[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2008D16384, datum: 2008-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Multilaterale overeenkomst inzake het Europese gemeenschappelijke luchtruim (2008D16383)

Preview document (šŸ”— origineel)


Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albaniƫ, Bosniƫ en
Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatiƫ, de Europese
Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedoniƫ, het Koninkrijk Noorwegen, Serviƫ
en Montenegro, Roemeniƫ en de Missie van de Verenigde Naties voor
interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een
Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, met Bijlagen en
Protocollen; Luxemburg, 9 juni 2006 (Trb. 2006, 196)

Toelichtende nota 

1.	Inleiding

De onderhavige op 9 juni 2006 te Luxemburg totstandgekomen Multilaterale
Overeenkomst is een gemengd akkoord dat alle afspraken op
luchtvaartgebied bevat en op den duur alle bilaterale
luchtvaartverdragen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap (EG)
met een aantal landen zal vervangen. Voor het Koninkrijk der
Nederlanden, voor Nederland, zijn dat de volgende verdragen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Albaniƫ
inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden van
25 september 1996 (Trb.1996, 286). 

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale
Volksrepubliek Zuidslaviƫ betreffende geregelde luchtdiensten van 13
maart 1957 (Trb 1957, 70), die van toepassing is in de luchtvaartrelatie
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bosniƫ-Herzegovina (Trb. 1998,
269).

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kroatiƫ
inzake luchtdiensten van 30 april 1996 (Trb.1996, 133).

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de
Macedonische Regering inzake luchtdiensten van en via hun respectieve
grondgebieden van 6 februari 1997 (Trb. 1997, 52).

-      Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Regering van de Republiek  IJsland betreffende
luchtvervoer van 22 maart 1950 (Trb. 1950, 526).

 

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federale
Volksrepubliek Zuidslaviƫ betreffende geregelde luchtdiensten van 13
maart 1957 (Trb. 1957, 70), die thans van toepassing is in de
luchtvaartrelatie met Serviƫ (Trb.2002, 181) en met Montenegro (Trb.
2007, 51).

  

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
Noorwegen inzake het vestigen en onderhouden van luchtdiensten van 18
oktober 1962 (trb. 1962, 148).

Tijdens de Transportraad van december 2004 hebben de lidstaten van de EG
in het kader van voortschrijdende liberalisering besloten de Europese
Commissie te machtigen om onderhandelingen te openen over een Europese
Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA) met Albaniƫ, Bosniƫ en
Herzegovina, Kroatiƫ, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedoniƫ
(FYROM), Serviƫ en Montenegro en het interimbestuur van de Verenigde
Naties in Kosovo (United Nations Interim Administration Mission in
Kosovo ā€“ UNMIK, overeenkomstig Resolutie 1244 van de
VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999). Dit besluit van de Raad wijzigde
het mandaat van 1996 waarin afgesproken was dat de Commissie
onderhandelingen mocht openen voor het creƫren van hogergenoemde ECAA.
met Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemeniƫ,
Slowakije, Sloveniƫ en Tsjechiƫ. Het mandaat van 1996 werd nog
uitgebreid met Cyprus, Noorwegen, en IJsland, die ook betrokken wilden
worden in de onderhandelingen.

De uitbreiding van de EG in 2004, waarmee Hongarije, Polen, Estland,
Letland, Litouwen, Tsjechiƫ, Slowakije, Sloveniƫ direct werden
opgenomen in de EG met alle bijbehorende rechten en regels, doorkruiste
het mandaat van 1996. De onderhandelingen voor een ECAA met Bulgarije en
Roemenie bleven nog staan omdat deze landen op dat moment nog niet klaar
waren voor toetreding. In 2004 is toen besloten tevens de
onderhandelingen te starten met Albaniƫ, Bosniƫ en Herzegovina,
Kroatiƫ, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedoniƫ (FYROM),
Serviƫ en Montenegro en UNMIK. Deze onderhandelingen hebben in juni
2006 geresulteerd in het onderhavige verdrag.

In dat verdrag is wel rekening gehouden met de uiteindelijke toetreding
van Bulgarije en Roemenie tot de Europese Gemeenschap per 1 januari 2007
bij de ā€˜Transitional Arrangementsā€™. 

De onderhandelingen met Noorwegen en IJsland, die al in 1996 gestart
waren, zijn uiteindelijk geformaliseerd  in het verdrag van 2006.
Noorwegen en IJsland waren al eerder onderdeel van de Europese
Economische Ruimte (EER) en hadden de toetreding tot het
Gemeenschapsrecht  al doorlopen maar hun situatie was nog niet
geformaliseerd. Derhalve zijn zij geen geassocieerde partijen (staten
met een  overgangsfase voor implementatie van verordeningen en
richtlijnen) maar overeenkomstsluitende partijen.

