[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapportage Nederlands activiteitenprogramma moderne vreemde talen

Bijlage

Nummer: 2008D16748, datum: 2008-11-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Beleidsreactie Onderwijsraadadvies "Vreemde talen in het onderwijs". (2008D16741)

Preview document (🔗 origineel)


RAPPORTAGE NEDERLANDS ACTIVITEITENPROGRAMMA 

MODERNE VREEMDE TALEN 

1. Aanleiding

Bij brief van 10 november 2005, kenmerk VO/OK/2005/47742, ontving de
Kamer het Nederlands activiteitenprogramma moderne vreemde talen. Dit
programma bestreek met name de jaren 2004-2006. Hierin werd toegezegd
over de resultaten van de in gang gezette acties in 2007 verslag uit te
brengen. De bevindingen in het schooljaar 2006-2007 wilde ik graag
meenemen. Sommige deelrapportages kwamen pas in de loop van 2008
beschikbaar. Daarom verschijnt deze rapportage eerst nu. Relevante
informatie van recenter datum is opgenomen.

Het Nederlands activiteitenprogramma vormde mede een reactie op een
Europees verzoek aan de lidstaten om in navolging van de Commissie een
eigen actieplan uit te brengen. In 2006 is door invulling van een
enquĂȘte aan Brussel verslag uitgebracht. De Commissie verwerkte de
bijdragen van de lidstaten in haar (beknopte) Verslag over de
tenuitvoerlegging van het actieplan “Het leren van talen en de
taalverscheidenheid bevorderen”. 

2. Opzet van de rapportage 

In het Nederlands activiteitenprogramma worden na een viertal inleidende
paragrafen in paragraaf 5 de prioriteiten en in paragraaf 6 de overige
activiteiten beschreven. Dit verslag volgt de onderverdeling van die
paragrafen. 

In een bijlage bij deze rapportage wordt geactualiseerde informatie
verstrekt over kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen op het
terrein van het vreemdetalenonderwijs.

3. Belangrijkste resultaten

Vat ik de hierna volgende verslagen samen, dan zijn de belangrijkste
resultaten:

Het Europees Referentiekader voor talen (ERK) vindt steeds meer ingang
en kan zo op termijn worden benut voor het vastleggen en, zo nodig,
verhogen van de te bereiken niveaus (zie vooral onder 4a).

Docenten zijn de afgelopen jaren gestimuleerd andere accenten te leggen
en nieuwe wegen te bewandelen ter verhoging van het rendement van hun
onderwijs. De eerste resultaten hiervan zijn zichtbaar (zie vooral onder
4b, 4c en 5a).

Er is in samenwerking met de beroepsgroep flink geĂŻnvesteerd in de
professionalisering van lerarenopleiders en docenten, eerste stappen op
weg naar een levendige ‘community of practice’ (zie vooral onder
4d).

4. Prioriteiten

4a Benutten Europese instrumenten 

Europees Referentiekader 

Koppeling aan examenprogramma’s en examens voortgezet onderwijs

In 2006 is verslag gedaan van een door Cito uitgevoerd
koppelingsonderszoek van de centrale examens leesvaardigheid in de
moderne vreemde talen Duits, Engels en Frans aan het Europees
Referentiekader. In 2007 is verslag gedaan van een vergelijkbaar
koppelingsonderzoek voor de talen Arabisch, Russisch, Spaans en Turks. 
De belangrijkste conclusies zijn dat de opgaven van de examens
leesvaardigheid in hoge mate de doelstellingen van het ERK reflecteren.
Ook toont de gehanteerde standaardisering aan dat van vmbo-bb oplopend
tot vwo de centrale examens leesvaardigheid voor het overgrote deel
kunnen worden gekoppeld aan oplopende ERK-niveaus.  

De resultaten van de koppelingsonderzoeken zijn verwerkt in de
geglobaliseerde examenprogramma’s voor de moderne vreemde talen voor
het vmbo en havo/vwo. In de door CEVO vervaardigde syllabi voor de
centrale examens (leesvaardigheid) en de door SLO vervaardigde
handreikingen voor de schoolexamens (schrijf-, luister- en
gespreksvaardigheid) zijn per onderwijstype directe verwijzingen
opgenomen naar de niveaus van het ERK (het gaat hier om streefniveaus).
Zowel syllabi als handreikingen bevatten concrete voorbeelden van
ERK-gerelateerde opgaven.

Op grond van de uitkomsten van de koppelingsonderzoeken worden ook de
constructieopdrachten voor de centrale examens leesvaardigheid moderne
vreemde talen aangepast. 

Aanvullend kan worden gemeld dat een veldaanvraag bij SLO gericht op
koppeling van de kerndoelen onderbouw vo (Duits, Engels en Frans) aan
het ERK heeft geresulteerd in een handreiking en een verzameling
praktische voorbeelden. Ook de kerndoelen Engels van het po zijn
geconcretiseerd en naast het ERK gelegd.

Empirische validatie van resultaten koppelingsonderzoeken in
internationaal verband

Door Cito is een vervolgonderzoek uitgevoerd, waarin de resultaten van
het eerdere onderzoek voor de examens Frans, Duits en Engels
internationaal werden gevalideerd. Dat gebeurde door het koppelen van
delen van de Nederlandse centrale examens Duits en Frans aan de examens
van het Goethe Institut en van het Franse Centre international
d’études pĂ©dagogiques (CIEP).

Uit het onderzoek blijkt dat in Europa de koppeling van items aan het
ERK nog niet op een gestandaardiseerde wijze plaatsvindt, waardoor er
verschillen van opinie kunnen ontstaan over het niveau van opgaven. De
opgaven van CIEP op de niveaus A2 en B1 blijken voor Nederlandse
leerlingen moeilijker te zijn dan de A2- en B1-opgaven uit de
Nederlandse examens Frans. Voor Duits lijkt het verschil in
moeilijkheidsgraad tussen de Nederlandse examenopgaven Duits en de
Goethe-items niet zo groot. Helaas toonde Cambridge ESOL geen
belangstelling voor dit onderzoek, zodat niet kon worden aangetoond of
de ervaring van docenten Engels dat de toetsen van deze instelling
relatief gemakkelijk zijn, juist is. De verwachting is dat het komende
Europese onderzoek naar taalcompetenties met behulp van de European
Indicator of Language Competence (EILC) externe validatie van het niveau
van leerlingprestaties zal vergemakkelijken.

Ontwikkelingen in bve-veld

In 2005 kwam de eerste set van nieuwe kwalificatieprofielen voor het mbo
gereed, waarin  taalcompetentieprofielen, gekoppeld aan het ERK, zijn
opgenomen. CINOP heeft hier in 2006 al onderzoek naar uitgevoerd. In
opdracht van het ministerie van OCW heeft het Coördinatiepunt
Kwalificaties MBO in 2008 een kort onderzoek uitgevoerd naar de
verdeling van moderne vreemde talen in de kwalificatiedossiers (en
daarbinnen uitstroomdifferentiaties) op de verschillende mbo-niveaus (1
tot en met 4) en het aantal deelnemers dat in de opleiding te maken
krijgt met een of meerdere moderne vreemde talen. Het gaat daarbij om
taalbeheersing die noodzakelijk is voor het beroep. Voor de uitkomsten
verwijs ik naar de bijlage bij deze rapportage.  

