[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

LNV-begroting 2009, onderdeel visserij

Stenogram

Nummer: 2008D17886, datum: 2008-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit <1> heeft
op 24 november 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de LNV-begroting 2009, onderdeel
visserij.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit

Atsma

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit

Peen

**

Voorzitter: Koopmans

Aanwezig zijn 10 leden der Kamer, te weten:

Cramer, Van Gent, Graus, Jacobi, Koopmans, Koppejan, Ouwehand,
Polderman, Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies,

en mevrouw Verburg, minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aan de orde is de behandeling van:

	- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar
2009 (31700-XIV);

	- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 21 oktober 2008 met de antwoorden op vragen inzake Habitattype
1110a (29675, nr. 49);

	- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 20 oktober 2008 over het experiment rapen Japanse oesters (29675,
nr. 51);

	- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 21 oktober 2008 over het advies Heldoorn mosselzaadvisserij (29675,
nr. 50);

	- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 21 november 2008 met een reactie op het boek "Wat is er mis met
vis?" (2008Z07473);

	- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 19 november 2008 over de Vernieuwing en verduurzaming
Noordzeevisserij (29675, nr. 61);

	- de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 30 oktober
2008 met het rapport Duurzame visserij (31748).

De voorzitter: Ik heet de minister en haar medewerkers en het publiek
van harte welkom. In de procedurevergadering van de commissie is
afgesproken dat wij werken volgens de begrotingsvolgorde en dat de leden
negen minuten spreektijd krijgen.

**

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil het vandaag in ieder geval
over een drietal onderwerpen hebben, de buitenvisserij en dan vooral de
problematiek van de boomkor en iets over de mosselsector, de
binnenvisserij, toegespitst op het aalgebeuren, en de kweek.

	Het wordt nu door vrijwel iedereen erkend dat het niet goed gaat met
onze zeeën en oceanen. Overbevissing en milieudruk leiden al jaren tot
een teruggang van de visbestanden. Een van de opmerkelijkste zaken in
het rapport van de Rekenkamer vond ik de constatering dat er twee
beleidsterreinen naast elkaar lijken te bestaan, namelijk die van
visserij en die van natuur. Dat is opmerkelijk, omdat die
beleidsterreinen bij ons in één minister en één ministerie zijn
verenigd. Hoe kan het dat de Rekenkamer toch tot die waarneming is
gekomen? Kan de minister daarover een verklaring geven? Ik begrijp dat
namelijk niet.

	De minister zet in de begroting in op verduurzaming van de visserij.
Een andere weg is er niet, maar de vraag is of wij het op tijd gaan
redden. Zullen er nog vissers overblijven en zal er nog vis overblijven?
Ten aanzien van de kottervisserij gaat deze transitie veel te langzaam.
De enorme stijging van de brandstofprijzen is, als je heel cynisch bent,
op te vatten als een geluk bij een ongeluk, want de schepen blijven aan
de kant. Maar zo cynisch wil de SP niet zijn, want ook de vissers hebben
perspectief nodig. Naar mijn mening zou zowel economisch als ecologisch
winst te behalen zijn door de waanzinnige verspilling van de bijvangsten
nu eens echt aan te pakken. Deze visserijmethode, waarbij driekwart van
de vangsten weer overboord worden gegooid, is volkomen achterhaald.
Zelfs in een situatie van overvloed zou je niet op die manier moeten
willen omgaan met je levende have, maar zeker in de huidige situatie
waarin de bestanden instorten, is dat ronduit misdadig. Dat vissers deze
methode ooit is opgedrongen -- ook hier zien wij weer de blinde
marktwerking -- is iets waarvoor de mensheid zich, als wij over enkele
decennia terugkijken, zeer zal schamen. Deze vorm van visserij moet zo
snel mogelijk totaal om. De omschakeling naar andere methodes moet met
de grootst mogelijke prioriteit worden ingezet. Nu staat echter in de
begroting dat in 2013 40% van de boomkor zal zijn omgeschakeld naar
betere methoden. Dat is gezien de ernst van de situatie toch geen tempo?
Is de minster bereid dit tempo op te schroeven? Mocht dat niet zo zijn,
wil zij utleggen waarom niet?

	In de brief van 19 november schrijft de minister dat zij de
noodzakelijke omslag niet vanuit Den Haag kan opleggen. Er wordt een
project opgezet om de vissers een bedrijfsplan te laten maken, omdat dit
noodzakelijk is voor de toekomstvisie van de individuele visser. Wat is
de toekomstvisie van onze minister? Is zij het met mij eens dat er geen
toekomst meer is voor de traditionele boomkor? Overigens is dat
traditionele misleidend, want hoe lang bestaan deze stofzuigers met veel
te veel vermogen eigenlijk? Zo traditioneel is dat helemaal niet.
Integendeel, het is een modernisme dat een doodlopende weg blijkt te
zijn. Stop ermee. Zo snel mogelijk.

	Dan de mosselsector. Het lijkt wat op te klaren op dat front. Het lijkt
ons het beste om nu maar af te wachten waarmee de heer Meijer komt. Wel
pleit ik voor meer innovatie van de kweek van schelpdieren op land. Ik
denk dat daar meer toekomst in zit dan in het oneindig opschalen van
MZI-technieken. Ik hoor graag van de minister of zij het met mij eens is
dat hieraan, ook in verband met de discussie over het zicht op het
perspectief van de eiwittransitie, meer aandacht moet worden geschonken.

	Dat brengt mij meer in het algemeen op het project over kweek. Helaas
is onlangs gebleken dat een tilapiaproject in Brabant is mislukt. Ik heb
hierover vragen gesteld. De minister wijt het mislukken aan
marktmechanismen en niet aan milieu en techniek. In de
eiwittransitiediscussie is het van cruciaal belang dat wij vis kunnen
kweken waarbij niet drie kilo vismeel nodig is voor één kilo gekweekte
vis, zoals nu het geval is. Dit leek de goede kant op te gaan met
tilapia, maar het project is spaak gelopen. Is de minister het met mij
eens dat wij ten aanzien van innovatie vooral hierop moeten aansturen
en, zo ja, hoe wil zij dat gaan doen? Hoe denkt de minister bovendien
grip te krijgen op de falende marktmechanismen? Eigenlijk is het simpel.
De tilapia van eigen bodem -- nog wel met een hoop subsidie, iets van 3
mln. -- is uit de markt gedrukt omdat er een import is van goedkope
kweek onder slechte milieunormen. Deze komt diepgevroren als zogenaamd
verse kweekvis op de markt. Wat gaat de minister eraan doen om dit
marktfalen aan te pakken?

	Dan de situatie van de binnenvisserij en vervolgens het aalherstelplan.
De contouren van een nationaal herstelplan worden in de brief van 19
november geschetst. Dat de situatie zeer ernstig is, daarover is
iedereen het inmiddels wel eens. Echter, de voorstellen die nu gedaan
worden, hebben wat mij betreft vooral het karakter van het kind dat met
het badwater wordt weggegooid. Laat ik om te beginnen Sportvisserij
Nederland prijzen voor haar opstelling. Een oproep aan de eigen
achterban om de paling maar te laten zwemmen is een dapper besluit; dat
geeft vertrouwen. Voor je plezier op deze vissoort vissen zou je maar
beter niet meer kunnen doen. Tegelijkertijd luiden de beroepsvissers de
noodklok en dat is zeer begrijpelijk. Er is om te beginnen geen
duidelijkheid over de wetenschappelijke aannames van IMARES waarop de
maatregelen zijn gebaseerd. De minister erkent dit en stelt dat er een
brede, technische consultatie over dit onderwerp in voorbereiding is.
Ondertussen worden echter al wel verstrekkende voorstellen gedaan. Dat
lijkt niet logisch. De vraag is dan ook of deze brede maatschappelijke
consultatie niet een voorwaarde is voor verdere stappen. De Combinatie
van Beroepsvissers stelt voor, een second opinion te doen. Dat kan snel
en lijkt mij ook noodzakelijk, juist vanwege het verkrijgen van
draagvlak. Kan de minister deze volgorde toezeggen: eerst een
consultatie, ofwel een second opinion, en daarna een definitief besluit
over de te nemen maatregelen?

	Over de stillegperiode in de maanden september en oktober is veel
onrust bij de betrokken bedrijven. Logisch, want dit is de piekperiode
waarin de helft of meer van de jaaromzet wordt gerealiseerd. Deze
maatregel is dus een regelrechte bedreigen voor het voortbestaan van
deze bedrijven. Praktijkmensen vertellen mij bovendien dat het
voorbereidende werk voor deze stilleg ertoe zal leiden dat zij niet
twee, maar zeker drie maanden zonder inkomsten zullen komen te zitten.
Het bedrag dat de minister als compensatie uittrekt, €400.000 vanuit
het Europees Visserijfonds -- naar ik begrepen heb is dit dus geen
Nederlands geld -- is waarschijnlijk niet toereikend. Ik mis ook een
onderbouwing van dit bedrag. Kan de minister deze geven en de
consequenties van de maatregel beter in beeld brengen?

	Wat is nu de oorzaak van het instorten van het palingbestand? Ik wil de
minister in dit kader graag een sinterklaascadeautje geven en vraag de
voorzitter of hij de klok even wil stilzetten.

De voorzitter: Dat kunt u vragen, maar dat doe ik niet; de tijd loopt
door. Ik ben benieuwd wat er in de verpakking zit. Ondertussen kunt u
rustig doorvertellen.

**

De heer Polderman (SP): Het cadeautje komt uit Spanje en dat is in deze
tijd toepasselijk. Het is glasaal en tevens een illustratie van de
noodzaak tot Europese aanpak. Hoe gek is het dat wij hier constateren
dat er geen glasaal meer intrekt, zolang deze in Spanje als delicatesse
in de supermarkt te koop is? De glasaal wordt voortijdig weggevangen en
geëxporteerd naar onder andere China en in dit soort potjes als
delicatesse verkocht. Dat wat betreft de intrek van de glasaal.

	Een volgend probleem betreft de terugval in de uittrek en bovenal de
kwaliteit van de schieraal. Is deze door de dioxinevervuiling nog tot
voortplanting in staat? Hiernaar is onderzoek gedaan. Ik heb er eerder
voor gepleit om hierop beleid te maken, opdat alleen schone schieraal
kan uittrekken en de zwaar vervuilde wordt weggevangen. Dat is nog knap
ingewikkeld en daarbij kunnen en moeten wij de medewerking van de
beroepsvissers goed gebruiken. In plaats van ze nu de nek om te draaien,
moeten wij nu inzetten op het garanderen dat voldoende schone schieraal
kan uittrekken. Deze moet dus voor de gemalen worden weggevangen in de
schone gebieden. Door de beroepsvissers hiervoor en voor ander
beheerwerk in te zetten, kan de sector in leven blijven. Het gaat om een
relatief gering aantal bedrijven, maar daar zit wel de noodzakelijke
praktijkkennis. De maatregelen die nu worden voorgesteld, zullen ertoe
leiden dat deze bedrijven het loodje moeten leggen en daarmee gaat hun
kennis voorgoed verloren. Dat bedoel ik met "het kind met het badwater
weggooien". Naar mijn idee moeten wij dat zien te voorkomen. Vaak gaat
het om bedrijven die al van generatie op generatie met dit vak bezig
zijn. Het gaat dus om een relatief klein aantal bedrijven en dus een
relatief gering bedrag. Dit aantal zou in de benen gehouden moeten
worden met de opdracht het palingbestand uit deze neerwaartse spiraal te
halen.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

**

De heer Polderman (SP): Dan ga ik afronden. Op het punt van de
beroepsvisserij en de bestandcommissies kom ik later nog terug.

	Ik snap ook wel dat er een belangrijk conflict ligt tussen de
beroepssector en de sportvisserij, maar als wij het in stand houden van
de visstand en een duurzaam beheer als uitgangspunt nemen, moet er uit
te komen zijn. Leuker kunnen wij het niet maken, maar een andere weg is
er niet, of je moet keihard een streep zetten door het bestaansrecht van
de beroepsvisserij. Ik zou dat graag willen voorkomen en vraag na het
succes van het bijeenbrengen van de ogenschijnlijk tegengestelde en
onverzoenlijk lijkende belangen van de mosselsector en de vogel- en
milieubeschermers, deze uitdaging voortvarend aan te pakken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Uit het betoog van de heer Polderman begrijp ik
dat hij vragen heeft bij de compensatie van vier ton en over de aanpak
als geheel, dus het totaalbeleid op dit dossier. Het werd echter niet
duidelijk of hij de paling wel of niet wil gaan beschermen. De heer
Polderman heeft vraagtekens geplaatst bij de periode, terwijl in de
adviezen van natuurorganisaties staat dat de periode waarin niet
gevangen mag worden, moet worden verlengd. De heer Polderman was in dat
opzicht niet zo duidelijk.

