[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kaderbesluit Raad tot wijz. van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding

Bijlage

Nummer: 2008D17429, datum: 2008-11-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanv. Geann. Agenda JBZ Raad 27 en 28 november 2008 (2008D17397)

Preview document (šŸ”— origineel)






RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

Brussel, 18 juli 2007

(OR. en)

Interinstitutioneel dossier:

2007/0236 (CNS)

8807/08

  DOCVARIABLE "LWCons_CoteSec"    





CATS 35

DROIPEN 40

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN

Betreft:	Kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit
2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding



Kaderbesluit van de Raad

van 

tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ

inzake terrorismebestrijding

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met
name op artikel 29, artikelĀ 31, lidĀ 1, onder e), en artikel 34, lid 2,
onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)	Terrorisme is een van de ernstigste schendingen van de universele
waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en
solidariteit, eerbiediging van de rechten van de mens en van de
fundamentele vrijheden waarop de Europese Unie is gegrondvest. Het is
ook een van de ernstigste aantastingen van de democratie en de
rechtsstaat, beginselen die de lidstaten gemeen hebben en waarop de
Europese Unie is gebaseerd.

(2)	Kaderbesluit van de Raad 2002/475/JBZ van 13 juni 2002 inzake
terrorismebestrijding is de basis van het beleid inzake
terrorismebestrijding van de Europese Unie. De totstandkoming van een
juridisch kader voor alle lidstaten en, met name, van een
geharmoniseerde omschrijving van terroristische misdrijven, heeft de
ontwikkeling en uitbreiding van het beleid inzake terrorismebestrijding
van de Europese Unie mogelijk gemaakt, in overeenstemming met de
grondrechten en de rechtstaat.

(3)	De dreiging van terrorisme is de laatste jaren toegenomen en heeft
zich snel ontwikkeld. Er hebben veranderingen plaatsgevonden in de
werkwijze van terroristische activisten en aanhangers, waaronder de
vervanging van gestructureerde en hiƫrarchische groepen door
semiautonome cellen die los met elkaar in verband staan. Dergelijke
cellen vormen de verbinding tussen internationale netwerken en zijn in
toenemende mate afhankelijk van het gebruik van nieuwe technologieƫn,
in het bijzonder internet.

(4)	Internet wordt gebruikt om lokale terroristennetwerken en personen
in Europa te inspireren en mobiliseren en dient ook als bron van
informatie over terroristische middelen en methoden, waardoor het als
een "virtueel trainingskamp" fungeert. Het aantal activiteiten gericht
op het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische
misdrijven en op werving en training voor terrorisme is zonder veel
kosten en met weinig risico verveelvoudigd.

(5)	In het Haags programma voor de versterking van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, door de Europese Raad
aangenomen op 5 november 2004, wordt onderstreept dat het daadwerkelijk
voorkomen en bestrijden van terrorisme, met volledige inachtneming van
de grondrechten, vereist dat lidstaten hun activiteiten niet beperken
tot het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich tevens richten op
de veiligheid van de Unie als geheel.

(6)	In het Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het
Haags Programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht in de Europese Unie wordt eraan herinnerd dat een
mondiale reactie vereist is om het terrorisme te bestrijden en de Unie
niet voorbij mag gaan aan de verwachtingen die de burgers hebben van de
Unie, maar daarop moet reageren. Bovendien wordt gesteld dat de aandacht
moet worden gericht op verschillende aspecten van preventie, paraatheid
en reactie om het vermogen van de lidstaten om het terrorisme te
bestrijden, verder te vergroten en waar nodig aan te vullen, vooral als
het gaat om rekrutering, financiering, risicoanalyse, bescherming van
kritieke infrastructuur en effectbeheersing.

(7)	Dit kaderbesluit regelt de strafbaarstelling van misdrijven die
verband houden met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen
aan de meer algemene beleidsdoelstelling van voorkoming van terrorisme
door het beperken van de verspreiding van materiaal dat personen kan
aanzetten tot het plegen van terroristische aanslagen.