Ontwikkelingen in het hoger onderwijs 

Als gevolg van de invoering van de bachelor-masterstructuur, in 2001,
werden bij de universitaire taalopleidingen de minimale eindniveaus voor
taalvaardigheid aan het eind van de bachelor geformuleerd volgens het
ERK. Deze richtlijnen zijn inmiddels bij de meeste opleidingen
geĂŻmplementeerd. Verder werken alle universitaire talencentra met het
ERK. Ook bij hogescholen, zowel bij de lerarenopleidingen moderne
vreemde talen als bij de economische opleidingen waar talen worden
aangeboden, wordt het ERK breed ingezet.

Plan voor een geĂŻntegreerde aanpak van het ERK voor moderne vreemde
talen (Masterplan ERK)

De afgelopen jaren ontving het ministerie van meerdere zijden signalen
dat de prestaties bij het vreemdetalenonderwijs zorgen baarden. Ook in
de pers klonken die geluiden door. Feit is dat de percentages
onvoldoendes bij de centrale examens al jaren het hoogst zijn bij de
moderne vreemde talen (leesvaardigheid), zo meldde de CEVO. Cito deed
onderzoek naar het niveau van de luistervaardigheid (schoolexamens) en
concludeerde voorzichtig (de data zijn niet perfect) dat er aanwijzingen
zijn dat de niveaus bij Frans en Duits lijken te dalen. 

Bovengenoemde signalen waren voor mij aanleiding de CEVO te vragen deze
problematiek verder te bezien en zo nodig nadere stappen voor te
stellen. Onder regie van het Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen
(NaB-MVT) werd eerst met betrokkenen bekeken of duidelijke oorzaken
waren aan te wijzen. Toen dit niet het geval bleek te zijn, werd het
wijs geacht de zaak van de andere kant te benaderen en de eindniveaus
met behulp van het ERK zodanig te concretiseren dat die als vaste
standaarden kunnen gaan dienen. Daarvoor moet, hoewel kan worden
voortgebouwd op eerdere activiteiten, nog wel het nodige worden
ondernomen. Onlangs kwamen NaB-MVT, CEVO en Levende Talen hiertoe met
een ‘Plan voor een geïntegreerde aanpak van het ERK voor moderne
vreemde talen’, kortweg ook wel ‘Masterplan ERK’ genoemd. De
hoofdlijnen van dit driejarige plan:

iedere betrokkene op de hoogte brengen van wat het ERK is en kan;

ontwikkeling van fijnmaziger tussenniveaus, bijgaand toetsmateriaal en
handreikingen voor de beoordeling van leerlingen;

ontwikkeling samen met docenten van voorbeeldmateriaal en exemplarische
werkwijzen;

een uitgebreid traject van ondersteuning en scholing;

samenwerking met alle betrokkenen, met inbegrip van de educatieve
uitgevers.

Onlangs heb ik mijn fiat gegeven voor uitvoering van dit driejarige
plan. Het wordt als bijlage bij deze rapportage meegezonden. Ik verwijs
in dit verband naar de aanbeveling in het rapport van de Commissie
Dijsselbloem om in internationaal verband te komen tot objectief
vergelijkbare standaarden, zoals de reeds ontwikkelde voor
taalvaardigheid. Met deze actie voldoe ik ook aan wat de Onderwijsraad
schrijft in zijn recente advies aan de Tweede Kamer, namelijk dat
vervolgbeleid voor vreemde talen zich zou moeten concentreren op verdere
invoering van het ERK. 

Europees Taalportfolio en Europass

In opdracht van OCW ontwikkelde een consortium onder regie van het
NaB-MVT een digitale variant van het Europees Taalportfolio, waarmee een
ieder zijn of haar vorderingen met het leren van vreemde talen kan
bijhouden. Deze variant werd beproefd op een twintigtal scholen. In 2007
accrediteerde de validatiecommissie van de Raad van Europa het
Nederlandse ontwerp. Van die zijde ontving Nederland veel lovende
woorden. Het portfolio kent op dit moment ruim 35.000 geregistreerde
gebruikers. Die gebruikers, zo bleek uit een enquĂȘte, tonen zich over
het algemeen zeer tevreden, onder meer over de leerzame activiteiten
waarnaar wordt verwezen. Intussen is ook een Engelstalige versie van dit
portfolio ontwikkeld, van belang voor het tweetalig onderwijs Engels en
voor bevordering van gebruik Engels in de reguliere lessen. OCW heeft
tot en met het overgangsjaar 2007-2008 bijgedragen aan de kosten voor
hosting. Inmiddels hebben educatieve  uitgevers interesse getoond voor
instandhouding van de website.  Met een van hen konden hierover al
afspraken worden gemaakt. Met drie andere uitgevers zijn nog gesprekken
gaande.

Een in termen van het ERK gegoten taalpaspoort maakt deel uit van
Europass, waarmee Europese burgers hun kennis en vaardigheden op
uniforme wijze kunnen vastleggen. Bovengenoemd Europees Taalportfolio
heeft inmiddels een link met dit taalpaspoort. 

Europass is nu erg gericht op het beroepsleven (werk en solliciteren).
Onderzocht wordt of en hoe Europass bruikbaarder kan worden voor
leerlingen. 

4b Stimulansen voor het talenonderwijs, met accent op talen buurlanden 

Versterking vroeg vreemdetalenonderwijs en buurtalenonderwijs 

LinQ heet het project voor introductie van Duits en Frans in het primair
onderwijs en versterking van Duits en Frans in het voortgezet onderwijs.
Het Europees Platform (EP), de Talenacademie Nederland (TAN) en het CPS
begeleiden tezamen de veertig deelnemende scholen (twintig in het po,
twintig in het vo, in beide onderwijssectoren tien voor elke taal). 

Dit project is van begin af aan opgezet als een project van, voor en
door scholen. In het eerste projectjaar mochten de scholen
experimenteren met zelf gekozen materialen en werkwijzen, in het tweede
projectjaar werd hen verzocht hieruit lessen te trekken om in het derde
jaar toe te werken naar een meer voorbeeldmatige aanpak. Eind 2008
verschijnt een handleiding voor hoe Frans en Duits in het po kunnen
worden geĂŻntroduceerd. Ook verschijnt dan een plan van aanpak voor
versterking van Frans en Duits in het voortgezet onderwijs, dat op alle
scholen die dat wensen, kan worden gebruikt.

