[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

VELDRAPPORTAGE

Bijlage

Nummer: 2008D17811, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tweede voortgangsrapportage Passend onderwijs (2008D17808)

Preview document (🔗 origineel)


VELDRAPPORTAGE

Inleiding

In deze veldrapportage schetsen we een beeld van de ontwikkelingen in
het kader van Passend onderwijs. De rapportage is besproken met het
regieoverleg Passend onderwijs. De rapportage geeft met name informatie
over de ontwikkelingen bij de vorming van regionale netwerken in de
periode april – oktober 2008. De beleidsregel van CFI van 5 april 2008
werkt bij die vorming als een goede prikkel.

Ook het overleg in de Tweede Kamer heeft positief gewerkt. Zeker de
uitspraak dat wetgeving alleen kan worden ontwikkeld als er voldoende
informatie uit het veld is. Velen voelen zich daardoor serieus genomen.
Over de idee om met budgetfinanciering te gaan werken, zijn nog veel
vragen.

Deze veldrapportage is niet gebaseerd op een uitgebreide meting, zoals
dat het geval was bij de eerste voortgangsrapportage (de zgn. nulmeting
“Kompas op passend onderwijs, verslag volgsysteem voorjaar 2008 – 
kamerstuk 2007-208, 31 497, nr. 1). Dit verslag is gebaseerd op
contacten met het veld. De rapportage is opgesteld door het infopunt
Passend onderwijs. Dit infopunt bestond in deze periode uit 2 parttime
medewerkers.

De rapportage kent de volgende indeling:

Staat passend onderwijs op de agenda?

Hoe gaat men te werk?

Wat gebeurt er elders?

Wat valt op?

Welke inzet is er vanuit het regieoverleg?

In de bijlage is een overzicht opgenomen van de aanvragen startsubsidie,
veldinitiatieven en experimenten (stand 6 november 2008). Van de 79
potentiële regionale netwerken zijn er 55 middels een aanvraag
betrokken (70%).

Staat Passend onderwijs op de agenda?

Passend onderwijs staat in de meeste regio’s op de agenda. De
invullingen verschillen, afhankelijk van de positie van betrokkenen en
de sectoren die de primaire dragers zijn van Passend onderwijs. Globaal
is er het volgende beeld.

De sectoren

In het primair onderwijs is er een sterke inhoudelijke gerichtheid: 

Wat heeft Passend onderwijs met het onderwijs in de school te maken? 

Welke verbeteringen kunnen we aanbrengen in de zorgstructuur?

Wat zijn onze zorggrenzen?

Hoe kunnen we onze zorg verbreden?

Welke knelpunten ervaren we?

En voor het speciaal basisonderwijs: welke rol en taak kan de speciale
basisschool vervullen?

In het voortgezet onderwijs is naast de inhoudelijke insteek, zeker bij
de AOC instellingen, er vooral een tendens vanuit beschikbaarheid van
plaatsen voor leerlingen te redeneren, zeker als het om cluster 4
leerlingen gaat:

Hoe worden we geholpen met zorgleerlingen?

Welke voorzieningen zijn er?

Welke voorzieningen zijn er nodig voor snelle interventies?

In het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) is er naast de focus op
inhoud en kwaliteit van expertise een zekere afwachtendheid.
Initiatieven voor samenwerking komen meestal vanuit het primair
onderwijs en/of het voortgezet onderwijs. Op veel plekken werkt het
(v)so vanuit een open houding mee aan het zoeken van
‘tussenoplossingen’. Er is van die zijde een grote bereidheid tot
participatie. Zeker ook als het gaat om clusteroverstijgende vormen van
ambulante begeleiding .

Wel is er in het speciaal onderwijs de ‘angst’ dat men in het
regulier onderwijs alle zorgmiddelen gaat ontvangen en dat men dan eigen
oplossingen gaat zoeken en de expertise van het (V)SO niet op voorhand
benut.

NB  Het MBO is formeel niet betrokken bij startsubsidies,
veldinitiatieven en experimenten. Dit roept bij veel betrokkenen
vraagtekens op gezien de belangrijke overgang VMBO – MBO. Ook de
groeiende instroom vanuit het Praktijkonderwijs en het (V)SO (en de
voortijdige uitstroom) in niveau 1 is een veel gehoord punt van aandacht
en zorg.

