[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Notitie Kwaliteit

Bijlage

Nummer: 2008D17809, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tweede voortgangsrapportage Passend onderwijs (2008D17808)

Preview document (šŸ”— origineel)


Notitie Kwaliteit Passend Onderwijs

Datum: 19 november 2008

Inhoud

	  TOC \o "1-3" \h \z \u    HYPERLINK \l "_Toc214763487"  Inhoud	 
PAGEREF _Toc214763487 \h  2  

  HYPERLINK \l "_Toc214763488"  1.	Inleiding	  PAGEREF _Toc214763488 \h 
3  

  HYPERLINK \l "_Toc214763489"  2. 	Regulier onderwijs	  PAGEREF
_Toc214763489 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc214763490"  2.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen?
  PAGEREF _Toc214763490 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc214763491"  2.2.	Wat willen we in 2011 bereikt
hebben?	  PAGEREF _Toc214763491 \h  4  

  HYPERLINK \l "_Toc214763492"  2.3.	Wat gaan we hiervoor doen?	 
PAGEREF _Toc214763492 \h  5  

  HYPERLINK \l "_Toc214763493"  3.	Speciaal basisonderwijs	  PAGEREF
_Toc214763493 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc214763494"  3.1.	Wat zijn de voornaamste problemen?	
 PAGEREF _Toc214763494 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc214763495"  3.2.	Wat willen we in 2011 bereikt
hebben?	  PAGEREF _Toc214763495 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc214763496"  3.3.	Wat gaan we hiervoor doen?	 
PAGEREF _Toc214763496 \h  6  

  HYPERLINK \l "_Toc214763497"  4.	Speciaal onderwijs	  PAGEREF
_Toc214763497 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc214763498"  4.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen?
  PAGEREF _Toc214763498 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc214763499"  4.2.	Wat willen we in 2011 bereikt
hebben?	  PAGEREF _Toc214763499 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc214763500"  4.3.	Wat gaan we hiervoor doen?	 
PAGEREF _Toc214763500 \h  7  

  HYPERLINK \l "_Toc214763501"  5. 	Voortgezet speciaal onderwijs	 
PAGEREF _Toc214763501 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc214763502"  5.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen	
 PAGEREF _Toc214763502 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc214763503"  5.2. 	Wat willen we in 2011 bereikt
hebben	  PAGEREF _Toc214763503 \h  9  

  HYPERLINK \l "_Toc214763504"  5.3.	Welke generieke activiteiten zijn
benodigd	  PAGEREF _Toc214763504 \h  10  

  HYPERLINK \l "_Toc214763505"  5.4	Ambities en activiteiten per
uitstroomprofiel	  PAGEREF _Toc214763505 \h  10  

  HYPERLINK \l "_Toc214763506"  5.4.1. 	Uitstroomprofiel arbeidsmarkt	 
PAGEREF _Toc214763506 \h  10  

  HYPERLINK \l "_Toc214763507"  5.4.2. 	Uitstroomprofiel
vervolgonderwijs	  PAGEREF _Toc214763507 \h  12  

  HYPERLINK \l "_Toc214763508"  5.4.3. 	Uitstroomprofiel (arbeidsmatige)
dagbesteding	  PAGEREF _Toc214763508 \h  12  

  HYPERLINK \l "_Toc214763509"  6.	Zwakke scholen, toezicht en
interventie	  PAGEREF _Toc214763509 \h  13  

  HYPERLINK \l "_Toc214763510"  6.1	Wat zijn de belangrijkste problemen?
  PAGEREF _Toc214763510 \h  13  

 

1.	Inleiding

Diverse signalen, niet in de laatste plaats rapportages van de inspectie
van het Onderwijs, wijzen op problemen in de kwaliteit van onderwijs aan
zorgleerlingen, zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs. Met
het ā€˜Invoeringsplan Passend Onderwijs, december 2007ā€™ is ingezet op
de verbetering van de kwaliteit en organisatie van het onderwijs aan
leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Verbetering van de
kwaliteit richt zich met name op een vergroting van de
opbrengstgerichtheid van dit onderwijs. Een verschuiving dient plaats te
vinden van een focus op de beperking (dat wat de leerling niet kan) naar
zijn of haar mogelijkheden (dat wat de leerling wel kan). De leerling
dient uitgedaagd te worden het maximale uit zijn mogelijkheden te halen
en waar mogelijk voorbereid te worden op arbeid of vervolgonderwijs. Om
deze verschuiving mogelijk te maken is een attitudeverandering
noodzakelijk bij alle betrokken actoren.