Intussen kunnen al wel enkele saillante bevindingen uit een eerste
flankerend onderzoek  worden gemeld:

docenten en leerlingen zijn erg enthousiast, vooral over het werken met
authentieke taaluitingen;

de doeltaal wordt als voertaal veel intensiever gebruikt, met name door
docenten;

de taalontwikkeling van de vo-leerlingen is volgens de docenten
duidelijk vooruitgegaan, vooral hun vermogen om authentieke gesproken
taal te begrijpen en hun vlotheid van spreken (gegevens om deze
leerresultaten te vergelijken met die in het reguliere talenonderwijs
zijn nog niet beschikbaar);

de aanpak lijkt te werken voor zowel bovengemiddelde als voor
taalzwakkere leerlingen;

het project droeg bij aan de professionalisering van de docenten
(vlotter spreken van de taal, zich eigen maken nieuwe didactiek,
ontdekken nog onbekende culturele aspecten);

werken voor een internationaal erkend aanvullend certificaat was
stimulerend en leerzaam volgens zowel de docenten als leerlingen in het
vo.

Een eindrapportage verwacht ik dit najaar. Dan bezie ik of dit project
dient te worden voortgezet.

Het vroeg vreemdetalenonderwijs op de basisschool verdient hier aparte
aandacht. De laatste jaren heeft dit zich op vrijwillige basis enorm
uitgebreid, vooral Engels kent een sterke groei. Het Europees Platform
ondersteunt de scholen daarbij. Dat gebeurt door het organiseren van
netwerkbijeenkomsten voor startende en gevorderde scholen, de
ontwikkeling van een standaard, samenwerking met lerarenopleidingen voor
de ontwikkeling van initiële en nascholingscursussen en dergelijke. 

Vreemde talen in de basisberoepsgerichte leerweg 

Met de herziening van de onderbouw vo is besloten dat voor leerlingen in
de basisberoepsgerichte leerweg het volgen van een tweede vreemde taal
niet langer verplicht is. Bestaande leergangen en didactiek zijn vaak
ook niet echt toegesneden op deze praktisch ingestelde leerlingen. OCW
heeft daarom het CPS verzocht om in samenwerking met Levende Talen en de
projectgroep Onderbouw-VO voorbeelden van goed talenonderwijs voor
bbl-leerlingen te verzamelen, ontwikkelen en verspreiden.  Dit gebeurde
in het project ‘MVT in de BBL: Echt wel!’. De resultaten zijn
verzameld in een map die eind 2007 op de landelijke studiedag van
Levende Talen werd gepresenteerd. Voor de verspreiding ervan worden dit
jaar regionale bijeenkomsten georganiseerd door de scholen en hun
leerlingen die aan het project meewerkten. 

Spreek- en gespreksvaardigheid in havo/vwo en taalverwerving via
internationale uitwisseling

Binnen het hiervoor genoemde Masterplan ERK zal APS extra aandacht
besteden aan de organisatie van spreek- en gespreksvaardigheid in
havo/vwo (dit mede in vervolg op de conclusies van het in het
activiteitenprogramma genoemde GION-onderzoek ‘Aiming for the
Stars’). Hiermee kom ik ook tegemoet aan een eerdere constatering van
de inspectie dat het oefenen van deze vaardigheid meer aandacht behoeft.

Verder zal CPS een scala aan opdrachten op verschillende niveaus
ontwikkelen voor het inbouwen van taalopdrachten binnen
uitwisselingsprogramma’s. 

Duitse taal in het derde Duitslandprogramma

Het aangekondigde onderzoek naar de beleving door leerlingen van
onderwijs Duits gaat door omstandigheden pas in het najaar 2008 van
start. 

4c Versterking vreemdetalenonderwijs in samenwerking met het
onderwijsveld 

Werkplaats Talen

In dit door het NaB-MVT geregisseerde meerjarige traject konden
betrokkenen een beroep doen op aanvullende subsidiëring van door hen
voorgestelde projecten. Door uitgebreide publiciteit met een sterk
beeldmerk, speciaal hiervoor georganiseerde conferenties en de expertise
van de projectgroepleden en hun organisaties lukte het om ruim veertig
projectaanvragen uit te lokken.  De helft daarvan werd gehonoreerd en
uitgevoerd. De projecten besloegen vrijwel alle sectoren van het
onderwijs, besteedden aandacht aan verschillende talen en hadden
betrekking op uiteenlopende facetten van het talenonderwijs, zoals vroeg
vreemdetalenonderwijs, doorlopende leerlijnen, versterking spreek- en
luistervaardigheid, ondersteuning door nieuwe media en dergelijke. De
projecten presenteerden zich in november 2006 tijdens een
slotmanifestatie, die was geĂŻntegreerd in de jaarlijkse landelijke
studiedag van Levende Talen. Om de resultaten zoveel mogelijk onder de
aandacht van de doelgroep te brengen is samen met de docentenvereniging
een special van Levende Talen Magazine uitgebracht. Die is in een oplage
van 17.500 exemplaren verspreid onder talendocenten (ook buiten de
vereniging).

Aparte vermelding verdient de wedstrijd waarin betrokkenen werden
uitgedaagd om goede suggesties te geven voor
gespreksvaardigheidstraining. In een publicatie met cd-rom werden de
beste lesideeën gebundeld. Hier was veel vraag naar, uiteindelijk
ontvingen enkele duizenden docenten dit ideeënboekje.

Concluderend kunnen we stellen dat de strategie om via
bewustwordingsbijeenkomsten initiatieven vanaf de werkvloer te laten
ontstaan, heeft gewerkt. Deze aanpak heeft een hoeveelheid ideeën en
resultaten opgeleverd waarmee talendocenten en betrokken organisaties
verder aan de slag kunnen.

4d Docenten en hun professionalisering

Versterking lerarenopleidingen

Voorjaar 2008 bracht de inspectie op mijn verzoek tussentijds verslag
uit over de Beleidsagenda Lerarenopleidingen 2005-2008. De inspectie
concludeert dat deze agenda voor alle lerarenopleidingen een
kwaliteitsimpuls heeft gevormd, maar dat er wel verschillen zijn in de
mate waarin deze zijn doorgevoerd in de drie betrokken typen
opleidingen: de pabo’s, de tweedegraads opleidingen en de
universitaire lerarenopleidingen, over welke laatste de inspectie het
positiefst oordeelt. Expliciet meldt de inspectie dat het noodzakelijk
is dat de vakkennis en toetsing daarvan op termijn meer aandacht
krijgen. Dit bevestigt de plannen uit het Actieplan LeerKracht van
Nederland om te werken aan gezamenlijke eindtermen en –toetsen/examens
voor de lerarenopleidingen. In de kwaliteitsagenda voor het opleiden van
leraren wordt dit nader uitgewerkt. Alle lerarenopleidingen zullen de
vereiste kennis vastleggen in een kennisbasis voor alle vakgebieden. Van
daaruit worden gezamenlijke eindtermen en -toetsen en examens
ontwikkeld. 

Eind 2006 ontving de Universiteit Leiden van OCW voor de periode
2007-2009 subsidie voor oprichting van een Expertisecentrum Moderne
Vreemde Talen (MVT). Doel van het expertisecentrum is het
inventariseren, ontsluiten en ontwikkelen van expertise op het gebied
van het onderwijs in de moderne vreemde talen en het overdragen van die
expertise aan taaldocenten, scholen en lerarenopleiders. Daarbij
opereert het centrum in overleg en samenwerking met alle betrokkenen:
scholen en lerarenopleidingen, ho-instellingen en universiteiten,
vakvereniging en organisaties met speciale expertise. 

