[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Beleidsnotitie

Bijlage

Nummer: 2008D17541, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Beleidsnotitie: HIV/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in het buitenlands beleid (2008D17540)

Preview document (🔗 origineel)


Beleidsnotitie HIV/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten (srgr) in het buitenlands beleid

 Keuzes en Kansen

						November 2008

INHOUDSOPGAVE

 

INLEIDING										1

1.	URGENTIE										3

2.	UITDAGINGEN									8

3.	NEDERLANDSE MEERWAARDE						13

NEDERLANDSE INZET                                                       
                              16

	4.1 Vergroten van politieke betrokkenheid					17

	4.2 Multi-sectorale aanpak 								19

	4.3 Strategische partners								23

	4.4 Financieel instrumentarium							24

	4.5 Monitoren en evaluatie								25

INLEIDING

  TC "INLEIDING" \f C \l "1"  

In 2008 is opnieuw mondiaal de balans opgemaakt van de aidsepidemie. Er
is vooruitgang geboekt in termen van het aantal mensen dat behandeling
krijgt, er sterven minder mensen aan aids en de groei van de epidemie is
in een aantal landen aan het afvlakken. Maar de algemene conclusie is
dat de wereldgemeenschap te weinig heeft gedaan en te laat heeft
gereageerd. We zijn realistischer geworden met betrekking tot de
factoren die de epidemie in stand houden en realiseren ons steeds beter
de sociale en economische gevolgen ervan. In feite hebben we de
moeilijkste opgave nog voor ons: het hoofd te bieden aan de
ongemakkelijke waarheid dat de verspreiding van aids niet uitsluitend
teruggevoerd kan worden op individuele keuzes en gedrag; kwetsbaarheid
wordt mede gedefinieerd door de culturele, juridische en sociale
context. Aids brengt als geen andere ziekte de breuklijnen en spanningen
in samenlevingen scherp aan het licht. Tegelijkertijd danken wij aan de
aids respons belangrijke aanwijzingen voor de te volgen koers.
Universele toegang vereist dat we ons richten op de bestrijding van
genderongelijkheid en van stigma en discriminatie van kwetsbare groepen;
dat we de mensen om wie het gaat serieus betrekken bij ons werk; dat
alle sectoren van de samenleving hun verantwoordelijkheid nemen; en dat
de systemen van gezondheidszorg versterkt worden.

In 2007 en 2008 is ook de balans opgemaakt met betrekking tot seksuele
en reproductieve gezondheid en rechten (srgr). De conferenties “Women
Deliver” en “Countdown to 2015 for MDG 4 & 5” waren mijlpalen. Er
blijkt vooral vooruitgang geboekt te zijn in de gezondheidssituatie van
kinderen. Ondanks successen in verschillende landen zijn vrouwen in
Sub-Sahara Afrika en in Zuid Azië er nauwelijks op vooruit gegaan; daar
blijven de cijfers met betrekking tot ziekte en sterfte in verband met
zwangerschap en bevalling - inclusief onveilige abortus – 
onaanvaardbaar hoog.  

Naast hoge sterfte hebben veel ontwikkelingslanden te maken met een hoge
bevolkingsgroei. Bij het uitblijven van maatregelen zal de bevolking van
Afrika in de komende 40 jaren verdubbelen van bijna 1 tot bijna 2
miljard mensen en daarmee de beperkte hulpbronnen nog zwaarder belasten.
Sinds de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling van
1994, die de nadruk legde op individuele keuzevrijheid met betrekking
tot het kindertal, is de aandacht voor deze zorgwekkende trend verslapt.
Hoge bevolkingsgroei, omvangrijke jonge bevolking en hoge moedersterfte
stellen de wereldgemeenschap voor enorme uitdagingen: voorzien in de –
nog grotendeels latente, maar sterk groeiende - behoefte aan seksuele
voorlichting en voorbehoedsmiddelen en vooral in universele toegang tot
seksuele en reproductieve gezondheid. Doorbreking van het heersende
taboe rondom seksualiteit van jongeren, evenals bestrijding van seksueel
misbruik en geweld tegen vrouwen zijn daartoe vereisten. 

Het inzicht in het complex van factoren dat ten grondslag ligt aan de
verspreiding van aids, aan ongewenste zwangerschappen en de voortdurend
hoge moeder- en zuigelingensterfte is de laatste jaren aanzienlijk
toegenomen. We weten wat er gedaan moet worden en waar de kansen en
uitdagingen liggen. Elk land heeft te maken met zijn eigen specifieke
uitdagingen en zal daarop zijn eigen politieke antwoorden moeten
formuleren. Het recht op gezondheid vereist politieke daadkracht en de
inzet van alle sectoren. Maatschappelijke organisaties spelen een
belangrijke rol in het afdwingen van adequaat overheidsbeleid. Maar ook
volksvertegenwoordigers, werkgevers, vakbonden, scholen, kerken en het
justitieapparaat moeten verantwoordelijkheid nemen. 

Het tegengaan van de schending van mensenrechten in relatie tot HIV en
aids en seksuele en reproductieve gezondheid, en het substantieel
vergroten van de toegang tot preventieve maatregelen vormen de rode
draad van de Nederlandse inzet. Versterking van politiek leiderschap,
van de rol en positie van vrouwen, van het stelsel van gezondheidszorg,
van de betrokkenheid van de publieke en private sectoren en van de
samenwerking tussen de verschillende actoren zijn voorwaarden voor het
bereiken van de doelstellingen. We maken daarbij heldere keuzes
gebaseerd op de specifieke meerwaarde van Nederland. In Sub-Sahara
Afrika vormt de Caïro agenda vijftien jaar na dato nog steeds een
urgente uitdaging. De gevaren die de dubbelepidemie van injecterend
drugsgebruik en HIV in Oost Europa en Azië met zich meebrengt mogen
niet genegeerd worden. In Noord Afrika, het Midden-Oosten en Azië staat
vooral de achtergestelde positie van vrouwen het bereiken van de
millennium ontwikkelingsdoelen in de weg. 

Met de Verenigde Staten en regeringen van Latijns-Amerika en Europa gaat
het in de politieke dialoog met name om de rechten van jongeren en
seksuele minderheden en om preventie van onveilige abortus. 

Deze notitie begint met een schets van de urgentie en omvang van de
problematiek (hoofdstuk 1). Vervolgens wordt stilgestaan bij een aantal
actuele uitdagingen en nieuwe inzichten die relevant zijn voor een
effectieve respons (hoofdstuk 2). De reflectie op de meerwaarde die
Nederland heeft om een effectieve aanpak mede gestalte te geven
(hoofdstuk 3) is bepalend voor de nieuwe accenten in het beleid. Deze
worden in hoofdstuk 4 nader uitgewerkt.

1. 	URGENTIE  TC "De urgentie" \f C \l "1"  

Genderongelijkheid is een van de voornaamste onderliggende oorzaken van
kwetsbaarheid voor HIV. De aidsepidemie kan in feite niet begrepen
worden, noch effectieve tegenmaatregelen ontwikkeld, zonder rekening te
houden met de fundamentele invloed van gender op de verspreiding van de
ziekte, zijn impact en het succes van preventie.

In Sub-Sahara Afrika is sprake van toenemende feminisering van de
aidsepidemie. Met name in de leeftijdsgroep van 15 tot 24 jaar is 76 %
van degenen die met HIV leven vrouw, in sommige landen oplopend tot 85%.
Onderzoek in Botswana en Swaziland heeft aangetoond dat vrouwen in
situaties van voedseltekort 80 % meer kans lopen om seks als
overlevingsstrategie te gebruiken. Voor miljoenen meisjes gaat de eerste
seksuele ervaring gepaard met dwang of geweld. Vrouwen in langdurige
relaties riskeren geweld wanneer ze aandringen op condoomgebruik.
Weduwen worden gediscrimineerd in het eigendomsrecht en het erfrecht.
Als er al wetten tegen discriminatie en geweld tegen vrouwen bestaan, is
de handhaving vaak totaal afwezig. Vrouwen zijn bovendien degenen die
als voedselproducenten en verzorgsters de zwaarste lasten te dragen
krijgen.  

De achterstelling van vrouwen is eerst en vooral een schending van
mensenrechten en in strijd met internationale verdragen. Maar het is ook
een ondermijning van het menselijk potentieel dat nodig is voor duurzame
sociale en economische ontwikkeling. Wil de wereld de collectieve
belofte van de millenniumdoelen waarmaken, dan is empowerment van
vrouwen en meisjes de centrale opdracht. Gelijke rechten en
gelijkwaardige deelname aan het politieke en maatschappelijke leven
vergen een diepgaande mentaliteitsverandering bij gezagsdragers en bij
mannen en vrouwen in het algemeen.

De wereldbevolking bestaat voor meer dan 50% uit kinderen en jongeren
(jonger dan 25 jaar). Dit aantal was nog nooit zo hoog. Veel jongeren
blijven grotendeels verstoken van informatie met betrekking tot
seksualiteit en bescherming tegen soa’s , HIV en ongewenste
zwangerschap. Veel landen beschouwen seksuele gezondheid niet als
legitiem onderdeel van de publieke zorgplicht. Het heersende taboe op de
seksualiteit van jongeren is echter een van de drijvende krachten achter
de aidsepidemie, het hoge aantal tienerzwangerschappen en moedersterfte.
Het doorbreken van dit taboe vereist krachtig politiek leiderschap en
een mentaliteitsverandering bij ouders en bij personeel in het onderwijs
en de gezondheidszorg. Succesvolle preventie staat of valt met de
acceptatie dat jongeren seksueel actief zijn.

Volgens het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties lopen vrouwen in
Sub-Sahara Afrika een risico van één op 22 om aan de gevolgen van
zwangerschap of bevalling te overlijden. Met verstrekking van
voorbehoedmiddelen en van elementaire medische zorg zouden jaarlijks
meer dan een half miljoen levens gered kunnen worden. Zwangere
tienermeisjes lopen twee tot vijf keer zoveel risico op overlijden als
vrouwen van 20 jaar en ouder. Voor iedere vrouw die overlijdt zijn er
daarnaast minstens twintig die door het ontbreken van professionele zorg
chronische aandoeningen overhouden aan de zwangerschap of de bevalling.

Ongeveer 40 % van alle zwangerschappen is ongewenst. Elke dag vinden
55.000 onveilige abortussen plaats, bijna alle in ontwikkelingslanden.
De bijdrage van onveilige abortus aan de mondiale moedersterfte bedraagt
13%. Een groot deel van de slachtoffers betreft – vaak nog
schoolgaande – tieners. 

Waar medische voorzieningen vrijwel ontbreken, in conflictgebieden en
fragiele staten, kan dit cijfer oplopen tot 25 %. 