De heer Polderman (SP): Ik ben blij dat mevrouw Ouwehand die vraag
stelt. Ik ben begonnen met te zeggen dat de zaak niet mag worden
gebagatelliseerd. Daarover is iedereen het wel eens. Het gaat er
inderdaad om dat de aalstand omhoog wordt gebracht. Ik ben niet voor de
huidige voorstellen. Er moet niet worden afgewacht. Wij moeten de
beroepsvisserij gebruiken; die mag niet in deze periode met de armen
over elkaar gaan zitten. Ik pleit ervoor om een onderscheid te maken
tussen paling die zodanig is vervuild dat hij niet meer geschikt is voor
de voortplanting en schone paling. Het is zinloos de vervuilde aal uit
te laten zwemmen; zolang de vis nog aan de consumptienorm voldoet, moet
hij op de markt gebracht worden. Als men die aal naar de Sargassozee zal
laten zwemmen, komt hij toch niet tot reproductie. Dat helpt dus niet.
Je moet wat doen, maar dat moet wel verstandig zijn. Met de huidige door
de minister voorgestelde maatregelen wordt het kind met het badwater
weggegooid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Bent u dan wel voor het verbieden van de vangst
in de genoemde periode? Vindt u de periode lang genoeg?

De heer Polderman (SP): Ik ben sec tegen het verbieden over de hele
sector. Wij moeten een onderscheid maken tussen gebieden waar het schoon
genoeg is en het dus de moeite waard is om de paling weg te laten
zwemmen en andere gebieden waar de paling te sterk vervuild is. In de
schone gebieden moet je de paling eventueel over de gemalen heen zetten.
Dat lijkt mij een goede beheertechnische maatregel, want als de paling
door de gemalen wordt fijngemalen, heeft niemand er wat aan.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Wat is er mis met vis? Als je de
berichtgeving van de afgelopen tijd op je in laat werken, kan je je niet
aan de indruk onttrekken dat één van de oudste beroepen van de mens,
de visserij, op dit moment zware tijden doormaakt. De CDA-fractie vindt
dat de overheid daarbij niet onverschillig langs de kant kan blijven
staan. De visserij is namelijk belangrijk voor ons land. Niet alleen als
economische factor en vanwege de duizenden arbeidsplaatsen die ermee
zijn gemoeid, maar ook omdat visserij deel uitmaakt van ons Nederlands
sociaal-culturele erfgoed. Zolang er Nederlanders zijn, zijn er ook
vissers. Die twee horen onlosmakelijk bij elkaar. Daarom kunnen vissers,
ook bij zwaar weer, op de volledige steun en inzet van het CDA rekenen.
In 2008 was ook een aantal positieve ontwikkelingen zichtbaar op het
gebied van visserij. Wij zien een duidelijk herstel van het
scholbestand. Ook met de tong en de kabeljauw lijkt het weer de goede
kant uit te gaan. Hebben het Nederlandse en Europese visserijbeleid dan
toch effect gehad? Hoezo Rekenkamerrapport?

	Ondanks de moeilijke economische omstandigheden zien wij dat de
Nederlandse visserijsector druk bezig is aan het maken van een
innovatieslag naar duurzamer visserij. Een andere positieve ontwikkeling
is dat vissers en de natuur- en milieubeweging na jaren strijd eindelijk
hun loopgraven verlaten en met elkaar het gesprek zijn aangegaan. Het
resultaat daarvan zijn twee convenanten: één voor de
mosselzaadvisserij en één voor de Noordzeevisserij. Het is nog een
broos proces waarbij nog veel moet worden gewerkt aan herstel van het
vertrouwen, maar het CDA prijst beide initiatieven. Het wil van deze
gelegenheid gebruiken om waardering uit te spreken naar alle daarbij
betrokken partijen, zowel de natuurbeschermingsorganisaties als de
vissersorganisaties. Niet in de laatste plaats wil ik de positieve rol
noemen die onze minister in dit proces heeft gespeeld. Het CDA is ervan
overtuigd dat alleen met een duurzame wijze van werken er een goede
toekomst ligt voor de Nederlandse visserij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De heer Koppejan zegt vrij gemakkelijk
"hoezo, Rekenkamerrapport?". Vindt hij het flauwekul, wat in het rapport
van de Rekenkamer staat? Ik krijg graag een nadere toelichting.

De heer Koppejan (CDA): Ik constateer gewoon dat de Rekenkamer in zijn
rapport uitgaat van cijfers tot 2006. De meest recente cijfers over 2007
en 2008 zijn er niet in betrokken. De laatste jaren laten een duidelijk
herstel zien, vooral van het scholbestand, maar ook van het kabeljauw-
en tongbestand. Ik vind het jammer dat die cijfers niet zijn betrokken
in de stellige uitspraken van de Rekenkamer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): In het rapport van de Rekenkamer staan
ook aanbevelingen over de visstand in de toekomst, waarmee wel degelijk
rekening moet worden gehouden. Wat vindt de heer Koppejan dan van dat
soort opmerkingen van de Rekenkamer?

De heer Koppejan (CDA): Ik zal zeker niet ontkennen dat er ook heel
nuttige dingen in het rapport staan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Welke zijn dat? Wij hebben het over
water, maar dit is duiken van de heer Koppejan. Misschien kan hij dit
toelichten.

De voorzitter: De heer Koppejan krijgt nog één keer de kans om uw
vraag te beantwoorden.

**

De heer Koppejan (CDA): U kunt van mij geen GroenLinks-antwoorden
verwachten. Ik constateer dat de uitspraken in het rapport van de
Rekenkamer op een aantal punten erg kort door de bocht zijn. De
Rekenkamer stelt in het rapport dat er niets zeker is over het
visstandbeheer in de Noordzee, dat eigenlijk goede methoden om duidelijk
aan te geven hoe het ermee staat, ontbreken en dat de onzekerheidsmarges
tussen de 30% en 40% liggen. Vervolgens doet de Rekenkamer heel stellige
uitspraken over de toekomst. Ik vind dat een scheef contrast, ik vind
het ook niet zo wetenschappelijk. Dat is mijn mening. Dat is niet de
mening van GroenLinks, maar wel de mening van het CDA.

De voorzitter: Ik was nog vergeten te melden dat iedereen in eerste
termijn maximaal drie interrupties mag maken. Anders halen wij het
nooit. U hebt er nu een gebruikt, mevrouw Van Gent. De heer Koppejan
vervolgt zijn betoog.

**

De heer Koppejan (CDA): En interrupties gaan niet ten koste van mijn
spreektijd.

	Voorzitter. Ik kom bij de binnenvisserij. Het CDA onderschrijft de
noodzaak van een aalbeheerplan, maar hecht er sterk aan dat dit
zorgvuldig gebeurt en in overleg met alle direct betrokkenen, in het
bijzonder de vissers. Zij worden immers in het uitoefenen van hun vak en
het verdienen van hun boterham het zwaarst getroffen door de plannen.
Waarom heeft de minister hen niet in de gelegenheid gesteld om de
plannen goed te beoordelen en hun geen inspraak gegund bij het opstellen
van het aalbeheerplan dat naar Brussel gaat? Wij stellen het volgende
voor: voor 31 december 2008 stuurt de Nederlandse regering een nationaal
aalbeheerplan naar de Europese Commissie in Brussel, waarin nog alle
ruimte wordt gelaten voor een nadere invulling van het plan en het maken
van definitieve keuzen over de te nemen maatregelen. Op korte termijn
vindt er vervolgens overleg plaats met alle direct betrokkenen, waardoor
deze alsnog inspraak krijgen bij de definitieve invulling van het
aalbeheerplan. Wij denken dat een dergelijk overleg, inclusief de
definitieve invulling van de plannen, voor 1 april afgerond kan zijn,
zodat er kort daarna overleg met de Tweede Kamer kan plaatsvinden. In de
zomer van 2009 kan dan volgens afspraak met Brussel begonnen worden met
de uitvoering van de plannen. Ik krijg graag een reactie van de minister
op dit voorstel.

	Wij hebben niet alleen kritiek op het proces, maar ook twijfels over de
juistheid van het streefbeeld voor de aal dat Imaris hanteert. Ik
onderschrijf wat dat betreft de opmerkingen van de heer Polderman. Ook
wij pleiten voor een second opinion onder regie van een onafhankelijke
overheidsinstantie, zoals het Productschap Vis. Ook hierop wil ik een
reactie van de minister.

	De beroepsbinnenvisserij vindt grotendeels plaats op de zeer smalle
basis van de aalvangst en met de aal zijn de nodige problemen
geconstateerd. Met inachtneming van de belangen van de sportvissers
bepleiten wij meer mogelijkheden voor de beroepsbinnenvisserij om op
schubvis te vissen. De VBC's en de visplannen zouden hierin een
nadrukkelijke rol kunnen spelen. Hoe staat de minister tegenover dit
idee?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Stemt de heer Koppejan wel in met het
verbod om in september en oktober op aal te vissen?

De heer Koppejan (CDA): Nee, daar stem ik helemaal nog niet mee in. Ik
vind dat een aalbeheerplan moet worden opgesteld waarbij de vissers, de
direct betrokkenen, meer mogelijkheden hebben om hun ideeën in te
brengen. Zij hebben er heel duidelijke ideeën over. Ik wil dat die ook
worden meegewogen en zo veel mogelijk worden meegenomen in de plannen.
Ik spreek mij hier nog niet definitief uit over de oplossing. Dat laat
ik graag over aan de deskundigen. Dat is ook zeker de beroepsgroep
vissers.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wij bespreken nu het aalplan dat de
minister ons heeft voorgelegd. De Tweede Kamer moet ook signalen aan de
minister geven. Ik ben wel benieuwd naar de inzet van de heer Koppejan
in dezen. Hij heeft net als ik de nodige informatie gekregen van de
palingvissers. Daarmee zou hij wel een standpunt kunnen innemen.

De heer Koppejan (CDA): Wij hebben goed naar hen geluisterd. Wij vragen
de minister om een second opinion en om met de vissers te overleggen
over de vraag, hoe het aalbeheersplan kan worden ingevuld. Wat nu
voorligt, is nog niet het plan dat wij graag zien. Wij vinden dat de
vissers inspraak moeten hebben en hun eigen ideeën daarin kwijt moeten
kunnen. Misschien zijn de oplossingen die de vissers voorstellen wel
beter dan de oplossing die er nu ligt?

	Hoe staat de minister tegenover het idee om de visplanverplichting op
te nemen in de Visserijwet om zo een ongelijke behandeling van
staatswateren en overige wateren te voorkomen? De goedkeuring van
visplannen zou dan bij de provincies kunnen worden neergelegd. Het CDA
ziet graag dat het ministerie van LNV de eindverantwoordelijkheid blijft
dragen voor de binnenvisserij, maar op onderdelen bevoegdheden delegeert
aan de lagere overheden. Ik verneem graag de reactie van de minister.

	De jongeboerenregeling is een groot succes gebleken. Ook dit jaar is de
subsidieregeling voor jonge agrariërs opnieuw overvraagd. Binnen de
visserijsector is een nieuwe generatie jonge vissers in opkomst die
duurzaam en innovatief wil ondernemen. Zij worden echter geconfronteerd
met beperkingen en uitdagingen waarmee voorgaande generaties nog niet te
maken hadden. In het kader van het bevorderen van investeringen in
duurzaamheid en innovatie pleit het CDA voor een jongevissersregeling,
eventueel medegefinancierd met EU-gelden. Is de minister bereid om de
mogelijkheden te onderzoeken?

	Wij zien dat onze vissers op diverse terreinen worden bedreigd door
oneerlijke concurrentie. Ik wil in dat verband aandacht vragen voor het
predicaat verse vis. In veel winkelschappen wordt vis voor verse vis
verkocht, terwijl deze al een halfjaar in de vriezer heeft gelegen of
een of twee keer is ingevroren. In andere landen, bijvoorbeeld België,
is het verplicht om op de verpakking te vermelden of de vis ingevroren
is geweest. Is dit ook voor Nederland te overwegen?

	Wij vragen de minister, het initiatief te nemen om samen met haar
Europese collega's tot een gelijk beheersregime te komen voor de
Doggersbank in samenwerking met de Noordzeerak. Ook willen wij de
minister vragen, er bij haar Engelse collega op aan te dringen om bij de
aanwijzing van beschermde gebieden in het Engelse deel van de Noordzee
de belangen van de Nederlandse vissers in gelijke mate te laten meewegen
als die van de Engelse vissers. Wij hebben graag een reactie van de
minister hierop.