Binnen het primair en voortgezet onderwijs is veel aandacht voor de
kwaliteit van het onderwijs. Voor het primair onderwijs is de
kwaliteitsagenda Scholen voor Morgen opgesteld, voor het voortgezet
onderwijs de kwaliteitsagenda Onderwijs met ambitie. Ook hier staat de
vergroting van de opbrengstgerichtheid van het onderwijs centraal. Veel
van de voorgenomen activiteiten in het primair en voortgezet onderwijs
hebben een positieve invloed op leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben in het reguliere onderwijs.

Het (voortgezet) speciaal onderwijs sluit zoveel mogelijk aan bij de
activiteiten die in het kader van de kwaliteitsagendaā€™s worden
uitgevoerd. De extra activiteiten die voor het speciaal onderwijs worden
ontplooid, komen op hun beurt ook weer het reguliere onderwijs ten
goede. 

Deze notitie benoemt activiteiten die scholen en leraren zoveel als
mogelijk in staat moeten stellen meer opbrengstgericht te werken.
Obstakels worden weggenomen, en randvoorwaarden gecreƫerd. Om de
kwaliteitsverbetering echt tot een succes te maken zijn echter vooral
scholen en leraren zelf aan zet. Zij zullen in veel gevallen een
aangepast curriculum aan moeten bieden, nieuwe instrumenten in praktijk
moeten brengen en leerlingen motiveren tot prestaties. De WEC-raad
speelt hierbij een belangrijke rol in de ondersteuning en heeft hiertoe
ook een meerjarige agenda opgesteld. Ten behoeve van verbetering van
taal en rekenen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal
basisonderwijs, wordt aangesloten bij de door PK!, in het kader van de
kwaliteitsagenda primair onderwijs, ontplooide activiteiten met
betrekking tot de taal- en rekenverbetertrajecten. 

Het Steunpunt zeer zwakke scholen ondersteunt ook (zeer) zwakke scholen
voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal
basisonderwijs. 

De notitie leidt u langs alle typen scholen waar kinderen die extra
ondersteuning nodig hebben zich bevinden: het reguliere onderwijs,
speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs. Per onderwijssoort wordt aangegeven welke problemen
geconstateerd worden, wat we in 2011 bereikt willen hebben, en welke
activiteiten daarop worden ingezet. De notitie sluit af met de
problematiek rond zwakke scholen, toezicht en interventie.

Als bijlage treft u een activiteitenplan aan, dat een overzicht biedt
van de activiteiten en ook van de actor die per activiteit de primaire
verantwoordelijkheid draagt. 

2. 	Regulier onderwijs

Circa 25% van de leerlingen in het regulier onderwijs heeft extra hulp
nodig. Die hulp varieert van een in de tijd beperkte intensieve hulp tot
een blijvende vorm van extra (intensieve) ondersteuning. Een deel van
deze leerlingen zullen ook profiteren van de verbeteringen, die als
gevolg van de kwaliteitsagendaā€™s voor het basis- en voortgezet
onderwijs in gang zijn gezet. Aan deze leerlingen wordt in het kader van
de voorgenomen invoering van de referentieniveaus rekenen en taal extra
aandacht besteed.

2.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen? 

Het aantal leerlingen dat met een lwoo-indicatie de basisschool verlaat
groeit, zo blijkt uit het Jaarboek onderwijs in cijfers 2008 van het
CBS, substantieel. In het bijgevoegde rapport van de inspectie Zorg en
Begeleiding in het Basisonderwijs wordt geconcludeerd dat in de drie
onderzochte grote steden, scholen te laat achterstanden signaleren. Het
gevolg daarvan is dat de leerlingen niet de hulp krijgen die zij nodig
hebben en als gevolg daarvan het basisonderwijs verlaten met een
indicatie. Voor een aantal leerlingen was dit vermoedelijk niet nodig
geweest als er tijdig was gesignaleerd en geremedieerd. Die indruk wordt
versterkt door het feit dat er niet-verklaarbare verschillen tussen
steden zijn en door een constatering van de inspectie in een verkennend
onderzoek, dat er gƩƩn relatie is tussen het aantal lwoo-indicaties en
het rendement van vmbo scholen in de vier grote steden. 

Zelfs het vaststellen van referentieniveaus biedt, mede getuige
bovenstaande bevindingen, nog onvoldoende garantie dat zorgleerlingen
daadwerkelijk tot het hoogst haalbare niveau worden gebracht en dat
geldt in het bijzonder voor leerlingen van wie bij voorbaat moet worden
vastgesteld dat zij de referentieniveaus niet zullen bereiken. 

Het regulier voortgezet onderwijs heeft, met uitzondering van het
praktijkonderwijs, vastgestelde exameneisen en ā€“voorschriften. 

Een speciaal vraagstuk doet zich voor rondom de handelingsplanning; het
is wettelijk verplicht een handelingsplan op te stellen voor
geĆÆndiceerde leerlingen. Echter, een groot deel van de
handelingsplannen is van onvoldoende kwaliteit en veel van de docenten
werken er niet mee. De vraag waarom dit zo is, vergt nader aandacht. 

