[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31706, bijgewerkt t/m nr. 24 (4e NvW d.d. 19 november 2008)

Regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2008D16627, datum: 2008-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z02542:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 24 (4e NvW d.d. 19 november 2008)



31 706	Regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en
gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat
chronisch zieken en gehandicapten die worden geconfronteerd met hoge
uitgaven in verband met gezondheidsproblemen hiervoor een tegemoetkoming
ontvangen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1

	In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. verzekerde: een verzekerde als bedoeld in artikel 1, onderdeel f,
van de Zorgverzekeringswet en een militaire ambtenaar in werkelijke
dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a juncto
onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, alsmede een militair
aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is
verleend;

	b. het CAK: de besloten vennootschap CAK, gevestigd te ‘s-Gravenhage;

	c. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

	d. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b,
van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

	e. sociaal-fiscaalnummer: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid,
onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

HOOFDSTUK 2. TEGEMOETKOMINGEN IN VERBAND MET GEZONDHEIDSPROBLEMEN

§ 2.1 Algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten

Artikel 2

	1. Een verzekerde heeft jaarlijks recht op een bij algemene maatregel
van bestuur vast te stellen tegemoetkoming, indien hij behoort tot een
bij of krachtens die maatregel te bepalen groep van personen:

	a. die gebruik maken van hulpmiddelenzorg, farmaceutische zorg,
fysiotherapie, oefentherapie en geneeskundige zorg die behoren tot de
verzekerde prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet,

	b. voor wie ingevolge artikel 9b, eerste lid, van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten is vastgesteld dat zij aanspraak hebben op zorg,
of

	c. die gebruik maken van een individuele voorziening, die beoogt hen in
staat te stellen een huishouden te voeren als bedoeld in artikel 4,
eerste lid, onderdeel a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

	2. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, kan voor verschillende
groepen op een verschillend bedrag worden vastgesteld.

	3. De criteria, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, kunnen
indien dit met het oog op een betere werking van deze wet op korte
termijn noodzakelijk wordt geacht, bij algemene maatregel van bestuur
worden aangevuld.

	4. Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het derde lid
vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet
tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de
Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of
indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel
niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld
ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene
maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding
van die wet.

Artikel 3

	1. Het bestuur van het CAK stelt ambtshalve het recht van de verzekerde
op en de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
vast.

	2. Het CAK verstrekt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste
lid, voor het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de
tegemoetkoming betrekking heeft.

	3. Het CAK ziet bij de uitvoering van de in het eerste en tweede lid
bedoelde taak toe op:

	a. een tijdige voorbereiding en uitvoering;

	b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;

	c. de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met hem
in aanraking komen;

	d. de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die
worden ontvangen.

	4. Het CAK treft voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die
met hem in aanraking komen in verband met de uitvoering van de in het
eerste en tweede lid bedoelde taak, in de gelegenheid zijn voorstellen
tot verbetering van werkwijzen en procedures te doen.

	5. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de
uitvoering van de in het eerste en tweede lid bedoelde taak door het
CAK. De beleidsregels worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

	6. Indien naar het oordeel van Onze Minister het CAK zijn in het eerste
en tweede lid bedoelde taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de
noodzakelijke voorzieningen treffen. De voorzieningen worden,
spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat het
CAK in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te
stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren. Onze
Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van
door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 4

	1. Het CAK neemt het burgerservicenummer of, bij ontbreken daarvan, het
sociaal-fiscaalnummer van verzekerden voor de uitvoering van de in
artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak in zijn administratie op.

	2. Zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de
Zorgverzekeringswet, indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, colleges van burgemeester en
wethouders en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
instanties verstrekken aan het CAK persoonsgegevens van verzekerden,
waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de
Wet bescherming persoonsgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de
in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welke gegevens
de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, zich uitstrekken en in
welke gevallen de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, verder
worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de in artikel 3, eerste
en tweede lid, bedoelde taak.

