Inspectieonderzoek REC Chiron
Bijlage
Nummer: 2008D17820, datum: 2008-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Tweede voortgangsrapportage Passend onderwijs (2008D17808)
Preview document (š origineel)
RAPPORT proefonderzoek INTEGRAAL TOEZICHT REGIONALE EXPERTISECENTRA Rec oost noord-brabant, 'chiron' Naam Expertisecentrum : REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' Adres : Schijndelseweg 3, 5283 AB, Boxtel Rec-nummer : 4-18 Brin : 27TW Onderzoeksnummer : Datum bezoek : 23 november 2007 Datum vaststelling : 15 mei 2008 INHOUDSOPGAVE Inleiding Beschouwing Vervolg van het toezicht bijlage 1: kwaliteitsprofiel van rec Oost Noord-Brabant, 'Chiron' bijlage 2: geanalyseerde dossiers 1. INLEIDING Op 23 november 2007 bezocht de Inspectie van het Onderwijs het regionaal expertisecentrum (rec) Oost Noord-Brabant, 'Chiron' in het kader van het proefonderzoek integraal toezicht rec's. Dit rapport bevat de resultaten van dat onderzoek. De inspectie betrekt bij haar toezicht op het regionaal expertisecentrum ten minste die taken die via de Wet op de expertisecentra (WEC) na invoering van de Wet op de leerlinggebonden financiering, artikel 28b, lid 6, aan het rec zijn opgedragen. Daaruit heeft de inspectie drie kwaliteitsaspecten afgeleid die de kerntaken zijn van het rec: 'Coƶrdinatie van de ambulante begeleiding', 'Ondersteuning van ouders' en het in stand houden van een 'Commissie voor de indicatiestelling' (CvI). Verder leeft het besef bij de inspectie dat het goed functioneren van een rec in belangrijke mate afhankelijk is van de wijze waarop de aansturing plaatsvindt. Daarom voegt de inspectie bij de kwaliteitsaspecten van het rec een aspect daarover toe: 'Management en organisatie'. Daarnaast betrekt de inspectie bij het toezicht de wijze waarop het rec inzicht heeft in de ontwikkeling van het aantal geĆÆndiceerde leerlingen. In het kader van de overgang van het toezicht op de indicatiestelling van de Landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) naar de Inspectie van het Onderwijs betrekt de inspectie tevens bij het toezicht op het rec de wijze waarop de CvI gebruik maakt van de bevoegdheid indicaties voor het (voortgezet) speciaal onderwijs of leerlinggebonden financiering te verstrekken. Het toezicht gaat na of de CvI de indicatiestelling op correcte en gelijke wijze hanteert. Vraagstelling van het onderzoek Het proefonderzoek richt zich op het inrichten van een gerichter en effectiever toezicht op de uitvoering van de taken van het rec en de CvI door een integrale benadering van het toezicht. De inspectie heeft daarbij twee centrale onderzoeksvragen geformuleerd. Wat is de kwaliteit van uitvoering van de rec-taken? Is de indicatiestelling conform de wettelijke eisen? Deze vragen zijn uitgewerkt in negen kwaliteitsaspecten. Bij ieder van deze kwaliteitsaspecten onderscheidt de inspectie een aantal indicatoren. De inspectie beoordeelt de kwaliteit van het rec op deze indicatoren. Analoog aan de toezichtkaders in de andere sectoren van het onderwijs geeft de inspectie geen oordelen op het niveau van een kwaliteitsaspect. De waardering beperkt zich tot de onderscheiden indicatoren. De opzet van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit de volgende activiteiten: Analyse van, indien beschikbaar, zelfevaluatiedocumenten en andere documenten die het rec voorafgaand aan het bezoek heeft toegestuurd. Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over het rec die bij de inspectie aanwezig zijn. Onderzoek en analyse van leerlingdossiers in het kader van de indicatiestelling door de CvI. Voor een overzicht van geanalyseerde dossiers zie bijlage 2. Onderzoek en analyse van het gebruik van het CvI-net door het rec. Rec-bezoek: gesprek met de coƶrdinator/management(team) van het rec; gesprek met de voorzitter en ambtelijk secretaris van de CvI; gesprek met (coƶrdinerend) traject- of ouderbegeleider(s); gesprek met de coƶrdinator van de ambulante begeleiding; gesprek met ambulant begeleiders. Indien het rec in het kader van zelfevaluatie over een bepaalde indicator of over een bepaald kwaliteitsaspect voldoende betrouwbare en valide gegevens heeft verzameld, kan in overleg tussen het management van het rec en de inspectie besloten worden om de oordelen uit de zelfevaluatie alleen te verifiĆ«ren en deze niet zelf opnieuw te onderzoeken. Zo sluit de inspectie niet alleen aan bij de specifieke situatie van het rec, maar wordt het rec bovendien niet onnodig belast. Het rec heeft geen documenten ingestuurd die op zelfevaluatieactiviteiten betrekking hebben. Naar aanleiding van de gesprekken tijdens het bezoek heeft de rec-directeur desgevraagd de inspectie nog een aantal documenten gestuurd die een beeld geven van de ontwikkeling van het rec. Het betreft de volgende documenten: 'REC Chiron Kaderstellende beleidsnota 2007'; 'REC Chiron Besturing- en organisatiemodel op hoofdlijnen; Instituut Service Management; Boxtel, 5 september 2007'; 'REC Chiron Managementstatuut; 'REC Chiron Actieplan bedrijfsmatige inrichting organisatie; Instituut Service Management, september 2007'; 'REC Chiron Notitie Bureau In- en Uitstroom'; concept; 'REC Chiron Plan van Aanpak overgang AB-ers'; 'REC Chiron Organisatie AB regio noord door: Mario Leenders'; 'REC Chiron Inventarisatie plaatsingsproblematiek'; 'REC Chiron plaatsingsproblematiek'; 'Verschillend en toch samen'. Aan het eind van het bezoek heeft een terugkoppeling op hoofdlijnen plaatsgevonden aan de voorzitter van de CvI en de ambtelijk secretaris over de bevindingen en de conclusies die de inspectie aan die bevindingen verbindt. Ook heeft tussentijdse terugkoppeling plaatsgevonden aan de directeur van het rec over de bevindingen van de inspectie bij de onderscheiden gespreksonderdelen. Bij de terugkoppeling aan het einde van het bezoek zijn het rec-bestuur en de directeur van het rec niet aanwezig geweest. In hoofdstuk 2 wordt een beschouwing gegeven over de geconstateerde kwaliteit en wordt deze onder andere bezien in relatie tot de context of uitgangssituatie van het rec. In hoofdstuk 3 is het vervolgtoezicht aangegeven en worden, indien noodzakelijk, afspraken vermeld met betrekking tot wettelijke bepalingen waaraan het rec niet voldoet. Het onderzoek naar de kwaliteit van de wettelijke taken en de indicatiestelling levert een kwaliteitsprofiel op van het rec. Dit kwaliteitsprofiel is opgenomen in bijlage 1. Bijlage 2 geeft een overzicht van de dossiers die in het kader van het onderzoek zijn geanalyseerd. In deze bijlage zijn tevens de bevindingen opgenomen op basis van de dossieranalyse. 