2.2.	Wat willen we in 2011 bereikt hebben?

Doelstelling: waar mogelijk realiseren de leerlingen de
referentieniveaus rekenen en taal 

In 2011 heeft een leerkracht van elke leerling in zijn of haar klas in
beeld wat de taal en rekenprestaties zijn, in relatie tot de
referentieniveaus. Op die manier kan hij achterstanden tijdig signaleren
en, mede op grond van eventuele verdere toetsing, remediering (laten)
verzorgen. 

Voor leerlingen voor wie vast komt te staan dat zij het referentieniveau
niet kunnen bereiken bepaalt de school een wƩl haalbaar niveau en stemt
het onderwijsaanbod hierop af.

  

2.3.	Wat gaan we hiervoor doen?

Om de doelstellingen voor het reguliere onderwijs te behalen wordt
ingezet op de onderstaande activiteiten. Er is hierbij onderscheid
gemaakt in activiteiten gericht op wetgeving en op benodigde
randvoorwaarden voor scholen om zelf invulling te geven aan een
kwaliteitsverbetering in het regulier onderwijs. 

Wetgeving en toezicht

De staatssecretaris stelt de referentieniveaus rekenen en taal vast voor
alle leerlingen, maar stelt voorwaarden voor diƩ situaties waarin bij
voorbaat vast staat dat de leerlingen dit niveau niet zullen bereiken;

De Inspectie van het Onderwijs stelt een nieuw toezichtkader vast,
waarin scholen ook verantwoording wordt gevraagd voor de wijze waarop
zij bepalen wat de maximale mogelijkheden zijn van leerlingen, en hoe
zij dit maximale niveau realiseren. 

Randvoorwaarden

De WEC-raad zet in op verbetering van de ambulante begeleiding: in 2010
is in 100% van de situaties waar ambulante begeleiding wordt geboden,
sprake van een jaarlijks te actualiseren en voor alle partijen
inzichtelijk plan;

De WEC-raad verhoogt de efficiƫntie van ambulante begeleiding door het
opzetten van clusteroverstijgende regionale samenwerking op het terrein
van de ambulante begeleiding en maakt daartoe afspraken met o.a.
samenwerkingsverbanden en ZATā€™s;   

De WEC-raad investeert nog meer in preventieve inzet van ambulante
begeleiding, om onnodige verwijzing naar vormen van speciale
ondersteuning te voorkomen;

Cito ontwikkelt in opdracht van OCW een leerlingvolgsysteem, voor
leerlingen in de vier clusters. Net als het leerlingvolgsysteem voor het
regulier onderwijs biedt dit systeem de mogelijkheid tot het objectief
toetsen van vaardigheden; daarnaast biedt het mogelijkheden tot  het
bepalen van een ontwikkelingsperspectief. Net als voor het regulier
onderwijs wordt dit digitaal en in papieren versie aangeboden. Dit
systeem is afgestemd op het leerlingvolgsysteem dat het merendeel van
het regulier onderwijs gebruikt en is door het regulier onderwijs
desgewenst ook te gebruiken voor geĆÆndiceerde leerlingen of leerlingen
met een (dreigende) achterstand;

De WEC-raad draagt samen met een aantal onderwijsondersteunende
instellingen zorg voor de implementatie van de leerlijnen die voor het
speciaal onderwijs zijn ontwikkeld. Deze leerlijnen zijn ook te
gebruiken voor geĆÆndiceerde leerlingen in het regulier onderwijs.

Deskundigheidsbevordering op het gebied van

taal en rekenen; 

(Master) Special (Educational) Needs 

Staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft met de HBO-raad afspraken
gemaakt over de ontwikkeling van kennisbases en kennistoetsen/-examens
voor de lerarenopleidingen voor PO en VO. In het voorjaar van 2009
ontvangt zij voorstellen voor de kennisbases voor de vakken rekenen en
taal op de pabo. Voor de andere vakken volgen deze voorstellen in 2010.
Opbrengstgerichtheid voor en met zorgleerlingen zal onderdeel uitmaken
van de kennisbases voor het primair onderwijs.

3.	Speciaal basisonderwijs

44.900 leerlingen bezoeken een school voor speciaal basisonderwijs. Dit
zijn leerlingen die meer zorg en begeleiding nodig hebben dan de
reguliere basisschool kan bieden. In het speciaal basisonderwijs
bevinden zich ook leerlingen met een indicatie voor het speciaal
onderwijs. Net als hun medeleerlingen in het regulier onderwijs
profiteren ook deze leerlingen van de beoogde resultaten van de
Kwaliteitsagenda Scholen voor Morgen. Referentieniveaus rekenen en taal
worden ook voor het speciaal basisonderwijs vastgesteld. 