	Wij zien ook ongelijkheid in Europa ontstaan bij de
overheidsondersteuning van vissers om aan MSC-certificering te voldoen.
In Engeland, Schotland en Frankrijk hebben de verantwoordelijke
visserijministers financiële middelen ter beschikking gesteld om het
certificeringsassessment te laten uitvoeren. In Nederland zijn niet in
dezelfde mate overheidmiddelen beschikbaar gesteld om vissers te helpen
een pre-assessment of een certificeringsassessement te laten uitvoeren.
Nederlandse vissers dreigen daardoor achterop te raken in Europa. De
minister zal het toch met ons eens zijn dat in het kader van de
transitie naar meer duurzame visserij het wenselijk is dat zoveel
mogelijk Nederlandse vis en visproducten voldoen aan certificaten zoals
het MSC-certificaat? Daarom vragen wij de minister om op korte termijn
een regeling ondersteuning certificering te ontwikkelen waarvan alle
visserijsector gebruik kunnen maken. Bij het ontwikkelen van zo'n
regeling moet ook het criteria financiële draagkracht van de aanvrager
worden opgenomen. Ook zien wij in combinatie met overheidsbijdragen
mogelijkheden van cofinanciering door de markt en de grootafnemers in de
retail. Wij stellen voor dat binnen de begroting 2009 voor een
dergelijke regeling €1mln. beschikbaar wordt gesteld.

De voorzitter: U moet afronden.

**

De heer Koppejan (CDA): Ik zeg nog even heel kort even over het level
playing field in Nederland. Ik vraag aandacht voor het Zeeuwse
tongproject in relatie tot het initiatief in IJmuiden waar een private
ondernemer tong kweekt. Ik merk dat er mogelijkheden zijn tot
samenwerking en vraag de minister om deze samenwerking zoveel mogelijk
te stimuleren. In het kader van de Japanse oesters hoop ik dat de
minister voorstellen doet voor een meer structurele oplossing
structurele oplossing van dit woekerend onkruid op de Wadden.

	Ik zal de rest in mijn tweede ronde naar voren brengen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Naast het onderdeel Vis van
de begroting staat vanmiddag een groot aantal andere onderwerpen
betreffende de visserij op de agenda. Dat is ook te horen, want wij
allen spreken daar diepgaand over. Dat er bij de ondernemers in de
visserij grote zorgen zijn, blijkt duidelijk bij de oploop en de oproep
op het Plein. De zorgen blijken natuurlijk ook uit de aanwezigheid van
de vissers bij dit debat. Die aanwezigheid is tekenend. Het gaat, simpel
gezegd, om het verdienen van een boterham. De VVD is zich er terdege van
bewust dat de ecologische beelden van het leegvissen van de Noordzee en
de binnenwateren ook een economische kant hebben. Toch vinden wij dat
beide kanten, zowel die van de ecologie als die van de economie, nu en
in de toekomst niet tegenover elkaar dienen te staan. Ecologie c.q.
voldoende vis is van essentieel belang voor een goede en gezonde
economische sector. Wij vinden dan ook dat het uitgangspunt dient te
zijn: een houdbare balans tussen ecologie en economie. Ik heb gemerkt
dat de vissers zich daar terdege van bewust zijn. Immers, een zee zonder
vis betekent voor hen: geen boterham. Er dient echter wel het nodige te
veranderen en te gebeuren.

De VVD onderschrijft van harte het uitgangspunt dat men een duurzaam
visbestand tot stand moet brengen. Het voortbestaan van de visserij
hangt hier immers van af. Voor de ecologische duurzaamheid moet wat ons
betreft in ieder geval worden begonnen met het terugdringen van de
hoeveelheden bijvangst. In de Europese Unie wordt al heel lang gesproken
over het verminderen van ongewenste bijvangsten en over het uiteindelijk
uitbannen van de teruggooi. Uit onderzoek van IMARES en de antwoorden
van de minister blijkt dat het hierbij in 2007 ging om zo'n 67%.
Hierover dient niet langer gepraat te worden. Er dient daarentegen naar
een oplossing te worden gezocht en wel in EU-verband. Naar ons idee zijn
er twee aangrijpingspunten voor het aanbrengen van verbeteringen.

Allereerst wijs ik op de mogelijkheid van selectieve vangst. Wat ons
betreft wordt dus meer ingezet op selectieve-vangsttechnieken. Daarvoor
is innovatie nodig. Daar dient dus meer in geïnvesteerd te worden. De
VVD hoort dan ook graag van de minister of zij hiervoor met de
innovatiebudgetten ruimte wil bieden. Straks zal ik nog dieper ingaan op
het aspect van innovatie.

Daarnaast houdt het huidige stelsel van quotering duidelijk geen
rekening met de hoeveelheden bijvangst. De bijvangst zou naar ons idee
onderdeel moeten uitmaken van de quotering of in een andere vorm geteld
moeten worden. Wij realiseren ons dat dit om een geheel andere aanpak
vraagt, maar als wij ons realiseren dat wij naar duurzaamheid moet
streven, dan kunnen wij niet heel veel vis c.q. andere zaken overboord
kieperen. Wij hebben hierover nu al heel lang gepraat. Ik heb aangegeven
dat het afgelopen moet zijn met dit ongewenste verschijnsel. Wat gaat de
minister doen aan het punt van de bijvangst? Zal zij dat in Europees
verband agenderen?

Voorzitter. Naast het aspect van de bijvangst dient het
quoteringsstelsel op een aantal punten te worden aangepast. Nu wordt op
basis van wetenschappelijk onderzoek een voorstel gedaan voor het
maximum dat de Europese Commissie aan vangst moet toestaan, zodat een
duurzaam visbestand wordt behouden. Op grond van wetenschappelijk
onderzoek is daarop het een en ander af te dingen. Dat is duidelijk,
maar dit hebben wij al eerder vernomen. Er is bijvoorbeeld grote
onzekerheid over de schatting van de visbestanden. Een mogelijke
bijstelling van 30% à 40% naar boven of beneden is niet niets. Die
mogelijkheid houdt dus in dat het onderzoek niet helder aangeeft hoe de
situatie werkelijk is. Naar ons gevoel dient er op dit punt duidelijk
verbetering te komen. Er moet dus meer geïnvesteerd worden in de kennis
alvorens stappen te zetten, wil Nederland in de toekomst nog kunnen
vissen. Bij de totstandkoming van een nieuw gemeenschappelijk
visserijbeleid van de EU voor 2012 zijn er naar ons gevoel veel kansen.
Die moet Nederland benutten. Er is een aantal voorstellen gedaan en de
VVD zou graag zien dat in dat kader onderzocht werd of meer gewerkt kan
worden met visdagen in plaats van met een quoteringsysteem. Straks kom
ik te spreken over de handhaving. Ook daarover valt het een en ander te
zeggen. Naar ons gevoel is bij het hanteren van het systeem van visdagen
controle beter mogelijk dan bij het hanteren van het quotasysteem. Wij
gaan ook voor minder administratieve lasten.

Voorzitter. De afspraken over handhaving en controle zijn op EU-niveau
vastgelegd. Uit onderzoek van zowel onze Algemene Rekenkamer als de
Europese Rekenkamer blijkt dat in de verschillende lidstaten de
controles niet gelijkwaardig zijn. Bovendien blijkt dat in Europa breed
de naleving van het visserijbeleid tekortschiet. Dat daarbij Nederland
nog als beste uit de bus komt, is natuurlijk heel aardig, maar het is de
zoveelste keer dat wij het braafste jongetje van de klas zijn. Het
huidige beleid is daar voor een deel schuldig aan. De regelgeving is
namelijk zeer complex en naleving is moeilijk te controleren omdat alles
zich op zee afspeelt. Dat weten wij allemaal. Het kan echter niet zo
zijn dat wij in Europees verband afspreken wie wat mag vangen en dat men
zich vervolgens niet aan die afspraken houdt, en dat vervolgens blijkt
dat men de Nederlandse vissers die goed worden gecontroleerd hun vistuig
wil afnemen.

Een systeem van bijvoorbeeld het maximeren van het aantal zeedagen in
plaats van quota zou daarvoor eventueel een oplossing kunnen zijn.
Daarover is hier al gesproken. Wat gaat Europa doen? Ik vraag de
minister, in ieder geval de handschoen op te pakken, want wij moeten in
Nederland niet iets doen als de overige Europese landen niets doen.

	Ik vervolg met het aalplan. De minister doet een aantal zeer vergaande
voorstellen voor de palingvisserij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben iedere keer weer wat verbaasd als de VVD
spreekt over handhaving in de landbouw en visserij en ik dat vergelijk
met wat zij zegt over de handhaving bij straatjochies of fietsendieven.
De omschrijving "het braafste jongetje van de klas" is natuurlijk niet
van toepassing. Iedereen doet het fout en Nederland doet het misschien
iets minder fout dan de rest. Het kan toch niet zo zijn dat de VVD zegt:
zo lang zij en andere mensen in Europa niet controleren, mogen bij ons
ook alle regels overtreden worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat zei ik niet. Wij voeren echter wel
beleid uit, terwijl de rest van Europa eigenlijk helemaal niets doet.
Dat kan natuurlijk niet zo zijn. U suggereert nu iets dat in het rapport
van de Algemene Rekenkamer zou staan. Daar staat echt dat wij het veel
beter doen dan de rest van Europa en dat de rest van Europa eigenlijk
niets doet. Dat moet u toch kunnen bevestigen. Dat gaat ons te ver.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): In het Rekenkamerrapport staat dat het aantal
controles beneden het niveau is dat Europa oplegt. Linksom of rechtsom,
dat kun je niet goed noemen, los van hoe andere landen het beleid
uitvoeren. Dat kun je nog slechter noemen, maar "goed" is een
kwalificatie die niet opgaat.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dan leest u iets anders dan ik. Wij
komen als beste in dat rapport naar voren en dat geef ik hier aan. Het
wordt tijd dat de andere lidstaten zich daarbij aansluiten. Natuurlijk
moeten wij controleren, maar ook andere landen moeten controleren.

	De minister doet een aantal zeer vergaande voorstellen voor de
palingvisserij. Er gaan veel verboden gelden, zowel wat betreft gebieden
als het tijdstip van vangstverbod en -beperking. De investeringen die
voor de gemalen, sluizen et cetera staan gepland, kunnen op onze
instemming rekenen. De minister wil daarmee een behoorlijke slag maken.
In een aantal andere voorstellen kunnen wij ons echter absoluut niet
vinden, zoals het vangstverbod voor de maanden september en oktober. Dat
voorstel kan niet op onze instemming rekenen. Als je naar de economische
positie van de sector kijkt, zal er naar ons gevoel meer in het voorjaar
en de zomer worden gevangen, wanneer dit verbod doorgaat. Immers,
vissers willen vissen. Zo'n verbod past absoluut niet. Bovendien zou er
veel schieraal vermorzeld worden wanneer er wordt gemalen. Dit is ook al
aangegeven door de heer Polderman. Wij weten immers allemaal dat er in
september en oktober veel regen valt en er wordt gemalen. De paling wil
naar zee en zal stranden in onze gemalen. Het voorstel van de minister
lijkt ons dus niet goed.

	Voor hier gelden de regels als grote verboden, terwijl in de rest van
Europa alles gewoon doorgaat, zelfs het vangen van glasaal. Het pakketje
dat de heer Polderman zojuist heeft aangeboden, is tekenend. Wij moeten
veel glasaal in Europa houden, want dat willen wij toch. De VVD roept de
minister op, de andere EU-landen, zoals Frankrijk, Spanje en Portugal,
op te roepen om alleen voor de eigen terugzetting nog glasaal te vangen,
naast de investering die zij wil doen voor de aankoop en het terugzetten
van de glasaal, waarbij de sector natuurlijk ook een grote rol zou
kunnen spelen. Wij moeten ons namelijk wel realiseren dat op dit moment
door die landen 88 ton wordt gevangen en wordt weggezet, zowel in potjes
als op een andere manier.

