tot agressie en geweld. 

2. Belemmerende beeldvorming

Veel personen die in het kader van deze verkenning zijn geïnterviewd,
benoemen het beeld dat de financiële draagkracht van daders van
agressie en geweld veelal slecht is. De Politie, maar ook de
geïnterviewde rechtshulpverleners gaven aan dat het verhalen van schade
om die reden zelfs zinloos en onverstandig is. 

Voor deze beeldvorming, die belemmerend is voor het streven naar
maximaal verhaal op daders van agressie en geweld, dragen
geïnterviewden op basis van ervaringen of vooronderstellingen een
aantal argumenten aan:

De dader heeft vaak geen vast inkomen of vermogensbestanddelen waarop
beslag kan worden gelegd;

De dader heeft vaak schulden;

De dader heeft vaak geen vaste woon- of verblijfsplaats;

De dader leeft vaak op of onder het bestaansminimum;

Het ondernemen van juridische stappen in het kader van het verhalen van
schade brengt vaak forse kosten met zich mee;

Door de schade te verhalen neemt in dit geval de schade vaak alleen maar
toe.

Voorbeeld

Geïnterviewden van de Politie gaven aan dat ongeveer 80 tot 90% van de
daders van agressie en geweld tegen politiemensen uit een ongunstig
sociaal milieu komt en een zeer laag inkomen heeft. Veelal is er
bovendien sprake van een ernstige schuldensituatie. Wanneer de daders
uitkeringsgerechtigd zijn, is het meestal niet toegestaan om beslag te
leggen op (een deel van) de uitkering, omdat de dader dan onder het
bestaansminimum geraakt. In sommige gevallen wordt er wel een klein deel
van de uitkering ingehouden, maar de opbrengsten daarvan zijn zo gering
in verhouding tot de vordering, dat de kosten van een dergelijk traject
hoger zijn dan dat het opbrengt. Een incassotraject betekent in deze
situaties een flinke financiële investering. Die investering weegt in
veel gevallen niet op tegen de (eventuele) geringe schadevergoeding. In
de praktijk blijkt dit knelpunt zo zwaarwegend te zijn, dat er veelal
niet tot verhaal van de schade op de dader wordt overgegaan, aldus
geïnterviewden. 

3. Kosten-batenanalyse

In veel gevallen wegen de kosten van het verhaal niet op tegen de te
verwachte baten. Voor partijen die deze financiële benadering van
overwegend belang achten, kan dat een aanleiding zijn om te besluiten de
schade niet te verhalen. Werkgevers met een publieke taak zijn echter
niet alleen verantwoordelijk voor hun werknemers, maar ook voor -de
uitvoering van- de publieke taak. Een negatieve kosten-batenanalyse is
dan geen reden om van verhaal af te zien, zo stellen ook partijen die
het morele aspect van overwegend belang achten. Uit de interviews blijkt
dat diverse organisaties met een publieke taak vanwege een negatieve
kosten-batenanalyse het verhaal op de dader niet nastreven. 

4. Verhaalbare schadeposten van de werkgever zijn beperkt

De schade die een rechtspersoon ( in casu de werkgever) kan verhalen is
beperkt tot de volgende componenten:

Doorbetaald nettoloon aan de getroffen werknemer(s);

Reïntegratiekosten (kosten arbodienst, aanpassingen werkplek,
reactiverende trainingen, etc.);

Medische kosten die door de werkgever aan de werknemer zijn vergoed.

Schadeposten die niet verhaald kunnen worden en dus voor eigen rekening
blijven, zijn:

Ingehouden loonbelasting;

Afgedragen sociale premies;

Loonkosten vervangend personeel;

Kosten van rechtsbijstand buiten rechte.

Rechtshulpverleners geven ook aan dat de mogelijkheden tot het verhalen
van schadeposten voor de werkgever beperkt zijn. Kosten van rechtshulp
kunnen, zoals hiervoor al aangegeven, door de werkgever niet verhaald
worden. Wanneer een organisatie geen eigen expertise heeft (bijvoorbeeld
een juridische afdeling), dient de organisatie deze extern in te huren.
Dit vormt echter wederom een belemmering op financieel vlak. 

5.3	Beleid en strategie

5. Tekort aan kennis en knowhow

Voornamelijk kleinere organisaties hebben een tekort aan kennis en
inzicht over de mogelijkheden om schade te verhalen. Het ontbreekt hen
aan onafhankelijke en laagdrempelige bronnen van waaruit zij deze kennis
kunnen putten. In de interviews gaf een aantal personen aan dat het hen
ontbreekt aan inzicht in effectieve instrumenten om succesvol schade te
kunnen verhalen. 

6. Goed werkgeverschap is contraproductief

In het kader van goed werkgeverschap stelt de werkgever de werknemer
vaak schadeloos en neemt de claim geheel of gedeeltelijk van de
werknemer over door middel van een akte van sessie. De werknemer kan
zich dan niet voor deze schadeposten in het strafproces voegen.  De
werkgever kan zich evenmin met deze vordering voegen daar men zich
alleen (na aangifte) kan voegen voor rechtstreeks geleden schade. De
werkgever is bij het verhalen dan aangewezen op het langdurige en
kostbare civiele traject.

7. Verhalen van schade heeft niet altijd prioriteit

Een aantal werkgevers gaf aan dat het verhalen van schade op daders van
agressie en geweld geen prioriteit heeft. Het verhalen van schade is dan
ook zeker geen vanzelfsprekendheid. De aandacht gaat vaak primair uit
naar de emotionele opvang van de werknemers die bij het geweld betrokken
waren en naar een analyse van hoe het incident mogelijk voorkomen had
kunnen worden. Het besef dat het verhalen van schade juist escalatie kan
voorkomen en kan bijdragen tot preventie van agressie en geweld is nog
onvoldoende aanwezig.

8. Het verhalen van schade is op beleidsniveau niet geregeld

Werkgevers geven aan wel op beleidsmatig niveau actief te zijn op
thema’s als de aanpak en preventie van agressie en geweld, maar nog
onvoldoende gericht zijn op het verhalen van schade. Het feit dat
organisaties in de eerste plaats stilstaan bij het welzijn van het
personeel is begrijpelijk. Dat het consequent verhalen van schade daar
nog geen deel van uitmaakt, niet. Dit draagt immers ook bij aan het
welzijn van medewerkers. 

De afwezigheid van centraal vastgesteld beleid ten aanzien van het
verhalen van de schade is echter een belangrijk knelpunt. Daarnaast komt
het voor dat het vastgestelde beleid onvoldoende is doorgedrongen tot de
werkvloer. 

Voorbeeld

De organisaties UWV, CWI en sociale diensten hebben een gezamenlijk
beleid opgesteld omtrent de preventie en aanpak van agressie en geweld.
In dat beleid is opgenomen dat schade altijd verhaald wordt op de dader,
zelfs als de dader de schade niet kan betalen. In de praktijk blijkt
echter dat het verhalen van schade op de dader geen vanzelfsprekendheid
is. In de besluitvorming wegen argumenten van praktische aard dan soms
zwaarder dan het geformuleerde beleid.

9. Kleinere organisaties zijn minder goed geëquipeerd

Kleinere organisaties met een publieke taak, zoals ambulancediensten,
kleinere onderwijsinstellingen en thuiszorginstanties, zijn in
vergelijking met grote organisaties zoals de NS, het UWV en de Politie
minder goed geëquipeerd om adequaat vorm te geven aan het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld. 

De afwezigheid van een interne juridische afdeling, een
portefeuillehouder op organisatieniveau en/of de afwezigheid van
specifiek beleid op het gebied van het verhalen van schade, is er veelal
debet aan dat het instrumentarium en het zicht op effectieve methodieken
om goede resultaten te kunnen boeken, ontbreken.

Door de kleinere organisaties die in het kader van dit onderzoek zijn
geïnterviewd, wordt dit echter niet direct als een belemmering gevoeld.
De reden daarvan is, dat gevallen van agressie en geweld met schade tot
gevolg binnen die organisaties zelden voorkomen. Het verhalen van schade
is hier dan ook geen onderwerp met hoge prioriteit. In voorkomende
gevallen is men aangewezen op externe kennis en kunde.

5.4	Informatie en registratie

10. Gebrekkige registratie van incidenten

Bij een aantal organisaties is weinig tot niets bekend over het aantal
incidenten van agressie en geweld tegen de eigen werknemers. Dit gebrek
aan kennis komt voort uit het feit dat incidenten niet, of niet
centraal, worden geregistreerd. Ondanks het feit dat een goede
registratie van incidenten van groot belang is voor het verkrijgen van
inzicht in de aard en omvang van de problemen en het meten van de
effectiviteit van de gekozen aanpak, houdt een beperkt aantal
organisaties een centrale registratie bij. 

11. Het verzamelen van informatie over verhaalskansen kan de privacy
schenden

De bescherming van de privacy van de dader staat uitwisseling van
gegevens tussen organisaties met een publieke taak aan de ene kant en
bijvoorbeeld de Politie, de Belastingdienst, uitkerende instanties en
gemeenten aan de andere kant, in de weg. Het succesvol verhalen van
schade op de dader zou door uitwisseling van relevante gegevens echter
een enorme stimulans kunnen krijgen. Op dit moment is het op grond van
diverse wettelijke regelingen niet mogelijk om ten behoeve van het
verhalen van schade gegevens op te vragen bij de genoemde instanties.
Een uitzondering vormt de plicht van het UWV de deurwaarder te
informeren over de werkgever van de dader, zoals in § 3.6 is
beschreven.

5.5	Overige knelpunten

12. Verhouding tot de dader

Sommige werkgevers in het publieke domein hebben te maken met een
voortdurende (klant-)relatie met een dader van agressie en geweld. De
aard van deze klantrelaties zorgt mogelijk voor een andere benadering
van de vraag of de schade die de werknemer en de organisatie als gevolg
van agressie en geweld oploopt, maximaal verhaald dient te worden. Uit
de interviews (UWV, CWI) blijkt dat wanneer een organisatie in de
toekomst met de dader verder moet, zij minder snel geneigd is een hard
lik-op-stuk beleid uit te voeren. Door de angst dat de agressie door het
verhalen van schade zal voortduren of zelfs zal verergeren, ziet men dan
dikwijls van verhaal af. Juist in deze situaties is het van belang dat
de werkgever vasthoudt aan haar beleid altijd de schade te verhalen op
de dader, zodat werknemers zich beschermd voelen en daders aanvoelen dat
zij een grens hebben overschreden.

13. Het verhalen van schade is voor werkgevers te belastend

Werkgevers ervaren het proces van verhalen van schade doorgaans als
kostbaar en tijdrovend. Die belasting is voor kleinere organisaties
knellender dan voor grotere organisaties. Een aantal geïnterviewde
rechtshulpverleners gaf aan dat kleinere organisaties minder snel tot
verhaal overgaan, juist omdat de kennis en de middelen die zij tot hun
beschikking hebben in mindere mate aanwezig is dan bij grotere
organisaties. 

14. Er dient gevoelige informatie te worden prijsgegeven

Eén geïnterviewde rechtshulpverlener geeft aan dat het moeten
opleveren van bedrijfsinformatie als beleidsrichtlijnen en
arbodocumenten als nadelig wordt ervaren, vooral door grotere
organisaties. Deze informatie moet op tafel komen om aan te tonen in
hoeverre de organisatie voor veilige omstandigheden voor hun werknemers
zorgt. De rechtshulpverlener gaf aan dat deze drempel door een aantal
werkgevers als dermate zwaar wordt ervaren dat zij afzien van verhaal op
de dader.

5.6	Conclusie

De in dit hoofdstuk beschreven knelpunten worden niet door alle
werkgevers in dezelfde mate ervaren. De belangrijkste knelpunten zijn
echter wel voor de meeste van toepassing. De ‘sense of urgency’
wordt vooral door de grotere werkgevers gevoeld.

Als grootste knelpunt geldt dat de kosten-batenanalyse vaak negatief
uitvalt. Enerzijds komt dit doordat de dader dikwijls verminderd
draagkrachtig is, anderzijds doordat de werkgever maar een beperkt
aantal schadeposten kan verhalen tegen vaak hoge kosten. Een verruiming
van de verhaalsmogelijkheden voor de werkgever zou deze balans positief
kunnen beïnvloeden. 

Een ander groot knelpunt wordt gevormd door de beperkte mogelijkheden
tot het uitwisselen van informatie over de dader tussen de
verhaalszoekende werkgever en officiële instanties als de Politie en de
Belastingdienst. Hierdoor wordt het opstellen van een verhaalsprofiel
bemoeilijkt, wat er weer toe bijdraagt dat van verhaal wordt afgezien.

Voorafgaand aan deze knelpunten geldt echter dat waar geen sprake is van
een uitgesproken en ingebed beleid ten aanzien van verhaal op daders van
agressie en geweld het veelal aan middelen en kennis ontbreekt om de
schade succesvol te verhalen. 

Hoofdstuk 6		Conclusies en maatregelen

6.1		Inleiding

De belangrijkste conclusies zijn gerangschikt naar de subdoelstellingen
zoals benoemd in de onderzoeksopzet. 

Subdoelstelling 7 waarin wordt gevraagd naar maatregelen die het
ministerie van BZK kan treffen om het verhaal van schade op de daders
van agressie en geweld te optimaliseren, wordt vervolgens specifiek
uitgelicht. 

