[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inspectieonderzoek REC Chiron

Bijlage

Nummer: 2008D17820, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tweede voortgangsrapportage Passend onderwijs (2008D17808)

Preview document (šŸ”— origineel)


RAPPORT 

proefonderzoek INTEGRAAL TOEZICHT 

REGIONALE EXPERTISECENTRA

Rec oost noord-brabant, 'chiron'

Naam Expertisecentrum	: REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron'

Adres			: Schijndelseweg 3, 5283 AB, Boxtel

Rec-nummer		: 4-18

Brin		: 27TW

Onderzoeksnummer		: 

Datum bezoek		: 23 november 2007

Datum vaststelling		: 15 mei 2008



INHOUDSOPGAVE

Inleiding

Beschouwing

Vervolg van het toezicht

bijlage 1: kwaliteitsprofiel van rec Oost Noord-Brabant,

		'Chiron' 

bijlage 2: geanalyseerde dossiers

1.	INLEIDING

Op 23 november 2007 bezocht de Inspectie van het Onderwijs het regionaal
expertisecentrum (rec) Oost Noord-Brabant, 'Chiron' in het kader van het
proefonderzoek integraal toezicht rec's. Dit rapport bevat de resultaten
van dat onderzoek. 

De inspectie betrekt bij haar toezicht op het regionaal expertisecentrum
ten minste die taken die via de Wet op de expertisecentra (WEC) na
invoering van de Wet op de leerlinggebonden financiering, artikel 28b,
lid 6, aan het rec zijn opgedragen. Daaruit heeft de inspectie drie
kwaliteitsaspecten afgeleid die de kerntaken zijn van het rec:
'Coƶrdinatie van de ambulante begeleiding', 'Ondersteuning van ouders'
en het in stand houden van een 'Commissie voor de indicatiestelling'
(CvI). Verder leeft het besef bij de inspectie dat het goed functioneren
van een rec in belangrijke mate afhankelijk is van de wijze waarop de
aansturing plaatsvindt. Daarom voegt de inspectie bij de
kwaliteitsaspecten van het rec een aspect daarover toe: 'Management en
organisatie'. Daarnaast betrekt de inspectie bij het toezicht de wijze
waarop het rec inzicht heeft in de ontwikkeling van het aantal
geĆÆndiceerde leerlingen. 

In het kader van de overgang van het toezicht op de indicatiestelling
van de Landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) naar de
Inspectie van het Onderwijs betrekt de inspectie tevens bij het toezicht
op het rec de wijze waarop de CvI gebruik maakt van de bevoegdheid
indicaties voor het (voortgezet) speciaal onderwijs of leerlinggebonden
financiering te verstrekken. Het toezicht gaat na of de CvI de
indicatiestelling op correcte en gelijke wijze hanteert. 

Vraagstelling van het onderzoek 

Het proefonderzoek richt zich op het inrichten van een gerichter en
effectiever toezicht op de uitvoering van de taken van het rec en de CvI
door een integrale benadering van het toezicht. De inspectie heeft
daarbij twee centrale onderzoeksvragen geformuleerd. 

Wat is de kwaliteit van uitvoering van de rec-taken?

Is de indicatiestelling conform de wettelijke eisen?

Deze vragen zijn uitgewerkt in negen kwaliteitsaspecten. Bij ieder van
deze kwaliteitsaspecten onderscheidt de inspectie een aantal
indicatoren. De inspectie beoordeelt de kwaliteit van het rec op deze
indicatoren. Analoog aan de toezichtkaders in de andere sectoren van het
onderwijs geeft de inspectie geen oordelen op het niveau van een
kwaliteitsaspect. De waardering beperkt zich tot de onderscheiden
indicatoren.

De opzet van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit de volgende activiteiten:

Analyse van, indien beschikbaar, zelfevaluatiedocumenten en andere
documenten die het rec voorafgaand aan het bezoek heeft toegestuurd.

Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over het rec die bij de
inspectie aanwezig zijn.

Onderzoek en analyse van leerlingdossiers in het kader van de
indicatiestelling door de CvI. Voor een overzicht van geanalyseerde
dossiers zie bijlage 2.

Onderzoek en analyse van het gebruik van het CvI-net door het rec.

Rec-bezoek:

	gesprek met de coƶrdinator/management(team) van het rec;

	gesprek met de voorzitter en ambtelijk secretaris van de CvI;

gesprek met (coƶrdinerend) traject- of ouderbegeleider(s);

gesprek met de coƶrdinator van de ambulante begeleiding;

gesprek met ambulant begeleiders.

Indien het rec in het kader van zelfevaluatie over een bepaalde
indicator of over een bepaald kwaliteitsaspect voldoende betrouwbare en
valide gegevens heeft verzameld, kan in overleg tussen het management
van het rec en de inspectie besloten worden om de oordelen uit de
zelfevaluatie alleen te verifiƫren en deze niet zelf opnieuw te
onderzoeken. Zo sluit de inspectie niet alleen aan bij de specifieke
situatie van het rec, maar wordt het rec bovendien niet onnodig belast. 

Het rec heeft geen documenten ingestuurd die op
zelfevaluatieactiviteiten betrekking hebben. 

Naar aanleiding van de gesprekken tijdens het bezoek heeft de
rec-directeur desgevraagd de inspectie nog een aantal documenten
gestuurd die een beeld geven van de ontwikkeling van het rec. Het
betreft de volgende documenten: 

'REC Chiron Kaderstellende beleidsnota 2007';

'REC Chiron Besturing- en organisatiemodel op hoofdlijnen; Instituut
Service Management; Boxtel, 5 september 2007';

'REC Chiron Managementstatuut;

'REC Chiron Actieplan bedrijfsmatige inrichting organisatie; Instituut
Service Management, september 2007';

'REC Chiron Notitie Bureau In- en Uitstroom'; concept;

'REC Chiron Plan van Aanpak overgang AB-ers';

'REC Chiron Organisatie AB regio noord door: Mario Leenders';

'REC Chiron Inventarisatie plaatsingsproblematiek';

'REC Chiron plaatsingsproblematiek';

'Verschillend en toch samen'.

Aan het eind van het bezoek heeft een terugkoppeling op hoofdlijnen
plaatsgevonden aan de voorzitter van de CvI en de ambtelijk secretaris
over de bevindingen en de conclusies die de inspectie aan die
bevindingen verbindt.

Ook heeft tussentijdse terugkoppeling plaatsgevonden aan de directeur
van het rec over de bevindingen van de inspectie bij de onderscheiden
gespreksonderdelen. Bij de terugkoppeling aan het einde van het bezoek
zijn het rec-bestuur en de directeur van het rec niet aanwezig geweest.

In hoofdstuk 2 wordt een beschouwing gegeven over de geconstateerde
kwaliteit en wordt deze onder andere bezien in relatie tot de context of
uitgangssituatie van het rec. 