2. beschouwing Dit hoofdstuk bevat een beschouwing over de kwaliteit van uitvoering van de wettelijke taken van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' en de kwaliteit van de indicatiestelling. Daarbij legt de inspectie zo mogelijk verbanden tussen de verschillende onderzochte indicatoren onderling en - voor zover relevant - tussen de indicatoren en de context van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron', de specifieke doelstellingen van het rec en eerdere inspectierapporten. 2.1 Algemeen beeld De inspectie beoordeelt de kwaliteit van uitvoering van de rec-taken als 'zeer zwak'. De inspectierapporten van 2005 en 2007 schetsen het beeld van een rec in ontwikkeling, met name op het gebied van de aansturing van het rec. Er zijn de afgelopen periode met regelmaat ambitieuze beleidsnotities verschenen. Illustratief is het grote aantal beleidsdocumenten van het afgelopen jaar. Desondanks constateert de inspectie dat momenteel sprake is van een onvoldoende doeltreffende beleidsvoering van het rec. Tevens is sprake van een gebrekkige samenhang tussen de organisatiestructuur van het rec en het strategisch beleid. Naast het feit dat het rec niet beschikt over een actueel kaderstellend beleidsplan in de vorm van een door het bevoegd gezag van het rec vastgesteld bedrijfsplan 2007, ontbeert het rec tevens een door het bevoegd gezag vastgesteld managementstatuut waarin de taken en bevoegdheden van de rec-directeur in relatie met de andere beleidsadviserende gremia in het rec zijn vastgelegd. De sturing op wettelijke taken als onderdeel van het (strategisch) beleid van het rec vindt slechts in zeer beperkte mate plaats, omdat deze mede afhankelijk is van het formuleren en vaststellen van beleid op deze taken en het duidelijk beleggen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dit heeft een verlammende werking op de bedrijfsvoering van het rec. Wat betreft de kwaliteit van de indicatiestelling constateert de inspectie dat de criteria in 30 procent van de dossiers (exclusief de dossiers met ontbrekende gegevens) correct worden toegepast. Wanneer de dossiers met ontbrekende gegevens meegenomen worden bij de beoordeling, is sprake van 21 procent overeenstemming tussen de CvI en de onderzoekers. Voor deze zeer zwakke score zijn een aantal redenen te noemen: In een aantal dossiers waarbij een beroep gedaan wordt op het evident stabiel kindkenmerk ontbreekt een omschrijving van de huidige ernst van de problematiek door een deskundige en is het oorspronkelijke, verouderde onderzoeksverslag niet aanwezig. Tevens wordt een aantal keer de onderzoeksrapportage aangeleverd door een onbevoegd deskundige. Om het criterium integraliteit te kunnen onderbouwen zou er gebruik gemaakt kunnen worden van genormeerde vragenlijsten zoals de CBCL en TRF. Nu worden deze wel een aantal keer in de dossiers teruggevonden, maar ze kunnen niet meegenomen worden in de besluitvorming omdat ze niet gescoord zijn en een interpretatie van de vragenlijsten door een deskundige ontbreekt. In een aantal dossiers is geen sprake van jeugdhulpverlening, omdat alleen onderzoek of diagnostiek heeft plaatsgevonden. Medicatie is ook geen vorm van jeugdhulpverlening zoals bedoeld in de criteria. Wanneer de criteria voor wat betreft het criterium beperking van de onderwijsparticipatie niet correct zijn toegepast, is dit meestal te wijten aan het feit dat de beschreven problematiek niet conform de ernst van cluster 4 is. Er is wel sprake van problemen waar extra begeleiding voor gegeven moet worden, maar dit hoeft niet noodzakelijk cluster4-begeleiding te zijn. In een enkel geval is de problematiek voornamelijk didactisch van aard. Daarnaast is voorgekomen dat de problemen nog geen zes maanden aanwezig zijn of dat de problematiek leeftijdsadequaat is. De minste overeenstemming wordt bereikt op het criterium ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. Vaak heeft de geboden hulp effect of is de reguliere zorgstructuur nog onvoldoende benut. De gevraagde hulp vanuit het cluster4-onderwijs is ook regulier te realiseren. In alle dossiers is handelingsgerichte informatie aanwezig, maar de kwaliteit hiervan loopt uiteen. In de dossiers waarbij geen overeenstemming is tussen de CvI en de onderzoekers over de ontoereikendheid van de zorg komt het meestal voor dat het handelingsplan onvoldoende gericht is op de cluster 4-problematiek van de leerling of dat het handelingsplan didactisch van aard is. Daarnaast komt het vaak voor dat een handelingsplan nog geen zes maanden is uitgevoerd. In twee dossiers is sprake van een preventieve aanvraag. Er wordt een indicatieaanvraag gedaan omdat men problemen in een later stadium van het onderwijs vermoedt. Preventief indiceren is niet toegestaan. De inspectie geeft eerst een toelichting op het oordeel over de kwaliteit van uitvoering van de rec-taken, gevolgd door een toelichting op de kwaliteit van de indicatiestelling. In de toelichting bij dit (tweede) deel neemt de inspectie de bevindingen en conclusies van de LCTI bij het onderzoek naar de kwaliteit van de indicatiestelling door de CvI, zoals vastgelegd in de zogenoemde terugkoppeling, integraal over. 2.2 Toelichting 2.2.1 Management en organisatie Het managementteam van het rec wordt gevormd door de rec-directeur en de manager van het Centraal Aanmeld- en Informatiepunt (CAIP), het zogenoemde 'mt-smal'. De manager CAIP is reeds geruime tijd afwezig wegens ziekte. Deze functie wordt momenteel waargenomen door de ambtelijk secretaris van de CvI. Naast het 'mt-smal' kent het rec ook een 'mt-breed', waarin naast de leden van het 'mt-smal' ook de coƶrdinatoren AB zitting hebben. Voorts kent het rec een zogenoemde 'rec advies groep'(RAG), waarin de directeuren van scholen in het rec zitting hebben. Deze groep dient het rec-bestuur van advies. Per 1 januari 2007 is de huidige rec-directeur benoemd en in april 2007 heeft het bestuur