6.2		Conclusies onderzoek

Het inzichtelijk maken van bestaande mogelijkheden van het verhalen van
schade op daders van agressie en geweld.

Het verkennen van de verhaalsactiviteiten die werkgevers met een
publieke taak ondernemen.

Er zijn verschillende mogelijkheden om schade te verhalen. Binnen de
reikwijdte van het onderzoek is gekeken naar mogelijkheden om schade op
een dader te verhalen waarbij de dader daadwerkelijk financieel wordt
aangesproken. Een veel toegepaste methode van verhaal is voegen in het
strafproces. In de praktijk is de kans van slagen van voegen relatief
groot voor de direct benadeelde. Wordt de claim echter complexer van
aard, dan is de benadeelde aangewezen op de civiele procedure. Uit
onderzoek komt voort dat er amper gebruik wordt gemaakt van civiele
procedures, hoofdzakelijk vanwege de hoge kosten door de verplichte
procesvertegenwoordiging (zie bijlage IV). 

De huidige praktijk laat een zeer divers beeld zien van de wijze waarop
en de mate waarin organisaties met een publieke taak aandacht besteden
aan het verhalen van schade op daders van agressie en geweld. Slechts
een beperkt aantal werkgevers pleegt structureel verhaal op de dader. De
grotere organisaties, zoals de Politie en de NS, hebben met regelmaat te
maken met incidenten. Zij leven consequent de visie na dat schade naar
aanleiding van agressie en geweld wordt verhaald op de dader. Dit
geschiedt via het voegen in het strafproces. Of in alle gevallen wordt
overgegaan tot verhaal op de dader valt te betwijfelen. Er zijn geen
cijfers bekend die dit kunnen onderbouwen.

Het verkennen van de best-practices waarvan werkgevers met een publieke
taak gebruik (kunnen) maken bij het verhalen van schade op daders van
agressie en geweld.

Zoals hiervoor aangegeven verhalen in de praktijk maar weinig
organisaties de schade op de dader. Het aantal best-practices is daarom
relatief laag. De belangrijkste best-practices concentreren zich op
beleidsvorming, effectuering van beleid en incassomogelijkheden. 

Organisaties die succesvol schade verhalen kenmerken zich door
beleidsvorming en het effectueren van dit beleid. De Politie, NS en
UWV/CWI hebben een standpunt ingenomen dat zij veelal consequent naleven
(met uitzondering van UWV/CWI; deze organisatie bepaalt op
incidentniveau welk vervolg zij toepast). Ook ontwikkelden deze
organisaties beleid waarin zij hun visie op verhaal van schade naar
aanleiding van agressie en geweld definieerden. Daarnaast vormt de
procesgang een belangrijk onderdeel van dit beleid. Naast een ontwikkeld
beleid beschikken de succesvolle organisaties over expertise en
capaciteit. Dit krijgt gestalte in de vorm van een interne juridische
afdeling (UWV/CWI), 

schade-intercedenten op decentraal niveau (Politie) en/of afspraken met
externe expertisebureaus (het ministerie van defensie onderhoudt
structurele afspraken met expertisebureaus). 

Andere best-practices liggen in de incassobranche. Er zijn diverse
methodieken ontdekt die de kans op het succesvol verhalen van schade op
de dader vergroten:

persoonlijk contact met de dader; 

het opstellen van een verhaalsprofiel; 

conservatoir beslag leggen; 

snelheid in het incassoproces brengen en behouden; 

het monitoren van de dader. 

De inzet van deze methodieken resulteert in de praktijk tot succesvol
verhaal van de schade op de dader. De methodiek ‘persoonlijk contact
met de dader’ past de Politie ook succesvol toe in het zogenoemde
‘blauwe incassotraject’. De incassobranche droeg de andere
methodieken aan. Werkgevers met een publieke taak lijken niet bekend te
zijn met deze mogelijkheden. Zoveel werd duidelijk tijdens de gehouden
interviews.

Het verkennen van de knelpunten waarop werkgevers met een publieke taak
(kunnen) stuiten bij het verhalen van schade op daders van agressie en
geweld. Hierbij eventuele verschillen in behoefte van kleine en grotere
organisaties met een publieke taak, zichtbaar maken

In hoofdstuk 5 bespreekt het rapport diverse knelpunten op
financieel-economisch vlak, beleid en strategie en informatie en
registratie. Zoals hierboven al geconcludeerd verhalen organisaties, die
geen beschikking hebben over beleid of middelen, geen schade op de
dader. Sommige organisaties, met name kleine organisaties, geven aan het
verhalen van schade niet te prioriteren. Zij richten zich op het welzijn
van de werknemer. Een ander knelpunt voor deze groep ligt in de
onbekendheid met de (juridische) mogelijkheden.

Het belangrijkste knelpunt is financieel-economisch van aard. Werkgevers
met een publieke taak en rechtshulpverleners geven aan dat daders veelal
‘kale kippen’ zijn, ofwel geen vermogen bezitten. De
kosten-batenanalyse speelt hierbij ook een belangrijke rol. Wanneer de
kans op het verhalen van schade laag wordt geschat (bijvoorbeeld omdat
daders minder draagkrachtig zijn) valt de kosten-batenanalyse al snel
negatief uit en wordt van verhaal afgezien. Dit speelt ook een rol bij
het al dan niet leggen van (conservatoir) beslag. Hier ontstaat frictie
met het uitgangspunt dat verhaal van schade op de dader altijd moet
worden nagestreefd.

Naast de belangrijke financieel-economische redenen ervaren organisaties
beperkingen in het opvragen van informatie rondom daders. Op dit moment
is het op grond van diverse regelgeving vrijwel niet mogelijk voor het
verhalen van schade gegevens op te vragen bij gemeenten, Politie,
uitkerende en andere instanties. Hierdoor is het lastig om gericht en
effectief informatie te verzamelen waarmee een adequaat plan van aanpak
kan worden opgesteld om de schade te verhalen.

Het in kaart brengen van eventuele samenwerkingsverbanden van
letselschadebureaus op het gebied van het verhalen van schade.

Het in kaart brengen van eventuele samenwerkingsverbanden van
incassobureaus op het gebied van het verhalen van schade.

Er zijn geen samenwerkingsverbanden aangetroffen tussen
letselschadebureaus of incassobureaus op het gebied van het verhalen van
schade. Ook brancheoverstijgend zijn geen samenwerkingsverbanden op dit
onderwerp ontdekt. 

Het aandragen van maatregelen die het ministerie van BZK kan treffen om
het verhaal van schade op de daders van agressie en geweld te
optimaliseren.

In 6.3 worden de te nemen maatregelen specifiek uitgelicht. 

Het in kaart brengen van de voor- en nadelen en juridische,
organisatorische en financiële haalbaarheid van de oprichting van een
letselschade- en incassofaciliteit ten behoeve van organisaties met een
publieke taak.

Het haalbaarheidsvraagstuk is in de bijlagen VI en VII verder
uitgewerkt.

6.3		Te nemen maatregelen

Welke maatregelen kan het ministerie van BZK treffen om het verhaal van
schade op daders van agressie en geweld te optimaliseren? De
voorgestelde maatregelen zijn verdeeld in vier categorieën, te weten: 

Onderzoek naar mogelijkheden binnen wet- en regelgeving;

Beleidsvorming en sturen op resultaat;

Faciliteren van de praktijk bij verhalen van schade.

Communicatie, informatie en voorlichting.

Aan de laatste categorie is een aantal suggesties toegevoegd voor de
verdere uitrol van het Programma Veilige Publieke Taak, zonder hieraan
het gewicht van een maatregel te willen geven.

Onderzoek naar mogelijkheden binnen wet- en regelgeving

Het is van belang na te gaan in hoeverre bestaande wet- en regelgeving
de visie om schade op daders te verhalen ondersteunt, dan wel belemmert.
Tijdens de verkenning zijn diverse belemmeringen in wet- en regelgeving
gesignaleerd, waaronder:

De bescherming van persoonsgegevens, waardoor beperkte uitwisseling
mogelijk is;

Beperkte mogelijkheden voor werkgevers om schadeposten te verhalen;

De stringente voorwaarden voor het leggen van conservatoir beslag onder
de dader;

Beperkte mogelijkheden om beslag te leggen op het loon of de uitkering
van de dader.

Onderwerp van aanvullend onderzoek moet zijn of de mogelijkheden voor
verhaal vanuit werkgevers verruimd kunnen worden. Daarnaast moet
onderzocht worden of de voorwaarden voor het leggen van conservatoir
beslag, vooral voor kleine vorderingen, vereenvoudigd kunnen worden. Dit
draagt zeker bij aan effectuering van het beleid schade op daders van
agressie en geweld tegen de publieke taak, te verhalen.

De volgende knelpunten kunnen via deze maatregelen (geheel of
gedeeltelijk) worden weggenomen:

4. 	Verhaalbare schadeposten van de werkgever zijn beperkt

6. 	Goed werkgeverschap is contraproductief

11. 	Het verzamelen van informatie over verhaalskansen kan de privacy
schenden

Beleidsvorming en sturen op resultaat

Werken aan bewustwording en draagvlak binnen het publieke domein

Bewustwording van de morele verantwoordelijkheid om de dader te
confronteren met de financiële consequenties van zijn daden, is volgens
een aantal van de geïnterviewden een sleutelbegrip. De geïnterviewde
verzekeraars adviseren het ministerie van BZK zich voornamelijk op deze
bewustwording te richten en zodoende een breed draagvlak te verwerven
voor een lik-op-stuk-verhaalsbeleid. De geïnterviewden geven aan dat
van deze boodschap ook een preventieve werking uitgaat. 

Normering van beleidsvorming bij organisaties met publieke taken
betreffende het verhalen van schade

Het structureel verhalen van schade dient ingebed te zijn in vastgesteld
beleid binnen organisaties met een publieke taak. Het ministerie van BZK
zal van organisaties met een publieke taak moeten verlangen daaraan
invulling te geven. Binnen overheidsorganen en organisaties waar de
overheid gezaghebbend is, kan beleidsvorming rondom incidenten van
agressie en geweld inclusief beleid terzake van het verhalen van schade 
verplicht worden gesteld. Ook dienen budgetten te worden vrijgemaakt
voor het verhalen van schade op de daders. Daar waar deze verplichtingen
niet opgelegd kunnen worden, zal de overheid beleidsvorming zoveel
mogelijk dienen te bevorderen. 

Het meten van de resultaten van het verhalen van schade

Meten is weten. Breidt bestaande registraties van incidenten uit met een
registratie van het aantal malen dat schade wordt verhaald op de dader
en de uitkomsten hiervan. Of stimuleer werkgevers die geen registraties
bijhouden dit in de toekomst te gaan doen. Het is van belang dat de
resultaten structureel geëvalueerd worden, bij voorkeur onder regie van
het ministerie van BZK. 

Er zijn verschillende manieren denkbaar om de resultaten van het
verhalen van schade te meten, bijvoorbeeld:

Vastleggen van de resultaten van het individuele verhaalstraject in een
(digitaal) registratiesysteem, waaraan managementinformatie kan worden
onttrokken;

Periodiek verrichten van dossieronderzoek naar de behaalde resultaten.

Opzetten van een auditsysteem om, op basis van vastgestelde
prestatie-indicatoren, de resultaten van het verhalen van schade door te
meten.

Voordelen van het meten van resultaten

Wanneer de resultaten van het verhalen van schade gemeten en
uitgewisseld worden, wordt het werkgevers duidelijk dat er wel degelijk
mogelijkheden zijn om een moeilijke doelgroep financieel aan te spreken.
Belemmerende negatieve beeldvorming zal dan gestaag verdwijnen.
Bovendien ontstaat dan de mogelijkheid de resultaten tussen organisaties
met publieke taken onderling te benchmarken, waardoor mogelijk een extra
prikkel ontstaat om op dit gebied nog beter te presteren.

Resultaatafspraken maken

Wanneer de resultaten ten aanzien van het verhalen van schade over de
gehele linie gemeten worden, is het mogelijk een prestatienorm te
introduceren, afgestemd op werkgeversgroepen. Daarmee kan de ambitie om
maximaal schade te verhalen op daders van agressie en geweld worden
gerealiseerd.

De volgende knelpunten kunnen via deze maatregelen (geheel of
gedeeltelijk) worden weggenomen:

2. 	Belemmerende beeldvorming 

3. 	Kosten-batenanalyse

7. 	Verhalen van schade heeft niet altijd prioriteit

8. 	Het verhalen van schade is op beleidsniveau niet geregeld

9. 	Kleinere organisaties zijn minder goed geëquipeerd

10.	Gebrekkige registratie van incidenten

12. 	Verhouding tot de dader

Faciliteren van de praktijk 

Incasso, executie en monitoring via het CJIB

Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft de middelen om de publieke
taak te faciliteren als het gaat om incassodiensten, executiemaatregelen
en het monitoren van daders die niet direct de gehele schade kunnen
voldoen. Het is dan ook interessant te onderzoeken in hoeverre een, al
dan niet vereenvoudigde, conservatoire beslaglegging door het CJIB voor
verhaal van schade op de daders van agressie en geweld tegen de publieke
taak, gestalte kan krijgen.