Wereldwijd is het gebruik van anticonceptiemiddelen – inclusief
vrijwillige sterilisatie – de afgelopen 45 jaar gestegen van 10
procent naar 65 procent van alle mensen in de vruchtbare leeftijd. In
die periode is de totale vruchtbaarheid gedaald van gemiddeld zes naar
2,6 kinderen. Deze daling geldt echter niet voor Afrikaanse landen
bezuiden de Sahara waar het gebruik van anticonceptie laag ligt. Maar
juist in deze landen neemt de vraag naar gezinsplanning enorm toe,
waardoor de “unmet need’ soms wel 30-40% is. Omdat er onvoldoende
fondsen beschikbaar worden gesteld kampen ontwikkelingslanden met
tekorten aan essentiële producten zoals anticonceptiemiddelen,
kraampakketten en middelen om soa’s en HIV te diagnosticeren en te
behandelen.

(Weder)opbouw van het stelsel van gezondheidszorg is een dringend
noodzakelijke maar niet afdoende voorwaarde om de moedersterfte terug te
dringen. Gendergelijkheid, onderwijs, rechtsbescherming en grotere
economische zelfstandigheid van vrouwen zijn even zo belangrijk voor
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Niet voor niets stond
8 september 2008, Wereld Alfabetiseringsdag, in het teken van
gezondheid. Ongeletterdheid gaat samen met onwetendheid en, twee derde
van alle analfabeten zijn vrouwen. 

Meer dan de helft van alle mensen met HIV zijn vrouwen in de
reproductieve leeftijd. In arme landen krijgt anno 2008 minder dan een
derde van alle vrouwen die daarvoor in aanmerking komen de behandeling
die de overdracht van HIV van moeder op kind voorkomt (PMTCT). De meer
dan 2 miljoen HIV-positieve kinderen jonger dan 15 jaar in Sub-Sahara
Afrika zijn nagenoeg allemaal tijdens de zwangerschap, bevalling of
borstvoeding door hun moeders geïnfecteerd. Door anticonceptiemiddelen
als standaard onderdeel van PMTCT-programma’s aan te bieden wordt
tegemoet gekomen aan een grote behoefte bij vrouwen en wordt het aantal
met HIV geboren kinderen drastisch gereduceerd. Toch is deze voor de
hand liggende oplossing tot nog toe veel te weinig toegepast.
Aidsprogramma’s dienen doelgericht te werken aan versterking van het
stelsel van gezondheidszorg zodat voorzien kan worden in de zorgbehoefte
in brede zin. Die stelsels zijn decennialang – mede als gevolg van
restricties in de overheidsuitgaven in het kader van structurele
aanpassingsprogramma’s – ernstig verwaarloosd. Er zullen enorme
investeringen nodig zijn, niet in de laatste plaats om het enorme tekort
van werkers in de gezondheidszorg ongedaan te maken. 

Het gegeven dat het aantal nieuwe HIV-infecties in verschillende landen
daalt en dat de aidsepidemie op wereldniveau lijkt te stabiliseren is
bepaald geen reden voor genoegzaamheid. Er leven momenteel naar
schatting 33 miljoen mensen met HIV – waarvan 75% in Afrika - en daar
komen er per jaar 2,5 miljoen bij (UNAIDS 2008). In totaal worden 3
miljoen mensen behandeld met aidsremmers. Dat werd aanvankelijk niet
voor mogelijk gehouden en kan daarom terecht een groot succes genoemd
worden. Maar we zijn er nog lang niet. De kosten van levenslange
verstrekking van aidsremmers aan tientallen miljoenen mensen zijn zonder
precedent. Resistentie brengt de noodzaak van nieuwe en vaak duurdere
medicijnen met zich mee. De combinatie van HIV met tuberculose is
bijzonder alarmerend; de twee ziekten hangen nauw samen en versterken
elkaar onderling. Recent is een nieuwe tuberculose (TB) stam in opkomst
die uiterst resistent is tegen bestaande medicatie (XDR TB). TB is de
belangrijkste doodsoorzaak voor mensen met HIV. 

Een effectieve bestrijding van HIV en tuberculose in Afrika, Azië,
Latijns-Amerika en met name ook in Oost Europa, dient tevens een
Nederlands en Europees belang. De aidsepidemie trekt zich niets aan van
grenzen. De alarmerende opkomst van HIV en TB  bij Europa’s
oosterburen is een reële bedreiging. Ook de relatief hoge HIV/aids
prevalentie onder migranten uit Sub-Sahara Afrika en het Caribische
gebied vormt een maatschappelijk en gezondheidszorg risico in Europa en
dus ook in Nederland.

Veel te langzaam dringt het besef door dat aids de komende decennia niet
zal verdwijnen en dat de gevolgen nog generaties lang zullen doorwerken.
UNAIDS schat dat in een aantal landen in Sub-Sahara Afrika de
beroepsbevolking in 2010 met 10% gekrompen zal zijn. De gevolgen hiervan
voor de voedselvoorziening, de gezondheidszorg, het onderwijs en andere
maatschappelijke sectoren zijn ernstig. Negen procent van de kinderen in
deze regio heeft één of beide ouders verloren ten gevolge van aids. In
2010 zullen er naar schatting meer dan 18 miljoen weeskinderen zijn die
aangewezen zijn op de zorg van grootouders en andere familieleden. 

In conflictsituaties zijn met name vrouwen en meisjes slachtoffer van
onveiligheid, terreur en schending van mensenrechten. De meest
schokkende uiting hiervan is het gebruik van seksueel geweld als
oorlogswapen. Dit geweld speelt een belangrijke rol bij de hoge
incidentie van onveilige abortus en traumatische fistels en bij de
verspreiding van HIV. Het uiteenvallen van families en gemeenschappen
kan vrouwen en meisjes dwingen tot seks in  ruil voor voedsel en
bescherming. 

Meer dan een derde van alle moeder- en kindersterfte komt voor in
fragiele staten; in Afghanistan en Sierra Leone is de kans dat vrouwen
tijdens één van hun zwangerschappen of in het kraambed overlijden
één op negen. In fragiele staten is het stelsel voor gezondheidszorg
grotendeels ontwricht en niet in staat essentiële diensten te leveren.
Er is een groot tekort aan personeel en medicijnen, terwijl
doorverwijzing naar een ziekenhuis wordt bemoeilijkt door onveiligheid
en verwoeste infrastructuur. 

Het recht van vrouwen op gezondheidszorg en op bescherming tegen geweld
moet een belangrijk onderdeel zijn van hervormingsprogramma’s voor de
veiligheidssector.  

Tegenover de daling van het aantal HIV-infecties in sommige landen staat
een stijging in andere landen. Injecterende drugsgebruikers, mannen die
seks hebben met mannen (MSM) en sekswerkers worden buitenproportioneel
getroffen. Tot voor kort werd aangenomen dat deze problematiek zich
vooral tot Azië beperkte maar het wordt steeds duidelijker dat ook
Afrika de bijzondere risico’s voor deze groepen onder ogen moet zien. 

Hoewel de HIV-prevalentie in Azië relatief laag is (tussen 1 en 5%),
liggen de absolute aantallen hoog. Bijna vijf miljoen Aziaten zijn HIV
positief en daar komen elk jaar 440.000 nieuwe infecties bij. De
epidemie verspreidt zich voor een groot deel via onbeschermde contacten
met sekswerkers, via het delen van besmette naalden onder injecterende
drugsgebruikers (IDU) en via onveilige seks tussen mannen. Veruit de
belangrijkste aanjagers van de epidemie zijn de ongeveer 75 miljoen
klanten van commerciële sekswerkers die vervolgens hun partners
infecteren. Het percentage vrouwen onder de HIV positieve populatie in
Azië steeg tussen 2000 en 2007 dan ook van 19% naar 24 %. Vanwege het
heersende taboe bestaat er geen effectieve strategie om vrouwen binnen
een vaste (huwelijks)relatie op grote schaal te beschermen.

Naast de al genoemde groepen zijn ook kinderen die op straat leven en
werken, gevangenen, migranten en vluchtelingen bijzonder kwetsbaar voor
infectie met HIV, TB en hepatitis. De criminalisering van deze groepen
drijft hen in de illegaliteit en zorgt ervoor dat zij niet bereikt
worden met gezondheidsvoorlichting, voorbehoedsmiddelen en
gezondheidszorg. 

Het recht van kwetsbare groepen op informatie, behandeling en zorg wordt
nog maar door een handvol regeringen, waaronder Nederland, bepleit. 

Er zijn echter ook ontwikkelingen die hoopvol stemmen. Er zijn nieuwe
wereldwijde coalities van de grond gekomen die de Cairo agenda, met name
gezondheid van vrouwen, gezinsplanning en het terugdringen van
moedersterfte, opnieuw op de internationale politieke agenda hebben
geplaatst. Regeringsleiders, waaronder ook onze Minister President,
hebben de terugdringing van moeder- en zuigelingensterfte tot hun
persoonlijke politieke opdracht gemaakt. Maatschappelijke organisaties
spelen een steeds belangrijker rol in preventie en zorgverstrekking, in
capaciteitsopbouw en als vertolkers van de behoeften die werkelijk bij
mensen leven. Zij worden meer en meer betrokken bij de formulering van
beleid en hebben zitting gekregen in besturen van internationale en
nationale uitvoeringsorganisaties. Door rekenschap te eisen over het
gevoerde beleid en de geboekte resultaten zijn zij een politieke factor
van betekenis geworden. 

We kunnen vandaag met een zekere mate van vertrouwen zeggen dat een
twintigjarige met een tijdige HIV diagnose een vrijwel normaal leven kan
leiden als hij of zij medicijnen krijgt en deze blijft gebruiken. Door
het op grote schaal beschikbaar stellen van Voluntary Counseling and
Testing (VCT) en medische behandeling van miljoenen mensen is begonnen
de vernietiging van menselijk kapitaal een halt toe te roepen. Het
percentage zwangere vrouwen dat aids-remmers krijgt om infectie van hun
kinderen te voorkomen is in drie jaar gestegen van 10% naar 33%.
Mannenbesnijdenis lijkt in sommige gevallen een goede, maar zeker niet
afdoende bescherming tegen HIV-overdracht te bieden. 

In Oost Europa en Centraal Azië – waar voorheen vrijwel niets
gebeurde – zijn programma’s voor schadebeperking (harm reduction)
voor injecterende drugsgebruikers in gang gezet. We hebben het
vruchteloze debat over een keuze tussen preventie en behandeling achter
ons gelaten. We zien een groeiende mobilisatie rondom de rechten en
behoeften van homoseksuele en andere mannen die seks hebben met mannen.
We zijn agressiever geworden in onze inspanningen tegen TB en HIV. 

Het aidsveld is innovatief en kritisch. Het heeft als geen andere
beweging de zwakheden van de stelsels voor gezondheidszorg aan het licht
gebracht. In velerlei opzicht is het leiderschap naar het Zuiden aan het
verschuiven, naar betrokken staatshoofden en ministers, naar
zorgverleners, naar jongeren, naar mensen die met HIV leven. Het gevecht
tegen aids heeft de meest dynamische beweging voor gezondheid en
rechtvaardigheid ooit opgeleverd. 