In hoofdstuk 3 is het vervolgtoezicht aangegeven en worden, indien
noodzakelijk, afspraken vermeld met betrekking tot wettelijke bepalingen
waaraan het rec niet voldoet.

Het onderzoek naar de kwaliteit van de wettelijke taken en de
indicatiestelling levert een kwaliteitsprofiel op van het rec. Dit
kwaliteitsprofiel is opgenomen in bijlage 1. 

Bijlage 2 geeft een overzicht van de dossiers die in het kader van het
onderzoek zijn geanalyseerd. In deze bijlage zijn tevens de bevindingen
opgenomen op basis van de dossieranalyse.

2.	beschouwing

Dit hoofdstuk bevat een beschouwing over de kwaliteit van uitvoering van
de wettelijke taken van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' en de kwaliteit
van de indicatiestelling. Daarbij legt de inspectie zo mogelijk
verbanden tussen de verschillende onderzochte indicatoren onderling en -
voor zover relevant - tussen de indicatoren en de context van REC Oost
Noord-Brabant, 'Chiron', de specifieke doelstellingen van het rec en
eerdere inspectierapporten.

2.1	Algemeen beeld

De inspectie beoordeelt de kwaliteit van uitvoering van de rec-taken als
'zeer zwak'. 

De inspectierapporten van 2005 en 2007 schetsen het beeld van een rec in
ontwikkeling, met name op het gebied van de aansturing van het rec. Er
zijn de afgelopen periode met regelmaat ambitieuze beleidsnotities
verschenen. Illustratief is het grote aantal beleidsdocumenten van het
afgelopen jaar. Desondanks constateert de inspectie dat momenteel sprake
is van een onvoldoende doeltreffende beleidsvoering van het rec. Tevens
is sprake van een gebrekkige samenhang tussen de organisatiestructuur
van het rec en het strategisch beleid. Naast het feit dat het rec niet
beschikt over een actueel kaderstellend beleidsplan in de vorm van een
door het bevoegd gezag van het rec vastgesteld bedrijfsplan 2007,
ontbeert het rec tevens een door het bevoegd gezag vastgesteld
managementstatuut waarin de taken en bevoegdheden van de rec-directeur
in relatie met de andere beleidsadviserende gremia in het rec zijn
vastgelegd. De sturing op wettelijke taken als onderdeel van het
(strategisch) beleid van het rec vindt slechts in zeer beperkte mate
plaats, omdat deze mede afhankelijk is van het formuleren en vaststellen
van beleid op deze taken en het duidelijk beleggen van
verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dit heeft een verlammende werking
op de bedrijfsvoering van het rec.

Wat betreft de kwaliteit van de indicatiestelling constateert de
inspectie dat de criteria in 30 procent van de dossiers (exclusief de
dossiers met ontbrekende gegevens) correct worden toegepast. Wanneer de
dossiers met ontbrekende gegevens meegenomen worden bij de beoordeling,
is sprake van 21 procent overeenstemming tussen de CvI en de
onderzoekers. Voor deze zeer zwakke score zijn een aantal redenen te
noemen:

In een aantal dossiers waarbij een beroep gedaan wordt op het evident
stabiel kindkenmerk ontbreekt een omschrijving van de huidige ernst van
de problematiek door een deskundige en is het oorspronkelijke,
verouderde onderzoeksverslag niet aanwezig. Tevens wordt een aantal keer
de onderzoeksrapportage aangeleverd door een onbevoegd deskundige. 

Om het criterium integraliteit te kunnen onderbouwen zou er gebruik
gemaakt kunnen worden van genormeerde vragenlijsten zoals de CBCL en
TRF. Nu worden deze wel een aantal keer in de dossiers teruggevonden,
maar ze kunnen niet meegenomen worden in de besluitvorming omdat ze niet
gescoord zijn en een interpretatie van de vragenlijsten door een
deskundige ontbreekt. 

In een aantal dossiers is geen sprake van jeugdhulpverlening, omdat
alleen onderzoek of diagnostiek heeft plaatsgevonden. Medicatie is ook
geen vorm van jeugdhulpverlening zoals bedoeld in de criteria. 

Wanneer de criteria voor wat betreft het criterium beperking van de
onderwijsparticipatie niet correct zijn toegepast, is dit meestal te
wijten aan het feit dat de beschreven problematiek niet conform de ernst
van cluster 4 is. Er is wel sprake van problemen waar extra begeleiding
voor gegeven moet worden, maar dit hoeft niet noodzakelijk
cluster4-begeleiding te zijn. In een enkel geval is de problematiek
voornamelijk didactisch van aard. Daarnaast is voorgekomen dat de
problemen nog geen zes maanden aanwezig zijn of dat de problematiek
leeftijdsadequaat is. 

De minste overeenstemming wordt bereikt op het criterium
ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. Vaak heeft de geboden
hulp effect of is de reguliere zorgstructuur nog onvoldoende benut. De
gevraagde hulp vanuit het cluster4-onderwijs is ook regulier te
realiseren. In alle dossiers is handelingsgerichte informatie aanwezig,
maar de kwaliteit hiervan loopt uiteen. In de dossiers waarbij geen
overeenstemming is tussen de CvI en de onderzoekers over de
ontoereikendheid van de zorg komt het meestal voor dat het
handelingsplan onvoldoende gericht is op de cluster 4-problematiek van
de leerling of dat het handelingsplan didactisch van aard is. Daarnaast
komt het vaak voor dat een handelingsplan nog geen zes maanden is
uitgevoerd.

In twee dossiers is sprake van een preventieve aanvraag. Er wordt een
indicatieaanvraag gedaan omdat men problemen in een later stadium van
het onderwijs vermoedt. Preventief indiceren is niet toegestaan. 

De inspectie geeft eerst een toelichting op het oordeel over de
kwaliteit van uitvoering van de rec-taken, gevolgd door een toelichting
op de kwaliteit van de indicatiestelling. In de toelichting bij dit
(tweede) deel neemt de inspectie de bevindingen en conclusies van de
LCTI bij het onderzoek naar de kwaliteit van de indicatiestelling door
de CvI, zoals vastgelegd in de zogenoemde terugkoppeling, integraal
over. 

2.2	Toelichting

2.2.1	Management en organisatie 

Het managementteam van het rec wordt gevormd door de rec-directeur en de
manager van het Centraal Aanmeld- en Informatiepunt (CAIP), het
zogenoemde 'mt-smal'. De manager CAIP is reeds geruime tijd afwezig
wegens ziekte. Deze functie wordt momenteel waargenomen door de
ambtelijk secretaris van de CvI. Naast het 'mt-smal' kent het rec ook
een 'mt-breed', waarin naast de leden van het 'mt-smal' ook de
coƶrdinatoren AB zitting hebben. Voorts kent het rec een zogenoemde
'rec advies groep'(RAG), waarin de directeuren van scholen in het rec
zitting hebben. Deze groep dient het rec-bestuur van advies.