(8)	Resolutie 1624 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
roept landen op om, met inachtneming van hun verplichtingen op grond van
internationaal recht, maatregelen te nemen die noodzakelijk en evenredig
zijn om het uitlokken van terroristische handelingen bij wet te
verbieden en dergelijke gedragingen te voorkomen. In het verslag van de
Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van 27 april 2006 met de
titel "EĆ©nĀ tegen terrorisme: aanbevelingen voor een mondiale strategie
voor terrorismebestrijding" wordt de bovengenoemde resolutie uitgelegd
als basis voor de strafbaarstelling van het uitlokken van terroristische
handelingen en werving, onder andere via internet. InĀ de mondiale
strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties van
8Ā septemberĀ 2006 wordt gesteld dat de lidstaten van de Verenigde
Naties hebben besloten om op zoek te gaan naar manieren en middelen om
de inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding in al haar
vormen en manifestaties op internet op internationaal en regionaal
niveau te coƶrdineren.

(9)	Het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme
verplicht de verdragsluitende staten om het publiekelijk uitlokken van
het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor
terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt,
strafbaar te stellen.

(10)	De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van
misdrijven die verband houden met terroristische activiteiten, moet door
alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk
uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en
training voor terrorisme, wanneer dit opzettelijk geschiedt, eronder
vallen.

(11)	Er moeten straffen gelden voor natuurlijke personen die zich
opzettelijk schuldig hebben gemaakt aan, of rechtspersonen die
verantwoordelijk zijn voor het publiekelijk uitlokken van het plegen van
terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme. Deze
gedragingen moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft,
ongeacht of ze via internet zijn gepleegd of niet.

(12)	Aangezien de doelstellingen van dit kaderbesluit niet voldoende
door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, vanwege
de behoefte aan Europese geharmoniseerde regels, beter op het niveau van
de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen
overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het
EG-Verdrag en als bedoeld in artikel 2 van het EU-Verdrag.
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van artikel 5 van het
EG-Verdrag gaat dit kaderbesluit niet verder dan nodig is om deze
doelstellingen te bereiken.

(13)	De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel
6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn terug te
vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het
bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit
kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel
zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van
meningsuiting, vergadering of vereniging en het recht op eerbiediging
van privƩ- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de
vertrouwelijkheid van briefwisseling.

(14)	Het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische
misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke
misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd
dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de
verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische of
verslagleggende doeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale,
polemische of controversiƫle standpunten in het publieke debat over
gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de
reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van
het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven.

(15)	De uitvoering van de strafbaarstelling ingevolge het kaderbesluit
dient evenredig te zijn ten opzichte van de aard en de omstandigheden
van het strafbare feit, rekening houdend met de legitieme doelen die
worden nagestreefd en de noodzaak daarvan in een democratische
samenleving, waarbij elke vorm van willekeur of discriminatie wordt
uitgesloten,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Kaderbesluit 2002/475/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1)	artikel 3 wordt vervangen door:

"Artikel 3

Strafbare feiten die verband houden met terroristische activiteiten

1.	In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)	"publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch
misdrijf": de verspreiding, of het anderszins beschikbaar maken, van een
boodschap aan het publiek, met het oogmerk aan te zetten tot het plegen
van een strafbaar feit, in de zin van artikelĀ 1, lidĀ 1, onderĀ a tot
en met h, indien deze gedraging, ongeacht of daarmee al dan niet
rechtstreeks terroristische misdrijven worden bepleit, het gevaar
oplevert dat een of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden
gepleegd;

b)	"werving voor terrorisme": het aansporen van een andere persoon een
handeling in de zin van artikelĀ 1, lidĀ 1, onderĀ a tot en met h, of in
artikelĀ 2, lidĀ 2, te plegen;

c)	"training voor terrorisme": het geven van instructie voor het
vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens
of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke
methoden of technieken, met als doel het plegen van een strafbaar feit
in de zin van artikelĀ 1, lidĀ 1, onderĀ a tot en met h, in de
wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te
zetten.