Pilots op het gebied van het verhalen van schade

Via gerichte pilots in samenwerking met organisaties met een publieke
taak kunnen best-practices in de praktijk gedurende een bepaalde periode
worden getest. Het conservatoire beslag zou hierin prioriteit kunnen
krijgen vanwege de interessante mogelijkheden die dit biedt. De pilots
zijn erop gericht knelpunten en belemmerende factoren te achterhalen en
te vertalen naar maatregelen die het toepassen van een best-practice
mogelijk maken.

Op de volgende gebieden kunnen pilottrajecten worden gestart: 

Conservatoir beslag;

Verhaalsprofielen;

Informatie-uitwisseling;

Monitoring van de dader;

Een combinatie van deze best-practices.

Het oprichten van een letselschade- en incassofaciliteit

Een letselschade- en incassofaciliteit is een gestructureerde bundeling
van expertise op het gebied van het vaststellen van de schadeomvang en
bijstand bij het verhalen  en incasseren van schade. Deze faciliteit kan
worden vormgegeven door het opzetten van een organisatie, als ook het
aangaan van samenwerkingsverbanden met bestaande partijen in de
letselschade- en incassomarkt. Deze laatste mogelijkheid verdient de
voorkeur, om organisatorische, financiële en juridische redenen. 

De oplossing richting letselschade- en incassofaciliteit is verder
uitgewerkt. Deze uitwerking is opgenomen in bijlage VII.

De oprichting van een fonds

Een mogelijke oplossing wordt gezien in een fonds met incassofaciliteit.
Dit fonds kan zowel de werkgever als de werknemer volledig schadeloos
stellen, mits de aansprakelijkheid vaststaat en de schadeclaim goed is
onderbouwd. Door het via sessie overnemen van de vordering door het
fonds, zijn werkgever en werknemer verlost van de schade en is het
nadeel van een negatieve kosten-batenanalyse bij hen weggehaald. Het
fonds kan een statutaire plicht krijgen om de uitgekeerde schade
maximaal te verhalen op de dader(s). Zodoende zal de frequentie van het
verhaal van schade op daders vermoedelijk enorm toenemen. Om de snelheid
en de transparantie te bevorderen, kan het fonds werken met
normbedragen. 

Deze oplossingsrichting is verder uitgewerkt. Deze uitwerking is
opgenomen in bijlage VIII.

De volgende knelpunten kunnen via deze maatregelen (geheel of
gedeeltelijk) worden weggenomen:

1. 	Kale kippen

2. 	Kosten-batenanalyse

3. 	Belemmerende beeldvorming

5. 	Tekort aan kennis en knowhow

6. 	Goed werkgeverschap is contraproductief

7. 	Verhalen van schade heeft niet altijd prioriteit

8. 	Het verhalen van schade is op beleidsniveau niet geregeld

9. 	Kleinere organisaties zijn minder goed geëquipeerd

10. 	Gebrekkige registratie van incidenten

12. 	Verhouding tot de dader

13. 	Het verhalen van schade is voor werkgevers te belastend

14. 	Er dient gevoelige informatie te worden prijsgegeven

Communicatie, informatie en voorlichting

Voorlichting over de juiste aanpak bij het verhalen van schade

Om op succesvolle wijze inhoud te kunnen geven aan het verhalen van
schade hebben, vooral de kleinere, werkgevers met een publieke taak baat
bij voorlichting over de wijze waarop succesvol schade kan worden
verhaald. Deze voorlichting kan op verschillende manieren worden
vormgegeven:

Een brochure waarin beknopt de verschillende stappen van het
verhaalstraject staan beschreven, een aantal bruikbare tips wordt
gegeven en de belangrijkste best-practices worden toegelicht;

Een handboek, in aanvulling op het Handboek agressie en geweld, waarin
de primaire processen van het verhaalstraject worden beschreven, een
weergave van het juridisch kader met een toelichting, een weergave van
belangrijke competenties en vaardigheden, succesvolle methoden en
best-practices; 

Een serie workshops, bestemd voor juridische medewerkers en
schadebehandelaars van organisaties met een publieke taak, waarin
belangrijke competenties en vaardigheden in trainingsvorm worden
behandeld; 

Een symposium, bestemd voor juridische medewerkers en schadebehandelaars
van organisaties met een publieke taak, waarin het verhalen van schade
op daders van agressie en geweld centraal staat;

Een laagdrempelig informatieloket voor werkgevers en werknemers

Om werkgevers en werknemers voor te lichten over de verschillende
aspecten van het verhalen van schade, kan er een informatieloket worden
opgericht. Het informatieloket moet gaan gelden als een centraal
expertisecentrum en kent derhalve alle wegen rondom schadevergoeding,
verhaalsmogelijkheden en incassomaatregelen. Het informatieloket kan de
werkgever en de werknemer inhoudelijk informeren en adviseren in de
straf-/civielrechtelijke route die het best gekozen kan worden. Om de
werkgever en de werknemer optimaal te kunnen faciliteren, beschikt het
informatieloket over een uitgebreid netwerkbestand (een sociale kaart),
waarin kennispartners rondom het vaststellen van, het regelen van en het
incasseren van schade zijn opgenomen. De werkgever en de werknemer
kunnen gericht naar deze instanties worden doorverwezen. 

Om het inzicht in de problematiek rondom de Veilige Publieke Taak te
vergroten dient het loket een meldingsregistratie bij te houden.
Zodoende kan het informatieloket aan het ministerie van BZK nuttige
managementinformatie aanleveren op basis waarvan het ministerie
aangepast of nieuw beleid kan vaststellen. 

Het informatieloket kan tevens een voorlichtingsrol vervullen in de
richting van werkgevers en werknemers in het publieke domein. Op deze
wijze creëert het loket inzicht en bewustzijn in de branche en kan het
organisaties met een publieke taak helpen om hun beleid optimaal in te
richten. 

Deze oplossingsrichting is verder uitgewerkt in bijlage VI.

De volgende knelpunten kunnen via deze maatregelen (geheel of
gedeeltelijk) worden weggenomen:

1. 	Kale kippen

2. 	Belemmerende beeldvorming 

3. 	Kostenbaten analyse

5.	Tekort aan kennis en knowhow

7. 	Verhalen van schade heeft niet altijd prioriteit

9. 	Kleinere organisaties zijn minder goed geëquipeerd

13. 	Het verhalen van schade is voor werkgevers te belastend

Suggesties voor het Programma Veilige Publieke Taak

Stimuleringsregeling

In de jaren 2008 tot en met 2011 is er tweeënhalf miljoen euro
beschikbaar gesteld voor de ondersteuning en stimulering van de
werkgevers en werknemers met een publieke taak waardoor zij (beter) in
staat zijn de aanpak van agressie en geweld effectief vorm te geven. Om
een beeld te krijgen van de rol die het verhaal van schade op daders
speelt in de aanpak die werkgevers kiezen, is het van belang de
gehonoreerde aanvragen te volgen en de resultaten ervan te evalueren.
Eventueel kan in een volgende aanvraagronde het belang van het verhalen
van schade worden onderstreept zodat projecten in die richting worden
gestimuleerd.

Werkgevers / organisaties, waaronder:

NS Reizigers

CWI / UWV

Koninklijke Marechaussee

Politie (VTS)

Sociale Dienst Amsterdam

Aangevuld met een vertegenwoordiger van:

Een aantal gemeenten met een actief beleid op agressie en geweld jegens
werknemers, waaronder Rotterdam, Zwolle en Utrecht

Vereniging Nederlandse Gemeenten

DIVOSA

Ministerie van Justitie

Ministerie van Defensie

2. Juridische expertise, waaronder:

Expertisebureaus/letselschadebureaus (bijv. Groot Expertisebureau,
Korevaar van Dijk Letselschade)

Letselschadeadvocaten (bijv. Mw. mr F.J. van Benthem, mr J.M. Beer)

Andere rechtshulpverleners (waaronder ANWB Rechtshulp)

Verzekeraars (waaronder OVO)

Aangevuld met een vertegenwoordiger van:

Nederlands Instituut van Schaderegelaars

LSA (Letselschade advocaten), Mr. P.N. Langstraat (voorzitter)

Verbond van Verzekeraars, mr. H.L. De Boer (directeur)

3.   Incasso expertise, waaronder:

Centraal Justitieel Incassobureau

Sensus Groep

Deze groep personen kan vanzelfsprekend door het ministerie van BZK
worden aangevuld en gewijzigd.

Gebruik van media

In oktober 2006 is via een huis-aan-huis advertentie de aandacht
gevestigd op een steviger aanpak van geweld tegen hulpverleners. Dit is
een goed voorbeeld van de wijze waarop de communicatie via de media kan
bijdragen aan de preventieve werking van een gekozen aanpak. 

Het is echter niet alleen van belang het standpunt uit te dragen dat
daders van agressie en geweld altijd de volledig veroorzaakte schade
dienen te vergoeden. Ook het communiceren van voorbeelden van daders die
via hun portemonnee tot de orde worden geroepen, draagt bij tot
preventie. Enerzijds kan dit plaatsvinden middels campagnes (via
werkgevers richting cliënten/burgers), brochures, advertenties of
postbus 51 (op de website   HYPERLINK "http://www.postbus51.nl" 
www.postbus51.nl  wordt aan dit onderwerp nog geen aandacht besteed).
Anderzijds lenen concrete voorbeelden van incidenten en het daarop
gevolgde verhaal op de dader(s) zich ook voor publicatie in landelijke
dagbladen. Hierop kan actief beleid worden geformuleerd in samenspraak
met de verantwoordelijken voor externe communicatie. 

6.4	Afsluiting

“Daders van agressie en geweld tegen medewerkers bij de publieke taak
moeten in beginsel altijd de volledige veroorzaakte schade vergoeden.
Zij moeten weten en voelen dat zij een grens over zijn gegaan.”

Uit dit onderzoek is gebleken dat er nog een wereld te winnen is in het
consequent uitdragen van en handelen naar dit uitgangspunt. De
aangetroffen best-practices zijn leerzaam en bemoedigend, ze zijn echter
ook gering in aantal. Een belangrijke conclusie is dat er vooral naar
nieuwe en innovatieve oplossingen gezocht moet worden, zodat op termijn
nieuwe best-practices ontstaan. 

Een andere belangrijke conclusie is dat de randvoorwaarden die van
belang zijn voor het structureel en succesvol verhalen van schade niet
optimaal zijn ingericht. Er zijn belemmeringen in wet- en regelgeving,
er wordt weinig samengewerkt tussen de betrokken partijen en er bestaat,
met name bij kleinere organisaties, een tekort aan expertise. 

De rol van het ministerie van BZK kan zijn, de randvoorwaarden voor het
verhalen van schade te verbeteren. Gedacht moet worden aan het verruimen
van de verhaalsmogelijkheden voor werkgevers, maar zeker ook aan
vereenvoudiging van de voorwaarden rond het leggen van beslag en
conservatoir beslag onder de daders van agressie en geweld tegen de
publieke taak. Daarnaast kan zij, voor zover dat binnen haar
invloedssfeer ligt, de regie nemen door het proces van schadebehandeling
verder te protocolleren, maatregelen te nemen waarmee de betrokken
partijen worden gefaciliteerd en op te treden als verbindende speler
tussen verschillende organisaties met hetzelfde belang. 

Wanneer het streven is daders te laten voelen dat zij grenzen
overschreden hebben, is het noodzakelijk werkgevers te bewegen “het
verhaal altijd bij de daad te voegen.” Vanuit deze visie kan het
verhalen van schade een constructieve bijdrage leveren aan een Veilige
Publieke Taak.

Bijlage I	Literatuurlijst

A.J. Akkermans, N.A. Elbers, R.M.E. Huver, K.A.P.C. van Wees,
‘Slachtoffers en aansprakelijkheid’, WODC-Rapport, 2007. 

A.J. Akkermans, K.A.P.C. van Wees, ‘De letselschaderegeling in
therapeutisch perspectief’, Tijdschrift voor Vergoeding
Personenschade, 2007.

A+O-fonds, Werkmap agressiebeleid AO, 2004.

M. Barendrecht, C. van Zeeland, P. Kamminga, S. van Willigenburg,
‘Gedragscode Behandeling Letselschade’, 2004. 

CWI, UWV en DIVOSA, ‘Grens aan agressie’, 2007.

M.C. van Driel, J. Blom, ‘Letselschaderegeling; onderhandelen met het
mes op tafel of een zoektocht naar de redelijkheid’, Rapport Stichting
De Ombudsman, 2003. 

T. Duinkerke, M. Janse, ‘Schadebemiddeling: een succes’, Openbaar
Ministerie, 2008. 

E.F.D. Engelhard, ‘Regres; een onderzoek naar het regresrecht van
particuliere en sociale schadedragers’, Recht en praktijk, deel 125,
2003. 

G.H. Faber, A.J. van den Berg, ‘Raadsinformatiebrief
Veiligheidsprotocol gemeente Den Helder’, 2006.

Gemeente Noordenveld, ‘Protocol Agressie en geweld’, 2006.

Gemeente Rotterdam, ‘Geweldsprotocol gemeente Rotterdam’, 2004.

Gemeente Zwolle, ‘Handboek Arbo’ (Agressie en geweld), 2004.

M.S. Groenhuijsen, ‘Hervorming van het strafrecht met het oog op
belangen van het slachtoffer’, 2001. 

M.S. Groenhuijsen, L. Penders, ‘De positie van slachtoffers van
delicten in het burgerlijk en het strafrecht’, 2005. 