Per 1 januari 2007 is de huidige rec-directeur benoemd en in april 2007
heeft het bestuur een extern adviesbureau (Instituut Service Management)
gevraagd een voorstel te doen voor een nieuwe bestuurlijke structuur en
organisatiestructuur. De inspectie heeft uit het overleg met de
rec-directeur begrepen dat het advies in september 2007 aan het bestuur
is gepresenteerd en dat het rec-bestuur om haar moverende redenen heeft
besloten het advies niet te zullen volgen. Daarmee wordt een situatie
bestendigd waarbij in praktisch uitvoerende zin de besluitvorming en
communicatie in het rec een vorm hebben gekregen, maar waarin door het
bestuur van het rec niet is bekrachtigd waar verantwoordelijkheden
belegd zijn en hoe de verbinding tussen de uitvoering van taken door de
verschillende organisatieonderdelen en een strategisch beleid tot stand
komt. De inspectie merkt in dit verband tevens op dat het rec niet
beschikt over een actueel bedrijfsplan. Het rec ontbeert daarmee een
actueel (strategisch) beleidskader. De sturing op de wettelijke taken,
als onderdeel van het (strategisch) beleid van het rec vindt slechts in
zeer beperkte mate plaats omdat dit mede afhankelijk is van het
formuleren van beleid op deze taken.Ā De activiteiten liggen overwegend
op het vlak van het oplossen van praktische problemen bij de uitvoering
van taken op het vlak van de wettelijke taken. De onderlinge
verhoudingen tussen de verschillende gremia zijn niet beschreven. De
inspectie wijst in dit verband op de voor haar onduidelijke status van
de 'rec advies groep'. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van deze
adviesgroep ten opzichte van de rec-directeur zijn niet vastgelegd,
terwijl het rec evenmin beschikt over een door het rec-bestuur
vastgesteld managementstatuut. Dit heeft een verlammende werking op de
bedrijfsvoering van het rec, aangezien voor de besluitvorming van het
bestuur van het rec het advies van de adviesgroep leidend is. 

Op dit moment is er binnen het rec geen sprake van een beleid dat zich
richt op de kwaliteitszorg. De inspectie constateert dat het rec geen
beleidsinitiatieven gericht op het ontwikkelen van kwaliteitszorgbeleid
heeft genomen en daar kennelijk ook niet de intentie toe heeft.

Gezien het beeld dat is ontstaan met betrekking tot de gebrekkige
beleidsvoering van het rec en het tegelijkertijd hoge ambitieniveau dat
uit enkele beleidsdocumenten spreekt ā€“ met onder meer als gevolg het
in dienst nemen van werknemers ten behoeve van een centrale dienst
ambulante begeleiding -, beoordeelt de inspectie ook de financiƫle
bedrijfsvoering vanwege een onvoldoende onderbouwing als risicovol.
Hoewel voor het jaar 2007 een begroting beschikbaar is, heeft het
rec-bestuur deze begroting niet formeel vastgesteld. Het is de inspectie
niet bekend waarom het rec-bestuur heeft afgezien van vaststelling van
de begroting.

De inspectie stelt vast dat het managementteam van het rec onvoldoende
zicht heeft op de plaatsingsproblematiek van de scholen en vanuit het
rec geen beleid voert om te zorgen dat iedere leerling met een positieve
indicatie binnen afzienbare tijd geplaatst wordt.

De inspectie betrekt bij dit onderzoek ook de aansturing op de
doorlooptijden van het indiceringsproces. Bij dit kwaliteitsaspect
beoordeelt de inspectie het resultaat als voldoende. In de meeste
gevallen komt een indicatie tot stand binnen daarvoor acceptabele
termijnen. Er is echter nog geen sprake van het systematisch verzamelen
van kengetallen over de doorlooptijden.

2.2.2	Coƶrdinatie ambulante begeleiding 

De inspectie stelt vast dat coƶrdinatie van de ambulante begeleiding
weliswaar in ontwikkeling is, maar dat er daarnaast ook veel punten ter
verbetering zijn. 

Er zijn op dit moment drie organisatorische eenheden (stuurgroepen AB) -
Helmond, Eindhoven en Den Bosch -, elk met een coƶrdinator. Op het
moment van dit onderzoek wordt uitvoering gegeven aan een ontwikkeling
waarbij de ambulante begeleiding, die nu nog belegd is bij de scholen,
wordt ondergebracht bij het rec.

Een besluit om tot samenvoeging te komen, is in het najaar van 2006
genomen. In september 2007 is een beleidsadvies ('Verschillend en toch
samen') gereedgekomen, dat ingaat op de inhoud en procedure om tot Ć©Ć©n
gezamenlijke ambulante dienst te komen. De notitie is gebaseerd op een
uitgebreide inventarisatie van de werkwijzen en opvattingen bij de
verschillende ambulante diensten en schetst het beeld dat er bij de
afzonderlijke diensten - soms grote - verschillen zijn in beleid, rollen
en in werkprocessen. 

Het bestuur van het rec heeft volgens de rec-directeur de aanbevelingen
niet overgenomen en wil wachten tot er meer duidelijkheid is over
ontwikkelingen in het kader van passend onderwijs en de 'verplichte
winkelnering'. Wel zal de overgang van personeel naar verwachting per 1
maart of 1 april 2008 plaatsvinden. Twee van de drie coƶrdinatoren AB
zijn inmiddels wel in dienst van het rec gekomen. Hiermee hebben zij
formeel de zeggenschap verloren over de ambulant begeleiders, die nog in
dienst zijn van de onderscheiden besturen. Een derde coƶrdinator,
tevens verantwoordelijk voor de uitvoering van praktische werkzaamheden,
is niet in dienst van het rec getreden. Zij is hierdoor echter ook geen
lid van het 'managementteam-breed' en neemt derhalve niet deel aan dit
overleg.

EƩn keer per maand is er een informeel coƶrdinatorenoverleg, gericht
op de praktische afstemming van activiteiten, werkzaamheden en het tot
stand brengen van samenhang. De inspectie constateert daarbij dat er bij
de coƶrdinatie van de ambulante begeleiding geen sprake is van een
kwaliteitszorgbeleid of deskundigheidsbevordering op rec-niveau. Er zijn
functionele - maar niet formele - overlegvormen, maar die komen in de
praktijk niet toe aan het maken van fundamentele en uniforme afspraken
over inzet van middelen, werkwijze en criteria bij de bepaling van de
inzet. De inspectie heeft niet kunnen vaststellen of de rec-coƶrdinatie
van de ambulante begeleiding ook concrete resultaten oplevert. In het
gesprek met ambulant begeleiders dat moest dienen voor het verkrijgen
van een dergelijk inzicht was tijdens het bezoek door het rec-management
niet voorzien.