	Tot slot, wij zijn verbaasd dat de minister de afspraken die eerder
zijn gemaakt met de brede sector, van sportvisserij tot beroepsvisserij,
in het aalherstelplan totaal naast zich neerlegt. Wij willen graag weten
waarom zij dit heeft gedaan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wilt u uw laatste bewering dat de minister de
toezeggingen naast zich neerlegt, nader toelichten? Die begrijp ik
namelijk niet helemaal.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): In de vorige kabinetsperiode zijn --
naar ik meen in 2005 -- met zowel de sportvisserij als de
beroepsvisserij afspraken gemaakt. Er is een plan ontwikkeld dat door de
minister is goedgekeurd. Dat plan is blijven liggen en nu komt de
minister met een geheel nieuw plan, terwijl de sectoren nooit zijn
uitgenodigd om over de inhoud mee te praten. Dat vorige plan, dat ook
een aalherstelplan werd genoemd, is door de sectoren naar voren
geschoven. Het verbaast mij dat de minister daar niets mee heeft gedaan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Vorig jaar heb ik samen met de
PvdA-Europarlementarier Corbey een brochure uitgegeven over
kleinschalige duurzame visserij. Wat daarin staat is nog steeds
opportuun en actueel. De PvdA-fractie staat voor een kleinschalige
duurzame visserij. Dat is de hoofdlijn van de PvdA-fractie bij de
behandeling van alle aspecten die de visserij betreffen in het kader van
de begroting.

	Ik begin bij het aalherstelplan. Er ligt een brief voor van 19 november
waarin negen punten worden genoemd om beleid voor het aalbeheer en het
aalherstel voor Europa neer te zetten. Ik vind het diep triest dat de
sector beroepsbinnenvisserij zich vanmiddag genoodzaakt zag om in groten
getale naar het Plein te komen om te demonstreren. Ik zag twee vissers
met een strop om de nek. Dat is heel symbolisch. Wij willen een goede
palingstand, maar wij willen niet dat deze beroepssector de nek
omgedraaid wordt. Ik denk dat de minister dat ook niet wil. De bezwaren
van deze sectoren zijn deels procedureel, maar die vind ik wel het meest
ernstig. Uit de brief van de minister blijkt dat na het debat van
vandaag een definitief plan naar Europa gaat, terwijl de sector zich
helemaal niet in dit plan kan vinden. De sector kan de cijfers noch de
wijze waarop aangestuurd wordt onderschrijven. Ook de maatregelen kunnen
de instemming van de sector niet krijgen. De sector heeft ter zake
doende en constructieve maatregelen aan de minister voorgelegd. Voelt de
minister zich nu niet uitgenodigd om per ommegaande met de sector en
andere betrokkenen rond de tafel te gaan zitten om te proberen deze zaak
in het gareel te krijgen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik begrijp deze hartenkreet van mevrouw
Jacobi wel, maar het is toch uitstel van executie. Gesteld dat de
vissers het met de minister oneens blijven, wat wil zij dan doen? Het
gaat hier niet alleen om inspraak, het gaat hier om een fundamenteel
meningsverschil met de minister. De minister doet eindelijk eens iets en
dan wil mevrouw Jacobi haar weer onderuit halen. Vindt zij dat de
minister met een slecht voorstel is gekomen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik denk dat de minister met een beter voorstel
kan komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): En dat is?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is indringend kennisnemen van de
tegenargumenten van de sector en van de alternatieven die zij hebben
voorgelegd. Dat betreft onder andere het vragen van een second opinion
over de cijfers en het centraal stellen van de VBC's. Het gaat hier om
alternatieven voor maatregelen om de beroepsvissers maximaal in te
zetten bij het gebiedsgericht uitzetten van schieraal over de dijk naar
de zee. Met een gebiedsgerichte benadering valt meer succes te behalen
in het herstel van de aalstand. Dat vind ik ter zake doende argumenten.
Ik vind het een slechte zaak als daar nu niet naar wordt geluisterd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wij hebben verschillende reacties
gekregen, onder andere van het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De
Noordzee. Zij vinden dat de voorstellen van de minister niet ver genoeg
gaan.

De minister zit dus een beetje in het midden tussen de vissers en de
natuurorganisaties. Mijn vraag is: waar staat de PvdA-fractie? Wil de
PvdA-fractie iedereen te vriend houden in dezen? Dat kan waarschijnlijk
niet.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Als er geen vriendschap uit voortvloeit, dan zij
dat zo, maar ik zit hier voor een goede aalstand. Daarnaast ben ik
ervoor dat iedereen op een goede manier in het proces betrokken wordt en
dat er naar alle partijen geluisterd wordt. Het gaat hier om een sector
die wij nodig hebben in de toekomst. Wij hebben het hier niet over
zomaar wat. Ik sta ervoor dat de sector recht wordt gedaan en dat de
aalstand zich goed herstelt. Misschien is het wel zo -- ik ben het op
dat punt eens met de uitspraken van het Wereld Natuur Fonds -- dat het
plan nog wel wat ambitieuzer kan. Dat vinden volgens mij ook de
beroepsvissers.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Die laatste opmerking sterkt mijn
natuurbeschermingshart weer. Wat vindt mevrouw Jacobi van de kritiek van
de Algemene Rekenkamer dat de economische kortetermijnbelangen steeds
leidend zijn geweest in het visserijbeleid en dat daardoor niet alleen
de biodiversiteit, maar juist ook de economische positie van de vissers
op lange termijn onder druk komt te staan? Als ik haar hoor zeggen dat
wij nu vooral naar de vissers moeten luisteren, …

De voorzitter: Uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): …dan lijkt zij voort te gaan op de weg
waarvan de Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat die op de lange termijn
niet de juiste is.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn inzet is dat de beroepsvissers, maar ook de
sportvissers, want ook die verdienen complimenten voor de inzet waarmee
zij vorig jaar al zijn gestart, op termijn een belangrijke rol hebben
bij het aalherstel. Zowel economisch als ecologisch gezien is dat zeer
interessant. Ik denk dus dat de Algemene Rekenkamer verheugd zal zijn
met mijn inbreng op dit punt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat zijn mooie woorden, maar concreet betekent
dit nog steeds dat mevrouw Jacobi de kortetermijnbelangen centraal
stelt. Ik zie geen concrete plannen die een breuk betekenen met het
lopende beleid, waarin steeds de kortetermijnbelangen leidend zijn
geweest en dat op de lange termijn slecht is voor de vissers. Mevrouw
Jacobi kan wel mooi zeggen dat wij allemaal belang hebben bij een goede
aalstand, maar zij laat toch haar oren hangen naar de kortzichtige
inzichten van dit moment.

De voorzitter: Dat was geen vraag, maar een stelling.

**

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil op dit punt een toelichting van mevrouw
Jacobi, want voor mooie woorden kopen wij niet zo veel.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vind het kortzichtig van mevrouw Ouwehand dat
zij het aalherstel in ons land en in Europa niet als een
langetermijnvisie beschouwt en dat zij mij verwijt dat ik alleen maar
mooie woorden spreek. Ik denk dat ik hier zit voor een goed aalherstel.
Wat mij betreft kan er met de partijen gekomen worden tot een betere
overeenstemming dan de overeenstemming die op dit moment bereikt is. Die
overeenstemming heeft geleid tot een heel ontevreden sector, die zich
maximaal moet inzetten voor aalherstel. Als mevrouw Ouwehand dat kwalijk
vindt, dan zegt dat meer over haar dan over mijn standpunt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben benieuwd of mevrouw Jacobi het
eens is met hetgeen ik zojuist zei, namelijk dat wij in Europees verband
de glasaal terug moeten zetten en niet in zulke omvangrijke tonnages
moeten vangen en exporteren.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Er is veel discussie over het streefbeeld. Dat
kun je niet hebben als je een start wil maken waarbij alle partijen zich
maximaal moeten inzetten. Mijn oproep aan de minister is -- en daarmee
kom ik weer terug bij de start van mijn betoog -- om over dat
streefbeeld geen verschil van mening meer te hebben, maar daar een
second opinion over te vragen. Volgens mij zal de zaak er dan een stuk
beter voor liggen dan op dit moment.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dit is natuurlijk geen antwoord. Ik
vraag mevrouw Jacobi wat zij ervan vindt dat wij de glasaal weer zo veel
mogelijk in de Noordzee terug gaan zetten. Korter kan ik het niet
vragen. Als wij een goed aalherstel willen, dan is dit een essentieel
onderdeel daarvan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat mij betreft moet er per gebied verschillend
teruggezet worden. In de benedenrivieren zou ik dat niet doen, maar in
de schone gebieden wel. Om die reden pleiten wij voor diverse
beheercommissies. Wij pleiten voor één plan voor heel Nederland, maar
tevens voor een diversiteit per gebied op het vlak van het beheer.

Er zijn immers minder schone en meer schone gebieden. Ook vraag ik de
minister wat de Nederlandse inzet is in Europa om uitvoer van glasaal
naar met name China stop te zetten.

	Ik heb nog een vraag over die €400.000, namelijk of het mogelijk is
om die te gebruiken om haast te maken met technische maatregelen
waardoor de ambitie van het aalherstelplan nog sneller kan worden
gehaald. Zou de minister daarop willen ingaan en met name iets kunnen
zeggen over de onderbouwing van dit bedrag?

	De stand van zaken wat betreft de visbeheercommissies vind ik eerlijk
gezegd teleurstellend. Er moet een netwerk zijn waar staatswateren en
overige wateren in eenzelfde systeem zitten en waardoor de visplannen --
het aalherstelplan is er zo een -- in heel Nederland op eenzelfde manier
kunnen wordt uitgezet. Ik zou graag zien dat de minister er haast mee
maakt om zo'n netwerk tot stand te brengen en dat dit wordt vastgelegd
in de Visserijwet. Graag een reactie hierop. Met gerede spoed zou hierin
verbetering moeten worden gebracht.

	Ik kom op innovatie, vernieuwing en kleinschalige duurzame visserij.
Daarvoor is het VIP, het Visserij Innovatieplatform, een belangrijke
structuur om van daaruit te sturen en te financieren. Formeel stopt dat
per 2009. Wordt het met spoed geëvalueerd? Ik zou graag zien dat het
VIP niet alleen voor de Noordzee, maar ook voor de Waddenzee openstaat
voor experimenten.

	Ik ben er blij mee dat de afgelopen jaren op de Waddenzee enkele
kleinschalige duurzame visserijexperimenten zijn gestart. Oesterrapen is
daar een van, net als het geïntegreerde vergunningstelsel. Enkele
vissers doen daaraan mee. Is het mogelijk om in 2009 en volgende jaren
het aantal geïntegreerde vergunningen voor de Waddenzee uit te breiden?
Ik zie dat die experimenten eigenlijk heel bureaucratisch en ook
onhandig zijn voor juist die kleinschalige duurzame vissers die ik zo'n
warm hart toedraag. Ze verdienen amper wat en werken er hard voor, maar
het zijn nu juist die vissers die er het meeste last van hebben.

	Ik wil in deze begrotingsbehandeling graag nog een pleidooi houden waar
het gaat om de MSC met een ecokeurmerk. Het gaat om kleinschalige
visserij. De Goede Vissers-groep is daar een goed voorbeeld van. Die wil
een eigen afzetmarkt hebben. Ziet de minister mogelijkheden om met
behulp van een experiment en wellicht zelfs via het VIP zo'n Marine
Stewardship Council voor die groep bruikbaar te maken? Ik denk dat het
terecht is dat zij zich niet kan herkennen in een "gewoon" MSC-label,
omdat het toch een heel apart soort kleine vissers is. Graag een reactie
op dit initiatief.

Ik heb nog enkele korte opmerkingen over de mosselvisserij. Ik ben heel
blij dat wij de mosselvisserij weer uit de polarisatie hebben gehaald.
Mijn complimenten aan de minister en aan de heer Heldoorn. Ik maak mij
er wel zorgen over dat op de Waddenzee meer soorten visserij worden
bedreven, namelijk door de garnalenvissers en de geïntegreerde
kleinschalige vissers. Ik vraag de minister mij te garanderen dat er in
de toekomst voor al deze vormen van visserij plaats blijft, ook in het
kader van de ecologische doelstellingen die wij moeten halen.

De PvdA-fractie heeft twee moties, op stuk nummer 56 en 57, aangehouden
uit het vorige debat over de Noordzee, de Natuurbalans en de opmerkingen
van de Rekenkamer. Wij pleiten voor een robuuste zone voor visvrije
gebieden. "Visvrij" is niet helemaal goed. Wij willen graag dat de OSPAR
daar een onderzoek start naar de oesterbank en de andere banken die nog
op de lijst staan. Tevens willen wij dat wordt bekeken welke effecten
die hebben op de visserij en of in de toekomst in deze gebieden
kleinschalige visserij mogelijk blijft.

De voorzitter: Volgens de begrotingsvolgorde zou nu de heer Graus van de
PVV-fractie het woord moeten voeren. Hij heeft gevraagd om al laatste te
mogen spreken. Ik vind dat goed. Hij komt nog.