De ECAA heeft betrekking op een gefaseerde aanpak van de liberalisering
van de markt, waarbij iedere fase afhankelijk wordt gesteld van de
geleidelijke overneming door het derde land van het relevante
"gemeenschapsrecht". Het uiteindelijke doel van de Overeenkomst is, de
luchtvervoersmarkten van deze landen te integreren met de interne markt
van de Gemeenschap voor luchtvervoersdiensten.

Met de Multilaterale Overeenkomst, inclusief de bijlagen waarin de
bestaande regelgeving van de Europese Gemeenschap genoemd staat die de
ECAA landen dienen over te nemen op het gebied van luchtvaart, en 8
protocollen waarin overgangsmaatregelen staan tussen de EG en het
desbetreffende land (het ene land is immers verder met bepaalde
toepassingen en aanpassingen dan het andere land), wordt uiteindelijk
een gemeenschappelijke Europees luchtvaartruimte tot stand gebracht, die
gebaseerd is op een vrije markttoegang en gelijke
concurrentieverhoudingen binnen het grondgebied van de verdragspartijen.
De Overeenkomst creƫert een raamwerk voor een gezamenlijke
luchtvaartmarkt met gezamenlijke regelgeving op het gebied van economie,
veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, luchtverkeersbeheer,
sociale aspecten, externe relaties, milieu en consumentenaspecten.

De Overeenkomst is nog niet in werking getreden en kan tussen de EG en
de lidstaten enerzijds en Ć©Ć©n geassocieerde partij anderzijds
voorlopig worden toegepast. Een Gemengd ComitƩ zorgt voor implementatie
en produceert elk jaar een rapport waarin de vorderingen bijgehouden
worden. Het streven is, dat de ECAA in 2012 volledig in werking is.

2.	Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 staan de beginselen en het doel van de Overeenkomst
beschreven die er op neerkomen dat de Overeenkomst beoogt een Europese
gemeenschappelijke ruimte op het gebied van luchtvaart te creƫren. In
deze gemeenschappelijke ruimte geldt EG wetgeving. Deelnemende landen
moeten op nationaal gebied maatregelen nemen en wetgeving aanpassen om
hun verdragsverplichtingen na te komen (artikel 4).

In de ECAA landen en de lidstaten van de EG geldt het vrije recht van
vestiging (artikel 7). Er mogen in principe geen beperkingen zijn op het
vestigingsrecht binnen de Europese Gemeenschap. De
luchtvaartmaatschappijen die zich vestigen moeten dan ook als zodanig
behandeld worden. Dit artikel past binnen de strenge mededingingsregels
van de EG die ervan uitgaan dat bedrijven optimaal moeten kunnen
profiteren van de interne markt. Derhalve moeten ECAA partners hun
staatsmonopolies in de luchtvaart zo aanpassen dat ze niet
discriminerend zijn t.o.v. de andere lidstaten (artikel14- Bijlage III
artikel 1). Dit geldt alleen voor de geassocieerde partijen (dus niet
voor Noorwegen en IJsland) en het betreft een overgangsmaatregel.

De luchtvaartmaatschappijen moeten voldoen aan de internationale
ā€˜safetyā€™ en ā€œsecurityā€  standaards (Verdrag inzake de
internationale burgerluchtvaart, Chicago, 7 december 1944 (Trb. 1947,
165),en de regelgeving van de Internationale Organisatie voor de
Burgerluchtvaart (ICAO), de Europese Burgerluchtvaart Conferentie (ECAC)
en de EG). Dat is nu nog niet het geval voor alle ECAA-leden (artikelen
11 en 12).

Ter evaluatie van de tenuitvoerlegging alsmede interpretatie van de
overeenkomst is er een Gemengd ComitƩ ingesteld dat eenmaal per jaar
bijeenkomt en op basis van consensus werkt. Met de instelling van het
Gemengd ComitƩ wordt tevens beoogd de samenwerking op verschillende
terreinen zoals beveiliging, veiligheid, en milieu verder te ontwikkelen
(artikelen 18 t/m 26) . De overeenkomst voorziet tevens in de
mogelijkheid van arbitrage. 

In artikel 31, tweede lid, van de overeenkomst is rekening gehouden met
de situatie waarin een geassocieerde partij bij het verdrag na de
inwerkingtreding van het verdrag toetreedt tot de EG. Op grond van dat
artikel zal die partij automatisch de status van geassocieerde partij
verliezen en als EG-lidstaat worden aangemerkt.

Deze bepaling is met name op Bulgarije en Roemenie van toepassing.

In de protocollen bij het verdrag zijn per geassocieerde partij een
aantal algemene regels nader uitgewerkt. Het protocol inzake Bulgarije
verwijst daarbij mede naar de beƫindiging van de overgangsperiode na
toetreding van dat land tot de EG.

