[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

bijlage 6

Bijlage

Nummer: 2008D15491, datum: 2008-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag en documenten JBZ-Raad van 24 oktober 2008 (2008D15481)

Preview document (🔗 origineel)




	RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

Brussel, 21 oktober 2008 (22.10)

(OR. fr)



	Interinstitutioneel dossier:

2005/0259(CNS)

14066/08 

ADD 1

LIMITE







JUSTCIV 216

	

NOTA - ADDENDUM

van:	het voorzitterschap

aan:	het Coreper / de Raad

nr. vorig doc.:	13845/1/08 REV 1 JUSTCIV 206 + ADD 1 REV 1

nr. Comv.:	5199/06 JUSTCIV 2

Betreft:	Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de
bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van vonnissen, en de samenwerking op het gebied van
onderhoudsverplichtingen

- Politiek akkoord



Voor de delegaties gaat hierbij een herziene versie van de tekst van het
dispositief van bovengenoemde ontwerp-verordening, zoals voorgesteld
door het voorzitterschap met het oog op een politiek akkoord.

_________________

Voorstel voor een

VERORDENING (EG) Nr. .../2008 VAN DE RAAD

van

betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van
onderhoudsverplichtingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met
name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van de Europese toezichthouder voor
gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(....)

(de overwegingen maken nog geen deel uit van het politiek akkoord)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.	Deze verordening is van toepassing op onderhoudsverplichtingen die
voortvloeien uit familiale betrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of
aanverwantschap.

2.	In deze verordening wordt onder "lidstaat" verstaan, de lidstaten
waarop deze verordening van toepassing is .

Artikel 2

Definities

1.	In deze verordening wordt verstaan onder

1)	(verplaatst - zie lid 2)

2)	(...)

3)	"beslissing", een door een gerecht van een lidstaat gegeven
beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, ongeacht de daaraan gegeven
benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel,
alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag van de
proceskosten. Voor de toepassing van de hoofdstukken VIII en VIII bis
wordt onder "beslissing" mede verstaan, de in een derde land gegeven
beslissing inzake onderhoudsverplichtingen;

3 bis)	"gerechtelijke schikking", de schikking inzake
onderhoudsverplichtingen die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens
een procedure voor een gerecht is getroffen;

4)	"authentieke akte",

	a)	een document inzake onderhoudsverplichtingen dat als authentieke
akte is verleden of geregistreerd in de lidstaat van oorsprong (…) en
waarvan de authenticiteit: 

		i)	betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en

	ii)	is vastgesteld door een openbare instantie of door een andere
daartoe gemachtigde instantie; of

b)	een regeling inzake onderhoudsverplichtingen die met administratieve
autoriteiten van de lidstaat van oorsprong is getroffen of die door deze
autoriteiten authentiek is verklaard;

5)	"lidstaat van oorsprong", de lidstaat waar, naar gelang van het
geval, de beslissing is gegeven, de gerechtelijke schikking is
goedgekeurd of getroffen, of de authentieke akte is opgesteld of
geregistreerd (…); 

6)	"lidstaat van tenuitvoerlegging", de lidstaat waar tenuitvoerlegging
van de beslissing, de gerechtelijke schikking of de authentieke akte
(…) wordt gevraagd;

6 bis)	"verzoekende lidstaat", de lidstaat waarvan de centrale
autoriteit het verzoek in de zin van hoofdstuk VIII doorzendt;

6 ter)	"aangezochte lidstaat", de lidstaat waarvan de centrale
autoriteit het verzoek in de zin van hoofdstuk VIII ontvangt;

6 quater) "Haags Verdrag-staat", een staat die partij is bij het Verdrag
van Den Haag van 23 november 2007 inzake het internationale verhaal
van alimentatie voor kinderen en andere gezinsleden (hierna "het Haags
Verdrag van 2007"), voor zover dit verdrag van toepassing is tussen de
Gemeenschap en die staat;

7)	"gerecht van oorsprong", het gerecht dat de ten uitvoer te leggen
beslissing heeft gegeven;

8)	"schuldeiser", elke natuurlijke persoon aan wie alimentatie is
verschuldigd of geacht wordt te zijn verschuldigd;

9)	"schuldenaar", elke natuurlijke persoon die alimentatie is
verschuldigd of geacht wordt te zijn verschuldigd;

2.	Voor de toepassing van deze verordening omvat het begrip "gerecht"
ook de administratieve autoriteiten van een lidstaat die bevoegd zijn op
het gebied van onderhoudsverplichtingen, mits zij procedurele waarborgen
bieden op het vlak van onpartijdigheid en inzake het horen van de
partijen en hun beslissingen krachtens het recht van de lidstaat waar
zij gevestigd zijn

i)	in rechte kunnen worden aangevochten of aan rechterlijke controle
kunnen worden onderworpen, en

ii)	dezelfde kracht en dezelfde uitwerking hebben als een beslissing van
een rechterlijke autoriteit over dezelfde aangelegenheid.

	Deze administratieve autoriteiten staan vermeld in bijlage IX. Deze
bijlage is opgesteld en wordt gewijzigd volgens de in artikel 51, lid 1
bis, genoemde beheersprocedure, op verzoek van de lidstaat waar de
betrokken administratieve autoriteit gevestigd is.



3.	Voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 vervangt "woonplaats"
("domicile") "nationaliteit" in de lidstaten waar dit begrip als
aanknopingsfactor in familierechtelijke zaken wordt gebruikt.

	Voor de toepassing van artikel 6 worden partijen die hun woonplaats
("domicile") in verschillende territoriale eenheden van eenzelfde
lidstaat hebben, geacht hun gemeenschappelijke woonplaats ("domicile")
in die lidstaat te hebben. 

Hoofdstuk II

Bevoegdheid

Artikel 3

Algemene bevoegdheid

In de lidstaten bevoegd om uitspraak te doen op het gebied van
onderhoudsverplichtingen is:

a)	het gerecht van de plaats waar de verweerder zijn gewone
verblijfplaats heeft, of

b)	het gerecht van de plaats waar de schuldeiser zijn gewone
verblijfplaats heeft, of

c)	het gerecht dat volgens de toepasselijke wetgeving bevoegd is om
kennis te nemen van een vordering betreffende de staat van personen,
indien de eis inzake een onderhoudsverplichting een met deze vordering
verbonden bijkomende eis is, tenzij deze bevoegdheid uitsluitend op de
nationaliteit van een der partijen berust, of

d)	het gerecht dat volgens de toepasselijke wetgeving bevoegd is om
kennis te nemen van een vordering betreffende de ouderlijke
verantwoordelijkheid, indien de eis inzake een onderhoudsverplichting
een bijkomende eis is die verbonden is met deze vordering, tenzij deze
bevoegdheid uitsluitend op de nationaliteit van een der partijen berust.

Artikel 4

(…) Forumkeuze

1.	De partijen (…) kunnen overeenkomen dat geschillen die zich tussen
hen voordoen of kunnen voordoen in verband met onderhoudsverplichtingen
worden voorgelegd aan:

	a)	een gerecht of de gerechten van een lidstaat waar een hunner haar
gewone verblijfplaats heeft,

	b)	een gerecht of de gerechten van een lidstaat waarvan een hunner de
nationaliteit heeft,

	c)	in het geval van onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten of
voormalige echtgenoten: 

i)	het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van hun geschillen in
huwelijkszaken, of

ii)	een gerecht of de gerechten van de lidstaat waar zij gedurende ten
minste één jaar hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats
hebben gehad.

	De in de punten a), b) en c) genoemde voorwaarden moeten vervuld zijn
op het tijdstip waarop de forumkeuzeovereenkomst wordt gesloten of op
het tijdstip waarop het geding wordt ingeleid. 

	De bij overeenkomst verleende bevoegdheid is exclusief, tenzij de
partijen anders zijn overeengekomen.

2.	De forumkeuzeovereenkomst wordt schriftelijk gesloten. Als
schriftelijk wordt aangemerkt, elke elektronische mededeling waardoor de
overeenkomst duurzaam wordt geregistreerd.

3.	(....)

4.	Dit artikel is niet van toepassing op geschillen betreffende een
onderhoudsverplichting jegens een kind dat jonger is dan 18 jaar.

5.	Indien de partijen zijn overeengekomen exclusieve bevoegdheid te
verlenen aan een gerecht of de gerechten van een staat die partij is bij
het op 30 oktober 2007 te Lugano ondertekende Verdrag betreffende de
rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken (hierna "Verdrag van Lugano" genoemd) en die
geen lidstaat is, is dit verdrag, behalve in de in lid 4 bedoelde
geschillen, van toepassing.

Artikel 5

Bevoegdheid gebaseerd op de verschijning van de verweerder

Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere
bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat
waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van
toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te
betwisten (…) .

Artikel 6

Subsidiaire bevoegdheid

Indien van geen enkele lidstaat een gerecht op grond van de artikelen 3,
4 en 5 bevoegd is, en geen enkel gerecht van een staat die partij is bij
het Verdrag van Lugano, maar geen lidstaat bevoegd is krachtens de
bepalingen van genoemd verdrag, zijn de gerechten van de lidstaat van de
gemeenschappelijke nationaliteit van de partijen bevoegd.



Artikel 6-0

Forum necessitatis

Indien van geen enkele lidstaat een gerecht op grond van de artikelen 3
tot en met 6 bevoegd is, kan, in uitzonderingsgevallen, door een gerecht
van een lidstaat kennis worden genomen van een geschil waarover een
procedure redelijkerwijs niet kan worden ingesteld of gevoerd of
onmogelijk blijkt in een derde staat waarmee het geschil nauw is
verbonden.

Het geschil moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de
zaak aanhangig is gemaakt.