**

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Er is veel in beweging rond
de visserij. Ik noem een aantal belangrijke feiten van het afgelopen
jaar. De visserij is weer in gesprek met natuur- en milieuorganisaties.
De sector streeft naar een volledige dekking met het MSC-keurmerk. De
wetenschap en de vissers zijn dichter naar elkaar gekomen door
aanwezigheid op elkaars schepen, wat de wederzijdse inzichten heeft
vergroot. Zo staan milieu en visserij niet meer tegenover elkaar, maar
gaan zij mijns inziens steeds beter samen. De wil is er. Nu is het zaak
dat wij allen koers en vaart houden, om in scheepstermen te blijven. In
dat kader noem ik een aantal punten.

	Vanaf 2011 zullen Nederlandse supers alleen nog duurzame vis willen
verkopen, waarvoor MSC als goed keurmerk geldt. Certificering is echter
een langdurig en prijzig proces. Is de minister bereid de vissers die
willen omschakelen, financieel te ondersteunen in het MSC-traject? Door
de jaren heen zijn er ook nog al wat Nederlandse visserijbedrijven onder
buitenlandse vlag gaan varen. Deze ondernemers lijken nu zowel in
Nederland als in het zogenaamde vlagland niet in aanmerking te komen
voor ondersteuning bij de verduurzaming. Dat is volgens mij toch nodig.
Is de minister bereid te onderzoeken of subsidieaanvragen voor
MSC-trajecten die door de Nederlandse vlagschepen worden ingediend, in
Nederland een serieuze kans kunnen krijgen?

	Het quotum is inmiddels goed ingeburgerd in de visserijsector. De
zeedagenregeling loopt nog wat moeizamer. Wat de ChristenUnie-fractie
betreft kan in ieder geval niet het aantal zeedagen omlaag gaan als het
quotum omhoog gaat. Ook om een andere reden vraag ik aandacht voor de
zeedagenregeling. De regeling is bedoeld om biologisch verantwoorde
visbestanden te stimuleren, maar de regeling heeft daarop een negatief
effect doordat vissers dan om geen dagen te verliezen dicht bij de kust
blijven, waar juist jonge vis zit. Om het negatieve effect te voorkomen,
pleit mijn fractie voor een visurenregeling in plaats van een
zeedagenregeling. Dat is een efficiëntere regeling, met aansluiting op
de toch al verplichte registratiewijze aan boord en zonder verlies van
dagen door verder te varen. Dit ligt ook in lijn met het beleid van de
Natura 2000-gebieden. Men zou het visserijbeleid met twee zeemansbenen
op de grond kunnen noemen. Wat is daarop de reactie van de minister?

	Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, belonen wij vissers die
echt werken van het tegengaan van discards of bijvangsten. De vissers
die bijvoorbeeld een grotere maaswijdte of pentische ontsnappingspanelen
in hun netten aanbrengen, worden beloond met extra zeedagen of liever,
in mijn voorstel, visuren. Dit is een eenvoudige manier om stappen te
zetten naar het verminderen van de ongewenste bijvangst. In Schotland en
Engeland kent men een dergelijk systeem in de vorm van het conservation
credit system. Wat ons betreft krijgt dat in Nederland navolging. Wat is
daarop de reactie van de minister?

	De minister heeft als doelstelling dat in 2013 40% van de
Noordzeekotters alternatieve visserijmethoden gebruiken in plaats van de
boomkor. Dat is een goed streven, maar gelet op de huidige financiële
situatie en de moeite die de ondernemers hebben om leningen te krijgen,
hoor ik graag hoe de minister verwacht dit voor elkaar te krijgen.
Daarnaast zet de minister naar mijn idee in de begroting nogal eenzijdig
in op de pulskor.

Vanwaar zoveel ondersteuning voor die pulskor? De schipper van het
eerste schip heeft immers zijn schip verkocht en is op zoek naar een
ander schip. Hoe verhoudt dit zich tot de brede inzet die op dat gebied
wordt gepleegd door bijvoorbeeld de twinrig en flyshoot zoals uit de
brief van de minister blijkt?

	Het onderzoekschip Tridens kost ruim 2,7 mln. per jaar, inclusief
bemanning. Dat is veel geld, zeker als je bedenkt dat de aanwezigheid
van professionele vissers noodzakelijk is om vergelijkbare resultaten te
kunnen boeken. Als voorbeeld: in een zelfde trek op dezelfde dag en
dezelfde afstand vangt de Tridens veertig vissen en de visser 480. De
onderzoeksresultaten zijn daardoor onzeker en ze vormen een constante
bron van discussie tussen de onderzoekers en de vissers. Wat ons betreft
is dat niet nodig. Ik stel voor dat de mogelijkheid wordt overwogen om
het onderzoek op de professionele kotters te doen waarbij de Tridens
voor dat doel overbodig wordt. Daarmee besparen wij geld dat naar mijn
mening dan voor innovatie kan worden gebruikt.

	Ik wil nog ingaan op de kweekvis. Het is goed dat in Europa kweekvis
wordt gestimuleerd, zeker gezien de grote hoeveelheden die nu uit Azië
komen met desastreuze gevolgen voor natuur en milieu daar en ook gelet
op de discussies over de visomvang in zee en oceaan. Er moet dan wel
vooral worden ingezet op duurzame kweek. Hoe kan dit worden
gegarandeerd? Een belangrijke factor is het voer. Zolang er kilo's
voervis nodig zijn voor een kilogram kweekvis, komen wij er niet.
Ondersteunt de minister het onderzoek naar alternatieven? Kunnen de
kwekers die kiezen voor duurzame kweekvis, rekenen op extra
ondersteuning in technisch en financieel opzicht voor voer, maar
bijvoorbeeld ook voor energiegebruik?

	De aal is er slecht aan toe. Alleen forse maatregelen kunnen het tij
nog keren, mijn collega's hebben hierover al gesproken. De maatregelen
die de minister voorstelt, vallen mij wat tegen. De inzet voor
vermindering van de sterfte van aal bij de waterkrachtcentrales is echt
te weinig ambitieus. Op dit punt zijn al eerder stevige moties ingediend
in de Kamer, want die centrales vormen een grote hindernis. Wat is
bijvoorbeeld de deadline voor de vermindering van de sterfte bij
waterkrachtcentrales met 35%? Wat wordt de inzet voor het convenant met
de energiemaatschappijen? Ook de vismigratieproblemen worden naar mijn
mening op te lange baan geschoven. Wat heeft de minister ertoe gebracht,
te kiezen voor een gesloten periode van twee maanden? Waarom niet meer?
Waarom deze maanden? Heeft zij overwogen te differentiëren van
binnenland naar de kust en de trek van de vis te volgen in deze
sluitingstijd?

De heer Polderman (SP): Ik hoor het betoog van de heer Cramer over extra
ambitie en inzet bij de gemalen met instemming aan. Brengt hij dit
geluid ook naar voren in het overleg met de bewindslieden van Verkeer en
Waterstaat, want "zijn" staatssecretaris is toch in de eerste plaats
hiervoor verantwoordelijk? Ik vind zijn betoog prima en ik ben het
helemaal met hem eens, maar mijn vraag is of hetzelfde geluid ook te
horen is in het overleg van de vaste commissie voor Verkeer en
Waterstaat.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ja zeker. Volgens mij hebben wij hierover
gesproken in het kader van het waterbeheer en heeft collega Jansen in
dat overleg de moties ingediend.

	Ik pleit ervoor dat de visserijsector met zijn kennis en materieel meer
wordt ingezet in het reddingsplan voor de aal als medebeheerder en
uitvoerder van blauwe diensten. Dit verdient een financiële
ondersteuning. Er dient een goede vergoeding tegenover te staan, want
anders kan de sector niet overleven, maar als er geen vis meer is,
overleeft de sector in ieder geval niet. Die samenwerking met de
visserij kan worden uitgebreid naar de waterschappen en Rijkswaterstaat.
Ik ben van mening dat er meerjarige afspraken moeten worden gemaakt
opdat de onzekerheid van de sector over de sanering wordt weggenomen.
Daarnaast wordt er wat mij betreft de komende jaren volop ingezet op
onderzoek. Wij weten nog te weinig om eensgezind te kunnen werken aan
herstel. Ook hiervoor kunnen overigens vissers worden ingezet.

	De vangst van de glasaal voor de Zuid-Europese kusten voor de
Aziatische palingkwekerij kan natuurlijk niet. Wat zal de minister
ondernemen om dit tegen te gaan?

	De laatste jaren is heel veel geld beschikbaar gesteld voor de sanering
en verduurzaming van de visserij. Kan de minister ons inzicht
verschaffen in de meest recente resultaten van die inspanningen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin mijn bijdrage met
een brief die ik onlangs van een garnalenvisser uit Warffum heb
ontvangen. Hij schrijft het volgende.

"Beste mevrouw Van Gent", staat erboven. "Zoals het tot op heden ging,
heeft het ministerie van LNV de kleinschalige visserij links laten
liggen. Aandacht en subsidies gingen voor het merendeel naar de grote
visserij en de kottersector. De kleinschalige visserij, waaronder ook de
garnalenvisserij, heeft de broek altijd zelf opgehouden. Deze vorm van
visserij is altijd al duurzaam geweest en heeft weinig tot geen
negatieve impact op het zeeleven en de visbestanden gehad. Door afname
van quota schakelen steeds meer zogenaamde Eurokotters over op de
garnalenvisserij. Deze vissers zien dit als een nevenvisserij en
gebruiken dit om quotum te sparen en een slappe periode door te komen.
Hierdoor komen echter extra garnalen op de markt, wat een negatieve
prijsvorming tot stand brengt voor een langere periode. De fulltime
garnalenvissers vinden dat deze nieuwkomers de markt bederven en wat nog
extra steekt is het feit dat veel van deze schepen in het verleden met
veel te veel pk's hebben gevist en medeverantwoordelijk zijn geweest
voor achteruitgang van visbestanden. Het zou zeer wenselijk zijn dat
voor de garnalenvisserij het vissen aan de hand van een goedgekeurd
visplan verplicht wordt gesteld. De criteria waar dit visplan aan zou
moeten voldoen, moeten worden opgesteld door de sector zelf, de
Vissersbond en Federatie, alsook LNV en enkele ngo's, zoals Stichting De
Noordzee en het Wereld Natuur Fonds. Met behulp van dit visplan kan het
garnalenbestand langs de Nederlandse kust beheerd worden en kan er een
ecologisch en economisch gezonde garnalenvisserij plaatsvinden.
Bulkaanvoer, te kleine garnalen en andere ongewenste ontwikkelingen
kunnen op deze manier adequaat worden bestreden. Met vriendelijke
groeten, Henk Buitjes, garnalenvisser te Warffum".

	Ik moet zeggen dat deze brief wel indruk op mij heeft gemaakt, met name
ook omdat deze vanuit de sector zelf komt, waar de nodige discussie
wordt gevoerd. Dat veel vissers het water tot aan de lippen staat, dat
begrijpt de fractie van GroenLinks ook. Wij zijn niet opgericht om het
de vissers moeilijk te maken of hun het brood uit de mond te stoten. Wij
moeten echter eerlijk zijn dat er sprake is van een groot probleem ten
aanzien van de visserij. Het is de vraag of wij deze in de toekomst nog
gezond kunnen houden.

	Duurzaamheid is een mooi en noodzakelijk streven. Minister Verburg
gebruikt het begrip vaak om aan te geven waar haar ambities liggen. Wat
dat betreft zou ik haar wel een compliment willen geven. Echter, deze
woorden lijken helaas weinig waarde te hebben voor de minister zodra het
aankomt op concreet beleid. Is zij bijvoorbeeld bereid om gehoor te
geven aan de oproep van Henk Buitjes -- ik zei het al: garnalenvisser te
Warffum -- om de sector, haar ministerie en de ngo's een visplan te
laten opstellen, waardoor een duurzame toekomst van de garnalenvisserij
en, nog ruimer: van de visserij, daadwerkelijk zeker gesteld kan worden?
De fractie van GroenLinks zou dat een uitstekend idee vinden.

	GroenLinks gelooft dat markt, overheid en samenleving samen kunnen
zorgen voor een duurzame visvangst, niet alleen ten aanzien van
garnalenvisserij, maar ook ten aanzien van andere sectoren in de
visserij. Je zou ook kunnen zeggen, zoals het gezegd luidt: een
gewaarschuwd mens telt voor twee. Hoe vaak moet deze minister nog
gewaarschuwd worden? Talloze onderzoeksrapporten, waaronder het
WNF-rapport The Dutch Case: a Network of Marine Protected Areas, zouden
haar aan het denken moeten zetten. Of neem de Natuurbalans 2008 en het
rapport over duurzame visserij van de Algemene Rekenkamer. Kan de
minister aangeven welke actie zij heeft ondernomen naar aanleiding van
de recentste waarschuwingen? Heeft zij überhaupt actie ondernomen of
wacht zij liever totdat zij de schuld kan afschuiven op een actie van
een natuurorganisatie, zoals zij ook heeft geprobeerd in het dossier
over de mosselzaadvisserij?