2.2.3	Begeleiding ouders 

Het rec heeft een Centraal Aanmeld- en Informatiepunt aanmeldpunt (CAIP)
ingericht en zorgt door middel van een website, schriftelijk
informatiemateriaal en door mondelinge informatieverstrekking voor
voorlichting aan ouders en onderwijsinstellingen. Het CAIP wordt door de
scholen bekostigd.

Bij het eerste contact met de ouders - dat veelal telefonisch
plaatsvindt - wordt aan de ouders uitgelegd hoe de procedure verloopt.
Hierna ontvangen de ouders een aanmeldpakket, met het verzoek de voor
een aanvraag benodigde documenten te verzamelen. Vanaf dat moment wordt
de aanvraag via een vastgesteld draaiboek behandeld. Wanneer het CAIP
een onvolledige aanvraag ontvangt, verwijst het de ouders naar de
instellingen die voor de benodigde documenten kunnen zorgen. Het rec
voert zelf geen onderzoek uit.

De ambitie van het rec is om het voortraject niet langer dan vier weken
te laten duren. De inspectie heeft waardering voor deze ambitie maar zet
vraagtekens bij de wijze waarop het rec de gestelde termijnen handhaaft.
Met name in het geval waarin het rec in afwachting is van aanvullende
gegevens of aanvullend onderzoek en de termijn van vier weken daarmee
overschreden wordt, stuurt het rec het dossier retour aan de ouders. De
ouderbegeleiding in het voortraject draagt daarmee naar het oordeel van
de inspectie een overwegend passief karakter. Na het verkrijgen van de
indicatie heeft de trajectbegeleider geen taken meer. In de fase na de
indicatiestelling ondersteunt een contactpersoon van de rec-school
vervolgens de ouders bij het zoeken naar een school. 

In dit kader ontwikkelt het rec ook initiatieven ten behoeve van
voorlichting aan scholen en is aanwezig bij alle overlegtafels in het
kader van de ontwikkelingen met betrekking tot passend onderwijs.
Bovendien is er een overlegtafel rond complexe dossiers. Wanneer
aanvragen leiden tot een negatieve beschikking legt het rec contact met
een of meerdere Permanente Commissies Leerlingenzorg of Regionale
Verwijzingscommissies.

De inspectie heeft niet kunnen vaststellen of de ondersteuning die het
rec biedt succesvol is en overeenkomt met de verwachtingen van de
ouders. Gelet op de korte tijd tussen de aankondiging van het bezoek en
de uitvoering daarvan heeft de inspectie afgezien van het uitvoeren van
een enquĆŖte onder ouders. Het rec zelf gebruikt geen instrument voor
zelfevaluatie met betrekking tot de ondersteuning van de ouders.

2.2.4	Onafhankelijkheid van de indicatiestelling

De leden van de commissie hebben een overeenkomst van opdracht met het
rec, er is een document waarin de indicatiebevoegdheid van het rec is
overgedragen aan de CvI en de samenstelling van de CvI is conform de
wettelijke eisen. 

Het rec voorziet evenwel niet in een structurele monitoring van de
onafhankelijkheid door het bestuur van het rec, waardoor de waarborgen
met betrekking tot de beĆÆnvloeding van de besluitvorming van de CvI
onvoldoende zijn gegeven. De inspectie beoordeelt de waarborgen met
betrekking tot de beĆÆnvloeding van de besluitvorming van de CvI als
onvoldoende. 

Ofschoon de voorzitter van de CvI aangeeft dat er tot op heden geen
belemmeringen zijn met betrekking tot inzet van de leden van de CvI
en/of op materieel gebied - er wordt op declaratiebasis gewerkt - is er
geen afzonderlijke begroting voor de CvI opgesteld, noch zijn in de
begroting van het rec de geraamde uitgaven van de CvI herkenbaar terug
te vinden.

Er zijn voorts onvoldoende waarborgen dat de ambtelijk secretaris van de
CvI - niet tegelijkertijd lid van de CvI - geen invloed heeft op de
informatieverzameling en de oordeelsvorming. Onder zijn
verantwoordelijkheid komt een samenvatting van het dossier tot stand.
Bovendien maakt de ambtelijk secretaris een indeling in 'hamerstukken'
en 'bespreekgevallen' en voorziet deze van een preadvies, of worden deze
activiteiten onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerd. De CvI neemt
ter controle van de werkwijze een steekproef uit alle aanvragen en
controleert deze. Zoals uit de volgende paragrafen zal blijken, leidt
dit in de praktijk tot een onvoldoende resultaat.

2.2.5	Administratieve en juridische aspecten 

Bij het onderzoek naar de volledigheid van de dossiers heeft de
inspectie veertien dossiers betrokken. In alle dossiers is er sprake van
een ingevuld en ondertekend aanmeldingsformulier, de aanwezigheid van de
in het protocol vermelde bijlagen en een afschrift van de beschikking
van de CvI.

Om een oordeel te kunnen geven over de criteria moeten de gegevens
aanwezig, relevant, van voldoende kwaliteit en recent genoeg zijn.
Wanneer dit niet het geval is wordt gesproken van 'ontbrekende
gegevens'. Bij vier dossiers (714, 803, 818, 1064) is daarvan sprake. De
CvI had over deze dossiers (nog) geen besluit mogen nemen, maar eerst
meer informatie moeten opvragen. Voor een nader toelichting op deze
conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2
(geanalyseerde dossiers).

Over het algemeen genomen heeft de CvI het digitale protocol correct
ingevuld. In het protocol van dossier 1064 wordt het
integraliteitscriterium niet op correcte wijze onderbouwd. De CvI geeft
geen argumenten waaruit blijkt dat de problemen zich op meerdere
gebieden uiten, het is meer een algemene beschrijving van de
problematiek. Bij dossier 792 wordt er volgens de CvI niet voldaan aan
het stoorniscriterium; dit wordt later wel aangekruist bij het
eindoordeel. Ook wordt er bij het integraliteitscriterium aangevinkt dat
er in alle drie de gebieden problemen voorkomen terwijl dit niet als
zodanig wordt onderbouwd. 

2.2.6	Aard en ernst van de stoornis 

De informatie die de CvI nodig heeft voor een oordeel over de stoornis
moet in de dossiers aanwezig, relevant, van goede kwaliteit en recent
genoeg zijn. In elf dossiers heeft de inspecteur informatie gevonden die
voldoende bruikbaar is voor het beoordelen van de aard en de ernst van
de stoornis. In de overige drie dossiers (949, 825 en 745) ontbreken
recente verslagen waarmee de stoornis aangetoond dient te worden.

De kwaliteit van de door de CvI gebruikte informatie is onvoldoende. Bij
negen dossiers kan een uitspraak gedaan worden over de bevoegdheid van
de onderzoeker. In vier dossiers is de bevoegdheid van de onderzoeker
duidelijk. In de overige vijf dossiers komt het voor dat een onderzoeker
onbevoegd is.