2.	Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om de
volgende opzettelijke gedragingen als strafbare feiten die verband
houden met terroristisch activiteiten aan te merken:

a)	het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische
misdrijven;

b)	werving voor terrorisme;

c)	training voor terrorisme;

d)	gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in
artikelĀ 1, lidĀ 1, genoemde strafbare feiten te plegen;

e)	afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde
strafbare feiten te begaan;

f)	het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk
om een van de in artikel 1, lid 1, onder a tot en met h, of een van de
in artikel 2, lidĀ 2, onder b, genoemde strafbare feiten te plegen.

3.	Om een gedraging aan te merken als een strafbaar feit als vervat in
lid 2, is het niet noodzakelijk dat daadwerkelijk een terroristisch
misdrijf wordt gepleegd.";

2)	artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

Uitlokking, medeplichtigheid, poging

1.	Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat
medeplichtigheid aan een van de in artikel 1, lid 1, en in de artikelen
2 en 3 bedoelde strafbare feiten strafbaar wordt gesteld.

2.	Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat uitlokken
van een van de in artikelĀ 1, lidĀ 1, artikel 2 en artikelĀ 3, lidĀ 2,
onderĀ d tot en met f, bedoelde strafbare feiten strafbaar wordt
gesteld.

3.	Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat poging tot
het plegen van een van de in artikelĀ 1, lidĀ 1, en artikelĀ 3, lidĀ 2,
onder d, tot en met f, genoemde strafbare feiten, met uitzondering van
poging tot het plegen van het in artikelĀ 1, lidĀ 1, onderĀ f, bedoelde
bezit en het in artikelĀ 1, lidĀ 1, onderĀ i, bedoelde strafbare feit,
strafbaar wordt gesteld.

4.	Iedere lidstaat kan besluiten de maatregelen te nemen die ervoor
zorgen dat poging tot het plegen van een strafbaar feit in de zin van
artikelĀ 3, lid 2, onderĀ b en c, strafbaar wordt gesteld.".

Artikel 2

Fundamentele beginselen betreffende de vrijheid van meningsuiting

Met dit kaderbesluit wordt van de lidstaten niet verlangd dat zij
maatregelen nemen die in tegenspraak zijn met fundamentele beginselen
betreffende de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid
van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media zoals die
voortvloeien uit constitutionele tradities, of met bepalingen
betreffende de rechten en verantwoordelijkheden van, en de procedurele
waarborgen voor, de pers en andere media, indien die bepalingen
betrekking hebben op het vaststellen of beperken van aansprakelijkheid.

Artikel 3

Uitvoering en verslag

1.	De lidstaten treffen de nodige maatregelen om vĆ³Ć³r ā€¦* aan dit
kaderbesluit te voldoen. Bij de uitvoering van dit kaderbesluit dragen
de lidstaten er zorg voor dat de strafbaarstelling in verhouding staat
tot de legitieme doelen die worden nagestreefd en noodzakelijk zijn in
een democratische samenleving, waarbij elke vorm van willekeur of
discriminatie wordt uitgesloten.

2.	Uiterlijk op ā€¦* delen de lidstaten de tekst van de bepalingen
waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden
omgezet in hun nationale recht, mede aan het secretariaat-generaal van
de Raad en de Commissie. Op basis van een naar aanleiding van deze
mededelingen opgesteld verslag en van een verslag van de Commissie,
controleert de Raad uiterlijk op ā€¦**, of de lidstaten de maatregelen
hebben genomen die noodzakelijk zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 

	Voor de Raad

	De voorzitter

	Advies van ā€¦ (nog niet in het bekendgemaakt in het Publicatieblad).

	PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

	PB C 198 van 12.8.2005, blz. 1.

*	PB: Twee jaar na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit.

**	PB: Drie jaar na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit.

8807/08		CS/mg	

	DG H 2B		NL

8807/08		CS/mg	  PAGE  \* MERGEFORMAT  11 

	DG H 2B		NL