	Belangrijk is de internationale afspraak is om te komen tot een netwerk
van beschermde gebieden. De fractie van GroenLinks steunt deze afspraak.
Hoe wordt deze ambitie gerealiseerd als de minister in 2010 vijf losse
gebieden aanwijst? Waarom durft zij niet flink door te pakken -- mijn
steun heeft zij -- maar moet het weer op zijn janboerenfluitjes en een
beetje te langzaam? Waarom heeft de minister bijvoorbeeld niet de
centrale oestergronden aangewezen? Is de minister verder bereid om te
zoeken naar meer draagvlak voor een netwerk van beschermde gebieden door
onderzoek te laten doen, bijvoorbeeld door de universiteit van
Wageningen en IMARES, naar de voordelen van duurzaamheid voor de
visserij? Immers, ook de visserij heeft er alle belang bij dat er morgen
en overmorgen ook nog gevist kan worden.

	De minister heeft gefaald, zo blijkt uit het rapport over duurzame
visserij van de Algemene Rekenkamer. Wij kunnen dat rapport wel meteen
naar het ronde archief verwijzen, zoals het CDA doet, maar dat is mijn
fractie te gemakkelijk. Dit rapport hoort niet in de prullenbak. De
hoofdconclusie is dat het beleid “vanuit ecologisch oogpunt niet
streng genoeg is om de ambities, gericht op betere bescherming van de
visstand en de biodiversiteit in de Noordzee, te kunnen waarmaken.”
Mijn fractie vindt dit een pijnlijke conclusie voor een minister met
grote woorden over duurzaamheid en een rotsvast vertrouwen in het
overheidsoptreden tot nu toe. Kan de minister uitleggen hoe de dimensies
van duurzaamheid, people planet en profit naar voren komen in haar
huidige beleid ten aanzien van de visserij? GroenLinks kent de minister
als een vrouw met een rechte rug.

Een andere zorg voor onze fractie naar aanleiding van het rapport van de
Algemene Rekenkamer is de zin: “Vissers proberen op grote schaal de
regels te ontduiken.” Wij weten allemaal, vissers, andere sectoren,
maar ik ook, dat regels ontduiken niet mag, zeker als de duurzaamheid
daarbij in het geding kan zijn. Hoe wil de minister haar ambities om te
komen tot een duurzaam visserijbeleid waarmaken met een sector die in
grote problemen zit, waarvoor mijn fractie begrip heeft, maar die niet
altijd de regels nakomt, en die door alle moeilijkheden wellicht te veel
vasthoudt aan kortetermijnzekerheden -- eigenlijk zijn dat
kortetermijnonzekerheden -- en daarmee langetermijnzekerheden
onvoldoende in het vizier heeft?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Wil mevrouw Van Gent de
visserijsector en de vissers neerzetten als een stelletje notoire
wetsovertreders? Europese onderzoeken laten zien dat wanneer het gaat om
de handhaving Nederland het nog het beste doet in Europa.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De heer Koppejan spreekt over notoire
wetsovertreders, maar dat heb ik niet gezegd. Ik laat die woorden graag
voor zijn rekening. De heer Koppejan heeft het over de rest van Europa.
Daar is het wellicht nog erger, maar ik citeerde een zin uit het rapport
van de Rekenkamer. Het CDA verwijs dat rapport naar de prullenbak, maar
ik vind dat veel te gemakkelijk. Het lijkt erop dat het CDA wat dat
betreft selectief winkelt. Wellicht is het in Europa nog erger, maar ik
ken het CDA als een partij die ook vindt dat de regels moeten worden
gehandhaafd, zeker als de duurzaamheid in het geding is. De heer
Koppejan maakt duidelijk dat het CDA selectief winkelt in de
wetshandhaving, maar ik begrijp dan niet meer waar het CDA mee bezig is.

	Dan nog iets over het aalplan. Vanmiddag is de eerste demonstratie ooit
van Nederlandse palingvissers op het Plein gehouden. Ik begrijp dat heel
goed, want de palingvissers vechten voor hun bestaan. Wij hebben ook nog
met elkaar gesproken. Het valt niet mee om voor het eerst te
demonstreren, maar het was ook nog koud. Het is goed dat de
palingvissers hier zijn. Mijn fractie vindt het noodzakelijk dat er op
korte termijn wordt ingegrepen. Dat wordt Kamerbreed aangegeven, maar
het is een soort duivels dilemma waarmee de minister wordt
geconfronteerd. De vissers vinden dat de minster te hard ingrijpt als
zij de palingvisserij in de maanden september en oktober sluit.
Anderzijds zijn het Wereldnatuurfonds en de Stichting Noordzee van
mening dat een periode van twee maanden te kort is en dat de
palingvisserij eigenlijk van augustus tot december moet worden gesloten,
voor de komende vier jaar. Ook schetsen zij nog een aantal andere
maatregelen. Ik ben blij dat de minister iets doet, maar ik ben zeer
verontrust dat de CDA-fractie deze kwestie nog een tijdje voor zich wil
uitschuiven.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Simon Carmiggelt zou jaloers zijn op zulke lange
volzinnen. Mevrouw Van Gent begon mooi met een pleidooi voor de
visplannen. Dat pleidooi herhaalt zij echter niet bij het aalbeheerplan.
Juist het aalbeheerplan zou onderdeel moeten uitmaken van het visplan,
dus niet zoals nu een apart deel van het LNV. Deelt mevrouw Van Gent
mijn mening dat het belangrijk zou zijn dat er VBC's komen, niet alleen
voor rijkswateren maar voor alle wateren? Zou dat niet moeten worden
opgenomen in de Visserijwet?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ja, die mening deel ik.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Heel mooi. Verder doet mevrouw Van Gent alsof de
beroepsvissers zijn uitgeschakeld. Het is of de vis en dan de visserij
weg, of andersom. Krijgt de beroepsvisser, toewerkend naar herstel van
de aalstand, niet juist een andere rol op het gebied van monitoring en
beheer? Heeft mevrouw Van Gent dat meegewogen bij haar
standpuntsbepaling?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik kan mij daarbij wel iets voorstellen.
Mevrouw Jacobi wil echter iedereen te vriend houden. Ik begrijp best dat
dat verleidelijk is. Toch wil ik duidelijk maken dat de situatie
ernstiger is; ik dacht dat mevrouw Jacobi dat ook had gezegd. Omdat de
situatie ernstiger is, zullen wij ook een heldere boodschap moeten
geven. De minister wil ingrijpen. Ik kan mij goed vinden in woorden die
de heer Cramer daarover sprak. Hij zei dat een aantal dingen nog niet
ver genoeg gaat. Daarmee is de GroenLinks-fractie het eens. Wij hebben
te maken met een duivels dilemma, met de vraag hoe de vissers nu en in
de toekomst kunnen voortbestaan. Ook begrijp ik dat de minister op 31
december van dit jaar haar plannen bij de Europese Commissie moet
voorleggen. Wij kunnen daarmee niet eindeloos treuzelen. Ik ben ervoor
dat wij voor 31 december een beslissing nemen.

De voorzitter: Mevrouw Van Gent, er zijn drie vragen voor u. Wij zullen
die achter elkaar laten stellen. Daarna kan mevrouw Van Gent in één
keer kort antwoord geven. Ik geef eerst het woord aan de heer Van der
Vlies. Daarna komen de heren Polderman en Koppejan aan het woord.

**

De heer Van der Vlies (SGP): Mevrouw Van Gent spreekt in lange zinnen.
Om de paar zinnen hoor ik haar zeggen dat zij begrip heeft voor de
binnenvissers. Maar waar blijft het perspectief voor de binnenvissers?
Het probleem stellen is één ding, maar oplossingen aanreiken is iets
anders. Ik hoor van mevrouw Van Gent in dat verband alleen zeggen dat er
maatregelen moeten komen. Wat is haar reactie op de concrete voorstellen
waarmee andere collega's zijn gekomen? Ik wil straks zelf daarop ook een
reactie geven. Wat wil mevrouw Van Gent doen om met betrokkenheid van de
sector zelf tot een herstel van de aalstand te komen?

De heer Polderman (SP): Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van
der Vlies. Ik vind het nog niet helder wat de positie van de
GroenLinks-fractie is. Iedereen -- de vissers, de woordvoerders en de
natuurbeschermingsorganisaties -- is het eens dat de situatie ernstig is
en dat er iets moet gebeuren. Dat hoor ik ook mevrouw Van Gent zeggen.
Er ligt momenteel een concreet voorstel van de minister, waarop een hoop
te zeggen valt. Zo kan men zichzelf afvragen of de wetenschappelijke
cijfers van IMARES wel als uitgangspunt moeten worden genomen. Daarover
hoor ik mevrouw Van Gent weinig zeggen. Kan mevrouw Van Gent wat
concreter ingaan op de voorstellen die door de minister zijn gedaan?

De heer Koppejan (CDA): Vindt mevrouw Van Gent -- ik stel deze vraag in
aansluiting op de woorden van vorige sprekers -- niet dat zij met twee
monden spreekt? Zij begint met een bijna tranentrekkend betoog, met een
pleidooi voor samenwerking tussen overheid, markt en visserij om samen
te werken aan duurzame visserij. Als het echter gaat om het
aalbeheerplan, mag er zonder de vissers een plan worden opgesteld over
de vissers. Waar staat de GroenLinks-fractie werkelijk?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb gezegd dat je eerlijk moet zijn.
Ik realiseer mij dat die eerlijkheid hard is, maar het is niet anders.
GroenLinks zit meer op de lijn van het Wereldnatuurfonds en de
ChristenUnie. Het is niet voor niets dat deze drie partijen deze vragen
stellen. Ik vind dat wij drastisch moeten ingrijpen, om überhaupt nog
een toekomst te hebben voor de palingvisserij. Omdat het al bijna te ver
is gegaan, is een zeer drastisch ingrijpen nodig. Ik spreek niet met
twee monden. Ik ben op dit punt heel eerlijk; ik begrijp dat het een
harde boodschap is. Wij kunnen met de vissers gaan praten als er een rol
is voor de vissers. Er is gesproken over "blauwe diensten" en andere
zaken. Ik vind dat op zichzelf een goed idee, maar op dit moment is het
mij het allemaal nog niet duidelijk genoeg. Ik vind dat er voor 31
december helderheid moet zijn. Wij moeten niet weer een jaar lang de
zaken gaan uitstellen. Dat zal zeker niet goed zijn voor een duurzame
visserij.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik begrijp dat de woordvoerster van
GroenLinks niet ingaat op wat de SP zojuist naar voren bracht over dat
potje glasaal, dat als een delicatesse wordt geëxporteerd. Met zulke
zaken doet u niets, mevrouw Van Gent? Zegt u gewoon dat deze vissers dat
maar moeten oplossen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik weet niet of u het weet, maar wij zijn
niet de SP. Wij zijn GroenLinks. Ik heb hier mijn eigen inbreng. Ik
wacht de reactie van de minister op de woorden van de SP af. Ik ga niet
meteen de SP omhelzen als ik ook een eigen invalshoek heb. Dat zou ook
wel een beetje belachelijk zijn. Ik vraag ook niet aan u of u zich
aansluit bij de SGP. Dat zou namelijk ook best kunnen.

De voorzitter: De heer Graus van de PVV is binnen. Ik geef aan hem het
woord.

**

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Eigenlijk zou ik heel kort kunnen zijn.
Ik heb samen -- en ook vaak ondersteund door -- met de heren Koppejan en
Van der Vlies, die ook echte ridders zijn voor de visserij, heel veel
acties ondernomen. Ook de PVV heeft al heel veel kruit daardoor
verschoten en heel veel moties ingediend, die wel of niet zijn
aangenomen.