3.1.	Wat zijn de voornaamste problemen? 

Veel leerlingen in het speciaal basisonderwijs behalen onvoldoende lees-
en rekenresultaten. Uit onderzoek (LIST, LeesInterventieproject voor
Scholen met een Totaalaanpak, voorheen LISBO) blijkt dat met adequate
begeleiding het leesniveau van deze leerlingen op een veel hoger niveau
kan worden gebracht. Het vermoeden bestaat dat ook een aanzienlijke
verbetering van de rekenvaardigheden mogelijk is, zij het niet in
dezelfde mate als dat voor lezen geldt. 

Mede op grond hiervan is het onduidelijk of deze groep leerlingen op het
juiste niveau uitstroomt naar het vervolgonderwijs. 

3.2.	Wat willen we in 2011 bereikt hebben? 

Doelstelling: waar mogelijk realiseren de leerlingen de
referentieniveaus rekenen en taal

In 2011 heeft ook elke docent in het speciaal basisonderwijs van elke
leerling in zijn of haar klas continue in beeld wat de prestaties in
relatie tot het ontwikkelingsperspectief van deze leerling zijn. Voor
leerlingen van wie vast staat (of komt te staan) dat zij niet de
referentieniveaus zullen halen, bepaalt de school wat wƩl het maximaal
bereikbare niveau is. De wijze waarop de school dit bepaalt en de
leerling toeleidt naar dat niveau is inzichtelijk voor derden. 

3.3.	Wat gaan we hiervoor doen?

De activiteiten benoemd bij het regulier onderwijs gelden tevens voor
het speciaal basisonderwijs. Specifiek voor het speciaal basisonderwijs
is de landelijke uitrol van LIST. Centraal in dit project staat de
verbetering van de instructie door de leerkracht. Scholen kunnen zelf
kiezen tussen deelname aan LIST of de taalverbetertrajecten voor het
reguliere onderwijs. Zwakke scholen worden, via de Inspectie en het
Steunpunt (zeer) zwakke scholen, speciaal geattendeerd op deze
mogelijkheid.   

Randvoorwaarden

PK! en de WEC-raad coƶrdineren tot en met 2010 een landelijke uitrol
LIST en/of participatie aan rekenen- en taalprojecten; 

De inspectie attendeert, via het Steunpunt en PK!, zwakke scholen op
mogelijkheid van participatie aan LIST/taalprojecten

Het landelijk werkverband SBO zet, uitgaand van het standpunt dat
scholen zelf experts zijn,   leergemeenschappen op rond specifieke
themaā€™s (bijvoorbeeld werken met data)

Cito ontwikkelt in opdracht van OCW een leerlingvolgsysteem, voor
leerlingen in de vier clusters (zie ook regulier onderwijs).

4.	Speciaal onderwijs 

Circa 37.900 leerlingen volgen speciaal onderwijs. Het gaat om
leerlingen met een indicatie met een zintuiglijke, fysieke, cognitieve,
psychiatrische of meervoudige beperking.

4.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen?

In het speciaal onderwijs ligt nog te vaak te veel accent op zorg, en is
er nog te weinig aandacht voor de talenten van de leerling.
Inspectietoezicht laat zien dat het pedagogische klimaat goed is, maar
de opbrengstgerichtheid, met name van cluster 3 (kinderen met een
verstandelijke en/of lichamelijke beperking) en cluster 4 (kinderen met
psychiatrische- of gedragsstoornissen), te laag is. Mede door het
ontbreken van opbrengstgericht handelen, waar een handelingsplan deel
van uitmaakt (zie ook 2.1.), bevindt zich onder deze categorie een groot
aantal zwakke scholen. 

4.2.	Wat willen we in 2011 bereikt hebben?

Doelstelling: In 2011 wordt elke leerling in het speciaal onderwijs
begeleid en opgeleid naar het voor hem of haar hoogst haalbare niveau. 

In 2011 werkt tevens 75% van de scholen in het speciaal onderwijs met
kerndoelen en daarvan afgeleide leerdoelen. Voor leerlingen zonder
cognitieve beperkingen zijn de referentieniveaus rekenen en taal van
toepassing. 

Vanaf 2011 bepaalt de school voor elke leerling wat het maximaal
bereikbare niveau is, passend bij het ontwikkelingsperspectief, en hoe
de leerling naar dit niveau wordt op- en begeleid. De wijze waarop de
school dit niveau bepaalt een de wijze waarop hij de leerling begeleidt
is inzichtelijk voor derden. 

De school verantwoordt zich voor haar gerealiseerde resultaten.

In 2011 werkt 90% van de scholen systematisch en cyclisch met een
kwaliteitszorginstrument.   