Artikel 6 bis

(Artikel 18 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Procedurebeperkingen

1.	De beslissing, gegeven in een lidstaat of in een staat die partij is
bij het Haags Verdrag van 2007 waar de schuldeiser zijn gewone
verblijfplaats heeft, kan in een andere lidstaat door de schuldenaar
niet worden aangevochten zolang de schuldeiser zijn gewone
verblijfplaats behoudt in de staat waar de beslissing is gegeven.



2.	Lid 1 is niet van toepassing indien:

a)	de partijen overeenkomstig artikel 4 hebben ingestemd met de
bevoegdheid van de gerechten van de andere lidstaat,

b)	de schuldeiser zich in de zin van artikel 5 onderwerpt aan de
bevoegdheid van de gerechten van de andere lidstaat,

c)	de bevoegde autoriteit in de staat van oorsprong die partij is bij
het Haags Verdrag van 2007 haar bevoegdheid tot wijziging of vervanging
van de beslissing niet kan of wil uitoefenen, of

d)	de in de staat van oorsprong die partij is bij het Haags Verdrag van
2007 gegeven beslissing niet erkend of uitvoerbaar verklaard kan worden
in de lidstaat waar een procedure tot wijziging of vervanging van de
beslissing wordt overwogen. 

Artikel 6-1

(oud artikel 9)

Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht 

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een zaak geacht bij een
gerecht te zijn aangebracht:

a)	op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een
gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser
vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de
betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen,
of,

b)	indien het stuk betekend of medegedeeld moet worden voordat het bij
het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die
verantwoordelijk is voor de betekening of kennisgeving het stuk
ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij
met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.

Artikel 6-2

(oud artikel 11)

Toetsing van de bevoegdheid

Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt
waarvoor overeenkomstig deze verordening het niet bevoegd is, verklaart
zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 6-3

(oud artikel 23)

Toetsing van de ontvankelijkheid

1.	Indien de verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere
(…) staat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt,
niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht zijn uitspraak aan zolang
niet vaststaat dat de verweerder tijdig genoeg kennis heeft kunnen nemen
van de het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk om zich
te kunnen verdedigen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

1 bis.	In plaats van lid 1 (…) is artikel 19 van Verordening (EG) nr.
1393/2007 (…) van toepassing in het geval dat het stuk dat het geding
inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig die verordening aan een
andere lidstaat diende te worden toegezonden.

2.	(...)

3.	Indien de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1393/2007 niet van
toepassing zijn, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15
november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland
van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en
handelszaken van toepassing in het geval dat het stuk dat het geding
inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag aan een
andere staat diende te worden toegezonden.

Artikel 6-4

(oud artikel 7)

Aanhangigheid 

1.	Indien voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde
partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en
op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het
laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de
bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht,
vaststaat.

2.	Indien de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is
aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst
is aangebracht, zich onbevoegd.

Artikel 6-5

(oud artikel 8)

Samenhang 

1.	Indien samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van
verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is
aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.

2.	Indien de vorderingen in eerste aanleg aanhangig zijn, kan dit
gerecht, op verzoek van een der partijen, tot verwijzing overgaan mits
het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, bevoegd is van de
vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.

3.	Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen die zo nauw
verbonden zijn dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige
behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke
berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

Artikel 6-6

(oud artikel 10)

Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht

In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende
maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd,
zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze
verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.

Artikel 7

(verplaatst - zie artikel 6-4)

Artikel 8

(verplaatst - zie artikel 6-5)

Artikel 9

(verplaatst - zie artikel 6-1)

Artikel 10

(verplaatst - zie artikel 6-6)

Artikel 11

(verplaatst - zie artikel 6-2)

Hoofdstuk III

Toepasselijk recht

Artikel 12-0

Bepaling van het toepasselijke recht

Het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen wordt
vastgesteld overeenkomstig het op 23 november 2007 aangenomen Haags
protocol inzake het recht dat van toepassing is op
onderhoudsverplichtingen (hierna "het Haags Protocol van 2007") in de
lidstaten die door dit protocol gebonden zijn.

(Artikelen 12 tot en met 21 geschrapt)

Hoofdstuk IV

Gemeenschappelijke procedureregels

Artikel 22

(geschrapt)

Artikel 23

(verplaatst - zie artikel 6-3)

Artikel 24

(verplaatst - zie artikel 26-3)

Hoofdstuk V

Erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van beslissingen

Artikel 25-0

Werkingssfeer van dit hoofdstuk

1.	Dit hoofdstuk regelt de erkenning, de uitvoerbaarheid en de
tenuitvoerlegging van de beslissingen die binnen de werkingssfeer van
deze verordening vallen. 

2.	Afdeling 1 is van toepassing op beslissingen gegeven in lidstaten
waarvoor het Haags Protocol van 2007 bindend is.

3.	Afdeling 2 is van toepassing op beslissingen gegeven in lidstaten
waarvoor het Haags Protocol van 2007 bindend is.

4.	Afdeling 3 is van toepassing op alle beslissingen.

Afdeling 1

Beslissingen gegeven in lidstaten waarvoor het Haags Protocol van 2007
bindend is

Artikel 25

Afschaffing van het exequatur

1.	Beslissingen gegeven in een door het Haags Protocol van 2007 gebonden
lidstaat worden in een andere lidstaat erkend zonder dat daartoe een
procedure vereist is en zonder dat verzet tegen de erkenning openstaat.

2.	De beslissing gegeven in een door het Haags Protocol van 2007
gebonden lidstaat welke in die lidstaat uitvoerbaar is, is in een andere
lidstaat uitvoerbaar zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid nodig
is.

Artikel 26

Uitvoerbaarheid bij voorraad

(verplaatst naar afdeling 3 - nieuw artikel 26-21 ter)

. 

Artikel 26-1

Bewarende maatregelen

Uitvoerbare beslissingen houden van rechtswege het verlof in bewarende
maatregelen te treffen volgens het recht van de lidstaat van
tenuitvoerlegging.

Artikel 26-2

Geen gevolgen voor het bestaan van familiale betrekkingen

(verplaatst - zie artikel 26-5 bis)

Artikel 26-3

Recht om een herziening te vragen

De verweerder die niet in de lidstaat van oorsprong is verschenen, heeft
het recht aan het bevoegde gerecht van die lidstaat de herziening van de
beslissing te vragen, indien:

a)	het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk niet zo
tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig
was, aan hem is betekend of meegedeeld, of

b)	hij de onderhoudsvordering door overmacht of buitengewone
omstandigheden buiten zijn wil niet heeft kunnen betwisten,

tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft
aangewend terwijl hij daartoe in staat was .

2.	De termijn om de herziening te vragen gaat in op de dag waarop de
verweerder daadwerkelijk kennis krijgt van de inhoud van de beslissing
en hij in staat is te reageren, zij het uiterlijk op de dag van de
eerste tenuitvoerleggingsmaatregel waardoor hij de beschikking over zijn
goederen geheel of gedeeltelijk verliest. De verweerder handelt zonder
verwijl en in ieder geval binnen een termijn van 45 dagen. De termijn
mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

3.	(...)

4.	Indien het gerecht het in lid 1 bedoelde verzoek tot herziening
weigert omdat geen van de aldaar genoemde herzieningsgronden van
toepassing is, blijft de beslissing van kracht.

Indien het gerecht besluit dat de herziening om een van de in lid 1
bedoelde redenen gegrond is, is de beslissing nietig. De schuldeiser
behoudt echter de voordelen van de stuiting van verjaring en het in de
oorspronkelijke procedure verkregen recht om met terugwerkende kracht
alimentatie te vragen.

Artikel 26-4

Stukken voor de tenuitvoerlegging

1.	Om tenuitvoerlegging in een andere lidstaat te verkrijgen, verstrekt
de eiser aan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteiten de volgende
stukken:

a)	een expeditie van de beslissing aan de hand waarvan de echtheid ervan
kan worden vastgesteld;

b)	een uittreksel van de beslissing, afgegeven door de bevoegde
autoriteit van de lidstaat van oorsprong door middel van het
modelformulier in bijlage I;

b bis)	in voorkomend geval, een document waaruit de
betalingsachterstand blijkt, onder vermelding van de datum waarop deze
is berekend;

c)	in voorkomend geval, een transliteratie of een vertaling van het in
punt b) bedoelde formulier in de officiële taal van de lidstaat van
tenuitvoerlegging, of, indien er in die lidstaat verscheidene officiële
talen bestaan, in een officiële rechtstaal van de plaats waar de
beslissing ten uitvoer moet worden gelegd, zulks overeenkomstig het
recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van
tenuitvoerlegging heeft aangegeven te aanvaarden. Iedere lidstaat kan
mededelen welke officiële taal of talen van de instellingen van de
Europese Unie hij naast zijn eigen taal of talen, voor de invulling van
het formulier kan aanvaarden.

d)	(...)

2.	De bevoegde instanties van de lidstaat van tenuitvoerlegging kunnen
van de eiser geen vertaling van de beslissing verlangen. Een vertaling
kan echter wel worden verlangd indien de tenuitvoerlegging van de
beslissing wordt aangevochten.

3.	De vertaling moet worden gemaakt door een persoon die daartoe in een
van de lidstaten bevoegd is.

Artikel 26-5

Weigering of opschorting van de tenuitvoerlegging

0.	De in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging bepaalde
gronden voor weigering of opschorting van de tenuitvoerlegging zijn van
toepassing voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de toepassing van
de leden 1 en 2.