	Ook nu moet Nederland weer per se het beste kindje van de klas zijn.
Zelfs een Eurocommissaris heeft, bilateraal, tegen mij gezegd dat het
echt aan de Nederlandse regering ligt, die altijd het beste kindje van
de klas wil zijn. Nederland wil vaak verdergaan dan Europese wet- en
regelgeving. Straks kunnen wij ook Maastricht Aachen Airport sluiten,
omdat er geen gelijk speelveld is. Alle maatschappijen vliegen naar alle
landen, behalve naar Nederland straks. Wij hebben dadelijk geen
mosselvissers meer, wij hebben dadelijk geen palingvissers meer.
Dadelijk is er niets meer. De visserij is een sector met een eeuwenoude
cultuurtraditie, die heel goed is voor de economie van ons land en voor
de trots van ons land. Het zijn fatsoenlijke mensen, van wie je nooit
last hebt. Ze komen zelden of nooit in opspraak. Het zijn allemaal
fatsoenlijke, hardwerkende mensen. Zij worden, vind ik vaak, gestraft
als misdadigers. Ik wil dat toch gezegd hebben. Sterker nog: ik vind dat
misdadigers veel zwaarder gestraft moeten worden en dat vissers juist
zwaar geholpen moeten worden. Dat is echter niet het verhaal in
Nederland.

	De rest van Europa doet inderdaad niets. Wij zijn wederom het beste
kindje van de klas. De minister komt met een aalbeheerplan. Tenminste,
ik denk eerder dat de ambtenaren rondom de minister ermee komen. Don't
shoot the messenger, de minister maakt het niet in haar eentje. Wij
moeten dus niet alleen de minister erop aanspreken, maar zij is nu
eenmaal het aanspreekpunt en dus moet ik het vandaag zo doen. Wat gaat
de minister doen? Ik heb heel veel brieven en telefoontjes gehad. Ik wil
het vooral over de aalvissers hebben, omdat dat actueel is. Voor de
mossel- en garnalensector hebben wij al heel veel gedaan en is veel
goeds gebeurd. Mijn complimenten daarover. Ik ben het er niet helemaal
mee eens, ik vind nog dat de groene sokken te veel inspraak hebben
gekregen. Dat is echter mijn mening. Wij zullen daartegen in ieder geval
blijven strijden.

	Wat gaat de minister doen, nu zij ziet dat aalvissers echt naar de
knoppen gaan? Vergeet niet de kredietcrisis. Als wij zo doorgaan met
onze energie en ons gas blijven uitverkopen, krijgen wij ook nog een
energiecrisis. Wat doet de minister op korte termijn om de vissers te
helpen? Ga met ze aan tafel! Waarom gaat de minister niet met een
werkgroep van de aalvissers aan tafel zitten en zonder tussenkomst van
wollige bureaucraten rechtstreeks overleggen met de mensen die op de
schepen werken? Is de minister bereid om dat te doen? Is zij bereid om
met een alternatief of met een soort van reddingsplan te komen, nu zij
ziet dat het aalbeheerplan geen goede zaak is? Heeft de minister zich
voldoende gerealiseerd dat de aalvissers door het voorliggende
aalbeheerplan al in augustus hun fuiken dienen te verwijderen en pas
laat in december kunnen beginnen? Zij verliezen daardoor zelfs nog een
maand. Er is geen enkele sector in deze tijd in Nederland die dat kan
overleven. Het wordt ook heel erg onderschat. Er gaan straks meer
aalvissers naar de knoppen, als het zo doorgaat, dan wij nu denken en
mogen vermoeden. Ik wil hierop een duidelijke reactie van de minister.

De heer Cramer (ChristenUnie): De heer Graus houdt een hartstochtelijk
pleidooi. Dat zijn wij ook van hem gewend. De vissers zelf geven ook aan
dat er echt iets moet gebeuren met het oog op de hoeveelheid aal, want
anders is er straks geen aal meer om op te vissen. Het is dus niet zo
makkelijk om te zeggen dat men slim moet gaan vangen. Straks is er niets
meer om te vangen. Welke oplossing heeft de PVV daarvoor?

De heer Graus (PVV): Ik ben een volksvertegenwoordiger en ik
vertegenwoordig dus ook aalvissers. De bestuurders zouden in principe
met oplossingen moeten komen. Ik wil een paar handreikingen doen. Er is
absoluut geen gelijk speelveld in ons land. Er wordt heel veel vis
gestroopt; meer dan wij denken want er is geen controle. De minister kan
niet zeggen dat het niet het geval is. Ik heb een motie ingediend om
stroperij tegen te gaan. Die motie is aangenomen. Pak stropers aan!
Straf stropers! Zorg voor een gelijk speelveld. Zorg ervoor dat er geen
rotzooi van andere landen in onze rivieren komt, waardoor de paling
vergiftigd wordt en onze rivieren vol smurrie zitten. Heel veel vis
wordt afgevangen, terwijl onze vissers het strengst gecontroleerd en
daarvoor gepakt worden. Aan al die zaken moet de minister iets doen!

	Sorry, ik zal niet zo hard praten want mevrouw Van Gent is bang.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Als je me raakt, mijnheer Graus, dan sla
ik terug.

De heer Graus (PVV): Ik zou willen dat alle "groene" mensen zo'n angst
voor mij hadden!

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijnheer Graus, u bent tegen Europa en zo.

De heer Graus (PVV): Ik ben voor Europese samenwerking maar tegen
Europese bemoeienis.

De voorzitter: Mijnheer Graus, mevrouw Jacobi stelt haar vraag.

**

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik blijf erbij dat de PVV echt tegen Europa is.
Dat blijkt uit alle debatten. Wat is de inzet van de PVV om het weghalen
van de glasaal uit de Sarogossazee aan banden te leggen?

De heer Graus (PVV): Ik ben voorstander van alles wat wij kunnen doen om
onze aalvissers te helpen. Ik ben voor Europese economische
samenwerking. Ik ben er ook voor dat wij samen tegen terrorisme
strijden. Zo is de EG ooit bedoeld geweest. Ik ben ertegen dat in
Brussel uitgemaakt wordt hoeveel cacao in onze chocolade moet zitten en
wat onze vissers wel en niet mogen doen. Dat beslissen wij zelf.
Jarenlang is alles goed gegaan bij de vissers. Door alle milieu- en
natuurpaniek doen de vissers opeens alles fout, terwijl zij het al
eeuwenlang perfect doen. Daarbij zijn zij immers zelf gebaat. Zij
snijden zichzelf in de vingers als zij iets fout doen. Ik ben het er wel
mee eens dat er iets verminderd moet worden, maar ik ben zwaar tegen
algeheel stopzetten. Laat dat duidelijk zijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De heer Graus is er zwaar tegen het aan banden
leggen van het vangen van glasaal in de Sarogassazee? Ik snap er
helemaal niets van.

De heer Graus (PVV): Met alle respect, mijnheer de voorzitter, mevrouw
Jacobi hoeft mij niet te begrijpen. Onze achterban en onze vissers
moeten mij begrijpen. Dat is voldoende. Ik zit hier niet om vriendjes te
worden met of iets uit te leggen aan andere Kamerleden.

De heer Polderman (SP): Je kunt langs alle kanten doorschieten. De heer
Graus zegt dat met name voor de aalvissers een reddingsplan moet komen.
Er moet echter een reddingsplan komen voor de aal. Mevrouw Van Gent
spreekt over een duivels dilemma. Dat is precies wat er aan de hand is.
Er moet ook iets gedaan worden aan de aalstand. De heer Graus doet alsof
dat absoluut niet aan de orde is, terwijl dat toch echt de kern van het
probleem vormt. Hoe voorkomen wij dat de aalstand naar beneden gaat
zonder dat de beroepsvisserij de nek omgedraaid wordt? Ik hoor bij de
heer Graus geen begin van een oplossing.

De heer Graus (PVV): De heer Polderman luistert heel selectief, want ik
heb wél een oplossing aangedragen. Ik heb duidelijk een paar punten
genoemd waarmee deskundigen bezig zijn. Ik ben helaas geen deskundige op
dit terrein. Ik ben een boerenpummel uit Limburg en ik ben een
volksvertegenwoordiger. Ik luister naar de mensen en kom met
oplossingen. Ik vraag de minister om met een alternatief plan te komen.
De heer Polderman moet het niet bij mij neerleggen. Ik geef wel aan wat
fout gaat ten koste van de vissers. Laat dat duidelijk zijn. Er is meer
milieu- en natuurpaniek dan het lijkt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De heer Graus zei dat hij alleen sprak
over de Nederlandse vissers en dat hij helemaal niets had met Europa,
althans dat proefde ik uit zijn woorden. Er is een Europees
visserijbeleid waaraan onze Nederlandse vissers zich moeten houden. De
heer Graus vindt toch ook dat de vissers in de andere Europese lidstaten
zich daaraan moeten houden en dat niet alleen aan onze vissers iets moet
worden opgelegd?

De voorzitter: Het woord is nu aan de geachte afgevaardigde de heer
Graus.

**

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik begrijp er helemaal niets meer van.
Er worden namelijk alleen maar vragen gesteld die ik al beantwoord heb.
Ik heb juist gezegd dat er vooral een gelijk speelveld moet komen. Er
moet dus niet een streng beleid zijn voor onze vissers en vrijwel geen
beleid voor vissers in andere landen, want daardoor zouden onze vissers
de dupe worden. Ik heb dat heel duidelijk gezegd. De minister moet er
dus voor zorgen dat dit niet gebeurt. Zij neemt namelijk deel aan de
gesprekken met de eurocommissarissen. Zij moet er in die contacten op
hameren dat er eindelijk een gelijk speelveld komt. Inderdaad, onze
boeren en vissers zijn heel slecht af.

	Ik wijs er verder op dat de glasaal die vroegtijdig wordt weggevangen
naar Azië wordt geëxporteerd. Hierover is reeds gesproken, maar hierop
krijg ook ik graag een reactie van de minister.

Mijnheer de voorzitter. Ik zou nog wel tien minuten door kunnen gaan,
maar in tweede termijn zal ik enkele moties indienen. Ik heb nu mijn
verhaal gehouden en ik meen dat de minister samen met haar deskundigen
een alternatief plan kan indienen. Anders zullen wij wederom tot actie
overgaan.

De voorzitter: Vanwege het feit dat er geen woordvoerder is namens D66,
is de woordvoerder van de Partij voor de Dieren aan de beurt. Het woord
is aan mevrouw Ouwehand.

**

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik zou bijna zeggen: and now for
something completely different. Vorige week heb ik in deze Kamer mogen
deelnemen aan de behandeling van de begroting van VROM. Toen heb ik even
stilgestaan bij het rapport dat het Wereld Natuurfonds ieder jaar over
de gezondheidstoestand van de aarde uitbrengt. Daaruit bleek dat twee
keer de oppervlakte van de aarde nodig zou zijn als Nederland zijn
leefstijl naar de rest van de wereld exporteerde. Dat bekent dat er dus
twee wereldbollen nodig zouden zijn. De laatste keer dat ik naar buiten
keek, zag ik die andere bol niet en hadden wij er dus echt nog maar een.
Het bericht van dit rapport dat Nederland de natuurlijke hulpbronnen,
waaronder vis, sneller opmaakt dan de natuur die kan aanvullen, lijkt
mij reden genoeg om vanuit een ander perspectief het visserijdossier te
beoordelen. Laten wij eerst maar eens nagaan wat de aarde aankan en
daarna bezien of wij aan de visserij überhaupt nog een boterham kunnen
verdienen. Zo'n opstelling vraagt om eerlijkheid en om een omslag die nu
misschien wel hard kan aankomen, maar ik meen dat niemand erbij gebaat
is dat wij valse perspectieven bieden, terwijl alle signalen op rood
staan, de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen niet wordt gestopt
en wij op een onverantwoorde manier doorgaan.

	Visserijbioloog Daniel Pauly, niet de minste met een eredoctoraat van
de Wageningen Universiteit, zegt dan ook dat onze manier van vissen
desastreus is: fishing down the food web, eerst grote roofvissen als
kabeljauw en tonijn overbevissen, dan overgaan op vissen die steeds
kleiner zijn en lager in het voedselweb zitten. Dat leidt aanvankelijk
tot hogere vangsten, maar al snel zal de opbrengst stagneren of afnemen.
Het systeem raakt uitgeput, omdat de brede basis van biomassa steeds
verder afkalft. De exploitatie is gewoon niet duurzaam. Dat leidt, heel
aantrekkelijk voor mensen die van een vakantie aan de Middellandse Zee
houden, uiteindelijk tot een zee zonder eetbare vis vol plankton en
kwallen. Alleen maar kwallen, want die kunnen zich goed handhaven in een
uitgemoorde zee.