M. Keijzer-de Korver, ‘Schade van de werkgever door
arbeidsongeschiktheid van de werknemer, door toedoen van een ander’,
Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, 2006.

Kooij, Verboom, Ranselaar, ‘Brochure: ‘Hoe begeleid ik mijn
medewerkers na een geweldsincident of dienstongeval? Richtlijnen voor
leidinggevenden’ KLPD, 2007.

N.J.M. Kwakman, ‘ADR in het strafrecht; de derde in een verticale
rechtsstrijd tussen de bestraffende overheid en de verdachte’, 2006. 

M. Lamboo, ‘OM-afdoening is winst voor de hele keten’, Justitie
Magazine, 2006.

Ministerie van BZK, ‘Actieprogramma agressie en geweld tegen
werknemers met publieke taken’ 2006.

Ministerie van BZK, ‘Agressief gedrag tegen werknemers met een
publieke taak wordt nooit getolereerd’, 2008.

Ministerie van BZK, ‘Beleid 2007-2011 Programma Veilige Publieke
Taak’, 2007. 

Ministerie van BZK, ‘Confrontaties met agressie’, 2007.

Ministerie van BZK, ministerie van Justitie, ‘Brochure:
Reactiemogelijkheden: De mogelijkheden van werkgevers met publieke taken
in de aanpak tegen agressie en geweld.’ 

Ministerie van Justitie, ‘Minister wil rechtspraak toegankelijker
maken’, 2008. 

Ministerie van Justitie, ‘Voorschotregeling voor
geweldsslachtoffers’, 2007.

J. Mulder, ‘Schadevergoeding na geweld’, Economisch statistisch
bulletin, 2008.

NS Reizigers, ‘Nieuws Spoorwegvakbond FSV’, 2000.

Openbaar Vervoer Haaglanden, ‘Meerjarenplan Sociale veiligheid
Openbaar Vervoer Haaglanden 2006-2009’, 2006. 

Politie, ‘Protocol voor aanpak agressie en geweld tegen de politie’,
2005. 

Raad voor de Rechtspraak, Brochure ‘Civiele procedure’, 2002.

Ruitenbeek-Bart F.M., ‘Verzekeringsrechtelijk(e) verhalen (1): De
verhaalsmogelijkheden van de schadeverzekeraar in het nieuwe
verzekeringsrecht’, 2008.

Ruitenbeek-Bart F.M., ‘Verzekeringsrechtelijk(e) verhalen (2): De
invloed van het nieuwe verzekeringsrecht op de verhaalsmogelijkheden van
gesubrogeerde verzekeraars en wettelijke regresnemers’, 2008.

Schadefonds Geweldsmisdrijven, ‘Beleidsbundel Schadefonds
Geweldsmisdrijven’, 2008.

C. Sikkema, M. Abraham, S. Flight, ‘Ongewenst gedrag besproken;
Ongewenst gedrag tegen werknemers met een publieke taak’,
Onderzoeksrapportage DSP-groep, 2007. 

N. van Strien: ‘De positie van slachtoffers in het strafproces’,
2006.

R.H. Stutterheim, ‘Groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW: een
overbodige en ongewenste regeling’, 2002. 

F. de Voeght, C. Verbeek-Aarden, ‘Protocol Opvang Medewerkers SEH’,
2006.

S. van Wingerden, M. Moerlings, J. van Wilsem, ‘De praktijk van
schadevergoeding voor slachtoffers van misdrijven’, 2007. 

Bijlage II	Overzicht van betrokken organisaties

1. 	ANWB	Rechtshulp – mr M. van Berckel Smit

2. 	Ambulancedienst Zwolle – J. van Bree

3. 	Asselbergs & Klinkhamer Advocaten – Mw. mr F.J. van Benthem

4. 	Beer Advocaten – mr J.M. Beer

5. 	Berntsen Mulder Advocaten – mr K.J. Nijman

6. 	Brandweer Amsterdam-Amstelland – Mw. H. Koomans

7. 	BSA Schaderegeling – E. Joosten re

8. 	Centraal Justitieel Incassobureau – B. Langhout, R. Wagt

9.	CWI – mr B. Suurmond

10. 	FNV Bondgenoten – Mw. mr D. Pompen-Lam

11. 	Groot Expertisebureau – R. Withagen re

12. 	Koninklijke Marechaussee – mr M. Kersbergen

13. 	Korevaar van Dijk Letselschade – M. van Dijk re

14. 	NS Reizigers – R. ten Wolde

15.	OVO u.a. – Mw. mr M. Scheuer

16. 	Politie (VTS) – B. Zegwaard

17. 	ROC Midden Nederland - 

18. 	Schadefonds Geweldsmisdrijven – Mw. mr A.E. van Dijk

19. 	Sensus Groep – mr H.W. Lijftogt

20. 	Slachtofferhulp Nederland – Mw. mr I. Verveld

21. 	Sociale Dienst Amsterdam – F. van der Kroft

22. 	Stichting Marga Klompé – Mw. M. Bovens

23. 	Stichting Personenschade Instituut Verzekeraars – mr F.Th. Kremer

24. 	UWV – Dhr. H. van Oostrum			

	

Bijlage III	Onderzoeksvragen

1. Algemene onderzoeksvragen 

Informatie en achtergrond

Welke maatregelen bestaan er op dit moment bij de diverse doelgroepen
voor het verhalen van (letsel)schade en het innen van incasso’s?

Wat is de rol van de diverse ketenpartners bij (letsel)schade- en
incassoafhandeling?

Van welke maatregelen/middelen maken de organisaties die binnen de
doelgroep vallen gebruik?

Welke knelpunten/belemmeringen ervaren deze organisaties bij het gebruik
van de bestaande maatregelen/middelen?

Aan welke extra maatregelen/middelen hebben de organisaties uit de
verschillende doelgroepen behoefte?

Is er een verschil tussen kleine en grote organisaties in de soort
behoefte?

Op welke wijze kunnen de bestaande maatregelen/middelen worden
aangesloten op de behoeften van de doelgroepen?

Is er bij de betrokken organisaties behoefte aan een gezamenlijk
(letsel)schade- en/of incassobureau of een samenwerking in andere vorm?

Op welke wijze kan het gezamenlijke (letsel)schade- en/of incassobureau,
of andere vorm van samenwerking, worden opgericht?

Verhalen en innen van (letstel)schade 

Hoe is de huidige situatie op het gebied van de behandeling van
(letsel)schade en het innen van incasso’s?

Wat zijn de bestaande mogelijkheden van incassoafhandeling en
(letsel)schadeafhandeling in het civielrecht en het strafrecht?

Welke samenwerkingsverbanden van (letsel)schade- en incassobureaus zijn
er?

Knelpunten

Hoe is de huidige situatie op het gebied van de behandeling van
(letsel)schades en incasso’s binnen het gespecificeerde
onderzoeksveld?

Zijn er verschillen in de wijze waarop de verschillende (type)
organisaties in het onderzoeksveld in de huidige situatie hun
(letsel)schade- en incassobehandeling (laten) uitvoeren? Wat is de
oorsprong van deze verschillen?

Hoe kan het onderzoeksveld gekenmerkt worden en hoe maken zij gebruik
van de mogelijkheden die er zijn op het gebied van (letsel)schade- en
incassobehandeling?

Tegen welke problemen lopen zij hierbij aan?

Toekomst

Aan welke extra maatregelen/middelen hebben de organisaties uit de
verschillende doelgroepen behoefte?

Is er een verschil tussen kleine en grote organisaties in de soort
behoefte?

Op welke wijze kunnen de bestaande maatregelen/middelen worden
aangesloten op de behoeften van de doelgroepen?

Is er bij de betrokken organisaties behoefte aan een gezamenlijk
(letsel) schade- en/of incassobureau of een samenwerking in andere vorm?

Acht u het mogelijk het werkgeversrisico in deze situatie te verzekeren?
Acht u het verstandig dit te doen? Hoe staat dit in verhouding tot het
inrichten van een (letsel)schade en incassofaciliteit?

Wat zijn mogelijke alternatieven voor het verhalen van (letsel)schade
als gevolg van agressie en geweld (buiten inrichten van een bureau door
de overheid)?

Afsluitend

Heeft u nog suggesties, ideeën of opmerkingen die voor ons onderzoek
van belang kunnen zijn?

2. Aanvullingen voor diverse doelgroepen

Verzekeringsbranche

Heeft u ervaring met het verhalen van schade voor werkgevers en
werknemers in de publieke sector?

Zo ja, wat zijn daarin uw ervaringen en bevindingen?

Heeft u juridische en/of praktische knelpunten ervaren in dit proces?

Zo ja, welke zijn dit en komen deze regelmatig terug?

Kunt u hiervoor eventuele oplossingen aandragen?

Wat zijn de resultaten van het verhalen van schade van of voor
werkgevers en werknemers in de publieke sector?

Wat zijn de kansen voor werkgevers en werknemers om hun schade volledig
te kunnen verhalen op de dader?

Welke maatregelen zouden volgens u helpen om de mogelijkheden hiervoor
te verruimen/de kansen te vergroten?

Heeft u zicht op toekomstige relevante ontwikkelingen op dit vlak?

Incassomarkt

Heeft u ervaring met het verhalen van schade (door geweld) voor
werkgevers in de publieke sector?

Welke maatregelen bestaan er voor het innen van incasso’s?

Wat is de rol van de diverse ketenpartners bij incassoafhandeling?

Hoe is de huidige situatie op het gebied van incassoafhandeling?

Zijn er samenwerkingsverbanden tussen incassobureaus?

Tegen welke problemen lopen incassobureaus aan? Wat zijn de knelpunten?

Wat zouden hiervoor mogelijke oplossingen zijn?

Zou u voorstander zijn van de inrichting van een centrale
(letsel)schade- en incassofaciliteit door de overheid voor het
incasseren van schade bij daders van agressie en geweld jegens publieke
diensten?

Wat zouden andere mogelijke wegen zijn voor het verhalen van schade?

Heeft u nog suggesties, ideeën of opmerkingen die voor ons onderzoek
van belang kunnen zijn?

Rechtshulpverlening

Begeleidt u werknemers die publieke taken vervullen (bijv.
politieagenten, ambulancepersoneel, conducteurs, etc.) bij het verhalen
van (letsel)schade als gevolg van agressie en geweld?

Zo ja, welke methode wordt daarbij gebruikt (voegen, schadebemiddeling
politie, civiele procedure, etc.)? 

Welke methode acht u het meest/minst kansrijk en waarom?

Begeleidt u werkgevers die publieke taken vervullen bij het verhalen van
de schade die zij ondervinden als gevolg van agressie en geweld?

Zo ja, welke methoden worden daarbij gebruikt (loonregres, voegen,
civiele procedure, etc.)?

Welke methode acht u het meest/minst kansrijk en waarom?

Wordt de schade van benadeelden verhaald op de dader van agressie en
geweld? 

Welke juridische of praktische knelpunten ervaart u bij het verhalen van
schade op de dader?

Is alle schade die de werknemer of de werkgever oploopt door agressie en
geweld verhaalbaar op de dader?

Welke maatregelen zouden volgens u helpen om de mogelijkheden om schade
te verhalen op daders te verruimen?

Zou u voorstander zijn van de inrichting van een centrale
(letsel)schade- en incassofaciliteit door de overheid voor het
incasseren van schade bij daders van agressie en geweld jegens publieke
diensten?

Heeft u nog suggesties, ideeën of opmerkingen die voor ons onderzoek
van belang kunnen zijn?

Mogelijke aanvullende vragen

Wie is de meest logische ‘dossiereigenaar’?

Acht u het mogelijk het werkgeversrisico in deze situatie te verzekeren?
Acht u het verstandig dit te doen? Hoe staat dit in verhouding met het
inrichten van een (letsel)schade en incassofaciliteit? 

Wat zijn mogelijke alternatieven voor het verhalen van (letsel)schade
als gevolg van agressie en geweld (buiten inrichten van een bureau door
de overheid)?

 

Bijlage IV	Schadevergoedingsmogelijkheden straf- en civielrecht

Het vorderen van schadevergoeding

Aan de basis van een vordering tot schadevergoeding ligt een
onrechtmatige daad. Een benadeelde partij kan zowel via
civielrechtelijke voeging in het strafproces tegen de dader als via een
civiele bodemprocedure schade verhalen. 

 

Figuur 1 geeft schematisch weer hoe de schadevergoeding in de
strafrechtelijke keten verloopt. 

Verhaalbare schadeposten

Natuurlijke personen kunnen de volgende schadeposten verhalen op de
aansprakelijke partij (dit kan een dader zijn):

Medische (herstel)kosten, voor zover niet vergoed door zorgverzekeraar;

Verlies van arbeidsvermogen;

Verlies van zelfwerkzaamheid;

Kosten van huishoudelijke hulp;

Overige kosten met directe relatie tot schadeveroorzakende gebeurtenis;

Kosten buitengerechtelijke rechtsbijstand

Smartengeld.

Werkgevers kunnen de volgende schadeposten verhalen op de aansprakelijke
partij (dit kan een dader zijn):

Doorbetaald nettoloon aan de getroffen werknemer(s);

Re-integratiekosten;

Medische kosten die door de werkgever aan de werknemer zijn vergoed.