Bij alle sectoren zijn de onderwerpen koude en warme overdracht en de
doorlopende leerlijnen tussen de sectoren van belang. Er is veel animo
deze onderwerpen meer in samenhang op te pakken en te verdiepen.

Eveneens moet worden opgemerkt dat er natuurlijk al lang allerlei
projecten en initiatieven zijn die we vandaag de dag Passend onderwijs
zouden noemen, en die gericht zijn op een goed onderwijsaanbod voor
leelringen.

Betrokkenen

Ook zijn er verschillen waar het gaat om het beeld van Passend onderwijs
bij betrokkenen. 

Onder leraren is er nog vaak het misverstand dat Passend onderwijs
gelijk staat aan inclusief onderwijs en dat Passend onderwijs betekent
dat er in 2011 plaatsingsplicht is. Uit een onderzoek in de omgeving van
Nijmegen bleek overigens dat 83% van de leraren positief staat t.o.v.
Passend onderwijs. Ook is er veel bereidheid zich te professionaliseren.
Ten opzichte van hun bestuur is er hier daar sprake van wantrouwen: gaat
men voor de euro’s of voor de belangen van kinderen.

Een bijzondere doelgroep wordt gevormd door intern begeleiders,
zorgcoördinatoren en ambulant begeleiders. Zij zijn zeer betrokken en
zetten Passend onderwijs hoog op de agenda.

 Uit gesprekken met ouders komt vaak naar voren dat men de idee heeft
dat elk kind in 2011 verzekerd is van een onderwijsplek in de directe
woonomgeving en dat naadloos wordt aangesloten bij de wensen van de
ouders. Aan de andere kant is er ook veel zorg bij ouders over hun
betrokkenheid. Vragen daarbij zijn:

Wie neemt beslissingen over het zorgaanbod en hoe worden wij daarin
gekend,

Is er in de toekomst nog wel voldoende keuzevrijheid?

Voor bestuur en management is er de onduidelijkheid over de budgettering
per 2011.

Algemene vragen zijn:

Welk budget wordt eigenlijk bedoeld?

Wie zal het budget ontvangen?

Wat is de omvang van het budget?

Welke eisen worden gesteld aan de inzet van het budget?

Vragen als “wie heeft er regie’ en wordt het regionale netwerk geen
nieuwe onnodige bureaucratie, worden hier en daar gesteld.

Er valt bij een deel van de bestuurders op dat men een afwachtende
houding heeft. Men wacht wetgeving af of men is van opvatting dat men
het zelf wel kan regelen. 

Het is daarnaast prettig te kunnen constateren dat veel bestuurders
vanuit een grote maatschappelijke betrokkenheid op Passend onderwijs
reageren. Men wil het voor kinderen met extra onderwijsvragen goed
regelen.

Tot nu toe is gesproken over afzonderlijke agenda’s. Bij Passend
onderwijs gaat het echter om een gezamenlijke agenda, in ieder geval van
de drie sectoren PO, VO en (V)SO. Het formuleren van een gezamenlijke
agenda en het delen van gezamenlijke ambities is een ingewikkeld
traject, alleen al als het gaat om het aantal participanten met elk
eigen culturen.

Algemeen beeld regionaal netwerk:

Uitgaande van ca. 80 netwerken gaat het gemiddeld om:

Bijna 90 basisscholen en bijna 4 speciale scholen voor basisonderwijs

Ca. 10 scholen en afdelingen voor voortgezet onderwijs

Ongeveer 4 scholen voor (V)SO

30 schoolbesturen

5 gemeenten.

35.000 leerlingen





De gezamenlijke agenda in deze periode is in de meeste gevallen van
bestuur en management. Personeel en ouders zijn veel minder betrokken.
De belangrijkste reden hiervoor is dat de 

ambities en doelstellingen erg globaal zijn geformuleerd. De
consequenties op schoolniveau moeten nog worden bepaald. Wel zijn er
goede praktijken:

Good practices:

Schoolbesturen als Flore, Atrium, Tabijn, De Blauwe Loper, Openbaar
Primair Onderwijs Alkmaar hebben in de regio Alkmaar personeelsdagen
georganiseerd, niet alleen om te informeren, maar ook om opvattingen te
delen met management, leraren, besturen en ouders.

