Energierapport 2008
Stenogram
Nummer: 2008D16634, datum: 2008-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2008-11-17 11:00: Energierapport 2008 (tijdstip gewijzigd: was 11.30-15.30 uur) (Notaoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG De vaste commissie voor Economische Zaken <1> heeft op 17 november 2008 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over het Energierapport 2008 (31510-1). Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tichelaar De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke ** Voorzitter: Tichelaar Aanwezig zijn 10 leden der Kamer, te weten: Graus, Van der Ham, Hessels, Jansen, Samsom, Tichelaar, Vendrik, Van der Vlies, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Zijlstra, en mevrouw Van der Hoeven, minister van Economische Zaken. Aan de orde is de (voortzetting van de) behandeling van: - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 18 juni 2008 ter aanbieding van het Energierapport 2008 (31510, nr.1); - de brief van minister van Economische Zaken d.d. 7 mei 2008 over de voortgang van het aansluitbeleid (29023, nr. 56); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 juli 2008 ter aanbieding van de Innovatieagenda Energie (31530, nr. 1); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 14 juli 2008 over de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie (28240, nr. 95); - de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat d.d. 30 juni 2008 over de ontwikkeling van windturbines op zee (31209, nr. 35); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 24 september 2008 ter aanbieding van het EBN jaarverslag 2007 en het EZ jaarverslag inzake opsporing en winning 2007 (31700-XIII, nr. 5); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 1 oktober 2008 inzake de reactie op het rapport van de Kafkabrigade (Zeekracht) (31209, nr. 41); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 2 oktober 2008 over het aansluitbeleid elektriciteit (29023, nr. 63); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 2 oktober 2008 houdende een erratum op het antwoord op Kamervragen over het Energierapport (31510, nr. 3); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 3 oktober 2008 over de toezegging, inzicht te geven in de verschillen tussen het Duitse stimuleringssysteem en SDE (31239, nr. 40); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 24 oktober 2008 ter aanbieding van het Besluit wijziging SDE en informatie inzake benodigde middelen voor wind op zee bij wijziging van de veronderstellingen (31239, nr. 41); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2008 over de meerjarenafspraken energie-efficiency (31320, nr. 20); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2008 houdende een reactie op het verzoek van de commissie naar aanleiding van het AO inzake de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Publiek Aandeelhouderschap energiebedrijven (31700-XIII, nr. 41); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 29 oktober 2008 houdende een reactie op het verzoek van het lid Vendrik inzake het Sectorakkoord Energie (31209, nr. 43); - de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 5 november 2008 over het notaoverleg Energierapport (31209, nr. 54); - de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 7 november 2008 over het aansluitbeleid elektriciteit (2008Z06295) (nummer nog niet bekend). (Zie vergadering van 6 oktober 2008.) De voorzitter: Ik heropen het notaoverleg over het Energierapport 2008. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is wegens ziekte helaas verhinderd. Ik stel voor dat u in uw tweede termijn doet alsof zij hier aanwezig is en indien noodzakelijk ook moties op haar terrein indient. Ik heb begrepen dat de stemmingen over alle moties volgende week zullen plaatsvinden. Het lijkt mij goed dat ik de staatssecretaris verzoek om voor aanvang van de stemmingen schriftelijk op uw inbreng en moties te reageren. Ik wil mevrouw Wiegman graag het woord geven in deze commissie, ofschoon zij geen lid is. Ik geef het woord aan de minister om haar beantwoording in eerste termijn af te ronden. ** Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Op 6 oktober jongstleden hebben wij hierover gesproken, maar dat wil niet zeggen dat er sindsdien niets is gebeurd. Wij hebben de begrotingsbehandeling van Economische Zaken gedaan. U heeft met de minister van VROM over Schoon en Zuinig gesproken. De begroting van VROM komt deze week aan de orde. Ik heb begrepen dat er nog steeds een interpellatiedebat over de hoge energieprijzen op de rol staat. Volgende week is er een algemeen overleg over de VTE-Raad. U neemt het mij niet kwalijk dat ik soms zal verwijzen naar debatten die wij hebben gehad en soms ook zal verwijzen naar debatten die komen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er een aantal dingen te melden is. Wat hebben wij gedaan sinds de vorige keer? Wij hebben een politiek akkoord bereikt binnen Europa over het derde pakket en de level playing field-clausule. Voor degenen die dit niet zo veel zegt: stel dat een geïntegreerd energiebedrijf een gesplitst bedrijf wil overnemen in een ander land, dan kan dat andere land daartegen maatregelen nemen. Het is heel belangrijk dat wij dit hebben bereikt. Volgens mij was de heer Vendrik de eerste die daarover in een algemeen overleg heeft gesproken. Ere wie ere toekomt! Daarna hebben wij dat in Europa weten te regelen. Het heeft wel driekwart jaar gekost, maar dat is niet erg. Wij hebben het sectorakkoord Schoon en Zuinig met de energiesector gekregen. De behandeling van de Warmtewet in de Eerste Kamer is een stap verder. Ik heb een ministeriële regeling voorgehangen om het congestiemanagement beter te benutten. Dat gaat van start in met name het Westland. Ik zou nog een paar dingen kunnen noemen, zoals de uitvoering van de twee moties over de gasrotonde, de behandeling van de eerste splitsingsplannen en de voorbereiding van de rapportage in het voorjaar over de financiering van de SDE's zoals toegezegd. Ik noem nog het rapport Herziening reguleringskader, maar daar stop ik dan bij. Ik noem het alleen maar om aan te geven dat wij in ieder geval doorgaan op de ingeslagen weg, ook al wordt soms een behandeling pas op een later moment voortgezet. Er is de afgelopen weken heel wat gebeurd dat van belang is voor de energievoorziening. Ik kijk dan terug naar het moment waarop wij het Energierapport naar de Tweede Kamer hebben gestuurd in juni van dit jaar, vier maanden geleden. Stel je nu eens voor, dat wij daarin een recept voor een optimale energiemix voor het jaar 2020 hadden gepresenteerd, op basis van de situatie van dat moment. Dat zou nu achterhaald zijn. De olieprijs is gehalveerd, de ramingen voor de economische groei zijn bijgesteld en de investeringsperspectieven zijn volgens het International Energy Agency somberder dan zij al waren. Ik wil hiermee aangeven dat wij ervoor moeten zorgen dat energiebeleid crisisbestendig is en dat wij maatregelen nu moeten meenemen en ze niet moeten opschorten of verzachten. Wij moeten dus die dingen doen, die bestand zijn tegen crisis en conjunctuurschommeling. Het is ook van belang dat wij constateren dat juist de energiesector best goed bestand is tegen de effecten van de energiecrisis. De geschiedenis leert namelijk, dat netwerkbedrijven nauwelijks last hebben van een economische teruggang. Energie is een basisbehoefte voor heel veel activiteiten en energieverbruik is stabieler dan de afname van allerlei andere producten en diensten. Binnen de energiesector zijn netwerkbedrijven extra stabiel, omdat zij geen concurrentie kennen en omdat de wijze van tariefregulering van de NMa ervoor zorgt dat hun omzet structureel op peil blijft. Zij hebben dan ook nauwelijks last van problemen bij financiering. De activiteiten van netwerkbedrijven zijn weinig risicovol. De netwerkbedrijven zijn de eerste aan wie de kapitaalmarktsector leningen wil verstrekken en via allerlei regels zijn zekerheden ingebouwd ten aanzien van de solvabiliteit. Dat geeft een extra waarborg. Dat blijkt wel uit het feit dat de Gasunie er de afgelopen week in is geslaagd om een obligatielening van 1 mld. te verkrijgen. Ook een netwerkbedrijf als RWE heeft aangegeven, volop te denken aan overnamen, omdat het geen problemen ondervindt met financiering. Hoe ziet ons beleid eruit? Het Energierapport, over de volle breedte van het energievraagstuk, is bekend. Het werkprogramma "Schoon en Zuinig: nieuwe energie voor het klimaat" kijkt vooruit tot 2020 en het Energierapport tot 2050. Wij moeten nogal wat beleidsdoelen uitvoeren, zoals schoon en zuinig en flexibel en meer gevarieerd, zonder dat wij ons het hoofd op hol laten jagen door de crisis en conjunctuurschommelingen op dit moment. Schoon en zuinig is het eerste doel, maar ik hecht ook zeer aan betrouwbaar en betaalbaar. Flexibel en meer gevarieerd betekent een meer gevarieerde brandstofmix uit meer verschillende landen. Ik kijk in de richting van de heer Hessels, ik kom daarop zo meteen terug. Het betekent ook een flexibele intelligente infrastructuur voor elektriciteit, slimme meters in ieder huis, een gasrotonde die internationaal goed verankerd is en een goed werkend systeem van emissiehandel, minimaal op Europese schaal. Dat zijn de dingen die wij moeten doen, het zijn de keuzen die wij hebben gemaakt. Het zijn wel allemaal trajecten met een langere looptijd dan de financiële en economische crisis waarmee wij op dit moment worstelen. Wij moeten dat langetermijnperspectief vasthouden, ook als het gaat over de brandstofmix. De aanpak valt neer te zetten in drie kernpunten: toekomstvast, kosteneffectief en internationaal georiënteerd. Toekomstvast betekent geen opties uitsluiten en rekening houden met innovaties en economische verandering. Over kosteneffectiviteit moet mij echt van het hart dat een goed functionerende markt in beginsel voor de meest effectieve oplossingen zorgt. Wij moeten ook internationaal georiënteerd zijn: wij zijn geen eiland en wij zullen dus moeten aansluiten bij wat om ons heen gebeurt. Het belang van deze aanpak wordt nog eens onderstreept door het International Energy Agency en door de recente World Energy Outlook. Wij hebben in 2030 mondiaal 45% meer energie nodig. De CO2-uitstoot is met 45% gestegen en de energiemix bestaat voor 80% uit fossiele energie. Als er niets verandert, hebben wij vanaf 2015 te maken met een gat tussen vraag en aanbod van 7 miljoen vaten olie per dag. Als wij de klimaatverandering dus binnen de perken willen houden en de voorzieningszekerheid willen waarborgen, dan moeten wij alles uit de kast halen en geen enkele optie uitsluiten. Bij de optimale energiemix gaat het natuurlijk om de maatvoering van de ene optie binnen de optimale energiemix, ten opzichte van de andere optie. Er was een aantal vragen blijven liggen. Die vragen zijn terug te voeren tot vier elementen: de brandstofmix en flexibiliteit, de energiebesparing, de netten en de internationale gasvoorziening. Ik begin met de energiemix en flexibiliteit. De centrale boodschap daarin is transitie naar een duurzame energiehuishouding in welke vorm dan ook. Dat kan lopen van Powerhouse tot Smart energy city. Wij schrijven dus niet één specifiek scenario voor, maar wel de randvoorwaarden: het moet duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar zijn. Bij de brandstofmix gaat het om meer besparen, meer duurzaamheid en minder CO2-uitstoot. Voor het energiesysteem in zijn totaliteit geldt dat het flexibeler moet, dat er een meer internationale energiemarkt moet komen en dat er meer decentraal opgewekte, bij voorkeur duurzame energie bij moet komen. Daar willen wij naar toe. De heer Hessels wil een combinatie van die drie beelden. De heer Samsom wil een "green smart powerhouse". Dat vind ik prima, want ieder beeld is goed als je de beleidsdoelen maar realiseert en als je maar rekening houdt met de internationale context, want je zit niet op een eiland. Een aantal partijen zegt nu dat er een scheidslijn loopt tussen het beeld van Nederland als Powerhouse en Nederland als flexwerker of Smart energy city. Vooral de combinatie van deze laatste twee beelden vindt men aantrekkelijk. Uiteindelijk beantwoorden de drie beelden allemaal aan de beleidsdoelen en uiteindelijk bepaalt de markt hoe je die doelen het meest efficiënt invult. Het is aan ons om daar de randvoorwaarden voor te bepalen. De heer Jansen zei: dat moet je toch zo niet doen; je moet gewoon een keuze maken voor de optimale mix. De optimale mix bestaat echter niet. Wat vandaag optimaal lijkt, blijkt overmorgen niet optimaal. Daarnaast bepaalt de overheid die mix niet. Ik zou dat kunnen doen als wij alles nationaliseren. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand dat van plan is, ik in ieder geval niet. De voorzitter: Dan gaan wij vragen aan de heer Jansen of hij dat wel wil. ** Minister Van der Hoeven: Mag ik even dit stukje afmaken? Dat is misschien gemakkelijker. Ik vind dat marktpartijen daarin een rol hebben. Zij moeten die oppakken binnen de randvoorwaarden die ik heb genoemd, namelijk strenge milieueisen, emissiehandelssysteem en voorrang voor duurzame elektriciteit, dit conform alle afspraken van de sectorakkoorden. De heer Jansen (SP): De minister zegt dat zij geen keuze kan maken omdat alles aan het veranderen is, maar stel je voor dat bedrijven zoiets zouden doen. Bedrijven kiezen ook niet voor drie strategieën maar voor één heldere strategie. Die strategie kun je van tijd tot tijd aanpassen als de omstandigheden veranderen. Dat is wat de SP bepleit. In wezen pleiten wij voor iets dat elders in de wereld normaal is, alleen de minister wil haar kruit droog houden. Dat snap ik niet. Minister Van der Hoeven: Dat klopt niet helemaal, want wij bepalen natuurlijk wel de koers. Die koers bepaal je met de randvoorwaarden. De heer Jansen zou gelijk hebben als wij niet zouden kiezen voor duurzaamheid, strenge milieueisen en voorrang voor duurzame elektriciteit en dergelijke. Wij maken duidelijk waar wij naar toe willen. Daarbinnen zijn er een aantal verschillende opties om dat in te vullen. Ik kom straks nog even te spreken over de plaats van kernenergie in al die scenario's, want kernenergie zit er gewoon in. Tot 2033 blijft de centrale in Borssele open en wij importeren nog altijd stroom uit Frankrijk die opgewekt wordt met kernenergie. Daarmee wil ik zeggen dat je de randvoorwaarden kunt bepalen, maar daarbinnen laat je het aan de markt om een aantal dingen invulling te geven. De markt moet echter wel voldoen aan de randvoorwaarden. De heer Vendrik (GroenLinks): Ik heb in de eerste termijn namens de fractie van GroenLinks betoogd dat uitvoering van de plannen met kolencentrales ertoe leiden dat de basislast in Nederland sterk groeit. Veel partijen uit het veld hebben dat de minister in hun reactie op het Energierapport voorgehouden. Op termijn, zelfs op korte termijn, zal bijvoorbeeld een grootschalige toepassing van "wind op zee" daardoor problematisch worden omdat dit niet meer inpasbaar is op het net. Als de minister niet kiest, doet zij het de facto dus toch, namelijk via het uitbreiden van de basislast. Straks, bij een verdere verduurzaming van de energievoorziening, komen wij daardoor zwaar in de problemen. Wat is de reactie van de minister op dat verwijt? Minister Van der Hoeven: Laten wij dat eens anders bekijken. Het gaat om de eisen van duurzaamheid, milieu en dat soort zaken; ik heb het net al gezegd en dat zal het niet herhalen. Een volgend punt waarmee wij worden geconfronteerd is dat onze netten op een aantal punten onvoldoende zijn toegerust om bijvoorbeeld decentraal opgewekte stroom voldoende in te voeden, om ervoor te zorgen dat het mogelijk wordt om af te schakelen om het transport groter te maken. Er is dus een aantal praktische problemen dat wij zonder meer moeten oplossen. Ik ben ervan overtuigd dat "wind op zee" er zal komen als je de mogelijkheid daartoe meer gaat openstellen. Dat heeft consequenties voor marktpartijen, die ook hun keuzes maken en niet op hun achterhoofd gevallen zijn. Sommige mensen willen dat het kabinet uitspreekt dat het optie A niet wil en optie B wel. Maar dat doen wij niet. Wij stellen er wel eisen aan die te maken hebben met de zaken die ik daarnet noemde, maar wij zeggen niet "zus mag niet en zo mag niet". Ik heb niet voor niets het voorbeeld genoemd van de olieprijzen. Die heb ik niet in de hand en de Kamerleden ook niet. Als je een keuze maakt voor A en die optie blijkt uiteindelijk niet te kunnen omdat de economische situatie verandert, zul je je keuze moeten bijstellen. Zo simpel is dat. Ik ben het niet met mevrouw Ortega eens dat "Nederland als powerhouse" niet te combineren is met duurzaam. Dat kan wel, want het powerhouse uit het energierapport is: kolenvergassing in combinatie met CCS, een sterke gasrotonde, bijstoken van biomassa, grootschalige toepassing van windenergie en meer flexibiliteit. Dat is wel degelijk duurzaam. Vorige keer hebben enkele leden over kolenvergassing gesproken en de heer Vendrik begon er nu ook weer over. De Kamerleden hebben er gelijk in dat kolenvergassers flexibeler zijn dan de conventionele kolencentrales. Als je het kolengas niet nodig hebt voor elektriciteit kun je het invoeden in het gasnet of je kunt het opslaan. Het is alleszins de moeite waard om dat op orde te hebben. Verder ben ik het ermee eens dat onze gasafhankelijkheid daardoor afneemt. Tegelijkertijd kun je voortbouwen op de gasrotonde omdat je dat kolengas hebt. Zoals ik nu kan inschatten is de afvang en opslag van CO2 waarschijnlijk goedkoper en gemakkelijker bij een kolenvergasser. Die voordelen zie ik en de marktpartijen zien deze ook. Wij hebben een vergasser bij Buggenum, de bouw van een vergasser in de Rijnmond is aangekondigd en ik hoop dat Nuon doorgaat met de plannen voor een kolenvergasser in Eemshaven. Ik zou een demonstratie van CCS bij kolenvergassing zeer verwelkomen. Ik zal mij er sterk voor maken dat zo'n project de EU-status krijgt. De bedoeling is om twaalf van die grootschalige projecten in Europees verband op te zetten. Ik vind dat zeker een daarvan naar Nederland moet komen. Die kolenvergasser is nog niet van mijn netvlies af, zeg ik vooral tegen de heer Vendrik. De heren Van der Ham en Hessels vroegen naar kernenergie, die een onderdeel is van de energiemix. Hoe men het ook wendt of keert, tot 2033 blijft Borssele open en blijft kernenergie een onderdeel van onze energiemix. Wij weten dat 5% van onze elektriciteit atoomstroom uit Frankrijk is. Het klopt dat kernenergie vanaf 2020 een grotere bijdrage kan leveren aan de betaalbaarheid en de CO2-reductie van onze energievoorziening. Dat is allemaal waar. De vraag is wat wij gaan doen wat betreft de bouw van een nieuwe kerncentrale. Er is uitdrukkelijk afgesproken dat dit onder het huidige kabinet niet gebeurt. Plannen, voorstellen en initiatieven zullen wel beoordeeld worden. Ik wil niet in herhaling vervallen Wij zijn het erover eens of juist niet, dat kan ook, maar ik ga geen ander liedje zingen over dit onderwerp. De heer Van der Ham vroeg naar energiebesparing. Hij verwees naar de motie die hij met mevrouw Spies heeft ingediend, waarin staat dat het besparingspercentage moet oplopen tot 2 per jaar. Het is nu circa 1%. Wij willen naar 2% energie-efficiency per jaar, maar de Kamer weet ook dat dit niet van vandaag op morgen gaat. Het zal best wel even duren voordat de resultaten in de cijfers tot uitdrukking komen, omdat het energie-efficiencycijfer een langjarig gemiddelde is. Het laatste gepubliceerde cijfer is het gemiddelde over de periode 1995-2006. Er zijn wel concrete afspraken gemaakt over substantiële energiebesparing in de sectoren waar de meeste energie wordt gebruikt. De heer Zijlstra vroeg naar de concrete instrumenten om dit te stimuleren. Er zijn meerjarenafspraken en sectorakkoorden. Er is de certificering van huishoudelijke apparaten en auto's. Er zijn energielabels voor huizen, het programma "Meer met minder", de subsidie voor zonneboilers en duurzame warmte, de subsidies voor lokaal klimaatbeleid en de stimuleringspremies voor energiezuinige renovatie. De heer Jansen en mevrouw Ortega vroegen of wij hieraan een extra stimulans kunnen geven. De investeringen in energiezuinige apparaten worden al fiscaal ondersteund door de EIA. Wij hebben net een uitgebreid pakket geïmplementeerd. Laten wij kijken hoe dat pakket in ieder geval gedurende het komende jaar uitpakt, voordat wij weer iets nieuw gaan doen, terwijl wij nog helemaal niet weten hoe het gedane gaat uitwerken in de praktijk. Wij spreken nu echter niet over het Belastingplan. In de brief over fiscale vergroening van afgelopen mei heeft het kabinet aangegeven dat het de energiebelasting op dit moment niet wil verhogen. Jaarlijks zullen wij in het begrotingsproces bekijken of er ruimte is voor bijvoorbeeld een lastenneutrale schuif van directe belastingen naar belastingen op milieugrondslag, waaronder de energiebelasting. Als die ruimte er is, dan is de volgende vraag of een extra schijf daarvoor de beste optie is. Dit kan de Kamer het beste met Jan-Kees de Jager bespreken. De heer Van der Ham (D66): Die motie van mij was uit 2005. Er was sprake van een heftig debat daarover met de toenmalige minister Brinkhorst. Dat was dan wel een partijgenoot van mij, maar hij was helemaal niet blij met die motie, omdat er dan misschien extra geld bij zou moeten. Toch hebben de twee coalitiepartijen destijds de motie ingediend, waarna zij werd aangenomen. Als je nu naar de cijfers kijkt, zie je dat er wel ambitie is om dit percentage na te streven. Ik kan echter niet goed opmaken wat er sinds de aanneming van de motie echt extra is gebeurd, bovenop wat er toch al gedaan zou zijn om dit doel te bereiken. Ik wil graag een antwoord hebben op die vraag, want het was destijds de uitdrukkelijke wens van de Kamer om vanaf 2010 te komen tot 2% energiebesparing. Minister Van der Hoeven: Ik begrijp dat de heer Van der Ham deze vraag stelt. Er spelen echter twee dingen. Ten eerste: wat is er gebeurd sinds die tijd? Ten tweede: komt dat tot uitdrukking in cijfers? Dat laatste is niet het geval. Zoals ik al zei, het gaat altijd over langjarige gemiddelden. De laatste periode waarover iets is gepubliceerd, is de periode 1995-2006. Daar loop ik een beetje vast, want de cijfers geven niet aan wat er sinds 2005 is gebeurd en zij geven al helemaal niet aan wat de effecten zijn van de zaken die wij in deze kabinetsperiode op de rails hebben gezet. Ik kan wel inhoudelijk een aantal dingen aangeven. Uit de cijfers kan echter niet worden opgemaakt wat er sinds de aanneming van de motie extra is gebeurd. Ik heb hiervoor al aangegeven waarom dat niet mogelijk is. De heer Jansen (SP): Misschien kan ik de minister een beetje helpen? Het Centraal Planbureau heeft net een ex ante evaluatie over Schoon en Zuinig gemaakt. Wat daaruit komt, is dramatisch. De ambitie van de minister wordt in de verste verte niet gehaald. Dit is dan toch voldoende reden voor haar om er niet één schepje bovenop te doen, maar twee schepjes. Wil de minister ook ingaan op de vraag waarom wij niet meer wetgeving instellen? Wetgeving is immers bij uitstek het middel om de 2% besparing te halen. De minister heeft dus alle mogelijkheden om snel iets te bereiken. Minister Van der Hoeven: Wij hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om alleen wetgeving in te stellen, als allerlei andere maatregelen niet blijken te helpen. Ik vind het een probleem dat op dit moment nog geen resultaten voorliggen van de maatregelen die in gang gezet zijn, en de afspraken die gemaakt zijn. Ik vind het erg lastig om nu zo gemakkelijk te zeggen dat wij nog meer moeten gaan doen, omdat wij de effecten van de genomen maatregelen niet in beeld kunnen krijgen. Het zijn allemaal aannames die men doet. Ik hik daar een beetje tegenaan. Ik ben het wel met de heer Jansen eens dat je verder moet kijken op het moment dat op basis van de resultaten van de in gang gezette maatregelen blijkt dat je het echt niet haalt. Wij hebben daar met elkaar ook een moment voor gekozen. De evaluatie van Schoon en Zuinig vindt plaats in 2010. Dat vind ik echt het moment om de balans op te maken. Ik heb geen zin om naar de Kamer te komen met meerjarencijfers die over een periode van tien jaar gaan, waarin in feite niet helder gemaakt wordt wat er eigenlijk gebeurd is in de afgelopen periode. Ik wil echt vasthouden aan 2010 en bekijken of het nodig is om verdere maatregelen te nemen. Niet nu dus. De heer Samsom (PvdA): Voordat de minister achterover gaat leunen naar aanleiding van de motie Van der Ham/Spies, wil ik erop wijzen dat in het coalitieakkoord is afgesproken om 2% te besparen vanaf 2007. Wat dat betreft, zijn wij dus alweer een stap verder gegaan. Als wij kijken naar de ex ante evaluatie, dan zouden wij juist alleen maar enigszins tevreden kunnen zijn over de gerealiseerde energiebesparing. Eén klein detail daarbij is dat het daarbij ging om een olieprijs die ongeveer het dubbele of meer dan het dubbele was van de huidige olieprijs. Dat is de belangrijkste "driver" voor energiebesparing. Als dit soort veranderingen zich voordoet, dan is het wel de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken en van de minister van VROM om daar snel op te anticiperen. Als wij daarmee wachten tot 2010, zijn wij te laat. Zet de minister van Economische Zaken naar aanleiding van een lagere olieprijs op dit moment plan B klaar, waarin het gaat om back-upmaatregelen en aanvullende maatregelen die wellicht eerder dan in 2010 kunnen worden geïmplementeerd, om ervoor te zorgen dat wij die 2% per jaar vanaf 2007 tot 2020, wel gaan realiseren? Zolang de crisis duurt zal de olieprijs wel laag blijven en de crisis is niet volgende week alweer