Behoefte aan erkenning en genoegdoening

Voor slachtoffers van geweldsmisdrijven is het verhalen van schade
tevens een belangrijke manier om erkenning en genoegdoening te bereiken.
Bij het ontbreken van erkenning en genoegdoening ontstaat het gevaar van
secundaire victimisatie of secundaire ziektewinst. Participatie,
erkenning en respect zijn van groter belang dan genoegdoening in geld.

Schadebemiddeling door Politie of Openbaar Ministerie

Zowel de politie als het Openbaar Ministerie kan een bemiddelende rol
vervullen bij de schadeafwikkeling. Indien de benadeelde partij aangifte
doet bij de politie, kan de politie de schade via schadebemiddeling
afwikkelen. Het verhaal op de dader wordt dan uitgevoerd door een
schadebemiddelaar van de politie. Als de verdachte bereid is de
geïnventariseerde schade te vergoeden, dan wordt een betalingsregeling
getroffen. De politie kan als het om ‘lichte zaken’ gaat de zaak in
de vorm van een politiesepot afdoen, wanneer de verdachte de schade van
het slachtoffer vergoedt. Dat wil zeggen dat de zaak niet voor verdere
strafvervolging naar het Openbaar Ministerie gezonden wordt. Als het
gaat om ernstigere zaken kan de politie niet seponeren, door het
ontbreken van inspraak bij de vervolging. Wel kan een geslaagde
schadebemiddeling door de politie in die gevallen door het Openbaar
Ministerie en de rechter meegenomen worden bij de vaststelling van de
vervolgingsbeslissing, de strafeis en het vonnis. 

In het proces van strafrechtelijke vervolging van de verdachte kan het
Openbaar Ministerie schadebemiddeling toepassen. Ook dan kan van verdere
vervolging worden afgezien als de verdachte de schade van de benadeelde
vergoedt. 

Gebeurt dat niet, dan wordt de verdachte alsnog gedagvaard. Hiermee kan
het Openbaar Ministerie de verdachte stimuleren tot het betalen van
schadevergoeding aan de benadeelde. Doorgaans wordt door het Openbaar
Ministerie alleen bemiddeld als de schade niet al te complex is. Naast
de mogelijkheid om te bemiddelen, zal het Openbaar Ministerie op termijn
ook beschikken over dwingende mogelijkheden, bijvoorbeeld de zogenaamde
‘OM-afdoening’. Het Openbaar Ministerie kan dan een strafbeschikking
uitvaardigen, waarin mogelijk tevens een schadevergoedingsverplichting
is opgenomen. Het Centraal Justitieel Incassobureau zal de
tenuitvoerbrenging van die verplichting verzorgen.

Voegen in het strafproces

Gedurende het strafproces tegen de dader heeft iedere direct benadeelde
de wettelijke mogelijkheid om zijn civielrechtelijke vordering tot
vergoeding van zijn schade in het strafproces te voegen. Het voordeel
van voegen is dat er geen apart civiel proces opgestart hoeft te worden.
De strafrechter zal dan uitspraken doen over de strafmaat van de
verdachte en over de hoogte van de al dan niet toegekende
schadevergoeding. Er kan een zogenaamde schadevergoedingsmaatregel
worden opgelegd, hetgeen betekent dat het Centraal Justitieel
Incassobureau de schade zal incasseren bij de dader. Momenteel wordt een
wetsvoorstel behandeld waardoor het op termijn mogelijk zal worden dat
de schade door de overheid aan de benadeelde kan worden voorgeschoten.

Het voegen kan als een goede optie beschouwd worden om binnen relatief
korte termijn een schadevergoeding te verkrijgen. Wel dient de
schadeclaim van eenvoudige aard te zijn. Indien dit niet het geval is,
wordt de claim veelal naar het civiele recht verwezen. Andere
kanttekeningen die gemaakt kunnen worden zijn bijvoorbeeld: 

Niet alle benadeelden maken gebruik van de hulp van Slachtofferhulp
Nederland bij het invullen van het standaard voegingsformulier. Hierdoor
worden veel formulieren onjuist of onvolledig ingevuld met als gevolg
het afwijzen van de vordering door de rechter.

De korte termijn waarbinnen het voegingsformulier ingediend dient te
worden, laat geregeld te weinig ruimte voor het zorgvuldig verzamelen
van de benodigde informatie.

De behandelende rechters oordelen erg verschillend over zaken als de
hoogte van de schade, het ontbreken van bewijsmiddelen en het verweer
van de verdachte. 

Diverse initiatieven zijn inmiddels gestart om de geconstateerde
knelpunten te verhelpen. In het actieplan Slachtoffers Centraal staan
maatregelen beschreven om de positie van slachtoffers te verankeren in
de werkprocessen van organisaties die met slachtoffers te maken hebben,
zoals het Openbaar Ministerie en de Politie. 

Eén van de resultaten van het actieplan is de invoering van de
Werkgroep Schaderegeling. Deze werkgroep heeft zich gebogen over het
traject van schaderegeling en diverse maatregelen opgesteld om dit
traject te verbeteren. 

Het verloop van een civiele procedure

Een civiele procedure begint met het uitbrengen van een dagvaarding door
de benadeelde (hierna: de eiser) aan de dader (hierna: de gedaagde).
Wanneer het gaat om een zaak met een financieel belang van beneden de
€ 5.000, - dan wordt deze behandeld door de sector Kanton van de
rechtbank. 

Bij de sector Civiel worden zaken behandeld met een groter financieel
belang. Bij de sector Kanton is vertegenwoordiging door een advocaat
niet verplicht, in tegenstelling tot de sector Civiel. 

Verstek

Het kan voorkomen dat de gedaagde niet reageert op de dagvaarding en ook
niet op de zitting verschijnt. In dat geval wordt door de rechtbank
‘verstek’ verleend. 

Als verstek wordt verleend, neemt de rechtbank doorgaans de eis van de
eiser in zijn vonnis over. Bijna altijd wordt de gedaagde daarnaast
veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Hierbij gaat het om de
kosten van de dagvaarding, de griffierechten en de kosten die de eiser
eventueel heeft betaald aan rechtsbijstand.

Verweer

Als de gedaagde het niet eens is met de vordering, kan hij daartegen
verweer voeren. In het verweer zet de gedaagde zo helder mogelijk uiteen
waarom hij de vordering onterecht vindt. De gedaagde moet ook aangeven
over welke bewijzen hij beschikt. Het verweer wordt ook wel conclusie
van antwoord genoemd. 

Comparitie, repliek, dupliek

Na ontvangst van het verweer beoordeelt de rechtbank of partijen
persoonlijk dienen te verschijnen voor de rechter voor een zogenaamde
comparitie van partijen. Dat is een zitting waarbij de eiser en de
gedaagde de rechter mondeling nadere inlichtingen geven. De rechter kan
ook een comparitie houden om te kijken of eiser en gedaagde tot een
schikking kunnen komen. Na de comparitie beslist de rechter hoe de
procedure verder verloopt. De rechter kan zonder verdere stappen vonnis
wijzen. 

De rechter kan ook de eiser en de gedaagde de gelegenheid geven de
stellingen schriftelijk of mondeling nader toe te lichten. Een
toelichting van de eiser heet repliek. Een toelichting van de gedaagde
op zijn verweer wordt dupliek genoemd. De rechter kan ook aan de eiser
of de gedaagde vragen met nader bewijs te komen. Bewijs kan schriftelijk
worden geleverd door stukken te overhandigen, getuigen te laten horen of
een deskundige in te schakelen. Ook kan de rechter ter plekke de
situatie in ogenschouw gaan nemen, de zogenaamde schouw. Over het
verdere verloop van de procedure na comparitie worden partijen
schriftelijk door de rechtbank geïnformeerd. 

Vonnis

Aan het eind van de procedure doet de rechtbank uitspraak. Deze
uitspraak wordt vonnis genoemd. In het vonnis staat de beslissing van de
rechtbank. De rechtbank kan de vordering geheel of gedeeltelijk
toewijzen of de vordering afwijzen. 

Proceskosten

Meestal moet de verliezende partij de proceskosten betalen. Proceskosten
bestaan bijvoorbeeld uit de dagvaardingskosten, de kosten van
griffierecht, de kosten van getuigen en een deel van de kosten voor de
advocaat of de gemachtigde. 

Duur van de procedure

Op voorhand is niet aan te geven hoe lang een civiele procedure duurt.
De duur hangt af van de hoeveelheid zaken die de rechtbank moet
behandelen, de complexiteit van de zaak en het verloop van de procedure
(een getuigenverhoor maakt de procedure bijvoorbeeld langer). 

Hoger beroep

De eiser en de gedaagde kunnen hoger beroep instellen als zij het niet
eens zijn met het vonnis. Hoger beroep moet binnen drie maanden nadat
het vonnis is uitgesproken worden ingesteld. Het hoger beroep wordt
behandeld door het Gerechtshof. De eiser en de gedaagde moeten hiervoor
altijd gebruikmaken van een advocaat. Onder voorwaarden kan zelfs nog
cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld.

Dwangmiddelen

Als het vonnis is uitgesproken, moet de verliezende partij daar zo snel
mogelijk aan voldoen. Als de verliezende partij niet aan het vonnis
voldoet, kan de winnende partij een deurwaarder inschakelen. Deze kan
zonodig met dwangmiddelen (bijvoorbeeld beslag) de nakoming van het
vonnis afdwingen. De kosten hiervan komen voor rekening van de
verliezende partij. 

Kosten van rechtsbijstand

Wie rechtsbijstand nodig heeft maar niet kan betalen, heeft recht op
gesubsidieerde rechtsbijstand, ook wel ‘toevoeging’ genoemd. De
gesubsidieerde rechtsbijstand wordt geregeld door de Raad voor
Rechtsbijstand. De raad betaalt een groot deel van de kosten van de
advocaat. Er gelden inkomens- en vermogensvoorwaarden. Afhankelijk van
het inkomen betaalt de aanvrager wel een eigen bijdrage. Benadeelde kan
proberen deze kosten te verhalen op de dader.

Veel mensen zijn in het bezit van een rechtsbijstandverzekering.
Doorgaans zijn de kosten van een civiele procedure op deze polis gedekt.
Het komt wel voor dat er een maximaal verzekerd bedrag wordt gehanteerd.
Benadeelde kan proberen het overschot te verhalen op de dader. 

Belastend traject

Het civielrechtelijk proces wordt veelal als te belastend beschouwd voor
de benadeelde. Voorname reden hiervoor is dat de bewijslast bij de
benadeelde ligt: ‘wie eist, bewijst’. Daardoor voelen benadeelden
zich vaak onvoldoende erkend, vooral bij letselschadezaken. Het
aansprakelijkheidsrecht biedt echter wel degelijk een aantal handvatten
om aan de behoeften van de slachtoffers tegemoet te komen. In de
praktijk kan het proces van de schaderegeling verbeterd worden. 

Zo kan het civiele traject moeizaam verlopen, omdat de dader niet
verzekerd is en vaak minder draagkrachtig is. Zelfs als de dader wel
tegen aansprakelijkheid is verzekerd, dan valt de schade veelal onder de
uitsluitingsclausule ‘opzet’. Andere nadelen kunnen de hoge kosten
van een civiel traject zijn en de lange duur van het proces. Ondanks de
hierboven beschreven knelpunten voor het slachtoffer is het toch
belangrijk om tot verhaal over te gaan. Voor slachtoffers is het
verhalen van schade namelijk een manier om erkenning en genoegdoening te
bereiken.

Aansprakelijkheid van minderjarigen

Indien de veroorzaker van de schade minderjarig is, hangt de
aansprakelijkheid af van de leeftijd. Een dader van agressie en geweld,
jonger dan 14 jaar, is niet aansprakelijk voor de financiële gevolgen
van zijn daden. De ouders van de dader zijn in dit geval
risicoaansprakelijk. Dat betekent dat de ouders de volledige schade die
de direct betrokken benadeelde heeft geleden, moeten vergoeden.
Uitsluitend de schade die het directe gevolg is van de gebeurtenis, komt
voor vergoeding in aanmerking. Overigens geldt deze bepaling uitsluitend
in het civielrechtelijke traject. Het strafrecht biedt geen
mogelijkheden de schade op de ouder of voogd te verhalen.

 

Groepsaansprakelijkheid

Groepsaansprakelijkheid is van toepassing op schade die in groepsverband
is aangericht. Een groepslid is aansprakelijk wanneer hij zodanig bij
het veroorzaken van de schade is betrokken, dat hij tegenover het
slachtoffer onrechtmatig heeft gehandeld door zich met de groep in te
laten. 



Voorbeeld

De rechtbank Amsterdam heeft recentelijk vier mannen veroordeeld die,
deel uitmakend van een grote groep raddraaiers, vernielingen toebrachten
aan een ME-bus. De hele groep is hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele
schade, ook al is niet duidelijk geworden welk lid van de groep de
gevorderde schade exact heeft toegebracht. Daardoor kan slechts een
(klein) willekeurig deel van de groep worden aangesproken om de
volledige schade te vergoeden. Eventueel kunnen de veroordeelde
groepsleden de overige groepsleden aanspreken om zodoende de
schadevergoedingsverplichtingen evenredig te verdelen. 

Overigens geldt deze regelgeving niet voor ouders van kinderen onder de
14 jaar. Hun ouders zijn alleen aansprakelijk voor schade die hun eigen
kind heeft veroorzaakt.