4.3.	Wat gaan we hiervoor doen?

Om de doelstellingen voor het speciaal onderwijs te behalen wordt
ingezet op de onderstaande activiteiten. Er is hierbij onderscheid
gemaakt in activiteiten gericht op wetgeving en op benodigde
randvoorwaarden voor scholen om zelf invulling te geven aan een
kwaliteitsverbetering in hun onderwijs. 

Wetgeving en toezicht

Na instemming van de Tweede Kamer worden de kerndoelen vastgesteld en 
per 1 augustus 2009 van kracht; in 2010 moeten alle scholen ermee
werken;

De Inspectie van het Onderwijs stelt een nieuw toezichtkader vast,
waarin scholen verantwoording wordt gevraagd over de wijze waarop zij
het maximaal haalbare resultaat van leerlingen bepalen en realiseren.   

 Randvoorwaarden van leerlingen

Zie onder 2.1. (leerlingvolgsysteem).

SLO, KPC, CED en het Freudenthal Instituut onwikkelen in opdracht van
OCW en in samenspraak met specifieke vakdeskundigen op de doelgroep
afgestemde leermiddelen rekenen en taal (Speciaal rekenen, Rekenboog,
Taaltrapeze, FoToTaal).  Deze leermiddelen bieden ook mogelijkheid tot
differentiatie.     

De WEC-raad heeft, gesubsidieerd door OCW, methoden voor zelfevaluatie
en kwaliteitszorginstrumenten ontwikkeld en verspreidt die komende jaren
middels o.a. regionale bijeenkomsten en studiedagen. In dit kader wordt
ook elk jaar door de Wecraad een visitatietraject uitgevoerd. 

Tot 2011 coƶrdineert de WEC-raad elk jaar bij zeven speciale scholen en
drie RECā€™s een visitatietraject van de Zelfevaluatie Kwaliteitszorg.

Evenals het Landelijk Werkverband SBO zet ook de WEC-raad zogeheten
leerlandschappen op: teams van scholen die rond Ć©Ć©n thema werken aan
onderwijsverbetering.

De WEC-raad organiseert scholingstrajecten voor multidisciplinaire
teams, waaraan ook medewerkers op assisterend en ondersteunend niveau
deelnemen.

5. 	Voortgezet speciaal onderwijs

Het voortgezet speciaal onderwijs is de laatste jaren sterk gegroeid.
Het betreft op dit moment circa 28.000 leerlingen. De genoemde groei
wordt vooral bepaald door leerlingen met een gedragsprobleem in het
algemeen en autisme in het bijzonder (cluster 4) . De uitstroomprofielen
van de leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs variƫren van
(arbeids-)matige dagbesteding tot reguliere startkwalificaties als
HAVO/VWO en MBO-2. Er zijn percentages bekend over de huidige uitstroom.
Hierbij is de uitstroom van een kwart van de leerlingen echter onbekend.
In 2009 wordt, in afwachting van het onderwijsnummer in het speciaal
onderwijs, een uitstroommonitor vso opgezet. 

5.1. 	Wat zijn de voornaamste problemen

Veel scholen in het voortgezet speciaal onderwijs zijn op dit moment nog
te veel gericht op zorg en te weinig op opbrengsten en toeleiding naar
arbeid of vervolgonderwijs. De mogelijkheden van jongeren worden
daardoor niet ten volle benut, en de kansen voor deze jongeren op
maatschappelijke participatie worden hierdoor verkleind. Belangrijk
neveneffect is dat de uitstroom naar de Wajong groot is, en de
doorstroom naar arbeid en vervolgonderwijs beperkt. Dit brengt
onaanvaardbare maatschappelijke kosten met zich mee. De huidige
wetgeving sluit niet aan bij de doelstelling van opbrengstgericht werken
en arbeidstoeleiding. Scholen worden bij een omslag in denken en werken
niet gesteund vanuit wetgeving, en in sommige gevallen zelfs belemmerd. 

Doorstroomcijfers en extern rendement zijn nog onvoldoende systematisch
in beeld.  

5.2. 	Wat willen we in 2011 bereikt hebben

Leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs stromen op
basis van hun ontwikkelingsperspectief uit naar drie uitstroomprofielen:
vervolgonderwijs, arbeidsmarktgericht of (arbeidsmatige) dagbesteding.
De drie uitstroomprofielen zijn sterk verschillend; daarom schetst deze
notitie de doelstellingen en activiteiten per uitstroomprofiel apart.

Voor alle uitstroomprofielen geldt echter dat scholen, gesteund door een
wettelijke taak, leerlingen systematisch en doelgericht naar dat
uitstroomprofiel leiden. Goed inzicht in wat de leerling kan, wil en nog
moet leren is essentieel om het uitstroomprofiel te bepalen en de
voortgang te bepalen. Daarvoor neemt de school op een aantal momenten
een assesment af.