	4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald:

	a. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking plaatsvindt;

	b. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking voldoet;

	c. de hoogte van de vergoeding voor zorgverzekeraars voor het
aanleveren van gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van de in
artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak;

	d. op welke datum gegevens als bedoeld in het tweede lid uiterlijk
worden verstrekt aan het CAK.

Artikel 4a

	1. Onze Minister is bevoegd zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet en indicatieorganen als bedoeld
in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter
handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 4, tweede lid en
vierde lid, onderdelen a en d, een aanwijzing te geven.

	2. Indien een zorgverzekeraar als bedoeld in het eerste lid niet binnen
vier weken aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, voldoet, is
Onze Minister bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.

	3. Indien indicatieorganen als bedoeld in het eerste lid niet binnen
vier weken voldoen aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan
Onze Minister noodzakelijke maatregelen treffen. Onze Minister stelt
beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van deze door hem
getroffen maatregelen.

Artikel 5

	1. Het CAK zendt jaarlijks voor 15 november aan Onze Minister een
begroting voor in het volgende kalenderjaar te verstrekken
tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en voor de in dat
jaar met de uitvoering daarvan gepaard gaande beheerskosten.

	2. Onze Minister stelt jaarlijks voor 15 december het budget vast voor
de kosten van tegemoetkomingen en de beheerskosten, bedoeld in het
eerste lid.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van de begroting en over de wijze waarop en de voorwaarden
waaronder het budget wordt vastgesteld.

	4. Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of
dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten,
doet het CAK, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen
daarvan, onverwijld mededeling aan Onze Minister.

	5. Onze Minister kan besluiten het budget voor de beheerskosten,
bedoeld in het eerste lid, te wijzigen.

	6. Het CAK gaat met betrekking tot de beheerskosten, bedoeld in het
eerste lid, geen verplichtingen aan en doet geen uitgaven die leiden tot
overschrijding van het daarvoor vastgestelde budget.

Artikel 6

	1. Het CAK zendt jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister een
jaarverantwoording over de verstrekking van tegemoetkomingen als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, en de daarmee gepaard gaande beheerskosten
over het afgelopen kalenderjaar, alsmede het verslag van bevindingen,
bedoeld in het zesde lid.

	2. De jaarverantwoording, bedoeld in het eerste lid, omvat:

	a. een jaarrekening, en

	b. een jaarverslag met betrekking tot het door het CAK gevoerde beleid,
de doeltreffendheid van dat beleid en de bedrijfsvoering rond de
uitvoering van de in artikel 3, eerste en tweede lid, bedoelde taak en
de daarmee gepaard gaande beheerskosten.

	3. Het CAK legt in zijn jaarrekening, die zoveel mogelijk met
overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek wordt ingericht, rekening en verantwoording af over de kosten
van tegemoetkomingen en de beheerskosten, bedoeld in artikel 5, eerste
lid, en over de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer in het
afgelopen kalenderjaar.

	4. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de
getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die bereid is Onze Minister
desgevraagd inzicht te geven in zijn controlewerkzaamheden.

	5. De verklaring, bedoeld in het vierde lid, heeft mede betrekking op
de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen voor de kosten
van tegemoetkomingen en de beheerskosten, bedoeld in artikel 5, eerste
lid.

	6. De accountant voegt bij de verklaring een verslag van zijn
bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de kosten
van tegemoetkomingen en de beheerskosten, bedoeld in artikel 5, eerste
lid, voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid,
controleerbaarheid en doelmatigheid.

	7. De jaarrekening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

	8. Onze Minister houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 3,
eerste en tweede lid, bedoelde taak en de daarmee gepaard gaande
beheerskosten door het CAK.

	9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de inrichting van:

	a. de jaarverantwoording, bedoeld in het tweede lid;

	b. de verklaring omtrent de getrouwheid, bedoeld in vierde lid;

	c. het verslag van bevindingen, bedoeld in het zesde lid;

	d. het aan de verklaring en het verslag van bevindingen ten grondslag
liggende onderzoek.