een extern adviesbureau (Instituut Service Management) gevraagd een voorstel te doen voor een nieuwe bestuurlijke structuur en organisatiestructuur. De inspectie heeft uit het overleg met de rec-directeur begrepen dat het advies in september 2007 aan het bestuur is gepresenteerd en dat het rec-bestuur om haar moverende redenen heeft besloten het advies niet te zullen volgen. Daarmee wordt een situatie bestendigd waarbij in praktisch uitvoerende zin de besluitvorming en communicatie in het rec een vorm hebben gekregen, maar waarin door het bestuur van het rec niet is bekrachtigd waar verantwoordelijkheden belegd zijn en hoe de verbinding tussen de uitvoering van taken door de verschillende organisatieonderdelen en een strategisch beleid tot stand komt. De inspectie merkt in dit verband tevens op dat het rec niet beschikt over een actueel bedrijfsplan. Het rec ontbeert daarmee een actueel (strategisch) beleidskader. De sturing op de wettelijke taken, als onderdeel van het (strategisch) beleid van het rec vindt slechts in zeer beperkte mate plaats omdat dit mede afhankelijk is van het formuleren van beleid op deze taken.Ā De activiteiten liggen overwegend op het vlak van het oplossen van praktische problemen bij de uitvoering van taken op het vlak van de wettelijke taken. De onderlinge verhoudingen tussen de verschillende gremia zijn niet beschreven. De inspectie wijst in dit verband op de voor haar onduidelijke status van de 'rec advies groep'. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van deze adviesgroep ten opzichte van de rec-directeur zijn niet vastgelegd, terwijl het rec evenmin beschikt over een door het rec-bestuur vastgesteld managementstatuut. Dit heeft een verlammende werking op de bedrijfsvoering van het rec, aangezien voor de besluitvorming van het bestuur van het rec het advies van de adviesgroep leidend is. Op dit moment is er binnen het rec geen sprake van een beleid dat zich richt op de kwaliteitszorg. De inspectie constateert dat het rec geen beleidsinitiatieven gericht op het ontwikkelen van kwaliteitszorgbeleid heeft genomen en daar kennelijk ook niet de intentie toe heeft. Gezien het beeld dat is ontstaan met betrekking tot de gebrekkige beleidsvoering van het rec en het tegelijkertijd hoge ambitieniveau dat uit enkele beleidsdocumenten spreekt ā met onder meer als gevolg het in dienst nemen van werknemers ten behoeve van een centrale dienst ambulante begeleiding -, beoordeelt de inspectie ook de financiĆ«le bedrijfsvoering vanwege een onvoldoende onderbouwing als risicovol. Hoewel voor het jaar 2007 een begroting beschikbaar is, heeft het rec-bestuur deze begroting niet formeel vastgesteld. Het is de inspectie niet bekend waarom het rec-bestuur heeft afgezien van vaststelling van de begroting. De inspectie stelt vast dat het managementteam van het rec onvoldoende zicht heeft op de plaatsingsproblematiek van de scholen en vanuit het rec geen beleid voert om te zorgen dat iedere leerling met een positieve indicatie binnen afzienbare tijd geplaatst wordt. De inspectie betrekt bij dit onderzoek ook de aansturing op de doorlooptijden van het indiceringsproces. Bij dit kwaliteitsaspect beoordeelt de inspectie het resultaat als voldoende. In de meeste gevallen komt een indicatie tot stand binnen daarvoor acceptabele termijnen. Er is echter nog geen sprake van het systematisch verzamelen van kengetallen over de doorlooptijden. 2.2.2 Coƶrdinatie ambulante begeleiding De inspectie stelt vast dat coƶrdinatie van de ambulante begeleiding weliswaar in ontwikkeling is, maar dat er daarnaast ook veel punten ter verbetering zijn. Er zijn op dit moment drie organisatorische eenheden (stuurgroepen AB) - Helmond, Eindhoven en Den Bosch -, elk met een coƶrdinator. Op het moment van dit onderzoek wordt uitvoering gegeven aan een ontwikkeling waarbij de ambulante begeleiding, die nu nog belegd is bij de scholen, wordt ondergebracht bij het rec. Een besluit om tot samenvoeging te komen, is in het najaar van 2006 genomen. In september 2007 is een beleidsadvies ('Verschillend en toch samen') gereedgekomen, dat ingaat op de inhoud en procedure om tot Ć©Ć©n gezamenlijke ambulante dienst te komen. De notitie is gebaseerd op een uitgebreide inventarisatie van de werkwijzen en opvattingen bij de verschillende ambulante diensten en schetst het beeld dat er bij de afzonderlijke diensten - soms grote - verschillen zijn in beleid, rollen en in werkprocessen. Het bestuur van het rec heeft volgens de rec-directeur de aanbevelingen niet overgenomen en wil wachten tot er meer duidelijkheid is over ontwikkelingen in het kader van passend onderwijs en de 'verplichte winkelnering'. Wel zal de overgang van personeel naar verwachting per 1 maart of 1 april 2008 plaatsvinden. Twee van de drie coƶrdinatoren AB zijn inmiddels wel in dienst van het rec gekomen. Hiermee hebben zij formeel de zeggenschap verloren over de ambulant begeleiders, die nog in dienst zijn van de onderscheiden besturen. Een derde coƶrdinator, tevens verantwoordelijk voor de uitvoering van praktische werkzaamheden, is niet in dienst van het rec getreden. Zij is hierdoor echter ook geen lid van het 'managementteam-breed' en neemt derhalve niet deel aan dit overleg. EĆ©n keer per maand is er een informeel coƶrdinatorenoverleg, gericht op de praktische afstemming van activiteiten, werkzaamheden en het tot stand brengen van samenhang. De inspectie constateert daarbij dat er bij de coƶrdinatie van de ambulante begeleiding geen sprake is van een kwaliteitszorgbeleid of deskundigheidsbevordering op rec-niveau. Er zijn functionele - maar niet formele - overlegvormen, maar die komen in de praktijk niet toe aan het maken van fundamentele en uniforme afspraken over inzet van middelen, werkwijze en criteria bij de bepaling van de inzet. De inspectie heeft niet kunnen vaststellen of de rec-coƶrdinatie van de ambulante begeleiding ook concrete resultaten oplevert. In het gesprek met ambulant begeleiders dat moest dienen voor het verkrijgen van een dergelijk inzicht was tijdens het bezoek door het rec-management niet voorzien. 