Voor leerlingen is het erg belangrijk een vorm van succes te
kapitaliseren in een afsluitend document. Voor de werkgever of
vervolgopleiding is het eveneens van belang te weten wat de leerling wel
en niet kan en wat hij nodig heeft om goed te functioneren. Een
kwalificatie voldoet aan die behoefte van zowel leerlingen als
werkgevers. Uitgangspunt is het streven naar een reguliere
(start-)kwalificatie waar het kan en als dat niet haalbaar is naar een
andere passende kwalificatie of portfolio als einddocument.  

Het afnemen van examens is voor scholen en leerlingen functioneel en
efficiƫnt georganiseerd. 

De school legt verantwoording af over het percentage leerlingen dat
gekwalificeerd en duurzaam is uitgestroomd naar vervolgonderwijs,
arbeidsmarkt en arbeidsmatige dagbesteding en is vergelijkbaar met
onderling vergelijkbare scholen. 

5.3.	Welke generieke activiteiten zijn benodigd

Om de doelstellingen voor het voortgezet speciaal onderwijs te behalen
zijn de onderstaande generieke activiteiten benodigd. In paragraaf 5.4
wordt nader ingezoomd op de ambities en activiteiten per
uitstroomprofiel.

Wetgeving en toezicht

Eind 2009 gaat een wetsvoorstel naar de Raad van State dat
uitstroomprofielen wettelijk verankert. Zo krijgen scholen voor
voortgezet speciaal onderwijs, voor leerlingen waarvoor vervolgonderwijs
of arbeid mogelijk is, een vergelijkbare opdracht als scholen voor
voortgezet onderwijs;

Eind 2009 wordt, middels ditzelfde wetsvoorstel, meer  ruimte geboden
aan scholen om hun curriculum conform dat uitstroomprofiel te kunnen
inrichten; wanneer scholen de examenprogrammaā€™s voortgezet onderwijs
hanteren, hebben zij die ruimte al; 

VĆ³Ć³r 2011 stelt de Inspectie van het Onderwijs een nieuw toezichtkader
vast, waarin scholen o.a. om verantwoording wordt gevraagd over het
opleiden tot uitstroomprofielen afgezet tegen de mogelijkheden van de
leerlingpopulatie. 

Onder de regiegroep Passend onderwijs, is een stuurgroep Passende
Kwalificaties ingesteld. Deze stuurgroep is samengesteld uit
vertegenwoordigers van alle organisaties die bij dit vraagstuk betrokken
zijn en adviseert over de mogelijkheden om alle leerlingen een passende
kwalificatie te verstrekken. 

Randvoorwaarden

De WEC-raad start, met subsidie van OCW, een uitstroommonitor vso
(analoog aan de uitstroommonitor van het praktijkonderwijs); vanaf
2009/2010 voert het vso het onderwijsnummer in;

OCW stimuleert en faciliteert de ontwikkeling van een benchmarksysteem
van uitstroomgegevens onder aansturing van de WEC-raad;

De WEC-raad brengt in beeld welke assessmentinstrumenten er zijn, welke
daarvan bij uitstek geschikt zijn voor zijn achterban en welke
aanvulling nog nodig is; 

De WEC-raad zet een ondersteuningsstructuur op om scholen te
ondersteunen bij de invulling van deze trajecten (ondersteuning ter
plaatse, ronde tafelgesprekken, uitwisseling van good practices en via
een actief gebruik van LIES);

OCW inventariseert de randvoorwaarden om op scholen voor voortgezet
speciaal onderwijs vakinstructeurs en/of 1e en 2e graads bevoegd
docenten aan te stellen;

De WEC-raad begeleidt scholen bij het vervolg op het project ā€˜De
Andere Stroomā€™: inzet van personeel zĆ²nder directe
onderwijsbevoegdheid, maar mĆØt specifieke kennis en ervaring.  

De WEC-raad en Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs stimuleren
uitwisseling van ervaring en samenwerking tussen voortgezet speciaal
onderwijs, praktijkonderwijs en ROCā€™s / AOCā€™s  

5.4	Ambities en activiteiten per uitstroomprofiel

5.4.1. 	Uitstroomprofiel arbeidsmarkt

In het land zijn al meerdere voorbeelden waarbij scholen praktijklessen
geven en overeenkomsten gesloten hebben met lokale supermarkten,
verzorgingshuizen of groenvoorzieningen. Bij veel scholen ligt echter
nog te veel de nadruk op de beperking van de leerling en minder op zijn
of haar mogelijkheden. Om daadwerkelijk meer leerlingen uit te laten
stromen naar de arbeidsmarkt is een cultuurverandering noodzakelijk,
dienen randvoorwaarden gecreƫerd te worden om arbeidstoeleiding voor
scholen mogelijk te maken, en dienen obstakels weggenomen te worden.