Artikel 7

	1. Het CAK verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de
uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan
inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat
voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

	2. Het CAK geeft bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde
inlichtingen waar nodig aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter
dragen. Dit vertrouwelijke karakter kan voortvloeien uit de aard van de
gegevens, dan wel uit het feit dat natuurlijke of rechtspersonen deze
aan het CAK hebben verstrekt onder het beding dat zij als vertrouwelijk
zullen gelden.

§ 2.2 Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

Artikel 8

	1. De persoon die van rechtswege verzekerd is ingevolge de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten en recht heeft op een uitkering in verband met
een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer en de persoon die recht heeft
op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of
meer, hebben recht op een tegemoetkoming.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in
hoofdstuk 4, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen, verstrekt de tegemoetkoming.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de doelgroep, de hoogte van de tegemoetkoming en de wijze
van betaling.

§ 2.3 Algemene bepalingen met betrekking tot tegemoetkomingen

Artikel 9

	1. De betaling van tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2 en 8, 
geschiedt eenmaal per kalenderjaar.

	2. De bedragen van de tegemoetkomingen worden jaarlijks aangepast op
een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.

	3. De tegemoetkomingen zijn niet vatbaar voor beslag.

	4. De tegemoetkomingen blijven buiten beschouwing bij de verlening van
op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en
verstrekkingen.

	5. De tegemoetkomingen en de daarmee gepaard gaande beheerskosten komen
ten laste van ’s Rijks kas.

HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN OVERIGE WETTEN

§ 3.1 Wijzigingen in fiscale wetgeving

Artikel 10

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 3.104 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel p wordt geletterd q.

	2. Na onderdeel o wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	p. tegemoetkomingen krachtens artikel 2 van de Wet tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten;.

	3. In onderdeel q wordt “onderdelen a tot en met o” vervangen door:
onderdelen a tot en met p.

B

	Artikel 3.139 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De onderdelen c en d worden geletterd d en e.

	2. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	c. hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen
betaling ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten die op grond
van afdeling 6.5 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag
van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen;.

C

	Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid worden de onderdelen d tot en met g geletterd e
tot en met h.

	2. In het tweede lid wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd,
luidende:

	d. uitgaven voor specifieke zorgkosten (afdeling 6.5);.

	3. In het derde lid wordt “als bedoeld in het tweede lid, onderdelen
c en d” vervangen door: als bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, d
en e.

D

	Aan artikel 6.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Bij een vermindering worden allereerst de uitgaven voor specifieke
zorgkosten, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onderdeel d, in
aanmerking genomen.

E

	Artikel 6.13, tweede lid, komt te luiden:

	2. Uitgaven die op de voet van afdeling 6.5 in aanmerking worden
genomen, alsmede weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen van 27 jaar
of ouder die doorgaans in een inrichting verblijven, zijn geen uitgaven
voor levensonderhoud.

F

	Na artikel 6.15 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 6.5 UITGAVEN VOOR SPECIFIEKE ZORGKOSTEN

Artikel 6.16 Kring van personen waarvan specifieke zorgkosten in
aanmerking worden genomen

	Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen indien
de uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner, zijn
jonger dan 27-jarige kinderen, tot zijn huishouden behorende ernstig
gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en bij de belastingplichtige
inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters. Bij algemene
maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een persoon voor de
toepassing van deze afdeling als ernstig gehandicapt of als
zorgafhankelijk wordt beschouwd.

Artikel 6.17 Uitgaven voor specifieke zorgkosten

	1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens
ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:

	a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van
ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;

	b. vervoer;

	c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;

	d. andere hulpmiddelen, met uitzondering van brillen, contactlenzen en
overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;

	e. extra gezinshulp;

	f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot
een bedrag bepaald bij ministeriële regeling;

	g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra
uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

	h. reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of
invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de
bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke
huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats
van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten
langs de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer.

	2. Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d,
wordt mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het
verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel
niet in staat zou zijn. Hiertoe worden gerekend:

	a. aanpassingen van een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid
daarvan, die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn
aangebracht, voorzover de aanpassingen niet leiden tot een
waardevermeerdering van de woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid
daarvan welke uitgaat boven tien procent van de op de belastingplichtige
drukkende aanpassingskosten;

	b. zaken en aanpassingen van zaken, niet zijnde een aanpassing van een
woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan, voorzover deze
zaken en aanpassingen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk
door zieke of invalide personen worden gebruikt.