Internationale afspraken inzake HIV/aids en seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten 

Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling, Cairo 1994

Elk individu heeft het recht om vrij te beslissen wanneer en hoeveel
kinderen men wenst en op een gezond seksueel leven vrij van dwang,
discriminatie en geweld. Dit houdt in dat vrouwen, mannen en jongeren
recht hebben op toegang tot voorlichting en de middelen die nodig zijn
om vrij en verantwoord te kunnen beslissen over het kindertal en een
gezond seksueel leven. 

Greater Involvement of People Living with HIV/AIDS (GIPA) (1994)

De verplichting om mensen met HIV actief te betrekken bij de
formulering, de uitvoering en het monitoren van beleid en programma’s.


Actieprogramma van de Vierde VN Wereld Vrouwenconferentie, Beijing
(1995)  

Gendergelijkheid is voorwaarde voor ontwikkeling. Vrouwen moeten op
gelijke voet met mannen participeren in het politieke, maatschappelijke,
economische, sociale en culturele leven op lokaal, nationaal en
internationaal niveau. Alle vormen van discriminatie op grond van
geslacht moeten uitgebannen worden.

De Millennium Development Goals 5 en 6 en Universal Access (2000, 2001,
2006) 

Sterfte in verband met zwangerschap en bevalling moet in 2015 met
driekwart zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Vóór 2015 moet
iedereen toegang hebben tot reproductieve gezondheid;

In 2015 moet de verspreiding van aids, malaria en andere dodelijke
ziekten een halt zijn toegebracht;

In 2010 moet iedereen die dat nodig heeft toegang hebben tot HIV
preventie, behandeling, zorg en ondersteuning (Universal Access).

Resolutie 1325 van de VN Veiligheidsraad (2000)

Actieve betrokkenheid van vrouwen bij conflictpreventie en
conflictoplossing en bij de wederopbouw na beëindiging van conflict;

Toepassen van het gender perspectief bij vredesopbouw en bij opleiding
van politie en leger;

Beschermen van vrouwen en meisjes tegen seksueel geweld in het kader van
conflict.    

Wereld Top 2005

Bekrachtiging van de doelstellingen van Universal Access vóór 2015,
van gendergelijkheid en van een einde aan discriminatie van vrouwen. 

The Paris Declaration on Aid Effectiveness (2005) en de Accra Agenda for
Action (2008) 

Ownership: ontwikkelingslanden moeten eigenaar zijn van hun eigen
ontwikkelingsproces.  Overheidsinstanties werken in partnerschap met
maatschappelijke organisaties en de private sector;  

Alignment: donoren sluiten zich aan bij lokaal geldende prioriteiten en
regels, maken gebruik van lokale systemen voor verstrekking van de hulp
en van de lokaal aanwezige capaciteit; 

Harmonisatie: donoren stemmen hulpprocedures op elkaar af om de
administratieve last voor de ontvangende landen te verminderen;

Beleid is gericht op de te behalen resultaten, zowel bij donoren als
ontvangers van hulp; 

Donoren en ontvangers leggen aan elkaar verantwoording af. 

De Europese consensus inzake ontwikkeling (2005)

“De Europese Gemeenschap zal de volledige uitvoering van strategieën
ter bevordering van sexuele en reproductieve gezondheid en rechten
steunen, en de strijd tegen HIV/aids koppelen aan steun voor
reproductieve en sexuele gezondheid en rechten”

2.	UITDAGINGEN

Schending van rechten

Het recht op gezondheid en behoorlijke zorg wordt niet langer als een
daad van barmhartigheid maar als een mensenrecht beschouwd. Dit hebben
we voor een groot deel te danken aan de vrouwenbeweging en aan
activisten die zich inzetten voor de rechten van mensen met HIV, voor
srgr, de rechten van homoseksuelen, van drugsgebruikers, van jongeren en
andere door de samenleving verwaarloosde of gediscrimineerde groepen.
Het is mede aan hen te danken dat de dataverzameling flink verbeterd is
en dat er meer en beter verantwoording wordt afgelegd over gevoerd
beleid. Zij hebben het recht op gezondheid op de agenda gezet als een
inherent onderdeel van het recht op vrijheid van discriminatie en op
gelijkheid voor de wet; het recht op onderwijs en op werk en inkomen; en
het recht van allen om van de vruchten van wetenschap te profiteren. 

Deze fundamentele rechten worden op grote schaal geschonden. Miljoenen
mensen kunnen niet zelf kiezen wanneer en met wie zij zullen trouwen en
óf en wanneer zij kinderen zullen krijgen; jongeren hebben geen toegang
tot informatie en zorg of durven niet voor hun seksuele geaardheid uit
te komen; veel meisjes worden jong uitgehuwelijkt of besneden. De
allerarmsten, ook in rijkere landen, de bevolking van rurale gebieden,
mensen met beperkingen, ontheemden en vluchtelingen blijven
buitenproportioneel verstoken van het recht op gezondheid. Er bestaat in
een groot aantal landen geen rechtsbescherming voor slachtoffers van
seksueel geweld of voor mensen met HIV. Bevolkingsgroepen die
gecriminaliseerd en verwaarloosd worden, zoals homoseksuelen en
drugsgebruikers lopen extra risico op HIV en andere infectieziekten.
Geweld en uitsluiting spelen daarbij een belangrijke rol.    

De bevordering van mensenrechten is een van de sleutels die we hebben in
het gevecht tegen aids en voor seksuele en reproductieve gezondheid; een
gevecht tegen stigma en discriminatie en voor gelijke toegang. Daarom
zullen onze prioriteiten liggen bij die groepen die het moeilijkst
bereikt worden. 

Negeren van de feiten

De Cairo agenda staat onder grote druk van tegenkrachten die de gemaakte
afspraken proberen open te breken, die betrekking hebben op  met name
onbelemmerde toegang tot seksuele voorlichting en alle door de wet
geoorloofde methoden van zwangerschapsafbreking. Er zijn 200 miljoen
vrouwen die een zwangerschap willen vermijden of uitstellen maar geen
toegang hebben tot voorbehoedsmiddelen. Elk jaar nemen in
ontwikkelingslanden naar schatting 19 miljoen vrouwen hun toevlucht tot
onveilige abortus met 70.000 sterfgevallen tot gevolg. Desondanks
weigeren overheden hun zorgplicht in dit verband na te komen. Hetzelfde
geldt voor de nadruk die een aantal regeringen in het kader van
HIV-preventie legt op seksuele onthouding voor het huwelijk en op
partnertrouw; deze adviezen – hoe belangrijk ook – zijn te eenzijdig
en staan haaks op de realiteit. 

Deze politieke tegenkrachten belemmeren het werk van het VN
Bevolkingsfonds en van belangrijke particuliere organisaties voor
gezinsplanning. Ook binnen de EU is sprake van toenemende polarisatie
van standpunten rond srgr waarbij bepaalde lidstaten een minder
progressief beleid voorstaan en een ambitieus eensgezind EU-standpunt
blokkeren. Het ontbreken van eenduidige politieke steun heeft tot gevolg
dat VN organisaties - die juist pal zouden moeten staan voor uitvoering
van de Cairo agenda – zich terughoudend zijn gaan opstellen. 

Een aantal regeringen laat zich helaas leiden door ideologisch
geïnspireerde overtuigingen en houdt zich doof voor strategieën die
hun effectiviteit bewezen hebben. Zij stellen zich afwijzend op ten
aanzien van preventieactiviteiten gericht op drugsgebruikers, MSM,
sekswerkers en gevangenen, terwijl bekend is dat elke euro die daaraan
besteed wordt een veelvoud aan baten oplevert, zowel voor de betrokkenen
zelf als voor de samenleving als geheel. Ofschoon de effectiviteit van
‘harm reduction’ ondubbelzinnig is aangetoond, ontbreken
grootschalige programma’s juist in die landen waar zij het hardste
nodig zijn. Te veel landen volharden in een beleid dat drugsgebruikers
criminaliseert en hen zo buiten het bereik van gezondheidszorg houdt.

Azië heeft vijf jaar geleden – tijdens de uitbraak van SARS – laten
zien dat het effectief in het geweer kan komen tegen ernstige
bedreigingen van de volksgezondheid. Aziatische landen hebben de
capaciteit om met dezelfde resoluutheid en creativiteit het hoofd te
bieden aan aids. 

Hoewel methadon op de lijst van essentiële medicijnen van de WHO is
opgenomen, is dit vervangingsmiddel voor drugs in Rusland en Centraal
Azië (enkele uitzonderingen daargelaten) nog steeds verboden. Er zijn
71 landen waar mensen met HIV niet toegelaten worden. Dat, terwijl er
uit het oogpunt van volksgezondheid geen enkele winst te behalen valt
uit restricties met betrekking tot reis en verblijf. Zelfs de bewezen
effectiviteit van condooms heeft nog niet tot brede acceptatie geleid. 

Morele oordelen over seksuele geaardheid en gedrag staan veelal haaks op
de realiteit en verhinderen een pragmatische aanpak. Want jongeren zijn
seksueel actief, of we dat goedkeuren of niet. De boodschap van seksuele
onthouding tot aan het huwelijk moet gecombineerd worden met
voorlichting over veilig seksueel gedrag met inbegrip van het gebruik
van condooms. Mensen nemen hun toevlucht tot drugs, ook waar dat
verboden is, en criminalisering werkt averechts. Vrouwen die ongewenst
zwanger worden en kiezen voor abortus, moeten niet aangewezen zijn op
levensbedreigende handelingen maar ondersteund worden met veilige
medische procedures. 

Onvoldoende investeringen in brede gezondheidszorg

Het is een droeve realiteit dat er decennialang te weinig is
geïnvesteerd in gezondheidszorg. Moedersterfte, HIV en aids, TB en
malaria maken pijnlijk duidelijk hoezeer het zorgstelsel tekortschiet,
vooral in Sub-Sahara Afrika. Het tekort aan fondsen, aan medicijnen en
personeel en de gebrekkige infrastructuur hebben met name in rurale
gebieden geresulteerd in abominabele of nagenoeg afwezige
dienstverlening,

Er heeft lang een debat gewoed binnen ontwikkelings- en
gezondheidskringen over de beste manier om de falende zorgstelsels nieuw
leven in te blazen. De aanzienlijke bedragen die de laatste jaren voor
gezondheidszorg beschikbaar zijn gekomen – met name afkomstig van het
Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM), het U.S.
President’s Emergency Plan for AIDS Relief (PEPFAR), private
stichtingen zoals de Bill and Melinda Gates Foundation en andere
bilaterale initatieven – zijn vooral ten goede gekomen aan aids,
malaria en TB. Deze stijging is echter onvoldoende gepaard gegaan met
een evenredige toename van fondsen voor de brede gezondheidszorg.
Tegelijkertijd weten we ook dat matig of slecht functionerende
zorgstelsels een belangrijk knelpunt vormen om resultaten te kunnen
behalen en behouden. Het tekort en de onevenredige spreiding van
personeel zijn grote struikelblokken, waar vooral de armen,
plattelandsbewoners, vrouwen en kinderen de dupe van zijn. 