In het onderzoek naar de conclusies van de CvI over de aard en de ernst
van de stoornis kan de inspectie het oordeel van de CvI in zes van de
tien dossiers volledig onderschrijven.

In vier dossiers (949, 825, 745, 875) worden de criteria niet correct
gebruikt. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de
inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers).

2.2.7	Ernst van de onderwijsbeperking 

Om na te gaan hoe de CvI de ernst van de onderwijsbeperking beoordeelt,
beoordeelt de inspectie de soort en kwaliteit van de informatie die de
CvI daarvoor instuurt. De noodzakelijke verslagen, zoals het
onderwijskundig rapport en rapporten vanuit de zorgstructuur zijn in
alle dossiers te vinden.

Bij zes dossiers is overeenstemming tussen de inspectie en de CvI over
de conclusie van de ernst van de beperking in de onderwijsparticipatie.
Overeenstemming is er daarbij tevens bij het deelcriterium (ontbrekende
leervoorwaarden of extreem gedrag) op basis waarvan de ernst van de
onderwijsbeperking gebaseerd wordt. Bij vier dossiers (825, 745, 875,
876) worden de criteria niet correct gehanteerd. Voor een nader
toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar
bijlage 2 (geanalyseerde dossiers).

2.2.8	Mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur 

De analyse van het oordeel van de CvI over de (on)toereikendheid van de
reguliere zorgstructuur richt zich vooral op de aanwezigheid van de
daarvoor noodzakelijke informatie en de relevantie van deze informatie
voor de indicatiestelling. In alle dossiers van rec 'Chiron' is
relevante informatie over dit criterium gevonden in de vorm van de
informatie uit een onderwijskundig rapport en/of een verslag vanuit de
zorgsector en/of de aanwezigheid van een (geƫvalueerd) handelingsplan.

Een handelingsplan is in elf van de veertien dossiers te vinden. Hiervan
zijn er vier handelingsplannen die na een half jaar geƫvalueerd zijn.
In de overige zeven dossiers was wel sprake van enige evaluerende
opmerkingen, maar geen expliciete evaluatie. Bij dossiers 745 en 792
voldoet het handelingsplan niet aan de termijn van een half jaar. Wel
wordt uit de overige informatie duidelijk of er sprake is van
(on)toereikendheid van de zorgstructuur.

In zeven dossiers (949, 825, 745, 676, 792, 875, 876) wordt het
criterium ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur niet correct
gebruikt. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de
inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers).

2.2.9	Oordeels- en besluitvorming 

De inspectie komt bij drie van de geanalyseerde dossiers tot een
gelijkluidend oordeel met de CvI over de eindconclusie van de CvI. Bij
zes dossiers (875, 876, 949, 825, 745, 676) daarentegen komt de
inspectie tot een verschil in oordeel over de positieve besluiten van de
CvI. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie
kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen 'beoogd gebruik' en 'niet-beoogd
gebruik' van de beredeneerde afwijking. Bij Ć©Ć©n dossier (792) heeft de
CvI gebruik gemaakt van de beredeneerde afwijking; dit betreft
niet-beoogd gebruik. De inspectie is het eens met de beredeneerde
afwijking op het stoorniscriterium. Er wordt echter nog geen half jaar
structureel zorg geboden. Bovendien mag een beredeneerde afwijking niet
bij het criterium 'ontoereikende zorg' gebruikt worden.

De geanalyseerde dossiers bevatten geen dossiers waarbij sprake is van
een observatieplaatsing. Bij de geanalyseerde dossiers is evenmin
dossier met een negatieve beschikking. 

3.	Vervolg van het toezicht

De inspectie heeft in het kader van het integraal toezicht op de rec's
ook een onderzoek gedaan naar de naleving van een aantal wettelijke
voorschriften. Dit onderzoek betrof de wettelijke voorschriften
betreffende de indicatiestelling door de CvI. 

Op basis van dit onderzoek geeft de inspectie de volgende aanwijzing met
betrekking tot wettelijke bepaling(en) waaraan het bevoegd gezag van het
rec niet voldoet:

* COI Onafhankelijkheid van de indicatiestelling

Het rec-bestuur waarborgt in onvoldoende mate dat de indicatiestelling
niet wordt beĆÆnvloed door de belangen van de bij de uitkomst van de
indicatiestelling betrokken partijen (artikel 28b lid 6 onder a, Wet op
de expertisecentra). 

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 de indicatiestelling niet wordt beĆÆnvloed door de belangen
van de bij de uitkomst van de indicatiestelling betrokken partijen. 

Het bevoegd gezag informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

Voorts geeft de inspectie de volgende aanwijzingen met betrekking tot
wettelijke bepaling(en) waaraan de CvI van het rec niet voldoet:

* Organisatorische en administratieve aspecten CvI

Niet in alle gevallen zorgt de CvI voor volledige dossiers (Besluit
leerlinggebonden financiering). Voorts leeft de CvI niet in alle
gevallen de voorschriften in het kader van de Awb na.

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 de CvI zorgt voor volledige dossiers. Voorts neemt de
voorzitter van de CvI maatregelen die er in voorzien dat de CvI per
direct in voorzien dat de CvI de voorschriften in het kader van de Awb
naleeft.

Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

* Aard en ernst van de stoornis

Niet in alle gevallen zijn de rapportages ten behoeve van de
besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis toereikend. Tevens
betrekt de CvI bij de besluitvorming over de aard en ernst van de
stoornis niet in alle gevallen valide informatie. Voorts beslist de CvI
met betrekking tot de aard en ernst van de stoornis niet in alle
gevallen op juiste grondslag (Besluit leerlinggebonden financiering). 

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 de rapportages ten behoeve van van de besluitvorming over de
aard en ernst van de stoornis toereikend zijn, dat bij de besluitvorming
valide informatie betrokken wordt en dat de besluitvorming over de aard
en ernst van de stoornis op juiste grondslag plaatsvindt.

Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

* Ernst van de onderwijsbeperking

Niet in alle gevallen beslist de CvI met betrekking tot de ernst van de
onderwijsbeperking op juiste grondslag (Besluit leerlinggebonden
financiering). 

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 de besluitvorming over ernst van de onderwijsbeperking op
juiste grondslag plaatsvindt.

Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

* Ontoereikendheid van de zorg

Niet in alle gevallen komt de CvI tot een deugdelijk oordeel over de
toereikendheid van de zorg (Besluit leerlinggebonden financiering). 

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 de CvI tot een deugdelijk oordeel over de toereikendheid van
de zorg komt.

Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

* Oordeels- en besluitvorming CvI

Niet in alle gevallen verloopt het gebruik van de criteria bij het
toetsen van de toelaatbaarheid volgens wettelijk voorschrift (Besluit
leerlinggebonden financiering). Voorts verloopt niet in alle gevallen
het gebruik van de beredeneerde afwijking volgens wettelijk voorschrift.

Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1
juni 2008 het gebruik van de criteria bij het toetsen van de
toelaatbaarheid en het gebruik van de beredeneerde afwijking volgens
wettelijk voorschrift verlopen. 

Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de
inhoud van deze maatregelen.

De bevindingen van dit OKV leiden tot het volgende arrangement voor het
vervolg van het toezicht (toezichtarrangement):

In beginsel vindt over twee jaar een onderzoek naar de
kwaliteitsverbetering (OKV) plaats. In de tussenliggende periode volgt
de inspectie de ontwikkelingen op het rec nauwgezet via een traject van
geĆÆntensiveerd toezicht. Het OKV wordt uitgevoerd door een inspecteur
die niet betrokken is bij dit geĆÆntegreerd onderzoek op het rec. De
inspectie van het onderwijs zal bij het monitoren van de
kwaliteitsverbetering het door het bevoegd gezag vastgestelde
bedrijfsplan als uitgangspunt nemen en de kwaliteit toetsen aan de
wettelijke taken van het regionale expertisecentrum en de uitvoering van
de indicatiestelling op basis van het waarderingskader integraal
toezicht rec's.

Bijlage 1.	kwaliteitsprofiel

Het kwaliteitsprofiel van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron'.

De kwaliteit van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' is beoordeeld op de 

indicatoren behorend bij de kwaliteitsaspecten 'Management en
Organisatie', 'Onafhankelijkheid van de CvI', 'Organisatorische en
administratieve aspecten CvI', 'Aard en ernst van de stoornis', 'Ernst
van de onderwijsbeperking', 'Ontoereikendheid van de zorg', 'Oordeels-
en besluitvorming', 'Coƶrdinatie ambulante begeleiding' en '
Ondersteuning van ouders'. 

Onderstaand kwaliteitsprofiel geeft een overzicht van die indicatoren
met de waardering die de inspectie daaraan heeft toegekend. In het
'concepttoezichtkader REC 2007-2008' vindt u achtergrondinformatie over
de indicatoren die de inspectie bij haar toezicht in ogenschouw heeft
genomen.

In de waardering is tot uitdrukking gebracht hoe het functioneren van
het rec zich op de onderscheiden indicatoren verhoudt tot de opvatting
die de inspectie heeft over het goed functioneren van een rec, zoals
neergelegd in het waarderingskader integraal toezicht rec's. 

Betekenis van de waarderingen op de indicatoren die betrekking hebben op
de uitvoering van de wettelijke taken van het rec:

is niet of nauwelijks herkenbaar in het functioneren van het rec;

is herkenbaar aanwezig in het functioneren van het rec maar op een
onvoldoende manier;

is voldoende herkenbaar aanwezig in het functioneren van het rec; er is
ruimte voor verbetering;

is in optimale zin herkenbaar in het functioneren van het rec;

niet te beoordelen. Deze waardering is gegeven indien het rec of de CvI
op een specifieke indicatoren geen betrouwbare en valide gegevens
beschikbaar heeft.

MO	Management en organisatie 

	Oordeel Inspectie

	1	2	3	4	5

MO1	De beleidsvoering van het rec is doeltreffend.	ā€¢





MO2 	Er is samenhang tussen de organisatiestructuur en het strategisch
beleid.	ā€¢





MO3	Het rec zet de bekostiging zodanig in dat de rec-taken naar behoren
uitgevoerd kunnen worden. 

ā€¢



	MO4	De inzet van het personeel is gericht op het realiseren van de
rec-taken.

ā€¢



	MO5	De aansturing op de doorlooptijden van het indiceringsproces is
efficiƫnt.

	ā€¢







AB	Coƶrdinatie van de ambulante begeleiding 

	Oordeel Inspectie

	1	2	3	4	5

AB1	Het rec bewaakt systematisch de ambulante begeleiding en neemt
maatregelen om de kwaliteit te behouden en zonodig te verbeteren. 

ā€¢



	AB2 	Het rec coƶrdineert de deskundigheidsbevordering van de ambulant
begeleiders.

ā€¢



	AB3	Het rec heeft functionele interne overlegstructuren. 

	ā€¢



AB4	Het rec heeft functionele externe overlegstructuren

	ā€¢



AB5	De coƶrdinatie van de ambulante begeleiding levert concrete
resultaten op.



	ā€¢



BO	Begeleiding van ouders. 

	Oordeel Inspectie

	1	2	3	4	5

BO1	Het rec ondersteunt ouders bij het indienen van een verzoek tot
indicatiestelling door de commissie voor de indicatiestelling. 

ā€¢



	BO2 	Het rec ondersteunt de ouders bij de aanmelding.

ā€¢



	BO3	Het rec heeft ondersteunt de ouders bij het zoeken naar een school.


	ā€¢



BO4	De ondersteuning die het rec biedt is succesvol en komt overeen met
de verwachtingen van ouders.



	ā€¢



COI	Onafhankelijkheid van de indicatiestelling

	Oordeel Inspectie

	1	2	3	4	5

COI1	Het rec-bestuur waarborgt dat de indicatiestelling niet beĆÆnvloed
wordt door de belangen van de bij de uitkomst van de indicatiestelling
betrokken partijen.

ā€¢



	COI2 	De maatregelen die het rec treft om de onafhankelijkheid van de
commissie voor de indicatiestelling te garanderen, zijn succesvol.

ā€¢



	

Betekenis van de waarderingen op de indicatoren die betrekking hebben op
de indicatiestelling:

cv: de CvI handelt in belangrijke mate conform wettelijk voorschrift.
Hiervan is sprake als bij het bepalen van de indicatie vrijwel geheel
(ten minste bij 90 procent van de dossiers) of volledig (100 procent van
de dossiers) aan de wettelijk voorschriften is voldaan.

ncv: de werkwijze van de CvI is niet conform wettelijk voorschrift.
Hiervan is sprake als bij het bepalen van de indicatiebij minder dan 90
procent van de dossiers aan de wettelijke voorschriften is voldaan.



COA	Organisatorische en administratieve aspecten CvI.	Oordeel Inspectie



ncv	cv

COA1	De CvI zorgt voor volledigheid van dossiers	ā€¢

	COA2	De CvI gebruikt het digitale protocol

ā€¢

COA3	De CvI leeft de voorschriften in het kader van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) na.	ā€¢

	

CAE	Aard en ernst van de stoornis.	Oordeel Inspectie



ncv	cv

CAE1	De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de aard en
ernst van de stoornis zijn toereikend.	ā€¢

	CAE2	De CvI betrekt bij de besluitvorming over de indicatiestelling
valide instrumenten

ā€¢

CAE3	De CvI betrekt bij de besluitvorming over de aard en ernst van de
stoornis valide informatie.	ā€¢

	CAE4	De CvI beslist met betrekking tot de aard en ernst van de stoornis
op juiste grondslag.	ā€¢

	

COE	Ernst van de onderwijsbeperking.	Oordeel Inspectie



ncv	cv

COE1	De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de ernst van
de onderwijsbeperking zijn toereikend.