 

 



Bijlage V	Incassotraject

1. Inleiding incassotraject

De incassomarkt is een weerbarstige markt, die veelvuldig negatief wordt
belicht in de media. De branchevereniging van incasso-organisaties
Nederlandse Vereniging van Incasso Ondernemingen (NVI) heeft recent twee
kwaliteitsverbeterende initiatieven genomen, namelijk het opstellen van
de Gedragscode NVI-leden en de oprichting van het Incasso Keurmerk. Het
keurmerk heeft momenteel 27 leden en 1 aspirant-lid. Met het Incasso
Keurmerk wil de NVI de overheid, opdrachtgevers, bedrijven en
consumenten het vertrouwen en de zekerheid geven dat de
incassoactiviteiten van ondernemingen met het Incasso Keurmerk correct,
betrouwbaar en zorgvuldig worden uitgevoerd.  

Het incassotraject

Het incassotraject strekt zich uit over diverse fasen en verschillende
stappen. 

Een compleet incassotraject omvat globaal de volgende fasen en stappen:

Fase 1     Buitengerechtelijke fase

Aanleveren van gegevens aan incasseerder

Eventueel het vaststellen van een incassoprofiel

Sommatie

Herhaalde sommatie na een bepaalde termijn

Fase 2     Gerechtelijke fase

Dagvaarding van de schuldenaar

Rechtszitting

Vonnis: verstekvonnis of een vonnis op tegenspraak

Fase 3	     Executiefase

Vonnis wordt getekend

Verhaalsobjecten worden geïnventariseerd

Het verhaal wordt ten uitvoer gebracht (executoriaal beslag)

Fase 1: buitengerechtelijke fase	

In deze fase zal de incasseerder de vordering trachten te incasseren, in
de hoop en met de bedoeling om een gerechtelijke procedure te kunnen
vermijden. Het middel daartoe is doorgaans schriftelijke en soms
aanvullend een telefonische sommatie om tot betaling over te gaan. In de
sommatie wordt duidelijk aangegeven wat de consequenties zullen zijn als
er niet of niet tijdig wordt betaald. Daarbij wordt een concrete
uiterste betalingsdatum gesteld. Het is voor de schuldenaar mogelijk om
verweer te plegen op de sommatie. In verband daarmee is het van belang
dat de incasseerder alle relevante informatie in bezit heeft, zodat het
verweer kan worden getoetst. Overigens komt het vaak voor dat er in het
geheel niet of niet tijdig wordt gereageerd op de sommatie. Na het
verstrijken van de vastgestelde termijn wordt wederom schriftelijk
gesommeerd, eventueel wederom gevolgd door telefonisch contact met de
schuldenaar. De betalingstermijn wordt dan doorgaans korter gesteld. 

Als ook op deze sommatie niet wordt gereageerd, of als er niet of niet
volledig wordt betaald, dan komt de buitengerechtelijke fase ten einde.
Het kan zijn dat daarmee het incassotraject wordt afgesloten,
bijvoorbeeld omdat de opdrachtgever geen verder kostenrisico wil lopen.
Als er echter wordt besloten om het traject door te zetten, dan start de
gerechtelijke fase.

Fase 2: gerechtelijke fase

Als na herhaalde buitengerechtelijke sommatie door de incasseerder de
vordering nog niet (geheel) voldaan is, dan is het mogelijk de vordering
voor te leggen aan een rechterlijke instantie om daarmee een vonnis te
verkrijgen. Bij een vordering van minder dan € 5.000,- zal de zaak
moeten worden voorgelegd bij de sector Kanton van de rechtbank. Bedraagt
de vordering meer dan € 5.000,- dan zal de zaak aanhangig moeten
worden gemaakt bij de rechtbank. 

De gerechtelijke procedure

De procedure begint met het uitbrengen van een dagvaarding door een
deurwaarder. In de dagvaarding is de strekking van de vordering
omschreven, de wettelijke basis ervan, evenals het eventuele verweer van
de schuldenaar. Op de eerste zittingsdag dient de schuldenaar te
verschijnen bij het gerecht. De schuldeiser hoeft daarbij niet aanwezig
te zijn. Als de schuldenaar niet ter zitting verschijnt en bovendien
niet binnen 14 dagen na de eerste zittingsdag reageert, dan zal deze
wegens verstek worden veroordeeld. Dit zogenaamde verstekvonnis komt
meestal overeen met wat in de dagvaarding is gevorderd. Verschijnt de
schuldenaar wel op de zitting, of laat deze zich ter zitting
vertegenwoordigen door een gemachtigde, dan kan deze door middel van een
conclusie van antwoord inhoudelijk reageren op datgene wat in de
dagvaarding is gevorderd. 

Conservatoir beslag

Als er nog geen proces gaande is, of voordat een vonnis is uitgebracht
in een lopende zaak, bestaat de mogelijkheid conservatoir beslag te
laten leggen, als het vermoeden bestaat dat er inkomens- of
vermogensbestanddelen worden weggesluisd of verduisterd. Hiervoor kan
door middel van een verzoekschrift toestemming aan de rechter worden
gevraagd. Conservatoir beslag betekent dat deze bestanddelen worden
geblokkeerd en pas na een gewezen eindvonnis echt aan de schuldeiser
kunnen toevallen. Alleen in het geval van conservatoir loonbeslag, wordt
de schuldenaar van het verzoek in kennis gesteld. 

Naast het wijzen van een eindvonnis, is het ook mogelijk dat de rechter
een tussenvonnis gelast. In een tussenvonnis kan de rechter bepalen dat
er een comparitie van partijen (een getuigenverhoor) zal plaatsvinden.
De bedoeling van een comparitie van partijen is om nadere inlichtingen
te verstrekken aan de rechter en/of om een eventuele schikking te
bespreken. Indien een schikking tot stand komt, heeft dat mede als
consequentie dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Een eindvonnis
komt pas tot stand indien partijen niet tot een schikking kunnen komen. 

Bij het verschijnen van een eindvonnis is de gerechtelijke fase ten
einde. 

Fase 3: executiefase

Zodra de rechter het eindvonnis heeft gewezen, vangt de executiefase
aan. In deze fase zal het vonnis door de deurwaarder worden uitgebracht
aan de schuldenaar, waarna eventueel de reeds gelegde conservatoire
beslagen kunnen worden uitgewonnen. Tevens kan met behulp van
executoriale beslagen worden geprobeerd de wederpartij tot betaling te
dwingen. De middelen hiertoe zijn beslag op roerende- en onroerende
zaken en beslag op loon of andere vermogensbestanddelen, zoals aandelen.

2. Kosten van het incassotraject

De kosten die betrekking hebben op het inzetten van een incassoprocedure
zijn de volgende:

Incassokosten;

Proceskosten;

Executiekosten;

Advocaat/procureur;

Afwikkelingskosten deurwaarder;

Overige kosten.

Incassokosten

De incassokosten zijn in eerste instantie voor rekening en risico van de
schuldeiser, met dien verstande dat de bijkomende incassokosten ten
laste van de schuldenaar (kunnen) worden gebracht als verhaalbare
vermogensschade. Direct bij de eerste sommatie in de buitengerechtelijke
fase wordt de hoofdsom verzwaard met incassokosten en wettelijke rente.
Het gebruikelijke tarief is 15% van de vordering. Daarnaast bestaan er
nog andere kostensystematieken, zoals het gestaffelde incassotarief dat
is vastgesteld door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), of de
zogenaamde kantonstaffel. De rechter heeft de bevoegdheid om bedongen
incassokosten te matigen in verband met de financiële draagkracht van
de schuldenaar, zogenaamde mitigatie. De schuldeiser is de overige
kosten wel verschuldigd aan de incasseerder.

Proceskosten

Proceskosten zijn niet altijd inbegrepen bij de incassokosten. Te maken
proceskosten komen te allen tijde voor rekening en risico van de
schuldeiser, 

in afwachting van gehele of gedeeltelijke verhaalbaarheid op de
schuldenaar.

In de regel bestaan de proceskosten uit de volgende onderdelen: 

Exploot van dagvaarding;

Griffierecht;

Salaris gemachtigde;

Reis- en verblijfkosten;

Verschotten.

Executiekosten

Executiekosten zijn voor rekening en risico van de schuldeiser, doch ook
hier geldt een gehele of gedeeltelijke verhaalbaarheid op de
schuldenaar. De schuldenaar dient de executiekosten te vergoeden,
overeenkomstig de door de overheid opgelegde schuldenaarstarieven. Het
kan voorkomen dat de werkelijke executiekosten op een hoger niveau
liggen. Deze extra kosten komen dan voor rekening van de schuldeiser.

Advocaat/procureur 

Voor rekening en risico van de schuldeiser zijn de kosten van de
eventueel ingeroepen advocaat en/of procureur. Het in een vonnis
vastgestelde bedrag van gemaakte advocaatkosten, kan geheel of
gedeeltelijk worden verhaald op de schuldenaar. 

Afwikkelingskosten deurwaarder

Afwikkelingskosten van de deurwaarder zijn kosten die verband houden met
de afwikkeling van een vonnis. Genoemde kosten maken geen deel uit van
de vordering omdat die kosten pas na het verkregen vonnis worden
verrekend met de geïncasseerde betalingen. Er is dan ook geen
mogelijkheid tot verhaal op de schuldenaar. Genoemde kosten zijn en
blijven dus voor rekening en risico van de schuldeiser. 

Overige kosten

Overige kosten bestaan uit te maken kosten die betrekking hebben op
onderzoek naar woon- of verblijfplaats van de schuldenaar, verificatie
van gegevens, of andere te maken kosten. Daarbij valt onder meer te
denken aan kosten van: 

Verhaalsrapport;

Leges bevolkingsregister;

Leges handelsregister;

Leges kadaster.

De overige kosten worden in de praktijk veelal aangeduid als
crediteurskosten. Mogelijkheden tot verhaal van deze kosten op de
schuldenaar zijn niet uitgesloten. 

3. Verhaalbaarheid van de kosten op de dader

De schuldeiser is, zoals uit de hieraan voorafgaande paragrafen blijkt,
gedurende elke fase van het incassotraject aanspreekbaar voor gemaakte
en te maken kosten. Het doel is weliswaar dat deze kosten uiteindelijk
voor rekening komen van de schuldenaar, doch dat doel kan zeker niet
altijd worden behaald. Het in behandeling nemen van een incassozaak en
het blindelings kosten maken kan de opdrachtgever duur komen te staan.
Vandaar dat het goed is om vooraf goed te beoordelen of en in welke mate
het zinvol is om een incassotraject te starten en/of door te zetten. 

Een goede voorlichting door bijvoorbeeld een incasso-organisatie is
daarbij onmisbaar.

Bijlage VI	Uitwerking informatie- en expertiseloket

1. Inleiding

Het informatieloket moet gaan gelden als een expertisecentrum op het
gebied van schadevergoeding, schadeverhaalsmogelijkheden en
incassomaatregelen. 

Het informatieloket heeft als taak organisaties met een publieke taak,
zowel werkgevers als werknemers, optimaal te informeren en adviseren
over de verschillende stappen van het verhaalstraject en de
verhaalsroute die het beste gekozen kan worden. 

Informatie, advies en gerichte doorverwijzing

Om de werkgever en de werknemer optimaal te kunnen faciliteren, beschikt
het informatieloket over een uitgebreid netwerkbestand (een sociale
kaart), waarin kennispartners rondom het vaststellen van, het regelen
van en het incasseren van schade zijn opgenomen. De werkgever en de
werknemer kunnen gericht naar deze instanties worden doorverwezen. 

Voorlichting

Het informatieloket kan een voorlichtingsrol vervullen in de richting
van werkgevers en werknemers in het publieke domein. Op deze wijze
creëert het loket inzicht en bewustzijn in de branche en kan het loket
werkgevers met een publieke taak helpen om hun preventieve anti-agressie
beleid optimaal in te richten. Daarbij zal veel aandacht uitgaan naar
het verhalen van schade op daders.

Meldingsregistratie

Om het inzicht in de problematiek rondom de Veilige Publieke Taak te
vergroten dient het loket een meldingsregistratie bij te houden.
Zodoende kan het informatieloket aan het ministerie van BZK nuttige
managementinformatie aanleveren.

2. Uitwerking oplossingsrichting

Leiderschap, strategie en beleid

Om draagvlak te bewerkstelligen dient een informatieloket een duidelijke
samenhang met het ministerie van BZK en diens Programma Veilige Publieke
Taak te hebben. Dit is organisatorisch in te vullen, door het
informatieloket vanuit een separate stichting te organiseren, die
financieel ressorteert onder toezicht en aansturing van het ministerie
van BZK. 

De primaire doelstelling van het informatieloket is het bevorderen van
het verhalen van schade door agressie en geweld tegen publieke diensten
op de dader(s). 

Deze doelstelling wordt nagestreefd via drie subdoelstellingen, waarin
tevens de werkwijze op hoofdlijnen is vastgelegd:

Het verschaffen van inzicht aan benadeelden in bestaande praktische en
juridische mogelijkheden op het gebied van het verhalen van schade, door
middel van het geven van informatie, advies en het bieden van gerichte
doorverwijzing naar specialisten;

Het verschaffen van inzicht aan werkgevers en werknemers met publieke
taken door middel van het geven van voorlichting over beleidsvorming en
preventie betreffende agressie en geweld tegen publieke diensten;

Het verschaffen van inzicht aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties op het gebied van het aantal, de aard en de inhoud
van de meldingen die zijn binnengekomen in een bepaalde periode. 