Steeds harder klinkt het pleidooi voor een betere aansluiting van
zogenaamde ‘verticale’, ziektespecifieke interventies bij
programma’s voor ’horizontale’ versterking van het stelsel voor
gezondheidszorg. Er moet daarbij sprake zijn van een doelbewust streven
naar synergie en duurzame capaciteitsversterking. Landen als Rwanda en
Ethiopië zijn er op deze manier in geslaagd de dienstverlening in de
gezondheidssector op indrukwekkende wijze te verbeteren. Hun succes is
het gevolg van zorgvuldige planning en een goede samenwerking tussen
publiek en private zorgverleners. 

Door betere inzichten in wat werkt en wat niet, wordt de discussie
inmiddels met meer nuance gevoerd. Versterking van gezondheidssystemen
is immers geen doel op zich maar een middel om betere resultaten te
behalen. Een focus op resultaten helpt om knelpunten te identificeren en
aan te pakken. De ideale balans tussen ongeoormerkte financiering voor
de hele sector en specifieke financiering voor deelterreinen is per
context verschillend en kan alleen op landenniveau bepaald worden. De
zorgbehoefte, met name van diegenen die belemmerd worden in termen van
toegang, moet daarbij het uitgangspunt zijn. 

Beperkte beschikbaarheid reproductieve gezondheidsmiddelen

Mede als gevolg van de bevolkingsgroei zal de vraag naar
anticonceptiemiddelen de komende 15 jaren naar schatting met 40 procent
stijgen terwijl de kosten zullen oplopen tot US $ 3,4 miljard in 2015
(deze bedroegen in 2000 US $ 1,8 miljard) . In het verleden heeft de
internationale ontwikkelingshulp ongeveer 20 procent van die kosten voor
zijn rekening genomen maar dat percentage is sinds 2000 met een kwart
gedaald. De bijdrage van donoren blijft voor de armste landen van groot
belang,  maar slechts een handvol – waaronder Nederland - neemt hierin
zijn verantwoordelijkheid.  

In ontwikkelings- en transitielanden komt vijftig tot negentig procent
van de uitgaven voor gezondheidszorg voor eigen rekening van de patiënt
(in geïndustrialiseerde landen is dit percentage – mede dankzij
verzekeringen – niet hoger dan 30 procent.) Anticonceptiemiddelen en
medicijnen worden voornamelijk betrokken van de commerciële sector,
zoals van particuliere ziekenhuizen en klinieken, apotheken, markten en
winkels. Voor de overheid is hier een voorwaardenscheppende rol
weggelegd: het wegnemen van zware belastingtarieven, van onnodig
complexe reglementaire eisen en van andere maatregelen die de markt van
vraag en aanbod verstoren. Kwaliteitscontrole en het verzekeren van
toegang tot zorg voor arme bevolkingsgroepen behoren eveneens tot de
kerntaken van de overheid. Verzekeringssystemen kunnen daaraan een
belangrijke bijdrage leveren. Uiteraard hebben overheden ook de
verantwoordelijkheid om in hun nationale budget geld te reserveren voor
reproductieve gezondheidsmiddelen. Een andere maatregel is verlaging van
de prijzen van essentiële middelen. Voor aidsmedicijnen zijn in dit
opzicht indrukwekkende resultaten geboekt. Maar het vrouwencondoom is
bijvoorbeeld nog nauwelijks beschikbaar en voor de meeste vrouwen te
duur. 

Het voldoen aan de vraag naar reproductieve gezondheidsmiddelen vormt
een belangrijke uitdaging. Reproductieve gezondheidszorg – inclusief
behandeling van aids – staat of valt met de voldoende beschikbaarheid
en dus betrouwbare, ononderbroken levering van medicijnen en medische
voorzieningen. Gegarandeerde, ononderbroken beschikbaarheid van de
essentiële middelen voor reproductieve gezondheidszorg vereist nauwe
samenwerking van overheden met maatschappelijke organisaties en de
particuliere sector, harmonisatie van hulpstrategieën en procedures,
versimpeling van regels en transparantie van inkoopprocessen. 

Onvoldoende inspanningen buiten de gezondheidssector

Een van de bevindingen van de beleidsdoorlichting is dat een integrale
aanpak van srgr en HIV/aids in het buitenlandbeleid nog in de
kinderschoenen staat. De Nederlandse inspanningen zouden teveel beperkt
zijn gebleven tot de sectoren gezondheid en onderwijs. De aidsepidemie
heeft, in combinatie met andere ziekten en het tekort aan seksuele en
reproductieve gezondheidszorg een ontwrichtend effect op huishoudens,
gemeenschappen, productieve sectoren en het overheidsapparaat. Schending
van de rechten op het gebied van seksualiteit en reproductieve
gezondheid heeft zijn oorzaak in de economie, de politiek en cultuur.
Deze oorzaken moeten worden aangepakt. Daarom is de actieve inzet in
alle sectoren vereist. 

Nederland heeft een actieve inbreng in het beleid en ondersteunt het
werk van multilaterale instellingen zoals de ILO, UNFPA, UNHCR, het
Wereld Voedselprogramma en de Wereldbank en NGO’s die zich inzetten
voor een multisectorale aanpak. Er liggen echter nog on(der)benutte
kansen, ook in het kader van de bilaterale samenwerking. Buitenlandse
Zaken heeft in zijn werk te maken met vertegenwoordigers van ministeries
van planning, van financiën, landbouw, water en sanitatie,
telecommunicatie, handel, transport, toerisme, arbeid, justitie,
defensie, sociale ontwikkeling en vrouwenzaken. Wij kunnen deze sectoren
tot actie aansporen om bijvoorbeeld budget vrij te maken, sanitatie op
scholen te regelen, of hun werknemers voor te lichten en toegang te
verschaffen tot preventie en gezondheidszorg. Hetzelfde geldt voor onze
interactie met parlementariërs, vakbonden, ondernemers, de media,
religieuze groepen, de vrouwenbeweging en verenigingen van mensen met
HIV.  Zij kunnen politieke druk uitoefenen, en hun overheden rekenschap
vragen. Nederland kan uiteenlopende actoren bij elkaar brengen en een
platform bieden waar innovatieve ideeën en samenwerking tot stand
kunnen komen.

Samenwerken en volhouden 

De fondsen voor de strijd tegen aids zijn tussen 1997 en 2007
vertienvoudigd en bedragen momenteel tien miljard dollar. Volgens UNAIDS
is echter het viervoudige nodig om de doelstelling van universele
toegang in 2010 te halen. Ook de investeringen in gezondheid van moeders
blijven ver achter bij de doelstellingen. Om de moedersterfte tot 2015
met 75% te verlagen is 5,5 miljard dollar extra internationale hulp
nodig. Beide vraagstukken zullen nog generaties lang grote inspanningen
vragen van de wereldgemeenschap.

In augustus 2008 hebben ministers van ontwikkelingslanden en donorlanden
en hoofden van multilaterale en bilaterale ontwikkelingsorganisaties in
Accra (Ghana) de balans opgemaakt van de voortgang in doelmatigheid van
de hulp. De evaluatie van de Verklaring van Parijs laat zien dat er
vooruitgang is. In een groot aantal ontwikkelingslanden is het beheer
van publieke middelen verbeterd en donoren treden beter gecoördineerd
op. Maar het is niet genoeg. Zonder verdere hervormingen en snellere
actie zullen de doelstellingen met betrekking tot verbetering van de
kwaliteit van de hulp niet gehaald worden. In de slotverklaring van
Accra zijn drie kritieke uitdagingen benoemd die nodig zijn om de
voortgang te versnellen. De eerste is country ownership, hetgeen
betekent dat regeringen van ontwikkelingslanden krachtiger de leiding
over hun eigen ontwikkelingsproces moeten nemen en het beleid in
samenwerking met hun parlementen, maatschappelijke organisaties en
burgers moeten vormgeven. Donoren moeten hen daarbij ondersteunen door
de nationale prioriteiten te respecteren, te investeren in menselijke
hulpbronnen en instituties, en meer gebruik te maken van de nationale
systemen om de hulp te kanaliseren. Tevens moet de voorspelbaarheid van
hulpstromen groter worden. 

De tweede uitdaging ligt in het aangaan van meer effectieve en
inclusieve partnerschappen. Naast UNAIDS, de Wereldbank en bilaterale
donoren verschenen nieuwe spelers op het toneel. Er zijn de laatste
jaren tevens nieuwe financieringsmechanismen gelanceerd zoals UNITAID.
Het grote aantal actoren in de ontwikkelingssamenwerking heeft tot
betere resultaten geleid maar brengt ook beheers- en
coördinatieproblemen en een enorme administratieve last voor
ontvangende landen met zich mee. 

Het bereiken van resultaten en daarover openlijk verantwoording afleggen
is de derde uitdaging die ten grondslag moet liggen aan al onze acties.
Meer dan ooit verwachten burgers en belastingbetalers zichtbare
resultaten van ontwikkelingssamenwerking. 

De 'Accra Agenda for Action' vormt voor Nederland het kader voor
internationale samenwerking ook met betrekking tot HIV/aids en srgr. De
millenniumdoelen 5 en 6 en de internationale verklaring inzake
universele toegang in 2010 vormen de ijkpunten voor verantwoording,
zowel door donorlanden als ontwikkelingslanden. Deze internationale
afspraken geven tevens de handvaten om concrete resultaten te meten.  

3. 	NEDERLANDSE MEERWAARDE

De centrale boodschap van de “Beleidsdoorlichting aids en srgr
2004-2006” is positief. De constatering dat het beleid volledig in
overeenstemming is met de internationale afspraken, zoals de uitkomsten
van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling van
1994, de millennium ontwikkelingsdoelen en verschillende VN verklaringen
over HIV/aids is illustratief voor de continuïteit die het Nederlandse
beleid op deze terreinen kenmerkt. Nederland geniet op het
internationale toneel veel waardering voor zijn constructief - kritische
opstelling. De agenda voor de komende jaren behelst dan ook voornamelijk
een voortzetting van het bestaande beleid, zij het met enkele
accentverschuivingen die deels ingegeven zijn door de conclusies van de
beleidsdoorlichting, deels door de actualiteit en mede gebaseerd op de
Nederlandse meerwaarde. 