ā€¢

COE2	De CvI beslist met betrekking tot de ernst van de
onderwijsbeperking op juiste grondslag.	ā€¢

	

COZ	Ontoereikendheid van de zorg.	Oordeel Inspectie



ncv	cv

COZ1	De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de
toereikendheid van de zorg zijn toereikend.

ā€¢

COZ2	De CvI betrekt bij de besluitvorming over ontoereikende zorg valide
informatie.

ā€¢

COZ3	De CvI komt tot een deugdelijk oordeel over de toereikendheid van
de zorg.	ā€¢

	

COB	Oordeels- en besluitvorming CvI.	Oordeel Inspectie



ncv	cv

COB1	Het gebruik van de criteria bij het toetsen van de toelaatbaarheid
verloopt volgens wettelijk voorschrift.	ā€¢

	COB2	Het gebruik van de beredeneerde afwijking is volgens wettelijke
voorschrift.	ā€¢

	COB3	De onderbouwing van de keuze voor observatieplaatsing is
deugdelijk.	nvt	nvt



Bijlage 2.	Geanalyseerde dossiers

Overzicht geanalyseerde dossiers:

4-18-2007-676	4-18-2007-790	4-18-2007-825	4-18-2007-949

4-18-2007-714	4-18-2007-792	4-18-2007-866	4-18-2007-1064

4-18-2007-745	4-18-2007-803	4-18-2007-875

	4-18-2007-773	4-18-2007-818	4-18-2007-876

	

Toelichting op conclusies inspectie:

Administratieve en juridische aspecten

714:	De rapportage ten behoeve van het stoorniscriterium voldoet niet.
De persoon die de diagnose stelt is hoofd Jeugdzorg en het is
onduidelijk wat de discipline is van deze persoon. Er wordt geen recente
beschrijving van de ernst gegeven en de oudere rapportage die is
bijgevoegd, is niet de rapportage waarin de diagnose gesteld werd.
Hierdoor kan ook geen beroep worden gedaan op een evident stabiel
kindkenmerk voor wat betreft het integraliteitscriterium. Wanneer in een
dossier een CBCL en TRF worden aangetroffen, voldoen deze pas als
rapportage om het integraliteitscriterium aan te tonen wanneer de
resultaten zijn verwerkt in een psychologisch rapport. De inspectie
verschilt met de CvI van inzicht dat er sprake is geweest van
jeugdhulpverlening. Het stellen van een diagnose en het krijgen van
ambulante begeleiding vallen niet onder dit criterium. Aan de hand van
de aangeleverde rapportage kan er geen oordeel gevormd worden over de
toelaatbaarheid van de leerling.

803:	Het rapport waarin de diagnose gesteld wordt is niet aanwezig. In
de aanwezige rapportage ten behoeve van het stoorniscriterium wordt geen
geldige diagnose gesteld (aandachts- en concentratiemoeilijkheden).
Volgens de CvI is er jeugdhulpverlening geweest omdat er een
psychodiagnostisch onderzoek is gedaan en er een PGB (persoonsgebonden
budget) is toegekend. Dit valt in deze vorm niet onder
jeugdhulpverlening. De integraliteit van de problematiek wordt
onvoldoende duidelijk uiteengezet, er is enkel sprake van een
grensklinische score op de TRF. 

818:	Uit de aangeleverde rapportage wordt niet duidelijk wat precies aan
zorg is gedaan. Er wordt aangegeven dat er geen handelingsplan is
opgesteld, maar dat er wel zorg geboden is. In het protocol wordt door
de CvI aangegeven dat de school op verzoek de acties en interventies in
beeld heeft gebracht; deze zijn niet terug te vinden in het dossier. Van
extreem gedrag is alleen sprake als dit in een psychodiagnostisch
onderzoek wordt geconstateerd of bevestigd. Een opmerking in het
onderwijskundig rapport is dan ook niet voldoende. Bovendien is het niet
nodig om een beroep op extreem gedrag te doen als al wordt voldaan aan
het criterium voor ontbrekende leervoorwaarden. Met alleen de huidige
informatie kan er geen besluit worden genomen over de (on)toereikendheid
van de zorgstructuur.

1064:	De CvI geeft in het protocol aan dat er wat betreft de beperking
van de onderwijsparticipatie wordt voldaan aan ontbrekende algemene
leervoorwaarden Ć©n aan extreem gedrag (zie de argumentatie bij dossier
818). De inspectie is van oordeel dat er onvoldoende uiteengezet wordt
waarom zorg vanuit cluster 4 noodzakelijk is voor deze leerling. Na een
observatieplaatsing is duidelijk geworden dat het SBO niet voldoende kan
bieden maar er wordt uit de rapportage niet duidelijk waarom dit het
geval is. Op basis van deze gegevens kan er geen besluit genomen worden.

2.2.6		Aard en ernst van de stoornis

949:	In dit dossier zijn onvoldoende gegevens aanwezig om een oordeel te
kunnen geven. De leerling bezoekt maandelijks een psycholoog, maar dit
is geen geĆÆndiceerde hulpverlening en documentatie hierover ontbreekt.
Daarnaast wordt in het dossier gesproken over de diagnose ADHD die bij
de leerling gesteld is. Ook hierover ontbreekt informatie. Tevens komt
in het dossier de integraliteit niet naar voren. Op de problematiek die
voortkomt uit de ADHD wordt nauwelijks ingegaan en met de genderdysforie
wordt op school en thuis goed omgegaan. 

825:	In dit dossier is alleen een A4'tje met een DSM-IV-classificatie
aanwezig. Hierop wordt tekst overgenomen uit een ander verslag zonder de
onderliggende rapportage. Daarnaast is dit document ondertekend door een
sociaal psychiatrisch verpleegkundige in opleiding. Er wordt niet
voldaan aan integraliteit omdat in geen enkel verslag naar voren komt
dat de problematiek integraal is. De ouders geven aan geen problemen met
hun kind te hebben. Bij de aanmelding wordt ook benadrukt dat ouders en
school niet op Ć©Ć©n lijn zitten wat betreft het gedrag van de leerling.
Daarnaast is er geen CBCL of TRF aanwezig waarmee de integraliteit
onderbouwd kan worden. Aan het criterium jeugdhulpverlening wordt niet
voldaan, omdat er alleen onderzoek/diagnostiek heeft plaatsgevonden en
medicatie is voorgeschreven. 

745:	Hier wordt gebruikgemaakt van een te oud onderzoeksverslag door een
onbevoegde onderzoeker. Daarnaast ontbreekt een recente beschrijving van
de ernst van de problematiek. Tevens ontbreekt een recente beschrijving
over integraliteit. De CvI kan hier niet zeggen dat de integraliteit als
evident stabiel wordt beschouwd, omdat de CvI in het protocol ook
aangeeft dat er geen definitieve DSM diagnose is. Aan het criterium
jeugdhulpverlening wordt ook niet voldaan, omdat er alleen een
behandelovereenkomst vanuit de GGZ aanwezig is, maar hieruit wordt niet
duidelijk of de ouders hiervan gebruik hebben gemaakt.