1.	Op verzoek van de schuldenaar weigert de bevoegde instantie van de
lidstaat van tenuitvoerlegging geheel of gedeeltelijk de uitvoering van
de beslissing van het gerecht van oorsprong, indien het recht op
tenuitvoerlegging van de beslissing van het gerecht van oorsprong geheel
of gedeeltelijk is verjaard, hetzij volgens de wetgeving van de lidstaat
van oorsprong, hetzij volgens de wetgeving van de lidstaat van
tenuitvoerlegging, maar in ieder geval volgens de langste termijn.

Op verzoek van de schuldenaar kan de bevoegde instantie van de lidstaat
van tenuitvoerlegging geheel of gedeeltelijk de uitvoering van de
beslissing van het gerecht van oorsprong weigeren indien die beslissing
onverenigbaar is met een beslissing die in de lidstaat van
tenuitvoerlegging is gegeven, of met een in een andere lidstaat of derde
staat gegeven beslissing die aan de voorwaarden voor erkenning in de
lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet.

Een beslissing die tot gevolg heeft dat op basis van veranderde
omstandigheden een eerdere beslissing over onderhoudsverplichtingen
wordt gewijzigd, wordt niet beschouwd als een onverenigbare beslissing
in de zin van de tweede alinea.

2.	Op verzoek van de schuldenaar kan de bevoegde instantie van de
lidstaat van tenuitvoerlegging de uitvoering van de beslissing van het
gerecht van oorsprong geheel of gedeeltelijk schorsen, indien bij het
bevoegde gerecht van de lidstaat van oorsprong overeenkomstig
artikel 26-3 een verzoek tot herziening van de beslissing van het
gerecht van oorsprong is ingediend.

Voorts schorst de bevoegde instantie van de lidstaat van
tenuitvoerlegging op verzoek van de schuldenaar de uitvoering van de
beslissing van het gerecht van oorsprong, indien de uitvoerbaarheid
ervan in de lidstaat van oorsprong is geschorst.

Artikel 26-5 bis

(Artikel 26-2 in doc. 13024/08)

Geen gevolgen voor het bestaan van familiale betrekkingen

De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing over
onderhoudsverplichtingen op grond van deze verordening houdt op generlei
wijze de erkenning in van de familiale betrekkingen, de
bloedverwantschap, het huwelijk of de aanverwantschap die ten grondslag
liggen aan de onderhoudsverplichtingen die tot de beslissing aanleiding
hebben gegeven.

Afdeling 2

Beslissingen gegeven in een niet door het Haags Protocol 

 van 2007 gebonden lidstaat

Artikel 26-6

(Artikel 33 Brussel I, mutatis mutandis)

Erkenning

1.	De beslissing, gegeven in een niet door het Haags Protocol van 2007
gebonden lidstaat, wordt in de overige lidstaten erkend zonder dat
daartoe een procedure vereist is.

2.	Indien tegen de erkenning van een beslissing bezwaar wordt gemaakt,
kan iedere belanghebbende partij die ten principale om de erkenning
verzoekt, hiertoe gebruik maken van de in deze afdeling bedoelde
procedures.

3.	Wordt voor een gerecht van een lidstaat de erkenning bij wege van
tussenvordering gevraagd, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering
kennis te nemen.

Artikel 26-7

(Artikel 34 en artikel 35, lid 3, Brussel I, mutatis mutandis)

Gronden voor weigering van de erkenning

De beslissingen wordt niet erkend indien:

a)	de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de
lidstaat waar om erkenning wordt verzocht. De bevoegdheidsregels zijn
niet onderworpen aan de openbare orde;

b)	het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo
tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig
was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of
meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen
rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;

c)	zij onverenigbaar is met een beslissing die tussen dezelfde partijen
is gegeven in de lidstaat waar om erkenning wordt verzocht; 

d)	zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere
lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een
geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust,
mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning
in de aangezochte lidstaat.

Een beslissing die tot gevolg heeft dat op basis van veranderde
omstandigheden een eerdere beslissing over onderhoudsverplichtingen
wordt gewijzigd, wordt niet beschouwd als een onverenigbare beslissing
in de zin van de punten c) en d).

Artikel 26-8

(Artikel 37, lid 2, Brussel I, mutatis mutandis) 

Aanhouden van de erkenningsprocedure

De rechterlijke autoriteit van een lidstaat, waarbij de erkenning wordt
ingeroepen van een beslissing gegeven in een niet door het Haags
Protocol van 2007 gebonden lidstaat, waarvan de tenuitvoerlegbaarheid
door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de lidstaat van oorsprong
is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden.

Artikel 26-9

(artikel 38 Brussel I, mutatis mutandis) 

Uitvoerbaarheid

De beslissing, gegeven in een niet door het Haags Protocol van 2007
gebonden lidstaat die daar uitvoerbaar is, kan in een andere lidstaat
ten uitvoer worden gelegd, nadat zij aldaar, op verzoek van een
belanghebbende partij, uitvoerbaar is verklaard.

Artikel 26-10

(Artikel 39 Brussel I, mutatis mutandis)

Relatief bevoegd gerecht

1.	Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt gericht tot
de bevoegde rechterlijke of andere autoriteit van de lidstaat van
tenuitvoerlegging, waarvan de naam door deze lidstaat overeenkomstig
artikel 49 ter aan de Commissie is meegedeeld.

2.	Het relatief bevoegde gerecht is dat van de gewone verblijfplaats van
de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de
plaats van tenuitvoerlegging.

Artikel 26-11

(Artikelen 40, 53 en 54 Brussel I, mutatis mutandis)

Procedure

1.	Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt ingediend
door middel van het modelformulier in bijlage […].

2.	Bij het verzoek worden de volgende documenten verstrekt:

a)	een expeditie van de beslissing aan de hand waarvan de echtheid ervan
kan worden vastgesteld;

b)	een uittreksel van de beslissing, afgegeven door het gerecht van
oorsprong door middel van het modelformulier in bijlage Y, onverminderd
artikel 26-12;

c)	in voorkomend geval, een transliteratie of een vertaling van het
formulier in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging,
of, indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in
een officiële rechtstaal van de plaats waar het verzoek wordt
ingediend, zulks overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een
andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft aangegeven te
aanvaarden. Iedere lidstaat kan mededelen welke officiële taal of talen
van de instellingen van de Europese Unie hij naast zijn eigen taal of
talen, voor de invulling van het formulier kan aanvaarden.

2 bis.	De bevoegde rechterlijke of andere autoriteit waarbij het
verzoek wordt ingediend kan van de verzoeker geen vertaling van de
beslissing verlangen. Een vertaling kan wel worden verlangd in het kader
van de in de artikelen 26-15 en 26-16 bedoelde procedure.

3.	De vertaling moet worden gemaakt door een persoon die daartoe in een
van de lidstaten bevoegd is.

Artikel 26-12

(Artikel 55 Brussel I, mutatis mutandis)

Niet-overlegging van een uittreksel

1.	Wordt het in artikel 26-11, lid 2, onder b), bedoelde uittreksel
niet overgelegd, dan kan het gerecht of de autoriteit voor de
overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden,
dan wel, indien het gerecht of de autoriteit zich voldoende voorgelicht
acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

2.	Indien het gerecht dat verlangt, wordt van de documenten een
vertaling overgelegd. De vertaling wordt gemaakt door een persoon die
daartoe in een van de lidstaten bevoegd is.

Artikel 26-13

(Artikel 41 Brussel I, mutatis mutandis)

Uitvoerbaarverklaring

De beslissing wordt uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van
artikel 26-11 zijn vervuld en uiterlijk binnen 30 dagen, zonder
onderzoek in de zin van artikel 26-7, tenzij dit als gevolg van
uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt. De partij tegen wie de
tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt bij deze stand van de procedure
niet gehoord.

Artikel 26-14

(Artikel 42 Brussel I, mutatis mutandis)

Kennisgeving van de beslissing op het verzoek om een
uitvoerbaarverklaring

1.	De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid
wordt onmiddellijk ter kennis van de eiser gebracht op de wijze die is
bepaald in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

2.	De verklaring van uitvoerbaarheid wordt betekend of meegedeeld aan de
partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld
van de beslissing, indien deze nog niet aan haar is betekend of
meegedeeld.

Artikel 26-15

(Artikel 43 Brussel I, mutatis mutandis)

Rechtsmiddelen tegen de beslissing op het verzoek

1.	Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het
verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid.

2.	Het rechtsmiddel wordt ingesteld bij het gerecht waarvan de naam door
de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 49 ter aan de Commissie
is meegedeeld.

3.	Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op
tegenspraak behandeld.

4.	Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet
verschijnt voor het gerecht dat over het door de eiser ingestelde
rechtsmiddel oordeelt, is artikel 6-3 van toepassing, ook wanneer de
partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, geen gewone
verblijfplaats heeft op het grondgebied van een der lidstaten.

5.	Het rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid wordt
ingesteld binnen 30 dagen na de betekening hiervan. Indien de partij
tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd haar gewone verblijfplaats
heeft in een andere lidstaat dan die waar de verklaring van
uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen het rechtsmiddel
moet worden ingesteld, 45 dagen met ingang van de dag waarop de
beslissing aan de partij in persoon of op haar verblijfplaats is
betekend. De termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 26-16

(Artikel 44 Brussel I, mutatis mutandis)

Procedure tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing

Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kan slechts de procedure
worden aangewend waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 49 ter
door de betrokken lidstaat in kennis is gesteld.

Artikel 26-17

(Artikel 45 Brussel I, mutatis mutandis)

Weigering of intrekking van een verklaring van uitvoerbaarheid

1.	De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt
over een rechtsmiddel in de zin van de artikelen 26-15 en 26-16,
slechts op een van de in artikel 26-7 genoemde gronden geweigerd of
ingetrokken.