Pleitbezorger voor mensenrechten

Nederland staat internationaal bekend als pleitbezorger voor
mensenrechten en heeft de reputatie om niet bang te zijn heikele
onderwerpen aan te kaarten. Op het gebied van HIV/aids en srgr zijn de
voorbeelden legio. Nederland vraagt op internationale podia steeds weer
de aandacht voor kwetsbare groepen, ‘harm reduction’, seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten o.a. voor jongeren, feminisering van
de aidsepidemie en de positie van vrouwen. Ook ambassades spannen zich
in om mensenrechten op de nationale agenda te houden en de
rechtshandhaving te bevorderen. Deze consequente en uitgesproken
stellingname heeft Nederland veel erkenning opgeleverd en bepaalt een
groot deel van de Nederlandse meerwaarde. 

De bestaande mensenrechtenverdragen bieden goede aanknopingspunten om
participatie van achtergestelde groepen in het politieke proces en in de
beleidsformulering te bevorderen en regeringen te bewegen verantwoording
af te leggen over het gevoerde beleid. Een op rechten gestoelde
benadering vestigt de aandacht op ongelijkheden in toegang tot preventie
en zorg en op de discriminatoire praktijken die mensen marginaliseren en
hen de kans ontnemen om voor hun eigen gezondheid op te komen. Dit
rechtvaardigt het toekennen van prioriteit aan de vervulling van de
seksuele en reproductieve behoeften en rechten van gemarginaliseerde
groepen.

Bruggenbouwer

Veel van de heikele punten vereisen een bemiddelende rol. Nederland
beschikt over zowel lef, capaciteit als deskundigheid om deze rol met
verve te spelen ook in EU kader. Dit is de afgelopen jaren al vele malen
bewezen. Onze reputatie als betrouwbare partner die voor niemand
bedreigend is, geeft de mogelijkheid om partijen met uiteenlopende
visies aan tafel te krijgen, die elkaar anders niet snel zouden vinden.
De aidsambassadeur legt bijvoorbeeld op verzoek van UNODC gezamenlijke
landenbezoeken af (o.a. Indonesië en Afghanistan) om ‘harm
reduction’ onder de aandacht te brengen van politici en beleidsmakers.
Tevens is er een bemiddelende rol weggelegd voor Nederland in de
toenemende polarisatie binnen de EU van standpunten rond srgr en als
liaison tussen Europese donoren en de VS. Ambassades brengen regelmatig
vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en
overheid bij elkaar om gezamenlijk op te trekken bij bijvoorbeeld het
ontwikkelen van HIV/aids personeelsbeleid.      

Kennismakelaar

De opstelling van Nederland is mede gestoeld op de ervaringen in eigen
land: een hechte samenwerking tussen gezondheidssector, onderwijs en
justitie, tussen overheid, wetenschappers en maatschappelijke
organisaties heeft geleid tot een beleid met een sterke nadruk op
preventie gecombineerd met zorg aan diegenen die dat nodig hebben.
Programma’s en interventies worden met directe betrokkenen ontwikkeld
en berusten op resultaten van wetenschappelijk onderzoek en
dataverzameling. Monitoring is zo ingericht dat snel bijsturen mogelijk
is. Dat deze aanpak tot goede resultaten leidt is af te lezen aan de
lage cijfers met betrekking tot tienerzwangerschap, abortus en HIV. In
vergelijking met omringende landen doet Nederland het goed. 

Daarnaast beschikt Nederland over een aantal ontwikkelingsorganisaties
dat met grote deskundigheid en gedrevenheid partnerorganisaties in
Azië, Afrika, Latijns-Amerika en Oost Europa in staat stellen
baanbrekend werk te verzetten als het gaat om seksuele voorlichting voor
jongeren, het weerbaar maken van mensen met HIV en het opzetten van
werkgelegenheidsprogramma’s voor herstellende drugsgebruikers. 

  

Het Nederlandse beleid wordt gekenmerkt door pragmatisme en
‘evidence-based’- werken, door toe te passen wat aantoonbaar
effectief is, in plaats van door moreel oordeel over individueel gedrag.
Geboekte resultaten in eigen land dragen bij aan onze geloofwaardigheid
bij het uitdragen van onze visie op seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten in de internationale arena. Nederland is een van de weinige
landen die kwesties in verband met seksualiteit, abortus en 
drugsgebruik geloofwaardig en met gezag ter sprake kan brengen. 

Een belangrijk element van de Nederlandse inzet is het voortdurend
zoeken naar allianties en innovatieve vormen van samenwerking. Zo wordt
in een coalitie van de overheid met het bedrijfsleven, de
wetenschappelijke wereld en maatschappelijke organisaties een
innovatieve aanpak voor het opzetten van ziektekostenverzekeringen in
ontwikkelingslanden toegepast. Nederland is instrumenteel geweest bij de
introductie van verbeterde medicijnen voor medische abortus in
ontwikkelingslanden en bij het opnieuw agenderen van het vrouwencondoom.
De ervaringen met de uitvoering van de Akkoorden van Schokland zullen
nuttige informatie opleveren voor een bredere toepassing van deze vormen
van samenwerking. Een ander terrein waarop Nederland actief is betreft
de ontwikkeling en ondersteuning van nieuwe mechanismes voor het
effectiever maken van de voorziening van reproductieve
gezondheidsmiddelen zoals via de Reproductive Health Supplies Coalition.


Financier

Nederland is een belangrijke donor in de strijd tegen HIV/aids en voor
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dit gegeven verschaft
ons een legitieme basis om andere landen – voornamelijk die van de G8
– te blijven aansporen om hun internationale verplichtingen na te
komen. Nederland is op dit moment een belangrijke donor van UNFPA en
UNAIDS, daarnaast leveren we een substantiële financiële bijdrage aan
UNDP, UNICEF en WHO en het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and
Malaria en enkele Global Health Partnerships (GHP) zoals het
‘International Aids Vaccine Initiative’ (IAVI), het ‘International
Partnership on Microbicides’ (IPM) en de GAVI Alliance. Tijdens
beleidsoverleg staat Nederland pal voor zijn uitgangspunten en geeft
mede richting aan het beleid van deze multilaterale organisaties en
internationale samenwerkingsverbanden. 

Twintig procent van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking wordt
gekanaliseerd via Nederlandse en internationale NGO’s. Een deel van
deze fondsen is bestemd voor organisaties die actief zijn op de
terreinen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en
HIV/aids.   

		 

4.	NEDERLANDSE INZET  

De millennium ontwikkelingsdoelen maken deel uit van de Kabinetsagenda
2015. Daarin is opgenomen dat de regering zich als geheel politiek inzet
voor een krachtige en gezamenlijke strategie om de achterstanden bij het
behalen van de millennium ontwikkelingsdoelen in te lopen. 

De beleidsdoorlichting HIV/aids en srgr van 2007 heeft aangegeven dat
het gevoerde beleid goed was maar dat de inzet van middelen onvoldoende
toegespitst is geweest op de meer gevoelig liggende onderwerpen van de
Caïro-agenda en op gemarginaliseerde en kwetsbare groepen. Ook de
eerder geschetste urgentie van de problematiek maakt duidelijk dat extra
inspanningen nodig zijn, niet alleen in ontwikkelingslanden maar ook in
Europa. 

Het zelfbeschikkingsrecht inzake seksualiteit en voortplanting vormt de
kern van de Caïro consensus. Dit recht kan niet uitgeoefend worden
zonder kennis en informatie noch zonder toegang tot voorbehoedsmiddelen
en gezondheidszorg. Werk en inkomen, onderwijs, rechtsbescherming en
–handhaving zijn randvoorwaarden voor het realiseren van rechten.
Daarbij mogen jongeren niet uitgesloten worden; zij moeten zich kunnen
beschermen tegen HIV en ander soa’s en ongewenste zwangerschap.
Seksuele voorlichting aan jongeren dient aanvaardbaar te zijn binnen de
culturele en religieuze context maar mag niet om de feiten heen draaien.
Preventie is bovendien niet effectief wanneer de zeggenschap van meisjes
en vrouwen niet versterkt wordt en wanneer gemarginaliseerde groepen
zoals seksuele minderheden, sekswerkers en drugsgebruikers worden
buitengesloten. 

Preventie en rechten

Preventie en rechten zijn de doelstellingen waaraan Nederland krachtiger
dan voorheen in het brede buitenlands beleid prioriteit zal geven.
Onbelemmerde toegang tot preventie en naleving van de internationaal
overeengekomen rechten in relatie tot seksualiteit en voortplanting zijn
nauw met elkaar verweven en kunnen niet los worden gezien van een brede
sociale en politieke agenda. 

Politieke betrokkenheid en een multisectorale aanpak 

Naast de toewijzing van extra financiële middelen zullen de
doelstellingen van preventie en rechten daarom prominent op de brede
agenda van het buitenlandbeleid figureren. Door een grotere politieke
betrokkenheid en een multisectorale aanpak te bevorderen beogen wij de
effectiviteit van de beleidsuitvoering te vergroten. Daartoe is een
actief engagement van alle betrokkenen nodig, zowel in Nederland en in
Europa als ook in de ontvangende landen en bij andere donoren. 

De twee sporen, vergroting van politieke betrokkenheid en bevordering
van een multisectorale respons worden in het hiernavolgende nader
uitgewerkt. Vervolgens zal kort ingegaan worden op de keuze van
partners, op het financiële instrumentarium en op de opties voor
voortgangsbewaking en verantwoording. 

Ter illustratie van de multisectorale aanpak, de betrokkenheid van
verschillende actoren en de Nederlandse inzet op diverse niveaus, is een
aantal tekstboxen opgenomen. 

4.1	Vergroten van politieke betrokkenheid

Effectieve preventie is onlosmakelijk verbonden met de naleving van
rechten. Daarom ijvert  Nederland voor het decriminaliseren van
homoseksualiteit, van HIV- overdracht en voor het opheffen van de
reisbeperkingen van mensen met HIV. Wij gaan de dialoog hierover met
partijen die er een andere visie op na houden niet uit de weg. Binnen de
VN, de EU en andere internationale beleidsfora werken wij samen met
gelijkgezinde landen aan groter draagvlak voor de verworvenheden die
vastgelegd zijn in de Cairo agenda en in internationale verdragen. 

Een ambitieuze Europese agenda wordt belemmerd door de opstelling van
enkele lidstaten. Nederland gebruikt waar mogelijk neutrale ingangen om
het draagvlak voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te
vergroten, bijvoorbeeld door nieuwe EU lidstaten te ondersteunen bij de
formulering van beleid voor ontwikkelingssamenwerking. 

In 2009 zal het 15 jaar geleden zijn dat 179 landen tijdens de
Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling in Cairo
plechtige beloften deden om seksuele en reproductieve gezondheid en de
naleving van de betreffende rechten te verbeteren. UNFPA zal
parlementariërs, overheden, civil society groepen en andere VN
organisaties, de balans opmaken wat betreft de uitvoering van het
Actieprogramma van 1994. Bijzondere aandacht is er voor jongeren – zij
zijn rond 1994 geboren en staan aan het begin van hun actieve seksuele
en reproductieve leven. Nederland zal dit proces krachtig steunen en in
Cairo – samen met UNFPA – een ‘high level’ bijeenkomst
organiseren over de Cairo-agenda en het behalen van de MDGs.