In de samenwerkingsverbanden wsns in Lelystad is hetzelfde gebeurd. Het
regionaal netwerk (i.o.) in Doetinchem heeft een werkconferentie belegd,
waarbij ouders en leraren betrokken waren bij de vormgeving van Passend
onderwijs. In Breda heeft INOS (primair onderwijs) een personeelsdag
voor de 1300 medewerkers georganiseerd. In Dordrecht het Openbaar
Primair Onderwijs, in Zeeuws-Vlaanderen De Linie en in Sliedrecht de
Vereniging Christelijk Onderwijs.





Ouders zijn als doelgroep in het kader van collectieve
belangenbehartiging, voor velen niet simpel te betrekken. Vragen die
hierbij een rol spelen, zijn:

Welke ouders (alleen die van Rugzakkinderen)?

Hoe verhoudt zich dit tot de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden?

Welke positie nemen ouders in (alleen adviserend)?

Ouders met als insteek individuele ondersteuning is in de uitwerking
sneller te realiseren.

Zo kennen steden als Haarlem en Deventer een ouderloket.

Good practice:

Vanuit het gemeentelijk jeugdbeleid is geïnvesteerd in
opvoedingsondersteuning vanuit Homestart. ‘Homestart’ biedt een
laagdrempelig programma waarin vrijwilligers ondersteuning bieden aan
opvoeders met opvoedingsvragen. Voorts is er een opvoedsteunpunt
werkzaam waar professionele pedagogische hulp wordt gegeven aan ouders
met een jaarlijks bereik van 500 personen. Daarnaast is een
zorgcoördinator belast met het maken van één plan voor
multiproblemgezinnen. Deze coördinator zorgt verder voor samenwerking
in de uitvoering van het plan. 

Bron: aanvraag veldinitiatief: Apeldoorn e.o.





Ook bij externe partners begint Passend onderwijs op de agenda te staan.

Enkele bijeenkomsten met beleidsambtenaren van gemeenten waren druk
bezocht. Ook organisaties uit de jeugdzorg, kinderopvang,
schoolmaatschappelijk werk stemmen meer en meer af met hun
onderwijspartners. De ontwikkeling van de zorg- en adviesteams (ZAT)
helpen hierbij. Zeker nu betrokkenen in de te vormen Centra voor Jeugd
en Gezin (CJG) opnieuw vragen stellen over:

Wat gebeurt er om bij het CJG te komen?

Wat doen we in het CJG?

Welke hulp is achter het CJG beschikbaar?

In het kader van de afstemming werkt het infopunt Passend onderwijs nauw
samen met het Nederlands Jeugd Instituut (NJI), dat de implementatie van
de ZAT’s ondersteunt.

Hoe gaat men te werk?

In de meeste gevallen zijn het de coördinatoren van de
samenwerkingsverbanden PO en VO die samen met functionarissen uit het
(V)SO een initiatiefgroep starten. Pijnpunt voor het PO is, dat de
pragmatisch gekozen insteek van het VO-samenwerkingsverband de indruk
heeft gewekt als zou het VO daarmee ook ‘leading’ zijn bij de
vorming van het regionale netwerk. Vanuit de inspanningen op het terrein
van de zorgbreedte wordt dit door het PO niet altijd als terecht
ervaren. Ondanks dit gevoelen zien de verbanden vaak voldoende
aangrijpingspunten om een gezamenlijke agenda op te stellen. In de
eerste contacten wordt nagedacht over een gezamenlijke visie en over
gezamenlijke ambities.

De initiatiefgroep dient in deze periode snel voor bestuurlijk draagvlak
te zorgen.

Ook organiseert men bijeenkomsten voor directies om ook inhoudelijk
draagvlak te verwerven. Scholen raken door deze bijeenkomsten – zij
het via hun directies – eveneens geïnformeerd.