875:	In dit dossier wordt niet voldaan aan het criterium
jeugdhulpverlening. Ergotherapie en diagnostisch onderzoek vallen niet
onder dit criterium.

Ernst van de onderwijsbeperking 

825:	Uit de onderwijskundige gegevens komt geen problematiek zoals
bedoeld in de criteria voor het cluster4-onderwijs naar voren. De
problematiek wordt heel globaal omschreven en de nadruk lijkt te liggen
op de leerproblemen in combinatie met het laaggemiddelde IQ (73). In het
verslag van de leerlingbespreking van januari 2007 wordt ook aangegeven
dat het gedrag te hanteren is, maar dat er voornamelijk zorgen zijn over
de overgang naar de brugklas en de puberteit. 

745:	De leerling uit dit dossier beschikt over een goede werkhouding
(gemotiveerd en geconcentreerd). Hij heeft meer structuur/aandacht nodig
dan andere leerlingen en heeft last van stemmingswisselingen,
onzekerheid en kan taal letterlijk nemen, maar dit alles niet conform de
ernst van cluster 4. Daarnaast spelen de problemen pas sinds november
2006 en is de aanmelding in maart 2007 gedaan. In het Besluit
leerlinggebondenfinanciering wordt aangegeven dat de problemen minstens
zes maanden aanwezig moeten zijn.

875:	Het merendeel van de genoemde problematiek lijkt leeftijdsadequaat
(zelfredzaamheid, zelfstandig kunnen werken, afleidbaarheid, structuur
nodig), want de leerling is pas vier jaar oud. Er wordt aangegeven dat
de leerling goed leerbaar is. De problemen zijn niet dermate ernstig dat
zorg vanuit cluster 4-onderwijs noodzakelijk is. 

876:	De problemen lijken zich voornamelijk thuis af te spelen. De
leerling is op school erg gesloten, maar heeft ook geen behoefte om
contact te maken en lijkt hier niet onder te lijden. De werkhouding en
motivatie zijn goed. De starheid en structuurbehoefte komen in het
onderwijskundig rapport niet als zodanig naar voren. Er kan niet
gesproken worden van problemen met de ernst en zwaarte van 

cluster 4.

2.2.8	Mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur 

949:	In dit dossier zijn de bijgevoegde handelingsplannen te weinig
gericht op cluster 4-problematiek. In het onderwijskundig rapport wordt
gesproken over een zwakke taakaanpak en verhoogde afleidbaarheid, maar
in de handelingsplannen komt werkhouding amper aan bod. Het gaat
voornamelijk over de problematiek die samenhangt met de genderdysforie. 

825:	Er wordt in het onderwijskundig rapport aangegeven dat er een
handelingplan is opgesteld met als middel het geven van een consequente
aanpak. Dit handelingsplan zou korter uitgevoerd zijn dan zes maanden,
maar zit niet in het dossier. De leerling heeft sova-training gehad,
maar hier is geen verslag of evaluatie van. In de leerlingbespreking
wordt aangegeven dat het gedrag van de leerling hanteerbaar is, maar dat
men zich zorgen maakt over de overgang naar het voortgezet onderwijs.
Dit lijkt een preventieve aanvraag. 

745:	In dit dossier is onvoldoende gebruik gemaakt van de reguliere
zorg. De problemen spelen nog geen zes maanden. Tot nu toe is er
begeleiding geboden in de vorm van het bespreken van situaties, alert
zijn op het taalgebruik, planning en het afstemmen van de hoeveelheid
leerstof. De gevraagde benodigde zorg vanuit de rugzak kan regulier
geboden worden (aanbieden van structuur, RT voor rekenen). Dit lijkt een
preventieve indicatieaanvraag voornamelijk bedoeld voor de overgang naar
het voortgezet onderwijs.

676:	De functie van de ambulant begeleider in het geheel is minimaal. De
ambulant begeleider geeft alleen een paar keer per jaar advies. Het
grootste deel van de huidige begeleiding bestaat uit de inzet van de
RT'er en IB'er. De handelingsplannen zijn alleen gericht op spelling en
lezen en niet op werkhouding of gedrag. De geboden begeleiding kan ook
goed regulier gegeven worden.

792:	De mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur zijn nog niet
voldoende benut. Er is een heen-en-weerschrift en er zijn observaties
gedaan. Het handelingsplan is nog geen half jaar structureel ingezet
waardoor de school nog geen half jaar extra hulp heeft geboden zoals
wettelijk verplicht is gesteld.

875:	Er worden goede resultaten behaald met de reguliere zorg die er
geboden wordt. De aangevraagde preventieve ambulante begeleiding is nog
niet opgestart. 

876:	Er is nog onvoldoende gewerkt aan het probleemgedrag. Er zijn twee
handelingsplannen bijgevoegd met als onderwerp geslotenheid en nog meer
structuur aanbieden. Met de handelingsplannen wordt er vooruitgang
geboekt. Het handelingsplan dat ingaat op de structuur is nog geen half
jaar uitgevoerd.

Oordeels- en besluitvorming

875:	Het probleemgedrag lijkt voornamelijk leeftijdsadequaat. De
preventieve ambulante begeleiding is nog niet opgestart. De reguliere
zorgstructuur is hiermee nog niet optimaal benut en er moet negatief
besloten worden.

876:	De problemen lijken vooral thuis tot uiting te komen. Er wordt
gesproken over sociale problemen maar de leerling leidt hier zelf niet
onder. De geboden zorg is minimaal en het handelingsplan loopt nog geen
half jaar. Er moet een negatief besluit genomen worden.

949:	Onvoldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over het
stoorniscriterium, er wordt niet voldaan aan de criteria voor
integraliteit en ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 

825:	Ook bij dit dossier zijn onvoldoende gegevens aanwezig om een
oordeel te kunnen geven over het stoorniscriterium. Tevens wordt niet
voldaan aan de criteria voor integraliteit, jeugdhulpverlening,
onderwijsbeperking en ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 

745:	Onvoldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over het
stoorniscriterium en er wordt niet voldaan aan de criteria voor
integraliteit, jeugdhulpverlening, onderwijsbeperking en
ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 

676:	In dit dossier wordt niet voldaan aan de ontoereikendheid van de
reguliere zorgstructuur. Ook zonder de geboden ambulante begeleiding
wordt de leerling dankzij de inzet van de RT'er en IB'er voldoende
begeleid.

 Cursief nummer betreft dossier herindicatie

 PAGE   9 

 PAGE   9 

Definitieftrapport proefonderzoek integraal toezicht rec's, REC Oost
Noord-Brabant, 'Chiron'	  PAGE  11