De inzet is afhankelijk van de aard en omvang van de problematiek, van
de culturele context en van de aanwezige capaciteit in de betreffende
landen. In Afrika staan verbetering van de positie van vrouwen,
terugdringing van moedersterfte en van stigma en discriminatie van
mensen met HIV hoog op de agenda van de politieke dialoog. In dat
verband zijn verbetering van het eigendoms- en erfrecht van vrouwen,
tegengaan van vrouwenbesnijdenis en van seksueel geweld en verhoging van
de overheidsuitgaven voor gezinsplanning relevante onderwerpen. In de
politieke dialoog roepen we landen op concrete maatregelen te nemen in
het kader van door hen zelf geformuleerde plannen zoals het “Maputo
Plan of Action for the Operationalisation of the Continental Policy
Framework for Sexual and Reproductive Health and Rights 2007-2010" van
de Afrikaanse Unie.

In Oost-Europa en Azië ligt de nadruk op decriminalisering van
drugsgebruik, bescherming van de rechten van sekswerkers en op
onbelemmerde toegang tot gezondheidszorg voor drugsgebruikers en
gedetineerden. De naleving van internationale verdragen die
discriminatie in de toegang tot gezondheidszorg verbieden is een
voorwaarde voor effectieve preventie. In Latijns-Amerika bepleit
Nederland het belang van jeugdvriendelijke seksuele en reproductieve
zorg, homo-emancipatie en regelgeving die onveilige abortus helpt
voorkomen. 

In samenwerking met VN-organisaties als UNAIDS, UNFPA en UNODC,
(inter)nationale NGO’s, belangengroepen en gelijkgezinde donoren
moedigt Nederland overheden aan tot beleidshervorming en wetswijzigingen
die de rechten van het individu centraal stellen en zodoende effectieve
preventie en universele toegang tot gezondheidszorg mogelijk maken. Door
onze samenwerking met internationale NGO’s zoals IPAS, IPPF en AFEW
hebben wij toegang tot informatie over de specifieke problemen in
verschillende landen en regio’s en daarmee een concrete basis voor het
aankaarten van knelpunten die om een oplossing vragen.

Om landen aan te zetten tot effectieve actie zal Nederland het
instrument van politieke dialoog systematischer en krachtiger inzetten.
Op de eerste plaats in de partnerlanden, waar in het kader van
ontwikkelingssamenwerking een regelmatige beleidsdialoog plaatsvindt,
maar ook in Oost-Europa en Azië, waar wij ‘harm reduction’
programma’s ondersteunen. 

Wij dragen onze standpunten uit in contacten met landen uiteenlopend van
de VS tot Iran en van China tot Zuid Afrika. Wij bepleiten de actieve
betrokkenheid van het parlement, maatschappelijke organisaties en de
private sector in de beleidsvorming, de uitvoering en in
voortgangsbewaking. De speciale ambassadeurs voor aids, voor de
millennium doelstellingen en voor mensenrechten vervullen hierin een
belangrijke rol. Onze ambassades moeten de verschillende partijen een
platform voor dialoog bieden waar nadrukkelijk ook ruimte wordt geboden
aan lokale NGO’s die wij in het kader van het MFS en de SALIN
subsidieregelingen ondersteunen. 

Politiek draagvlak komt tot uiting in de mate van betrokkenheid van alle
relevante geledingen van de overheid en de samenleving bij de
formulering van beleid. Preventie en zorg moeten immers afgestemd zijn
op de reële behoeften van verschillende doelgroepen. Daartoe bevordert
Nederland de integratie van seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten en HIV/aids in armoedestrategieën en in sectoraal beleid en
verdiscontering van de kosten in de nationale begrotingen van de
ontvangende landen. 

Jongeren, preventie en rechten

In 2006 bestond voor het eerst in de geschiedenis meer dan de helft van
de wereldbevolking uit mensen onder de 25 jaar. Meer jongeren dan ooit
zullen zich op het pad van seksualiteit en gezinsvorming begeven.
Preventie van HIV en ongewenste zwangerschappen en de rechten van
jongeren op een gezonde en verantwoorde beleving van seksualiteit zijn
onze doelstellingen. In samenwerking met de partnerlanden, de VN,
mensenrechtenorganisaties en NGO’s zet Nederland zich in voor:

harmonisatie van nationale wetgeving met internationaal recht en
regionale actieplannen met betrekking tot onderwijs, huwelijksleeftijd,
genitale verminking, seksuele voorlichting en toegang tot
voorbehoedmiddelen;

verdiscontering van bevolkingsgroei in sociaaleconomisch beleid; 

actief betrekken van jongeren bij beleidvorming, pleitbezorging en
uitvoering, zowel binnen de VN als bij NGO’s. Nederland ondersteunt
organisaties die zich inzetten voor jongeren en is een van de weinige
landen die jongeren opneemt in officiële delegaties naar
VN-bijeenkomsten. 

Speciale aandacht voor jongeren in rapportages en evaluaties.

Nederland verstrekt financiële steun aan de onderwijssector in een
twintigtal landen. Daarbij besteden wij speciaal aandacht voor scholing
van meisjes en integratie van seksuele voorlichting en life skills
education in het onderwijs.

De media, sport en popcultuur vormen een belangrijk referentiekader voor
jongeren. Nederland  stimuleert culturele uitwisseling en de inzet van
rolmodellen die de boodschap van HIV preventie uitdragen. In dit verband
ondersteunt Nederland Dance4Life en andere culturele activiteiten. 





Nederland draagt bij aan het breed toegankelijk maken van (betaalbare)
anticonceptiemiddelen, ook voor jongeren, via financiële steun aan
UNFPA en aan NGO’s. 

Nederland ondersteunt op jongeren gerichte HIV preventie activiteiten,
in en buiten de school. Dit gebeurt in Zuidelijke Afrika in het kader
van het regionale programma, en wereldwijd via UNAIDS, GFATM, UNFPA,
UNICEF en NGOs.

Nederland ondersteunt initiatieven gericht op gedragsverandering met
betrekking tot seksualiteit en gezondheid en de toepassing van
innovatieve benaderingen zoals het Y-peer jongerennetwerk van UNFPA. 



4.2	 Multi-sectorale aanpak 

De verantwoordelijkheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten en voor de zorg in verband met HIV en aids is niet voorbehouden
aan de gezondheidssector. De heersende genderverhoudingen, de
sociaaleconomische context en sociale en culturele opvattingen over de
positie van vrouwen, van jongeren en van minderheidsgroepen bepalen mede
de mate van toegang tot preventie en zorg. De hoge sterfte en ziektelast
tengevolge van aids hebben in de zwaarst getroffen landen bovendien een
ontwrichtend effect op huishoudens, gemeenschappen, de productieve
sectoren en het overheidsapparaat. Daarom is actie in alle sectoren
vereist. 

De Nederlandse inzet verschilt per land en per sector, afhankelijk van
de aanwezige capaciteit en de gemaakte afspraken over taakverdeling
tussen de aanwezige VN-organisaties en donoren. In het ene geval zetten
we in op pleitbezorging bij de politiek o.a. via de mensenrechtendialoog
in het andere geval werken we actief aan het smeden van nieuwe
samenwerkingsverbanden of dragen we financieel bij. Het gaat erom die
(combinatie van) interventies te kiezen waar Nederland een toegevoegde
waarde heeft en die op de meest effectieve wijze bijdragen aan de
beoogde resultaten.  

Het brede scala van activiteiten waar Nederland bij betrokken is
illustreert dat er geen sprake is van een uniforme aanpak in de
verschillende landen waarmee wij samenwerken. Het streven is om maatwerk
te leveren en de verschillende hulpinstrumenten complementair in te
zetten voor een optimaal resultaat. 

De rechten van kwetsbare groepen

Juist de groepen die het meest risico lopen op een HIV infectie en
andere overdraagbare aandoeningen  blijven als gevolg van
criminalisering en discriminatie verstoken van het recht op
gezondheidszorg. Het gaat om injecterende drugsgebruikers, sekswerkers,
gedetineerden, seksuele minderheden,  mannen die seks hebben met mannen
en kinderen die op straat leven en werken. Voor preventie en bescherming
van rechten van deze groepen zet Nederland de volgende instrumenten in:

Pleitbezorging en samenwerking met VN, mensenrechtenorganisaties en
NGO’s teneinde:  

Drugsgebruik, sekswerk en homoseksualiteit te decriminaliseren; 

Harmonisatie van het strafrecht met volksgezondheidsbeleid te
bewerkstelligen; 

Toegang tot preventie en gezondheidszorg voor kwetsbare groepen te
garanderen.

Bevorderen van constructieve betrokkenheid van NGOs en belangengroepen
bij beleidsformulering en uitvoering van drugsbeleid, ‘harm
reduction’ en HIV preventie; 

Financiële ondersteuning bij de ontwikkeling en uitvoering van ‘harm
reduction’ beleid in een aantal zwaar getroffen landen in Oost Europa
(MATRA) en Rusland en in Centraal en Zuidoost Azië.

Vergroting van het politieke draagvlak voor ‘harm reduction’ door
inzet van de speciale ambassadeurs voor aids, mensenrechten en de
millenniumdoelen en agendering bij internationale bijeenkomsten, met
name de UNGASS on AIDS (2008) en de UNGASS on drugs (2009).



Goed Bestuur

Nederland zet in op: 

actieve deelname van vrouwenorganisaties en belangenorganisaties die
opkomen voor ‘seksuele en reproductieve gezondheid en rechten’ aan
beleidsontwikkeling via steun aan maatschappelijke organisaties en het
bieden van een platform voor dialoog en discussie;

financieren van programma’s om de positie van vrouwen wereldwijd te
verbeteren (MDG 3 Fonds). Deze programma’s richten zich vooral op het
voorkomen van geweld tegen vrouwen, het vergroten van economische
zelfstandigheid en participatie in parlementen en bestuursorganen.

het vertalen van internationale en nationale afspraken ten aanzien van
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/aids in concreet
beleid en financiering. (Inter)nationale NGO’s en belangengroepen
spelen in dit verband de rol van waakhond en worden dan ook door
Nederland gesteund.  

het versterken van verantwoordingsmechanismen tussen de overheid,
parlement, maatschappelijke organisaties en burger over regelgeving en
beleidsuitvoering ten aanzien van aids en srgr. 