In het kader van Werkplaats Talen (zie hiervoor) werkten NaB-MVT en de
drie platforms van lerarenopleiders van Levende Talen samen ter
versterking van de gemeenschappelijke kennisbasis van lerarenopleiders.
Aan een eerste conferentie over zin en onzin van grammatica namen najaar
2006 circa vijftig lerarenopleiders deel. Deze vormde de opmaat voor een
proces dat moet leiden tot een ‘community of practice’. Na
beëindiging van Werkplaats Talen speelt het Expertisentrum MVT een
coördinerende rol in de verdere organisatie van workshops. Najaar 2007
werd een bijeenkomst georganiseerd rond werken met het ERK, medio 2008
vond een vervolgconferentie plaats over de eerste resultaten van werken
met het ERK.

Inzetten van ‘native speakers’ 

In het Nederlands activiteitenprogramma werd aandacht besteed aan een
aantal speciale trajecten voor de inzet van native speakers, die ‘Van
assistent tot docent Frans’ en ’Van Assistent tot docent Duits’.
Beide waren erop gericht in een tijdsbestek van twee jaar tien
moedertaalsprekers Duits en Frans via een assistent-docentschap op te
leiden tot eerstegraads leraar. 

Het traject ‘Van assistent tot docent Duits’ draait uitstekend en
voldoet aan het streven dat circa driekwart van de assistenten
uiteindelijk een aanstelling als eerstegraads docent krijgt. Dit project
wordt dan ook gecontinueerd, mede vanwege de verwachting dat de
voorziening in vacatures voor Duits een groot knelpunt gaat vormen.

Bij uitvoering van het traject ‘Van assistent tot docent Frans’
bleek de behoefte aan eerstegraads docenten minder groot te zijn dan
aanvankelijk gedacht. Maar de roep om assistentie van native speakers
(vanuit de tweedegraads lerarenopleidingen en vo-scholen met
intensiveringsprogramma’s) hield aan. Daarom is het traject ‘Van
assistent tot docent Frans’ omgezet in een traject ‘Taalassistenten
Frans’, waarbij 22 taalassistenten jaarlijks aan een Nederlandse
onderwijsinstelling worden verbonden. Deels gebeurt dit op wederkerige
basis met (Noord-)Frankrijk en Wallonië (daar stelt men assistenten
Nederlands aan).

In navolging van bovengenoemd succesvol traject ‘Van Assistent tot
Docent Duits’ is de afgelopen jaren gestart met een vergelijkbaar
traject voor het tweedegraadsgebied. Gezien de minder grote
belangstelling hiervoor en een gebleken behoefte aan opleiding van
tweedegraads docenten Frans is dit traject omgevormd tot een traject
‘Van Assistent tot Docent Duits en Frans tweedegraads’. 

Professionalisering docenten 

Per 1 augustus 2006 zijn de bekwaambeidseisen voor leraren po, vo/bve en
vho in werking getreden. Die geven in algemene zin aan wat een leraar
moet kennen en kunnen om zijn beroep goed te kunnen uitoefenen. Zij zijn
koersbepalend voor de opleiding en voor het onderhouden van de
bekwaamheid tijdens de loopbaan. Voor dat laatste of voor de verwerving
van aanvullende competenties kan een beroep worden gedaan op de middelen
uit het Convenant professionalisering en begeleiding van
onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs, dat in 2006
door OCW met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het onderwijs
is gesloten.

Met subsidie van OCW heeft het IVLOS, Interfacultair Instituut voor
Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden van de
Universiteit Utrecht, in opdracht en met medewerking van Levende Talen
beroepsstandaarden en een registratieprocedure voor talendocenten
ontwikkeld. De opdracht betrof de beantwoording van de volgende
onderzoeksvraag: ‘Waaraan moeten vakspecifieke beroepsstandaarden voor
talendocenten voldoen, uitgaande en voortbouwend op de SBL-competenties,
en hoe kunnen zij worden geĂŻmplementeerd en leiden tot een registratie-
en nascholingstraject’. Het eindrapport kwam medio 2008 uit.

Levende Talen gaat door met de resultaten van dit zogenoemde
BiT-project. Een van de uitgangspunten van de voorgestane
registratieprocedure is dat deze de docenten meer zeggenschap moet geven
over hun professionalisering, met ruimere mogelijkheden voor
ontwikkeling van vakspecifieke bekwaamheden. De vereniging heeft een
vervolgproject ingediend bij SBL om de resultaten van het project te
beproeven in de praktijk.

Het CINOP heeft met subsidie van OCW veel activiteiten verricht voor de
professionalisering van docenten werkzaam in het mbo. Het bracht een
kleurrijke publicatie uit, waarin goede praktijken werden samengevat in
een beschrijving van een ideaaltypische mbo-instelling. Al snel was een
tweede druk nodig. Het CINOP heeft ook onderzoek uitgevoerd naar de
overtuigingen en het handelen van docenten die op een innoverende manier
bezig zijn met talenonderwijs. Voor het beoordelen en examineren van
taalvaardigheid werden twee conferenties georganiseerd, een landelijke
gericht op beoordeling in het mbo, en (in samenwerking met anderen) een
Europese, over het beoordelen in een professionele context. De
uitkomsten en aanbevelingen zijn samengevat in een publicatie.

Sinds 2004 is CINOP organisator en voorzitter van het Platform
MVT-beleid, waarvan ongeveer de helft van de roc’s lid is.  Drie maal
per jaar komt dit bijeen voor een mini-conferentie van een dag. 

Samenwerking met beroepsgroep 

De samenwerking met de in Levende Talen georganiseerde beroepsgroep is,
zoals ook al uit het voorgaande kan worden opgemaakt, de laatste jaren
geĂŻntensiveerd. Die kwam en komt tot uiting bij projecten en
activiteiten als Werkplaats Talen, versterking van de
lerarenopleidingen, ondersteuning van het BiT-project en recent het
Masterplan ERK, dat door alle secties vreemde talen van de vereniging
wordt onderschreven.

Tijdens de jaarlijkse studiedag van Levende Talen komt die samenwerking
zichtbaar tot uiting, onder meer in het aanbod van workshops. 

5. Overige activiteiten 

5 a. Piton, programma internationalisering talenonderwijs in Nederland 

Binnen dit programma, dat nu onder het programma Bios (Bevordering
Internationale Oriëntatie en Samenwerking) valt, ondersteunt het EP het
tweetalig onderwijs (tto). Ging het in 2005 nog om 75 scholen (ruim 10
procent) met een tto-afdeling Engels, in het schooljaar 2007-2008 waren
dat er al 99 (ruim 15 procent). Nog steeds is er maar Ă©Ă©n school met
een tto-afdeling Duits, hoewel enkele scholen wel interesse tonen. Het
netwerk omvat 120 scholen (ook scholen die met tto aan de slag willen).
Het kwaliteitstraject, in het activiteitenprogramma al beschreven, is
inmiddels geheel ingeburgerd. 

In 2005 vond voor het eerst een landelijke tto-dag plaats, waaraan
zo’n 500 docenten deelnamen. Voortaan zal die ieder anderhalf jaar
worden gehouden.