2.2.3 Begeleiding ouders Het rec heeft een Centraal Aanmeld- en Informatiepunt aanmeldpunt (CAIP) ingericht en zorgt door middel van een website, schriftelijk informatiemateriaal en door mondelinge informatieverstrekking voor voorlichting aan ouders en onderwijsinstellingen. Het CAIP wordt door de scholen bekostigd. Bij het eerste contact met de ouders - dat veelal telefonisch plaatsvindt - wordt aan de ouders uitgelegd hoe de procedure verloopt. Hierna ontvangen de ouders een aanmeldpakket, met het verzoek de voor een aanvraag benodigde documenten te verzamelen. Vanaf dat moment wordt de aanvraag via een vastgesteld draaiboek behandeld. Wanneer het CAIP een onvolledige aanvraag ontvangt, verwijst het de ouders naar de instellingen die voor de benodigde documenten kunnen zorgen. Het rec voert zelf geen onderzoek uit. De ambitie van het rec is om het voortraject niet langer dan vier weken te laten duren. De inspectie heeft waardering voor deze ambitie maar zet vraagtekens bij de wijze waarop het rec de gestelde termijnen handhaaft. Met name in het geval waarin het rec in afwachting is van aanvullende gegevens of aanvullend onderzoek en de termijn van vier weken daarmee overschreden wordt, stuurt het rec het dossier retour aan de ouders. De ouderbegeleiding in het voortraject draagt daarmee naar het oordeel van de inspectie een overwegend passief karakter. Na het verkrijgen van de indicatie heeft de trajectbegeleider geen taken meer. In de fase na de indicatiestelling ondersteunt een contactpersoon van de rec-school vervolgens de ouders bij het zoeken naar een school. In dit kader ontwikkelt het rec ook initiatieven ten behoeve van voorlichting aan scholen en is aanwezig bij alle overlegtafels in het kader van de ontwikkelingen met betrekking tot passend onderwijs. Bovendien is er een overlegtafel rond complexe dossiers. Wanneer aanvragen leiden tot een negatieve beschikking legt het rec contact met een of meerdere Permanente Commissies Leerlingenzorg of Regionale Verwijzingscommissies. De inspectie heeft niet kunnen vaststellen of de ondersteuning die het rec biedt succesvol is en overeenkomt met de verwachtingen van de ouders. Gelet op de korte tijd tussen de aankondiging van het bezoek en de uitvoering daarvan heeft de inspectie afgezien van het uitvoeren van een enquĆŖte onder ouders. Het rec zelf gebruikt geen instrument voor zelfevaluatie met betrekking tot de ondersteuning van de ouders. 2.2.4 Onafhankelijkheid van de indicatiestelling De leden van de commissie hebben een overeenkomst van opdracht met het rec, er is een document waarin de indicatiebevoegdheid van het rec is overgedragen aan de CvI en de samenstelling van de CvI is conform de wettelijke eisen. Het rec voorziet evenwel niet in een structurele monitoring van de onafhankelijkheid door het bestuur van het rec, waardoor de waarborgen met betrekking tot de beĆÆnvloeding van de besluitvorming van de CvI onvoldoende zijn gegeven. De inspectie beoordeelt de waarborgen met betrekking tot de beĆÆnvloeding van de besluitvorming van de CvI als onvoldoende. Ofschoon de voorzitter van de CvI aangeeft dat er tot op heden geen belemmeringen zijn met betrekking tot inzet van de leden van de CvI en/of op materieel gebied - er wordt op declaratiebasis gewerkt - is er geen afzonderlijke begroting voor de CvI opgesteld, noch zijn in de begroting van het rec de geraamde uitgaven van de CvI herkenbaar terug te vinden. Er zijn voorts onvoldoende waarborgen dat de ambtelijk secretaris van de CvI - niet tegelijkertijd lid van de CvI - geen invloed heeft op de informatieverzameling en de oordeelsvorming. Onder zijn verantwoordelijkheid komt een samenvatting van het dossier tot stand. Bovendien maakt de ambtelijk secretaris een indeling in 'hamerstukken' en 'bespreekgevallen' en voorziet deze van een preadvies, of worden deze activiteiten onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerd. De CvI neemt ter controle van de werkwijze een steekproef uit alle aanvragen en controleert deze. Zoals uit de volgende paragrafen zal blijken, leidt dit in de praktijk tot een onvoldoende resultaat. 2.2.5 Administratieve en juridische aspecten Bij het onderzoek naar de volledigheid van de dossiers heeft de inspectie veertien dossiers betrokken. In alle dossiers is er sprake van een ingevuld en ondertekend aanmeldingsformulier, de aanwezigheid van de in het protocol vermelde bijlagen en een afschrift van de beschikking van de CvI. Om een oordeel te kunnen geven over de criteria moeten de gegevens aanwezig, relevant, van voldoende kwaliteit en recent genoeg zijn. Wanneer dit niet het geval is wordt gesproken van 'ontbrekende gegevens'. Bij vier dossiers (714, 803, 818, 1064) is daarvan sprake. De CvI had over deze dossiers (nog) geen besluit mogen nemen, maar eerst meer informatie moeten opvragen. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). Over het algemeen genomen heeft de CvI het digitale protocol correct ingevuld. In het protocol van dossier 1064 wordt het integraliteitscriterium niet op correcte wijze onderbouwd. De CvI geeft geen argumenten waaruit blijkt dat de problemen zich op meerdere gebieden uiten, het is meer een algemene beschrijving van de problematiek. Bij dossier 792 wordt er volgens de CvI niet voldaan aan het stoorniscriterium; dit wordt later wel aangekruist bij het eindoordeel. Ook wordt er bij het integraliteitscriterium aangevinkt dat er in alle drie de gebieden problemen voorkomen terwijl dit niet als zodanig wordt onderbouwd. 2.2.6 Aard en ernst van de stoornis De informatie die de CvI nodig heeft voor een oordeel over de stoornis moet in de dossiers aanwezig, relevant, van goede kwaliteit en recent genoeg zijn. In elf dossiers heeft de inspecteur informatie gevonden die voldoende bruikbaar is voor het beoordelen van de aard en de ernst van de stoornis. In de overige drie dossiers (949, 825 en 745) ontbreken recente verslagen waarmee de stoornis aangetoond dient te worden. De kwaliteit van de door de CvI gebruikte informatie is onvoldoende. Bij negen dossiers kan een uitspraak gedaan worden over de bevoegdheid van de onderzoeker. In vier dossiers is de bevoegdheid van de onderzoeker duidelijk. In de overige vijf dossiers komt het voor dat een onderzoeker onbevoegd is. In het onderzoek naar de conclusies van de CvI over de aard en de ernst van de stoornis kan de inspectie het oordeel van de CvI in zes van de tien dossiers volledig onderschrijven. In vier dossiers (949, 825, 745, 875) worden de criteria niet correct gebruikt. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). 2.2.7 Ernst van de onderwijsbeperking Om na te gaan hoe de CvI de ernst van de onderwijsbeperking beoordeelt, beoordeelt de inspectie de soort en kwaliteit van de informatie die de CvI daarvoor instuurt. De noodzakelijke verslagen, zoals het onderwijskundig rapport en rapporten vanuit de zorgstructuur zijn in alle dossiers te vinden. Bij zes dossiers is overeenstemming tussen de inspectie en de CvI over de conclusie van de ernst van de beperking in de onderwijsparticipatie. Overeenstemming is er daarbij tevens bij het deelcriterium (ontbrekende leervoorwaarden of extreem gedrag) op basis waarvan de ernst van de onderwijsbeperking gebaseerd wordt. Bij vier dossiers (825, 745, 875, 876) worden de criteria niet correct gehanteerd. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). 2.2.8 Mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur De analyse van het oordeel van de CvI over de (on)toereikendheid van de reguliere zorgstructuur richt zich vooral op de aanwezigheid van de daarvoor noodzakelijke informatie en de relevantie van deze informatie voor de indicatiestelling. In alle dossiers van rec 'Chiron' is relevante informatie over dit criterium gevonden in de vorm van de informatie uit een onderwijskundig rapport en/of een verslag vanuit de zorgsector en/of de aanwezigheid van een (geĆ«valueerd) handelingsplan. Een handelingsplan is in elf van de veertien dossiers te vinden. Hiervan zijn er vier handelingsplannen die na een half jaar geĆ«valueerd zijn. In de overige zeven dossiers was wel sprake van enige evaluerende opmerkingen, maar geen expliciete evaluatie. Bij dossiers 745 en 792 voldoet het handelingsplan niet aan de termijn van een half jaar. Wel wordt uit de overige informatie duidelijk of er sprake is van (on)toereikendheid van de zorgstructuur. In zeven dossiers (949, 825, 745, 676, 792, 875, 876) wordt het criterium ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur niet correct gebruikt. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). 2.2.9 Oordeels- en besluitvorming De inspectie komt bij drie van de geanalyseerde dossiers tot een gelijkluidend oordeel met de CvI over de eindconclusie van de CvI. Bij zes dossiers (875, 876, 949, 825, 745, 676) daarentegen komt de inspectie tot een verschil in oordeel over de positieve besluiten van de CvI. Voor een nader toelichting op deze conclusie verwijst de inspectie kortheidshalve naar bijlage 2 (geanalyseerde dossiers). Er wordt onderscheid gemaakt tussen 'beoogd gebruik' en 'niet-beoogd gebruik' van de beredeneerde afwijking. Bij Ć©Ć©n dossier (792) heeft de CvI gebruik gemaakt van de beredeneerde afwijking; dit betreft niet-beoogd gebruik. De inspectie is het eens met de beredeneerde afwijking op het stoorniscriterium. Er wordt echter nog geen half jaar structureel zorg geboden. Bovendien mag een beredeneerde afwijking niet bij het criterium 'ontoereikende zorg' gebruikt worden. De geanalyseerde dossiers bevatten geen dossiers waarbij sprake is van een observatieplaatsing. Bij de geanalyseerde dossiers is evenmin dossier met een negatieve beschikking. 3. Vervolg van het toezicht De inspectie heeft in het kader van het integraal toezicht op de rec's ook een onderzoek gedaan naar de naleving van een aantal wettelijke voorschriften. Dit onderzoek betrof de wettelijke voorschriften betreffende de indicatiestelling door de CvI. Op basis van dit onderzoek geeft de inspectie de volgende aanwijzing met betrekking tot wettelijke bepaling(en) waaraan het bevoegd gezag van het rec niet voldoet: * COI Onafhankelijkheid van de indicatiestelling Het rec-bestuur waarborgt in onvoldoende mate dat de indicatiestelling niet wordt beĆÆnvloed door de belangen van de bij de uitkomst van de indicatiestelling betrokken partijen (artikel 28b lid 6 onder a, Wet op de expertisecentra). Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 de indicatiestelling niet wordt beĆÆnvloed door de belangen van de bij de uitkomst van de indicatiestelling betrokken partijen. Het bevoegd gezag informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. Voorts geeft de inspectie de volgende aanwijzingen met betrekking tot wettelijke bepaling(en) waaraan de CvI van het rec niet voldoet: * Organisatorische en administratieve aspecten CvI Niet in alle gevallen zorgt de CvI voor volledige dossiers (Besluit leerlinggebonden financiering). Voorts leeft de CvI niet in alle gevallen de voorschriften in het kader van de Awb na. Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 de CvI zorgt voor volledige dossiers. Voorts neemt de voorzitter van de CvI maatregelen die er in voorzien dat de CvI per direct in voorzien dat de CvI de voorschriften in het kader van de Awb naleeft. Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. * Aard en ernst van de stoornis Niet in alle gevallen zijn de rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis toereikend. Tevens betrekt de CvI bij de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis niet in alle gevallen valide informatie. Voorts beslist de CvI met betrekking tot de aard en ernst van de stoornis niet in alle gevallen op juiste grondslag (Besluit leerlinggebonden financiering). Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 de rapportages ten behoeve van van de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis toereikend zijn, dat bij de besluitvorming valide informatie betrokken wordt en dat de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis op juiste grondslag plaatsvindt. Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. * Ernst van de onderwijsbeperking Niet in alle gevallen beslist de CvI met betrekking tot de ernst van de onderwijsbeperking op juiste grondslag (Besluit leerlinggebonden financiering). Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 de besluitvorming over ernst van de onderwijsbeperking op juiste grondslag plaatsvindt. Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. * Ontoereikendheid van de zorg Niet in alle gevallen komt de CvI tot een deugdelijk oordeel over de toereikendheid van de zorg (Besluit leerlinggebonden financiering). Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 de CvI tot een deugdelijk oordeel over de toereikendheid van de zorg komt. Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. * Oordeels- en besluitvorming CvI Niet in alle gevallen verloopt het gebruik van de criteria bij het toetsen van de toelaatbaarheid volgens wettelijk voorschrift (Besluit leerlinggebonden financiering). Voorts verloopt niet in alle gevallen het gebruik van de beredeneerde afwijking volgens wettelijk voorschrift. Het rec-bestuur neemt maatregelen die er in voorzien dat uiterlijk 1 juni 2008 het gebruik van de criteria bij het toetsen van de toelaatbaarheid en het gebruik van de beredeneerde afwijking volgens wettelijk voorschrift verlopen. Het rec-bestuur informeert de inspectie uiterlijk 1 juni 2008 over de inhoud van deze maatregelen. De bevindingen van dit OKV leiden tot het volgende arrangement voor het vervolg van het toezicht (toezichtarrangement): In beginsel vindt over twee jaar een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering (OKV) plaats. In de tussenliggende periode volgt de inspectie de ontwikkelingen op het rec nauwgezet via een traject van geĆÆntensiveerd toezicht. Het OKV wordt uitgevoerd door een inspecteur die niet betrokken is bij dit geĆÆntegreerd onderzoek op het rec. De inspectie van het onderwijs zal bij het monitoren van de kwaliteitsverbetering het door het bevoegd gezag vastgestelde bedrijfsplan als uitgangspunt nemen en de kwaliteit toetsen aan de wettelijke taken van het regionale expertisecentrum en de uitvoering van de indicatiestelling op basis van het waarderingskader integraal toezicht rec's. Bijlage 1. kwaliteitsprofiel Het kwaliteitsprofiel van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron'. De kwaliteit van REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' is beoordeeld op de indicatoren behorend bij de kwaliteitsaspecten 'Management en Organisatie', 'Onafhankelijkheid van de CvI', 'Organisatorische en administratieve aspecten CvI', 'Aard en ernst van de stoornis', 'Ernst van de onderwijsbeperking', 'Ontoereikendheid van de zorg', 'Oordeels- en besluitvorming', 'Coƶrdinatie ambulante begeleiding' en ' Ondersteuning van ouders'. Onderstaand kwaliteitsprofiel geeft een overzicht van die indicatoren met de waardering die de inspectie daaraan heeft toegekend. In het 'concepttoezichtkader REC 2007-2008' vindt u achtergrondinformatie over de indicatoren die de inspectie bij haar toezicht in ogenschouw heeft genomen. In de waardering is tot uitdrukking gebracht hoe het functioneren van het rec zich op de onderscheiden indicatoren verhoudt tot de opvatting die de inspectie heeft over het goed functioneren van een rec, zoals neergelegd in het waarderingskader integraal toezicht rec's. Betekenis van de waarderingen op de indicatoren die betrekking hebben op de uitvoering van de wettelijke taken van het rec: is niet of nauwelijks herkenbaar in het functioneren van het rec; is herkenbaar aanwezig in het functioneren van het rec maar op een onvoldoende manier; is voldoende herkenbaar aanwezig in het functioneren van het rec; er is ruimte voor verbetering; is in optimale zin herkenbaar in het functioneren van het rec; niet te beoordelen. Deze waardering is gegeven indien het rec of de CvI op een specifieke indicatoren geen betrouwbare en valide gegevens beschikbaar heeft. MO Management en organisatie Oordeel Inspectie 1 2 3 4 5 MO1 De beleidsvoering van het rec is doeltreffend. ā¢ MO2 Er is samenhang tussen de organisatiestructuur en het strategisch beleid. ā¢ MO3 Het rec zet de bekostiging zodanig in dat de rec-taken naar behoren uitgevoerd kunnen worden. ā¢ MO4 De inzet van het personeel is gericht op het realiseren van de rec-taken. ā¢ MO5 De aansturing op de doorlooptijden van het indiceringsproces is efficiĆ«nt. ā¢ AB Coƶrdinatie van de ambulante begeleiding Oordeel Inspectie 1 2 3 4 5 AB1 Het rec bewaakt systematisch de ambulante begeleiding en neemt maatregelen om de kwaliteit te behouden en zonodig te verbeteren. ā¢ AB2 Het rec coƶrdineert de deskundigheidsbevordering van de ambulant begeleiders. ā¢ AB3 Het rec heeft functionele interne overlegstructuren. ā¢ AB4 Het rec heeft functionele externe overlegstructuren ā¢ AB5 De coƶrdinatie van de ambulante begeleiding levert concrete resultaten op. ā¢ BO Begeleiding van ouders. Oordeel Inspectie 1 2 3 4 5 BO1 Het rec ondersteunt ouders bij het indienen van een verzoek tot indicatiestelling door de commissie voor de indicatiestelling. ā¢ BO2 Het rec ondersteunt de ouders bij de aanmelding. ā¢ BO3 Het rec heeft ondersteunt de ouders bij het zoeken naar een school. ā¢ BO4 De ondersteuning die het rec biedt is succesvol en komt overeen met de verwachtingen van ouders. ā¢ COI Onafhankelijkheid van de indicatiestelling Oordeel Inspectie 1 2 3 4 5 COI1 Het rec-bestuur waarborgt dat de indicatiestelling niet beĆÆnvloed wordt door de belangen van de bij de uitkomst van de indicatiestelling betrokken partijen. ā¢ COI2 De maatregelen die het rec treft om de onafhankelijkheid van de commissie voor de indicatiestelling te garanderen, zijn succesvol. ā¢ Betekenis van de waarderingen op de indicatoren die betrekking hebben op de indicatiestelling: cv: de CvI handelt in belangrijke mate conform wettelijk voorschrift. Hiervan is sprake als bij het bepalen van de indicatie vrijwel geheel (ten minste bij 90 procent van de dossiers) of volledig (100 procent van de dossiers) aan de wettelijk voorschriften is voldaan. ncv: de werkwijze van de CvI is niet conform wettelijk voorschrift. Hiervan is sprake als bij het bepalen van de indicatiebij minder dan 90 procent van de dossiers aan de wettelijke voorschriften is voldaan. COA Organisatorische en administratieve aspecten CvI. Oordeel Inspectie ncv cv COA1 De CvI zorgt voor volledigheid van dossiers ā¢ COA2 De CvI gebruikt het digitale protocol ā¢ COA3 De CvI leeft de voorschriften in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) na. ā¢ CAE Aard en ernst van de stoornis. Oordeel Inspectie ncv cv CAE1 De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis zijn toereikend. ā¢ CAE2 De CvI betrekt bij de besluitvorming over de indicatiestelling valide instrumenten ā¢ CAE3 De CvI betrekt bij de besluitvorming over de