Hoewel het protocol inzake Roemenie niet een dergelijke bepaling bevat
is het algemene artikel 31 uit het verdrag ook op dit land van
toepassing.Dit betekent dat  de overgangsperiode voor Roemenie direct na
de toetreding tot de EG zal vervallen en dat dat land onmiddellijk als
EG lid zal gelden. Hetgeen ook daadwerkelijk gebeurd is per 1 januari
2007.

Om tot verdere optimalisering van de overeenkomst te kunnen komen staan
in de protocollen (Bijlage V) die bij het akkoord horen de
overgangsmaatregelen per ECAA lid genoemd. Omdat de overeenkomst een
gefaseerde overeenkomst is, bleek het noodzakelijk per lid afspraken te
maken over invoering en implementatie. De protocollen gelden alleen voor
de geassocieerde partijen.

In Bijlage I staan de EG-verordeningen genoemd die gelden voor de
burgerluchtvaart.

De verordeningen betreffen de toegang tot de interne markt:

Verordening (EG) nr. 2407/92 (Pb L 240, 1992) betreffende de verlening
van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen en verordening
(EG) nr. 2408/92 (Pb L 240, 1992) betreffende de toegang van
communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire
luchtroutes.

Tevens bevat Bijlage I verordeningen inzake luchtverkeersbeheer,
veiligheid en beveiliging van de luchtvaart, milieu en sociale aspecten,
consumentenbescherming en overige EU-regelgeving.

In Bijlage II staan de procedure regels voor horizontale mandaten en de
definities van wat verstaan moet worden onder EG, ECAA-Overeenkomst, het
talenregime etc.

In Bijlage III staan de regels over staatssteun en mededinging die van
toepassing zijn op de geassocieerde partijen. 

In Bijlage IV staat dat de ECAA-leden onder het Europese Hof van
Justitie vallen en welke procedures daarvoor gelden.

Bijlage V bevat de 8 protocollen van de geassocieerde partijen.

In de Protocollen staan aparte overgangsregelingen tussen de EG en het
desbetreffende land waarbij rekening is gehouden met het feit dat het
ene land verder is met bepaalde toepassingen en aanpassingen dan het
andere land. Echter, gelet op artikel 31 van de overeenkomst gelden
geassocieerde landen direct na toetreding tot de EG als EG lid. De
aparte overgangsregeling met het toetredende lid komt op dat moment te
vervallen. De belangrijkste artikelen in de protocollen bevatten
afspraken over de verkeersrechten. ECAA-leden hebben uiteindelijk  recht
op  ā€˜ā€™ onbeperkte verkeersrechten tussen elke punt in ā€¦.(AlbaniĆ«,
KroatiĆ« enz)ā€¦ en elk punt in een lidstaat van de EGā€™ā€™. Echter
eerst gelden derde en vierde vrijheidsrechten (1e overgangsfase) en
daarna (2e overgangsfase) pas het 5e vrijheidsrecht. 

Daarnaast zijn aparte afspraken gemaakt over wanneer deze landen lid
worden van de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten ( Joint Aviation
Authorities (JAA)), het tijdstip waarop ECAC- regelgeving inzake
beveiliging van de luchtvaart moet worden toegepast, het voldoende
voortgang maken met de toepassing van de regels inzake staatssteun en
mededinging (artikel 14, eerste lid) en wanneer te voldoen aan
veiligheid in het kader van het Europees Agentschap voor de veiligheid
van de luchtvaart (European Aviation Safety Agency (EASA)).

3	Implementatie

De Overeenkomst wordt in verschillende fases geĆÆmplementeerd. In juni
2007 is een gids rondgestuurd naar alle landen over de implementatie van
de Overeenkomst. Per onderwerp worden de verschillende
implementatie-fases aangegeven. De gids is verdeeld in richtlijnen en
verordeningen. Verordeningen zijn rechtstreeks werkend en moeten  direct
geĆÆmplementeerd worden. De richtlijnen dienen zo spoedig mogelijk in 
nationale wetgeving omgezet te worden. Inzake de onderwerpen veiligheid
en beveiliging dient dit te geschieden in overleg met de ECAC en de
EASA. De verordeningen moeten tussen 1 januari 2009 en 31 december 2012
geĆÆmplementeerd zijn.

4	Voorlopige toepassing

De Overeenkomst kan tussen de EG en haar lidstaten en ten minste Ć©Ć©n
geassocieerde partij voorlopig onderling toegepast worden (artikel 29,
derde lid). 

5	Koninkrijkspositie

De onderhavige Overeenkomst zal voor wat het Koninkrijk betreft alleen
voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,