De volgende stap die wordt gezet is het formaliseren van de
initiatiefgroep. Doorgaans kiest men voor een structuur met een
stuurgroep bestaande uit bestuurders vanuit PO, VO en (V)SO. In een
aantal gevallen zijn ook gemeenten en het mbo betrokken. In het
veldinitiatief Midden-Brabant heeft een ouder zitting in de stuurgroep.
Onder stuurgroep hangen vervolgens werkgroepen of projectgroepen. Deze
worden geformeerd rondom enkele thema’s of werkagenda’s.

De formalisering vindt plaats door een intentieverklaring of in een
aantal gevallen een convenant.

Good practice:

Betrokken partijen bouwen aan een stelsel van onderwijsvoorzieningen
waarbij sprake is van een flexibele inrichting van speciale
onderwijszorg. Deze onderwijszorg wordt zowel binnen de school als
bovenschools aangeboden, waardoor scholen in staat zijn aan de
zorgplicht te voldoen. Dit betekent dat leerlingen op basis van een
geformuleerde hulpvraag en een eenduidige indicatiestelling worden
geplaatst in de voor de leerling meest geschikte, door de ouders
gewenste en (zo mogelijk) meest thuisnabije onderwijs(zorg)voorziening.
Daarbij wordt gewerkt aan een structuur die laagdrempelig, eenvoudig en
transparant is. Het systeem zal vraaggericht zijn, de ontwikkeling van
het kind centraal stellen en doelgerichte samenwerking tussen ouders,
kind en school realiseren. Ouders en leerlingen kunnen zonder
wachtlijsten en langdurige indicatieprocedures, via één loket, snel
een passend onderwijsaanbod krijgen namens alle samenwerkende partijen
in deze regio.

Het accent zal gelegd worden bij het po/so en vo/vso, maar afstemming
met het mbo zal er eveneens bij betrokken worden vanuit het streven om
de doorlopende leer- en zorglijn po-vo en mbo te realiseren.

Bron: Veldinitiatief Rijnstreek





Een lichtere vorm die velen kiezen is een intentieverklaring. Hierbij
treffen we 2 vormen aan:

een intentieverklaring met een inhoudelijke insteek. Er worden in de
intentieverklaring ambities en nadere uitwerkingen geformuleerd;

een intentieverklaring waarbij men een aantal onderzoeksvragen
formuleert om na helderheid hierover tot samenwerking te komen.

De derde stap is het aanvragen van een startsubsidie. Voor velen is het
erg lastig om alle besturen en scholen met hun BRINnummers te
verzamelen. Begin 2009 worden deze gegevens centraal aangeleverd.

Ook is het niet voor alle scholen even logisch om bij het betreffende
regionale netwerk te horen. In de meeste gevallen maakt men een analyse
van de leerlingenstromen. Dan blijkt regelmatig dat enkele scholen op
een ander samenwerkingsverband VO zijn gericht. In het regieoverleg is
daarom besloten meer flexibiliteit toe te staan bij de vorming van de
regionale netwerken.

De vierde stap is dat men besluit een aantal thema’s verder uit te
werken, in ieder geval de thema’s uit de beleidsregel van 5 april
(regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie
veldinitiatief Passend onderwijs 2008-2009 – PO/ZO-2008/8544).

Het gaat in deze beleidsregel om de volgende thema’s :

hoe is de betrokkenheid van het personeel georganiseerd?

hoe kunnen ouders als collectief inspraak hebben?

op welke wijze vindt de individuele ondersteuning van ouders plaats?

hoe wordt de 1 loket gedachte voor indicatiestelling integraal
vormgegeven?

op welke wijze is er een garantie voor een passend onderwijsaanbod?

welke registratiesystematiek wordt gehanteerd, zodat elke leerling in
beeld is?

wat is er geregeld zodat er een onderwijscontinuüm aanwezig is?

hoe vindt de versterking van de kwaliteit van het onderwijs plaats?

hoe wordt de handelingsbekwaamheid van onderwijzend en
onderwijsondersteunend personeel vergroot?

hoe ziet het ontwikkelings- en uitstroomperspectief van de leerlingen er
uit?

op welke wijze vindt de inzet van de subsidiemiddelen plaats?

is het veldinitiatief operationeel binnen 3 maanden?