De ESF-subsidie biedt scholen nu al de gelegenheid om ervaring op te
doen met wat voor hun doelgroep wenselijk en mogelijk is waar het gaat
om (duurzame) arbeidstoeleiding; het feit dat naast scholen voor
praktijkonderwijs ook scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in
sterk toenemende mate een beroep doen op deze regeling getuigt van een
veranderende attitude van de sector. 

Het departement van SZW heeft via de Tijdelijke Subsidieregeling
raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt voor schooljaar 2008/2009 pilots
gesubsidieerd van scholen, bedrijven en andere actoren. Van belang is
ook het onderzoek naar het inzetten van jobcoaches, dat onder
verantwoordelijkheid van de Minister van SZW, in overleg met OCW vanaf
2009 start. Dit onderzoek is gericht op het al in de laatste fase van de
schoolloopbaan inzetten van een jobcoach, waardoor de overgang  van
school naar werk vloeiender wordt. 

Doelstelling: In 2011 stroomt een aantoonbaar groter aandeel van de
leerlingen in het VSO uit naar de reguliere arbeidsmarkt

Voor die leerlingen waarvoor dit mogelijk is, dient het voortgezet
speciaal onderwijs de voorbereiding te zijn op de reguliere
arbeidsmarkt. De plaats waar de leerling opgeleid wordt voor een baan in
bijvoorbeeld de groenvoorziening, horeca, detailhandel of een
zorginstelling. De school dient de leerling daarom vaardigheden te leren
die noodzakelijk zijn op de arbeidsmarkt en de leerling te begeleiden
naar zijn eerste werk of stage. Hierbij kan gedacht worden aan onderwijs
in praktijkvakken en een opbouw in interne en externe stages. Leerlingen
volgen stage bij daarvoor erkende leerbedrijven; praktijkopleiders daar
zijn toegerust op deze specifieke doelgroep.

Zoals gezegd is het wenselijk dat de school een aantal assessments
afneemt. Het laatste assesment is tevens de basis voor een
transitiedocument, dat de school opstelt ter ondersteuning van de
overstap van de leerling naar de arbeidsmarkt. 

Bij werkgevers heerst een attitude gericht op de mogelijkheden van de
leerling en een ambitie om jongeren met een beperking een duurzame
plaats op de arbeidsmarkt te bieden.

De leerling ontvangt bij het verlaten van de school een landelijke en
voor de arbeidsmarkt herkenbare kwalificatie. 

Samen met het veld zullen tot 2011 daarom, aanvullend op maatregelen die
het ministerie van Sociale Zaken reeds treft, de volgende activiteiten
geĆÆnitieerd te worden. 

Wetgeving

De staatsecretaris stelt, op advies van de stuurgroep Passende
Kwalificaties, vast wat onder een passende kwalificatie wordt verstaan
en verankert dit daarmee in de nieuwe wet (zie verder 5.3) 

Creƫren goede randvoorwaarden

Om scholen te ondersteunen bij deze omslag in denken en werken dienen
een aantal randvoorwaarden gecreƫerd te worden:

Colo draagt bij aan de werving van voldoende en passende
stagemogelijkheden bij erkende leerbedrijven;

Colo draagt zorg voor deskundigheidsbevordering van praktijkopleiders in
leerbedrijven, zodat zij zijn toegerust voor deze specifieke doelgroep;

De WEC-raad inventariseert en verspreidt good practices voor het
inrichten van effectieve arbeidstoeleiding.   

5.4.2. 	Uitstroomprofiel vervolgonderwijs

Doelstelling: In 2011 stroomt een aantoonbaar groter percentage van de
leerlingen in het VSO uit naar vervolgonderwijs

Als gevolg van de toename van leerlingen zonder (grote) cognitieve
beperkingen, maar met gedragsproblemen, is een groter wordende groep
leerlingen binnen het vso in staat een regulier diploma vmbo/T, havo/vwo
of mbo2 te halen, dat toegang tot beroepsonderwijs of hoger onderwijs
biedt. Een aandachtspunt is dat op dit moment veel leerlingen uit het
praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs wel doorstromen naar
het mbo, maar op het mbo relatief vaak lijken uit te vallen. 

Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs hebben op dit moment niet de
bevoegdheid zelf te examineren en diplomaā€™s uit te reiken. Zij kunnen
wel staatsexamen aanvragen. Dat vergt echter veel organisatie voor de
leerlingen met een beperking. Met behulp van symbiose en samenwerking
met reguliere scholen moeten mogelijkheden van leerlingen maximaal benut
worden. Op dit moment is symbiose en samenwerking ook mogelijk.
Activiteiten tot 2011 zijn er daarom met name op gericht deze
samenwerking te bevorderen en mogelijke obstakels weg te nemen.
Experimenten en veldinitiatieven Passend onderwijs bieden hiertoe alle
ruimte. 