aard en ernst van de stoornis valide informatie. ā¢ CAE4 De CvI beslist met betrekking tot de aard en ernst van de stoornis op juiste grondslag. ā¢ COE Ernst van de onderwijsbeperking. Oordeel Inspectie ncv cv COE1 De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de ernst van de onderwijsbeperking zijn toereikend. ā¢ COE2 De CvI beslist met betrekking tot de ernst van de onderwijsbeperking op juiste grondslag. ā¢ COZ Ontoereikendheid van de zorg. Oordeel Inspectie ncv cv COZ1 De rapportages ten behoeve van de besluitvorming over de toereikendheid van de zorg zijn toereikend. ā¢ COZ2 De CvI betrekt bij de besluitvorming over ontoereikende zorg valide informatie. ā¢ COZ3 De CvI komt tot een deugdelijk oordeel over de toereikendheid van de zorg. ā¢ COB Oordeels- en besluitvorming CvI. Oordeel Inspectie ncv cv COB1 Het gebruik van de criteria bij het toetsen van de toelaatbaarheid verloopt volgens wettelijk voorschrift. ā¢ COB2 Het gebruik van de beredeneerde afwijking is volgens wettelijke voorschrift. ā¢ COB3 De onderbouwing van de keuze voor observatieplaatsing is deugdelijk. nvt nvt Bijlage 2. Geanalyseerde dossiers Overzicht geanalyseerde dossiers: 4-18-2007-676 4-18-2007-790 4-18-2007-825 4-18-2007-949 4-18-2007-714 4-18-2007-792 4-18-2007-866 4-18-2007-1064 4-18-2007-745 4-18-2007-803 4-18-2007-875 4-18-2007-773 4-18-2007-818 4-18-2007-876 Toelichting op conclusies inspectie: Administratieve en juridische aspecten 714: De rapportage ten behoeve van het stoorniscriterium voldoet niet. De persoon die de diagnose stelt is hoofd Jeugdzorg en het is onduidelijk wat de discipline is van deze persoon. Er wordt geen recente beschrijving van de ernst gegeven en de oudere rapportage die is bijgevoegd, is niet de rapportage waarin de diagnose gesteld werd. Hierdoor kan ook geen beroep worden gedaan op een evident stabiel kindkenmerk voor wat betreft het integraliteitscriterium. Wanneer in een dossier een CBCL en TRF worden aangetroffen, voldoen deze pas als rapportage om het integraliteitscriterium aan te tonen wanneer de resultaten zijn verwerkt in een psychologisch rapport. De inspectie verschilt met de CvI van inzicht dat er sprake is geweest van jeugdhulpverlening. Het stellen van een diagnose en het krijgen van ambulante begeleiding vallen niet onder dit criterium. Aan de hand van de aangeleverde rapportage kan er geen oordeel gevormd worden over de toelaatbaarheid van de leerling. 803: Het rapport waarin de diagnose gesteld wordt is niet aanwezig. In de aanwezige rapportage ten behoeve van het stoorniscriterium wordt geen geldige diagnose gesteld (aandachts- en concentratiemoeilijkheden). Volgens de CvI is er jeugdhulpverlening geweest omdat er een psychodiagnostisch onderzoek is gedaan en er een PGB (persoonsgebonden budget) is toegekend. Dit valt in deze vorm niet onder jeugdhulpverlening. De integraliteit van de problematiek wordt onvoldoende duidelijk uiteengezet, er is enkel sprake van een grensklinische score op de TRF. 818: Uit de aangeleverde rapportage wordt niet duidelijk wat precies aan zorg is gedaan. Er wordt aangegeven dat er geen handelingsplan is opgesteld, maar dat er wel zorg geboden is. In het protocol wordt door de CvI aangegeven dat de school op verzoek de acties en interventies in beeld heeft gebracht; deze zijn niet terug te vinden in het dossier. Van extreem gedrag is alleen sprake als dit in een psychodiagnostisch onderzoek wordt geconstateerd of bevestigd. Een opmerking in het onderwijskundig rapport is dan ook niet voldoende. Bovendien is het niet nodig om een beroep op extreem gedrag te doen als al wordt voldaan aan het criterium voor ontbrekende leervoorwaarden. Met alleen de huidige informatie kan er geen besluit worden genomen over de (on)toereikendheid van de zorgstructuur. 1064: De CvI geeft in het protocol aan dat er wat betreft de beperking van de onderwijsparticipatie wordt voldaan aan ontbrekende algemene leervoorwaarden Ć©n aan extreem gedrag (zie de argumentatie bij dossier 818). De inspectie is van oordeel dat er onvoldoende uiteengezet wordt waarom zorg vanuit cluster 4 noodzakelijk is voor deze leerling. Na een observatieplaatsing is duidelijk geworden dat het SBO niet voldoende kan bieden maar er wordt uit de rapportage niet duidelijk waarom dit het geval is. Op basis van deze gegevens kan er geen besluit genomen worden. 2.2.6 Aard en ernst van de stoornis 949: In dit dossier zijn onvoldoende gegevens aanwezig om een oordeel te kunnen geven. De leerling bezoekt maandelijks een psycholoog, maar dit is geen geĆÆndiceerde hulpverlening en documentatie hierover ontbreekt. Daarnaast wordt in het dossier gesproken over de diagnose ADHD die bij de leerling gesteld is. Ook hierover ontbreekt informatie. Tevens komt in het dossier de integraliteit niet naar voren. Op de problematiek die voortkomt uit de ADHD wordt nauwelijks ingegaan en met de genderdysforie wordt op school en thuis goed omgegaan. 825: In dit dossier is alleen een A4'tje met een DSM-IV-classificatie aanwezig. Hierop wordt tekst overgenomen uit een ander verslag zonder de onderliggende rapportage. Daarnaast is dit document ondertekend door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige in opleiding. Er wordt niet voldaan aan integraliteit omdat in geen enkel verslag naar voren komt dat de problematiek integraal is. De ouders geven aan geen problemen met hun kind te hebben. Bij de aanmelding wordt ook benadrukt dat ouders en school niet op Ć©Ć©n lijn zitten wat betreft het gedrag van de leerling. Daarnaast is er geen CBCL of TRF aanwezig waarmee de integraliteit onderbouwd kan worden. Aan het criterium jeugdhulpverlening wordt niet voldaan, omdat er alleen onderzoek/diagnostiek heeft plaatsgevonden en medicatie is voorgeschreven. 745: Hier wordt gebruikgemaakt van een te oud onderzoeksverslag door een onbevoegde onderzoeker. Daarnaast ontbreekt een recente beschrijving van de ernst van de problematiek. Tevens ontbreekt een recente beschrijving over integraliteit. De CvI kan hier niet zeggen dat de integraliteit als evident stabiel wordt beschouwd, omdat de CvI in het protocol ook aangeeft dat er geen definitieve DSM diagnose is. Aan het criterium jeugdhulpverlening wordt ook niet voldaan, omdat er alleen een behandelovereenkomst vanuit de GGZ aanwezig is, maar hieruit wordt niet duidelijk of de ouders hiervan gebruik hebben gemaakt. 