Deze thema’s worden door het regieoverleg gebruikt als leidraad voor
de advisering aan CFI over de toekenning van de aanvragen voor
veldinitiatieven.

Een vijfde stap is inmiddels door 4 regionale netwerken gedaan (zie de
bijlage). Zij ontdekten bij de uitwerking van de thema’s een aantal
belemmeringen in wet- en regelgeving, waardoor zij opteren voor een
experiment. Bij alle vier de aanvragen is er de wens een hoge mate van
flexibiliteit te bereiken bij de inzet van de zorgmiddelen. Men wenst
een aanpak die meer uitgaat van handelingsgerichte diagnostiek en
ondersteuning van leraren en leerlingen die op maat plaatsvindt: niet
voor alle leerlingen gelijke bedragen, maar afhankelijk van de
onderwijskundige vraagstelling.

Een nieuwe impuls voor het realiseren van Passend onderwijs is medio
oktober gepubliceerd. Deze regeling stimuleringssubsidie (13 oktober,
kenmerk JOZ/62235) is ontwikkeld naar aanleiding van de motie
Kranenveldt-van der Veen c.s (Kamerstukken 2007-2008, 31 497, nr. 7). Op
13 november waren ca. 50 aanvragen ingediend.

Met deze regeling kunnen scholen nieuwe, sectordoorbrekende aanpakken
vormgeven. Ook structurele aanpakken voor het bevorderen van
betrokkenheid van personeel en/of ouders worden gehonoreerd. Indien men
stuit op belemmeringen in wet- en regelgeving kunnen vanaf begin 2009
ook “kleine” experimenten worden aangevraagd.

Voorbeeld:

In Hoogeveen werkt het Roelof van Echten College aan nieuwbouw, samen
met een VSO zmlk en een VSO zmok school. Hierdoor zal een campus
ontstaan waar kinderen op maat en in een gedifferentieerde
onderwijssetting passende onderwijszorgarrangementen kunnen krijgen.

De nieuwbouw zal gerealiseerd zijn per 2011.





Wat gebeurt er elders?

Daar waar nog geen regionale netwerken zijn gevormd zijn er in de meeste
gevallen wel activiteiten die leiden tot die vormgeving.

Zo was er in de provincie Friesland aanvankelijk een initiatief vanuit
het primair en het speciaal onderwijs. Later is ook het voortgezet
onderwijs betrokken en inmiddels zijn er voor 4 netwerken startsubsidies
aangevraagd. In Groningen was er eerst een zoektocht naar bestuurlijke
afstemming, enerzijds vanuit denominatieve overwegingen, anderzijds ook
door verschillende inzichten.

De activiteiten in Drenthe liepen in het begin via kleine initiatieven,
zoals in Hoogeveen, Meppel en Steenwijk. Nu vindt er meer overall
coördinatie plaats. Midden Overijssel is net als rond Nijmegen en het
land van Cuijck bezig met het zoeken naar de juiste geografische
oplossingen.

In West-Brabant en Zuid-Oost Brabant oriënteert men zich op welke
vormen van samenwerking opportuun zijn en welke thema’s gezamenlijk
kunnen worden opgepakt. Dit is vergelijkbaar met ontwikkelingen in het
Gooi, West-Friesland en Kennemerland. Zo vinden er studiedagen plaats in
Hilversum, Eindhoven, Hoofddorp, Sliedrecht en Spijkenisse. In Zeeland
werkt men met een aanpak om de ambities scherper te formuleren. 

Den Haag wordt gekenmerkt door verschillende tempi en ambities van de
grote schoolbesturen. Den Haag kent bijvoorbeeld denominatieve
samenwerkingsverbanden WSNS.

 

In alle lokale en regionale situaties gebeuren overigens vaak veel
activiteiten die van belang zijn voor goede plekken voor leerlingen,
bijvoorbeeld in het kader van regionale arrangementen VMBO-MBO,
afstemming voorschoolse opvang - instroom in het basisonderwijs,
ontwikkelingen in een RMC gebied, afstemming tussen het VO en Cluster 4
of bewegingen om de ambulante begeleiding meer clusteroverstijgende te
organiseren. Vaak spelen bestuurlijke afwegingen, regie-vragen en
communicatie een belangrijke rol bij het hanteren van een ander tempo
dan in andere gebieden.