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de context van
conflict

Verkrachting van vrouwen wordt veelvuldig ingezet als oorlogswapen.
Behalve trauma bestaat een reëel risico op zwangerschap of HIV infectie
als gevolg van verkrachting. In conflictsituaties is onveilige abortus
een belangrijke doodsoorzaak onder vrouwen. Voor de integratie van
seksuele en reproductieve gezondheidszorg, inclusief HIV preventie en
behandeling van aids in humanitaire hulpverlening zet Nederland de
volgende instrumenten in: 

Pleitbezorging in de bilaterale dialoog en samenwerking met VN en
mensenrechtenorganisaties teneinde:  

verkrachting als oorlogswapen politiek te agenderen en strafbaar te
stellen; 

nationale wetgeving in lijn te brengen met internationaal recht;

medische abortus mogelijk te maken.

Ondersteuning van hervorming van de veiligheidssector en ontwapening en
re-integratie van strijders. Dit gebeurt in samenwerking tussen
Buitenlandse Zaken en Defensie. 

Trainingen aan politie, leger, vredesmissies en NGO’s. 

Uitvoering van Resolutie 1325 van de VN Veiligheidsraad door middel van
het Nederlands Nationaal Actieplan 1325.

Ondersteuning van het ‘Aids, Security and Conflict Initiative’
(ASCI) dat zich richt op de relatie tussen aids en veiligheid en
aanknopingspunten voor ontwikkeling identificeert.                      
                                                                        
                                                                        
                             

Door financiële steun aan UNFPA en NGOs beschikbaar maken van
anticonceptiemiddelen, inclusief het vrouwencondoom en de ‘morning
after pill’.

Ondersteunen van medische zorg voor vrouwen die slachtoffer zijn van
geweld, zoals het  ziekenhuis in Goma dat hierin gespecialiseerd is.

Ondersteunen van publiekprivate partnerschappen die zich toeleggen op de
ontwikkeling en productie van nieuwe preventieve middelen die met name
ook aan vrouwen bescherming bieden zoals vaccins, microbiciden en het
vrouwencondoom.    

Ondersteunen van onderwijs gericht op het vergroten van de weerbaarheid
van meisjes en gedragsverandering bij jongeren. 



Sociaal economische ontwikkeling   

Nederland zet in op: 

het hervormen van het ondernemingsklimaat zodat vrouwen gelijke kansen
krijgen: aanpassing en handhaving van nationale wetgeving op het gebied
van arbeidsrecht, verzekeringssystemen en eigendoms- en landrechten
heeft daarbij hoge prioriteit.

toepassing van de ILO Code of Practice on HIV/AIDS and the World of Work
voor alle Nederlandse ambassades. 

acceptatie van de internationale aanbeveling inzake HIV/aids en
personeelsbeleid door de Internationale Arbeidsconferentie (ILO) in
2009. Deze ILO aanbeveling bevat een set van uitgangspunten en
richtlijnen t.b.v. integratie van HIV/aids in het personeelsbeleid.

het stimuleren van maatschappelijke organisaties en bedrijven tot het
voeren van  personeelsbeleid dat tegemoet komt aan de seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten – inclusief HIV-preventie, zorg en
behandeling. 

consolidatie en uitbreiding van programma’s van het Health Insurance
Fund, een innovatief verzekeringsfonds voor lage inkomensgroepen in
Afrika. Deze groepen kunnen dankzij een premiesubsidie zich aansluiten
bij een collectieve private ziektekostenverzekering. Het fonds dekt een
breed scala aan zorgkosten, inclusief ARV-behandeling en
zwangerschapsbegeleiding en is al actief in Nigeria en binnenkort in
Tanzania.

ondersteuning in zuidelijk-Afrika van programma’s die families
ondersteunen met voedsel en zorg voor kinderen zodat die naar school
kunnen blijven gaan. Deze programma’s worden overwegend door
particuliere organisaties, het Rode kruis, UNICEF en het
Wereldvoedselprogramma (WPF) uitgevoerd.   

pleitbezorging en uitdragen van de Livingstone Call for Action in de
politieke dialoog en in beleidsoverleg in Afrikaanse landen. 

het aansporen van andere donoren (zoals het VK, Ierland en Duitsland)
die vanwege hun groeiende ODA-budgetten mogelijkheden hebben om
grootschalige en structureel te investeren in sociale
zekerheidsprogramma’s. 

Het advies van de beleidsdoorlichting dat wij bilateraal meer moeten
investeren in het opvangen van de gevolgen van de aidsepidemie wordt
deels opgevolgd. Nederland heeft noch toegevoegde waarde noch capaciteit
om zelf grootschalige programma’s voor bijstand aan getroffen
huishoudens tot stand te brengen. Omdat Nederland wel belang hecht aan
deze aspecten van de aidsepidemie blijven we onze bijdragen kanaliseren
via UNICEF, het Global Fund, het Wereld Voedselprogramma en het
regionale aidsprogramma in Zuidelijk Afrika. 

Onderwijs

Onderwijs is een krachtige window of opportunity voor zowel preventie
als bevordering van rechten. De onderwijssector draagt tegelijkertijd
ook de lasten van de aidsepidemie. Nederlandse ondersteuning richt zich
op beide terreinen.

Nederland zet in op:

het integreren van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in
het onderwijscurriculum, in training van onderwijspersoneel en op de
inschakeling van ‘peer educators’ binnen en buiten de school. 

het ontwikkelen van strategieën om de gevolgen van aids op de
onderwijssector op te vangen. 

Op internationaal niveau neemt Nederland actief deel aan de
internationale Interagency Task Team for Education. In 15 partnerlanden
worden ministeries van onderwijs ondersteund waarbij de inzet per
continent varieert. Voor Afrika ligt het accent op  het ontwikkelen van
HIV/aids personeelsbeleid voor onderwijzend personeel en het bevorderen
van schoolgang van kinderen en jongeren – met name meisjes van
gezinnen die getroffen zijn door ziekte of sterfte. In Azië worden op
steeds grotere schaal ‘life skills’ programma’s uitgevoerd. In
Latijns-Amerika en het Caribische gebied hebben de gezamenlijke
ministers van onderwijs en gezondheid recent besloten om seksuele
voorlichting op te nemen in het onderwijscurriculum. 

Gezondheid

Nederland zet in op:

pleitbezorging voor naleving van de afspraak van Afrikaanse leiders om
15% van het nationale overheidsbudget te besteden aan gezondheid (Abuja
2001).

het versterken van stelsels voor gezondheidszorg in partnerlanden om
toegang tot kwalitatief goede zorg te vergroten, met name voor de meest
kwetsbare groepen.

betere integratie van seksuele en reproductieve gezondheid en HIV/aids
in nationale gezondheidplannen met accent op preventie.

het vergroten van de effectiviteit van het beleid door krachtig
bevorderen van de samenwerking tussen overheden, maatschappelijke
organisaties en de private sector.  

een betere toegang tot en beschikbaarheid van medicijnen, anticonceptiva
en andere middelen op het gebied van reproductieve gezondheid.

 

het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe middelen. De
nadruk ligt daarbij op nieuwe opties voor HIV-preventie die relevant
zijn voor vrouwen, zoals vrouwencondooms, microbiciden en een
aidsvaccin.

In twaalf partnerlanden is Nederland betrokken bij ondersteuning van de
gezondheidssector. De toenemende taakverdeling tussen donoren onderling
zal er de komende jaren toe leiden dat onze inzet in bepaalde landen
intensiever wordt terwijl wij in andere landen een stap terug doen.
Nederland zal er op toe zien dat seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten prominent in beeld blijven. 

Binnen de sectorale programma’s richten wij ons voornamelijk op
financiering, de personeelscrisis, inclusief het tekort aan
vroedvrouwen, en op bevordering van samenwerking met de private sector
en maatschappelijke organisaties. Nederland kan hier een rol als
bruggenbouwer spelen waarbij ons eigen stelsel van volksgezondheid,
evenals de ervaringen met het Health Insurance Fund als voorbeelden
kunnen dienen. 

Nederland is een actieve deelnemer aan het in 2007 opgerichte
International Health Partnership (IHP) dat de versnelde opbouw van
gezondheidssystemen in arme landen tot doel heeft. Nederland zal de
inzet op preventie en rechten binnen dit verband inbrengen.

Om de beschikbaarheid van betaalbare medicijnen en andere medische
producten in ontwikkelingslanden te vergroten stimuleert Nederland dat
ontwikkelingslanden in hun handelsbeleid gebruik maken van de
flexibiliteit die toegestaan wordt door het internationale TRIPS
verdrag. Belangen en rechten van ontwikkelingslanden ten aanzien van
invoer en productie van preventieve middelen worden waar mogelijk
behartigd in internationale onderhandelingen over handel tussen de EU en
ontwikkelingslanden samen met de ministeries van VWS en EZ. 

Het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe middelen. De
nadruk ligt daarbij op nieuwe opties voor HIV-preventie die relevant
zijn voor vrouwen, zoals vrouwencondooms, microbiciden en een
aidsvaccin.

4.3	Strategische partners

Als gevolg van de toename van het aantal actoren, met name in de
aidsbestrijding, en de daarmee samenhangende groei van het volume
beschikbare hulpgelden, zijn het relatieve belang en de positie van
Nederland veranderd. Het is daarom zaak dat wij onze inzet bepalen tot
die terreinen waar wij echte meerwaarde hebben of waar wij belangrijke
hiaten constateren. 

Nederland speelt een rol als kennismakelaar en als bruggenbouwer tussen
de overheid, maatschappelijke organisaties, wetenschappers en de private
sector. Non-gouvernementele organisaties, waaronder de partners van
Nederlandse ontwikkelingsorganisaties, spelen een belangrijke rol als
pleitbezorgers en zijn een bron van informatie voor onze ambassades. Zij
zijn onmisbaar voor het bespreekbaar maken van seksualiteit en daarmee
samenhangende opvattingen en gevoeligheden en in het bestrijden van
vooroordeel. Organisaties op religieuze grondslag moeten eveneens
betrokken worden bij de politieke dialoog. 

  

De VN-organisaties UNFPA, UNAIDS en de WHO zijn belangrijke partners
voor Nederland. Zij beschikken over de inhoudelijke deskundigheid en het
mandaat om seksuele en reproductieve gezondheid en aids te agenderen en
ontwikkelingslanden te assisteren bij de uitvoering en het monitoren van
de voortgang. Nederland is momenteel een belangrijk donor van UNFPA en
UNAIDS. Daarnaast is onze bijdrage aan UNICEF, aan de WHO en aan
wereldwijde publiekprivate partnerschappen aanzienlijk. Met name het
Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria en  de GAVI Alliance
kunnen rekenen op ruimhartige steun van Nederland. In deze
partnerschappen vinden uiteenlopende partijen – overheden,
multilaterale organisaties, NGOs en private sector – elkaar in een
gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor grote mondiale problemen. Hun
impact gaat verder dan de concrete resultaten die zij uit hoofde van hun
mandaat boeken. Zij leveren belangrijke nieuwe inzichten met betrekking
tot de financiering van gezondheidssystemen. GFATM is in korte tijd
uitgegroeid tot de belangrijkste bron van financiering in de strijd
tegen aids, tuberculose en malaria. De GAVI Alliance is gericht op de
ontwikkeling van vaccins; behalve de directe impact op kindersterfte
wordt ook een basis gelegd voor de introductie van andere vaccins zoals
dat tegen baarmoederhalskanker en, op termijn, een vaccin tegen aids. 