Het EP maakt deel uit van een Europees netwerk voor CLIL (Content and
Language Integrated Learning, de Europese term voor tto), zodat
Nederlandse scholen kunnen profiteren van interessante ontwikkelingen
elders.

Hoewel de meerwaarde van tto niet wordt betwijfeld, is er behoefte aan
nader onderzoek naar de effecten van tto. Met steun van het departement
en het EP is de Universiteit van Groningen hiermee gestart. Resultaten
worden niet eerder dan in 2010 verwacht.

 

5b ICT in het talenonderwijs

Tot 2006 heeft het NaB-MVT met subsidie van OCW gefungeerd als
Expertisecentrum ICT & Moderne Vreemde Talen. In dit verband heeft het
een werkconferentie georganiseerd voor talendocenten uit Nederland en
België die ict al jaren toepassen in hun onderwijs en op ict-gebied een
voortrekkersrol vervullen. Met een publicatie zijn de interessantste
toepassingen aan talendocenten en alle eerste- en tweedegraads opleiders
ter beschikking gesteld.

In het kader van Werkplaats Talen liepen projecten met benutting van
deze technologie, waarbij die voor het oefenen van spreek- en
luistervaardigheid via het web speciale vermelding verdienen. 

Voor de zogenoemde TalenQuests (on-line taakgerichte opdrachten) is een
speciale site ontwikkeld. Een consortium van instellingen beoordeelt de
aangemelde TalenQuests en zorgt voor de verdere ontwikkeling van het
didactisch concept.

De activiteiten die het NaB-MVT op dit terrein verrichtte zijn inmiddels
overgedragen aan het al eerder genoemde Expertisecentrum MVT, verbonden
aan het ICLON van de Universiteit Leiden. Daarmee wordt de continuĂŻteit
van deze activiteiten gewaarborgd. 

5c Bevordering taaldiversiteit 

Ontwikkeling leermiddelen

De afgelopen jaren zijn met subsidie van OCW door APS en CPS leergangen
ontwikkeld voor Arabisch en Turks, speciaal toegesneden op het vmbo. In
2007 zijn de eerste twee delen op de markt verschenen. Met deze
publicatie is het aanbod van leergangen Arabisch en Turks voor alle
sectoren van het vo compleet.

Omdat het aantal scholen dat Chinees aanbiedt sterk groeit, heeft het
ministerie eind vorig jaar positief beslist op een verzoek van de
Universiteit Leiden om bescheiden cofinanciering van een methode Chinees
voor het voortgezet onderwijs. Deze is in juni 2008 verschenen. 

Ondersteuning nieuwe schooltalen

Op verzoek van OCW ontwikkelde CPS, in samenspraak met landelijke
minderhedenorganisaties, de brochure ‘Nieuwe moderne vreemde talen in
het voortgezet onderwijs’. Hierin wordt aan ouders van
migrantenkinderen uitgelegd welke mogelijkheden er voor hun kinderen
bestaan om in het voortgezet onderwijs de ‘eigen’ taal te leren. Het
gaat hierbij met name om de talen Arabisch, Chinees, Italiaans,
Russisch, Spaans en Turks. De brochure is goed ontvangen door zowel
ouders als scholen en heeft van de zijde van ouders al vragen om
ondersteuning bij het benaderen van scholen opgeleverd.

Vanwege de enorme belangstelling voor Chinees als schoolvak hebben het
ICLON en de Letterenfaculteit van de Universiteit Leiden in het voorjaar
van 2006 hierover een eerste informatieve conferentie georganiseerd. Op
het ogenblik zijn er zo’n vijftig scholen die Chinees op enigerlei
wijze aanbieden. Begin 2007 gaf ik een gymnasium toestemming om Chinees
als examenvak aan te bieden.

In 2007 is een veldaanvraag ingediend voor de ontwikkeling van een
landelijk leerplan Chinees. SLO en betrokken instellingen werken nu aan
dit leerplan, dat er eind 2008 moet liggen. Het Expertisecentrum MVT
stimuleert uitwisseling van informatie onder scholen en docenten Chinees
door netwerken te ondersteunen en studiedagen te organiseren. Ook voor
de andere nieuwe schooltalen is het centrum actief. 

In 2007 is CPS met een schoolbestuur in Utrecht gestart met een
experiment dat de titel Talenacademie kreeg. De bedoeling is het scholen
mogelijk te maken om gezamenlijk een of meer nieuwe schooltalen aan te
bieden. Dit gebeurt dan via een combinatie van direct onderwijs en
afstandsonderwijs met behulp van een elektronische leeromgeving. Op deze
manier kan het voor scholen, ook als de aantallen leerlingen niet zo
groot zijn, toch lonend zijn om deze vakken aan te bieden. Er wordt
onderzocht wat de effecten van dit onderwijs zijn in vergelijking met
‘regulier’ onderwijs. 

5d Een taalvriendelijke omgeving 

Europese Dag van de Talen

Evenals in andere Europese landen vindt ook in Nederland sinds 2001
jaarlijks deze dag plaats. Het door het EP hiervoor ontworpen stramien
is hetzelfde gebleven. Naast activiteiten in de scholen - de
ideeënboekjes hiervoor vinden nog steeds veel aftrek - vindt er
jaarlijks minimaal Ă©Ă©n groot evenement plaats (zie hiervoor ook het
activiteitenprogramma). In 2006 ging het om een bijzonder geslaagd
evenement, een grote conferentie over Engels in het basisonderwijs.
Hoewel enkele honderden belangstellenden hieraan konden deelnemen,
moesten velen worden teleurgesteld. Tastbaar resultaat was de
veelgeprezen conferentiebundel ‘Early English: a good start!’ In
2007 waren er twee evenementen: een samen met de Talenacademie
georganiseerde conferentie voor po en vo rond Europees lesmateriaal en
een samen met de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten (BNVU)
georganiseerde conferentie voor het volwassenenonderwijs, onder meer
over het Europees Taalportfolio.

Europese Onderscheiding

Met subsidie van Brussel vindt jaarlijks de uitreiking plaats van
Europese onderscheidingen voor innovatief talenonderwijs. Het aantal
inzendingen is niet bijzonder groot, maar de kwaliteit vertoont, aldus
de jury, een stijgende lijn. Genomineerde projecten presenteren zich op
de jaarlijkse studiedag van Levende Talen, zodat de daar aanwezige
docenten van die nieuwe ideeën kennis kunnen nemen. Sinds 2006 wordt op
verzoek van Brussel ook de verkiezing van de Talendocent van het Jaar
georganiseerd.

5e Nederlandse bijdrage aan Europese ontwikkelingen 

Ontwikkeling Europees instrumentarium

Het onder leiding van Cito gestarte mede door Brussel gesubsidieerde
Europese project rond de verzameling van ankeritems voor moderne vreemde
talen heeft inmiddels geresulteerd in een eindrapportage. Daaruit blijkt
dat het verzamelen van in alle landen op een zelfde wijze functionerende
testitems ingewikkelder is dan tevoren werd bevroed.