Medewerkers

De uitvoerende taken van het informatieloket dienen aangestuurd te
worden door een jurist, die bij voorkeur als directeur tevens de
algehele operationele verantwoordelijkheid draagt. Het personeel dat
nodig is, bestaat uit behandelende medewerkers, een
communicatiemedewerker, een systeembeheerder en een administratieve
kracht. De behandelend medewerkers dienen een juridische HBO-opleiding
te hebben gevolgd, bijvoorbeeld Sociaal-Juridische Dienstverlening of
HBO-Recht. De benodigde bezettingsgraad is sterk afhankelijk van het
aantal meldingen en het soort vragen dat het informatieloket te
verwerken krijgt. Op basis van een analyse van bestaande
informatieloketten, is de volgende bezettingsprognose opgesteld. Daarbij
wordt uitgegaan van, rekening houdende met de omvang van de doelgroep en
het aantal incidenten, ongeveer 2.000 meldingen in het eerste jaar, via
e-mail (70%), telefoon (25%) en post (5%).

Aantal meldingen per jaar	

2.000	

3.500	

5.000	

6.500	

Middelen

Op basis van de vastgestelde bezettingsprognose kan een kostenraming op
hoofdlijnen worden opgesteld. Bij deze raming wordt uitgegaan van een
bezettingsgraad van 2,4 fte. Deze bezetting zal worden uitgebreid naar
gelang er meer meldingen bij het informatieloket binnenkomen. Evenredig
aan deze uitbreiding zal de begroting in omvang toenemen. Het verdient
aanbeveling de begroting specifiek te laten onderzoeken en vaststellen.

Kostenpost	Bedrag

Personeelskosten (2,4 fte)	€ 165.000

Huurkosten kantoorruimte (incl. bekabeling en stoffering) 	€   45.000

Inventaris (incl. afschr.)	€   32.500

Begeleidingscommissie	€     8.000

Communicatiemiddelen	€     5.500

Systeembeheer	€     4.500

Opleidingen / abonnementen	€     4.000

Drukwerk	€     3.500

Overige kosten	€     2.500



Totale kosten per jaar	€ 270.500



In het besluitvormingsproces rondom het eventueel tot uitvoering brengen
van het Informatieloket zal een volledige begroting, onderdeel uitmakend
van een businesscase, uitgewerkt dienen te worden.

Processen

Het informatieloket kent een viertal primaire processen:

Het verstrekken van informatie en advies aan benadeelden;

Het doorverwijzen van benadeelden naar gespecialiseerde (rechts)hulp;

Het geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over relevante
onderwerpen;

Het registreren van de binnengekomen meldingen, en het periodiek
doorgeven van de macro-informatie aan het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.

Resultaat

Dankzij de adviserings-, informatievoorzienings- en voorlichtingstaak
van het informatieloket zullen de informatie over het verhalen van
schade en de best-practices op dit gebied leiden tot een meer optimale
verhaalspraktijk op daders. 

Juridische haalbaarheid

Het informatieloket vervult een belangrijke rol als verwijzer naar
(o.a.) gespecialiseerde juridische dienstverlening. Om
concurrentievervalsing tegen te gaan zal er moeten worden nagedacht
welke specifieke kwaliteitseisen van de rechtshulpverleners verwacht
worden. Vervolgens worden cliënten verwezen op basis van die criteria.
Van concurrentievervalsing is dan geen sprake, omdat onderscheid wordt
gemaakt op basis van essentiële kwaliteitsaspecten.

Bijlage VII	Uitwerking letselschade- en incassofaciliteit

1. Letselschadefaciliteit

Leiderschap, strategie en beleid

De letselschadefaciliteit heeft als primair doel om benadeelden bij te
staan in de afwikkeling van de geleden schade, zodat de schade maximaal
op de dader(s) verhaald wordt. De doelstelling leidt tot het volgende
takenpakket:

Het samen met de benadeelde tijdig verzamelen van alle relevante
informatie inzake de te vorderen schadeposten;

Het vaststellen van de omvang van de verhaalbare schade van benadeelden;

Het begeleiden bij het verhalen van de schade (uitgezonderd het
incassotraject);

Het vervullen van een casemanagersrol ten behoeve van de benadeelde
wanneer er meerdere complexe juridische trajecten naast elkaar lopen. 

Het verdient de voorkeur om de letselschadefaciliteit vorm te geven als
een netwerk van letselschadekantoren. Bij deze vorm is het adequaat
organiseren van de regierol van belang. Dit is organisatorisch in te
vullen door met de deelnemende letselschadekantoren heldere
werkafspraken te maken en deze vast te leggen in service level
agreements. De kantoren worden verantwoordelijk gesteld voor het behalen
van de vastgestelde resultaten.

Om draagvlak te bewerkstelligen binnen het publieke domein dient een
belangrijke mate van bewustwording gestimuleerd te worden richting de
werkgever. De mate van commitment van het ministerie van BZK is hierbij
een belangrijke succesbepalende factor. 

Medewerkers

De letselschadefaciliteit kan extern worden gecreëerd, via
samenwerkingsverbanden met bestaande letselschade- en/of
advocatenkantoren, gebruik makend van de expertise in de
letselschademarkt. Er is dan dus geen personeel in eigen dienst. 

In de service level agreements kunnen de competenties worden vastgelegd
die van de behandelaars/casemanagers verwacht worden, waarbij nadruk
komt te liggen op de visie en de best-practices die door het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden vastgesteld. Door
middel van trainingen kunnen de medewerkers, voor zover noodzakelijk,
worden geëquipeerd voor deze aanpak.

Het aantal benodigde letselschadekantoren cq. behandelaars is sterk
afhankelijk van het aantal zaken en het soort zaken (licht, middenzwaar,
zwaar) die de letselschadefaciliteit te behandelen krijgt. Competenties,
naast de genoemde bij het informatieloket, zijn benodigd op het gebied
van letselschadebehandeling en casemanagement. 

De deelnemende kantoren dienen te beschikken over een gekwalificeerd
medisch adviseur en – voor zover het niet gaat om advocatenkantoren
– dienen er korte lijnen te bestaan met een of meerdere
advocatenkantoren en gerechtsdeurwaarders. Dit is van belang voor het
geval er geprocedeerd dient te worden.

Middelen	

Het is verstandig gebruik te maken van kennis uit de markt, in plaats
van het opzetten van een zelfstandig orgaan. Een voordeel daarvan is
tevens dat een faciliteit een relatief geringe investering vergt. 

Bij het opstellen van de kostenbegroting moet worden gedacht aan de
volgende aspecten:

Aantal zaken dat behandeld zal gaan worden;

Kosten per zaak, in overleg met deelnemende letselschadekantoren;

Kosten die succesvol verhaald kunnen worden op de dader;

Opstellen en onderhouden van SLA’s met netwerkpartners;

Evt. online dossiersysteem.

In het besluitvormingsproces rondom het eventueel tot uitvoering brengen
van de letselschadefaciliteit zal een volledige begroting, onderdeel
uitmakend van een businesscase, uitgewerkt dienen te worden. 

Processen

Het is verstandig de primaire werkprocessen te ontleden in kwalitatieve
en kwantitatieve prestatie-indicatoren, zodat gemeten kan worden of de
processen naar behoren verlopen. De informatie die daaruit komt kan
worden gebruikt om de processen te evalueren en te optimaliseren.
Voorbeelden van prestatie-indicatoren zijn: tevredenheid benadeelde,
doorlooptijden, financieel resultaat.

Juridische haalbaarheid 

Er zal zorgvuldig gehandeld dienen te worden bij het toelaten van
kantoren in het netwerk. Om concurrentievervalsing tegen te gaan zal er
moeten worden nagedacht welke competenties van de rechtshulpverleners
verwacht worden. 

Deze competenties kunnen in service level agreements worden vastgelegd.
Ieder bureau dat aantoonbaar kan voldoen aan de competenties en dus aan
het verwijsprofiel voldoet wordt op een verwijslijst opgenomen. Een
volgende mogelijkheid is om als selectie-eis aan letselschade- en
advocatenkantoren te stellen dat ze houder zijn van het Keurmerk
Letselschade. Daarmee zijn de deskundigheid en kwaliteit tot op zekere
hoogte gewaarborgd. 



2. Incassofaciliteit

Leiderschap

Het doel van de incassofaciliteit is: het optimaal faciliteren van
werkgevers en werknemers bij het maximaal verhalen van schade op daders
van incidenten van agressie en geweld tegen (semi-) publieke diensten.
Om dat te bereiken dienen er efficiënte en doeltreffende methodes te
worden ingezet. In het rapport is al een aantal voorbeelden gegeven. Een
optimaal incassobeleid betekent ook een integer beleid, dat voldoet aan
wet- en regelgeving, zoals de privacywetgeving, en heersende normen in
de markt. Deze normen kunnen worden vastgelegd in service level
agreements. Daarnaast kan ervoor worden gekozen uitsluitend gebruik te
maken van incasso-organisaties die zijn aangesloten bij het Incasso
Keurmerk. 

Het is van belang dat er een goede verslaglegging plaatsvindt tussen de
deelnemende incasso-organisaties en de regiehoudende organisatie.
Laatstgenoemde is dan in staat de vinger aan de pols te houden en indien
noodzakelijk bij te sturen. 

Medewerkers

De incassofaciliteit kan het beste extern worden gecreëerd, gebruik
makend van de expertise in de incassomarkt. In de service level
agreements kunnen de competenties worden vastgelegd die van de
incasso-organisaties verwacht worden, waarbij wederom nadruk komt te
liggen op visie en best-practices. 

Middelen

De kosten van de incassofaciliteit zijn op macroniveau goed te begroten
als de activiteiten en de bijhorende kosten worden genormeerd. 

Voorbeeld van kostenbegroting 

Er worden drie standaard verhaalsdiensten vastgesteld. De kosten van
deze diensten worden genormeerd op respectievelijk € 1.500, € 750 en
€ 300 per zaak. Uitgaande van een aantal zaken per jaar en een
verhaalsrendement kan dan een kostenraming worden gemaakt. In het
voorbeeld hieronder is voor het gemak uitgegaan van een evenredige
verdeling van de zaken per jaar over de drie diensten en van een
gemiddeld verhaalsrendement van 40%.

Zaken p/jr.	Product 1	Product 2	Product 3	Totale kosten	Na verhaal

90 zaken	€ 45.000	€ 22.500	€ 9000	€ 76.500	€ 45.900

210 zaken	€ 105.000	€ 52.500	€ 21.000	€ 178.500	€ 107.100

300 zaken 	€ 150.000	€ 75.000	€ 30.000	€ 255.000	€ 153.000



In het besluitvormingsproces rondom het eventueel tot uitvoering brengen
van een incassofaciliteit zal een volledige begroting uitgewerkt dienen
te worden, welke als basis kan dienen voor de gesprekken met de
incasso-organisaties.

Resultaat

Om de effectiviteit van de incassofaciliteit te kunnen beoordelen is het
van belang om resultaten te meten. Er kan, zoals al in de vorige
paragraaf vermeld is, bijvoorbeeld gemeten worden op
prestatie-indicatoren zoals financieel resultaat, verhaalsrendement,
tevredenheid benadeelde, doorlooptijden. Op de geconstateerde resultaten
kan vervolgens gestuurd worden. 

Juridische haalbaarheid

Het is van belang goed na te denken over de wijze waarop de deelnemende
incasso-organisaties worden geselecteerd. Het is verstandig de selectie
van kantoren plaats te laten vinden op de volgende inhoudelijke gronden:

Benodigde competenties en gewenste aanpak;

Benodigde omvang van deelnemende organisaties;

(evt.) Lidmaatschap van het Incasso Keurmerk van de NVI.

Na het neerzetten van deze kaders, kan de opdracht worden uitgezet
conform algemeen geldende aanbestedingsregels. Vervolgens kunnen de
beste proposities worden gekozen om het vooraf geraamde aantal zaken op
een goede manier te kunnen afhandelen.



Bijlage VIII	Uitwerking fonds

Bij het oprichten van een fonds is het verstandig om organisatorische
aansluiting te zoeken bij bijvoorbeeld het Schadefonds
Geweldsmisdrijven. Daar bevindt zich immers een schat aan expertise op
het gebied van het op gestructureerde en genormeerde wijze beoordelen
van aanvragen tot schadevergoeding. Aangezien het onderzoeksteam
onvoldoende inzicht heeft in de organisatiestructuur, financiële
structuur en werkwijze van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, kan deze
oplossingsrichting slechts beperkt worden uitgewerkt.

Werkwijze van het fonds

De benadeelde (zowel werkgever als werknemer) wordt schadeloos gesteld
na de beoordeling van de schade. Het fonds neemt de civielrechtelijke
vordering van zowel werkgever als werknemer over via een akte van sessie
en keert het schadebedrag uit aan de benadeelden. Vervolgens verhaalt
het fonds de schade op de dader. 

Deze verhaalsfunctie dient statutair te worden vastgelegd, om zodoende
het primaire uitgangspunt van de noodzaak van het structureel verhalen
van schade op de 

dader ,te waarborgen. Uiteraard dienen dan de huidige belemmeringen voor
verhaal door derden zoals die nu in wet- en regelgeving bestaan,
weggenomen te worden.