afgelopen. Minister Van der Hoeven: Ik wil graag een andere suggestie doen. Ik ben het met de heer Samson eens dat er consequenties zijn verbonden aan de lagere olieprijs. Ik denk dat wij ervoor moeten zorgen dat wij pakweg begin 2009 inderdaad een analyse op tafel hebben liggen over de mogelijke consequenties van een lagere olieprijs. Dat wil echter niet zeggen dat de olieprijs zo laag blijft. Dat is het "verdraaide koffiedik kijken" van dit hele verhaal. Laten wij die analyse dus maken en laten wij bekijken welke consequenties deze kan hebben. Laten wij een model ontwikkelen waarbij je een en ander dynamisch maakt, zodat wij ons niet afhankelijk maken van een vaste olieprijs, want de olieprijs staat niet vast; die fluctueert. Wij kunnen dan op een andere manier naar de resultaten kijken. Er ligt een gigantisch bedrag op tafel voor energiebesparing. Laten wij er alstublieft voor zorgen dat wij gaan realiseren wat wij hebben afgesproken. Bij energiebesparing gaat het om veel geld. Over de periode tot 2011 gaat het om bijna 1,2 mld. Graag neem ik de suggestie van de heer Samson over voor het maken van een analyse over de consequenties van de olieprijs in relatie tot de plannen en het programma zoals die er liggen. Ik wil de Kamer deze analyse begin 2009 doen toekomen. De heer Zijlstra (VVD): Ik vind dit te gemakkelijk. Toen de minister het programma Schoon en Zuinig maakte, was de olieprijs ongeveer op het niveau waarop hij nu staat. Op het punt van energiezuinigheid heeft de minister geluk gehad dat de olieprijs "door het dak is gegaan". Op dat punt kan zij haar zegeningen tellen, maar als zij de boel omdraait en zegt dat er een heroriëntatie moet plaatsvinden omdat de olieprijs lager is geworden, gaan wij volgens mij de verkeerde kant op. Ik ga terug naar de vraag van de heer Jansen, want hij gaf het kernpunt aan. In 2010 gaat de minister evalueren. Alle lichten staan op rood. Waarom wacht dit kabinet tot 2010, terwijl nu al helemaal duidelijk is dat het op geen enkele wijze geen enkele doelstelling gaat halen? Waarom wil het kabinet daarmee de moeilijkheid bij een volgend kabinet neerleggen? Dat is namelijk de consequentie van dit beleid. Minister Van der Hoeven: Ik ben het helemaal niet met de heer Zijlstra eens dat wij het niet gaan halen. In overleg met de Kamer heeft dit kabinet de afspraak voor 2010 gemaakt. De heer Zijlstra denkt daar anders over. Ik kan mij voorstellen dat hij in 2011 weer in de regering hoopt te zitten, maar daar kan ik geen rekening mee houden. Wij houden dus vast aan 2010. Het is niet juist dat wij gaan heroriënteren omdat de olieprijs is gedaald. Ik heb toegezegd dat ik een analyse maak over de manier waarop de fluctuaties in de olieprijs hun invloed kunnen hebben op de plannen zoals wij die hebben neergelegd. Dat is iets anders. Ik heb dat gezegd omdat de olieprijs in de afgelopen anderhalf jaar eerst omhoog ging en vervolgens in een enorm dal terechtkwam. Dat kaatst terug; dat weet de heer Zijlstra zelf ook. Dat betekent dat je je niet afhankelijk moet maken van één vaste olieprijs en dat je die niet moet gaan extrapoleren. Dat ben ik met de heer Zijlstra eens. Je moet steeds bekijken op welke manier de olieprijs een aantal resultaten kan beïnvloeden. Dat is dus iets anders dan wat de heer Zijlstra zojuist zei. De heer Vendrik (GroenLinks): Vorige week maandag spraken wij met de minister van VROM over Schoon en Zuinig. Zij deelde mee dat wij in het voorjaar van 2009 al een moment hebben waarop het lopende programma Schoon en Zuinig tegen het licht zal worden gehouden. De wijze waarop de minister van Economische Zaken wil omgaan met de 2%-doelstelling voor energiebesparing, is een enorme herhalingsoefening. Elk jaar horen wij van ministers van Economische Zaken immers dat dit van invloed is op de prestatie die een kabinet uiteindelijk neerzet. Wij hoorden dit ook al van de oud-ministers Brinkhorst en zelfs ook van Jorritsma. Toen zij minister waren, fluctueerden de olieprijzen namelijk ook. Voorzitter. Wij hebben het niet over wat de olieprijs doet, wij hebben het over beleidsdoelstellingen. Mag ik er vanuit gaan dat die 2% heilig is? Mag ik er vanuit gaan, voor het gemak, dat die 2% bij wijze van basisscenario minimaal gehaald wordt bij een lage olieprijs, en dat het 3% wordt als de olieprijs hoger wordt? Dat is prima. Daar heeft de fractie van GroenLinks geen bezwaar tegen. Je vult 2% in op basis van een laag scenario en in het voorjaar 2009, uiterlijk 1 april, ligt er een plan van aanpak van deze minister waarin zij laat zien hoe zij de doelstelling van 2% gaat halen. Dat lijkt mij eerlijk gezegd vrij reëel. Niet alleen een analyse, maar ook een compleet en dekkend pakket. Of het wetgeving is of anderszins, dat horen wij dan wel van de minister, maar die 2% moet gehaald worden. Minister Van der Hoeven: Die 2% moet gehaald worden, ja. Op het andere voorstel dat u doet, zeg ik echter nee, natuurlijk niet. Er ligt een dekkend pakket. Dat heeft het kabinet al neergelegd. Dat is vormgegeven in Schoon en Zuinig, dat is vormgegeven in de Energienota en daar werken wij verder aan. Dat werken wij uit. Wat de olieprijs betreft, heb ik aangegeven -- ik val in herhaling -- dat die analyse gemaakt wordt, en dat is alles. De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. De voorzitter: Nee, mijnheer Vendrik. Soms lijkt het erop dat u al met uw tweede termijn bent begonnen. Een interruptie is een interruptie. De minister antwoordt, en met dat antwoord kunt u het eens zijn of niet, maar daar hebt u verder uw tweede termijn voor. Ik ben vastbesloten dit debat af te ronden om 16 uur en ik zal ervoor zorgen dat dit ook gebeurt. De minister vervolgt haar betoog. ** Minister Van der Hoeven: Bij de behandeling van Schoon en Zuinig is geconstateerd dat nu wel de inzet van middelen en instrumenten bekend is -- ze zijn beschikbaar -- maar de resultaten nog niet. Dat klopt, maar je kunt moeilijk zeggen: hier is het geld, hier zijn de middelen, hier zijn de instrumenten en tegelijkertijd wil ik ook de resultaten hebben. Dat gaat niet. Dat brengt mij bij de netwerken. Daar zijn ook verschillende vragen over gesteld. De heer Van der Ham drong aan op de optimalisatie van de transportnetwerken. Dat ben ik met hem eens. De netwerken moeten vraag en aanbod en de transitie naar een duurzame energiehuishouding kunnen faciliteren, dat klopt. U weet dat ik de Energieraad hieromtrent om advies heb gevraagd. Ik ben nog bezig met de herijking van het reguleringskader voor de netwerken. De belangrijke vraag is daarbij natuurlijk welke netwerken je over enkele decennia nodig hebt, en wat je daar nu aan moet doen. Dan moet ook helder worden -- dat zeg ik tegen de heer Zijlstra -- of wij gelijkstroomnetten nodig hebben. Ik kom daarop terug. De heer Van der Vlies wees op het belang van de decentrale opwekking en hij vroeg wat ik ga doen om die te stimuleren. Ten eerste hebben wij de Taskforce Slimme Netten in oprichting. De bedoeling is om de netten slimmer te maken en de capaciteit te verhogen, zodat de decentraal opgewekte elektriciteit gemakkelijker in de energievoorziening kan worden ingepast. Daardoor nemen ook de mogelijkheden voor lokale energie-uitwisseling toe. Dat leidt ertoe dat decentrale productie economisch interessanter wordt en dat moet ook gebeuren. Netbeheerders moeten inderdaad verder vooruitkijken en beter anticiperen op de marktontwikkeling. Daar is afstemming voor nodig tussen de netbeheerders. Tegen de heer Hessels zeg ik dat ik daarover een aantal bepalingen zal opnemen in het wetsvoorstel dat begin 2009 naar uw Kamer gestuurd zal worden. Op korte termijn speelt de aansluitproblematiek. Daarover heb ik u geïnformeerd begin oktober. Ik heb u inmiddels ook de ministeriële regeling gestuurd en ik hoop dat wij die snel kunnen afhandelen, zodat inderdaad de transportcapaciteit beter benut kan worden. Het is waar dat er verschillende investeringstermijnen zijn voor netwerken en kleinschalige productiecentrales. Dat klopt. Het uitgangspunt blijft echter dat netbeheerders tijdig moeten investeren. In de tussentijd moet de aanwezige capaciteit beter benut worden en de ministeriële regeling die ik u heb toegezegd, is anderhalve week geleden naar uw Kamer gestuurd. Ik zou zeggen: zorg ervoor dat het snel van start kan gaan. Het ligt nu in uw handen. Dat brengt mij bij het derde onderwerp, de internationale gasvoorziening. Ook daaromtrent is een aantal zaken al aan de orde geweest tijdens de begrotingsbehandeling. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik kom nog even terug op het vorige punt van de netwerkcapaciteit en het congestiemanagement dat daaraan vastzit. Uit de stukken die ik tot nu toe gezien heb, wordt mij niet helemaal duidelijk of de minister daar consequenties aan verbindt voor de subsidiëring van opwekkingscapaciteit in de betreffende gebieden. Wij snappen dat wij iets moeten doen op dit moment, vandaar het congestiemanagement, maar gaat de minister ook door met het subsidiëren van wwk voor tuinders in gebieden waar er netwerkproblemen zijn? Als zij dat namelijk doet, dan betaalt zij eerst subsidie voor het opzetten van extra productiecapaciteit, en vervolgens gaat zij via congestiemanagement geld betalen om toch maar geen stroom op te wekken. Op die manier betalen wij twee keer om uiteindelijk geen stroom te krijgen. Houdt volgens de minister het congestiemanagement ook in dat er tijdelijk wordt gestopt met het subsidiëren van extra opwekkingscapaciteit in deze gebieden? Voor mijn fractie is dit een belangrijk punt in de afweging of wij hiermee akkoord gaan. Minister Van der Hoeven: Zoals de heer Zijlstra wellicht weet, hebben wij afgesproken dat wij in 2008 geen wkk subsidiëren. Daarmee is een deel van zijn vraag al beantwoord. Wij bezien wat de situatie in 2009 zal zijn. De opmerking dat wij niet twee keer iets moeten subsidiëren, is helder. Wij moeten niet tegelijkertijd de opwekking en de afschakeling subsidiëren. Dat helpt niets; daarin heeft de heer Zijlstra gelijk. Ik kom op dit punt terug bij de Kamer als wij spreken over de plannen op dit punt voor 2009 en over de vraag hoe het congestiemanagement werkt. Het heeft echter geen zin om twee keer te betalen. Er is een aantal vragen gesteld over de internationale gasvoorziening. De heer Hessels vroeg hoe wij ervoor zorgen dat wij niet te afhankelijk worden van politiek instabiele landen. Wij moeten reëel blijven; hoe je het ook wendt of keert, wij worden afhankelijker van importen. De Europese gasimport zal toenemen van 42% nu naar 73% in 2020. Ik ben het echter eens met de stelling dat te grote afhankelijkheid van één land -- ik denk dat de heer Hessels daarop doelt -- is niet wenselijk. Daarom benutten wij de eigen kleine gasvelden optimaal en bevorderen wij een goede werking van de gasmarkt. In het wetsvoorstel dat begin 2009 aan de Kamer wordt voorgelegd, wordt daaraan aandacht besteed. Verder zorgen wij voor een goede infrastructuur. Dit heeft onder andere te maken met ontheffingen voor lng-terminals en de beleidsregel over gastransport. Ook onderhouden wij intensieve relaties met allerlei producerende landen. Op die manier zorgen wij voor een goede mix. Bij deze producerende landen horen Rusland, Algarije, Saudi-Arabië, Katar, maar ook een land als Angola, waar grote gasvoorwaarden zijn. Ik zorg er uiteraard voor dat ik mijn stem namens de Kamer en de Nederlandse regering laat horen in allerlei internationale en multilaterale gremia. De heren Jansen, Van der Ham en Graus vroegen of wij niet wat zuiniger moesten zijn met ons eigen gas. Uiteraard verspillen wij dit gas niet. De inzet ervan zal een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie naar een duurzame energievoorziening. Niet voor niets hebben wij een plafond op de gasproductie van het Groningenveld gelegd. Tot 2015 mag gemiddeld niet meer dan 42,5 miljard m3 gas uit dit veld worden gehaald. Dit is nodig, omdat wij op deze manier de balansfunctie van dit veld kunnen handhaven, zodat wij de komende jaren nog zo veel mogelijk gas uit kleine velden kunnen winnen. Verdergaande vormen van zuinigheid, dus het echt oppotten van het gas, zijn mijns inziens niet handig. Wij wensen immers een goed werkende internationale gasmarkt. Dat is een betere garantie van de energiezekerheid dan het hamsteren van het eigen gas. Als wij gaan hamsteren, moeten wij niet vreemd opkijken als wij niets meer krijgen als het eigen gas op is. In de internationale gremia moeten wij de goede balans weten te vinden. Overigens speelt deze discussie niet alleen in Nederland, maar vooral ook op Europees niveau. Ik stel daarbij voorop dat Nederland de baas blijft over het eigen gas en de eigen resources. Ik vind dat erg belangrijk. Ik heb al gezegd dat in 2009 het wetsvoorstel naar de Kamer komt waarin een aantal voorstellen wordt gedaan om de werking van de gasmarkt te verbeteren. De motie-Ten Hoopen zal ertoe leiden dat ik begin 2009 bij de Kamer terugkom op de ontwikkeling van de gasrotondes. De heer Jansen (SP): De minister gaat niet in op het feit dat de Algemene Energieraad, mijns inziens op dit punt de belangrijkste adviseur van de regering, net als de SP-fractie stelt dat het heel verstandig is om een tandje minder te doen als exportcontracten aflopen. Daarmee laten wij ook de inkomsten over een wat langere termijn uitlopen. Dit is dus ook financieel gezien beter dan het gas snel uitverkopen. Kan de minister daarop ingaan? Minister Van der Hoeven: Ik heb niet gezegd dat ik het gas snel ga uitverkopen. Als wij zouden uitverkopen, hadden wij geen plafond gezet op het Groningenveld. Wij willen de gasvelden die wij hebben in het kader van de gasrotondes zo effectief mogelijk inzetten. Doordat wij zelf iets hebben, hebben wij een heel andere positie dan landen die voor gas volledig afhankelijk zijn van importen. Wij kunnen echter niet alleen maar importeren, en tegelijkertijd op het eigen gas blijven zitten. Op die manier raken wij de juiste mix kwijt. Ik ben het wel met de heer Jansen eens als hij stelt dat wij heel goed moeten kijken naar vervolgstappen als langlopende contracten aflopen. Dat wil echter niet zeggen dat wij daarbij zaken uitsluiten. Wel kijken wij dan enerzijds naar de voorwaarden en anderzijds naar de termijnen voor gascontracten. De heer Jansen (SP): Legt de minister nu het advies van de Algemene Energieraad naast zich neer? Minister Van der Hoeven: Ik weet niet of de heer Jansen gehoord heeft wat ik zei. Ik heb aangegeven dat wij daarnaar op een aantal punten wel degelijk oren hebben. Zo hebben wij het plafond gezet. Als ik dat advies helemaal naast mij neerleg, dan zet ik geen plafond op het Groninger veld. Dan zou ik het leeghalen. Dat doe ik echter niet. Het CPB zegt juist het omgekeerde van de AER. Het is dus een beetje lastig. Over het advies over de wijze waarop wij moeten omgaan met aflopende contracten, heb ik gezegd dat ik dat met gezond verstand zal bekijken om ervoor te zorgen dat wij het soort langlopende contracten afsluiten of laten afsluiten dat past bij de wens van Nederland -- daarmee kom ik bij de motie-Ten Hoopen c.s. uit -- om uit te groeien tot gasrotonde. De voorzitter: Voordat ik de Kamer in de gelegenheid stel om haar inbreng in tweede termijn te geven, geef ik nog het woord aan de heer Graus. ** De heer Graus (PVV): Ik heb de eerste twintig minuten vanaf mijn kamer geluisterd. Ik heb alles meegekregen. Ik heb hier ook de laatste twintig minuten geluisterd. Eigenlijk zegt de minister alleen continu dat ik, en voor een gedeelte ook de heer Jansen, gewoon gelijk hebben gehad door te zeggen dat wij rustiger aan moeten doen met het gas en dat er gewoon kerncentrales moeten komen. De minister zei zelf dat wij afhankelijk worden van politiek instabiele landen. Maar ja, daar kunnen wij niets aan doen. Aan de gasvoorraden kunnen wij ook niets doen; wij moeten wel met gas blijven handelen, aldus de minister. Continu spreekt zij zichzelf tegen en eigenlijk geeft zij ons gelijk. Waarom grijpt zij niet in? De kredietcrisis had ik kunnen zien aankomen als boerenpummel uit Limburg. De minister had dat ook moeten zien aankomen. Nu zien wij een energiecrisis op ons af komen, en de minister weigert gewoon om er iets aan te doen. Wij geven haar allemaal tools en ideeën die ontzettend goed zijn, die heel goed zijn voor het land en voor de bescherming en de borging van leveringszekerheid en de betaalbaarheid van energie. De minister zegt gewoon: dat kan ik niet. Maar zij kan het wel; zij wil het alleen niet. Ik vraag mij af waarom de minister het niet wil. Minister Van der Hoeven: Volgens mij spreken de leden van de Kamer elkaar een beetje tegen, eerlijk gezegd. De heer Graus wil dat ik kerncentrales ga bouwen, en anderen willen dat niet. Wij hebben met de coalitie bepaalde afspraken gemaakt, zo simpel is het. Daarop komt de heer Graus telkens terug. Ik kan het dus niet doen, om de doodeenvoudige reden dat wij er andere afspraken over hebben gemaakt. Ik weet niet of de heer Graus vindt dat ik hem gelijk geef met betrekking tot het gas, want ik weet niet precies wat hij daarover vindt. Ik heb echter aangegeven hoe ik wil omgaan met het gas omdat ik naar de gasrotonde toe wil. Dat betekent dat wij met ons eigen gas niet moeten hamsteren, maar daarmee -- ik wilde een Maastrichts woord gebruiken, maar dat kan niet -- met gezond boerenverstand moeten omgaan, zodat wij een partner en een speler blijven op dat terrein. Hiermee kom ik ook tegemoet aan de opmerkingen van de heer Hessels. Soms vraagt de heer Graus echter echt iets anders dan wat zijn collega's vragen. De heer Graus (PVV): In het begin waren mijnheer Zijlstra en ik inderdaad de enigen die voor kerncentrales waren. Ik merk in de wandelgangen, en je merkt ook in de pers, dat er toch steeds meer steun in de Kamer komt voor kernenergie. Wij komen er ook niet meer onderuit. Het is dus geen kwestie meer van willen of kunnen, wij moeten het gewoon doen! Wij komen er niet meer onderuit. Er gaat een energiecrisis plaatsvinden. Ik voorspel dat die er ook nog aankomt. Draagt de minister daarvoor de verantwoordelijkheid? Wil zij gewoon het gas maar blijven uitverkopen? Dadelijk komt Nederland in de problemen. Wij zitten alles maar weg te geven voor lage prijzen. Dadelijk moeten wij het hartstikke duur inkopen van politiek instabiele landen die, omdat wij een vriend zijn van Amerika, bij het minste of geringste de kraan dichtdraaien. Neemt de minister daarvoor de verantwoording? Dat wil ik wel graag weten. Ik zou die verantwoording niet durven nemen. Misschien doet de minister het wel. Minister Van der Hoeven: Ik heb een antwoord gegeven dat breder is dan de "ja of nee"-vraag die mij nu door de heer Graus wordt voorgelegd. Ik ga daar dus echt niet op in. De voorzitter: Ik dank de minister voor haar inbreng in eerste termijn en ga over tot de collega's uit de Kamer voor hun inbreng in tweede termijn. Daarbij hebben zij de mogelijkheid om moties in te dienen als zij dat wensen. Ik vraag hun om daarbij een beetje rekening te houden met hun beschikbare tijd. ** De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor de uitvoerige beantwoording. Wij maken het niet zo vaak mee dat er tussen de eerste en tweede helft van een antwoord van de minister anderhalve maand zit. Daarnaast hebben er in de tussentijd een heleboel andere debatten plaatsgevonden en heeft de minister ons nog brieven gestuurd in reactie op wat zij al in de eerste helft van haar antwoord in eerste termijn had gezegd. Een groot aantal vragen van de CDA-fractie is daarmee ook beantwoord. Om het concreet te houden: er zijn wat ons betreft nog drie aspecten van belang om in tweede termijn te bespreken. Het gaat dan over de toekomstige energie-infrastructuur, de financiële verhoudingen tijdens, bij en na de splitsing en het Europese level playing field. Op deze drie punten zal ik in de loop van mijn tweede termijn aan de Kamer moties voorleggen. In eerste termijn heeft zowel de Kamer als de minister uitgebreid gesproken over de energie-infrastructuur in de komende decennia. Afgelopen maand, dus tussen de twee helften van dit debat in, werd ik bij een bezoek aan de National Grid in New York weer eens geconfronteerd met de uitstekende kwaliteit van ons Nederlandse net. Wij zijn daar trots op. Wij moeten dit zo houden. Zowel hier als daar hebben wij moeten constateren dat de komende jaren een enorme verandering zullen brengen in de eisen die wij aan ons net stellen. Van enkele grootschalige opwekkings- en invoedingseenheden gaan wij naar een groot aantal decentrale eenheden, verspreid over het land. De met dit nieuwe systeem heel flexibel en ongecontroleerd geproduceerde stroom moet heel direct en gecontroleerd terechtkomen bij de gebruiker. Dit vereist forse investeringen, om te beginnen in de bekende infrastructuur van kabels en leidingen. Wij blijven dan aanlopen tegen het huidige verbod op proactieve investeringen. Hierover hebben wij in eerste termijn ook al gesproken. De minister heeft gezegd dat zij dit probleem onderkent. Netbeheerders mogen niet alvast investeren om een probleem dat nog moet ontstaan aan te pakken. De minister heeft gezegd dat zij zou bezien hoe dit in de regulering kan worden opgelost. De CDA-fractie is van mening dat in de investeringsbeoordelingen door de Energiekamer dit aspect nadrukkelijk moet kunnen worden meegenomen. Is de minister bereid hieraan mee te werken? Een belangrijk aspect van de nieuwe infrastructuur is de beschikbaarheid van voldoende balanceringscapaciteit. Dat regelen wij nu door het aanhouden van een bepaald percentage reservevermogen in met name de gascentrales. Dit reservevermogen is door TenneT op afroep in te zetten of af te schakelen bij pieken en dalen in de vraag. De voorzitter: In de plenaire zaal is het makkelijker om over moties te overleggen. Als de Kamerleden wensen te overleggen, gelieven zij dit buiten deze zaal te doen. Anders is er geen aandacht voor de spreker. Dit is niet beleefd en bovendien is het niet effectief voor het indienen van de moties. ** De heer Hessels (CDA): Bij een toenemende flexibiliteit van de productie zou dit reservevermogen zo hoog kunnen worden dat wij beter naar alternatieven kunnen kijken. De CDA-fractie is van mening dat wij dan, net als alle ons omringende landen, over een eigen, grootschalige elektriciteitsbuffer moeten beschikken. Daarmee kunnen wij de geproduceerde, vooral duurzame, elektriciteit optimaal inzetten en hoeven wij geen reservevermogen aan te houden. Omdat deze buffer een cruciaal onderdeel zal vormen van de hoofdinfrastructuur, zou TenneT hierin kunnen participeren. De bespaarde kosten voor balanshandhaving, nu 70 mln. per jaar, zouden daarbij kunnen worden ingezet. Natuurlijk heeft de minister een punt als zij zegt dat zij van beide serieuze opties voor de elektriciteitsbuffer nog geen business case heeft gezien. Maar ook in mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat het opstellen van zo'n business case onmogelijk is als je geen duidelijkheid hebt over een mogelijke opname in de hoofdinfrastructuur of participatie door TenneT. Ik wil dit uitgangspunt dan ook in een motie aan de Kamer voorleggen. Vervolgens wil ik bezien in hoeverre de initiatiefnemers op basis daarvan met een sluitende business case zullen komen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat een verregaande toename van duurzame en decentrale opwekking van elektriciteit zal leiden tot een groot beroep op de balanceringscapaciteit van het elektriciteitsnet; overwegende dat opname van een grootschalige elektriciteitsbuffer in de hoofdinfrastructuur een belangrijk aandeel zou kunnen hebben binnen de benodigde balanceringscapaciteit; overwegende dat deelname door netbeheerder TenneT in een dergelijke grootschalige elektriciteitsbuffer in lijn zou zijn met de taakopdracht van TenneT om het net te balanceren, waarbij TenneT maximaal de elders te besparen kosten voor balanshandhaving kan inbrengen; spreekt uit dat het wenselijk is dat - indien een dergelijke grootschalige elektriciteitsbuffer binnen een privaat project gerealiseerd wordt - deze buffer opgenomen wordt in het landelijk elektriciteitsnet; verzoekt de regering te bevorderen dat netbeheerder TenneT omwille van de balancering van het net zal participeren binnen een project om een grootschalige elektriciteitsbuffer aan te leggen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels, Samsom en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 5 (31510). ** De heer Jansen (SP): Ik wil graag een toelichting op deze motie. De heer Hessels heeft net als ik een half haar geleden bij het debat over die grootschalige elektriciteitsopslag gezeten. Toen heeft de minister toegezegd dat er nog gekeken wordt naar de condities en naar alternatieven zoals kleinschalige elektriciteitsopslag en meer grensoverschrijdende kabels. Betekent de motie van de heer Hessels dat hij al geconcludeerd heeft dat het voor hem vaststaat dat grootschalige elektriciteitsopslag er moet komen, of wacht hij toch de uitkomst van het onderzoek af en gaan daarna pas de spelregels gelden die hij nu geformuleerd heeft? De heer Hessels (CDA): Er ligt op basis van het vorige debat ook nog een motie van mij, die nog uitgevoerd zal worden, waarin gevraagd wordt om het onderzoek over te doen en daarbij te kijken naar de precieze cijfers die ten grondslag liggen aan het kiezen voor opslag dan wel het kiezen voor de kabel, zoals de heer Jansen dat formuleert. Ikzelf ben ervan overtuigd dat wij als Nederland, net als de landen om ons heen, moeten kiezen voor die opslag. In deze motie staat echter dat als er een particulier, privaat initiatief zou komen met zo'n grootschalige opslag, die buffer een plaats krijgt binnen ons elektriciteitsnet. Dat is heel belangrijk wanneer je een businesscase gaat opstellen. Anders