2.	Onverminderd artikel 26-15, lid 4, beslist het gerecht dat oordeelt
over een rechtsmiddel in de zin van artikel 26-15, binnen een termijn
van 90 dagen nadat het verzoek aanhangig is gemaakt, tenzij dit als
gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt.

3.	Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel in de zin van artikel
26-16, doet onverwijld uitspraak.

Artikel 26-18

(Artikel 46 Brussel I, mutatis mutandis)

Aanhouding van de uitspraak

Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel in de zin van de
artikelen 26-15 en 26-16, kan op verzoek van de partij tegen wie de
tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aanhouden indien de
uitvoerbaarheid is geschorst door een in de lidstaat van oorsprong
ingesteld rechtsmiddel. 

Artikel 26-19

(Artikel 47 Brussel I, mutatis mutandis)

Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht

1.	Indien een beslissing overeenkomstig deze afdeling moet worden
erkend, belet niets dat de eiser zich beroept op voorlopige of bewarende
maatregelen waarin de wetgeving van de lidstaat van tenuitvoerlegging
voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid in de
zin van artikel 26-13 is vereist.

2.	De verklaring van uitvoerbaarheid houdt van rechtswege het verlof in
bewarende maatregelen te treffen.

3.	Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel in de
zin van artikel 26-15, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid
en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende
maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij
tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.

Artikel 26-20

(Artikel 48 Brussel I, mutatis mutandis)

Gedeeltelijke uitvoerbaarheid

1.	Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt
van de vordering, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden
verleend voor het geheel, verleent het gerecht deze voor één of meer
onderdelen daarvan.

2.	De verzoeker kan vorderen dat de verklaring van uitvoerbaarheid een
gedeelte van de beslissing betreft.

Artikel 26-21

(Artikel 52 Brussel I, mutatis mutandis)

Geen belasting, recht of heffing

Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van
uitvoerbaarheid wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging geen
belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang van de
zaak, geheven.

Artikel 26-21 bis

Stukken met het oog op tenuitvoerlegging

(geschrapt)

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen van toepassing op alle beslissingen

Artikel 26-21 ter

(Artikel 26 in doc. 13024/08)

Uitvoerbaarheid bij voorraad

Het gerecht van oorsprong kan de beslissing bij voorraad uitvoerbaar
verklaren, zelfs indien het nationaal recht niet in uitvoerbaarheid van
rechtswege voorziet.

Artikel 26-22

Inroepen van een erkende beslissing

1.	De partij die een in de zin van artikel 25, lid 1, of van
afdeling 2 erkende beslissing in een andere lidstaat wenst in te
roepen, legt een expeditie van de beslissing over aan de hand waarvan de
echtheid kan worden vastgesteld.

2.	In voorkomend geval kan het gerecht waarvoor de erkende beslissing
wordt ingeroepen, de partij die de beslissing inroept verzoeken een door
het gerecht van oorsprong afgegeven uittreksel volgens het
modelformulier in bijlage I of bijlage Y, al naar het geval, over te
leggen.

	Het gerecht van oorsprong geeft dit uittreksel tevens af op verzoek van
een belanghebbende partij.

In voorkomend geval verstrekt de partij die de erkende beslissing
inroept, een transliteratie of een vertaling van het in lid 2 bedoelde
formulier in de officiële taal van de betrokken lidstaat, of indien er
in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in een officiële
rechtstaal van de plaats waar de erkende beslissing wordt ingeroepen,
zulks overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal
die de betrokken lidstaat heeft aangegeven te aanvaarden. Iedere
lidstaat kan mededelen welke officiële taal of talen van de
instellingen van de Europese Unie hij naast zijn eigen taal of talen,
voor de invulling van het formulier kan aanvaarden.

4.	De vertaling moet worden gemaakt door een persoon die daartoe in een
van de lidstaten bevoegd is.

Artikel 26-23

Tenuitvoerleggingsprocedure en voorwaarden voor tenuitvoerlegging

1.	Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt de procedure
voor de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven
beslissing (…) beheerst door het recht van de lidstaat van
tenuitvoerlegging. De in een lidstaat gegeven beslissing die in de
lidstaat van tenuitvoerlegging uitvoerbaar is, wordt onder dezelfde
voorwaarden ten uitvoer gelegd als een in de lidstaat van
tenuitvoerlegging gegeven beslissing.

2.	Van de partij die om de tenuitvoerlegging van een in een andere
lidstaat gegeven beslissing verzoekt, wordt niet verlangd dat zij in de
lidstaat van tenuitvoerlegging beschikt over een postadres of een
gemachtigd vertegenwoordiger, onverminderd de voor de
tenuitvoerleggingsprocedure bevoegde personen. 

Artikel 26-24

(oud artikel 32)

Ontbreken van inhoudelijke toetsing van de beslissing

In geen geval wordt de in een lidstaat gegeven beslissing in de lidstaat
waar erkenning, uitvoerbaarheid of tenuitvoerlegging wordt gevraagd,
naar de inhoud onderzocht.

Artikel 26-25

 (Artikel 43, lid 1, Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Niet-prioritair verhalen van kosten

De kosten in verband met de toepassing van deze verordening worden niet
bij voorrang boven de alimentatie verhaald.

Hoofdstuk V bis 

Verzoek tot herziening

(geschrapt en opgenomen in hoofdstuk V)

Hoofdstuk VI

Tenuitvoerlegging

(geschrapt en opgenomen in hoofdstuk V)

Artikel 27

Tenuitvoerleggingsprocedure en voorwaarden voor tenuitvoerlegging

(verplaatst - nieuw artikel 26-23)

Artikel 28

Documenten

(verplaatst naar afdeling 1 - nieuw artikel 26-4)

Artikel 29

Rechtsbijstand

(verplaatst naar artikel D, lid 2, van het nieuwe hoofdstuk VI bis
inzake toegang tot de rechter)

Artikel 30

Zekerheid en depot

(verplaatst naar artikel A, lid 5, van het nieuwe hoofdstuk VI bis
inzake toegang tot de rechter)

Artikel 31

 Legalisatie of soortgelijke formaliteit

(verplaatst naar hoofdstuk IX: Algemene en slotbepalingen als een nieuw
artikel 47 quater)

Artikel 32

Ontbreken van inhoudelijk onderzoek van de beslissing

(verplaatst - nieuw artikel 26-24)

Artikel 33

Weigering of opschorting van de tenuitvoerlegging

(verplaatst naar afdeling 1 - nieuw artikel 26-5)

Artikel 34

(geschrapt)

Artikel 35

(geschrapt)

Artikel 36

(geschrapt)

Hoofdstuk VI bis

Toegang tot de rechter

Artikel A

Recht op rechtsbijstand

(deels artikel 3 van de richtlijn betreffende rechtsbijstand, deels
artikel 14 van het Haags Verdrag en het vorige artikel 30)

1.	De partijen in een geschil in de zin van deze verordening hebben,
onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, in een andere lidstaat
daadwerkelijke toegang tot de rechter, met name wat de
tenuitvoerleggingsprocedures en de rechtsmiddelen betreft.

	In de gevallen bedoeld in hoofdstuk VIII wordt deze daadwerkelijke
toegang door de aangezochte lidstaat gewaarborgd aan elke eiser die zijn
verblijfplaats in de verzoekende lidstaat heeft.

2.	De lidstaten voorzien te dien einde overeenkomstig dit hoofdstuk in
rechtsbijstand, tenzij lid 3 van toepassing is.

3.	In de gevallen bedoeld in hoofdstuk VIII is een lidstaat niet
verplicht rechtsbijstand te verlenen indien en voor zover zijn
procedures de partijen in staat stellen te handelen zonder een beroep te
hoeven doen op rechtsbijstand, en de centrale autoriteit kosteloos de
nodige diensten verstrekt.

4.	Het recht op rechtsbijstand is niet restrictiever dan in soortgelijke
binnenlandse zaken.

5.	Geen zekerheid, borgtocht of pand, in welke vorm ook, wordt verlangd
voor de betaling van de kosten en uitgaven in verband met procedures
betreffende onderhoudsverplichtingen.

Artikel B

Inhoud van de rechtsbijstand

(artikel 3, lid 2, en artikel 7 van de richtlijn rechtsbijstand en
artikel 3, onder c), van het Haags Verdrag)

1.	In dit hoofdstuk wordt onder rechtsbijstand verstaan, de bijstand die
de partijen nodig hebben om hun rechten te kennen en te doen gelden en
om te waarborgen dat hun verzoek, dat via de centrale autoriteiten of
rechtstreeks bij de bevoegde autoriteiten wordt ingediend, volledig en
doeltreffend zal worden behandeld. Hij dekt in voorkomend geval de
volgende kosten:

a)	de kosten van het precontentieus advies, ter beslechting van een
geschil dat nog niet aan de rechter is voorgelegd;

b)	juridische bijstand om een zaak bij een rechterlijke of andere
autoriteit aanhangig te maken en vertegenwoordiging in rechte;

c)	de vrijstelling van of de tegemoetkoming in de proceskosten, en het
honorarium van personen die zijn aangewezen om in de procedure op te
treden;

d)	in lidstaten waar de in het ongelijk gestelde partij aansprakelijk is
voor de kosten van de wederpartij, indien de begunstigde van de
rechtsbijstand de zaak verliest, de door de wederpartij gemaakte kosten,
die gedekt zouden worden indien de begunstigde zijn gewone
verblijfplaats zou hebben in de lidstaat waar de zaak aanhangig is
gemaakt; 

e)	de kosten van vertolking;

f)	de kosten van vertaling van de voor de afdoening van de zaak
benodigde stukken die door de rechter of de bevoegde autoriteit worden
verlangd en door de begunstigde van de rechtsbijstand worden overgelegd;
en 

g)	de reiskosten die voor rekening van de begunstigde van de
rechtsbijstand komen, voor zover de wet of het gerecht van de
betreffende lidstaat verlangt dat, wanneer de zaak voorkomt, de
betrokkenen zelf ter terechtzitting aanwezig zijn en de rechter beslist
dat zij niet anderszins ten genoegen van de rechter kunnen worden
gehoord.