Wat valt op?

Het is zeker opvallend dat in een vrij korte tijd Passend onderwijs op
veel agenda’s (voornamelijk van bestuur en management) een belangrijke
rol speelt. Het zijn vooral ambities die mensen motiveren om opnieuw
naar de gekozen oplossingen te kijken of te zoeken naar nieuwe, snellere
oplossingen voor passende arrangementen.

De volgende ambities worden veel aangetroffen:

Resultaat voor dit kind. De eerste drijfveer is de idee van “dit kind
in deze situatie”, voor elk 

kind een passend zorgarrangement, het kind kennen (naam en rugnummer) en
weten welke aanpak het beste aansluit bij de ontwikkelingsmogelijkheden.

Samen met de ouder. Waar het bij de eerste ambitie gaat om de unieke
driehoek van leerkracht-leerling-leerstof, gaat het bij deze ambitie om
de driehoek leerkracht-leerling-ouder: ouders als bondgenoten. Juist in
het onderwijs is de relatie tussen ouders en school van belang voor de
ontwikkeling van het kind: dus samen optrekken, samen de handen ineen
slaan, samen vanuit een te onderscheiden verantwoordelijkheid en
professie vooruitgang boeken.

Maatwerk voor kind en leraar. Geen ellenlange procedures, meer flexibele
inzetmogelijkheden. Kinderen en leraren verschillen immers, soms heeft
de één wat meer nodig en kan de ander met minder weer verder. Soms is
een klassenassistent voor een bepaalde periode een goede oplossing voor
de leraar, in een ander geval kan het met af en toe een
voortgangsgesprek. Sneller beschikbaar, op maat en in het primaire
proces zijn daarbij de sleutelbegrippen.

Niet eerst kopje onder. Waarom eerst moeten aantonen dat er gedurende
een half jaar sprake is van ontoereikende zorg? Waarom moeten veel
kinderen en hun leraren kopje onder gaan voordat er hulp beschikbaar is?
Preventief werken, handelingsgericht werken zijn wensen waarmee men aan
de slag wil: eerder en sneller en eenvoudiger.

Anders kijken. De kijk op kinderen moet draaien: gericht zijn op het
ontwikkelingspotentieel van kinderen staat bij velen centraal.

Eén loket. Geen 6 commissies meer, maar één telefoonnummer en één
papierstraat. Soms voor alle leeftijden, soms kiest men voor een loket
12- en een loket 12+. In andere gevallen worden de lijntjes naar en van
een zorg- en adviesteam versterkt. Dan weer vormt het Centrum voor Jeugd
en Gezin de verbindende schakel. 

Leraar centraal. Als leraren niet betrokken zijn, niet meedenken, zich
niet competent voelen, zijn ambities gebouwd op drijfzand.
Ondersteuning, ambulante begeleiding, collegiale consultatie en
professionalisering moeten de focus op het primaire proces hebben. 

Doen wat nodig is. De gerichtheid op het doen, de focus op ‘aan de
slag gaan’ beweegt velen om nog eens scherp te kijken naar alles wat
we om de school hebben georganiseerd met de vraag: wat draagt het bij
aan de voortgang in de ontwikkeling van onze leerlingen?

Zorgplicht. Deze doelstellingen van Passend onderwijs spreken aan. De
andere kant is dat men behoefte heeft aan meer financiële armslag om
die doelstellingen te realiseren. Middelen die men nodig heeft om beter
op elkaar af te stemmen, om een extra leraar in dienst te hebben of
juist meer onderwijsassistenten. Kleinere klassen, minder werkdruk, meer
tijd voor professionalisering zijn zeer veel gehoorde opmerkingen.
Toenemende maatschappelijke vragen, wachtlijsten in de jeugdzorg of het
steeds moeilijker vinden van goede stageplaatsen belemmeren passende
perspectieven.