zou je 1,5 mld. investeren zonder zeker te weten of het wel opgenomen wordt. Het is wat ons betreft dan ook geen productiefaciliteit, maar maakt onderdeel uit van het net, van de infrastructuur. Dat wil ik in deze motie vastleggen, nog naast het feit dat als TenneT kan besparen door zo'n buffer op de balanceringskosten elders, deze ingebracht kan worden in deze elektriciteitsbuffer. De heer Graus (PVV): Ik heb twee keer een motie ingediend betreffende OPAC, een ondergrondse energieopslagcentrale in Limburg. Deze is daar nodig voor de werkgelegenheid en ook qua infrastructuur is Limburg er het meest geschikt voor. Alles is daar het beste van het beste om zoiets te bewerkstelligen. Ik vraag mij af waarom de coalitiepartijen mijn moties niet hebben gesteund nu zij zelf met een dergelijke motie komen. Dat begrijp ik niet zo goed. De heer Hessels (CDA): De heer Graus kent mijn warme gevoelens voor het OPAC-project. Wij moeten het echter wel volgens de regels doen. Met deze motie maken wij mogelijk dat zowel OPAC als het energie-eiland de kans krijgen om een businesscase op te stellen, op basis van de zekerheid dat zij in het net worden opgenomen en een eventuele participatie door TenneT. Als zij dat rond krijgen, krijgen wij vervolgens de twee businesscases voorgelegd. De heer Graus gelooft er vast in dat OPAC daar als beste uit zal komen. Mijn informatie tot nu toe luidt hetzelfde. Het moet echter wel gebeuren met gelijke kansen voor iedereen om de businesscase te krijgen. Daarna wordt de keuze gemaakt. Dat is de inhoud van de motie. Mijn volgende punt betreft de financiële verhoudingen bij de gesplitste netten. Ik heb het dan met name over de aan de netbedrijven te stellen solvabiliteitseisen. Ik heb er in mijn eerst termijn voor gepleit het minimale solvabiliteitspercentage zoals genoemd in het Besluit financieel beheer netbeheerders op te hogen van 30% naar 51%. In haar brief van 21 oktober gaat de minister uitvoerig op deze vraag in, waarvoor mijn dank. Voorzitter: Van der Vlies De heer Hessels (CDA): Haar conclusie is dat 30% zonder meer voldoende is om een gezond netbedrijf te houden en dat een hoger percentage nadelig zou kunnen zijn voor de investeringspotentie van het netbedrijf in de toekomst. Toch wil de CDA-fractie vasthouden aan een eigen vermogen dat het vreemde vermogen overstijgt, maar doet dat wel met een wijziging die oog heeft voor het laatste argument van de minister. Eerst heb ik nog een vraag over de gestelde financiële criteria in het Besluit financieel beheer netbeheerders. Deze criteria komen volgens de brief van de minister overeen met een triple B-creditrating. Daar zit een deel van het probleem. De huidige energiebedrijven hebben, ik herinner mij dit nog goed uit de discussie over het CBL rondom de splitsingswet, echter minimaal een double A-rating, een double A+-rating of nog beter. Waarom zetten wij een stap terug met het meest zekere deel van het bedrijf, want dat is het netbedrijf? Is het niet beter om te eisen dat het afgesplitste netbedrijf minimaal dezelfde rating aanhoudt als het geïntegreerde bedrijf vóór de splitsing? En hoe gaat het met de CBL-problematiek? De minister zei terecht in haar eerste termijn dat het de holding is toegestaan om garant te blijven staan voor de CBL's van de netbedrijven, ook na de splitsing. Gebeurt dit echter ook? Wat als er een geen garantstelling plaatsvindt en er na de splitsing opeens een hoge termination fee betaald moet worden? Dan slaat het dus toch helemaal terug op het publieke-netdeel van het bedrijf. Wat doet de minister met een splitsing die het netbedrijf met zo'n groot risico achterlaat? De CDA-fractie pleit voor een gedegen analyse van de splitsingsplannen in deze gevallen. En bij twijfel niet goedkeuren! De CDA-fractie onderkent -- zeker gelet op hetgeen ik hiervoor heb gezegd -- dat in de komende jaren grote investeringen nodig zijn. Daarvoor zal ook vreemd kapitaal aangetrokken moeten worden. Dat is een argument te meer om de solvabiliteit op een extra hoog peil te houden. Wij passen ons voorstel daarom zodanig aan dat de solvabiliteit direct na de splitsing -- dus op de zogenaamde start- of openingsbalans -- minimaal 50% moet bedragen. Daarna mag de solvabiliteit op basis van door de Energiekamer gecontroleerde en goedgekeurde investeringen eventueel dalen tot een door de minister vastgesteld niveau. Hiermee voorkomen wij dat de netten vanuit de holding worden volgehangen met schulden en versterken wij de investeringspositie van de netbedrijven. Om dit te bereiken, dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat voldoende eigen vermogen van groot belang is voor de afgesplitste netbedrijven om zelfstandig en financieel gezond te opereren; overwegende dat bij de splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven in netbedrijven en productie- en leveringsbedrijven, de netbedrijven als overheidsbedrijf over een grote solvabiliteit dienen te beschikken; spreekt uit dat deze netbedrijven in de startbalans na afsplitsing dienen te beschikken over een eigen vermogen dat minimaal 50% uitmaakt van het totale vermogen; spreekt voorts uit dat het percentage eigen vermogen als deel van het totale vermogen nadien slechts naar beneden mag worden bijgesteld, indien dit rechtstreeks voortvloeit uit door de Energiekamer goedgekeurde investeringen in het te beheren netwerk; verzoekt de regering, daartoe zo nodig het Besluit Financieel Beheer Netbeheerders aan te passen of ander wettelijk instrumentarium in te zetten om dit bewerkstelligen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels, Samsom, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 6 (31510). Ik maak van de gelegenheid gebruik om te melden dat de heer Tichelaar vanwege een dringend telefoontje even de vergadering heeft moeten verlaten. ** De heer Zijlstra (VVD): Ik kan tellen, dus ik weet wat deze ondertekening van de motie betekent. Wat willen de indieners met deze motie? Als zij van de splitsing af willen, moeten zij dat gewoon zeggen. Impliciet veroorzaken zij dat wel met deze motie. De spelregels voor bedrijven worden gedurende de race veranderd. Bedrijven moeten nu een solvabiliteit van minimaal 50% houden. Naar mijn mening steken de indieners met deze motie een stok tussen de spaken. Wat is de echte reden voor het indienen van deze motie? Het verhaal dat de heer Hessels zojuist hield, slaat natuurlijk helemaal nergens op. De heer Hessels (CDA): Ik weet niet of het de heer Zijlstra is opgevallen, maar er is de afgelopen maanden iets gebeurd op financieel gebied in de wereld. Het gaat mij te ver om dat uit te leggen. Wij kijken heel anders aan tegen de eisen die aan omvangrijke financiële deals worden gesteld dan een paar maanden geleden. De CDA-fractie is eerst akkoord gegaan met de eis van 30%. Toen was die eis zeker, maar nu niet meer. Wij hebben het over een basisinfrastructuur voor ons land waarin in de toekomst enorme investeringen nodig zijn. Als je die kunt baseren op een groot eigen vermogen van het bedrijf, kun je veel meer vreemd vermogen aantrekken en heb je een veel gezondere financiële positie. Dat daarmee de opbrengst van de productie- en leveringsbedrijven bij verkoop iets minder zal zijn, zien wij ook. Dat nemen wij dan maar op de koop toe. De heer Zijlstra (VVD): Het is een misverstand om te denken dat eigen vermogen geen geld kost. Daar moet je ook rendementen op draaien, want anders wordt het minder waard. Wellicht wil de heer Hessels daarop ingaan. Ik weet ook wel dat de financiële situatie in de wereld is veranderd. De heer Hessels maakt het overigens moeilijker om meer vreemd vermogen aan te trekken. Met een balans van 50-50 kan je veel minder vreemd kapitaal aantrekken dan je zou willen. In de motie wordt wel de mogelijkheid geboden om de eis op termijn te verlagen, maar nu wordt het voor bedrijven moeilijker gemaakt om vreemd vermogen aan te trekken. Dat is bijzonder vreemd. De voorzitter: Uw vraag lijkt mij helder. ** De heer Hessels (CDA): Wat de heer Zijlstra nu zegt, is absoluut niet juist. In eerste termijn heb ik inderdaad voorgesteld om 51% te hebben en te houden. Nu zeggen wij dat er bij de opening minstens de helft aan eigen vermogen moet zijn. Vervolgens kan juist dat eigen vermogen gebruikt worden om vreemd vermogen aan te trekken. De heer Zijlstra gaat mij toch niet vertellen dat een bedrijf met een heel hoge solvabiliteit moeilijker geld kan binnenhalen op de kapitaalmarkt dan een bedrijf met een heel lage solvabiliteit, want dan wordt ons gesprek straks wel heel erg lang, mijnheer Zijlstra. Ten slotte nog enkele opmerkingen over de verkoop van de productie- en leveringsbedrijven, de PLB's. Tijdens het AO over het rapport van de commissie-Kist en tijdens het AO de dag daarna over de VTE-Raad, was nog onduidelijk wat de Europese Energieraad zou besluiten over de mogelijkheden van de lidstaten om ongewenste overnames te voorkomen. De minister heeft er zojuist al naar verwezen, maar graag wil ik haar ook hier complimenteren met de uitkomst van dat overleg. Lidstaten krijgen immers de mogelijkheid om overnames door geïntegreerde buitenlandse bedrijven én door bedrijven van buiten de EU die geheel of gedeeltelijk in staatshanden zijn te blokkeren. Voorzitter: Tichelaar De heer Hessels (CDA): De CDA-fractie juicht dit toe. De minister zei in dat overleg dat zij niet wist of zij het klaar kreeg. Zij heeft het klaar gekregen! Nu moet zij wel maximaal gebruikmaken van deze mogelijkheid die een Europees gelijk speelveld dichterbij moet brengen. Om haar hierbij te ondersteunen, dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in de EU-Energieraad is besloten dat EU-leden overnames van hun gesplitste energiebedrijven door ongesplitste bedrijven, dan wel door overheidsbedrijven uit niet-EU-landen mogen blokkeren; van mening dat een gelijk Europees speelveld voor de Nederlandse energiebedrijven van groot belang is; verzoekt de regering, de toegekende bevoegdheid maximaal te benutten en overnames van de gesplitste Nederlandse energiebedrijven door ongesplitste bedrijven, dan wel door energiebedrijven uit een niet-EU-land die eigendom zijn van een buitenlandse overheid, niet goed te keuren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels, Samsom, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 7 (31510). ** De voorzitter: Was dit uw derde motie, mijnheer Hessels? ** De heer Hessels (CDA): Dit was inderdaad mijn derde motie, voorzitter. Ik wil nog een korte verwijzing maken naar het debat over Schoon en Zuinig dat afgelopen week heeft plaatsgevonden. De minister van VROM heeft daar interessante dingen gezegd over de voorrang voor duurzame elektriciteit en de herbestemming van niet gebruikte MEP-gelden in de SDE-regeling. Nu weten wij dat de minister van VROM nooit iets zegt over energieonderwerpen zonder dat te hebben besproken met de minister van Economische Zaken. Kan de minister van EZ ons laten weten hoe zij met name de overheveling van de onderuitputting uit de MEP naar de SDE gaat vormgeven? De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Als u mij toestaat, wil ik nog een vraag stellen over de eerste motie van de heer Hessels. De voorzitter: Was is dit? Die is toch al gepasseerd? ** De heer Vendrik (GroenLinks): Ja, voorzitter, maar zij is nu rondgedeeld, dat geeft wat meer scherpte. Zie ik het goed dat de indieners met deze motie erkennen dat wij straks een probleem hebben, dat de basislast te hard groeit in Nederland, met name door de inzet van nieuwe kolencentrales? Dat laten wij toe en vervolgens bieden wij TenneT ruimte en leggen hem de verplichting op om een extra balanceringscapaciteit te bevorderen. Wij laten een probleem ontstaan dat wij vervolgens met veel geld gaan oplossen. Is dit niet het paard achter de wagen spannen, mijnheer Hessels? De heer Hessels (CDA): Het antwoord op alle vragen luidt nee, zeker op de laatste. In mijn toelichting op de motie heb ik uitvoerig aangegeven dat die buffers juist nodig zijn omdat wij een heel ander systeem van invoeding op ons net krijgen. Juist decentrale en flexibele invoeding veroorzaken op bepaalde plaatsen in ons net een moeilijker situatie om de elektriciteit op datzelfde moment ook te gebruiken en te vervoeren. Als wij alleen terugvallen op congestiemanagement, moeten wij andere bestaande capaciteit afschakelen. Met wat wij voorstellen zou je juist zo'n kolencentrale kunnen voorkomen. Dat is ons doel. Je creëert 's nachts bijvoorbeeld door draaiende windmolens of door draaiende biomassa extra basislast die in een waterpartij of op welke manier wordt omgezet. Vervolgens heb je dan niet op piekmomenten of over de dag verspreid een kolencentrale nodig voor de basislast die je anders zou hebben. Dit is zeer duurzaam. De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik zal mijn inbreng leveren aan de hand van een vijftal moties, die overigens allemaal meeondertekend zijn door de heer Vendrik van de fractie van GroenLinks. Ik heb in eerste termijn erop gewezen dat wij nu iedere vier jaar een energierapport krijgen, maar dat wij in het verleden een elektriciteitsplan hadden. De naam "plan" suggereert al dat de overheid een ambitie heeft om te sturen in een bepaalde ontwikkeling; dat was trouwens ook de realiteit. Dat is naar de mening van de SP-fractie heel belangrijk. Door de liberalisatie van de energiemarkt en met name de manier waarop dat is gebeurd, is de overheid de regie kwijtgeraakt op een aantal factoren die bepalen of wij in staat zijn om snel de bakens te verzetten in de richting van "duurzaam". Hoe kan dat? Als wij aan marktpartijen overlaten welk soort productiecapaciteit zij neerzetten en waar, uiteraard binnen bepaalde heel ruime kaders van de ruimtelijke ordening, accepteren wij het als dat ertoe leidt dat sluipenderwijs het powerhouse-scenario realiteit wordt. De minister zegt wel dat de overheid randvoorwaarden heeft en daarin stuurt, maar dat houdt toch niet tegen dat wij tien of vijftien gigawatt aan fossiele capaciteit erbij maken. Het is niet eens decentrale capaciteit. Als er optimaal gebruik zou worden gemaakt van de restwarmte dichtbij de afnemers, zou je kunnen zeggen dat het in de overgangsperiode nog acceptabel is. Nee, het is centrale capaciteit waarbij het grootste deel van de restwarmte straks gewoon het water of de lucht in wordt weg geventileerd. Dat is een heel slechte ontwikkeling. Om deze reden pleiten wij ervoor dat wij zo snel mogelijk weer starten met een elektriciteitsplan, waarin de samenhang van al die componenten wordt bevorderd; vandaar de volgende motie. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat een optimale combinatie van brandstofmix, centraal/decentraal vermogen, locatiekeuzen en infrastructuur van belang is voor de realisatie van een duurzame elektriciteitsvoorziening tegen de laagste maatschappelijke kosten; verzoekt de regering om binnen een jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen om het Elektriciteitsplan in ere te herstellen, rekening houdend met de inmiddels gewijzigde omstandigheden, in het bijzonder Europese wetgeving, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 8 (31510). ** De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik hoor naast mij dat deze motie voor de SP een hoog realiteitsgehalte uitstraalt, dus ik ga ervan uit dat de minister ze als de wiedeweerga zal uitvoeren. Het is inderdaad een zeer haalbaar voorstel, ook onder de huidige omstandigheden. Mijn tweede motie heeft betrekking op een ander aspect van de liberalisatie. Door de splitsingswet zal binnenkort -- hoe binnenkort weten wij nog niet -- een aantal bedrijven op de markt kunnen komen. Een meerderheid in de Kamer heeft gezegd het niet verstandig te vinden dat de productiebedrijven worden geprivatiseerd. Maar dat lijkt wel te gaan gebeuren, ook nog eens op een manier die naar mijn mening haaks staat op de afspraken die wij een halfjaar geleden, vlak voor het reces, met onder meer deze minister daarover hebben gemaakt. Ik kreeg afgelopen vrijdag een afschrift van een brief die de raad van bestuur van Essent heeft gestuurd naar de aandeelhouders dat men in serieus gesprek is met overnamekandidaten, dat alle betrokken partijen daartoe een geheimhoudingsverklaring hebben getekend en dat geen enkele mededeling wordt gedaan eer een bindende overeenkomst met een potentiële partner is getekend. Wij hebben hier een halfjaar geleden een uitgebreide discussie gehad dat minimaal de democratisch gelegitimeerde aandeelhouders -- ik doel op provinciale staten en de gemeenteraden, die de colleges controleren die vervolgens op die aandeelhoudersvergadering iets gaan roepen -- zich daar uitgebreid over kunnen uitspreken en dat er dus geen voldongen feiten worden gecreëerd voordat dat proces ordentelijk is afgehandeld. Dat lijkt nu wel te gebeuren en dat vind ik kwalijk. Het tweede aspect dat ik net zo kwalijk vind -- ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat de minister dat over haar kant laat gaan -- is dat er al zal worden verkocht voordat er gesplitst is. Er zal ongetwijfeld een juridische constructie met ontbindende voorwaarden voor worden gekozen, maar zo wordt wel een vorm van chantage bedreven, door een voldongen feit te creëren. Dat is in deze situatie onacceptabel. Daarom wil ik de volgende motie indienen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Raad van Bestuur van Essent op 13 november gemeld heeft serieus in gesprek te zijn met overnamekandidaten, dat alle betrokken partijen daartoe een geheimhoudingsverklaring getekend hebben en dat geen enkele mededeling meer gedaan wordt eer een bindende overeenkomst met een potentiële partner is getekend; van mening dat: - hiermee de democratische controle door provinciale staten en gemeenteraden buitenspel gezet wordt; - deze handelwijze haaks staat op de mededeling ten tijde van het principebesluit in juni 2008 dat er nog geen onomkeerbaar besluit genomen zou worden; - het verkopen van een nog niet gesplitst energiebedrijf, ook al wordt daarover een ontbindende voorwaarde afgesproken, ongewenst is; verzoekt de minister van Economische Zaken, op de kortst mogelijke termijn te onderzoeken welke juridische en andere middelen haar ter beschikking staan om een verkoop van een ongesplitst bedrijf zonder behoorlijke democratische legitimatie te blokkeren, en deze middelen zo nodig ook in te zetten, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 9 (31510). ** De heer Zijlstra (VVD): Van de minister hoorden wij al dat niet-gesplitste bedrijven niet verkocht mogen worden. Daarover hebben wij dus geen discussie, maar is het niet per definitie zo dat raden en provinciale staten hierover een uitspraak moeten doen? De heer Jansen is zelf lokaal actief geweest. Waarom deze motie? Heeft de heer Jansen de laatste exploitatiecijfers van Nuon meegekregen? Sinds kort maken energiebedrijven in Nederland ook verlies. Vanwaar de persistering van de heer Jansen in het feitelijk onmogelijk maken van verkoop? Zijn de recentelijke ontwikkelingen niet juist een bewijs voor de grote risico's die op deze markt worden gelopen, dus ook door overheden? Neemt de heer Jansen, terwijl hij er niet over gaat, niet een groot risico voor de burgers van de provincies en gemeenten, omdat hun belastinggeld, dat in de bedrijven zit, wel eens een stuk minder waard kan worden? De heer Jansen (SP): Nuon en zijn drie andere publieke vrienden hebben het afgelopen jaar volgens mij 2,3 mld. winst gemaakt, grotendeels uitgekeerd aan de lokale en regionale aandeelhouders. Er zit dus wel wat vet op de botten, ook bij de aandeelhouders. Het is zeker waar dat ook publieke bedrijven niet ongevoelig zijn voor marktontwikkelingen, want de grondstoffenmarkt is allang geliberaliseerd. Publieke bedrijven kunnen ook in een geliberaliseerde markt meerwaarde hebben voor het realiseren van de duurzaamheidsdoelstelling en het bedienen van de kleinverbruikers. Daarom zijn wij tegenstander van een overhaaste uitverkoop. De ontwikkeling van de hoeveelheid duurzame elektriciteit die wordt opgewekt, blijft achter, wat vooral heeft te maken met het bijzonder langzaam op gang komen van wind op zee, maar er zit ook een financiële component in. Nederland heeft er namelijk voor gekozen duurzaam te subsidiëren vanuit de schatkist. Als de pot leeg is, houdt het feest dus op voor het lopende jaar, zodat je het volgend jaar weer moet opstarten. Dat is een soort stop-and-go-benadering, wat buitengewoon fnuikend is om het tempo erin te krijgen. Ik moet toegeven dat wij onder het vorige kabinet een heel lange stop hebben gehad, wat helemaal dramatisch was, maar ook het huidige beleid lijkt wat op flipperkastbeleid, waarvan wij als SP niet houden. Vandaar de volgende motie. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat: - op dit moment investeringen in duurzame energie gesubsidieerd worden vanuit de schatkist; - om deze reden de subsidie jaarlijks op slot gaat zodra het geld op is; van mening, dat dit fnuikend is voor een snelle uitrol van duurzame energie; verzoekt de regering om voor de vaststelling van de SDE-regeling voor 2011 een nieuwe financiering uit te werken, gebaseerd op het principe van de Duitse Einspeisegesetz, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 10 (31510). ** De heer Jansen (SP): Als wij de oplossing van de energieproblemen en het klimaatprobleem binnen 50 jaar op de rails willen hebben staan, dan moet nog heel veel werk worden verzet op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Dat betekent dat er voldoende geld voor moet worden uitgetrokken. De minister van Economische Zaken heeft dat in wezen erkend door bij deze begroting al een stap in de goede richting te maken, maar het gaat wel erg langzaam. Ik ben er daar nog een keer op gewezen toen ik afgelopen vrijdag op bezoek was bij het FOM Instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen, een instituut in Nieuwegein, dat zich onder meer bezighoudt met onderzoek naar kernfusie. Professor Lopes Cardozo, een van de grote namen op dat terrein, had een heel aardig grafiekje waaruit bleek hoeveel geld wordt besteed aan onze energierekening en hoeveel aan onderzoek naar energie. Aan de hand daarvan heb ik de volgende motie opgesteld, want ik meen dat hij een heel goed punt had. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat: - in de Europese Unie in 2008 circa 1000 mld. wordt uitgegeven aan de energierekening, 30 mld. aan energiesubsidies en 2 mld. aan energieonderzoek; - van het onderzoeksbudget circa 75% wordt uitgegeven aan fossieletoepassingen en slechts 25% aan alle overige vormen van energieopwekking, inclusief duurzame; - de Nederlandse budgetten voor energieonderzoek wel wat opgetrokken zijn, maar nog steeds in geen verhouding staan tot de urgentie van het energie- en klimaatprobleem; - in Nederland meer geld wordt uitgetrokken voor ruimtevaart/-onderzoek dan voor energieonderzoek; verzoekt de regering om bij de begroting 2010 met een voorstel te komen voor een substantiële uitbreiding van het budget voor energieonderzoek, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 11 (31510). ** De heer Zijlstra (VVD): Ik wil graag weten of de SP kan zeggen waaruit zij die verhoging van het budget wil betalen. De heer Jansen (SP): Voor de SP is het bespreekbaar om het extra budget uit de energieprijs te laten komen, vergelijkbaar met het Duitse Einspeisegesetz, waardoor duurzaamheid wordt betaald met een heffing op grijze stroom. Ik meen dat zoiets in dit geval logisch is omdat de elektriciteit die wij straks moeten kopen anders nog veel duurder wordt als wij dat niet doen. In wezen is het een slimme investering van alle Nederlandse gebruikers in het beperken van de prijs in de toekomst. Dat lijkt ons heel verstandig. De heer Van der Ham (D66): In de overwegingen noemt de heer Jansen het ruimtevaartbudget. Hij zegt dus uitdrukkelijk niet dat het daaruit moet komen? De heer Jansen (SP): Nee, ik heb dat voorbeeld alleen gegeven om duidelijk te maken hoe de verhoudingen liggen en om welke orde van grootte het gaat. Die verhouding wringt een beetje erg. Wij krijgen iedere vier jaar een Energierapport. Overigens voldoet de minister daarmee aan haar wettelijke plicht, dus in principe heb ik niets dan lof daarover. Feitelijk is het echter geen Energierapport maar een elektriciteit- en gasrapport. Dat lijkt ons niet zo logisch gezien de samenhang der dingen. De SP-fractie is voorstander van een meer integraal Energierapport, vandaar deze motie. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het vierjaarlijkse Energierapport feitelijk een elektriciteit- en gasrapport is; van mening dat een meer integrale rapportage over de ontwikkelingen in de energiesector gewenst is; verzoekt de regering om bij het Energierapport 2013 een rapportage aan de Kamer aan te bieden die recht doet aan de naam, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 12 (31510). ** De heer Jansen (SP): De minister krijgt dus vier jaar om haar wetten op dit punt aan te passen. Dat lijkt mij voldoende tijd voor een minister met zoveel daadkracht. De voorzitter: Ik dank de heer Jansen voor zijn inbreng in tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Van der Ham voor zijn tweede termijn. ** De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. De voorzitter: Heeft u even een moment? De minister wil even weten of er vier of vijf moties zijn ingediend. Mij blijkt dat vijf moties zijn ingediend. De vijfde motie wordt nu uitgedeeld. ** De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Met de heer Zijlstra ben ik zeer benieuwd hoe de minister zal reageren op de motie over de splitsing die volgens mij een behoorlijk destructieve motie is. Ik ben benieuwd of zij hieraan een draai zal weten te geven of de aanneming keihard ontraadt, maar dan is er wel meer aan de hand. Over de stabiliteit van de financiering van de SDE zal de heer Samsom namens de PvdA-fractie een motie indienen die ik steun, omdat wij wat doorkijkjes willen organiseren naar de toekomst. Bij Schoon en Zuinig hebben wij het uitgebreid over de sectorakkoorden gehad. Wij zijn daar niet zo tevreden over. Dit zijn zaken die met dit overleg samenhangen, ook al gaat dit overleg er niet zozeer over. Wij hebben hierover met de heer Vendrik een motie ingediend. Ik hoop dat deze wordt aanvaard omdat het van belang is voor de duurzaamheidsdoelstellingen van het kabinet. Bij interruptie heb ik al aan de minister gevraagd hoe het zit met de uitvoering van de motie en het regeerakkoord wat betreft energiezuinigheid. Zij schuift het allemaal door naar 2010 met het argument dat zij het dan pas kan beoordelen, maar ik heb toch een probleem met dat antwoord. Ik kan me voorstellen dat zij er niet heel hard iets over kan zeggen als zij de cijfers nog niet heeft, maar zij kan wel inzichtelijker maken welke beleidsintensiveringen, met de bijbehorende financiën, op de rails zijn gezet om de doelstellingen van de motie en het regeerakkoord daadwerkelijk te halen. In de debatten die wij destijds met minister Brinkhorst voerden, werden getallen en percentages genoemd die wel erg lijken op waarop wij nu afkoersen. Los van het feit dat de minister zich verschuilt achter de cijfers die zij nog niet volledig in kaart heeft gebracht, vraag ik me af wat er in de tussentijd eigenlijk is gebeurd. Naast de toezegging over energiebesparing en het omgaan met fluctuerende olieprijzen, vind ik dat zij volgend jaar beleidsopties bij de Kamer moet neerleggen voor vrijwillige maatregelen. Destijds heeft ECN doorgerekend welke maatregelen moeten worden genomen die de keuzevrijheid beperken. Kan de minister aangeven welke opties worden overwogen om in 2010 uit te voeren? Hierover dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Kamer bij motie-Van der Ham/Spies (28240, nr. 27) heeft uitgesproken een energiebesparing te wensen van 2% per jaar vanaf 2010; verzoekt de regering, inzichtelijk te maken welke beleidsintensiveringen zijn gedaan sinds de aanname van deze motie en de beleidsopties voor de toekomst uit te werken; en de Kamer hierover te berichten in het voorjaar van 2009, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 13 (31510). ** De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Over Europa hebben wij diverse debatten gehad in de afgelopen twee jaar, maar dat onderwerp ontbreekt een beetje in de beantwoording van de minister. Wat gaat de regering doen om meer geld uit te trekken voor gezamenlijk onderzoek in het kader van het Zevende Kaderprogramma? Het Europees Parlement heeft vorig jaar een kleine correctie toegepast om meer geld te besteden aan gezamenlijk energieonderzoek, maar het is nog niet op het niveau van wat bijvoorbeeld aan Euratom wordt besteed. Ik pleit er niet voor om op Euratom te bezuinigen, maar wel om het gelijk te trekken. Welke bewegingen wil de minister maken in de Europese atmosfeer? Is een nieuw instrument nodig om ervoor te zorgen dat meer gemeenschappelijk onderzoek wordt gedaan? Hierover is een aantal moties aanvaard door deze Kamer. De minister heeft zich in het verleden als minister van Onderwijs zeer ingezet voor het Europees opschalen van nieuwe onderzoeksmethoden. Ik heb vorig jaar voorgesteld om het geld meer gezamenlijk in te zetten onder het motto Euronew, analoog aan Euratom. In het Europees Parlement hoor ik ook dat nog steeds te versnipperd wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. Dat zou meer focus moeten krijgen. Ik vraag de minister om verder in te gaan op de CSP-technologie. De minister heeft daar een paar dingen over gezegd, maar ik wil graag dat zij iets meer aangeeft wat zij met de uitspraken van de Kamer op dat punt doet. D66 heeft inmiddels een partijcongres gehad, waar onder andere kernenergie werd besproken. Op dit congres heeft onze partij uitgesproken dat zij niet principieel tegenstander van kernenergie is, maar dat het pas een optie is als echt blijkt dat CCS, schone energie en energiebesparing niet voldoende zijn. Wij zetten dan niet slechts in op "vierde generaties" en dat soort zaken. Ik vind het echter van groot belang, dat is immers een politieke weging, wanneer wij gaan afspreken op welk moment wij evalueren of de CCS-technologie voldoende voortgang maakt, zodat wij daarop kunnen anticiperen. Ik heb het afgelopen jaar verschillende signalen vanuit het kabinet daarover gekregen. In 2010 zou bezien worden of de CCS-technologie voldoende vordert, toen werd het opeens 2015 en toen werd het pas 2020 voordat wij het echt inzichtelijk zouden kunnen maken. Kan de minister vanuit haar ministerie een moment aanwijzen waarop duidelijk moet zijn of die technologie daadwerkelijk grootschalig kan worden ingezet, of dat wij ervan uit kunnen gaan dat de ontwikkeling niet voldoende tempo maakt? De eventuele beleidsintensiveringen om de technologische ontwikkeling te versnellen, moeten ook duidelijk zijn. Ik wil graag op dit punt een afwegingskader van de minister horen. De vergadering wordt van 12.36 uur tot 13.00 uur geschorst. De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Er is nu anderhalve maand verstreken tussen de eerste en de tweede termijn. Laten wij het vaker zo doen. Het geeft iedereen de kans om een beetje wakker te worden. Nimmer kreeg de Kamer zoveel goede adviezen tussen de eerste en de tweede termijn. Ik kreeg die in ieder geval, ik neem aan dat dit ook voor mijn collega's geldt. Er werden nog hele rapporten opgesteld en naar ons toegestuurd. Veel daarvan valt in de categorie "het is allemaal niet voldoende, er moet veel meer gebeuren". Met alle waardering voor alle adviezen en rapporten, zeg ik: ik ben dat stadium inmiddels wel een beetje voorbij. Als het allemaal niet voldoende is, wil ik weten wat er precies niet voldoende is. Als er veel meer moet gebeuren, wil ik vooral mee bepalen wat er precies moet gebeuren. Volgens mij is dit debat daarvoor bedoeld. Een punt waarvan ik vind dat het niet voldoende is, is de financiering van duurzame energie. De vorige keer heb ik dit punt ook als eerste genoemd. Dit is een van de belangrijkste pijlers onder Schoon en Zuinig en onder de ambities van dit kabinetsbeleid. Het gaat daarbij zowel om de ambitie voor duurzame energie zelf -- dat spreekt voor zich -- als om de doelstellingen voor de reductie van CO2.. Deze doelstellingen staan en vallen bij het halen van de doelstelling voor duurzame energie, en deze doelstelling staat en valt weer bij het "halen of falen" van de duurzame elektriciteitsdoelstelling. Binnen duurzame energie, warmte, elektriciteit en transport is elektriciteit de belangrijkste pijler. Daarnaast is elektriciteit het gemakkelijkst te verduurzamen. De vorige keer zei ik al in mijn eerste termijn dat ik na een snel gemaakte berekening tot de conclusie kwam dat er tussen 2012 en 2020 een tekort is van ongeveer 3 à 4 mld. Sinds die tijd is er nog iets gebeurd. Wij hebben de biobrandstoffendoelstelling verlaagd. In de Kamer is daarover een luid gejuich opgegaan. Ikzelf juichte toen niet, omdat ik mij realiseer dat dit verplichtingen elders schept, omdat de doelstelling gewoon blijft staan. Om de hele doelstelling te halen, moeten wij minimaal 35% van onze elektriciteit in 2020 duurzaam opwekken. Misschien kan iedereen dat tot zich laten doordringen: 35%, meer dan een derde van onze elektriciteit in 2020, moet duurzaam worden opgewekt. Dat kan met de SDE-regeling die wij hebben ontworpen. Ik dank iedereen die ons de feed-inregeling uit Duitsland adviseert, maar die hebben wij al, namelijk onze SDE-regeling. Deze is superieur aan de Duitse feed-in. Tot mijn tevredenheid heb ik geconstateerd dat de Duitsers de feed-inregeling bij hun laatste wetswijziging hebben aangepast, zodat zij meer in overeenstemming is met die van ons. Wij hebben het voordeel dat wij nogal laat zijn begonnen. Daardoor konden wij van de Duitsers leren. Wij hoeven ons daarom niet op de borst te slaan, maar het is wel een feit. Wij moeten wel één heel belangrijk probleem oplossen, namelijk of er genoeg geld is. De vorige keer zei ik daar al over: 3 à 4 mld. na 2012. De minister zei toen toe dat zij in het voorjaar dezelfde berekening zou maken en dat zij deze aan ons zou toesturen. Wij willen verder doorpakken. Wij komen daarom tot de volgende motie. De heer Jansen (SP): Ik heb een vraag over wat er superieur is in de financiering van duurzame energie. Er is één aspect in de Duitse regeling dat mij altijd heeft aangesproken. Dat is dat groene energie wordt betaald door een opslag op grijze energie. Daardoor krijg je niet het systeem van stoppen, opnieuw beginnen enzovoort. Er is dan dus continuïteit in de financiering. Ik dacht dat de PvdA-fractie om die reden onlangs heeft voorgesteld om dat te bekijken. Om die reden heb ik voorgesteld om deze financiering voor 2011 te gaan proberen. Wat vindt de heer Samson daarvan? De heer Samsom (PvdA): Ik heb die motie gezien. Ik constateer dat er in ieder geval in mijn fractie en ook bij de medeondertekenaars van de motie die ik straks zal indienen, meer ongeduld is dan bij de fracties van GroenLinks en de SP over het halen van de duurzame-energiedoelstelling. Daarmee worden de verhoudingen helder neergezet. Ik ga natuurlijk niet wachten tot 2011. De heer Jansen (SP): Kan de heer Samson nu antwoord geven op mijn vraag? De heer Samsom (PvdA): De regeling in Duitsland heeft tot gevolg dat duurzame energie los van de markt op het net gekwakt wordt. Dat is lastig in een situatie waarin de rest van de hele energievoorziening via de beurs of anderszins moet worden verhandeld. De Duitsers passen dit nu aan, want de omvang van duurzame energie neemt nu dusdanig toe dat je deze niet meer buiten dat soort systemen om kunt verhandelen. Het Duitse systeem is gebaseerd op een vergoeding die na vijf jaar sterk terugvalt. Wij hebben haar 15 jaar lang op hetzelfde niveau. Dat bedoel ik met "de verbeteringen die wij hebben aangebracht". Dat is niets om ons over op de borst te slaan. Wij konden gewoon leren van de Duitsers. Dat hebben de Spanjaarden ook gedaan. Zij hebben hun regeling ook iets beter vormgegeven dan de Duitsers. Ik zei echter al dat het belangrijkste ontbrekende punt voldoende financiering is. Vandaar de volgende motie. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat een voortvarende ontwikkeling van duurzame energie gebaat is bij investeringszekerheid op lange termijn; overwegende, dat de SDE voor deze kabinetsperiode voldoende is gefinancierd om de ambities waar te maken, maar dat voor de periode 2012 tot 2020 nog forse aanvullende middelen nodig zijn; van mening dat de reservering van deze middelen niet tot bij de volgende formatie kan wachten, maar zo spoedig mogelijk moet gebeuren om de continuïteit van de investeringen in duurzame energieprojecten te waarborgen; verzoekt de regering om dit voorjaar de omvang van de voor de kabinetsambities noodzakelijke financiële middelen te bepalen en de Kamer daarover te informeren; verzoekt de regering, de Kamer dit voorjaar voorstellen te doen op welke manier deze middelen bij de begroting 2010 gereserveerd zouden kunnen worden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Hessels, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 14 (31510). ** De heer Jansen (SP): Voorzitter. Nu ik de motie hoor, vraag ik mij toch af wat daaraan zo geweldig is ten opzichte van de motie van ondergetekende en de heer Vendrik. Het tweede punt is dat die inferieure Duitse regeling, die slechts voor vijf jaar subsidieert, wel per inwoner, per hoofd van de bevolking, vijf à tien keer zoveel duurzame energie per jaar oplevert dan de geweldige Nederlandse regeling. Hoe kan dat toch? De heer Samsom (PvdA): Omdat de regeling in Duitsland in 1998 is begonnen, en die van ons pas in april 2008. Dat is wel een vrij significant verschil. Ik kan er ook weinig aan doen. Ik had het ook graag anders gehad, maar terugkijken helpt niet. De heer Jansen (SP): Dus volgend jaar zitten wij op het Duitse niveau met uw regeling? De heer Samsom (PvdA): Nee, u hebt even snel meegerekend, dan weet u dat de Duitsers negen jaar voorsprong hebben op ons. Om even een paar getallen te noemen: afgelopen jaar is in Nederland het aandeel zonne-energie op de markt gestegen met 1000%. Bij de Duitsers was dat 20%. Bij windenergie gaan wij ook harder dan de Duitse stijgingspercentages. Met andere woorden: wij hebben nog een heel lange weg te gaan, maar wij zijn helemaal niet op de slechte weg. Die weg houdt echter wel op als er niet genoeg financiering is. Uiteraard laten wij de regering haar eigen verantwoordelijkheid, maar wij vragen in onze motie om een voorstel en hebben daar een uitgesproken idee bij. Het FES is beschikbaar in de nieuwe FES-wet die is aangekondigd voor duurzame energie. Tussen 2012 en 2020 is uit het FES zes miljard nog niet belegd, zo blijkt uit de antwoorden op vragen ten aanzien van de miljoenennota. De fracties van het CDA en de PvdA hebben bij de financiële beschouwingen bovendien gevraagd om een mogelijke verhoging van de voeding van het FES. Volgens mij kunnen wij in die contreien de juiste financiering vinden, om zo snel mogelijk die investeringen weer los te krijgen. Als wij iets moeten doen in de huidige situatie met de kredietcrisis, dan is het zekerheid scheppen voor private investeerders. En wat zou er nu mooier zijn dan dat op het gebied van duurzame energie te doen. De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Dat hadden wij ook al kunnen regelen als er gewoon was afgesproken dat het FES omgevormd zou worden tot een fonds voor duurzame energie. Dan heb je het meteen geregeld. Mijn vraag is echter een andere. De heer Samsom zei zojuist dat de taakstelling voor duurzame elektriciteit omhoog moet, omdat wij een tegenvaller hebben op het gebied van biobrandstoffen. Wij hebben de bijmengverplichting immers verlaagd naar 4% in 2010. Mag ik er dan toch tot nader order vanuit gaan dat de PvdA-fractie met die van GroenLinks van mening is dat het CO2-verlies dat in de sector wegverkeer ontstaat door de verlaging van de bijmengverplichting biobrandstof, moet worden opgelost door minister Eurlings? Deze minister moet ook heel veel meer doen, maar de heer Eurlings mag ook wel een tandje harder rijden, als het gaat om CO2 dan. De heer Samsom (PvdA): Ik heb al één stap verder gedacht. Als minister Eurlings dat wil oplossen zonder biobrandstoffen, dan zal hij toe moeten naar een verdergaande elektrificering of hybridisering van het autoverkeer en het personenvervoer, en misschien zelfs wel van het vrachtvervoer, maar tegen 2020 denk ik dat wij nog niet helemaal zo ver zijn. Voor het personenvervoer is dus duurzame elektriciteit nodig. Anders heb je leuke elektrische auto's, maar rijden deze op kolengestookte elektriciteit. Met andere woorden: dit voldoet precies aan beide doelstellingen. Wij verhogen de ambitie voor duurzame elektriciteit en wij brengen dat onder in de sector vervoer en verkeer. Daar is niets mis mee. De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik heb een vraag over de motie. Ik begrijp het toch nog niet helemaal. Er worden twee jaartallen genoemd die cruciaal zijn, namelijk een intensivering in de periode 2012-2020, en een reservering in het jaar 2010. Daarbij gaat het dus echter nog niet om een betaalbaarstelling of een openstelling van dit extra budget al in 2010. Begrijp ik het goed dat deze betaalbaarstelling later volgt? Als dat zo is, komt de motie van de heren Jansen en Vendrik daarnaast te liggen. Wij moeten goed weten wanneer extra volume ontstaat. De heer Samsom (PvdA): Het volume dat wij tot en met 2011 hebben gereserveerd volgens de huidige begrotingsstaten, die zijn terug te vinden in de begroting van Economische Zaken, is het volume dat correspondeert met en traject richting 20% duurzame energie en 35% duurzame elektriciteit. Om kort te zijn: daarvoor moet je het volgende kunstje driemaal herhalen. Je moet daarvoor elke vier jaar de hoeveelheid duurzame elektriciteit op het net verdubbeld. Wij verdubbelen in de lopende vier jaar, maar daarna moeten wij dit nog twee keer zo doen. Daarvoor zijn de fondsen bedoeld waarover wij nu spreken. Deze zijn nu al nodig, omdat het drie tot vier jaar vergt voordat een plan voor bijvoorbeeld een offshore windpark leidt tot realisatie. In september 2009 komt de begroting over 2010 uit. Als wij tegen die tijd geen zicht bieden op voldoende financiën, zullen grote investeerders hun investeringen achter de tanden houden, voor zover zij die al overwogen. Ik wil dat deze investeringen zo snel mogelijk worden gedaan. Wij hebben pas geld nodig in 2012, 2013, 2014 of later, maar wij moeten het nu al reserveren. In de motie van de heren Jansen en Vendrik wordt gevraagd om zoiets te doen in 2011. Zo veel tijd hebben wij echter niet. De heer Jansen (SP): De heer Samsom daagt mij uit om te reageren. Met onze motie willen wij ervoor zorgen dat er vanaf 2011 een openeinderegeling is die wordt gefinancierd door grijs of groen. Deze regeling kan ook in 2011 tot een enorme impuls leiden. In het voorstel van de heer Samsom wordt, met alle respect, deze impuls niet gegeven. Sterker nog, de heer Samsom stelt dat wij in 2020 op 20% zitten. Het ECN heeft anderhalf jaar geleden al gezegd dat hooguit een percentage van 16 zal worden gehaald bij het meest gunstige economische scenario. Als het in economisch opzicht tegenzit, zullen wij uitkomen op minder dan 13%. De heer Samsom haalt dus sowieso zijn eigen doelstelling niet. De heer Samsom (PvdA): Juist omdat dit in het ECN-rapport werd gesteld, en vanwege de berekeningen die daarbij werden geleverd, ben ik tot de conclusie gekomen dat er een bedrag nodig is dat oploopt tot 5,3 mld. -- ik specificeer het bedrag nog wat verder -- om deze 20% wél te halen. Ik lees die rapporten en trek daaruit mijn conclusies. Ik spoor de minister aan, gesteund door een Kamermeerderheid, om diezelfde conclusies te trekken. Ik laat het kabinet daarbij de ruimte om met voorstellen te komen voor de financiering ervan. Ik sluit niet uit dat ons voorstel daarbij kan worden ingeleverd door een nog beter voorstel om duurzame energie te financieren. Naar ik aanneem, luistert de staatssecretaris op dit moment aandachtig mee, ongeacht de plek waar zij op dit moment verblijft, of laat zij dit doen. In het kader van de haast die wij hebben met het realiseren van duurzame elektriciteit en offshore windenergie hebben wij brieven gekregen over de planning. De eerste 450 MW wordt gerealiseerd in een oud, ietwat onbeholpen vergunningstelsel. Goed, wij moeten wat snelheid maken. Ondanks vele pogingen die ik daartoe heb ondernomen, kan ik aan dit oude stelsel niets meer doen. Ik wil dat ook niet meer, want een aantal bedrijven wil nog de kans krijgen om mee te doen bij de realisering van deze 450 MW. Daarop moeten wij even wachten. Daarna komt echter de grote hap, namelijk 6000 MW offshore windenergie, te vergeven via een concessiestelsel. Een mooie planning leidt ertoe dat wij pas in 2011 deze concessies kunnen vergeven. Dat is ons echt te laat en dit duurt te lang. Deze concessie-uitgifte is gekoppeld aan de opstelling van een waterplan en alles wat daarbij hoort. Ik begrijp dat het allemaal heel ingewikkeld is om dit te versnellen, maar toch willen wij heel graag zo'n versnelling. Daarom dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de huidige planning voor het concessiestelsel ervoor zorgt dat na de "tweede tranche" van 450 MW er weer minimaal een jaar onzekerheid zal bestaan over het vergunningenstelsel voor offshore windenergie; van mening dat dit de realisatie van de kabinetsambities niet ten goede komt en slecht is voor het investeringsklimaat voor offshore windenergie; verzoekt de regering, de planning voor het "concessiestelsel" voor offshore windenergie zodanig te versnellen dat uiterlijk in het voorjaar van 2010 de eerste concessies kunnen worden uitgegeven, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Hessels en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 15 (31510). ** De heer Samsom (PvdA): Ik kom op het ETS. Hierover heeft de minister in haar bijdrage niet al te veel gezegd. Op dit moment woedt in Europa een grondoorlog over dit emissiehandelssysteem. Alle prachtige, lachende gezichten na Europese toppen ten spijt: het gaat hard tegen hard. Ik spoor de regering nogmaals aan om hard te blijven spelen volgens de lijn die wij hier met elkaar hebben afgesproken. Dat betekent: onverkort, 100% veilen voor in ieder geval de elektriciteitssector, en voor alle andere sectoren zo veel als maar mogelijk is. Wij weten dat de Duitsers -- daar heb je ze weer -- er anders over denken. Wij weten dat de Italianen en de Polen er anders over denken. Dat zijn best grote landen. Maar wij kunnen ons mannetje staan. Dit onderstreept bij ons ook de noodzaak om als back-upplan te blijven pleiten voor normering van de uitstoot van kolencentrales, of elektriciteitscentrales, zoals je eigenlijk zou moeten zeggen. Mocht het met het ETS mislukken, ontstaat daardoor alsnog de facto een verplichting voor CO2-opslag. Ik doel op de normering zoals die door het Europees Parlement in de regelgeving is opgenomen. Nederland heeft beloofd om daarvoor te zullen pleiten. Ik ga ervan uit dat dit zo blijft. Dat is extra hard nodig, aangezien zich bij het ETS verontrustende ontwikkelingen voordoen. Een nieuw onderwerp op deze agenda betreft het aansluitbeleid en het congestiemanagement. De heer Vendrik (GroenLinks): Laten wij er maar even van uitgaan dat wij dat back-upplan nodig hebben. Dat geldt ook voor alle centrales die nu onderweg zijn. Niet alleen over de normering wordt nog gestoeid, maar ook over het jaartal waarin de normering van kracht wordt, en dan waarschijnlijk alleen voor de nieuwe centrales waarvoor vergunningen worden afgegeven vanaf het jaartal waarin de normering van kracht wordt. Of vinden wij dat de normering, die alsdan wordt afgesproken in Europa, eigenlijk naar voren gehaald moet worden? Wat is de positie van de Partij van de Arbeid op dat punt? De heer Samsom (PvdA): De heer Vendrik steekt zijn licht toch ook op in Europa, neem ik aan. Het Europees Parlement heeft daarvoor een jaartal en een aantal gram per kilowattuur genoemd die door de Europese Raad volstrekt onbespreekbaar worden geacht. Ik kan nu wel voorstellen dat deze minister zich ver buiten het speelveld moet plaatsen door nog verder te gaan dan het Europees Parlement, maar dat hebben wij niet gedaan. Wij hebben de Nederlandse regering gevraagd om zodanig positie te kiezen dat de normering als back-upplan boven de markt blijft hangen. Tot nu toe is dat goed gegaan en wij sporen de minister aan om dit te blijven doen. Ik kan niet onderhandelen namens de minister -- zo is volgens mij onze taakverdeling niet -- maar ik weet hoe realistisch dat plan in Europa is. Dat is niet zo realistisch! Wij moeten er dus met prudentie maar wel met kracht voor blijven strijden. De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. De voorzitter: Ik kijk naar het aantal sprekers dat nog volgt. De minister moet in de gelegenheid zijn om een reactie op de moties voor te bereiden. De heer Samsom gaat nu dus echt zijn betoog vervolgen. ** De heer Samsom (PvdA): Over de ministeriële regeling over het congestiemanagement die nu voorligt, zijn uit het veld verontrustende geluiden vernomen; of laat ik liever zeggen "verontruste geluiden", want of ik erdoor verontrust word, hangt van het antwoord van de minister af. Kort en goed gaat het om het volgende. Deze regeling zou het mogelijk maken dat de komende jaren, zolang het wetsvoorstel "voorrang duurzaam", zoals ik het maar even noem, nog niet van kracht is, juridisch dan wel feitelijk allerlei basislast op het net wordt gecontracteerd, waardoor straks, als zo'n mooi wetsvoorstel er ligt, dit niet meer nodig is omdat alles, met name duurzame energie, dan achter het net vist. Als dat zo is, hebben wij met zijn allen een probleem gecreëerd. Dat moeten wij niet willen. Mijn lezing van het wetsvoorstel "voorrang duurzaam" was als volgt. Op het moment dat het van kracht wordt, heeft alle duurzame energie, wanneer die ook op het net gezet is en of dit nu al eerder of later is gebeurd, altijd voorrang, niet alleen bij aansluiting maar vooral ook bij transport van de feitelijke elektriciteit die op dat moment geleverd wordt. Als mijn lezing correct is, denk ik dat wij kunnen doorgaan met deze ministeriële regeling. Als het niet zo is, dan hebben de mensen die verontrust zijn daartoe inderdaad reden. Dan moeten wij daarover verder met elkaar spreken, en kan mijn fractie dus niet instemmen met deze ministeriële regeling. Ik hoor graag het antwoord van de minister. Ik zeg kort iets over de vermogensverdeling bij de splitsing. Mijn collega Hessels heeft daarover al het een en ander gezegd. Er is in de kranten gesuggereerd dat wij de regels van het spel gedurende het spel zouden veranderen. Dat is niet het geval. Wij hebben het over de openingsbalans bij splitsing die nodig is om de enorme investeringen waarvoor netbeheerders in de komende tijd staan, waar te maken. In juni hebben wij al een motie ingediend waarin wij onze ongerustheid uitspraken over de vraag of dat wel zou lukken, of de openingsbalans daarvoor solvabel genoeg zou zijn. Er zou namelijk wel eens een verschil van inschatting kunnen zijn over de enorme investeringen waarvoor netbeheerders staan. Die hebben niet alleen betrekking op het leggen van een paar koperdraadjes, maar ook op een verduurzaming van onze gehele energievoorziening. Slimme meters zijn daarvan nog maar het begin. Wij vragen de minister om bij de openingsbalans juist op die investeringen scherp te letten. Zo nodig zou zij daarvoor aanvullende wettelijke maatregelen voor moeten creëren. Wij hopen eigenlijk dat de huidige wettelijke maatregelen, namelijk de bevoegdheid van de minister om het splitsingsplan goed of af te keuren daarvoor voldoende zijn. Het signaal dat wij met deze motie hebben willen onderstrepen zal helder zijn. De gasprijzen fluctueren op dit moment net zo bizar als de olieprijzen, doordat wij ze aan elkaar hebben gekoppeld met een ooit verstandige afspraak. Afgelopen zaterdag hoorde ik in Kassa de directeur van Gasterra zeggen dat hij misschien wel in gesprek zou willen met de energiebedrijven en met zijn aandeelhouders -- waarvan wij er één zijn -- om een wat matigender systematiek te verzinnen. Met andere woorden: wij gaan nu niet met de olieprijs omhoog, of nu niet omlaag, maar wij nemen daarvan maar een deel, zodat consumenten niet ieder half jaar worden opgeschrikt door heel sterk wisselende prijzen. Steunt de minister dit idee? De heer Vendrik (GroenLinks): Ik heb de heer Samsom over een punt nog niet horen spreken. Tussen het vorige deel van dit debat en dit deel zit de ondertekening van het convenant met de energiesector. Daaronder staat de handtekening van onder anderen deze minister. Sommige partijen hebben zelfs geweigerd om dit convenant te ondertekenen, omdat het niet duurzaam genoeg is. Dit zal de heer Samsom pijn doen. Is dit convenant voor de fractie van de Partij van de Arbeid aanvaardbaar en zo ja, waarom? De heer Samsom (PvdA): Mijn fractie heeft de minister altijd ertoe opgeroepen om alle ambities met behulp van wetten, regels, normen en fiscale prikkels waar te maken. Wij ondersteunden de aanpak met convenanten omdat deze in aanvulling op de wettelijke aanpak versnelling, dan wel versoepeling kan aanbrengen. Wij weten allemaal hoe het kan gaan als bedrijven het niet eens zijn met wetten. Dan lopen zij naar de rechter en wordt een roettaks nog afgeschaft ook. Dat type problemen probeer je met behulp van convenanten te voorkomen. Je probeert er eigenlijk nog een schepje bovenop te doen. Ik constateer dat dit niet gelukt is met het ondertekenen van het convenant met de energiesector. Wij vinden dit jammer, waarschijnlijk net zo jammer als de heer Vendrik of zelfs nog jammerder. Laten wij dit maar in het midden laten. Ik vind het echter niet al te relevant. De energiesector heeft zich aan dit convenant gebonden. Ik complimenteer hem daarvoor. Ondertussen zal de energiesector zich ook moeten conformeren aan de regels, de wetten en de prikkels die wij met de SDE gaan invoeren. Ik ga ervan uit dat deze voldoende zijn om de doelstellingen te halen, zeker met de aanvullingen die ik heb proberen leveren in deze termijn. Ik had graag meer gewild, in de vorm van een prachtig convenant waarbij iedereen juichend door de duurzame hemelpoort zou duiken, maar dit is niet gebeurd. Dit is wederom een staaltje van eigenbelang en kortzichtigheid van velen in het bedrijfsleven, maar niet van iedereen. Niet iedereen heeft het getekend. Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De minister gaf in haar eerste termijn aan dat wij niet alles voor de komende veertig of vijftig jaar moeten vastleggen. Natuurlijk is dit niet mogelijk, maar wij kunnen wel duidelijk een richting wijzen door randvoorwaarden te stellen, bijvoorbeeld in het kader van CCS. De markt vraagt hierom, bijvoorbeeld bij de afweging om werk te maken van energieopslag. Ik moet dan ook zeggen dat het energieakkoord mij teleurstelt. Het is echt een gemiste kans. Anders kan ik het niet duiden. De minister gaf in eerste termijn aan dat zij de mogelijkheid voor kolen openhoudt, met CCS, zondermeer. Welke garantie is er van de kant van energiebedrijven dat nieuwe kolencentrales daadwerkelijk gepaard zullen gaan met CO2-opslag? De overheid moet subsidiëren, maar welke garanties krijgt de overheid daarvoor terug. Ik ben daar niet gerust op. Ik sluit mij gemakshalve aan bij het verzoek van de heer Samsom om een soort back up-plan. Voor de energie-infrastructuur die nodig is om de komende decennia de stroom van de bron bij de klant te krijgen, is innovatie door de netbeheerders van groot belang. Dit stelt het Energierapport terecht. Het huidige reguleringskader neigt echter naar eenzijdige nadruk op financiële efficiëntie. Het is van belang dat netbeheerders daadwerkelijk ruimte krijgen voor innovatie en investeringen. Daarom dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat een verregaande verduurzaming van de energievoorziening en de toename van decentrale opwekking van elektriciteit ingrijpende consequenties zullen hebben voor de netwerken; overwegende dat het faciliteren van de verduurzaming van de energievoorziening de netbeheerders noodzaakt tot innovatie; overwegende dat het huidige reguleringskader van netbeheerders neigt naar een eenzijdige nadruk op financiële efficiëntie op korte termijn; overwegende dat, zoals uit ervaringen in het buitenland is gebleken, een dergelijke eenzijdige prikkel leidt tot druk op de innovatie-inspanningen van netbeheerders; spreekt uit dat het niet wenselijk is wanneer het reguleringskader de innovatie-inspanningen van netbeheerders onder druk zet en zo de verduurzaming van de energievoorziening belemmert in plaats van stimuleert; verzoekt de regering bij de aangekondigde heroverweging van het reguleringskader te voorkomen dat de efficiëntieprikkel voor de netbeheerders leidt tot beperking van hun innovatieactiviteiten, door te waarborgen dat deze hun uitgaven aan innovatie uit de gereguleerde tariefinkomsten kunnen dekken, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 16 (31150). ** Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik gebruik dit moment om een concrete vraag voor te leggen aan de minister betreffende de ontwikkelingen rondom de 380 kV. Wij zijn in afwachting van deel drie van de pkb "Randstad 380 kV verbinding Haarlemmermeer Oost". Wij gaan er vanuit dat de Kamer voordat het voorgenomen tracébesluit voor de Noordring kenbaar wordt gemaakt, geïnformeerd wordt over het kabinetstandpunt over de verbinding Haarlemmermeer Oost. Kan de minster dit toezeggen? Mijn volgende punt betreft congestiemanagement. De minister stelde in haar eerste termijn dat er wat haar betreft uiteindelijk een combinatie zal moeten komen van enerzijds congestiemanagement en anderzijds een systeem waarin "duurzaam" voorrang krijgt boven "niet duurzaam". Gezien de ook door de minister benoemde samenhang, had de fractie van de ChristenUnie graag gezien dat de regeling over het aansluitbeleid die wij inmiddels hebben ontvangen tegelijk zou kunnen worden behandeld met de wet die de voorrang van duurzame energie regelt. Alleen dan kunnen wij beoordelen of met deze regeling en met de wet de opwekking van duurzame energie daadwerkelijk wordt bevorderd. Ik constateer dat het proces anders loopt, maar ik wil vandaag heel graag de harde garantie van de minister krijgen dat de ministeriele regeling de opwekking van duurzame energie niet in de weg zit, maar daadwerkelijk bevordert. Een toename van duurzame en decentrale opwekking van elektriciteit vraagt om extra aandacht voor de balans in de belasting van het net. Energieopslag kan dan uitkomst bieden. Dit is voor de ChristenUnie reden geweest om de motie van het CDA over energieopslag mede te ondertekenen. De minister wil op dit punt partijen bij elkaar brengen en innovatie stimuleren. Het is aan marktpartijen om een sluitende businesscase te ontwikkelen. Om die stap te zetten, wachten zij op meer duidelijkheid over de randwaarden die de overheid stelt bij de ontwikkelingen van de energievoorziening. Ik constateer een patstelling. Kan de minister meer duidelijkheid geven over de rol die zij in de toekomst weggelegd ziet voor energieopslag? Voor de grootschalige inpassing van windenergie wordt er ook gekeken naar mogelijkheden van grootschalige energieopslag in Nederland. Hierbij zal volgens het kabinet ook de mogelijkheid van een energie-eiland in de Noordzee betrokken moeten worden. In hoeverre worden echter andere, kleinschaligere opties series overwogen, bijvoorbeeld het initiatief "Energie uit water", een aangepaste versie van het oude plan-Lievense voor het IJmeer en het Markermeer? Bij de VROM-begroting van 2008 heb ik in het kader van de energie-innovatie een motie ingediend om de mogelijkheden te onderzoeken van een revolving fund ter garantstelling voor de risico's van de energie-innovaties. In de Innovatieagenda Energie wordt gesteld dat het mogelijk voordelen kan bieden om subsidies te vervangen door krediet en/of garantiefaciliteiten. Dit zal nader worden bezien, mede in overleg met marktpartijen. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst hiervan? Tot slot heb ik nog een vraag over warmte. De minister komt met een aanvalsplan. Bij de aanleg van restwarmte-infrastructuur kampen partijen steeds met hoge aanloopkosten. Tot op heden blijkt in de praktijk dat alle betrokken partijen afzonderlijk deze investeringen niet kunnen en willen dragen. Welke mogelijkheden ziet de minister om een faciliteit te bieden om deze hoge aanloopkosten bij de aanleg van restwarmte-infrastructuur het hoofd te bieden? De heer Jansen (SP): Ik heb een vraag aan mevrouw Wiegman over de visie van de ChristenUnie op het back-upplan ten aanzien van de kolencentrales. Als het plan van het Europese Parlement in december de eindstreep haalt, komt er een normering voor centrales van 500 gram CO2 per kilowattuur per 2015. Dat is toch nooit een back-upplan voor de centrale die nu al wordt gebouwd en de centrales waarvoor nu de vergunningen worden afgegeven? Hoe kan het een back-upplan zijn om te zorgen dat via de normering CCS wordt afgedwongen? Dat snap ik niet. Kan mevrouw Wiegman mij dit uitleggen? Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op dit moment zijn ook mijn vragen over CCS bijzonder groot. Om die reden ben ik mijn bijdrage daar ook mee begonnen. Als blijkt dat de normering niet voldoende is, ook op Europees niveau, zijn er aanvullingen nodig. De minister heeft in eerste termijn gezegd: met CCS, zonder meer. Ik ben benieuwd welke routes dan bewandeld kunnen worden. Dat moet ik weten om echt vertrouwen te hebben in de toezeggingen van de minister. De heer Jansen (SP): De heer Vendrik heeft mede namens mij een motie ingediend over kolencentrales. De heer Vendrik (GroenLinks): Dat moet ik nog doen. De heer Jansen (SP): Excuus, dan zal ik mijn vraag algemener formuleren. De heer Vendrik zal straks voorstellen dat er, zo lang CCS nog geen praktische optie is, alleen een nieuwe kolencentrale kan worden gebouwd als er een oude wordt gesloten. Dat zal mevrouw Wiegman bijzonder aanspreken, gezien het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat spreekt mij inderdaad bijzonder aan, maar wat mij ook bijzonder aanspreekt, is dat activiteiten in Nederland altijd sterke relaties hebben met ontwikkelingen in Europees verband. Wij moeten voorzichtig zijn. Moet je in Nederland iets optuigen wat hooguit enkele afschuivings- en verschuivingseffecten heeft? Daarmee kom je niet verder met je doelstellingen op Europees niveau en straks in Kopenhagen met de doelstellingen op mondiaal niveau. De voorzitter: Het woord is aan de heer Van der Vlies. Ik houd de tijd scherp in de gaten. De minister heeft ook enige tijd nodig om haar reactie op de moties voor te bereiden. ** De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Mijn komt de eer toe, uw vermanend woord als eerste te moeten verwerken. Ik zal proberen, u te helpen. Dit debat is uiterst belangrijk, niet alleen voor nu en straks, maar ook voor de verdere toekomst. Immers, het vitale belang van de energievoorziening waarvan wij allemaal zo sterk afhankelijk zijn, moet niet ter discussie komen te staan. De ambities en de realiteit liggen ver uiteen. Het tempo waarin wij beide bij elkaar kunnen brengen, is het hart van de onderhavige discussie. Er moet inderdaad nog veel gebeuren. Ik noem onder andere innovaties op het gebied van energievoorzieningen in verband met het gebruik van kolen en kernenergie. Het geheel moet ook in balans zijn. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is er nu niet, maar zij heeft het uitdrukkelijke pleidooi van de Kamer om waar dat maar enigszins mogelijk is de realisatie van windmolenparken te bespoedigen, op termijn gesteld. Toen ik dat las in haar brief deed mij dat even de wenkbrauwen fronsen. In het najaar van 2009 komen er voor het eerst majeure beslissingen op dit terrein. De vraag is of dit toch niet kan worden versneld als de rijksoverheid erbij betrokken is. Deze kwestie is belegd met een motie van de coalitiepartijen. Ik heb daar alle begrip voor, om het maar even clean uit te drukken. Op majeure thema zijn uiterst relevante moties ingediend door de coalitiefracties, soms medeondertekend door andere fracties. Ik ben uitermate benieuwd hoe de minister daarop zal reageren, want deze moties lijken nu al op een Kamermeerderheid te kunnen rekenen. Ik heb in de loop van dit jaar, in de eerste termijn van dit overleg en bij de behandeling van de begroting van EZ aandacht gevraagd voor de SDE-regeling. Ik maak daar nu nog twee opmerkingen over en dan sluit ik af. De minister zal begrijpen dat ik echt ontevreden ben over de aanwending van de SDE-regeling voor de subsidie voor kleinschalige covergistingsprojecten. De voorzitter: Op verzoek van de minister schors ik de vergadering voor enkele minuten. ** De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De voorzitter: Als u allen uw plaats wilt innemen, vervolg ik de vergadering. Ik nodig de heer Van der Vlies uit, zijn betoog nu te vervolgen. ** De heer Van der Vlies (SGP): Ik heb uiteraard begrip voor de onderbreking, voorzitter. Ik was juist begonnen aan de SDE-regeling; een van de belangrijkste instrumenten van dit ogenblik voor de verduurzaming die wij allemaal begeren. Uiteraard ben ook ik nieuwsgierig naar de beantwoording van de vraag hoe wij het budgettaire volume omhoog krijgen; de onderuitputting MEP. In de motie-Samsom en in de motie van enkele andere fracties wordt gevraagd om daar een tandje bij te zetten en het liefst zo gauw mogelijk. Het perspectief daarop moet zichtbaar gemaakt worden zodat investeerders zich daarop kunnen voorbereiden en geen tijd verloren gaat. Dat steun ik. Ik zit echter nog steeds met de kleinschalige co-vergistingsprojecten. De minister zal dat begrijpen. Wij zijn weer drie weken verder in dit jaar. Het wordt steeds duidelijker dat wat daarvoor binnen de regeling voor dit jaar is gerealiseerd, niet weggezet gaat worden omdat er geen groen licht komt voor de aangemelde projecten en die dus niet in uitvoering worden genomen. Ik vraag de minister de heldere toezegging dat het daarvoor bestemde budget meegaat naar de volgende ronde, zodat de rekening niet in de landbouwsector terechtkomt maar binnen dat compartiment van de SDE-regeling blijft. Over de decentrale opwekking en het daarbij behorende congestiemanagement is gesproken. Dat hoef ik niet te herhalen. Mijn overtuiging is dat in de tuinbouw nog heel veel potentie ligt. Men zegt zelfs dat daar nu al vier keer meer kan dan werkelijk gebeurt. Het is heel jammer als dat onbenut zou blijven. Wij moeten de investeringsbereidheid niet ontmoedigen en daarom zijn een paar dingen hard nodig. De ministeriële regeling inzake de aansluitproblematiek die in de Kamer voorligt, moet zo snel mogelijk van kracht worden. Mevrouw Wiegman stelde dat het jammer is dat de wetgeving over voorrang groene stroom en de aansluitproblematiek niet gelijk oplopen. Die wetgeving heeft haar eigen traject tot aan het Staatsblad en dat gaat gewoon te lang duren. De aansluitproblematiek is zo urgent dat die vooruit getrokken moet worden. Ik wil nog even beklemtonen dat de ministeriële regeling zo snel mogelijk geagendeerd moet worden, los van de eventuele correcties in de inhoud. Dat gaan wij nog met elkaar bespreken. De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden in haar eerste termijn. In mijn eerste termijn heb ik opnieuw benadrukt dat de fractie van GroenLinks wacht op een revolutie in de energiepolitiek en helaas heb ik die tot op dit moment niet gezien. Dat is een fundamentele kritiek op het beleid van deze minister. Het begint met de status en de niet-keuze in het energierapport. Ik zei al per interruptie dat veel partijen in het veld dat beklemtonen. De minister zegt niet te kiezen en dat het een zaak van de markt is. Daarmee wordt de facto gekozen voor het powerhouse scenario. Nederland gaat niet op weg naar een toekomst van decentrale kleinschalige opwekking vaak verbonden met duurzaamheid, maar Nederland kiest vooral voor een scenario van de facto grote centrales die volcontinue moeten draaien en die de basislast in Nederland op onaanvaardbare wijze verhogen. Dat belemmerd op termijn een verdere uitrol van de zeer, zeer noodzakelijke door mijn fractie al jaren bepleite duurzame energie. Ik vind eigenlijk dat de minister haar huiswerk moet overdoen met een andere politieke keuze. Daarover gaat de volgende motie. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het kabinet in het Energierapport 2008 drie scenario's schetst onder het motto dat het van belang is alle opties open te houden; overwegende dat door niet te kiezen, het kabinet de facto kiest voor het meest onwenselijke scenario: het Powerhouse-scenario; verzoekt de regering een nieuw Energierapport te maken waarin een combinatie van de scenario's Energie-flexwerker en Smart Energy City wordt uitgewerkt in concrete beleidsmaatregelen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 18 (31510). ** De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Uitbreiding van de hoeveelheid basislast in het Nederlandse energiestelsel komt in hoge mate op het conto van de ruim baan die gegeven wordt door dit kabinet, ondanks de tegenstand van de PvdA en de ChristenUnie, aan nieuwe kolencentrales in dit land. Dit is zeer onwenselijk en ook onnodig, als het aan de fractie van GroenLinks ligt. Maar misschien valt er nog om een minuut voor twaalf nog een mouwtje aan te passen. Er is namelijk in het kabinetsplan Schoon en Zuinig een actie opgenomen dat er met exploitanten van nieuwe kolencentrales afspraken zullen moeten worden gemaakt voor een aanvulling op het ETS in de vorm van substantiële CO2-reductieverplichtingen vanaf 2015. Die afspraak is nooit gestand gedaan. Wij hebben inmiddels het convenant gezien met de energiesector: ook daarover niets. Daarom dien ik een motie in om te zorgen dat het kabinet in ieder geval de eigen ambities uitvoert. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het kabinet in Schoon en Zuinig als actie heeft opgenomen dat met exploitanten van nieuwe kolencentrales afspraken gemaakt worden voor een aanvulling op het ETS in de vorm van substantiële CO2-reductie vanaf 2015 in het centralebestand van de betreffende exploitant; overwegende dat het kabinet heeft nagelaten in het Sectorakkoord Energie 2008-2020 hier een concrete invulling aan te geven; verzoekt de regering binnen drie maanden met exploitanten van kolencentrales afspraken te maken over: - een uitruilmechanisme, dat ervoor zorgt dat bij opening van een nieuwe kolencentrale de exploitant van die centrale zorgt voor sluiting van een oude kolencentrale of op een andere wijze een CO2-reductie bereikt die gelijkstaat aan sluiting van een oude kolencentrale; - het begrenzen van de emissie van kolencentrales die vanaf 2010 in Nederland worden gebouwd tot 350 g/kWh, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 17 (31510). ** De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Mijn fractie heeft onlangs luidkeels geprotesteerd tegen het tot stand komen van het sectorconvenant. Niet alleen dit is niet geregeld, heel veel is niet geregeld. Ik zeg ook tegen de heer Samsom: het is niet alleen de handtekening van een onwillig bedrijfsleven die eronder staat, het is ook een handtekening van een voltallig kabinet, waaronder deze minister. Als je goed bent voor je handtekening, geef je een signaal af aan de sector. Ik snap dat het in uw belang is om ervoor te zorgen dat het sectorconvenant de facto in de prullenbak verdwijnt. Ik zou ook vinden dat het daar thuishoort, maar laten wij dat ook maar eerlijk tegen elkaar zeggen. Ik geloof dat de handtekening van de minister iets anders suggereert, namelijk dat zij erin gelooft, dat zij het een waardevolle afspraak vindt en dat het haar hoofdlijn is in de contacten met de energiesector. Als dat anders is, hoor ik dat vandaag graag. Maar tot nader order ga ik ervan uit dat de handtekening van dit kabinet iets betekent en dat de vrijwilligheid die in al die convenanten troef is -- dat geldt ook voor dit convenant: geen enkele verplichting aan de sector -- nog steeds de hoofdmoot is van de energiepolitiek en dat uw duiding, mijnheer Samsom, hoe sympathiek mij ook, helaas niet leidend is. Wat jammer. Wij hadden er vandaag iets aan kunnen doen, maar wij doen er vandaag kennelijk niks aan. Het is ook de kern van het klimaatpakket Schoon en Zuinig: vrijwilligheid, afspraken met het bedrijfsleven. Binnenkort krijgen wij de sector verkeer en vervoer. Wij vrezen al waar dat op uitdraait. De heer Samsom (PvdA): Het is niet mijn duiding; het is ook de duiding van de wetgeving die inmiddels is of wordt opgetuigd en waar die vrijblijvendheid niet in zit: een ETS waarin 100% verplicht wordt geveild voor de elektriciteitssector, wettelijk voorrang voor duurzame energie op het elektriciteitsnet, 15 mld. tot 2020 aan subsidies voor duurzame energie. Het is niet mijn duiding; het is die wetgeving die de vrijblijvendheid eraf haalt. Ik had er graag iets aan toegevoegd met het Energierapport. Ik heb al gezegd dat het jammer is dat dit niet is gelukt. Maar daarmee word ik niet opeens heel panisch over het halen van die doelstellingen, want daar is wet- en regelgeving voor. Als u mij daar nu eens in steunt in plaats van belletje te trekken over een sectorakkoord, kunnen wij een beetje voortgang maken. De heer Vendrik (GroenLinks): De jijbak is gauw gemaakt: had u ons maar eens gesteund om ervoor te zorgen dat die kolencentrales er niet komen. Dan zouden wij inderdaad al een stuk verder zijn met het behalen van bepaalde klimaatdoelen. Het geld waarover u het hebt, is er nog niet. Het ETS 100% veilen is ook nog niet geregeld. Ondertussen is er wel al een handtekening gezet onder een akkoord met een energiesector dat uitblinkt in vrijwilligheid. Het is inderdaad frappant dat zelfs een deel van de energiesector dat te gortig wordt, dat de energiesector geen enkele bijdrage wordt gevraagd aan het halen van klimaatdoelen. Het is niet voor niks dat Eneco en Greenchoice hun handtekeningen hebben geweigerd, omdat het niet duurzaam genoeg is. Need I say more? Omdat het energiescenario van deze minister te veel gaat lijken op powerhouse, komt het uitrollen van wind op zee in gevaar. Dat is de vrees van mijn fractie. In 2002 is een motie van mij en anderen aan minister Joop Wijn aangenomen. Ik had de motie ingediend om te zorgen dat er een doorbraak bereikt zou worden met de vergunningsprocedure en er een groeps-MER zou komen op het voorkeursgebied waar wind op zee uitgerold zou kunnen worden. Zes jaar later zijn wij nog geen spat opgeschoten. Ik krijg daar zo langzamerhand schoon genoeg van. Ik wil daarom de volgende motie indienen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Kamer al in 2002 de motie-Vendrik c.s. (28 600-XIII, nr.31) heeft aangenomen die de regering verzocht voorkeursgebieden op zee aan te wijzen, waar windenergie voorrang heeft en kortere procedures gelden; overwegende dat het kabinet zes jaar later nog niet verder is dan het - via een complexe procedure die nog tot 2010 duurt - indikken van 77 vergunningaanvragen tot circa 2 à 4 toekenningen voor in totaal 450 megawatt deze regeerperiode; overwegende dat de al in de motie-Vendrik voorgestelde efficiëntere procedure via voorkeursgebieden niet eerder dan in 2011 van start kan gaan, als alles meezit; verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om nog deze regeerperiode minimaal 900 megawatt wind op zee te committeren en de versnelde procedure via voorkeursgebieden al deze kabinetsperiode in werking te laten treden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 19 (31510). ** De heer Samsom (PvdA): Hoe verschilt deze motie van de motie die ik zojuist met de heer Hessels en mevrouw Wiegman indiende om het concessiestelsel te versnellen, zodat wij al in 2010, dus een jaar voor het einde van deze kabinetsperiode, kunnen overgaan tot het uitgeven van concessies? De heer Vendrik (GroenLinks): De motie van de heer Samsom zit in mijn motie verwerkt, want het is een voorwaarde om ook in deze kabinetsperiode 450 MW extra te kunnen committeren. De heer Samsom neemt er al genoegen mee dat het deze kabinetsperiode niet meer dan 450 MW wordt, wij niet. Wij verdubbelen volgens deze motie het resultaat van deze kabinetsperiode. Als de heer Samsom het anders bedoelt, moet hij het echt… De heer Samsom (PvdA): Ja, dat bedoel ik anders, dat heb ik echt heel duidelijk gezegd. De heer Vendrik (GroenLinks): Het staat er niet. Dan moet de heer Samsom het heel duidelijk opschrijven. Er staat: "…verzoekt de regering om de planning voor het concessiestelsel zodanig te…". Ik lees niet 900 MW. Als dat er wel in had gestaan, was mijn motie overbodig geweest. Als wij echter hetzelfde bedoelen, kan de heer Samsom voor mijn motie stemmen. Wij vrezen dat het wetsvoorstel waarin de minister voorrang gaat regelen voor duurzame energie, niet ver genoeg gaat. Het vraagt veel precisie. Wij willen dat het wettelijk voorrangsrecht voor duurzame energie ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Met een motie willen wij uitsluiten, dat het voorrangsrecht afgekocht kan worden. Omdat ik onvoldoende