	3. Gezinshulp wordt als extra aangemerkt voor zover de uitgaven voor
gezinshulp meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.

Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek
van

meer dan	maar niet meer dan	wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor
zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom
vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek

–	€ 29 343	0%

€ 29 343	€ 44 015	1%

€ 44 015	€ 58 684	2%

€ 58 684	–	3%



	4. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner
heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd en geldt voor de
toepassing van het derde lid het gezamenlijke bedrag van de
verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór
toepassing van de persoonsgebonden aftrek. De eerste volzin is ook van
toepassing indien de belastingplichtige op grond van artikel 2.17,
zevende lid, eerste volzin, geacht wordt het gehele kalenderjaar een
partner te hebben gehad.

	5. Uitgaven voor extra gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen
voor zover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en
overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn
vermeld.

	6. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, worden in
aanmerking genomen, indien wordt gereisd:

	a. per auto anders dan per taxi: voor € 0,19 per kilometer;

	b. op andere wijze: voor de werkelijke kosten.

Artikel 6.18 Beperkingen van uitgaven voor specifieke zorgkosten

	1. Als uitgaven als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, worden niet
aangemerkt:

	a. premies en premievervangende belasting voor volksverzekeringen en
uitgaven voor naar aard en strekking daarmee overeenkomende buitenlandse
regelingen;

	b. premies en bijdragen voor een ziektekostenregeling alsmede
premievervangende en bijdragevervangende belastingen en uitgaven voor
naar aard en strekking daarmee overeenkomende buitenlandse regelingen;

	c. de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
verschuldigde bijdragen;

	d. de krachtens artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
verschuldigde bijdragen;

	e. uitgaven die ten laste komen van een verplicht eigen risico of een
overeengekomen vrijwillig eigen risico als bedoeld in artikel 1,
onderdelen g en h, van de Zorgverzekeringswet;

	f. uitgaven voor zorg die vallen onder het door de belastingplichtige
ingevolge de Zorgverzekeringswet verplicht te verzekeren risico.

	2. Het eerste lid, onderdeel f, is van overeenkomstige toepassing voor
uitgaven die door de belastingplichtige zijn gedaan voor de in artikel
6.16 bedoelde personen.

Artikel 6.19 Verhoging uitgaven voor specifieke zorgkosten

	1. Het bedrag aan uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid,
onderdelen b tot en met g, wordt verhoogd met 113%, indien het
verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in
de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10.

	2. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een
partner heeft, worden de uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid,
onderdelen b tot en met g, van de belastingplichtige en de partner
samengevoegd en geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats
van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek
het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de
belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek.

	3. Het tweede lid is ook van toepassing indien de belastingplichtige op
grond van artikel 2.17, zevende lid, eerste volzin, geacht wordt het
gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

Artikel 6.20 Omvang in aanmerking te nemen uitgaven voor specifieke
zorgkosten

	1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten worden in aanmerking genomen
voor zover zij samen, na toepassing van de verhoging ingevolge artikel
6.19, meer bedragen dan:

	a. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden
aftrek € 7 152 niet te boven gaat: € 118;

	b. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden
aftrek € 7 152 te boven gaat, maar € 38 000 niet te boven gaat:
1,65% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden
aftrek;

	c. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden
aftrek € 38 000 te boven gaat: de som van 1,65% van € 38 000 en
5,75% van het gedeelte van het verzamelinkomen vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek dat € 38 000 te boven gaat.

	2. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner
heeft, worden de uitgaven voor specifieke zorgkosten samengevoegd en
geldt voor de toepassing van het eerste lid het gezamenlijke bedrag van
de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór
toepassing van de persoonsgebonden aftrek en wordt in het eerste lid,
onderdeel a en onderdeel b, het bedrag van € 7 152 vervangen door €
14 304 en wordt in het eerste lid, onderdeel a, het bedrag van € 118
vervangen door € 236. De eerste volzin is ook van toepassing indien de
belastingplichtige op grond van artikel 2.17, zevende lid, eerste
volzin, geacht wordt het gehele kalenderjaar een partner te hebben
gehad.