Een recent onderzoek naar Doorstroom en stapelen in het onderwijs noemt
uitstroom van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs  naar het
vavo als mogelijkheid. Met name voor de leerlingen in het voortgezet
speciaal onderwijs die ouder zijn dan achttien jaar worden de
mogelijkheden hiertoe nader verkend.

Randvoorwaarden

De WEC-raad ondersteunt uitbreiding van symbiose en de ontwikkeling en
het in praktijk toepassen van ā€˜tussenvormenā€™ van regulier en
speciaal onderwijs. (tijdelijke of partiƫle plaatsing, het onderbrengen
van speciale voorzieningen bij reguliere scholen, etc.)  

5.4.3. 	Uitstroomprofiel (arbeidsmatige) dagbesteding

Doelstelling: leerlingen die uitstromen naar (arbeidsmatige)
dagbesteding zijn opgeleid tot een zo zelfstandig mogelijk leven, met
volledige benutting van hun mogelijkheden

In het vso zit een groep leerlingen waarvan het uitstroomprofiel
(arbeidsmatige-) dagbesteding is. Het betreft hier met name zeer
moeilijke lerende kinderen en kinderen met een meervoudige handicap.
Deze leerlingen zullen niet kunnen functioneren op de reguliere
arbeidsmarkt, maar ook deze leerlingen zullen uitgedaagd worden maximaal
hun potentieel te benutten. Naast benutting van potentieel is voor deze
leerlingen natuurlijk ook goede zorg van groot belang.

In 2011 verlaten deze leerlingen de school met een landelijk herkenbaar
portfolio, dat objectief verwoordt wat de leerling kent en kan. Daarmee
wordt de aansluiting met de ontvangende actor geoptimaliseerd en kan
deze zorgen voor een plaats waarin de leerling optimaal functioneert.
Daarnaast geeft het portfolio weer welke successen de leerling behaald
heeft. Het vormt de afsluiting van zijn of haar opleiding waar leerling
en ouders met trots op kunnen terugkijken. 

6.	Zwakke scholen, toezicht en interventie

6.1	Wat zijn de belangrijkste problemen?

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs kennen een groot percentage
(circa 50%) als zwak tot zeer zwak aangeduide scholen, met name vanwege
geringe opbrengstgerichtheid in relatie met een niet functionele
handelingsplanning. Kwaliteitszorg is nog onvoldoende systematisch.

Wat hebben we in 2011 hebben bereikt? 

In 2011 is het percentage zeer zwakke scholen gedaald tot 12,5%. 90% van
de scholen werkt dan systematisch en cyclisch met een
kwaliteitszorgsysteem. Daarnaast is aandacht voor structurele en
systematische kwaliteitsverbetering door middel onderlinge vergelijking
en leren-van-elkaar.

In 2011 bepaalt de school voor elke leerling wat het maximaal bereikbare
niveau is en hoe hij de leerling toe leidt naar dat niveau. De wijze
waarop hij dit niveau bepaalt een de wijze waarop hij de leerling
begeleidt is inzichtelijk voor derden. 

De Inspectie heeft daarvoor een adequaat toezichtkader ontwikkeld.

In geval van ernstig of langdurig achterblijven van de beoogde kwaliteit
kan bestuurlijke interventie plaats vinden.

Wetgeving

Zodra de referentieniveaus (en bepalingen voor leerlingen die dit niet
halen) en uitstroomprofielen wettelijk van kracht worden, kunnen zij als
bekostigingsvoorwaarde worden opgenomen. Die mogelijkheid biedt, via de
Wet Goed bestuur, mogelijkheid tot bestuurlijke interventie. 

Randvoorwaarden

De Inspectie signaleert zeer zwakke scholen en meldt hen aan bij het
Steunpunt kwaliteit;

Het Steunpunt en PK! benaderen zwakke scholen die niet meedoen aan taal-
en rekenprojecten;

De WEC-raad vormt binnen alle vier de clusters een steunpunt van
ā€˜expertgroepenā€™ die (zeer) zwakke scholen vraaggericht ondersteunen;
ca 35 scholen per jaar werken op deze manier aan de verbetering van hun
onderwijs; op basis van de ervaringen bepaalt de WEC-raad verdere
verbreding naar RECā€™s;  

De WEC-raad bevordert leren van elkaar, o.a. door koppelen sterke en
zwakke scholen;

Onderzoek naar het waarom van het niet werken conform handelingsplannen
en toetsing van alternatieven zoals leerlingvolgsystemen; het Landelijk
Werkverband SBO experimenteert met een de  ā€˜Ć©Ć©n-zorg-routeā€™ en 
groepshandelingsplannen. De bevindingen hiervan kunnen worden betrokken
bij dit onderzoek.  

Ingezet wordt op ontwikkeling van een benchmarksysteem onder aansturing
en coƶrdinatie van de WEC-raad.

 

Bijlage 1. Activiteitenplan

 PAGE    

 PAGE   13