Lerende aanpak. Een lerende aanpak kent uiteraard ook een andere kant:
er zijn besturen die 

daardoor gaan afwachten. Ook de onduidelijkheid over de financiering per
2011 leidt in sommige situaties tot een afwachtende houding. Men wil
eerst duidelijkheid over de wetgeving en het financiële kader. Anderen
willen juist wel eigen ruimte creëren. 

De inzet vanuit het regieoverleg.

Vanaf begin dit jaar is gewerkt met een activiteitenplan. Het
activiteitenplan is aangevuld met wensen die tijdens de nul-meting
vanuit het veld naar voren zijn gekomen. Zo was één van de wensen
vanuit het veld dat er een klein groepje van gesprekspartners zou worden
gevormd. Deze gesprekspartners zijn er om op aanvraag korte
ondersteuning te bieden (bijvoorbeeld een onafhankelijk voorzitter), te
informeren over ontwikkelingen elders, te sparren bij het vormgeven van
gezamenlijke ambities en de zgn. één-meting uit te voeren. Het
regieoverleg heeft hiervoor een tiental gesprekspartners geselecteerd
die voor een halve dag per week zijn ingehuurd om bovengenoemde vragen
op te pakken (gestart medio oktober). 

Uit de nulmeting bleek eveneens de behoefte aan regionale conferenties.
Op 7 plekken zijn deze dit najaar georganiseerd en ca. 1000 mensen
hebben de conferenties bezocht. 

Op verzoek van de ouderorganisaties is een onderzoek gestart naar
mogelijke aanpakken voor ouderbetrokkenheid. Deze gegevens komen begin
december beschikbaar. In het activiteitenplan zijn middelen begroot voor
het stimuleren van ouderkringen c.q. ouderplatforms. 

Divers afstemmingsoverleg is gestart met de opleidingen, zowel de
pabo’s, als de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs als de
opleidingen speciaal onderwijs. Inmiddels ligt er een plan van aanpak
vanuit deze drie opleidingssectoren.

Eveneens vindt afstemming plaats met het NJI, Gedragswerk, de VNG en
bureaus met vergelijkbare doelstellingen, zoals cross-over. 

Ook vindt afstemming plaats met de evaluatie- en adviescommissie Passend
onderwijs.  Zeker ook als het gaat om de ontwikkeling van standaarden en
indicatoren in het kader van een zelfevaluatiekader Passend onderwijs.
In dit kader wordt een poging gedaan een referentiekader te bieden,
waarmee antwoord wordt gegeven op de vraag wanneer Passend onderwijs
succesvol is. Om beter zicht te krijgen op de indicatoren worden deze in
het voorjaar in een aantal pilots beproefd.

De middelen van 3 SLOA instellingen zijn ingezet voor research en
ontwikkeling bij enkele veldinitiatieven. 

De meeste middelen uit het activiteitenplan worden gebruikt voor
stimulering van activiteiten voor leraren. 

Er is een website (  HYPERLINK "http://www.passendonderwijs.nl" 
www.passendonderwijs.nl  ) en een helpdesk. Er zijn talloze gesprekken
gevoerd met initiatiefnemers en vele inleidingen gehouden. 

Op grond van de resultaten van de één-meting zal het regieoverleg het
activiteitenplan opnieuw ijken. Met steeds de eis dat er sprake moet
zijn van vraagsturing.



Bijlage:

Aanvragen startsubsidie:

In het schooljaar 2007-2008 is reeds een startsubsidie aan de zgn.
koplopers gegeven

Noordoostpolder Urk Noord West Overijssel

Doetinchem e.o.

Passend Samenwerken De Meierij

Utrecht Stad en Regio

Leiden e.o.

Onderwijszorgkoepel NoordVeluwe i.o.

Het Lumeijn Zwolle

Passend Onderwijs NoordOost Achterhoek

Betuws Passend Onderwijs

Passend Onderwijs Apeldoorn e.o.