G

	Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt verhoogd met € 1500. 

	2. Het in het tweede lid vermelde bedrag wordt verhoogd met € 185.

H

	Het in artikel 8.18, tweede lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met
€ 125.

I

	In artikel 10.1, eerste volzin, wordt “5.16” vervangen door: 5.16,
6.17, derde lid, 6.20.

Artikel 11

	Met ingang van 1 januari 2010 wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 als
volgt gewijzigd:

A 

	Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het bedrag aan uitgaven, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid,
onderdelen b tot en met g, wordt verhoogd met:

	a. 113%, indien de belastingplichtige bij het begin van het
kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

b. 77%, indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar
de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt;

een en ander mits het verzamelinkomen vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in
de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10.

	2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het
gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en
de in de eerste volzin bedoelde partner, vóór toepassing van de
persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in
de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10, en de
belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65
jaar niet heeft bereikt, maar de partner bij het begin van het
kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar wel heeft bereikt, wordt in
afwijking in zoverre van het eerste lid het bedrag aan uitgaven, bedoeld
in artikel 6.17, eerste lid, onderdelen b tot en met g, verhoogd met
113%.

B

	Het in artikel 8.17, eerste lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met €
285.

Artikel 12

	Met ingang van 1 januari 2011 wordt in artikel 6.19, eerste lid,
onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 “77%” vervangen
door: 40%.

Artikel 13

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 22b wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt verhoogd met € 1500. 

	2. Het in het tweede lid vermelde bedrag wordt verhoogd met € 185.

B

	Het in artikel 22c, tweede lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met €
125.

Artikel 13a

	Met ingang van 1 januari 2010 wordt het in artikel 22b, eerste lid, van
de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag verlaagd met € 285.

§ 3.2 Wijzigingen met betrekking tot inkomenscompensatie voor ouderen

Artikel 14

	De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 14, tweede lid, wordt na “twee maal dat bedrag”
ingevoegd: , en verder vermeerderd met € 665 onderscheidenlijk € 1
462.

B

	Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c wordt “€ 1 675” vervangen door: € 2 340.

	2. In onderdeel d wordt “€ 1 050” vervangen door: € 2 512.

C

	Artikel 18, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede, derde en vierde lid worden vernummerd tot derde, vierde
en vijfde lid.

	2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Voor de toepassing van het derde lid en van artikel 19, tweede lid,
worden de bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen c en d,
vermeerderd met € 665 onderscheidenlijk € 1 462.

D

	Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “18, tweede lid” vervangen door: 18,
derde lid.

	2. In het achtste lid wordt “18, derde lid” vervangen door: 18,
vierde lid.

§3.3 Overige wijzigingen

Artikel 15

	Aan onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet wordt een onderdeel
toegevoegd, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het
laatste onderdeel, luidende:

	#. Artikelen 2 en 8 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten.

Artikel 16

	Artikel 4.2 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet
komt te vervallen, met dien verstande dat dit artikel en de daarop
gebaseerde bepalingen, zoals deze luidden op de dag voorafgaande aan de
dag waarop dit wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in werking
treedt, van toepassing blijven op de aanspraken van belastingplichtigen
over de jaren voor het kalenderjaar 2009.

Artikel 17

	Aan artikel 16 van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt, onder
vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	f. toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering door het CAK,
bedoeld in artikel 1, onderdeel w, van de Zorgverzekeringswet, van
hetgeen bij of krachtens artikel 118a van de Zorgverzekeringswet en
artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning is geregeld.

Artikel 18

	Aan artikel 31, tweede lid, van de Wet werk en bijstand wordt, onder
vervanging van de punt na het laatste onderdeel door een puntkomma, een
onderdeel toegevoegd, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit
op het laatste onderdeel, luidende:

	#. tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken
en gehandicapten.