Artikel C

Kosteloze rechtsbijstand voor het via de centrale autoriteiten
ingediende verzoek betreffende kinderalimentatie

(Haags Verdrag, artikel 15, en richtlijn betreffende rechtsbijstand,
artikel 3, lid 5)

1.	De aangezochte lidstaat verstrekt kosteloze rechtsbijstand voor ieder
door de schuldeiser op grond van artikel 42 ter ingediend verzoek
betreffende de onderhoudsverplichtingen jegens een kind beneden 21 jaar,
die voortvloeien uit een ouder-kindrelatie.

2.	Niettegenstaande lid 1 kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte
lidstaat met betrekking tot een ander dan een in artikel 42 ter,
lid 1, onder a-0) en a), bedoeld verzoek kosteloze rechtsbijstand
weigeren indien zij van oordeel is dat het verzoek of enig rechtsmiddel
kennelijk ongegrond is.

Artikel D

Niet in artikel C bedoelde gevallen

(Haags Verdrag artikel 17 en vroeger artikel 29)

1.	In de niet in artikel C bedoelde gevallen kan, onder voorbehoud van
de artikelen A en B, de kosteloze rechtsbijstand worden verleend
overeenkomstig het nationale recht, met name wat betreft de wijze waarop
de inkomsten van de eiser worden geschat of de gegrondheid van de eis.

2.	Niettegenstaande lid 1, heeft de partij die in de lidstaat van
oorsprong gehele of gedeeltelijke rechtsbijstand of vrijstelling van
kosten en uitgaven heeft genoten, in iedere procedure van erkenning, van
uitvoerbaarverklaring of van tenuitvoerlegging recht op de meest
gunstige rechtsbijstand of de meest ruime vrijstelling van kosten en
uitgaven waarin het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging
voorziet.

3.	Niettegenstaande lid 1, heeft de partij die in de lidstaat van
oorsprong een kosteloze procedure voor een in bijlage IX genoemde
administratieve autoriteit heeft genoten, in iedere procedure van
erkenning, van uitvoerbaarverklaring of van tenuitvoerlegging recht op
rechtsbijstand overeenkomstig lid 2. Hiertoe legt zij een door de
bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong opgesteld document
over, waaruit blijkt dat zij voldoet aan de financiële voorwaarden om
gehele of gedeeltelijke rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en
uitgaven te kunnen genieten.

	De in dit lid bedoelde bevoegde autoriteiten staan vermeld in bijlage
X. Deze bijlage is opgesteld volgens de beheersprocedure, bedoeld in
artikel 51, lid 1 bis.



Hoofdstuk VII

Gerechtelijke schikkingen en authentieke akten

Artikel 37

Toepassing van de verordening op gerechtelijke schikkingen en
authentieke akten

1.	De in de lidstaat van oorsprong uitvoerbare gerechtelijke schikkingen
en authentieke akten worden in een andere lidstaat erkend en zijn
uitvoerbaar als beslissingen, overeenkomstig hoofdstuk V. 

2.	De bepalingen van deze verordening zijn, indien nodig, van toepassing
op gerechtelijke schikkingen en authentieke akten.

3.	De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong geeft op verzoek
van elke belanghebbende partij een uittreksel van de gerechtelijke
schikking of de authentieke akte af door middel van het modelformulier
in bijlage I, respectievelijk bijlage II.

Artikel 38

Tenuitvoerlegging, toegang tot de rechter en administratieve
samenwerking (...)

(geschrapt en als leden 2 en 3 opgenomen in artikel 37)



Hoofdstuk VIII

Administratieve samenwerking

Artikel 39

 (Haags Verdrag, artikel 4, en verordening Brussel II bis, artikel 53,
mutatis mutandis)

Aanwijzing van centrale autoriteiten

1.	De lidstaten wijzen een centrale autoriteit aan die zich kwijt van de
haar bij deze verordening opgelegde taken.

2.	Federale lidstaten, lidstaten met meer dan één rechtsstelsel of
lidstaten met autonome territoriale eenheden, staat het vrij meer dan
één centrale autoriteit aan te wijzen; zij stellen hun territoriale of
personele bevoegdheid vast. De lidstaat die van deze mogelijkheid
gebruik maakt, bepaalt aan welke centrale autoriteit de mededelingen
kunnen worden gedaan die aan de bevoegde centrale autoriteit binnen deze
lidstaat zullen worden overgebracht. Is een mededeling toegezonden aan
een centrale autoriteit die niet bevoegd is, dan zendt deze de
mededeling aan de bevoegde centrale autoriteit door en stelt zij de
afzender daarvan in kennis. 

3.	De aanwijzing van de centrale autoriteiten, hun contactgegevens en,
in voorkomend geval, hun bevoegdheid in de zin van lid 2, worden
overeenkomstig artikel 49 ter door de lidstaat aan de Commissie
meegedeeld.

Artikel 40

(Artikel 5 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Algemene taken van de centrale autoriteiten

1.	De centrale autoriteiten:

a)	werken onderling samen, mede door het uitwisselen van informatie, en
bevorderen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in hun
lidstaten, teneinde de doelstellingen van deze verordening te
verwezenlijken;

b)	zoeken zo veel mogelijk een oplossing voor de problemen die zich bij
de toepassing van deze verordening voordoen.

2.	De centrale autoriteiten (…) nemen maatregelen om de toepassing van
deze verordening te vergemakkelijken en hun onderlinge samenwerking te
versterken. Daartoe wordt gebruikgemaakt van het bij Beschikking
2001/470/EG ingestelde Europese justitiële netwerk in burgerlijke en
handelszaken.

Artikel 41

(Artikel 6 Haags Verdrag, mutatis mutandis) 

Specifieke taken van de centrale autoriteiten

1.	De centrale autoriteit verleent bijstand met betrekking tot het
verzoek in de zin van artikel 42 ter, door met name:

a)	het verzoek door te zenden en te ontvangen;

b)	een procedure in verband met het verzoek in te leiden of de inleiding
te vergemakkelijken.

2.	Met betrekking tot het verzoek neemt zij alle passende maatregelen
om:

a)	wanneer de omstandigheden het vereisen, rechtsbijstand te verlenen of
de bijstandsverlening te vergemakkelijken;

b)	de schuldenaar en de schuldeiser te helpen lokaliseren, met name
overeenkomstig de artikelen 44, 46 en 47;

c)	te helpen bij het vergaren van relevante informatie over het inkomen
en, indien nodig, de andere financiële omstandigheden van de
schuldenaar of schuldeiser, het lokaliseren van activa daaronder
begrepen, met name overeenkomstig de artikelen 44, 46 en 47;

d)	in voorkomend geval door bemiddeling, overleg of soortgelijke wijze,
een minnelijke schikking met het oog op de vrijwillige betaling van
alimentatie aan te moedigen;

e)	de lopende uitvoering van beslissingen inzake alimentatie, met
inbegrip van achterstallige betalingen, te vergemakkelijken;

f)	de inning en onverwijlde overmaking van alimentatiebetalingen te
vergemakkelijken;

g)	het verkrijgen van bewijsstukken of ander bewijsmateriaal te
vergemakkelijken, onverminderd Verordening (EG) nr. 1206/2001;

h)	bijstand te verlenen bij het vaststellen van de bloedverwantschap
wanneer dat nodig is voor het verhalen van alimentatie;

i)	een procedure tot het verkrijgen van voorlopige territoriale
maatregelen die ervoor zorgen dat een alimentatieverzoek wordt afgedaan,
in te leiden of de inleiding te vergemakkelijken;

j)	de betekening en kennisgeving van stukken te vergemakkelijken,
onverminderd Verordening (EG) nr. 1393/2007.

3.	De taken van de centrale autoriteit overeenkomstig dit artikel
kunnen, voor zover het recht van de betrokken lidstaat dit toestaat,
worden uitgeoefend door overheidsinstanties of andere organen waarop
door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat toezicht wordt gehouden.
De aanwijzing van deze al dan niet openbare instanties, alsook hun
contactgegevens en hun bevoegdheid, worden overeenkomstig artikel 49 ter
door de lidstaat aan de Commissie meegedeeld.

4.	Dit artikel noch artikel 41 ter legt de centrale autoriteiten de
verplichting op bevoegdheden uit te oefenen die overeenkomstig het recht
van de aangezochte lidstaat slechts door de rechterlijke autoriteiten
kunnen worden uitgeoefend.

Artikel 41 bis

 (Artikel 42 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Volmacht

De centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat kan van de verzoeker
alleen een volmacht eisen, indien zij namens hem in rechte of ten
overstaan van een andere instantie optreedt, of daartoe een
vertegenwoordiger aanwijst.

Artikel 41 ter

(Artikel 7 Haags Verdrag, mutatis mutandis) 

Verzoek om specifieke maatregelen

1.	Indien er geen verzoek in de zin van artikel 42 ter in behandeling
is, kan de centrale autoriteit aan een andere centrale autoriteit een
met redenen omkleed verzoek om passende specifieke maatregelen in de zin
van artikel 41, lid 2, punten b), c), g), h), i) en j), richten. De
aangezochte centrale autoriteit neemt de maatregelen indien zij deze
nodig acht om een mogelijk verzoek in de zin van artikel 42 ter te
helpen indienen of om te helpen nagaan of het verzoek moet worden
ingediend.