Het voordeel van deze oplossingsrichting is tweeledig. Enerzijds is het
voor de benadeelden prettig dat de snelheid van het afhandelen van de
schade aanmerkelijk zal toenemen. Tweede voordeel is dat het verhaal op
de dader door het fonds op gestructureerde en voortvarende wijze
aangepakt kan worden. Het fonds dient alle mogelijke wegen te bewandelen
om de schade maximaal op de dader te verhalen. 



 

1 ( 	De werknemer geeft via een akte van cessie zijn vorderingen op de
dader uit handen aan het fonds. 

2 (	De werknemer wordt door het fonds volledig schadeloos gesteld, voor
zover de dader aansprakelijk is en de schade goed onderbouwd is,
inclusief kosten van rechtshulp. 

3 (	De werkgever geeft via een akte van cessie zijn vorderingen op de
dader uit handen aan het fonds. 

4 (	Het fonds keert aan de werkgever alle geleden schade uit (incl.
eventuele kosten van rechtshulp).

5 (	De incassoafdeling van het fonds verhaalt de aan de werkgever en de
werknemer betaalde schadevergoedingen op de dader. 

6 (	De dader betaalt via een betalingsregeling een maximale
schadevergoeding aan het fonds voor alle schade. 

 

 Bron: ministerie van BZK.

 Bron: Programma Veilige Publieke Taak, ministerie van BZK (2007).

 Bron: M.S. Groenhuijsen (2001), Hervorming van het strafrecht met het
oog op belangen van het slachtoffer.

 Bron: J. Mulder (2008) ‘Schadevergoeding na geweld’, Economisch
Statistisch Bulletin

 Inmiddels heeft de heer Doeser een functie buiten het ministerie van
Justitie aanvaard. 

 Bron: Nieuwsbericht ‘Voorschotregeling voor geweldsslachtoffers’
Ministerie van Justitie, 

  maart 2007.

 Bron: Nieuwsbrief Slachtofferbeleid ministerie van Justitie, nummer 29,
juli 2008.

  Zie voor een verdere bespreking van het beslag § 3.6 

 Zie ook: persbericht ‘Minister wil rechtspraak toegankelijker
maken’, Ministerie van Justitie, 

  28 april 2008 (www.justitie.nl). De Minister van Justitie is
voornemens de bevoegdheid van 

  de kantonrechter uit te breiden tot geschillen met een financieel
belang tot € 25.000,-. 

  Vermoedelijk zal deze uitbreiding van bevoegdheden in werking treden
op 1 januari 2011.

 Artikel 6:107 BW.

 Artikel 6:107a lid 2 BW.

 Artikel 6:107a lid 3 BW, in werking getreden op 13 juni 2008.

 wetsvoorstel tot wijziging van art. 475g. Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering werd op 27 mei 2008 aangenomen.

 Bron: “De beslagsyllabus” versie 2008.

 Zie: http://www.minbzk.nl/114882/voortgangsrapportage_0

 Bron: o.a. Volkskrant, 16-06-2008.

 CWI, UWV en DIVOSA, ‘Grens aan agressie’, 2007

 De samenhangende kosten omvatten kosten rechtshulp, kosten van
ingeschakelde derden, 

  eigen kosten en kosten van systeem- en uitvoeringsbewaking. Het
uitgangspunt moet blijven 

  maximaal verhaal van schade, doch factoren als efficiency en
kostenbeheersing kunnen 

  daar dienstbaar aan zijn.

 Als er wordt besloten om de dader gedurende een langere periode te
monitoren, dan is het 

   van belang de verjaring tijdig te stuiten.

 Bron: rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 31-01-2008 (873506 CV EXPL
07-16416).

 Anders dan voor de werknemer die zijn schade wil verhalen, kan de
werkgever de kosten van rechtshulp buiten rechte in beginsel niet op de
dader verhalen. Uitgangspunt is dat de vordering relatief eenvoudig van
aard is en dat van de werkgever een zekere professionaliteit mag worden
verlangd om zijn vordering zelf te kunnen verhalen. Wel kunnen de
proceskosten worden verhaald indien de rechter de vordering toewijst aan
de werkgever en de schuldenaar veroordeelt de kosten in rechte te
betalen.

 Wel zijn er advocatenkantoren die letselschade behandelen voor
slachtoffers of verzekeraars en daarnaast cliënten bijstaan in
incassotrajecten bijvoorbeeld met correspondentie,  het vragen van 
verlof voor beslaglegging of het feitelijk procederen. 

Van een specifieke praktijk als bedoeld in subdoelstellingen 5 en 6 is
niet gebleken.

 Zie
http://www.minbzk.nl//onderwerpen/veiligheid/veilige-samenleving/veilige
-publieke/publicaties/108071/samenvatting

 Artikel 6:107a lid 3 BW, in werking getreden op 13 juni 2008

 Secundaire victimisatie: de benadeelde wordt, nadat hij slachtoffer
werd van een ongeval of  

    misdrijf, wederom slachtoffer, ditmaal van de nasleep van de
gebeurtenis.

 Secundaire ziektewinst: de benadeelde krijgt prikkels om zijn schade
toe te laten nemen, 

    bijvoorbeeld omdat hij pas dan serieus genomen wordt. 

 Bron: M.S. Groenhuijsen (2001) ‘Hervorming van het strafrecht met het
oog op belangen   

    van het slachtoffer’.

 Bron: T. van Duinkerke, M. Janse, ‘Schadebemiddeling: een succes’
,www.om.nl.

 Bron: Nieuwsbericht ‘OM-afdoening maakt handhaving effectiever en
efficiënter’ 

   (www.veiligheidbegintbijvoorkomen.nl) en M. Lamboo (2006)
‘OM-afdoening is winst voor 

   de hele keten’, Justitie Magazine.

 Wet Terwee (of Wet Slachtofferhulp)/aanwijzing Slachtofferzorg, 1
januari 1995.

 Bron: Nieuwsbericht ‘Voorschotregeling voor geweldsslachtoffers’
Ministerie van Justitie, 

   maart 2007. De voorschotregeling is onderdeel van het wetsvoorstel
‘Versterking van de 

   positie van het slachtoffer in het strafproces’. Zie ook
Nieuwsbrief Slachtofferbeleid van het      Ministerie van Justitie,
nummer 29, juli 2008.

 Bron: S. van Winderden e.a. (2007) ‘De praktijk van schadevergoeding
voor slachtoffers 

    van misdrijven’, Ministerie van Justitie.

 ‘Slachtoffers centraal, kwaliteitsimpuls uitvoering
slachtofferondersteuning,’ Ministerie van 

    Justitie, april 2007.

 Bron: ‘Civiele procedure’, Raad voor de Rechtspraak, januari 2002.

 Zie ook: persbericht ‘Minister wil rechtspraak toegankelijker
maken’, Ministerie van Justitie, 

   28 april 2008 (www.justitie.nl). De Minister van Justitie is
voornemens de bevoegdheid van 

   de kantonrechter uit te breiden tot geschillen met een financieel
belang tot € 25.000,-. 

   Vermoedelijk zal deze uitbreiding van bevoegdheden in werking treden
op 1 januari 2011.

 Bron: Raad voor Rechtsbijstand, www.rvr.nl.

 Zie o.a.: M.C. van Driel en J. Blom (2003) ‘Letselschaderegeling;
onderhandelen met het 

    mes op tafel of een zoektocht naar de redelijkheid’.

 Bron: WODC (2007) ‘Slachtoffers en aansprakelijkheid’, Vrije
Universiteit Amsterdam. 

 Bron: R.H. Stutterheim (2002) ‘Groepsaansprakelijkheid ex artikel
6:166 BW: een 

    overbodige en ongewenste regeling’.

 Bron: rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 31-01-2008 (873506 CV EXPL
07-16416).

 Bron: ‘Schooltas in je nek’, 

    http://www.mijnrechtsbijstandverzekering.nl/schooltas_in_je_nek.htm

 Voorbeeld: uitzending Radar (TROS) 14-01-2008 ‘Incassobureaus’.

 Zie ook: persbericht ‘Minister wil rechtspraak toegankelijker
maken’, Ministerie van Justitie, 

   28 april 2008 (www.justitie.nl). De Minister van Justitie is
voornemens de bevoegdheid van 

   de kantonrechter uit te breiden tot geschillen met een financieel
belang tot € 25.000, -. 

   Vermoedelijk zal deze uitbreiding van bevoegdheden in werking treden
op 1 januari 2011.

 Bron: Rapport Voorwerk II: rapport van de werkgroep van de Nederlandse
Vereniging voor 

    Rechtspraak inzake de buitengerechtelijke kosten.

 De door de overheid vastgestelde tarieven zijn vastgelegd in het
Besluit tarieven 

   ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (BTAG). 

 Een gekwalificeerde medisch adviseur is te herkennen aan het
lidmaatschap van het GAV 

   en/of het MAS. Daarnaast verdient het de voorkeur als de medisch
adviseur is 

   ingeschreven in het BIG-register. 

 Zie voor meer informatie www.stichtingkeurmerkletselschade.nl.

 Het Incasso Keurmerk is een initiatief van de Nederlandse Vereniging
van Incasso 

   Ondernemingen (NVIO). Zie voor meer informatie www.nvio.nl.

	    

‘Het verhaal bij de daad voegen’		pag.   PAGE  1 

Bijlagen		pag.   PAGE  65 

Figuur 1: Schadevergoeding in de strafrechtelijke keten

Delict waarbij schade bij het slachtoffer is ontstaan

Schadevergoeding als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf

Schadebemiddeling bij Politie of OM

Gelukt: Schade afgewikkeld

Mislukt

Transactieaanbod van OM met als voorwaarde schadevergoeding 

Aanbod geaccepteerd: schade vergoed en zaak afgedaan

Aanbod niet geaccepteerd of niet aan voorwaarden voldaan

Sepot/ overdracht

Dagvaarden

Uitspraak van de rechter over de schadevergoeding voor het slachtoffer 

Uitspraak over de voeging van de benadeelde partij

Benadeelde partij is niet ontvankelijk

Benadeelde partij is gedeeltelijk niet ontvankelijk

Benadeelde partij is ontvankelijk

Gedeeltelijke toewijzing van de vordering

Afwijzing van de vordering

Toewijzing van de vordering

Beslissing rechter

Bijvoorbeeld een schadevergoedingsmaatregel

Aansprakelijk o.b.v. onrechtmatige daad (6:162 BW)

Tot 14 jaar (6:164 BW)

14 en 15 jaar

16 jaar en ouder

Ouders aansprakelijk (6:169 BW)

Kind of ouders aansprakelijk (disculpatie) (6:162/169 BW)

Kind aansprakelijk

(6:162 BW)

Figuur 2: Aansprakelijkheid naar leeftijd

Figuur 3a: Schematisch overzicht schadevergoeding werknemer en werkgever

Werknemer

Misdrijf of onrechtmatige daad

Ja

Nee

Werkgever neemt schade werknemer over?

Geen verhaal op de dader

Civiele procedure

Voegen procedure

* Werkgever neemt schade over?

Nee, uitkomst Voegen: De werknemer kan in de strafzaak door middel van
voegen verhalen op de dader. De rechter kan deze (gedeeltelijk) toe- of
afwijzen. 

Nee, uitkomst Civiele proc.: De werknemer kan of na een afwijzing van de
voeging of direct een civiele procedure starten tegen de dader om de
schade te verhalen.

Wanneer verhaal op de dader niet mogelijk is, kan een aanvraag ingediend
worden bij het Schadefonds Gewelds Misdrijven

Ja, uitkomst overname schade: De werkgever kan de schade van de
werknemer overnemen (vergoeden), een civiele procedure starten om de
kosten van de werkgever op de dader te verhalen of de schade op te geven
bij de verzekeraar. 

Verhaal op de dader

Zie figuur 4b: werkgever

Aanvraag SGM

Figuur 3b: Schematisch overzicht schadevergoeding werknemer en werkgever

Werkgever neemt schade over

Ja

Nee

Civiele procedure

Schade gedekt door polis?

Verzekeraar verhaalt schade via een civiele procedure

Geen verhaal op de dader

* Schade gedekt door polis?

Nee, uitkomst vergoeden: de werkgever stelt de werknemer kosteloos en
pleegt geen verhaal.

Nee, uitkomst Civiele proc.: de werkgever start een civiele procedure
tegen de verdachte om de (totale) kosten te verhalen. 

Ja, uitkomst schade gedekt door polis: Verzekeraar keert uit aan
werkgever.

* Verzekeraar verhaalt schade?

Nee, uitkomst geen verhaal: de verzekeraar keert uit, maar verhaalt niet
op dader. 

Ja, uitkomst verhaal: De verzekeraar verhaalt de schade op de dader via
een civiele procedure of stuurt een betalingsverzoek aan de dader, bij
geen reactie opstarten incassoprocedure.

Verhaal op de dader

Vergoeden wn

geen verhaal

Verzekeraar verhaalt schade?

Nee

Ja

Werkgever

   1e jaar

Figuur 5: Prognose bezettingsgraad informatieloket in fte’s

Dader

Werkgever

Werknemer

Fonds + 

CJIB

4

3

2

1

6

5

Figuur 6: De werkwijze van het Fonds