Artikel 19

	Aan artikel 4, tweede lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars
wordt, onder vervanging van de punt na het laatste onderdeel door een
puntkomma, een onderdeel toegevoegd, waarvan de letteraanduiding
alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, luidende:

	#. tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken
en gehandicapten.

Artikel 20

	De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 worden de onderdelen na onderdeel t vervangen door:

	u. bijdragebetalingstijdvak: het kalenderjaar;

	v. burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b,
van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

	w. het CAK: de besloten vennootschap CAK, gevestigd te ‘s-Gravenhage.

B

	In artikel 39, derde lid, onderdeel f, wordt “het Centraal
Administratiekantoor” telkens vervangen door: het CAK.

C

	In artikel 118a, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde lid, wordt
“het Centraal Administratiekantoor” telkens vervangen door: het CAK.

HOOFDSTUK 6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

	1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over door
de rijksbelastingdienst te verstrekken tegemoetkomingen specifieke
zorgkosten aan belastingplichtigen met uitgaven voor specifieke
zorgkosten als bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting
2001.

	2. De uitbetaling en terugvordering van verstrekte tegemoetkomingen
specifieke zorgkosten geschieden overeenkomstig de regels die gelden
voor de invordering van inkomstenbelasting, met dien verstande dat bij
de overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de Invorderingswet 1990
een uit te betalen tegemoetkoming specifieke zorgkosten uitsluitend kan
worden verrekend met een terugvordering van een tegemoetkoming
specifieke zorgkosten.

Artikel 21a

	1. Het CAK brengt uiterlijk 30 november 2009 de krachtens artikel 6 van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of artikel 15 van de Wet
maatschappelijke ondersteuning verschuldigde bijdragen over de
kalenderjaren tot en met 2008 in rekening bij de verzekerde, bedoeld in
artikel 5 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten onderscheidenlijk
de persoon, bedoeld in artikel 15 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning.  

2. Na 30 november 2009 in rekening gebrachte bijdragen als bedoeld in
het eerste lid hoeven niet te worden voldaan.

Artikel 21b

	1. Tot en met 31 december 2009 behoren mede tot de uitgaven voor
specifieke zorgkosten, bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, de volgende door de belastingplichtige over de
kalenderjaren tot en met 2008 verschuldigde bijdragen, voor zover deze
na 30 november 2008 aan hem in rekening zijn gebracht en door hem in
2009 zijn betaald of verrekend:

	a. de krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling
die is toegelaten om zorg te verlenen, tot een bedrag van 25% van die
bijdragen;

	b. de krachtens artikel 6, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten verschuldigde bijdragen, bij verblijf buiten een instelling
als bedoeld in onderdeel a;

	c. de krachtens artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
verschuldigde bijdragen, voorzover de belastingplichtige deze
verschuldigd is voor huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel h, van die wet of voor een daarvoor bestemd
persoonsgebonden budget.

	2. Tot en met 31 december 2009 worden de bijdragen, bedoeld in het
eerste lid, mede in aanmerking genomen als uitgaven als bedoeld in
artikel 6.19 van de Wet inkomstenbelasting 2001. 

Artikel 22

	1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip waarbij voor een of meer artikelen of onderdelen daarvan
terugwerkende kracht mogelijk is tot en met 1 januari 2009.

	2. Bij het begin van het kalenderjaar 2009 vindt artikel 10.1 van de
Wet inkomstenbelasting 2001 geen toepassing met betrekking tot de in de
artikelen 6.17, derde lid, en 6.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001
vermelde bedragen.

	3. Artikel 10, onderdelen G en H, vindt eerst toepassing nadat artikel
10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het
kalenderjaar 2009 is toegepast.

	4. Artikel 13 vindt eerst toepassing nadat artikel 22d van de Wet op de
loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2009 is toegepast.

	5. Artikel 11, onderdeel B, vindt eerst toepassing nadat artikel 10.1
van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar
2010 is toegepast.

	6. Artikel 13a vindt eerst toepassing nadat artikel 22d van de Wet op
de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2010 is
toegepast.

Artikel 23

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

 PAGE    

 PAGE   9