1 bis.	Met betrekking tot het in de zin van artikel 41, lid 2, punten
b) en c), ingediende verzoek wordt door de aangezochte centrale
autoriteit, indien nodig overeenkomstig artikel 44, de benodigde
informatie verzameld. De in artikel 44, lid 1 bis, punten b), c) en d),
bedoelde informatie kan evenwel slechts worden ingewonnen indien de
schuldeiser een expeditie van een ten uitvoer te leggen beslissing,
gerechtelijke schikking of authentieke akte overlegt, eventueel
vergezeld van het uittreksel bedoeld in de artikelen 26-4, 26-11, 26-21
bis en 37.

	De aangezochte centrale autoriteit doet de verkregen informatie aan de
verzoekende centrale autoriteit toekomen. Deze informatie heeft, indien
op grond van artikel 44 verkregen, louter betrekking op het adres van de
mogelijke verweerder in de aangezochte lidstaat. In het kader van een
verzoek met het oog op een erkenning, een uitvoerbaarverklaring of een
tenuitvoerlegging, heeft de informatie voorts betrekking op het feit of
de schuldenaar in deze staat over inkomsten of vermogensbestanddelen
beschikt.

	Indien de aangezochte centrale autoriteit de gevraagde gegevens niet
kan verstrekken, deelt zij dit onverwijld en met opgave van redenen aan
de verzoekende centrale autoriteit mee.



2.	De centrale autoriteit kan op verzoek van een andere centrale
autoriteit specifieke maatregelen treffen in verband met een in de
verzoekende lidstaat dienende zaak met een internationaal aspect die
betrekking heeft op verhaal van alimentatie.

2 bis.	Een verzoek in de zin van dit artikel wordt door de centrale
autoriteiten door middel van het formulier in bijlage V gedaan.

Artikel 42

(Artikel 8 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Kosten van de centrale autoriteit

1.	Elke centrale autoriteit draagt haar eigen kosten bij de toepassing
van deze verordening.

2.	De centrale autoriteit mag de verzoeker geen andere kosten voor de
krachtens deze verordening verstrekte diensten aanrekenen dan de
uitzonderlijke kosten die voortvloeien uit het verzoek om een specifieke
maatregel overeenkomstig artikel 41 ter.

	Voor de toepassing van dit lid worden de kosten in verband met het
lokaliseren van de schuldenaar niet beschouwd als uitzonderlijke kosten.

3.	De aangezochte centrale autoriteit mag de in lid 2 bedoelde
uitzonderlijke kosten niet terugvorderen zonder dat de verzoeker erin
heeft toegestemd dat de diensten tegen betaling worden verstrekt.

Artikel 42 bis

(Artikel 9 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Verzoek via de centrale autoriteiten

Het verzoek in de zin van dit hoofdstuk wordt via de centrale autoriteit
van de lidstaat waar de verzoeker verblijft, bij de centrale autoriteit
van de aangezochte lidstaat ingediend. 

Artikel 42 ter

(Artikel 10 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Beschikbare verzoeken

1.	De schuldeiser die op grond van deze verordening alimentatie tracht
te verhalen, kan verzoeken om:

	a-0)	de erkenning of de erkenning en de verklaring van uitvoerbaarheid
van een beslissing;

	a)	tenuitvoerlegging van de in de aangezochte lidstaat gegeven of
erkende beslissing;

	b)	vaststelling van een beslissing in de aangezochte lidstaat indien er
geen beslissing voorhanden is, daaronder begrepen het vaststellen van de
bloedverwantschap;

	c)	vaststelling van een beslissing in de aangezochte lidstaat, indien
de in een andere staat dan de aangezochte lidstaat gegeven verklaring
van uitvoerbaarheid niet erkend en/of ten uitvoer gelegd kan worden;

	d)	wijziging van de in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

	e)	wijziging van de in een andere staat dan de aangezochte lidstaat
gegeven beslissing.

2.	De schuldenaar tegen wie een beslissing inzake alimentatie is
gegeven, kan verzoeken om:

a-0)	erkenning van een beslissing die leidt tot de opschorting of de
beperking van de tenuitvoerlegging van een eerdere beslissing in de
aangezochte lidstaat; 

a)	wijziging van de in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

b)	wijziging van de in een andere staat dan de aangezochte lidstaat
gegeven beslissing.

2 bis.	Met betrekking tot een verzoek in de zin van dit artikel worden
de bijstand en de vertegenwoordiging, bedoeld in artikel B, lid 1,
punt b), verleend door de centrale autoriteit van de aangezochte
lidstaat, hetzij rechtstreeks hetzij via overheidsdiensten of andere
instanties of personen.

3.	Tenzij in deze verordening anders is bepaald, wordt een verzoek in de
zin van de leden 1 en 2 behandeld overeenkomstig het recht van de
aangezochte lidstaat en is het onderworpen aan de in die lidstaat
toepasselijke bevoegdheidsregels.

Artikel 42 quater

(Artikel 11 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Inhoud van het verzoek

0.	Het in artikel 42 ter bedoelde verzoek wordt ingediend met
gebruikmaking van het formulier in bijlage VI.

1.	Het verzoek in de zin van artikel 42 ter omvat ten minste:

a)	een verklaring over de aard van het verzoek;

b)	de naam, de contactgegevens, waaronder het adres , en de
geboortedatum van de verzoeker;

c)	de naam en, indien bekend, het adres en de geboortedatum van de
verweerder;

d)	de naam en de geboortedatum van elke persoon voor wie alimentatie
wordt gevraagd;

e)	de gronden van het verzoek;

f)	in een van de schuldeiser afkomstig verzoek, gegevens over de plaats
waar de alimentatiebetaling moet worden gedaan of elektronisch moet
worden overgemaakt;

g)	de naam en contactgegevens van de persoon of eenheid van de centrale
autoriteit van de verzoekende lidstaat die verantwoordelijk is voor de
behandeling van het verzoek.

1 bis.	Voor de toepassing van lid 1, punt b), kan, in gevallen van
huiselijk geweld, in plaats van het persoonlijk adres van de eiser een
ander adres worden opgegeven, indien het nationale recht van de
aangezochte lidstaat niet vereist dat de eiser zijn persoonlijk adres
opgeeft om de procedure te kunnen inleiden.

2.	Waar nodig en voor zover bekend bevat het verzoek tevens:

a)	gegevens over de financiële toestand van de schuldeiser;

b)	gegevens over de financiële toestand van de schuldenaar, daaronder
begrepen de naam en het adres van zijn werkgever, alsook de aard van
zijn activa en de plaats waar deze zich bevinden;

c)	alle andere gegevens die kunnen helpen bepalen waar de verweerder
zich bevindt.

3.	Het verzoek gaat vergezeld van alle noodzakelijke gegevens of
bewijsstukken, waaronder eventueel de stukken waaruit blijkt dat de
verzoeker recht heeft op rechtsbijstand. De in artikel 42 ter, lid 1,
punten a-0) en a), en lid 2, punt a-0) bedoelde verzoeken gaan, naar
gelang van het geval, alleen vergezeld van de documenten als bedoeld in
de artikelen 26-4, 26-11, 26-21 bis of 37, of artikel 25 van het Haags
Verdrag van 2007.

Artikel 42 quinquies

(Artikel 12 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

	Doorgifte, ontvangst en behandeling van een verzoek en een zaak via de
centrale autoriteiten

1.	De centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat staat de verzoeker
bij door erop toe te zien dat het verzoek vergezeld gaat van alle
gegevens en stukken die, voor zover haar bekend, voor de behandeling van
het verzoek zijn vereist.

2.	De centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat gaat na of het
verzoek voldoet aan de vereisten van deze verordening en zendt het
verzoek door aan de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat. 

3.	Binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek bevestigt
de centrale autoriteit de ontvangst door middel van het formulier in
bijlage VI, aanhangsel 1; zij stelt de centrale autoriteit van de
verzoekende lidstaat in kennis van de eerste stappen die zijn of zullen
worden ondernomen voor de behandeling van het verzoek, en zij kan
verdere vereiste stukken en gegevens vragen. Eveneens binnen de 30 dagen
verstrekt de aangezochte centrale autoriteit aan de verzoekende centrale
autoriteit de naam en contactgegevens van de persoon of eenheid die is
belast met de afhandeling van vragen over de voortgang van het verzoek.

4.	Binnen 60 dagen na de datum van bevestiging stelt de aangezochte
centrale autoriteit de verzoekende centrale autoriteit door middel van
het formulier in bijlage VIII in kennis van de stand van het verzoek.



5.	De verzoekende en aangezochte centrale autoriteiten stellen elkaar in
kennis van:

a)	de persoon of eenheid die met een bepaalde zaak is belast;

b)	de voortgang in de zaak;

en zij geven tijdig antwoord op vragen. 

6.	De centrale autoriteiten behandelen de zaak zo spoedig als een
gedegen onderzoek van de inhoud ervan het toelaat.

7.	De centrale autoriteiten zetten de snelste en meest efficiënte
communicatiemiddelen in waarover zij beschikken.

8.	De aangezochte centrale autoriteit kan de behandeling van een
aanvraag alleen weigeren als kennelijk niet aan de vereisten van deze
verordening is voldaan. Zij stelt de verzoekende centrale autoriteit
door middel van het formulier in bijlage VII onverwijld in kennis van
de redenen voor de weigering.

9.	De aangezochte centrale autoriteit kan een verzoek niet weigeren op
de enkele grond dat er aanvullende stukken of gegevens nodig zijn. De
aangezochte centrale autoriteit kan evenwel de verzoekende centrale
autoriteit om deze stukken of gegevens verzoeken. Indien de verzoekende
centrale autoriteit hierop niet binnen 90 dagen of een door de
aangezochte centrale autoriteit gestelde langere termijn ingaat, kan de
aangezochte centrale autoriteit beslissen het verzoek niet verder te
behandelen. Zij stelt de verzoekende centrale autoriteit door middel van
het formulier in bijlage VII in kennis van haar weigering.