Zaanstreek en omgeving

Passend Ond Zuidoost Drenthe

Bestuurlijk Overleg Jeugd Onderwijszorg

Samenwerkingsverband VO Westland

Reg Netwerk Roosendaal

Reg Netw Passend Ond Midden Holland 

Reg Netwerk Rijnstreek

Groningen Stad en Ommeland

Passend Ond Noord Oost West Groningen

R N Passend Ond Rondom SV VO 2-01

Netw P O Geref Ond Noord Nederland

Projectgroep P O Goeree Overflakkee

Reg Netw Noord en Midden Drenthe

RN Voorne Putten Rozenburg

RN Regio Zutphen

RN Projectgroep Passend Onderw Delft

SWV De Langstraat

RN Amsterdam Diemen

RN Noordoost Brabant

RN Passend Ond Lelystad

RN Gooi en Vechtstreek

RN Platform Passend Ond West Friesland

RN Alliantie Bergen op Zoom

Passend Ond Regio Midden Kennemerland

RN Passend Ond Zoetermeer

RN Zuid Kennemerland

Zuidwest Drenthe / Noordwest Overijssel

RN Passend Ond Zuid Utrecht

RN Passend Ond Arnhem e.o.

Regio Noord-West Friesland

Regio Noord-Oost Friesland

Regio Zuid-Oost Friesland

Regio Zuid-West Friesland

Passend onderwijs Rotterdam



Aanvragen veldinitiatieven (9):

Stuurgroep Passend Onderwijs in Twente

Passend Onderwijs Noord-Limburg

Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Arnhem e.o. 

Passend Onderwijs Midden-Brabant (Tilburg)

Landelijk Project Reformatorisch Passend Onderwijs

Regionaal arrangement Weert-Nederweert

Regionaal netwerk Vijfherenlanden/Alblasserwaard

Stuurgroep Passend onderwijs Apeldoorn

Passend onderwijs Zuid-Limburg

Aanvragen experimenten:

Regionaal Netwerk Passen Onderwijs Eemland 

Duin & Bollenstreek

Almere (dit betreft een aanpassing van het reeds bestaande experiment).

Deventer

NB alle vier nog in overleg met het departement

 In het regieoverleg participeren de brancheorganisaties (PO, VO, WEC,
AOC, MBO en HBO Raad), de vakorganisaties, de ouderorganisaties en het
ministerie van OCW.

 PAGE    

 PAGE   1 

Good practice:

Vanuit de bestaande indicatiecommissies en indicatie instellingen wordt
er op subregionaal niveau toegewerkt naar de bundeling van kennis,
professionals, middelen en indicatiecriteria om te komen tot een
operationele vorm van indiceren in één regionaal loket. Het loket
wordt gekoppeld aan de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) die de 14
gemeenten gaan oprichten. Zorgadviesteams op subregionaal niveau zullen
een belangrijke toeleidende functie hebben tot dit regionale loket. De
verschillende, al bestaande loketten (o.a. van de swv’en wsns en VO en
de regionale expertisecentra), worden gekoppeld. ZAT’s en netwerken
worden aaneengeschakeld op weg naar één loket. De koppeling met de
CJG’s zal in nauwe samenwerking met de projectleiders CJG’s van de
14 gemeenten plaatsvinden.

Bron: Aanvraag veldinitiatief Twente

De Passend Onderwijs  ontwikkeling staat in Zuid-Oost Brabant bepaald
niet stil, ook al is het RN nog niet gevormd. Het woord “verbinden”
is de leidraad  geworden in de ontwikkelingen die partijen bindt. 

Belangrijkste ontwikkeling is een concept-intentieverklaring waarover in
een eerste overleg ronde consensus van de betrokken vertegenwoordigers
bestaat, maar waarover in bestuurskringen toch nog divers wordt gedacht.
Na definitieve goedkeuring door het Platform (geagendeerd op 24
november) wordt het voorgelegd aan de besturen en op basis daarvan kan
dan een startsubsidie worden aangevraagd.

Verschillende voor Passend Onderwijs belangrijke structuren worden
ontwikkeld en bestaande structuren in de regio worden onder de regie van
RN op elkaar afgestemd. Denk aan koppeling VO-MBO, POVO, vanuit één
zorgroute in PO, plus één zorgroute in VO (leren van elkaar) en de
werkgroep integraal indiceren. (naar ‘één loket ontwikkeling”.

Enkele wsns verbanden uit de directe omgeving zijn voornemens aan te
sluiten bij de RN ontwikkelingen in Helmond e.o.