CertiLingua

In het voorjaar van 2005 stelde de onderwijsminister van
Noordrijn-Westfalen voor om te komen tot een vorm van aanvullend
Europees eindexamen voor leerlingen die meer aan internationalisering
wilden doen. De Nederlandse minister van Onderwijs sloot zich aan bij
dit initiatief en berichtte hierover in de brief aan de Kamer naar
aanleiding van het advies van de Onderwijsraad ‘Internationale
leerwegen en het internationale baccalaureaat’.

Inmiddels zijn in een aantal Europese landen hiervoor pilots gestart. De
pilot richt zich in Nederland in eerste instantie op vwo-leerlingen. Zij
kunnen aanvullend op het reguliere Nederlandse examen een CertiLingua
label of excellence behalen als zij:

ten minste twee vreemde talen beheersen op minimaal niveau B2 van het
ERK;

ten minste Ă©Ă©n van die talen hebben gebruikt als werktaal (tto of
anderstalige modules in ieder geval in de bovenbouw);

wat betreft kennis en vaardigheden op internationaliseringsterrein
niveau 4 halen van het hiervoor ontwikkelde Common Framework for Europe
Competence (CEFC). 

Uiteindelijk zijn door het EP zeven scholen met al extra ervaring op
bovengenoemd terrein geselecteerd voor de tweejarige pilot, die in het
najaar van 2007 van start ging. Instellingen als Cito, CEVO en Inspectie
adviseren. De deelnemende scholen en ook een flink aantal
aspirant-deelnemers zijn erg enthousiast over dit initiatief. Ook
hierbij wordt gebruik gemaakt van aanvullende getuigschriften van
instellingen als CIEP en Goethe Institut (zie hiervoor onder 4b).

Disseminatie van Europese ontwikkelingen

Nederland houdt met 33 andere Europese staten het European Centre for
Modern Languages (ECML) in stand. Dit in Graz (Oostenrijk) gevestigde en
bij de Raad van Europa aangehaakte centrum stimuleert de ontwikkeling en
verspreiding van ideeën voor en voorbeelden van succesvol
talenonderwijs. De afgelopen jaren heeft opnieuw een ruim aantal
Nederlandse afgevaardigden, onder meer lerarenopleiders, hiervan kunnen
profiteren. Nederland leidde zelf in het afgesloten meerjarenprogramma
een succesvolle workshop over TalenQuests. In het nieuwe programma
coördineert een Cito-medewerker een training voor taaltoetsers die zich
willen bekwamen in het koppelen van examens aan het ERK.

Nederlandse ondersteuningsinstellingen blijken zich meer en meer
internationaal te oriënteren. Zo organiseerde SLO in samenwerking met
de Raad van Europa voorjaar 2007 een symposium rond het ERK.

BIJLAGE BIJ RAPPORTAGE OVER NEDERLANDS ACTIVITEITENPROGRAMMA

MODERNE VREEMDE TALEN 

Stand van zaken kwantitatief

In bovenstaande rapportage werden al enkele kwantitatieve ontwikkelingen
vermeld (uitbreiding vroeg vreemdetalenonderwijs en tweetalig
onderwijs).

Voortgezet onderwijs

In onderstaande tabel wordt de ontwikkeling geschetst in de deelname aan
de eindexamens moderne vreemde talen. Er blijkt uit dat die deelname zo
goed als constant is. De vernieuwingen met ingang van augustus 2007 (met
name het afschaffen van de zogenoemde deeltalen in de bovenbouw vwo en
havo) komen in deze cijfers nog niet tot uitdrukking.

Tabel 1. Deelneming aan examens moderne vreemde talen 2004-2007 -
percentages

VMBO	2004	2005	2006	2007

Engels	98%	98%	98%	98%

Duits	27%	28%	28%	27%

Frans	8%	8%	8%	8%

Spaans	<1%	<1%	<1%	<1%

Overige talen	<1%	<1%	<1%	<1%



HAVO	2004	2005	2006	2007

Engels	100%	100%	100%	100%

Duits 1	46%	45%	45%	44%

Duits 1,2	25%	25%	26%	26%

Frans 1	18%	18%	18%	19%

Frans 1,2	19%	19%	19%	18%

Spaans	2%	2%	2%	2%

Overige talen	<1%	<1%	<1%	<1%



VWO	2004	2005	2006	2007

Engels	100%	100%	100%	100%

Duits 1	79%	78%	78%	78%

Duits 1,2	21%	22%	22%	22%

Frans 1	77%	76%	76%	76%

Frans 1,2	23%	24%	24%	24%

Spaans	2%	3%	3%	3%

Overige talen	<1%	<1%	<1%	<1%



Middelbaar beroepsonderwijs

In opdracht van het ministerie van OCW heeft het Coördinatiepunt
Kwalificaties MBO in 2008 een kort onderzoek uitgevoerd naar de
verdeling van moderne vreemde talen in de kwalificatiedossiers  op de
verschillende mbo-niveaus (1 tot en met 4). Het gaat daarbij om
taalbeheersing die noodzakelijk is voor het beroep. Uit een eerste
analyse van de kwalificatiedossiers (en daarbinnen de
uitstroomdifferentiaties) die ten behoeve van schooljaar 2008/2009 zijn
vastgesteld (zie tabel 2) is op te maken dat ruim 70 procent van de
kwalificatiedossiers (zie tabel 3) in ieder geval Ă©Ă©n moderne vreemde
taal bevat. 

Tabel 2: Moderne vreemde talen in kwalificatiedossiers naar
uitstroomdifferentiaties - 

absolute aantallen

Uitstroomdifferentiaties	niveau 1	niveau 2	niveau 3	niveau 4	TOTAAL

Uitstroomdifferentiaties met 0 mvt	23	79	85	17	204

Uitstroomdifferentiaties met 1 of 2 mvt	3	93	146	247	489

	26	172	231	264	693



Tabel 3: Moderne vreemde talen in kwalificatiedossiers naar
uitstroomdifferentiaties –

percentages

Uitstroomdifferentiaties	niveau 1	niveau 2	niveau 3	niveau 4	TOTAAL

Uitstroomdifferentiaties met 0 mvt	88%	46%	37%	7%	29%

Uitstroomdifferentiaties met 1 of 2 mvt	12%	54%	63%	93%	71%



Het aantal kwalificatiedossiers/uitstroomdifferentiaties met moderne
vreemde talen zegt natuurlijk nog niets over het feitelijk aantal
deelnemers dat geconfronteerd wordt met een moderne vreemde taal.
Afgaand op het aantal ingeschreven deelnemers voor nieuwe
uitstroomdifferentiaties (bijna 190.000 deelnemers) is een eerste indruk
te verkrijgen van hoe de verhoudingen dan liggen.