Artikel 42 sexies

Communicatiemiddelen

(geschrapt)

Artikel 42 septies

Talen

1.	Het aanvraag- of verzoekformulier wordt ingevuld in de officiële
taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële
talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de
officiële talen van de plaats van de betrokken centrale autoriteit, of
in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie
die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden, tenzij
de centrale autoriteit van deze lidstaat vrijstelling van vertaling
heeft verleend. 

1 bis.	Onverminderd de artikelen 26-4, 26-11, 26-21 bis, 26-22 en 47
quater-0, worden de stukken waarvan het aanvraag- of het
verzoekformulier vergezeld gaat, alleen in de overeenkomstig lid 1
bepaalde taal vertaald als zulks nodig is om de gevraagde bijstand te
kunnen verlenen. 

2.	Alle andere mededelingen tussen de centrale autoriteiten geschieden
in de overeenkomstig lid 1 bepaalde taal, tenzij de centrale
autoriteiten onderling een andere regeling overeenkomen.

3.	(verplaatst naar hoofdstuk IX - zie artikel 47 quater-0)

Artikel 43

Vergaderingen

1.	Op gezette tijden worden vergaderingen van de centrale autoriteiten
gehouden om de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken. 

2.	De bijeenroeping van deze vergaderingen geschiedt overeenkomstig
Beschikking 2001/470/EG. 

Artikel 44

Toegang voor de centrale autoriteiten tot informatie

In afwijking van artikel 41, lid 4, tracht de aangezochte centrale
autoriteit in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen met alle passende en
redelijke middelen de in lid 1 bis bedoelde informatie in te winnen
welke bevordert dat in een gegeven zaak gemakkelijker een beslissing
wordt verkregen, gewijzigd, erkend, uitvoerbaar verklaard of ten uitvoer
gelegd.

De overheden, of overheidsdiensten (…) die, in het kader van hun
gebruikelijke activiteiten, in de aangezochte lidstaat in het bezit zijn
van de in lid 1 bis bedoelde informatie en met de verwerking ervan in de
zin van Richtlijn 95/46/EG zijn belast, verstrekken deze informatie,
onder voorbehoud van de beperkingen omwille van de nationale of de
openbare veiligheid , op haar verzoek aan de aangezochte centrale
autoriteit, in het geval dat zij niet rechtstreeks toegang heeft tot
deze informatie.

De lidstaten kunnen de overheden of overheidsdiensten aanwijzen die aan
de aangezochte centrale autoriteit de in lid 1 bis bedoelde informatie
kunnen verstrekken. Een lidstaat die tot een dergelijke aanwijzing
overgaat, ziet er daarbij op toe dat bij die keuze van autoriteiten en
diensten zijn centrale autoriteit, conform dit artikel, toegang kan
krijgen tot de gevraagde informatie. 

	Elke andere rechtspersoon die, in de aangezochte lidstaat, in het bezit
is van de in lid 1 bis bedoelde informatie en met de verwerking ervan in
de zin van Richtlijn 95/46/EG is belast, verstrekt deze informatie op
verzoek aan de aangezochte centrale autoriteit indien zij daartoe in de
aangezochte lidstaat rechtens bevoegd is.

	De aangezochte centrale autoriteit doet de aldus verkregen informatie,
indien nodig, aan de verzoekende centrale autoriteit toekomen.



1 bis.	Deze informatie betreft de gegevens die reeds in het bezit zijn
van de in lid 1 bedoelde overheden, overheidsinstanties of personen. De
informatie moet toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn en
betreft:

a)	het adres van de schuldenaar of van de schuldeiser;

b)	de inkomsten van de schuldenaar; 

c)	de identificatiegegevens van de werkgever van de schuldenaar en/of de
bankrekeningen van de schuldenaar; en

d)	de vermogensbestanddelen van de schuldenaar.

	Ten behoeve van het verkrijgen of wijzigen van een beslissing kunnen
door de aangezochte centrale autoriteit uitsluitend de in punt a)
bedoelde gegevens worden opgevraagd. 

	Ten behoeve van het erkennen, uitvoerbaar verklaren of ten uitvoer
leggen van een beslissing kunnen door de aangezochte centrale autoriteit
alle in de eerste alinea bedoelde gegevens worden opgevraagd. De in
punt d), genoemde gegevens kunnen evenwel alleen worden opgevraagd voor
zover de in de punten b) en c), bedoelde gegevens niet volstaan om de
beslissing ten uitvoer te kunnen leggen.

2.	(geschrapt)

3.	(geschrapt)

Artikel 45

Doorgifte van informatie

(geschrapt)



Artikel 46

Mededeling en gebruik van informatie

1.	(...)

1 bis.	De centrale autoriteiten verstrekken binnenslands, naar gelang
van het geval, de in artikel 44, lid 1 bis, bedoelde gegevens aan de
bevoegde gerechten, de voor de kennisgeving of betekening van stukken
bevoegde autoriteiten en de met de tenuitvoerlegging van een beslissing
belaste bevoegde autoriteiten.

2.	Het gerecht of de autoriteit waaraan overeenkomstig artikel 44
gegevens zijn meegedeeld, mag deze informatie alleen gebruiken om het
verhaal van alimentatievorderingen te vergemakkelijken. (...)

	Met uitzondering van de gegevens betreffende het al dan niet bestaan
van een adres,een inkomen of vermogensbestanddelen in de aangezochte
lidstaat, mogen de in artikel 44, lid 1 bis, bedoelde gegevens niet
worden verstrekt aan de persoon die de zaak bij de verzoekende centrale
autoriteit aanhangig heeft gemaakt, onverminderd de in rechte
toepasselijke regels voor de procesvoering. 

3.	De autoriteit die de haar krachtens artikel 44 verstrekte informatie
verwerkt, mag deze informatie niet langer bewaren dan nodig is voor het
doel waarvoor zij is verstrekt. (...)

4.	Iedere autoriteit die gegevens verwerkt welke haar krachtens artikel
44 zijn verstrekt, beschermt de vertrouwelijkheid daarvan overeenkomstig
het nationale recht. 



Artikel 47

Kennisgeving aan de persoon over wie de informatie wordt verzameld

De kennisgeving, aan de persoon over wie de informatie wordt verzameld,
van de volledige of gedeeltelijke mededeling van de informatie geschiedt
overeenkomstig het nationale recht van de aangezochte lidstaat.

2.	Indien deze kennisgeving afbreuk zou kunnen doen aan de
daadwerkelijke inning van de alimentatievordering, kan zij worden
uitgesteld voor een termijn van ten hoogste 90 dagen vanaf de datum
waarop de informatie aan de aangezochte centrale autoriteit is
verstrekt. 

Hoofdstuk VIII bis

Overheidsinstanties

Artikel 47 ter

(Artikel 36 Haags Verdrag, mutatis mutandis)

Overheidsinstantie in de hoedanigheid van verzoeker

1.	Met betrekking tot een verzoek om erkenning en verklaring van
uitvoerbaarheid van een beslissing of een verzoek om tenuitvoerlegging
van een beslissing wordt onder "schuldeiser" tevens verstaan, de
overheidsinstantie die optreedt in plaats van degene aan wie de
alimentatie is verschuldigd en de instantie waaraan terugbetaling is
verschuldigd voor uitkeringen die in plaats van de alimentatie zijn
verstrekt.

2.	Het recht van de overheidsinstantie om op te treden in plaats van
degene aan wie de alimentatie is verschuldigd, of om terugbetaling te
vragen van de uitkeringen die in plaats van de alimentatie aan de
schuldeiser zijn verstrekt, wordt beheerst door het recht dat voor deze
instantie geldt.



3.	De overheidsinstantie kan ofwel de erkenning en de verklaring van
uitvoerbaarheid ofwel de tenuitvoerlegging vragen van:

a)	de beslissing welke tegen de schuldenaar is gegeven op verzoek van
een overheidsinstantie die terugbetaling vraagt van de in plaats van de
alimentatie verstrekte uitkeringen;

b)	de tussen schuldeiser en schuldenaar gegeven beslissing, ten belope
van de in plaats van de alimentatie aan de schuldeiser verstrekte
uitkeringen. 

4.	De overheidsinstantie die de erkenning en verklaring van
tenuitvoerlegging of de tenuitvoerlegging van een beslissing vraagt,
verstrekt op verzoek alle stukken die nodig zijn tot vaststelling van
het in lid 2 bedoelde recht en tot staving van het feit dat aan de
schuldeiser uitkeringen zijn verstrekt.



Hoofdstuk IX

Algemene bepalingen en slotbepalingen

Artikel 47 quater

(oud artikel 31)

Legalisatie of soortgelijke formaliteit

Geen legalisatie of soortgelijke formaliteit mag in het kader van deze
verordening worden geëist.

Artikel 47 quater-0

(oud artikel 42 septies, lid 3)

Vertaling van ter staving dienende stukken

Onverminderd de artikelen 26-4, 26-11, 26-21 bis en 26-22, kan het
geadieerde gerecht van de partijen een vertaling van de ter staving
dienende stukken in een andere taal dan de taal van de procedure alleen
dan verlangen, indien het de vertaling nodig acht ten behoeve van de
uitspraak of ter bescherming van de rechten van de verdediging.

Artikel 47 quinquies

(oud artikel C, lid 3)

Verhalen van kosten

Onverminderd artikel 42 kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte
lidstaat bij uitzondering de kosten terugvorderen van de in het ongelijk
gestelde partij die krachtens artikel C kosteloze rechtsbijstand geniet,
indien de financiële situatie van die partij dit mogelijk maakt.