helder heb of de minister dat gaat regelen in het wetsvoorstel, dat wij nog niet gezien hebben, wil ik de volgende motie indienen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat het kabinet bezig is met een wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam, waarbij een "marktconforme aanpak" wordt gehanteerd om te selecteren welke installatie afgeschakeld wordt bij overproductie; overwegende, dat dit betekent dat bij een overaanbod van stroom de kolencentrales vanwege hun lage marginale kosten en het feit dat af- en weer opregelen van een kolencentrale uren tot dagen in beslag neemt, altijd zullen blijven draaien, ten koste van windturbines; overwegende, dat hiermee het bereiken van de doelstelling voor duurzame energie in gevaar komt, omdat windturbines niet hun maximale productie kunnen realiseren; verzoekt de regering in het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam te regelen dat niet alleen de toegang tot het net, maar ook het afnemen van de stroom van windturbines wordt gegarandeerd, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Jansen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 20 (31510). ** De heer Vendrik (GroenLinks): In juni heeft oud-Kamerlid Duijvendak nog gevraagd om ervoor te zorgen dat er al deze kabinetsperiode na de 450 megawatt een doorstartplan plus geld komen. Hij heeft daartoe overigens ook een motie ingediend. Toen was de coalitie daar nog tegen, maar nu wordt dezelfde motie door een van de coalitiepartijen zelf ingediend, in de persoon van de heer Samsom. Wij doen toch nog enkele stappen vooruit. Dat doet mijn fractie deugd. De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Zijlstra voor zijn tweede termijn. ** De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Om bij de laatste opmerking van de heer Vendrik aan te sluiten: het zijn dan wel stappen op papier. Dat is ook wat deze discussie het meest kenschetst: wij zetten allemaal heel veel op papier en hebben heel veel voornemens, maar er gebeurt bitter weinig. Het maakt niet uit of je nu voor of tegen allerlei windparken op zee bent, ze komen er niet zo heel vlot. Delta Windpark is bijvoorbeeld al meer dan tien jaar bezig te investeren in een windpark voordat er überhaupt iets van vergunningen wordt afgegeven. Dat maakt wel duidelijk waar het probleem zit. Daar is echter genoeg over gezegd. Ik dank de minister voor haar beantwoording en voor de toezegging dat zij de Kamer bij de behandeling van het congestiemanagement inzicht zal geven in de verhouding tot de subsidiëring van decentrale opwekkingsvormen, zoals die in die gebieden plaatsvinden. Dat lijkt ons erg van belang om te voorkomen dat er dubbel betaald gaat worden. De motie van de heer Hessels en co. over de solvabiliteit blijf ik een bijzondere motie vinden. Een solvabiliteit van 30%, die is vereist volgens de huidige regeling, is al bijzonder goed. Een gemiddeld bedrijf zou al buitengewoon tevreden zijn als het dat voor elkaar krijgt. Als de ondertekenaars van deze motie redeneren dat de solvabiliteit iets hoger moet zijn, dan ben ik benieuwd hoe zij zich opstellen tegenover de solvabiliteit van een ander staatsbedrijf, bijvoorbeeld de ABN AMRO, waarvan de solvabiliteit erg belangrijk is voor de structuur van ons bankensysteem. Gaan wij daarbij dan ook vanwege het enorm grote belang in de kredietcrisis 51% solvabiliteit eisen? Dan moeten wij immers even langsgaan bij minister Bos om een hele hoop miljarden te laten bijstorten. De heer Hessels (CDA): Ziet de heer Zijlstra nu werkelijk niet het verschil tussen een elektriciteit- en gasnetwerk en een bank? De heer Zijlstra (VVD): Dat zie ik wel. Het grappige is dat je met een onderpand zoals een elektriciteit- en gasnetwerk juist minder solvabiliteit nodig hebt. Je hebt immers echt een goed onderpand. Banken worden vaak in schuldenposities geschoven. Dat brengt veel meer risico's met zich, waardoor je dus eigenlijk economisch gezien een veel betere solvabiliteitspositie zou moeten eisen. Dus ik snap nog steeds niet hoe de heer Hessels tot die positie komt, maar ik loop even de consequenties ervan langs. Immers, wat betekent dit nu? Het is leuk voor het netwerkbedrijf dat het dan meer kapitaal heeft. Ik heb echter een hele riedel aan wensen voorbij horen komen, ook van regeringspartijen, over investeringen in duurzaam. Aangezien het opwekkingscapaciteit betreft, worden die investeringen voor een groot deel niet door netwerkbedrijven gedaan. Zij worden door productie- en leveringsbedrijven gedaan. Bij al die investeringen die de heer Hessels wil laten doen en waar hij heel veel overheidssubsidie tegenaan wil gooien moeten ook investeringen door het bedrijfsleven. Die miljarden of die 20% die hij bij sommige bedrijven weghaalt, kunnen zij niet meer investeren in de door hem zo gewenste duurzame energie. Dus ik zie enige tegenstrijdigheid tussen zijn voorstel over de solvabiliteit aan de ene kant en de enorm lange wensenlijst op het gebied van duurzaam aan de andere kant. De heer Hessels (CDA): Wij hebben het over tegenstrijdigheden. Wat wil de heer Zijlstra nu bereiken? Hij zegt dat de mogelijkheid van netwerkbedrijven om te investeren afneemt doordat wij de solvabiliteit bij die bedrijven verhogen. Dat is volstrekte nonsens. Vervolgens zegt hij echter dat de investeringscapaciteit van productie- en leveringsbedrijven ook afneemt als wij de solvabiliteit bij die bedrijven verlagen. Wie is op dit punt nu niet consequent? Dan de speciale positie van banken bij solvabiliteit. Het is toch een van de allereerste basisregels van de economie dat de solvabiliteitseisen voor een bank heel anders zijn dan voor een bedrijf dat het moet hebben van hardware of wat dan ook. De heer Zijlstra (VVD): Ik heb het over realistische solvabiliteitseisen. Deze eisen hebben wij in juni vastgelegd. Ik ben nieuwsgierig naar het politieke oordeel van de indieners van de motie. Zoals ik het interpreteer zeggen zij feitelijk tegen de minister dat haar oordeel over de 30% niet goed is geweest. Kennelijk vertrouwen zij de minister niet, die indertijd heeft aangegeven dat een verhouding van 70:30 een heel gezonde, stabiele bedrijfsvoering voor netwerkbedrijven garandeert. De heer Hessels (CDA): Nog een keer: VVD-fractie, word wakker! Er is iets gebeurd in het afgelopen half jaar. Alle ondertekenaars van de motie hebben net als de minister ingestemd met 30%. Dat was op dat moment een heel reële solvabiliteit, maar er is iets gebeurd en daarom is het nu niet meer zo, mijnheer Zijlstra. Word wakker! De heer Zijlstra (VVD): De VVD-fractie is wakker en ik ben blij dat de heer Hessels inmiddels een stukje verder is gekomen sinds de vorige keer en heeft begrepen dat solvabiliteit iets anders is dan aandeelhouderswaarde. Deze motie gaat niet veel goeds met zich meebrengen, want hiermee zet de heer Hessels de markt op slot. Hij heeft ook een motie over overnames ingediend waar de VVD-fractie het op zichzelf mee eens is. Wij moeten niet zomaar onze energiebedrijven overleveren aan niet-gesplitste bedrijven uit het buitenland, want wij willen een level playing field. Wat verstaan de indieners onder "niet gesplitst"? Op hoofdnetwerken wordt waarschijnlijk wel gesplitst, maar op distributienetwerken niet. Wat willen de indieners precies neerzetten? Het gaat wel om de uitwerking. En dan komen wij weer bij de solvabiliteit terecht. Wat is nu het risico dat hier neergezet wordt? Eigenlijk wordt de markt op slot gezet. De heer Hessels had gewoon in een motie kunnen vastleggen dat hij niet wil dat deze aandeelhouders hun bedrijf verkopen, want uiteindelijk is dat wat hij met zijn optelsom van moties wil regelen. Dat is prima, maar als hij dat in een motie zet, weten wij precies wat hij wil. Hij gaat voorbij aan het enorme risico dat op deze markt speelt. Nuon heeft nu verliescijfers vanwege activiteiten op de termijnmarkt. Zoals men weet is Enron failliet gegaan door risico's op de termijnmarkt. Als de olieprijs alleen maar omhoog gaat, is het niet moeilijk op de termijnmarkt, want dan doe je het nooit verkeerd. Je koopt in en dat is altijd een verstandig besluit. Maar ja, toen ging de prijs naar beneden. Dat is het risico. De VVD-fractie is redelijk principieel in haar standpunt dat een overheid zich niet moet bewegen in dergelijke risicovolle markten. Gezien de ontwikkelingen in de markt lijkt het de VVD-fractie een heel verstandige keuze dat publieke aandeelhouders de productie- en leveringsbedrijven willen verkopen. De heer Hessels maakt dat met zijn moties feitelijk onmogelijk. Ik vind zijn moties "aandeelhoudertje pesten". De heer Jansen (SP): Het valt me wel op dat de heer Zijlstra ineens veel meer woorden nodig heeft dan normaal als hij het woord voert. Ik heb een vraag over zijn vorige motie over solvabiliteit. Weet hij wat de solvabiliteit is van de geïntegreerde energiebedrijven die binnenkort gesplitst gaan worden? De heer Zijlstra (VVD): Die verschilt per bedrijf. De laagste zit op 18% en de hoogste op 33%. De heer Jansen (SP): Volgens mij zitten zij daar ver boven. De heer Zijlstra (VVD): Nee. De heer Jansen (SP): Voor de grote drie zit het tussen 40 en 50%. Het grootste risico is dat de netwerken leeggegeten worden door de aandeelhouders voordat zij gesplitst worden. Op basis van het huidige bodempercentage zijn er mogelijkheden om dat te doen en wij willen dat voorkomen. Vindt de VVD-fractie het acceptabel dat de aandeelhouders linksom of rechtsom waarde onttrekken aan de netwerken, voorafgaand aan de splitsing? De heer Zijlstra (VVD): Hier hebben wij het in het vorige AO uitgebreid over gehad. De heer Jansen doelt op de beweging die er leek te zijn dat men de netten herwaardeerde, waardoor ze meer waard worden en waardoor je er meer schuld in kan steken. Ik geef toe dat het nogal technisch is, maar toen heb ik al geprobeerd uit te leggen dat dit volgens onze financiële en boekhoudkundige regelgeving niet kan. Het besluit actuele waarde houdt in dat je mag herwaarderen wanneer je een lagere boekwaarde krijgt, en dat was niet het doel, of wanneer je verkoopt. Ik heb aan de minister gevraagd of wij het correct zien dat niet de netwerken worden verkocht, maar de productie- en leveringsbedrijven, zodat je de netwerken de facto niet mag herwaarderen. Als het zou kunnen, zou ik deze angst delen, maar dat gevaar is niet aan de orde. Natuurlijk willen wij allemaal dat er een gezond netwerkbedrijf wordt neergezet. Ik pleit er absoluut niet voor om een ongezond netwerkbedrijf neer te zetten, maar je moet ook een gezond productie- en leveringsbedrijf overhouden om al die duurzame investeringen mogelijk te kunnen maken en om de achteruitgang in credit rating te compenseren. Het feit dat de netwerken straks weg zijn, heeft gevolgen voor de kredietpositie. De Kamer wist dat, en dat moet zij nu niet opeens vergeten. De heer Samsom (PvdA): De heer Zijlstra lijkt in zijn tirade tegen de eerste motie te vergeten dat wij het daarin niet hebben over solvabiliteit gedurende de levensduur van het netbedrijf -- wat hopelijk nog een paar honderd jaar is -- maar over de startbalans. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens, en was de heer Zijlstra het er voor de zomer ook mee eens, dat het bij de startbalans goed geregeld moet zijn. 30/70 is dan helemaal niet de meest vanzelfsprekende verhouding. De verhouding wordt dan bepaald door de noodzakelijke investeringen die daarna nog moeten plaatsvinden. Is de heer Zijlstra dit met mij eens? De heer Zijlstra (VVD): Dit is een mooie redenatie, maar de heer Hessels geeft aan dat hij de motie heeft ingediend vanwege de veranderende positie in de wereld, de financiële crisis. De heer Samsom zegt dat het gaat om de toekomstige investeringen. Wij hadden in juni ook al door dat die investeringen nodig waren. In het Energierapport staat zelfs een hele passage over de noodzakelijke investeringen in de netwerken. Op dat punt heeft de heer Samsom niets nieuws uitgevonden. De heer Samsom (PvdA): Zou het zo kunnen zijn dat het allebei waar is? Omdat toekomstige investeringen gedaan moeten worden, moet je geld aantrekken. Dat is het laatste halfjaar een tikje moeilijker geworden dan daarvoor. De heer Zijlstra (VVD): Dit zijn publieke aandeelhouders en die hebben een andere inleenmogelijkheid. De heer Samsom heeft voorbeelden gezien van provincies die daar niet beter van zijn geworden. Zij hebben eerst ingeleend tegen het lage tarief dat voor overheden en publieke aandeelhouders geldt, en vervolgens dachten zij daar wat winst mee te maken. Dit geeft wel aan dat de vrees die de aanleiding tot deze motie vormt, niet de goede vrees is. De VVD pleit ervoor dat deze markt niet op slot gedaan moet worden, omdat de heer Samsom toevallig de donkere wolken op andere gebieden wil gebruiken om de verkoop van die bedrijven onmogelijk te maken. Als hij dat wil, dan moet hij dat gewoon zeggen. Hij moet het dan niet indirect doen via de optelsom van deze moties. Wij hebben in eerste termijn gesproken over het ETS-systeem. Ik bepleit het omgekeerde van de heer Samsom. De minister moet het hard spelen, maar wel de andere kant op. Zij moet ervoor zorgen dat het ETS-systeem zoals het nu voorgesteld is, er niet komt. Wij hebben in eerste termijn al aangegeven dat met dat systeem het innovatievermogen uit de bedrijven wordt gezogen. Daar waar gepleit wordt voor normering als back-up, is onze optie, het zogenaamde benchmarksysteem, veel beter. Dit houdt in dat de normering wordt gekoppeld aan de rechten. VNO-NCW en de vakbonden zijn inmiddels weer terug op het goede spoor. Zij zijn tot inkeer gekomen en hebben gezien dat het tot een enorme geldcarrousel leidt, waardoor veel geld wegvloeit uit het bedrijfsleven. Innovatie moet uit het bedrijfsleven komen. Als overheid moet je dit stimuleren. Wij hebben al aangegeven dat wij het een probleem vinden dat de SDE-regeling vooral exploitatiesubsidies financiert. In het Energierapport staat echter dat technologische doorbraken nodig zijn om te komen tot een echte oplossing. Dan hebben wij dus een verkeerde SDE-regeling. Daarom wil ik de volgende motie indienen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in het Energierapport 2008 wordt aangegeven dat technologische doorbraken nodig zijn om een oplossing te vinden voor de toenemende energieschaarste en de klimaatproblematiek; constaterende dat de SDE-regeling vooral geld beschikbaar stelt voor exploitatiesubsidies op bestaande opwekkingsvormen; overwegende dat de genoemde technologische doorbraken alleen bereikt worden als er geïnvesteerd wordt in innovatie in plaats van exploitatie; verzoekt de regering, de SDE-regeling zodanig aan te passen dat het aandeel exploitatiesubsidies maximaal 25% van het budget bedraagt en de vrijvallende middelen in te zetten voor de stimulering van innovatie op het gebied van energie, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 21 (31510). ** De heer Zijlstra (VVD): Een van de kennisgebieden is nucleaire kennis. Wij hebben in eerste termijn al aangegeven dat het verstandig zou zijn om te investeren in de NRG. In 2015 moet er een nieuwe reactor komen. Het lijkt ons verstandig om sowieso nucleaire kennis in Nederland weer beter in te bedden. Er is veel kennis verloren gegaan. Het is een van de ontwikkelingsgebieden voor de toekomst. Ik wijs bijvoorbeeld op kernfusie. Daarom dien ik de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat vormen van nucleaire energieopwekking een belangrijke rol zullen spelen in de toekomstige energievoorziening; constaterende dat veel nucleaire kennis is weggevloeid; verzoekt de regering, te stimuleren dat er een cluster van nucleaire kennis in Nederland tot stand wordt gebracht, zodat ook op dit gebied Nederland tot de top van de kenniseconomieën in de wereld zal behoren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 22 (31510). ** De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Het gaat er natuurlijk om dat wij voldoende milieurendement krijgen voor de euro's die wij hebben geïnvesteerd. Ik heb een enorme waslijst aan wensen voorbij zien komen. De heer Samson was ook al weer 6 mld. verder. Daarvoor moet dan het FES worden gebruikt. De VVD-fractie is geen voorstander van zomaar het FES binnenfietsen van duurzame energie. Zij is dit met name niet vanwege de exploitatiesubsidies. Daarvoor moet je het FES niet gebruiken. Stop de subsidie, stop de windmolen! Wij vinden dat geen structuurversterkende maatregelen. Daarom zijn wij niet voor dit gebruik van het FES. Overigens wordt die discussie natuurlijk nog gevoerd, maar dan kent de minister de insteek van de VVD-fractie alvast. De heer Van der Ham (D66): De heer Samson heeft mede namens mij een motie ingediend over het op lange termijn regelen van het geld. Zijn opmerking over het FES maakt geen onderdeel uit van die motie. Dat kan de heer Zijlstra er dus niet zomaar bij optellen. De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heeft de heer Samson er in zijn bijdrage een pleidooi voor gehouden dat er 6 mld. moet komen en dat het FES daarvoor de mogelijkheden zou bieden. Misschien maak ik de rekensom "een plus een is twee" iets te gemakkelijk, maar voor zover ik de heer Samson ken, wordt hij niet gehinderd door beperkingen op dit gebied en vindt hij het prima dat de euro's uit het FES die kant op gaan. Bij hem heiligt het doel alle middelen. In dit geval letterlijk, zou ik bijna willen zeggen. In deze discussie is het belangrijk dat wij wel keuzes maken. Wij hebben het over betrouwbaarheid, betaalbaarheid en schoon. Deze drie doelstellingen kunnen niet altijd tegelijk worden verwezenlijkt, bijvoorbeeld doordat de hoeveelheid beschikbare middelen beperkt is. De VVD-fractie vindt het daarom belangrijk dat de Kamer uitspreekt dat de volgorde zou moeten zijn: betrouwbaarheid, betaalbaarheid, schoon. Het is natuurlijk prachtig als alle drie de doelstellingen tegelijkertijd kunnen worden gerealiseerd, maar als er keuzes moeten worden gemaakt, kiest de VVD-fractie ervoor om die volgorde aan te houden. Ik dien daarom de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het belangrijk is om een rangorde aan te brengen in de elementen die een rol spelen bij beleidskeuzes over energie; verzoekt de regering, bij beleidskeuzes over energie uit te gaan van de rangorde betrouwbaar, betaalbaar, schoon en wel in die volgorde van belang, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 23 (31510). ** Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De fractievoorzitter van de VVD heeft op een gegeven moment aangekondigd dat er een "Groen Rechts"-plan zou komen. De heer Zijlstra (VVD): Ja, dat is vanavond. Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik begrijp de volgorde betrouwbaarheid, betaalbaarheid, schoon al niet, maar ik begrijp ook de volgorde niet van de inbreng in het huidige debat. Bij de voortgang van Schoon en Zuinig en ook nu hebben wij het over de wezenlijke richting waar wij naar toe zouden moeten gaan met ons energiebeleid en ons groenbeleid. Pas na afloop van al deze debatten komt de VVD met zo'n "Groen Rechts"-plan, waarvan de inhoud steeds mistiger wordt, gezien de prioriteiten die de heer Zijlstra legt. De heer Zijlstra (VVD): De inhoud zal niet zo heel anders zijn dan ik in mijn eerste termijn in dit debat over het Energierapport naar voren heb gebracht. Een collega van mevrouw Wiegman was in de eerste termijn bij dit debat aanwezig. Haar collega heeft dit ongetwijfeld meegekregen. Er zijn niet zoveel tegenstellingen. Mevrouw Wiegman en dit kabinet gaan uit van 2020 en kijken dus heel erg naar de korte termijn. Je komt dan tot andere oplossingen dan wanneer je kijkt naar de langere termijn, zoals de VVD-fractie doet. Wij zien energieschaarste als het grootste probleem. Je hebt het dan bijvoorbeeld over de vraag of je moet kiezen voor innovatie of voor zoveel mogelijk exploitatiesubsidies om zoveel mogelijk windmolens te bouwen in dit land. Dat laatste heeft veel minder effect voor het verminderen van energieschaarste dan het doorontwikkelen van zonne-energie, geothermische energie en kernfusie. Daar liggen de grote verschillen. Mevrouw Wiegman kijkt naar de korte termijn en zij heeft de doelstellingen daarvoor vastgesteld. Wij vinden dat niet zo verstandig, maar zij zit daaraan vast. De VVD-fractie kijkt naar de langere termijn, omdat zij vindt dat je dan tot andere oplossingen komt. Deze oplossingen zijn volgens de VVD-fractie duurzamer dan de oplossingen waarvoor mevrouw Wiegman kiest. Zij heeft nu eenmaal 2020 als doel. Ik heb wel vaker gezegd dat na 2020 de zonsvloed kennelijk komt, want ik hoor weinig over wat er daarna moet gebeuren. De VVD-fractie wil nu juist wel regelen wat er na 2020 moet gebeuren. De heer Vendrik (GroenLinks): Ik begrijp dat GroenRechts vanavond wordt opgericht. Dat wordt ook wel hoog tijd als ik de heer Zijlstra hoor. De heer Rutte, dat is die interessante fractieleider van de VVD, heeft er nadrukkelijk mee geflirt, een beetje in navolging van Cameron, de Engelse collega. Die Engelse collega vindt het klimaat ongelofelijk belangrijk en zou waarschijnlijk nooit zeggen: die tussendoelen in 2020, dat is allemaal niets. Nee, het is een eerste stap om de urgentie van het klimaatprobleem aan te geven. Daar kan deze GroenRechtse VVD'er dan toch niet zomaar afstand van nemen en zeggen: dat stelt allemaal niets voor? Ik zou van GroenRechts verwachten dat ze zeggen: dit is nog lang niet genoeg! Het moet veel harder! Dan pas ben je GroenRechts. De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Dat is altijd het verschil tussen links en rechts. Links denkt allerlei utopische dingen en gaat mee in de waan van de dag die door de heer Gore is neergezet, terwijl de VVD zegt: er is meer tussen hemel en aarde, er is een groot energieschaarsteprobleem. Het leuke is dat die twee uiteindelijk tot eenzelfde oplossingsrichting leiden, namelijk duurzame energie. Als je echter kijkt naar 2020, dan kom je tot andere oplossingen dan als je kijkt naar 2050 en naar energievervanging. Ik heb in eerste termijn al proberen uit te leggen dat wij, als wij onze miljarden in een windmolen steken, het probleem van de fluctuaties houden. Dan houden wij het probleem dat je altijd backupvermogen nodig hebt, terwijl je wel tot vervanging komt en geen backupvermogen nodig hebt, als je met geothermische energie werkt, met kernfusie, mogelijkerwijs met osmose, getijden en noem maar op, al die zaken waar wij innovatief mee bezig moeten zijn. Dan kom je tot een veel duurzamere oplossing. En dat is nu net het verschil. Wij gaan voor een oplossing die stand houdt, in plaats van een oplossing die na 2020 achterhaald is. De heer Jansen (SP): Ik heb het genoegen dat ik ook de inbreng van uw GroenRechtse collega Neppérus over het klimaatbeleid altijd mag volgen. Zij heeft altijd als lijn gehad: wij staan voor realistische doelstellingen, dus geen 30%, maar 20%. Gaat u mij nu eens uitleggen hoe u die 20% in 2020 denkt te halen? Doet u dat door alleen maar te gaan wachten op innovatie, terwijl u ondertussen niets doet? De heer Zijlstra (VVD): Ik zeg helemaal niet dat wij de doelstelling in 2020 halen. Volgens mij was het de kern van uw betoog -- en volgens mij terecht -- dat wij de doelstellingen die het kabinet heeft gesteld, in 2020 niet gaan halen. Als ik het kabinet verwijt dat het die doelstellingen niet gaat halen, dan kan ik niet beweren dat ik ze wel ga halen. Nee, want dat is gezien de huidige situatie en de huidige stand van de techniek een onmogelijkheid. Alle seinen staan op rood. Dat is ook wat wij verwijten aan het kabinet, dat wij bezig zijn met het najagen van papieren doelstellingen, terwijl je veel beter keuzes kunt maken die op de langere termijn tot echte oplossingen leiden. Dat is waar het verschil zit. De heer Jansen (SP): Ik constateer dat de VVD hier afstapt van het standpunt van mevrouw Neppérus die 20% een realistische doelstelling noemt en zegt: laten wij daarvoor gaan. U zegt: ik wil helemaal geen doelstelling meer, want dat is allemaal onzin. De heer Zijlstra (VVD): De VVD heeft heel helder aangegeven dat zij het een heel belangrijke stap vindt om te komen tot duurzame energie als oplossing. Dan kom je echter wel tot andere duurzame energievormen dan wat wij nu voor de korte termijn hebben neergezet. Dat is de terreur van de opgelegde doelstellingen. Je moet nu een aantal dingen doen. Daarom hebben wij ook die motie ingediend rond de 25% exploitatiesubsidies. Je kunt niet op je handen blijven zitten. Maar je zult het doorinnoveren van vele beloftevolle technieken tot kern van je beleid moeten maken. Technieken die op de langere termijn wel het probleem kunnen oplossen. Daarin ligt het grote verschil in keuzes tussen het kabinet en de VVD. De voorzitter: De heer Van der Ham tot slot. ** De heer Van der Ham (D66): De tussenoplossing voor de VVD is kernenergie. Dat zegt u bijna bij elk algemeen overleg, en mevrouw Neppérus zegt dat eveneens. Een van de problemen met tussentijds investeren in kernenergie is dat investeringen in kernenergie onmiddellijk ten koste kunnen gaan van investeringen van hetzelfde bedrijf in schone energie. Ziet de VVD-fractie dat effect? Hoe wilt u dat tackelen? Als dit gebeurt, wordt immers de innovatie die de heer Zijlstra van de markt vraagt nóg meer op afstand geplaatst. Hoe wil hij dit oplossen? De heer Zijlstra (VVD): Daarin zit iets. De heer Van der Ham gaf in de eerste termijn aan een voorstander van kernenergie te zijn als er een koppeling zou zijn met investeringen in duurzaamheid. Dat is voor de VVD-fractie ook een belangrijk punt. Het is jammer dat zijn partijcongres de heer Van der Ham op dit punt wat heeft teruggefloten. Dat leid ik namelijk af uit zijn opstelling in de tweede termijn. Binnenkort zullen wij een discussie voeren over vergunningen voor kerncentrales. Volgens de VVD-fractie is het heel goed mogelijk om bij zo'n vergunning aanvullende eisen te stellen. Wij zouden kunnen zeggen: u mag een centrale bouwen, maar dan verwachten wij van u ook bepaalde inspanningen op het punt van duurzame energie. Op die manier ondervangen wij de ontwikkeling waarop de heer Van der Ham doelt. Volgens de VVD-fractie is daarin geen tegenstrijdigheid. Met het bruggetje dat de heer Van der Ham mij aanreikte, kom ik op mijn laatste punt, namelijk hoe wij de komende tijd overbruggen, tot 2016 en verder. Daarvoor hebben wij in Nederland kernenergie nodig. Kernenergie is CO2-arm, betaalbaar en betrouwbaar. Tijdens dit algemeen overleg is CCS door veel partijen als een soort laatste strohalm aangehaald. Over CCS houdt mijn fractie twijfels. Wij willen graag van de minister weten wanneer wij de wetgeving kunnen verwachten die CCS mogelijk maakt. Wij vinden namelijk dat de overheid CCS moet faciliteren. Dit schiet allemaal echter niet erg op. Bovendien zijn er rond CCS nog zeer veel technische vragen. Wanneer besluiten wij in de Kamer om op te houden, dit "spook" na te jagen? Als wij namelijk te lang wachten en wij in 2016 of 2017 met z'n allen constateren dat CCS het toch niet is geworden, moeten wij achter in de rij aansluiten voor de bouw van nucleaire installaties. Op die manier zouden wij op de slechtste oplossing uitkomen. De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik heb alles al gezegd wat ik wilde zeggen in mijn eerste termijn. Ik herhaal dat ik mij grote zorgen maak. De voorzitter: U hoeft uzelf niet te herhalen. ** De heer Graus (PVV): Als het zo doorgaat, gaan wij op weg van een financiële crisis naar een energiecrisis. Daarbij doel ik met name op het wedden op het verkeerde paard. Wij zetten in op wisselvallige energiebronnen. Daarin steken wij veel geld van burgers en daarvoor krijgen wij vrijwel niets terug. Bovendien worden wij steeds afhankelijker van politiek instabiele landen. Daarover maak ik mij grote zorgen. Let maar op; wellicht duurt het nog een paar jaar, maar daarna staan wij voor aap en hebben wij niets. Wat dit betreft zouden wij een voorbeeld kunnen nemen aan Frankrijk. Daar heeft men zich volledig onafhankelijk gemaakt door middel van kernenergie. Ik dien weer enkele moties in. De aanhouder wint, zal ik maar zeggen. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het Nederlandse windmolenproject van de huidige generatie op land en zee een dure mislukking is; verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de kosten van het zo spoedig mogelijk afbouwen van alle bestaande subsidies voor windenergie van de huidige generatie, zowel op land als zee, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 24 (31510). ** De heer Graus (PVV): Ik heb nadrukkelijk gekozen voor de formulering "de huidige generatie", want mogelijk komen er nieuwe generaties waar wij wel achter kunnen staan en die op korte termijn veel rendement opleveren. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat kernenergie een positief effect heeft op de betaalbaarheid, leveringszekerheid, milieuvriendelijkheid en onafhankelijkheid van de Nederlandse energievoorziening; overwegende dat een energiebeleid berustend op grote afhankelijkheid van wisselvallige energiebronnen, flexibel back-upvermogen vereist, hetgeen grote netstoringen als gevolg kan hebben en blijvende subsidiëring en afhankelijkheid van aardgas vereist; verzoekt de regering, het coalitieakkoord 2007 open te breken en vóór 2010 de start van de bouw van een nieuwe kerncentrale, behorende tot de derde generatie of jonger, mogelijk te maken, ter verkrijging van een gelijk speelveld, onafhankelijkheid en borging van leveringszekerheid van betaalbare energie voor de Nederlandse burgers en bedrijven, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 25 (31510). ** De heer Graus (PVV): Mijn derde motie sluit als het goed is aan op die van de heer Hessels. Ik heb enkele moties ingediend rond ondergrondse energieopslag in Limburg, het zogenaamde OPAC-project. Limburg heeft hiervoor een goede, of misschien wel de beste ligging. Limburg heeft hiervoor een goede basis en een goede infrastructuur, of misschien wel de beste infrastructuur. In Limburg is bovendien grote behoefte aan nieuwe banen. Limburg heeft die het hardst nodig. Als Tweede Kamer moeten wij daarmee ook rekening houden. Los daarvan moet Limburg -- ik denk dat de minister zich hierbij kan aansluiten -- na de sluiting van de mijnen weer op de kaart worden gezet als een van dé energieleverende gebieden. Energieopslag hoort daar natuurlijk ook bij. Ik dien daarover de volgende motie in. *M De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering te bevorderen, indien de motie-Hessels c.s. (31510 nr. 5) door de Kamer wordt aangenomen, de uitvoering van deze motie ten goede te laten komen aan het OPAC-project in Limburg, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 26 (31510). Er zijn rond de 24 of 25 moties. In haar tweede termijn geeft de minister een oordeel over deze moties en zal zij hier en daar ingaan op een aantal in tweede termijn gestelde vragen. In deze tweede termijn sta ik geen interrupties meer toe, want ik wil echt dat het debat om 16.00 uur wordt afgerond, mede gelet op andere werkzaamheden. ** De vergadering wordt van 14.40 uur tot 14.55 uur geschorst. De voorzitter: Ik heropen de vergadering. Na overleg is besloten dat de minister in tweede termijn over alle ingediende moties een oordeel zal geven. Daarmee is niet meer noodzakelijk wat wij bij aanvang van deze vergadering hadden afgesproken, namelijk dat moties voorgelegd zouden worden aan de staatssecretaris, die hierover haar oordeel zou geven vóór de stemmingen op dinsdag. Ik herinner de Kamer er verder aan dat de minister een oordeel zal geven over alle ingediende moties. Ik sta daarbij geen interrupties toe. Wij moeten uiterlijk om vier uur deze zaal verlaten. De minister zal bij haar antwoorden terloops een aantal opmerkingen uit de tweede termijn van de Kamer daarin meenemen. Het woord is dus geheel aan de minister. ** De heer Vendrik (GroenLinks): Ik begrijp dat u strak wilt vergaderen. Daar prijs ik u ook om. Is het niet denkbaar dat wij per fractie aan het slot toch nog één prangende vraag mogen stellen? Ik kan mij namelijk voorstellen dat zo'n vraag bij verschillende fracties wel opkomt. De voorzitter: Het hangt ervan af of ik de politieke strekking waarop u doelt, tot mij zal nemen. Ik zal eens bekijken hoe ik er dan over denk. ** Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met de beantwoording van een aantal vragen. Daarna ga ik in op de moties. Eerst zal ik spreken over Voorrang voor Duurzaam, daarna over de splitsing, over duurzame energie, over de gas- en energieprijzen, over CCS en over het onderzoek. Over deze onderwerpen zijn vragen gesteld. Laat ik beginnen met Voorrang voor Duurzaam, de netwerken en dat soort zaken. De heer Hessels vroeg of ik het verbod op het proactief investeren door netbeheerders wil dan wel kan opheffen. De heer Hessels zegt terecht dat het reguleringskader gericht is op het verbeteren van de efficiency. Het is ook zo dat grote investeringen niet eenvoudig tot stand komen. Er is geen verbod op, maar het leidt wel tot een terughoudend investeringsgedrag. Dat onderken ik. Dit onderwerp is deel van het wetsvoorstel dat de Kamer begin 2009 krijgt. Het is de bedoeling dat netbeheerders vooraf een akkoord van de NMa krijgen voor investeringen. Het kan ook zijn dat een politiek besluit nodig is voor echt grote investeringen, zoals bij de miljardeninvesteringen door de Gasunie voor de uitbreiding van het netwerk. Op deze manier kom ik volgens mij toe aan de vraag van de heer Hessels. Mevrouw Wiegman vroeg of wij bij de opslag van elektriciteit nog kijken naar andere systemen. Dit is het geval. Wij hebben het plan van het energie-eiland, een variant op het plan-Lievens. Dit wordt beschouwd, naast de Limburgse OPAC. Het belangrijkste is dat wij de noodzaak van een rol van de overheid bij opslagsystemen vaststellen. Dat moeten wij eerst doen. De keuze voor het een of het ander is daarbij niet aan de orde. Ik maak geen enkele keuze met betrekking tot een van de systemen die onze aandacht weten te trekken. Er zij misschien ook wel systemen die onze aandacht nog niet hebben weten te trekken. Ik houd mijn handen dus graag nog even vrij. De heer Samsom heeft gevraagd of ik kan voorkomen dat duurzaam vermogen in 2010 achteraan moet sluiten in de rij van de fossiele centrales. Hij vroeg eigenlijk hoe je kunt voorkomen dat zij achter het elektriciteitsnet vissen. Het beeld van de heer Samsom van het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam is juist. Een centrale heeft natuurlijk gelijke rechten en gelijke plichten. Hoe je het ook wendt of keert, ik heb dit opgenomen in de ministeriële regeling die ik heb toegezonden. Die geeft wat mij betreft een kader aan de benutting van het net. Deze zal een einde maken aan de wachtrijen die nu ontstaan. De netbeheerders zitten op elkaar te wachten. Daar moeten wij van af. Het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam komt begin 2009. Daarin wordt expliciet voorrang gegeven aan duurzaam. Het gaat om snel aansluiten en altijd voorrang op het nettransport. Er is dus groen licht voor groene stroom. Die ministeriële regeling nu is een kleine stap. Ik ben het zeer eens met de heer Van der Vlies dat het niet moet wachten. Als je de ministeriële regeling laat wachten, moeten ook al die kleine producenten blijven wachten. Ik weet dat het een tussenregeling is, maar wij moeten niet doen wat mevrouw Wiegman voorstelde. Wij moeten het ene doen terwijl er aan het andere wordt gewerkt. Een aantal Kamerleden maakte opmerkingen over de splitsingswet. Er zijn over dit onderwerp ook moties ingediend, waar ik zo meteen op terugkom. Er moet mij wel iets van het hart. Wij hebben met elkaar die wet aangenomen. Ook de Eerste Kamer heeft die wet aangenomen. Als u die wet nu niet meer wilt, kunt u dat beter zeggen. Dan zitten wij met een heel ander probleem. Het kan echter niet zo zijn dat er telkens opnieuw dingen komen die een verkeerde indruk geven en die de indruk wekken dat er stappen naar achteren worden gemaakt in plaats van stappen vooruit. Dat kan niet. Ik ben wel met u eens dat er een aantal punten is dat de nodige aandacht verdient. Ik kom later nog op deze punten terug. Ik wil hier echter klip en klaar stellen dat wij op deze weg doorgaan. Als u dat niet wilt, moet u een initiatiefwetsvoorstel indienen om die wet terug te trekken. Zo simpel is het. Er zit inderdaad een aantal haken en ogen aan de wet. Ik kom hier zo meteen op terug. De heer Hessels heeft een vraag gesteld over de CBL-contracten. De Wet onafhankelijk netbeheer (Won) voorziet in uitvoerig overgangsrecht. In het uiterste geval zijn kruisgaranties tussen productiebedrijf en netbedrijf mogelijk, om zo de CBL-risico's te minimaliseren. Ik ben het echter eens met de heer Hessels dat de CBL-kosten niet mogen worden doorberekend. Ik zal uiteraard bij de beoordeling van de splitsingsplannen de bedrijven bevragen over de genomen en voorgenomen maatregelen. Ik kom zo meteen terug op de motie. Dan kom ik op het onderwerp stimulering duurzame energie. Hierover is een aantal vragen gesteld. De heer Hessels wil weten hoe wij gaan werken aan de overheveling van de onderuitputting uit MEP naar de SDE. Dit is een terechte vraag. De vrijval uit de MEP en de SDE blijft beschikbaar voor de SDE. Dat is het uitgangspunt. De beschikbare middelen voor het totaal van de MEP en de SDE worden als één budget beschouwd. Het geraamde beslag voor reeds afgegeven beschikkingen op grond van zowel de MEP als de SDE wordt dus op dat budget in mindering gebracht. Zo simpel is het. De resterende middelen zijn beschikbaar voor het afgeven van nieuwe beschikkingen. Zo leidt de MEP, waarbij overigens de laatste raming lager uitvalt dan de voorlaatste, automatisch tot meer ruimte voor het afgeven van de nieuwe beschikking van de SDE. Het is in de gehele systematiek opgenomen. De heer Van der Vlies vraagt of ik kan toezeggen dat vrijvallend budget voor kleinschalige co-vergistingsprojecten beschikbaar blijft voor die projecten. Ik heb al gezegd dat de vrijvallende middelen beschikbaar blijven voor de SDE, maar ik heb ook gezegd dat de beschikbare middelen in de SDE-2008 niet geoormerkt zijn voor kleinschalige co-vergisting. Ik heb aangegeven op 30 juni dat ik bij de openstelling van SDE-2009 opnieuw zal kijken welke categorieën worden opengesteld en welke budgetten en basisbedragen voor die categorieën gaan gelden. Ook heb ik toegezegd dat ik alle relevante informatie, waaronder ook signalen uit de markt, daarbij zal betrekken. Ik ben echter niet bereid om nu al een bepaald deel van het budget te oormerken voor bepaalde opties. Dat kan niet. Begin 2009 infomeer ik u over de invulling van de SDE-2009. Ik denk dat het verstandig is om daar dan verder over te praten. Vervolgens vraagt de heer Samsom of ik bereid ben om het SDE-budget te verhogen uit de FES-middelen die nog onbenut zijn. Tja zeg, mijnheer Samsom, dat is vragen naar de bekende weg! U weet heel goed dat alle FES-middelen in deze kabinetsperiode belegd zijn met uitgaven. Daar zit deze periode dus echt geen vrije ruimte in. Extra uitgaven komen ten laste van het EMU-saldo en gaan dus ook ten koste van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Uw partijgenoot en mijn minister van Financiën zit daar echt niet op te wachten. Daar gaan wij dus niet aan beginnen. De Kamer moet de FES-wet nog behandelen. Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken heb ik al aangegeven dat er een bodem in het FES wordt gelegd. Er kan nooit minder naar het FES dan in die wet is bepaald, maar het kan wel meer zijn. Wij moeten de wet echter nog behandelen. Een ander antwoord kan ik op dit moment niet geven. Een volgend kabinet zal de omvang voor de periode 2012-2016 vastleggen. Ik zeg tegen de heer Zijlstra dat het niet opportuun is dat dit kabinet alle ruimte tot en met 2020 invult. FES-beschikkingen zullen altijd aan de daarvoor vastgestelde criteria voldoen. Je kunt niet zeggen dat bepaalde middelen een-op-een naar dat fonds gaan. Het is waar dat de ontwikkeling van duurzame energie en alles wat daarmee samenhangt een plek kan krijgen in het kader van het FES. Dat vind ik zelf erg belangrijk Eneco en Greenchoice vinden dat het sectorakkoord niet ver genoeg gaat. Zij hoefden overigens niet te tekenen. Zij waren daarvoor ook niet aan zet. De organisatie waar zij bij horen, heeft getekend. Zij hebben niet bij die organisatie aangegeven dat zij niet wilden dat er getekend werd. Wij moeten het wel goed op een rijtje houden. Ik wacht het plan van Eneco voor extra activiteiten op dit terrein met belangstelling af. Ik hoop echt dat dit iets zal voorstellen. Als je zo hard op de trom slaat, moet je wel met iets komen. Mevrouw Wiegman heeft opgemerkt dat de aanvangsinvesteringen voor restwarmteprojecten te hoog zijn om door één bedrijf gedragen te worden. Zij vroeg zich af hoe wij dit kunnen verhelpen. Met andere woorden: hoeveel geld hebben wij daarvoor over? Voorzitter. Het is waar dat de aanvangsinvesteringen hoog zijn, maar er zijn wel degelijk rendabele collectieve warmteprojecten. In het sectorakkoord zijn de energiebedrijven overeengekomen om de hoeveelheid te leveren restwarmte en duurzame warmte meer dan te verdubbelen. Daarvoor krijgen zij financiële ondersteuning uit de EIA en zij kunnen een beroep doen op de regeling voor groen beleggen. Het is nog wel een probleem dat vraag en aanbod onvoldoende in kaart zijn gebracht. Dat probleem gaan wij samen met de provincies aanpakken. De heer Van der Ham heeft aandacht gevraagd voor concentrated solar power. Ik kan nog niets melden over contacten met individuele landen rondom de Middellandse Zee. De Fransen ontwikkelen op dit moment het Plan Solaire in het kader van de Unie van de Mediterrane Regio's. Daarin is ook CSV opgenomen. Ik volg deze ontwikkelingen met interesse en ik weet dat de heer Van der Ham er ook zeer in is geïnteresseerd, maar ik kan op dit moment geen concreter antwoord geven. De heer Zijlstra wil dat 25% van het SDE-budget gericht wordt op exploitatiesubsidies en dat de vrijvallende middelen wordt besteed aan innovatie. Hij heeft daartoe een motie ingediend en daar kom ik straks over te spreken. Het is jammer dat wij niet een keertje gezellig over de energie- en de gasprijzen hebben kunnen praten. Dat zou het een stuk gemakkelijker gemaakt hebben. Ik ga nu een aantal dingen zeggen die ik ook tegen de heer Graus zal zeggen in het interpellatiedebat dat wij nog altijd niet gehad hebben. De heer Samsom vroeg of ik niet kon bedingen dat de energiebedrijven de gasprijzen per 1 januari wat minder zouden verhogen om een wat meer afgevlakte schaal te krijgen. Veel consumenten -- dit betreft enkele tientallen procenten -- hebben gekozen voor een meerjarig contract. Voor die mensen verandert de prijs niet per 1 januari 2009. Andere consumenten hebben gekozen voor contracten met een variabele prijs. Dan kan de prijs stijgen, maar ook dalen. De variabele prijs zal per 1 januari stijgen als gevolg van de vertraging die in de gasprijs is ingebouwd ten opzichte van de olieprijs. De piek in de olieprijs van afgelopen zomer werkt door in de contracten met de variabele prijzen voor het komende halfjaar. Dit betreft met name de periode mei tot en met oktober. Als de lagere olieprijs aanhoudt, dan zullen die consumenten een prijsdaling vanaf 1 juli 2009 tegemoet kunnen zien. Dan geldt dan weer niet voor degenen met een contract voor meerdere jaren. Het is dus veel ingewikkelder dan het op het eerste gezicht lijkt. Daarbij komt dat een afvlakking degenen die gekozen hebben voor een vaste prijs benadeelt. Ook wordt de keuzevrijheid voor consumenten verstoord. Iedereen kan gewoon overstappen van de ene naar de andere energieleverancier. Er zijn inderdaad prijsverschillen. Als iemand op internet zoekt, komt hij op prijsverschillen uit van meer dan €1000 per jaar. Dat doet de consument zelf, dat hoef ik niet te doen en de Kamer ook niet. Nu heb ik eigenlijk iets gezegd dat pas aanstaande donderdag aan de orde komt. Met andere woorden, mijnheer Samsom, het is een beetje ingewikkelder dan uw opmerking in eerste instantie deed vermoeden. Inderdaad is de vraag belangrijk hoe het gaat lopen met CCS. Op dit moment constateren wij dat wij CCS nodig hebben als transitie en dat wij eraan moeten werken om het zo snel mogelijk beschikbaar te hebben. Hoe je het ook wendt of keert, je lost het probleem van CCS niet op met kernenergie omdat de afvang en opslag van CO2 een punt van aandacht blijft, zelfs al ga je, zoals de heer Zijlstra dat zo graag wil, een nieuwe kernenergiecentrale bouwen. Dat punt blijft; je kunt je kop daarvoor niet in het zand steken. Wij hebben het nodig, wij moeten het zo snel mogelijk beschikbaar hebben en het levert inderdaad een belangrijke bijdrage in de transitie. Ik verwacht overigens dat rond 2015 twee grotere CCS-demonstratieprojecten in Nederland draaien, zodat na 2020 snel kan worden opgeschaald. Op dit moment zijn de signalen dat vóór 2020 eerder méér dan minder CCS zal worden toegepast dan wij hadden verwacht. Dat heeft ook te maken met de vragen rondom aansprakelijkheid en verdeling van verantwoordelijkheden. De echte bulk van afvang en opslag komt na 2020. Het gaat daarbij om 20% tot 30% van onze totale CO2-reductie. Mevrouw Cramer en ik hebben een gezamenlijke taskforce en een projectdirectie ingericht juist om de invoering van CCS te faciliteren. Daarover komt dit voorjaar een beleidsbrief. Wij gaan daarin verder op dit onderwerp in en geven daarin ook aan welke zaken wij voorzien in de naaste en wat verder gelegen toekomst. Mevrouw Wiegman wil garanties hebben dat CCS ook echt achter de kolencentrales komt. Zij vraagt wat wij gaan doen als dit niet gebeurt en of er geen normering moet komen. Wij willen de CO2-prijs omhoog en de kosten van CCS omlaag, zodat in de markt de activiteiten rondom CCS ook echt worden uitgevoerd. Ik kijk inderdaad met enige zorg naar de ETS-CO2-discussie in Europa. Ik heb al eerder gemeld dat ik echt wil weten wat er in Kopenhagen gebeurt, zodat wij beter kunnen overzien wat de CO2-prijs op de langere termijn gaat doen. Als dat niet goed gaat, kijken wij, bij voorkeur bij de evaluatie van Schoon en Zuinig, hoe wij er toch voor kunnen zorgen dat CCS achter elke nieuwe kolencentrale komt. Wat mij betreft geldt het voor de huidige kolencentrales net zo goed als voor degene die daarna nog gebouwd moeten worden. Kortom, voorzitter, dit wordt eigenlijk een beetje gedwarsboomd door de discussie over ETS en CO2 in Europa. Overigens vind ik wel dat zo snel mogelijk helderheid moet komen over de vraag hoe in Europa met ETS wordt omgegaan. Met deze onzekerheid wordt het bedrijfsleven geconfronteerd, niet over het veilen als zodanig, maar over de vraag wie gratis rechten krijgen en wie niet. Bij de elektriciteitsproductie willen wij af van windfall profits, wij willen dat er voor de volle 100% geveild wordt zonder dat daar gratis extra rechten tegenover staan. De heer Van der Ham stelde een vraag over onderzoek. Op dit moment vindt een aantal activiteiten plaats om tot een grotere bundeling van research en development te komen. Begin dit jaar zijn de speerpunten van het SET-plan bepaald (Strategic Energy Technology Plan). Dat wordt op twee punten verder geconcretiseerd. Op de eerste plaats moeten grote researchinstituten beter samenwerken in de European Research Alliance. Die wordt voorgezeten door ECN. Ten tweede is er een bundeling van industriële initiatieven. Er is namelijk een stuurgroep opgericht die zich op drie onderwerpen richt: wind, zon en CCS. Bij zonne-energie gaat het om photovoltaïsche energie en concentrated solar power. Dit is ook een antwoord op een eerdere vraag van de heer Van der Ham. Kan ik toezeggen dat de Tweede Kamer wordt geïnformeerd rondom de 380 kV Haarlemmermeer-Oost? Ja, dat gaat op dezelfde manier als bij de Zuidring. Voor het einde van het jaar wordt u geïnformeerd over het tracé van de Noordring, inclusief Haarlemmermeer-Oost. Ik kom dus niet van te voren apart over Haarlemmermeer-Oost naar u toe. U krijgt het totale pakket voor het einde van dit jaar, dus voor het kerstreces, op uw tafel. Ik kom nu toe aan de moties, te beginnen met de motie van de heer Hessels op stuk nr. 5. De regering wordt verzocht te bevorderen dat netbeheerder TenneT omwille van de balancering van het net zal participeren binnen een project om een grootschalige elektriciteitsbuffer aan te leggen. Wij zijn het eens over het belang van de flexibiliteit van de elektriciteitsvoorziening. U wilt dat realiseren door die grootschalige opslag in Nederland en u gaat ervan uit dat hierdoor de kosten van de balanshandhaving fors lager zullen zijn. U wilt dat die grootschalige opslag wordt opgenomen in het elektriciteitsnet. U wilt ook dat TenneT financieel gaat participeren in zo'n project. Nogmaals, flexibiliteit ja; ik ben dat met u eens. Indien er een grootschalige opslag komt, moet TenneT die zonder enig voorbehoud op het net aansluiten. Dat is geen punt. Ik wil ook benadrukken dat TenneT op dit moment al betrokken is bij het onderzoek. In februari is een eerste onderzoek afgerond en TenneT doet ook mee aan de Europese studie die op dit moment loopt. Ik heb altijd gezegd dat ik serieus wil kijken naar de mogelijkheden voor ondersteuning van grootschalige opslag, maar dan moet er wel een businesscase liggen. Daar blijf ik bij. Natuurlijk kan een dergelijke businesscase zeker gebruikmaken van de opbrengsten op die "onbalansmarkt". De gegevens kunnen daarvoor beschikbaar worden gesteld. Als die businesscase er ligt, kan met een dergelijk opslagsysteem wellicht goed geld verdiend worden. Als er goed geld verdiend kan worden, heb je de participatie van TenneT helemaal niet nodig. Wij hebben eerder gesproken over die studie door het transitieplatform samen met TenneT en de TU Delft. De businesscase zal gebruikmaken van het voordeel van de basislast; dat staat er ook in. Je koopt 's nachts goedkoop kolenstroom en je verkoopt deze overdag duur. Dat is een aantrekkelijk spel, maar dat laat ik toch graag aan de marktpartijen over. Ik heb geen zin om daarin te investeren. De opslag is onderdeel van het AER-advies over flexibiliteit van het project reguleringskader. Ik wil het volgende voorstellen. Wij hebben volgend jaar het AER-advies, wij hebben die internationale studie en wij hebben mogelijk ook een businesscase. Ik wil u vragen om de motie tot dat moment aan te houden. Dit brengt mij bij de motie van de heer Hessels op stuk nr. 6 over het financieel beheer netbeheerders. Eigenlijk komt het erop neer dat u het percentage eigen vermogen bij de startbalans op minimaal 50% wilt hebben en dat het daarna alleen mag worden bijgesteld als dat rechtstreeks voortvloeit uit door de Energiekamer goedgekeurde investeringen in het te beheren netwerk. Ik snap wat u zegt; dat begrijp ik. Ik ben ook blij dat de discussie zich nu toespitst op de openingsbalans. Op die openingsbalans -- dan praten wij over de uitgangspositie van het netwerkbedrijf in het eerste jaar na splitsing -- moet er een voldoende financiële buffer zijn. Ook daarover zijn wij het eens. Ik ben het ook met u eens dat het niet zo kan zijn dat het geïntegreerde bedrijf nu beschikt over een A-rating en dat het netbeheer straks na splitsing over een lagere rating beschikt, met name gelet op de veilige belegging die het investeren in het netbeheer betekent. Ik vind het dan ook verstandig om die eisen aan de openingsbalans vast te leggen in een AMvB, maar ik heb toch een paar vragen bij uw voorstel. Dat stevig netbedrijf is van groot publiek belang, maar