Tabel 4: Deelnemers in nieuwe uitstroomdiffentiaties naar aanbod moderne
vreemde talen – absolute aantallen

 

Deelnemers experimenten kwalificatiedossiers 2008-2009 (zĂłnder
inschrijvingen op algemene nummers)	niveau 1	niveau 2	niveau 3	niveau 4
TOTAAL

Deelnemers met 0 mvt	12873	23788	5343	2074	44078

Deelnemers met 1 of 2 mvt	1721	35568	46282	60384	143955

Totaal deelnemers per niveau	14594	59356	51625	62458	188033



Tabel 5: Deelnemers in nieuwe uitstroomdifferentiaties naar aanbod
moderne vreemde talen – 

in procenten

Deelnemers in nieuwe uitstroomdifferentiaties	

niveau 1

	niveau 2	niveau 3	niveau 4	TOTAAL



Deelnemers met 0 mvt	88%	40%	10%	3%	23%

Deelnemers met 1 of 2 mvt	12%	60%	90%	97%	77%



Bijna 80 procent van de deelnemers in het mbo dient te voldoen aan de
eisen voor 1 of meerdere moderne vreemde talen en krijgt er dus mee te
maken in de opleiding. Met name op niveau 1 volgt een flink aantal
deelnemers een beroepsopleiding waar geen moderne vreemde taal bij is
vereist. Het gaat daarbij ook om een grote groep deelnemers (zo’n 50
procent) die de opleiding AKA (arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent)
volgt. Het beginniveau van de deelnemers op niveau 1 en de
arbeidsmarkteisen op dat niveau roepen de vraag op of op dat niveau wel
eisen gesteld zouden moeten worden ten aanzien van een moderne vreemde
taal. Een nadere analyse zal worden uitgevoerd om te achterhalen om welk
type deelnemers het gaat binnen de niveaus 1 en 2 (verhouding BOL/BBL,
techniek, etc.).

Stand van zaken kwalitatief

Sinds 2005 zijn er aanvullende gegevens beschikbaar gekomen. 

Voortgezet onderwijs

De koppelingsonderzoeken die door het Cito zijn uitgevoerd voor de talen
Duits, Engels en Frans en voor de minder gevolgde talen Arabisch,
Russisch, Spaans en Turks hadden tot doel uit te vinden in welke mate de
examens de vaardigheden toetsen die in het ERK als relevant bij gegeven
ERK-niveaus worden gezien. Het onderzoek wees uit dat de descriptoren
van taalcompetenties uit het ERK in grote mate door de examens werden
gedekt. Daarnaast is onderzoek gedaan naar het niveau van de examens:
kunnen volgens deskundigen relevante uitspraken worden gedaan over het
ERK-niveau van examenkandidaten? Uit dat deel van het onderzoek bleek
onder andere dat de tekstbegripexamens van vmbo tot vwo op steeds hogere
ERK-niveaus de leesvaardigheid van leerlingen meten.

In de onderstaande figuur is aangegeven welke ERK-niveaus de centrale
examens Frans, Duits en Engels meten. 

Tabel 6. Meting ERK-niveaus in examens voortgezet onderwijs

Centrale examens	Engels	Duits 	Frans

Vmbo-bb	A1-A2	A1-A2	niet gemeten *)

Vmbo-kb	A1-B1	A1-B1	A1-A2

Vmbo-gl/tl	A2-B1	A1-B1	A1-A2

Havo	B1-B2	A2-B2	A2-B1

Vwo	B1-B2	B1-B2	A2-B2

 *) Frans op bb-niveau is een computergestuurd examen dat niet in de
koppelingsprocedure kon worden ingepast.

Middelbaar beroepsonderwijs 

Voor het middelbaar beroepsonderwijs beschikken we niet over aan het ERK
gerelateerde  examenopgaven, maar moeten we vooralsnog uitgaan van de in
de nieuwe kwalificatiestructuur vastgelegde taalvaardigheidsniveaus. In
onderstaande schema’s geven we een globale samenvatting van de
uitkomsten van daarnaar door CINOP verricht onderzoek. 

Tabel 7. Vaardigheidsniveaus voor de moderne vreemde talen in de
taalcompetentieprofielen 

Alleen Engels voorgeschreven	Niveau 1 en 2	Niveau 3 en 4

Luisteren	A2/B1	B1

Lezen	A2/B1	B1

Gesprekken voeren	A2/B1	B1

Spreken	A2	A2

Schrijven	A2	A2



 

Engels Ă©n tweede vreemde taal

(alleen niveau 3 en 4)	Engels	Tweede vreemde taal

Luisteren	B1	A2

Lezen	B1	A2

Gesprekken voeren	B1	A2

Spreken	A2	A1

Schrijven	A2	A1



Hoger onderwijs

Aan bovenstaande informatie kan voor de universitaire wereld het
volgende worden toegevoegd. Een consortium van universiteiten heeft in
het kader van een door SURF gesubsidieerd project in 2007 de competentie
in het Engels van enkele honderden studenten via Dialang (online)
getest. Hoewel de meeste universiteiten C1 vragen als minimaal
competentieniveau om aan een Engelstalige master deel te nemen, blijkt
dat voor leesvaardigheid iets meer dan de helft van de studenten het
vereiste niveau heeft, en voor schrijfvaardigheid een derde. 

 Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan “Het leren van
talen en de taalverscheidenheid bevorderen” (COM(2007) 554
definitief/2). Te vinden onder   HYPERLINK
"http://ec.europa.eu/education/policies/lang/doc/com554_nl.pdf" 
http://ec.europa.eu/education/policies/lang/doc/com554_nl.pdf . 

Het Europees Referentiekader kent (in simpele ouderwetse termen) de
volgende niveaus: 

A1 = laag basisniveau, A2 = hoog basisniveau, 

B1 = laag middenniveau, B2 = hoog middenniveau, 

C1 = laag gevorderd niveau, C2 = hoog gevorderd niveau. 

Voor uitgebreide informatie zie de publicatie Gemeenschappelijk Europees
Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen,
Beoordelen. Vertaling onder auspiciën van de Nederlandse Taalunie, Den
Haag, 2008. Vindplaats:   HYPERLINK
"http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties" 
http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties .

 Noijons, J. en H. Kuiper: De koppeling van de centrale examens
leesvaardigheid moderne vreemde talen aan het Europees Referentiekader.
Cito, Arnhem, 2006.

 Noijons, J., H. Kuiper en E. Reichard: De koppeling van de centrale
examens leesvaardigheid Arabisch, Russisch, Spaans en Turks aan het
Europees Referentiekader. Cito, Arnhem, 2007.

 De uitwerking is te vinden op   HYPERLINK "http://tule.slo.nl" 
http://tule.slo.nl . 

 Noijons, J., E. Reichard en T. Bechger: Eindrapportage
Vervolgwerkzaamheden Koppelingsonderzoek 2007 – Empirische validatie
van resultaten van koppelingsonderzoeken in internationaal verband.
Cito, Arnhem, 2008.

 Leerlingen van het tweetalig onderwijs Engels-Nederlands en leerlingen
van scholen met versterkt talenonderwijs Engels nemen vaak aanvullend
aan deze examens van de Universiteit van Cambridge deel om hun extra
vaardigheden in de Engelse taal te staven.

 Mededeling van de Commissie “Kader voor het Europese onderzoek over
taalvaardigheden”(COM(2007)184 definitief). Voor meer informatie zie: 
 HYPERLINK "http://europa.eu/scadplus/leg/nl/cha/c11105.htm" 
http://europa.eu/scadplus/leg/nl/cha/c11105.htm . 