Artikel 48

Verhouding tot andere communautaire regelgeving

1.	Onder voorbehoud van artikel 52, lid 1 bis, wijzigt deze verordening
Verordening (EG) nr. 44/2001, door de bepalingen inzake
onderhoudsverplichtingen van die verordening te vervangen.

1-0.	Deze verordening vervangt, op het gebied van
onderhoudsverplichtingen, Verordening (EG) nr. 805/2004, behalve voor de
Europese executoriale titels inzake onderhoudsverplichtingen die zijn
afgegeven in een lidstaat die niet gebonden is door het Haags Protocol
van 2007.

1 bis.	Op het gebied van de onderhoudsverplichtingen laat deze
verordening, onder voorbehoud van hoofdstuk VI bis, de toepassing van
Richtlijn 2003/8/EG onverlet.

1 ter.	Deze verordening laat de toepassing van Richtlijn 95/46/EG
onverlet.

2.	(...)

3.	(...)

Artikel 49

Verhouding tot bestaande internationale verdragen en overeenkomsten

0.	Deze verordening laat onverlet de toepassing van de bilaterale of
multilaterale verdragen en overeenkomsten waarbij een of meer lidstaten
op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en
die betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van
toepassing is, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten op grond
van artikel 307 van het Verdrag.

1.	Onverminderd lid 2 heeft deze verordening tussen de lidstaten
echter voorrang boven de verdragen en overeenkomsten die betrekking
hebben op de in deze verordening geregelde materie en waarbij lidstaten
partij zijn.

2.	Deze verordening vormt geen beletsel voor de toepassing van de
Overeenkomst van 23 maart 1962 tussen Zweden, Denemarken, Finland,
IJsland en Noorwegen inzake het verhaal van alimentatie door de
lidstaten die daarbij partij zijn, omdat genoemde overeenkomst ter zake
van erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van beslissingen:

a)	vereenvoudigde en versnelde procedures voor de tenuitvoerlegging van
beslissingen inzake alimentatie bevat, en

b)	een gunstiger rechtsbijstandsregeling behelst dan die welke is vervat
in hoofdstuk VI bis van deze verordening.

De toepassing van genoemde overeenkomst ontzegt de verweerder evenwel
niet de bescherming die hij geniet op basis van de artikelen 26-3 en
26-5 van deze verordening.

Artikel 49 bis

Informatie over de nationale wetgeving en procedures, de verplichtingen
van de centrale autoriteiten en de daadwerkelijke toegang tot de rechter

(naar het model van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1896/2006)

De lidstaten verstrekken in het kader van het bij Beschikking
2001/470/EG ingestelde Europees justitieel netwerk in burgerlijke en
handelszaken de volgende gegevens met het oog op de openbaarmaking
ervan:

a)	een beschrijving van de nationale wetgeving en procedures betreffende
onderhoudsverplichtingen;

b)	een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen om aan de
verplichtingen in de zin van artikel 41 te voldoen;

c)	een beschrijving van de wijze waarop de daadwerkelijke toegang tot de
rechter overeenkomstig artikel A wordt gegarandeerd;

d)	een beschrijving van de nationale voorschriften en procedures voor de
tenuitvoerlegging, met inbegrip van informatie over de
tenuitvoerleggingsbeperkingen, met name de voorschriften ter bescherming
van de schuldenaar en inzake de verjaringstermijnen.

Deze informatie wordt door de lidstaten voortdurend bijgewerkt. 

Artikel 49 ter

Informatie betreffende contactgegevens en talen

(naar het model van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 861/2007
(geringe vorderingen))

1.	Uiterlijk op […] doen de lidstaten aan de Commissie mededeling van:


a-0)	de naam en de contactgegevens van de gerechten of autoriteiten die
bevoegd zijn voor het behandelen van het verzoek om een verklaring van
uitvoerbaarheid, in de zin van artikel 26-10, lid 1, en voor het
beroep tegen een beslissing over dit verzoek, in de zin van
artikel 26-15, lid 2;

a-1)	de in artikel 26-16 bedoelde rechtsmiddelen;

a-2)	de herzieningsprocedure ter uitvoering van artikel 26-3, alsmede
de naam en de contactgegevens van de bevoegde gerechten;

a)	de namen en contactgegevens van hun centrale autoriteiten en, in
voorkomend geval, hun bevoegdheid, in de zin van artikel 39, lid 3;

b)	de namen en contactgegevens van de overheids- of andere instanties
en, in voorkomend geval, hun bevoegdheid, in de zin van artikel 41,
lid 3;

c)	de namen en contactgegevens van de autoriteiten die voor de
toepassing van artikel 26-5 bevoegd zijn tot tenuitvoerlegging;

d)	de talen die zij aanvaarden voor de vertaling van de in de artikelen
26-4, 26-11 en 26-22 bedoelde documenten;

e)	de talen die hun centrale autoriteiten aanvaarden bij de in artikel
42 septies bedoelde communicatie met andere centrale autoriteiten. 

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van
deze informatie.

2.	De overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie, met uitzondering van
de adressen en overige contactgegevens van de in de punten a-0), a-2) en
c) bedoelde gerechten en instanties, wordt door de Commissie het
Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

3.	Alle overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie wordt door de
Commissie met passende middelen, in het bijzonder via het bij Besluit
2001/470/EG ingestelde Europees justitieel netwerk in burgerlijke en
handelszaken, openbaar gemaakt.

Artikel 50

Wijziging van de formulieren

Elke wijziging van de formulieren waarin deze verordening voorziet,
wordt volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure
aangenomen.

Artikel 51

Comité

De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 70 van Verordening
(EG) nr. 2201/2003 ingestelde comité. 

1 bis.	In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de
artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt
vastgesteld op drie maanden.

2.	In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de
artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. 

Artikel 51 bis

Herzieningsclausule

Le [...] Uiterlijk […] brengt de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over
de toepassing van deze verordening, met inbegrip van een evaluatie van
de ervaring die in de praktijk met de administratieve samenwerking
tussen de centrale autoriteiten is opgedaan, met name ten aanzien van de
toegang die zij hebben tot de informatie welke in het bezit is van
overheden en overheidsdiensten, en een evaluatie van de werking van de
procedure voor erkenning, uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging die
van toepassing is op beslissingen die zijn gegeven in een niet door het
Haags Protocol van 2007 gebonden lidstaat. Het verslag gaat zo nodig
vergezeld van voorstellen tot aanpassing.

Artikel 52

Overgangsbepalingen

1.	Onder voorbehoud van de leden 1 bis en 2 is deze verordening slechts
van toepassing op de procedures die zijn ingesteld, de gerechtelijke
schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen, en de authentieke akten
die zijn verleden of geregistreerd nadat de verordening van toepassing
is geworden. 

1 bis.	De afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk V zijn van toepassing:

a)	op de beslissingen die in de lidstaten zijn gegeven voordat de
verordening van toepassing is geworden, en waarvoor na deze datum de
erkenning en de uitvoerbaarverklaring zijn gevraagd; 

b)	op de beslissingen die na de datum van toepassing van deze
verordening zijn gegeven in procedures welke voor deze datum zijn
ingesteld,

voor zover deze beslissingen, wat erkenning en tenuitvoerlegging
betreft, binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 44/2001
vallen.

	Verordening (EG) nr. 44/2001 blijft van toepassing op de procedures
inzake erkenning en tenuitvoerlegging die lopen op de datum waarop de
onderhavige verordening van toepassing wordt.

	De eerste en de tweede alinea zijn van overeenkomstige toepassing op de
gerechtelijke schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen, en de
authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd in de lidstaten.

2.	Hoofdstuk VIII betreffende de administratieve samenwerking is van
toepassing op de aanvragen en verzoeken die de centrale autoriteit
ontvangt vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt. 

Artikel 53

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op [...] .

De artikelen […] zijn van toepassing vanaf de datum van
inwerkingtreding. 

Deze verordening, met uitzondering van de in de tweede alinea vermelde
artikelen, is van toepassing met ingang van […], onder voorbehoud dat
op die datum het Haags Protocol van 2007 in de Gemeenschap van
toepassing is. Bij gebreke hiervan is zij van toepassing met ingang van
de datum waarop het genoemde protocol in de Gemeenschap van toepassing
is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks
toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting
van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel,

	Voor de Raad

	De voorzitter

___________________

BIJLAGEN

(de formulieren vallen buiten het bestek van het politiek akkoord)

 

_________________

	Uitgebracht op 13 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het PB).

	PB C 185 van 8.8.2006, blz. 35.

	PB C 242 van 7.10.2006, blz. 20.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 24, lid 1, van Verordening (EG)
nr. 805/2004.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 24 van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 30 van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 27 van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 28 van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 31 van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 34, punt 2, van Verordening (EG)
nr. 44/2001.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 20, lid 3, van Verordening (EG)
nr. 1896/2006 en artikel 18, lid 2, van Verordening (EG)
nr. 861/2007. 

	Noot voor de vertaling: zie artikel 54 van Verordening (EG)
nr. 2201/2003.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 58 van Verordening (EG)
nr. 2201/2003.

	Noot voor de vertaling: zie artikel 28 van Verordening (EG)
nr. 864/2007.

	Het voorzitterschap stelt voor deze termijn vast te stellen op 5 jaar
vanaf de datum van toepassing van de verordening.

	Nader te bepalen. Er moet genoeg tijd zijn om de centrale autoriteiten
op te richten. 

	Het voorzitterschap stelt 30 maanden na de datum van aanneming van de
verordening voor.

14066/08 ADD 1		cle/SAV/hd	  PAGE  1 

	DG H 2A	 LIMITE NL