875: In dit dossier wordt niet voldaan aan het criterium jeugdhulpverlening. Ergotherapie en diagnostisch onderzoek vallen niet onder dit criterium. Ernst van de onderwijsbeperking 825: Uit de onderwijskundige gegevens komt geen problematiek zoals bedoeld in de criteria voor het cluster4-onderwijs naar voren. De problematiek wordt heel globaal omschreven en de nadruk lijkt te liggen op de leerproblemen in combinatie met het laaggemiddelde IQ (73). In het verslag van de leerlingbespreking van januari 2007 wordt ook aangegeven dat het gedrag te hanteren is, maar dat er voornamelijk zorgen zijn over de overgang naar de brugklas en de puberteit. 745: De leerling uit dit dossier beschikt over een goede werkhouding (gemotiveerd en geconcentreerd). Hij heeft meer structuur/aandacht nodig dan andere leerlingen en heeft last van stemmingswisselingen, onzekerheid en kan taal letterlijk nemen, maar dit alles niet conform de ernst van cluster 4. Daarnaast spelen de problemen pas sinds november 2006 en is de aanmelding in maart 2007 gedaan. In het Besluit leerlinggebondenfinanciering wordt aangegeven dat de problemen minstens zes maanden aanwezig moeten zijn. 875: Het merendeel van de genoemde problematiek lijkt leeftijdsadequaat (zelfredzaamheid, zelfstandig kunnen werken, afleidbaarheid, structuur nodig), want de leerling is pas vier jaar oud. Er wordt aangegeven dat de leerling goed leerbaar is. De problemen zijn niet dermate ernstig dat zorg vanuit cluster 4-onderwijs noodzakelijk is. 876: De problemen lijken zich voornamelijk thuis af te spelen. De leerling is op school erg gesloten, maar heeft ook geen behoefte om contact te maken en lijkt hier niet onder te lijden. De werkhouding en motivatie zijn goed. De starheid en structuurbehoefte komen in het onderwijskundig rapport niet als zodanig naar voren. Er kan niet gesproken worden van problemen met de ernst en zwaarte van cluster 4. 2.2.8 Mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur 949: In dit dossier zijn de bijgevoegde handelingsplannen te weinig gericht op cluster 4-problematiek. In het onderwijskundig rapport wordt gesproken over een zwakke taakaanpak en verhoogde afleidbaarheid, maar in de handelingsplannen komt werkhouding amper aan bod. Het gaat voornamelijk over de problematiek die samenhangt met de genderdysforie. 825: Er wordt in het onderwijskundig rapport aangegeven dat er een handelingplan is opgesteld met als middel het geven van een consequente aanpak. Dit handelingsplan zou korter uitgevoerd zijn dan zes maanden, maar zit niet in het dossier. De leerling heeft sova-training gehad, maar hier is geen verslag of evaluatie van. In de leerlingbespreking wordt aangegeven dat het gedrag van de leerling hanteerbaar is, maar dat men zich zorgen maakt over de overgang naar het voortgezet onderwijs. Dit lijkt een preventieve aanvraag. 745: In dit dossier is onvoldoende gebruik gemaakt van de reguliere zorg. De problemen spelen nog geen zes maanden. Tot nu toe is er begeleiding geboden in de vorm van het bespreken van situaties, alert zijn op het taalgebruik, planning en het afstemmen van de hoeveelheid leerstof. De gevraagde benodigde zorg vanuit de rugzak kan regulier geboden worden (aanbieden van structuur, RT voor rekenen). Dit lijkt een preventieve indicatieaanvraag voornamelijk bedoeld voor de overgang naar het voortgezet onderwijs. 676: De functie van de ambulant begeleider in het geheel is minimaal. De ambulant begeleider geeft alleen een paar keer per jaar advies. Het grootste deel van de huidige begeleiding bestaat uit de inzet van de RT'er en IB'er. De handelingsplannen zijn alleen gericht op spelling en lezen en niet op werkhouding of gedrag. De geboden begeleiding kan ook goed regulier gegeven worden. 792: De mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur zijn nog niet voldoende benut. Er is een heen-en-weerschrift en er zijn observaties gedaan. Het handelingsplan is nog geen half jaar structureel ingezet waardoor de school nog geen half jaar extra hulp heeft geboden zoals wettelijk verplicht is gesteld. 875: Er worden goede resultaten behaald met de reguliere zorg die er geboden wordt. De aangevraagde preventieve ambulante begeleiding is nog niet opgestart. 876: Er is nog onvoldoende gewerkt aan het probleemgedrag. Er zijn twee handelingsplannen bijgevoegd met als onderwerp geslotenheid en nog meer structuur aanbieden. Met de handelingsplannen wordt er vooruitgang geboekt. Het handelingsplan dat ingaat op de structuur is nog geen half jaar uitgevoerd. Oordeels- en besluitvorming 875: Het probleemgedrag lijkt voornamelijk leeftijdsadequaat. De preventieve ambulante begeleiding is nog niet opgestart. De reguliere zorgstructuur is hiermee nog niet optimaal benut en er moet negatief besloten worden. 876: De problemen lijken vooral thuis tot uiting te komen. Er wordt gesproken over sociale problemen maar de leerling leidt hier zelf niet onder. De geboden zorg is minimaal en het handelingsplan loopt nog geen half jaar. Er moet een negatief besluit genomen worden. 949: Onvoldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over het stoorniscriterium, er wordt niet voldaan aan de criteria voor integraliteit en ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 825: Ook bij dit dossier zijn onvoldoende gegevens aanwezig om een oordeel te kunnen geven over het stoorniscriterium. Tevens wordt niet voldaan aan de criteria voor integraliteit, jeugdhulpverlening, onderwijsbeperking en ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 745: Onvoldoende gegevens om een oordeel te kunnen geven over het stoorniscriterium en er wordt niet voldaan aan de criteria voor integraliteit, jeugdhulpverlening, onderwijsbeperking en ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. 676: In dit dossier wordt niet voldaan aan de ontoereikendheid van de reguliere zorgstructuur. Ook zonder de geboden ambulante begeleiding wordt de leerling dankzij de inzet van de RT'er en IB'er voldoende begeleid. Cursief nummer betreft dossier herindicatie PAGE 9 PAGE 9 Definitieftrapport proefonderzoek integraal toezicht rec's, REC Oost Noord-Brabant, 'Chiron' PAGE 11