Een consortium waarvan Cito deel uitmaakt, gaat dit onderzoek uitvoeren.
Hierbij vindt expliciete koppeling aan het ERK plaats. De eerste afname
staat gepland voor 2010.

 Driessen, M. en P. Edelenbos: Talen Tellen: taalcompetentieprofielen in
de nieuwe kwalificatiestructuur. CINOP, ’s-Hertogenbosch, 2006. Zie
voor enkele uitkomsten de bijlage bij deze rapportage.

 Edelenbos, P. en J.H.A.L. de Jong (redactie): Vreemdetalenonderwijs in
Nederland, een situatieschets, blz. 31. NaB-MVT, Enschede, 2004.

 Zie Til, A. van: Het niveau van de luistervaardigheid in de moderne
vreemde talen door de jaren heen. In Levende Talen Magazine, jaargang
94/3, april 2007. 

Overigens verzocht OCW de SLO gedetailleerder onderzoek te doen naar
mogelijke oorzaken voor niveaudaling bij Frans en Duits. Dit vakdossier
verschijnt eind 2008.

 Zie bijvoorbeeld Beeker, A., A. Corda, D. Fasoglio en E. van
Nieuwenhoven: Vroege Vogels – Europees Taalportfolio en Europees
Referentiekader: praktijkervaringen van pioniers. SLO/Expertisecentrum
MVT, Enschede/Leiden, 2008.

 NaB-MVT, in samenwerking met Levende Talen en CEVO: Samen aan het wERK
– Plan voor een geïntegreerde aanpak van het ERK voor MVT. NaB-MVT,
Enschede, 2008.

 Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen: Tijd voor
Onderwijs – Eindrapport, blz. 147. Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage,
2008.

 Onderwijsraad: Vreemde talen in het onderwijs – Advies uitgebracht
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, blz. 9. Onderwijsraad, Den
Haag, 2008.

 Zie   HYPERLINK "http://www.europeestaalportfolio.nl" 
www.europeestaalportfolio.nl . 

 Zie   HYPERLINK "http://www.europass.nl"  www.europass.nl . 

 Door samenwerking van SLO en enkele LinQ-scholen verscheen van de hand
van Heebing, S. en J. Canton: Le français en salle de classe. SLO,
Enschede, 2007.

 Tanner, R. en R. de Graaff: Flankerend onderzoek LinQ-project 2006-2007
– Versterking Frans en Duits in het primair en voortgezet onderwijs.
IVLOS, Universiteit Utrecht, 2007.

 Vanaf 2005 konden leerlingen deelnemen aan DELF-examens voor Frans en
Goethe-examens voor Duits, die beide een koppeling met het ERK hebben.
Inmiddels hebben bijna duizend leerlingen  deelgenomen aan de
DELF-examens. Aan de Goethe-examens namen sinds 2006 ruim dertienhonderd
leerlingen deel. Bij beide getallen betreft het totaalcijfers (niet
alleen leerlingen van LinQ-scholen).

 Op 1 augustus 2008 boden 144 scholen vroeg Engels aan (een
verdrievoudiging binnen drie jaar), merendeels vanaf groep 1. Daarnaast
boden 22 scholen vroeg Frans, 17 vroeg Duits en 8 scholen vroeg Spaans
aan, dit laatste op experimentele basis. 

 Inspectie van het Onderwijs: Onderwijsverslag 2003/2004, blz. 235-236.
Utrecht, 2005.

 Zie in Levende Talen Magazine van maart 2007 (jaargang 94/2) de special
over Werkplaats Talen, blz. 25-86.

 Richters, J., S. de Boer en C. Broeijer: Waar praten we over? 26
Lesideeën voor gespreksvaardigheid in moderne vreemde talen. NaB-MVT,
Enschede, 2007. 

 Inspectie van het Onderwijs: Monitor Beleidsagenda Lerarenopleidingen
2005-2008. Utrecht, 2008. Te vinden via   HYPERLINK
"http://www.onderwijsinspectie.nl"  www.onderwijsinspectie.nl . 

 Voor deze en andere activiteiten van het Expertisecentrum Moderne
Vreemde Talen zie   HYPERLINK
"http://www.letteren.leidenuniv.nl/expertisecentrum-mvt/" 
www.letteren.leidenuniv.nl/expertisecentrum-mvt/ . 

 Ministerie van OCW: Nota Werken in het Onderwijs 2008, blz. 16. Den
Haag, 2007.

 Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel. Staatsblad, Jaargang
2005, nr. 460.

 Graaff, R. de, redacteur: Beroepsstandaarden en Registratie in
Taalonderwijs – Eindrapportage BiT-project. IVLOS UU, Utrecht, 2008. 

 Van Kleef, A. en M. Driessen: Da’s andere taal. CINOP,
’s-Hertogenbosch, 2006.

 Driessen, M., A. van Kleef en M. Jongerius: Balanceren tussen oud en
nieuw – Taaldocenten over competentiegericht talen leren. CINOP,
’s-Hertogensbosch, 2007.

 Driessen, M., A. van Kleef en A. Fitzpatrick: Talen toetsen – Van
taalcompetentieprofielen naar bewijzen van bekwaamheid. CINOP,
’s-Hertogenbosch, 2007.

 Corda, A. en J. Daniëls (redactie): ICT-pioniers in het talenonderwijs
– ICT-pioniers: docenten vreemde talen die ICT toepassen in het
onderwijs – Verslag van de werkconferentie Arnhem, 25-26 november
2005. NaB-MVT, Enschede, 2006.

 Zie http://webquest.kennisnet.nl/talenquest.

 Platform Nieuwe Schooltalen CPS: Nieuwe moderne vreemde talen in het
voortgezet onderwijs – Informatie voor ouders over Arabisch, Chinees,
Italiaans, Russisch, Spaans en Turks in het voortgezet onderwijs. CPS,
Amersfoort, 2006.

 Europees Platform in samenwerking met Early Bird, Werkplaats Talen,
Vedocep, Levende Talen: Early English: a good start! Europees Platform,
Alkmaar,2006.

 The EBAFLS Partnership: Building a European Bank of Anchor Items for
Foreign Language Skills – EBAFLS – General Report. Cito B.V.,
Arnhem, 2007.

 Brief van de minister van OCW over het onderwerp ‘Internationale
leerwegen en internationaal baccalaureaat’ d.d. 7 juli 2006, kenmerk
VO/BenB/2006/28277, blz. 7.

 Inspectie van het Onderwijs: Examengegevens. 

 Driessen, M. en P. Edelenbos: Talen Tellen – Taalcompetentieprofielen
in de nieuwe kwalificatiestructuur, bewerking van blz. 24-37. CINOP,
’s-Hertogenbosch, 2006.

 Zie   HYPERLINK
"http://www.intuitproject.nl/uploads/media/Dialang_en_het_Europees_Taalp
ortfolio_AC_01.ppt" 
http://www.intuitproject.nl/uploads/media/Dialang_en_het_Europees_Taalpo
rtfolio_AC_01.ppt 

 PAGE    

 PAGE   1