dat geldt ook voor een gezond productie- en leveringsbedrijf. Bij beide hebben wij belang. Juist productie en levering lijken vooralsnog meer geraakt te worden door de kredietcrisis dan het netbeheerbedrijf. Dit voorstel maakt het voor met name productie- en leveringsbedrijven duurder en moeilijker om te lenen. Ik verwacht dat bedrijven sneller op zoek zullen gaan naar een internationale partner voor financieel onderdak, als die openingssituatie niet voldoende zekerheden biedt. Ik weet niet welke consequenties uw voorstel heeft voor de CBL-contracten. Dat kan ik op dit moment echt niet overzien. De studie van Mazars heeft aangetoond dat de minimumeisen al voldoende zijn om alle investeringen in de netten te doen. Ik snap de vraag van de heer Hessels echter wel. Los van wat ik zojuist zei over de vraagpunten, kan ik mij wel een andere, beperktere stap voorstellen, die tegemoetkomt aan zijn probleem en tegelijkertijd de positie van beide bedrijven onverlet laat. De percentages van het vreemde vermogen zitten in de regel inderdaad eerder tussen de 50 en de 60, dan rondom de 70. Ik kan mij dus iets voorstellen bij de vraag van de heer Hessels, maar 50-50, dat lijkt mij niet mogelijk. Ik kan me goed voorstellen dat wij een minimumeis van 40% eigen vermogen vastleggen bij AMvB, ook gelet op de situatie op dit moment. Dat sluit ook aan bij de huidige verhouding van 40-60, op basis waarvan de NMa de transporttarieven vaststelt. Ik zuig dat dus niet zomaar uit mijn duim. Wij weten dan zeker dat dat geen onverwachte problemen met zich meebrengt. Bovendien houd ik rekening met de huidige vermogensverdeling van de geïntegreerde bedrijven van 60-40. De vermogens worden daarmee in tweeën gedeeld. Ik denk dat wij op die manier een oplossing kunnen vinden voor het probleem waarmee de heer Hessels worstelt, zonder dat wij de bedrijven in de problemen brengen. Ik wil dat de Kamer dus voorstellen. Zij hoeft toch nog niet te stemmen over de moties. Ik zal zorgen dat ik de vragen die ik op dit moment nog niet kan beantwoorden, beantwoord heb voordat de Kamer volgende week tot stemming overgaat. De motie op nr. 7 van Hessels c.s. gaat over de gelijkspeelveldclausule in Europa. Ik heb er inderdaad niet voor niets mijn best voor gedaan om te zorgen dat wij die krijgen. Binnen de juridische grenzen zal ik die clausule zonder meer toepassen als daarvoor aanleiding is. De heer Hessels vraagt echter wel wat meer. Hij heeft het ook over energiebedrijven uit niet-EU-landen, ook al zijn die niet-gesplitst. Dat gaat veel verder dan wat wij in Europa hebben afgesproken. De heer Hessels heeft het ook over energiebedrijven in overheidshanden, ook al zijn deze gesplitst. Dat is heel erg lastig, want het betekent eigenlijk dat hij met de motie tegen íedere vorm van verkoop van commerciële energiebedrijven is. Dat kan echt niet. Dan moet de heer Hessels zeggen dat hij dit helemaal niet meer wil, dat hoor ik dan wel van hem. In de motie zegt hij, dat ik de mij toegekende bevoegdheid -- de uiteindelijke vorm daarvan moet zoals u weet nog geregeld worden -- maximaal moet benutten en overnamen van de gesplitste Nederlandse energiebedrijven door ongesplitste bedrijven, dan wel energiebedrijven uit een niet-EU-land die eigendom zijn van een buitenlandse overheid, niet moet goedkeuren. Dat betekent de facto dat daar ook de gesplitste bedrijven bijhoren die in overheidshanden zijn. Dat kan echt niet. Dit gaat verder dan wat in Europa is afgesproken ten aanzien van de gelijke speelvelden. De gelijkspeelveldclausule houdt in dat je maatregelen kunt treffen als een geïntegreerd bedrijf een gesplitst productie- en leveringsbedrijf hier wil overnemen. De heer Hessels vraagt mij echter iets waarvan ik de indruk heb, dat het niet klopt. De heer Hessels (CDA): Er is sprake van een misverstand, want in de VTE-raad was sprake van EU-landen waarin de bedrijven nog geïntegreerd waren, en waarvoor dus de gelijkspeelveldclausule geldt en van het derdelandenprincipe. Dit slaat op het derdelandenprincipe. Dus een bedrijf uit een niet-EU-land dat geen staatseigendom is, komt wel degelijk in aanmerking voor overname. Ook een bedrijf uit een EU-land dat wel gesplitst is, komt in aanmerking voor overname. Dus op dat punt meen ik dat de minister het toch te zwart inziet. Minister Van der Hoeven: Ik zal uitleggen waarom het anders in elkaar zit. Als het niet zo is, dan moeten wij dat toch even beter bekijken. De derdelandenclausule slaat op de netwerken. Gazprom mag bijvoorbeeld geen netwerk overnemen in de Europese Unie. Daar slaat die derdelandenclausule op. De heer Hessels zegt iets anders. Hij heeft het namelijk over de overname van een productie- en leveringsbedrijf en daar slaat de derdelandenclausule niet op. Daarom heb ik niet de mogelijkheden om te voldoen aan wat mij in het laatste stuk van de motie wordt opgedragen. Wilt de heer Hessels dat nog even bekijken? Ik begrijp wat hij bedoelt, maar het moet wel kloppen. De heer Hessels (CDA): Wij zullen de motie zodanig aanpassen dat zij past in de besluiten van de EU. Minister Van der Hoeven: Dat is prima. Dan meen ik dat deze motie geen enkel probleem vormt. De heer Vendrik (GroenLinks): Dat kan geschrapt worden, want wij verkopen die netwerken nooit! Minister Van der Hoeven: Voorzitter. In de motie op stuk nr. 8 van de heren Jansen en Vendrik wordt verzocht om binnen één jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen om het Elektriciteitsplan in ere te herstellen. Dat Elektriciteitsplan was een vorm van centrale planning in een periode waarin de markt niet vrij was. Wij gaan niet terug naar die situatie. Bedrijven bepalen binnen de overheidsvoorwaarden wie, wanneer, waarin investeert. Ik wil wel toezeggen dat ik medio volgend jaar een meer uitgewerkte visie presenteer op de elektriciteitsvoorziening als systeem. Dat doe ik overigens mede naar aanleiding van het advies van de Algemene Energieraad. Daarin zal ik schrijven wat wel en niet kan. Dus dat wil ik wel toezeggen, maar niet dat ik uitvoer wat in de motie wordt gevraagd. De aanneming van de motie ontraad ik, behalve als die wordt aangepast. In de motie van de heren Jansen en Vendrik op stuk nr. 9. wordt verzocht om op de kortst mogelijke termijn te onderzoeken welke juridische en andere middelen mij ter beschikking staan om een verkoop van een ongesplitst bedrijf zonder behoorlijke democratische legitimatie te blokkeren en die middelen in te zetten. Volgens de indieners is een geheimhoudingsverklaring getekend en mag geen enkele mededeling meer worden gedaan eer een bindende overeenkomst met een potentiële partner is getekend. Daarmee haken zij aan bij iets wat de raad van bestuur van Essent heeft gemeld. Ik ga ervan uit dat er een ontbindende voorwaarde is, zoals die er bij dit soort zaken behoort te zijn. Die ontbindende voorwaarde is: behoudens goedkeuring van de raden en staten waar het om gaat. Als mij gevraagd wordt om bij de betrokkenen te informeren of de ontbindende voorwaarde erin staat, dan ben ik daar natuurlijk toe bereid. Die ontbindende voorwaarde behoort er wel te zijn. De verkoop van een ongesplitst bedrijf is sowieso niet mogelijk. Dat is bekend. Voor elke eigendomsoverdracht moet het splitsingsplan goedgekeurd zijn. Dat is het eerste wat moet gebeuren. Wat nu voorligt, is volgens mij daarom niet mogelijk. Ik zal de Kamer voor volgende week dinsdag laten weten wat mijn navraag bij het bedoelde bedrijf heeft opgeleverd. Dan kom ik op de motie op stuk nr. 10 van de heren Jansen en Vendrik. Zij verzoeken mij voor de vaststelling van de SDE-regeling voor 2011 een nieuwe financiering uit te werken, gebaseerd op het principe van het Duitse Einspeisegesetz. Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd. Ik vond dat uit de discussie heel duidelijk bleek waarom het niet kan wat in deze motie wordt gevraagd en waarom dit echt achterhaald is. Ik heb al toegezegd dat ik in het voorjaar van 2009 met resultaten kom van een onderzoek naar de financieringsbehoefte van de SDE. Ik ga niet vooruitlopen op de vraag welke bij de SDE passende maatregelen eventueel genomen zouden kunnen worden. Ik denk dat het veel verstandiger is dat wij in het voorjaar van 2009 aan het hand van die informatie verder met elkaar van gedachten wisselen. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Samsom: wij hebben de SDE nog geen jaar. Laten wij eerst eens kijken hoe deze in de praktijk gaat uitpakken. In de motie op stuk nr. 11 verzoeken de heren Jansen en Vendrik om bij de begroting voor 2010 met een voorstel te komen voor substantiële uitbreiding van het budget voor energieonderzoek. Op dit moment wordt via de versnellingsagenda aan onderzoek en innovatie ongeveer 900 mln. besteed. Wij zitten daarmee in de top van de industrielanden en die innovatieagenda wordt uitgerold via een groot aantal innovatieprogramma's. Ik zie in dit stadium echt geen aanleiding om te pleiten voor verdere uitbreiding van het financiële pakket en ik zou ook niet weten waar ik het geld vandaan moest halen. Dat weten de indieners van de motie trouwens ook niet, want zij geven helemaal geen dekking aan voor deze motie. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Met de motie op stuk nr. 12 vragen de indieners de regering om bij het Energierapport 2013 een rapportage aan de Kamer aan te bieden die recht doet aan de naam. Het mag niet alleen een elekticiteits- en gasrapport zijn. Het Energierapport gaat ook over meer dan alleen gas en elektriciteit. De energiemix komt over de volle breedte aan de orde. De internationale voorzieningszekerheid zit er uitgebreid in, net als de ontwikkeling van de infrastructuur. Volgens mij zit het er allemaal in. Ik kan aan mijn opvolger wel de suggestie meegeven om een hoofdstuk op te nemen over wat het resultaat is geweest van het Energierapport 2008. Dan heb je het rapportage-idee en tegelijkertijd een doorkijkje naar wat daarna gaat gebeuren. Ik geloof dat dit niet de bedoeling was van deze motie, dus ik ontraad de aanneming ervan. Wat ik zojuist heb toegezegd zal ik doen. De motie van de heer Van der Ham is een verwijzing naar een motie die hij eerder met mevrouw Spies heeft ingediend. Hij wil zo snel mogelijk informatie over de beleidsintensiveringen die gedaan zijn sinds de aanname van die motie. Wat hebben wij gedaan? Wij hebben de meerjarenafspraken nummer 3 gemaakt met de industrie, met als target 30% besparing in 2020. Bij de gebouwde omgeving hebben wij de "meer met minder"-doelstelling voor een besparing in 2020. Wij hebben een subsidieregeling duurzame energie met een budget van 60 mln. voor zonneboilers, warmtepompen en micro-wkk. De energieprestatienorm voor nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen is aangescherpt. De Europese Commissie komt in het najaar met energie-eisen voor energieverbruikende apparaten, waaraan wij een bijdrage hebben geleverd. In mei 2008 hebben wij besloten om de kilometerbeprijzing in 2012 in te voeren. Het kabinet zet zich nog steeds in voor strengere Europese CO2-normen voor voertuigen. Bij de landbouw is de investeringsregeling energiebesparing glastuinbouw ingevoerd. Wij zetten in op energiebesparing en het resultaat evalueren wij in 2010. Dan weten wij of en waar intensiveringen nodig zijn, dus ik ontraad de aanneming van deze motie. De heer Van der Ham (D66): In 2006 heeft ECN een berekening gemaakt wat je in bepaalde opties zou moeten doen om 2% te halen. Mijn motie gaat niet alleen over terugkijken, maar ook over de opties voor wat wij kunnen doen als wij in 2010 niet op 2% uitkomen. Ik verzoek om net als in 2006 met het ECN te bekijken hoe wij er nu voor staan. Wij moeten op tijd kunnen discussiëren over de vraag welke opties wij kunnen hanteren als wij er in 2010 niet uitkomen. Andere fracties hebben hier ook om gevraagd. Minister Van der Hoeven: Ik stop mijn energie liever in het halen van de doelstellingen van het huidige pakket dan in wat wij zouden moeten doen als wij deze niet halen. Ik vind dat wij daarmee het paard achter de wagen spannen, dus ik ontraad de aanneming van deze motie. Dan kom ik bij de motie-Samsom c.s. op stuk nr. 14. In de motie wordt verzocht, dit voorjaar voorstellen te doen op welke manier extra financiële middelen bij de begroting 2010 gereserveerd zouden kunnen worden. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer in het voorjaar van 2009 zal informeren over de financieringsbehoefte van de SDE na 2012. Maar om over deze regeringsperiode heen middelen te reserveren! Dat is echt aan een volgend kabinet! Ik wil wel bezien of alternatieve financieringsbronnen noodzakelijk zijn, zoals de eerder genoemde opslag op de kWh-prijs. Ik zal dit meenemen in de informatie die ik in het voorjaar van 2009 naar de Kamer zal sturen. Ik ontraad de aanneming van de motie in deze vorm, want mij wordt gevraagd over het graf van dit kabinet heen te regeren, en volgens mij proberen wij juist met alle macht om dit niet te doen. De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil graag een feitelijke vraag stellen. De voorzitter: Mijnheer Vendrik, u mag helemaal geen vraag stellen, want u hebt deze motie niet ingediend. De minister vervolgt haar betoog. ** Minister Van der Hoeven: De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en ik onderschrijven de strekking van de motie-Samsom c.s. op stuk nr. 15. Die gaat over het concessiestelsel voor offshore windenergie. Tegen de zomer van 2010 kan in beginsel de concessieverlening voor de 6000 MW worden gestart. Ik kan echter geen concessie verlenen als er geen financiële dekking is. Daar ligt een link met de eerdere motie-Samsom c.s. over het financiële perspectief in de periode 2012-2020. Ik heb aangegeven wat ik het komend voorjaar zal doen, maar ik kan niet positief adviseren over een motie waar geen financieel perspectief aan vastzit. Misschien kan de heer Samsom de motie aanhouden tot die tijd? Dit is dus iets wat niet op deze manier mogelijk is, maar wij werken er uiteraard met man en macht aan om ervoor te zorgen dat wij tegen de zomer van 2010 de concessieverlening kunnen starten. Zoveel ontloopt het elkaar niet. In de motie op stuk nr. 16 van mevrouw Wiegman wordt de regering verzocht, bij de aangekondigde heroverweging van het reguleringskader te voorkomen dat de efficiëntieprikkel voor de netbeheerders leidt tot beperking van hun innovatieactiviteiten. Ik ondersteun dat verzoek. Netwerken moeten innovatiever worden. Daarom wordt er in het Energierapport ook zo veel aandacht geschonken aan de slimme netten. Ik zal zeker kijken naar de manier waarop ik innovatieprikkels kan meenemen bij de herziening van het reguleringskader. Ik laat derhalve het oordeel over deze motie over aan de Kamer. In de motie op stuk nr. 17 van de heren Vendrik en Jansen wordt eigenlijk gevraagd om afspraken over het sluiten van de kolencentrales. Daar komt de motie op neer. Wij hebben een sectorakkoord gesloten. Op dit moment lopen er gesprekken met individuele bedrijven, ook bijvoorbeeld met RWE. Natuurlijk zullen de milieueisen -- ETS en CCS -- ook voor bestaande kolencentrales gelden. Verder is aandacht nodig voor de voorzieningszekerheid en voor de betaalbaarheid. In de motie wordt gesproken over een uitruilmechanisme, namelijk een sluiting van een oude kolencentrale als een nieuwe kolencentrale geopend wordt. Eerlijk gezegd zou ik dan liever een uitruil zien met een kolencentrale elders in Europa, die veel minder effectief werkt dan de Nederlandse kolencentrales. Ik ontraad de Kamer de aanvaarding van deze motie. De heren Vendrik en Jansen hebben voorts een motie ingediend op stuk nr. 18. Daarin wordt de regering verzocht, een nieuw energierapport te maken waarin een combinatie wordt uitgewerkt van de scenario's Energie-flexwerker en Smart Energy City. Dat moet dan leiden tot concrete beleidsmaatregelen. Nee, natuurlijk doe ik dat niet. Ik heb vanmorgen uiteengezet dat er niet wordt gestuurd op een specifiek scenario. Wij sturen op randvoorwaarden. Die zijn duurzaam, flexibel en internationaal ingebed. Ik ontraad dus de aanvaarding van de motie op stuk nr. 18. Dat brengt mij op de motie op stuk nr. 19, ook van de heer Vendrik en de heer Jansen. Deze motie gaat over verdubbeling van het vermogen van windenergie op zee in deze kabinetsperiode. Wij hebben ons voor deze kabinetsperiode gecommitteerd aan 450 megawatt windenergie op zee. Voor een verdubbeling van die doelstelling heb ik geen financiële dekking. Ik ontraad daarom aanneming van deze motie. De heer Vendrik vraagt in zijn motie op stuk nr. 20 of er bij het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam voor kan worden gezorgd dat de kolencentrales niet de kans krijgen om duurzame producenten weg te drukken. Daar komt de motie in het kort op neer. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat andere elektriciteitsproducenten plaats moeten maken voor duurzame stroom. Ik weet echter niet precies wat het woord "afnemen" in deze motie betekent. Er staat dat niet alleen de toegang tot het net, maar ook het afnemen van de stroom bij windturbines wordt gegarandeerd. Ik kan niet garanderen dat de stroom van windturbines wordt afgenomen. Dat is aan anderen; dat is aan de markt en aan degenen die de stroom produceren. Bij eindafnemers is er voldoende belangstelling voor de gesubsidieerde groene stroom, dus dat zal best wel goed komen. Maar ik kan geen garantie geven. Ik kan niemand ertoe verplichten om stroom van windturbines te kopen. De voorzitter: Volgens mij is de minister volstrekt duidelijk. ** De heer Vendrik (GroenLinks): Zij is zeker duidelijk, maar dit is niet het springende punt in de motie; wij hebben althans de motie niet zo bedoeld. Misschien mag ik daar één ding over zeggen? De voorzitter: Gaat uw gang. ** De heer Vendrik (GroenLinks): Het springende punt in de motie is dat wij te allen tijde willen vermijden dat kolenboeren windexploitanten betalen om die windmolens stil te zetten. Het gaat dus niet alleen om toegang tot het net. Het stopzetten van de kolencentrales is duur. Kolencentrales zullen daarom bereid zijn om te gaan "schokken", maar het moet niet zo zijn dat zij dan tegen windmolenexploitanten kunnen zeggen dat de boel stil moet worden gehouden omdat zij anders een probleem hebben. Voorrang voor duurzaam betekent dat die afkoopoptie expliciet wordt uitgesloten in het wetsvoorstel waarmee de minister komt. Dat is wat de motie behelst. Minister Van der Hoeven: Dan zou ik u willen vragen om de motie aan te houden, totdat het wetsvoorstel er ligt. Dat wetsvoorstel heeft zijn eigen traject. Ik weet echt niet precies of hetgeen wat u zegt ook hetgeen is wat ik wil. In uw motie gebruikt u namelijk andere woorden dan u nu gebruikt. Ik wil in ieder geval dat voorrang voor duurzaam goed wordt geregeld. Dat betekent dat de stroom op het net komt en dat deze wordt getransporteerd. De toegang en het transport zijn daarmee geregeld. Ik vind dat allemaal prima, maar het afnemen kan ik niet garanderen. De heer Vendrik (GroenLinks): Staat u in principe wel positief tegenover het beginsel dat het afkopen van een groenestroomproducent uitgesloten wordt, dus dat dit niet mag? Het mag geen manier zijn om voorrang op duurzaam te realiseren. Het betekent namelijk de facto dat kolenstroom wel geleverd wordt en windenergie niet. Minister Van der Hoeven: Ik begrijp wat u bedoelt. Het wetsvoorstel voorziet erin dat duurzaam letterlijk en figuurlijk voorrang krijgt op en door het net. Daar gaat het om, maar ik kan niemand ertoe verplichten om duurzame stroom af te nemen. Voorzitter. In de motie op stuk nr. 21 wil de heer Zijlstra de SDE-regeling aanpassen. Het aantal exploitatiesubsidies bedraagt maximaal 25% van het budget. De rest wil hij inzetten voor stimulering op het gebied van energie. Dit heeft mevrouw Neppérus of de heer Zijlstra vaker aan de orde gesteld. Dit is dus niet nieuw. Wij willen meters maken, zaken realiseren en innovatie stimuleren. Het gaat om beide en wij kijken ook naar beide. Bij de te subsidiëren categorie en de SDE kijk ik wel degelijk naar de mogelijkheden tot innovatie en daarmee naar kostprijsverlaging bij de verschillende technieken. Voor wind op zee heb ik recent de mogelijkheid tot het verstrekken van een bonus voor innovatieve molens in het wijzigingsbesluit SDE opgenomen. Dat was een van de zaken die duidelijk het resultaat zijn van de eerdere vragen van de Kamer om helderder en meer in te zetten op innovatie. Het is dus echt een misvatting dat de SDE zich niet zou richten op innovatie. Ik ontraad dan ook de aanneming van deze motie. Dan kom ik op de motie-Zijlstra op stuk nr. 22, die wil stimuleren dat er een cluster van nucleaire kennis in Nederland tot stand wordt gebracht, zodat Nederland ook op dit gebied tot de top van de kenniseconomieën in de wereld gaat behoren. Als ik hem zo beluister, lijkt het een beetje alsof wij daar niets aan doen, maar wij hebben ECN/NRG, wij hebben de TU Delft, wij hebben de bijdrage van Nederlandse bedrijven aan het internationale onderzoek over kernfusie ITER. Waar de heer Zijlstra pleit voor een goede samenwerking tussen instituten, ben ik het zeer met hem eens. Ik vind ook dat wij dat zo moeten houden en waar mogelijk verbeteren. Dat ben ik dus zeer met hem eens. Als dat is wat hij bedoelt, dan kan ik mij daarin vinden. Als hij zegt dat daar extra geld naartoe moet: dat heb ik niet, maar als met name de andere punten zijn bedoeling zijn, dan heb ik daar geen moeite mee en ondersteun ik dat. De heer Graus (PVV): De heer Zijlstra was het vergeten te zeggen bij de indiening en nu wordt het weer niet genoemd, maar het gaat om de motie Zijlstra/Graus. Ik heb haar mede ondertekend en ik ben helemaal blij dat wij het eindelijk een keer eens zijn. Wij zijn het voor de eerste keer eens in twee jaar tijd. Dat wilde ik toch even vermeld hebben. Minister Van der Hoeven: Dat is leuk. Het punt is echter dat ik van begin af aan heb gezegd dat het denken over kernenergie niet moet stilstaan. Het staat ook niet stil. Volgens mij doelt daar ook de motie op. En daar heb ik geen problemen mee. De voorzitter: Hebt u een andere interpretatie van uw motie, mijnheer Zijlstra? ** De heer Zijlstra (VVD): Nee, voorzitter. Ik wil aangeven dat de interpretatie van de minister de juiste is en dat stimuleren in ieder geval bij de VVD-fractie niet per definitie tot meer geld leidt. Er zijn meerdere wegen. Ik gaf al aan dat een van de zaken bijvoorbeeld is dat de reactor van Petten binnenkort vervangen moet worden. Wil de minister daar nog even op ingaan? Daarmee zou je in dit kader iets kunnen doen. Dat is ook de oproep die ik hier doe. Wat gaat de minister in dat kader doen om tot een clustering te komen? Minister Van der Hoeven: De reactor in Petten is uiteraard een ander probleem. Dat weet u. U bent daarvan op de hoogte. U weet ook dat daar gesprekken over lopen met de Europese Unie en dat er een commercieel bedrijf is dat geld verdient met de radio-isotopen. Dat is allemaal geen probleem, maar het ligt iets gecompliceerder. Ik ben het wel met u eens dat wij niet kennis moeten laten wegvloeien. Zo heb ik uw motie geïnterpreteerd. Dan kom ik op uw motie op stuk nr. 23. Daarin wordt de regering verzocht bij beleidskeuzes over energie uit te gaan van de rangorde betrouwbaar, betaalbaar en schoon, en wel in die volgorde van belang. Nee, voorzitter. Dat gaan wij niet doen. Wij hebben echt aangegeven dat er een evenwicht is tussen de drie beleidsdoelen en het bevoordelen van het een boven het ander leidt tot verstoring van duurzaamheid of tot een verschuiving tussen de korte en de lange termijn en dat soort zaken. Wat nu bijvoorbeeld betrouwbaar is -- het veiligstellen van olie -- kan die zekerheid op de lange termijn juist ondergraven, omdat het te weinig duurzaam is. Om die reden hebben wij altijd gezegd dat deze drie beleidsdoelen in samenhang met elkaar bekeken moeten worden. De aanneming van deze motie ontraad ik. Dan kom ik op de motie van de heer Graus op stuk nr. 24. Het spijt mij, mijnheer Graus, wij zijn het slechts één keer eens geweest. Het houdt nu weer op. Ik ben het niet met u eens dat het windmolenproject een mislukking is. Wij hebben windenergie nodig om onze doelen te halen, dus de aanneming van deze motie ontraad ik. Hetzelfde geldt voor uw motie op stuk nr. 25 en het openbreken van het coalitieakkoord. Dat kan ik niet. De heer Zijlstra (VVD): Die heb ik mede ondertekend. Minister Van der Hoeven: U hebt die motie mede ondertekend. Waarom doet u dat nu ook? De heer Zijlstra (VVD): Ik dacht misschien kan ik u overhalen. Minister Van der Hoeven: Nee, nee, nee. In het vorige kabinet had ik een coalitieakkoord ook niet opengebroken. Ik weet het, toen zaten wij met uw partij in een kabinet, en nu zitten wij met andere partijen in het kabinet, maar akkoord is akkoord. Je moet je ook een beetje betrouwbaar opstellen. Dus goed geprobeerd, maar dat doe ik niet en de aanneming van de motie ontraad ik. In de motie op stuk nr. 26 verzoekt de heer Graus de regering om, als de motie-Hessels c.s. op stuk nr. 5 wordt aangenomen, de uitvoering van die motie ten goede te laten komen van het OPAC-project in Limburg. Nee, voorzitter. Wij hebben het OPAC-project. De dragers daarvan melden zich een beetje, maar met een business case komen zij niet. Wij hebben het project-Lievense, wij hebben het Energie-eiland. Dat zijn de zaken die wij kennen. Ik vond het juist zo aardig dat de heer Hessels probeerde om een aantal zaken los te koppelen van elkaar en in het juiste perspectief te plaatsen. Ik ontraad de aanneming van deze motie. De voorzitter: Dank u wel. Dan constateer ik dat wij vier minuten voor vier klaar zijn met dit debat. Volgende week zijn de stemmingen. Ik wens u daarbij veel wijsheid toe, naar aanleiding van de beantwoording en de beoordeling van de minister. ** Sluiting 15.56 uur.