Wij zijn intensief betrokken bij internationale discussies over
hervorming van de VN en verbetering van de samenwerking tussen
multilaterale, bilaterale en particuliere geldschieters. Nederlandse
experts zijn gedetacheerd bij UNFPA, bij UNAIDS en de Europese Commissie
en brengen daar onze ervaring en visie in. Met betrekking tot
hulprelaties met ontwikkelingslanden pleiten wij consequent bij al deze
partners om de afspraken van Parijs en Accra na te leven. 

De donorgemeenschap is in verandering. Naast de traditionele donoren
staat Nederland open voor samenwerking met landen die recent op het
toneel van de ontwikkelingshulp zijn verschenen zoals de nieuwe
lidstaten van de EU, China, India en Brazilië. 

De EU is een belangrijke speler in de internationale samenwerking, ook
op de terreinen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en
aids. De Nederlandse bijdrage aan de beleidsdiscussies in Brussel is
geïnspireerd op de rechtenbenadering en richt zich met name op de
belangen en behoeften van achtergestelde groepen. 

Publiekprivate samenwerkingsverbanden zijn bij uitstek geschikte
instrumenten om hiaten in zorgverlening te helpen dichten. Het Health
Insurance Fund en het Schokland Akkoord inzake het vrouwencondoom zijn
hier voorbeelden van.   

  

4.4	Financieel instrumentarium

Het financieel instrumentarium omvat instellingssubsidies aan
VN-organisaties, bijdragen aan partnerschappen en internationale
fondsen, strategische allianties met internationale NGOs (SALIN), MFS,
bilaterale financiering, het stabiliteitsfonds en de
mensenrechtenfaciliteit, intensiveringmiddelen fragiele staten,
humanitaire hulp, het Schoklandfonds, het MDG3 fonds, en het kennis en
onderzoeksprogramma. In antwoord op de beleidsdoorlichting, zal het
beschikbare financiële instrumentarium zo flexibel mogelijk ingezet
worden. 

De Nederlandse bijdrage aan srgr en HIV/aids tezamen bedroeg in 2006 en
2007 respectievelijk 392 miljoen en 424 miljoen euro, zoals gemeld in de
artikelen 5.4 en 5.5 van het BZ jaarverslag 2007. In de beleidsbrief
“Een zaak van iedereen” is een intensivering aangekondigd op het
gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Ook de
uitgaven aan HIV/aids stijgen.

Nederland stelt vanaf 2008 aan UNFPA 25 miljoen euro per jaar extra
beschikbaar voor voorbehoedmiddelen en medicijnen. 

Tevens wordt de bilaterale ondersteuning van de gezondheidssector in een
aantal landen verhoogd met 10 miljoen euro in 2008 en ruim 18 miljoen
euro  per jaar in de daaropvolgende jaren, met name op het gebied van
srgr. 

De ondersteuning van internationale NGOs, die een cruciale rol spelen in
zowel dienstverlening als pleitbezorging, wordt tot bijna 14 miljoen
euro per jaar verhoogd. 

Nederland zal vanaf 2009 een extra bijdrage van 20 miljoen euro aan het
Global Fund to Fight AIDS Tuberculosis and Malaria (GFATM) leveren en
vanaf 2010 structureel 30 miljoen euro extra per jaar. 

Onderzoek en ontwikkeling wordt extra gestimuleerd met een additionele
bijdrage van 4 miljoen euro per jaar, en onder het Schoklandakkoord
zullen diverse initiatieven worden gefinancierd. 

4.5	Monitoren en evaluatie 

Nederland is bereid om verantwoording af te leggen over zijn inzet en de
daarmee bereikte resultaten, zowel aan het thuisfront als aan de
internationale gemeenschap. Buitenlandse Zaken beschikt echter niet over
een apart specifiek instrument voor het monitoren van resultaten op de
terreinen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en aids.
De tweejarige resultatenrapportage besteedt uiteraard aandacht aan deze
onderwerpen. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie
(IOB) voert evaluaties uit en kan verzocht worden om thematische
impactstudies te doen, bijvoorbeeld in het kader van de
landenevaluaties. Met onze MFS en SALIN partners zijn afspraken gemaakt
over monitoring en evaluatie. Internationale organisaties spreken we aan
op meer resultaat gericht werken en rapporteren. Op basis van
beleidsdoorlichtingen, zoals die uitgevoerd in 2007, wordt beleid
aangescherpt en bijgesteld waar nodig.

 De internationaal overeengekomen doelstelling luidt: “Universal
Access to HIV prevention, treatment, care and support by 2010” zie
tekstbox. 

 In deze notitie wordt het actieprogramma van de Wereld
Bevolkingsconferentie van 1994 ook wel kortweg met ‘de Cairo agenda’
aangeduid. 

 SOA: seksueel overdraagbare aandoening, bijvoorbeeld chlamydia,
syfilis, herpes.

 Maternal Mortality in 2005. Estimates developed by WHO, UNICEF, UNFPA
and The World Bank

 WHO. Unsafe abortion. Global and regional estimates of the incidence of
unsafe abortion and associated mortality in 2003,

Fifth edition.

 PMTCT: Prevention of Mother to Child Transmission

 XDR TB: extremely drug resistant tuberculosis 

 Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ontwikkeling van de
veiligheidssector: veiligheid voor en door wie? Notitie Security Sector
Reform en Gender. 2007

 MSM: men who have sex with men. Seks tussen mannen beperkt zich niet
tot homoseksuelen maar komt ook veel voor onder heteroseksuele mannen,
met name in gevangenissen, kazernes, in het commerciële sekscircuit en
in culturen waar seks voor het huwelijk taboe is.

 Redefining AIDS in Asia- Crafting an Effective Response: Report of the
Commission on AIDS in Asia 2008.

 In deze notitie wordt met de term kwetsbare groepen verwezen naar
seksuele minderheden, sekswerkers en injecterende drugsgebruikers. Zij
lopen door hun gedrag en gemarginaliseerde positie in de samenleving
extra risico op infectieziekten zoals HIV, tuberculose en hepatitis C.
Andere groepen die extra risico lopen zijn mensen met HIV, kinderen die
op straat leven en werken, vluchtelingen en ontheemden en mensen met
beperkingen.   

 VCT: vrijwillig testen en counselen, wordt vaak in eigenstandige centra
aangeboden. De noodzaak om VCT te integreren met het bestaande
zorgaanbod, bijvoorbeeld moeder- en kindzorg, TB-behandeling en
geboorteregeling wordt steeds breder erkend. 

 De mensenrechten gerelateerd aan srgr incl. HIV/aids zijn verankerd in
de volgende verdragen en declaraties: UDHR=Universal Declaration of
Human Rights; ICCPR=International Covenant on Civil and Political
Rights; ICESCR=International Covenant on Economic, Social and Cultural
Rights; CEDAW=Convention on the Elimination of All Forms of
Discrimination against Women; CRC=Convention on the Rights of the Child;
Caïro=Caïro’s ICPD Programme of Action 1994; Beijing=Beijing
Declaration and Platform for Action 1995; WSSD=World Summit for Social
Development Programme of Action 1995. Ook in regionale verdragen en
declaraties zijn verwijzingen opgenomen naar srgr en HIV/aids. Seksuele
en reproductieve rechten zijn gebaseerd op de erkenning van het
fundamentele recht van alle paren en individuen “om vrijelijk en
verantwoordelijk te beslissen over het aantal, het juiste moment en de
spreiding van hun kinderen; en om de juiste informatie te hebben en
toegang tot veilige, effectieve, betaalbare, en aanvaardbare methoden
van gezinsplanning naar hun eigen keuze, evenals andere methoden van
regulering van vruchtbaarheid naar eigen keuze, die wettelijk toegestaan
zijn” (ICPD, Bejing, CEDAW)

 UNFPA. Population issues: Safe Motherhood. 2007 

 UNFPA. Global Estimates of Contraceptive Commodities and Condoms for
STI/HIV Prevention 2000–2015. New York 2002.

 ILO Programma on AIDS and the world of work.

 The Paris Declaration on Aid Effectiveness, mart 2005

 Accra Agenda for Action. Augustus 2008

 UNITAID: een internationale faciliteit voor de aanschaf van medicijnen
tegen HIV/aids, malaria en tuberculose die grotendeels gefinancierd
wordt door een solidariteitsheffing op vliegtickets.

 Zie tekstbox over kwetsbare groepen.

 De Reproductive Health Supplies Coalition is een wereldwijd
partnerschap tussen publiek, privaat en maatschappelijke organisaties
dat zich richt op het verzekeren van toegang tot reproductieve
gezondheidszorg in lage en middeninkomenlanden. 

 Zie ook de notitie ‘Naar een menswaardig bestaan: Een
mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid’ 

 In een toenemend aantal landen wordt de overdracht van HIV strafbaar
gesteld. Deze benadering druist in tegen het volksgezondheidsbelang en
stuit op ethische bezwaren.

 IPAS: internationale pleitbezorger voor veilige zwangerschapsafbreking.
IPPF: International Planned Parenthood Federation. AFEW: AIDS Foundation
East West, gespecialiseerd in harm reduction.

 Zie voor de landenprofielen “Een zaak van iedereen”, Ministerie van
Buitenlandse Zaken 2007 

 MFS: Medefinancieringstelsel en SALIN: Strategische Alliantie met
Internationale NGO’s. Beide subsidiekaders zijn tot einde 2010 van
kracht. 

 In verband met HIV en aids strekt het begrip zorg zich uit tot
preventie, behandeling, verzorging en opvang van de gevolgen.

 Microbiciden zijn mengsels die vaginaal of rectaal aangebracht,
bescherming bieden tegen HIV-infectie en andere soa’s. Er bestaat nog
geen werkzame microbicide.

 Deze ILO Code is een set van uitgangspunten en richtlijnen t.b.v.
integratie van HIV/aids in het personeelsbeleid. 

 De “Livingstone Call for Action” roept Afrikaanse leiders op om te
investeren in sociale programma’s voor de allerarmsten. 

 Deze werkgroep is opgericht door UNAIDS en bestaat uit
vertegenwoordigers van de VN, donoren en maatschappelijke organisaties. 

 TRIPS: Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights.

 PAGE   22 

 PAGE   22 

Beleidsnotitie HIV/aids en srgr – Keuzes en Kansen, november 2008

  PAGE  - 25 - 

Beleidsnotitie HIV/aids en srgr – Keuzes en Kansen, november 2008

  PAGE  - 1 -