	De visserij heeft de laatste grens bereikt. Het is alarmerend dat er
een mondiale trend is van afnemende vangsten, zeker als je beseft dat de
visserijinspanningen zijn toegenomen. Dat betekent dat overal ter wereld
de visbestanden worden overbevist. Alleen echt verdergaande maatregelen
kunnen nog soelaas bieden, zegt Pauly. De visserijsubsidies moeten
onmiddellijk worden afgeschaft. Het visserijbeleid moet overschakelen
van soortgericht naar een beleid met een ecologische benadering. Ten
minste 20% van de wereldzeeën zou tot beschermd gebied moeten worden
verklaard om de vispopulaties nog maar enigszins de kans te bieden om
zich te herstellen. Ook de Natuurbalans is duidelijk met haar conclusies
over de Noordzee; de druk van visserij op de natuurkwaliteit is groot.
Een sectorbrede transitie naar een ecologisch duurzame visserij lijkt
nog niet in het verschiet te liggen.

Dan is er nog de kritiek van de Algemene Rekenkamer. Economie staat nog
altijd ver boven ecologie. Daarbij gaat het dan om economie voor de
korte termijn, want op de lange termijn schiet niemand iets op met
overbevissing. De reactie van de minister vond ik daarom ontluisterend.
Zij zegt: ik heb nu eenmaal te maken met een belangenafweging waarbij
aan de ene kant staat de economie en aan de andere kant de ecologie.
Maar ja, daar gaat het juist om, minister, als u op korte termijn alleen
let op de economie, is niet alleen de natuur daar de dupe van, maar
vooral de vissers. Hoelang willen wij in dat cirkeltje blijven
ronddraaien? Als ik zo vandaag naar mijn collega's luister, dan zijn wij
er nog lang niet uit.

De minister pruilt op een erg teleurstellende manier verder en zegt dat
in dezen Europees beleid geldt. De Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat
het Nederlandse beleid niet streng genoeg is om de natuur een beetje te
kunnen beschermen, maar dan zegt de minister: er is geen sprake van
Nederlands beleid, dit is Europees beleid. Alsof wij niet een van de
grootste visserijlanden in Europa zijn en alsof de minister niet steeds
met een enorme vuist op die Europese tafel slaat. Dus laten wij nu niet
doen alsof wij niets te zeggen hebben, want dat is wel degelijk het
geval.

	Ik vervolg met een aantal concrete vragen. De minister heeft laten
weten dat zij in de komende begroting €700.000 uittrekt voor onderzoek
naar aanvullend te beschermen gebieden en het treffen van
visserijmaatregelen in Natura 2000-gebieden. De informatie die wij
hebben gekregen wijst erop dat er 1,6 mln. nodig is voor nader onderzoek
naar drie gebieden, namelijk Borkumse Stenen, Bruine Bank en het
Noordkrompgebied. Ik vraag mij af wat zij met die €700.000 gaat doen.
Moet dit niet 1,6 mln. zijn en waar blijven de meerjarenplannen waarop
wij wachten? De minister heeft zelf in de Nota biodiversiteit gezegd dat
de bedreiging van de marine biodiversiteit en de uitputting van de
natuurlijke hulpbronnen in het kader van de achteruitgang van de
algehele biodiversiteit en de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen,
nog urgenter en complexer zijn dan op het land. Ik zou dus zeggen dat
dit een grote aansporing is om vooral werk te maken van het beschermen
van natuurgebieden. Ik zie dat nog niet gebeuren.

	De bijvangsten van de boomkorvloot zijn gigantisch. De natuurbalans
geeft aan dat driekwart van de vangst als ongewenste vangst overboord
wordt gezet. De minister geeft aan nu maatregelen te treffen, waarbij
het doel is dat in 2013 40% van het huidige aantal Noordzeekotters een
alternatieve vangstmethode gebruikt en de boomkormethoden zijn
gehalveerd. De kritiek van de Rekenkamer was dat het innovatiebeleid pas
vanaf 2007 op gang is gekomen en dat de plannen om ervoor te zorgen dat
in 2013 40% van de boomkorvissers zijn overgestapt, niet zijn
onderbouwd. Wij hebben een brief ontvangen waarin de minister een aantal
zaken uitwerkt. Zij zegt daarin te komen met een subsidie van 2 mln.
speciaal bedoeld voor de grote boomkorkotters. Tegelijkertijd denkt zij
aan omschakeling naar visserijmethoden als twinriggen, flyshooten en
squid jiggen. De effecten van deze visserijmethoden op de bijvangsten
zijn nog niet bekend, dus er zijn nog steeds onzekerheden. Daarom denk
ik dat de minister eerder zou moeten inzetten op een sanering en dus het
afschaffen van de grootste boomkorkotters en een overschakeling van de
kleinere naar een meer duurzame, maar dan ook bewezen duurzame
visserijmethode.

	Een jaar geleden lag het eerste rapport er: Discards in de Nederlandse
visserij. Is de minister vervolgonderzoek gestart naar aanleiding van
dit rapport? Hoe staat het met de ideeën om de bijvangsten terug te
dringen? De minister zegt steeds dat zij die serieus neemt, maar een
concrete aanpak heb ik nog niet gezien.

	De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven dat de handhaving bedroevend
laag is. Wij kunnen zeggen dat wij het in Nederland nog het beste van
alle Europese landen doen. Ik weet niet hoe mevrouw Snijders thuis is
opgevoed, maar ik kwam er echt niet mee weg als ik zei: ja, maar alle
andere kinderen mogen nog later thuiskomen. Dat was geen reden. Je hebt
je gewoon aan je eigen regels te houden, ongeacht of anderen het nog
veel bonter maken. De vraag is natuurlijk op welk handhavingsniveau de
minister wil sturen. De minister kan echter niet goed beoordelen welke
capaciteit nodig is voor een adequate handhaving. Ik wil hierop graag
een reactie en ik overweeg een motie op dit punt.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

**

Mevrouw Ouwenhand (PvdD): Dank u wel voor de waarschuwing, dan zal ik
snel overstappen op het welzijn van vissen.

	De minister heeft hierop een opmerkelijke visie. Ik heb haar
bijvoorbeeld gevraagd naar het vervoer van paling die in Ierland wordt
gevangen en met haak en al in de bek levend naar Nederland wordt
getransporteerd, om hier in een zoutbad te belanden. Dat is
onvoorstelbaar. Als ik dan vraag hoe het zit met dierenwelzijn zegt zij:
die haak er in Ierland uit halen, zou nog slechter zijn dan wanneer je
dat in Nederland zou doen, want in Nederland halen wij hem eruit als het
dier al dood is. Dat is eigenlijk aan een kind vragen: let op, ik ga je
slaan, wil je de bezem of de zweep? Het is natuurlijk allebei niks. Bij
het uitgangspunt voor dierenwelzijn heb ik zeer grote twijfels over de
maatlat die zij zal ontwikkelen voor duurzame kweek.

	Ik kan niets meer zeggen over het aalbeheerplan, maar uit mijn
interrupties mag duidelijk zijn welke kant ik op denk. De minister bleef
vorig jaar een beetje vaag over het onderzoek dat gericht is op
dierenwelzijn en viskwekerijen. Intussen is uit Kamervragen gebleken dat
zij zich alleen richt op visdichtheid. Dat is een heel beperkte
definitie. Natuurlijk gedrag en welzijn van dieren in gevangenschap komt
daarin niet naar voren. Ik vraag de minister, haar onderzoek op dit punt
uit te breiden.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Om maar meteen met de deur in
huis te vallen: de SGP-fractie gaat niet akkoord met de door de minister
voorgestelde invulling van het aalbeheerplan. Met name de gesloten
periode voor alle vormen van beroepsmatige aalvisserij heeft forse
consequenties voor de beroepsvisserij. Schubvisserij biedt onvoldoende
perspectief, omdat de sportvisserijsector te afhoudend is. In de
klankbordgroep aal is fundamentele kritiek geuit op het door IMARES
berekende streefbeeld en de bepaling van de huidige uittrek. De minister
erkent dat er in de klankbordgroep verschil van mening was, maar gaat
vooralsnog uit van de berekeningen van IMARES, terwijl daar nu juist
fundamentele kritiek op is. Er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden
met de dichtheidsafhankelijke effecten op de groei van aal. Hoe meer
aal, hoe hoger de predatie en hoe groter de concurrentie om voedsel.
Hier is geen nieuwe wetenschappelijke kennis voor nodig, maar een second
opinion. Is de minister bereid, op korte termijn -- binnen enkele weken
zou dat moeten kunnen -- voor zending van het aalbeheerplan naar Brussel
een onafhankelijke second opinion uit te laten voeren?

	De minister legt in het beheerplan generieke maatregelen op. Zij gaat
uit van centraal beheer. Dat doet geen recht aan de breed gesteunde
voorstellen van het Aalcomité uit 2005 voor decentraal beheer. Ook
IMARES heeft aangegeven dat decentraal beheer efficiënter is dan
centraal beheer. Het voorgestelde centrale beheer negeert de positieve
rol die beroepsvissers kunnen spelen, bijvoorbeeld via het overbrengen
van schieraal uit schone gebieden naar gebieden met een open verbinding
naar zee. Mijn fractie vraagt de minister daarom haar voorstel voor een
gesloten periode voor alle vormen van beroepsmatige aalvisserij in te
trekken en ruimte te bieden voor decentraal aalbeheer. Minister, benut
de ruimte die ook Brussel geeft, zou ik zeggen, en dat ter wille van een
investering in draagvlak en medewerking. Bewerkstellig in Brussel ook
dat laakbaar bedrag -- ik verwijs naar het potje glasaal uit Spanje --
wordt voorkomen en afgestraft.

	De vervuiling van de bodems van de grote rivieren met dioxine en pcb's
kan de beroepsvissers niet worden aangerekend, maar zij worden er wel
door getroffen. Zij ondergaan de consequenties. Daarom de heldere vraag
of de minister ervoor kan zorgen dat de beroepsvisserij voldoende
mogelijkheden krijgt om via schubvis het bedrijf op de been te houden of
dat er budget vrijgemaakt wordt voor compensatie of, desnoods,
vrijwillige sanering van bedrijven. Wat betreft de visgeleidingsystemen
zijn er inderdaad moties van de heer Jansen van de SP, maar eerder waren
er al moties van mij die daarom vroegen. Ik sluit mij graag aan bij de
vragen die daaromtrent gesteld zijn. Het moet er dan toch eindelijk eens
van komen.

	Ook vraagt mijn fractie aandacht voor de positie van beroepsvissers in
het rivierengebied, die in onzekerheid verkeren. Een groot deel van hen
vist in gebieden waar de visrechten niet gesplitst zijn. Voor de
zegenvisserij krijgen zij schriftelijke toestemming van het ministerie
van LNV. De minister lijkt nu aan te sturen op verplaatsing van die
verantwoordelijkheid naar de huurder van het visrecht op schubvis, de
sportvisserij. Dat lijkt mij bedenkelijk. De zegenvisserij is voor de
economisch gezonde visserijbedrijven immers een belangrijke bron van
inkomsten. Bovendien is het nog maar de vraag of de sportvisserij
toestemming zal geven. Het is immers overduidelijk dat de belangen
tegengesteld zijn. Is de minister bereid, te voorkomen dat economisch
gezonde riviervisserijbedrijven over de kop gaan? Is zij daarom bereid,
de huidige status aparte voor de zegenvisserij door
riviervisserijbedrijven te handhaven? Kan zij garanderen dat de
riviervisserijbedrijven hoe dan ook, als die VBC's er toch komen,
evenveel stemrecht hebben als de andere partijen?

	De minister wil de VBC-voorwaarden aanscherpen. Een van deze
aanscherpingen wordt gevormd door de registratieverplichtingen in het
kader van de op te stellen visplannen. Heeft de minister gekeken naar de
lastendruk die dit oplevert voor de beroepsvisserij? Vooral voor de
grotere bedrijven kan het forse consequenties hebben, ook in financiële
zin. Wat staat daar dan tegenover? Is het überhaupt mogelijk dat alle
sportvissers, toch zo'n één miljoen, hun vangsten registreren en
doorgeven? Als dat al mogelijk zou zijn, is mijn verwachting nog niet
dat zij het allemaal zullen doen. Wat is dan de zin van de
registratieverplichting?

	De minister wil naar een systeem waarbij visrechten die vrijkomen bij
bedrijfsbeëindiging vrij verhandelbaar worden en niet, zoals het nu het
geval is, overgedaan kunnen worden naar een andere beroepsvisser. De
SGP-fractie vindt dit geen recht doen aan de waarde van de
beroepsvisserij waar LNV zelf het predicaat "gezonde en maatschappelijk
gewaardeerde activiteit" aan gegeven heeft. De kans is groot dat de
kapitaalkrachtige sportvisserij met de visrechten aan de haal gaat en
dat beroepsvissers het nakijken hebben of een dure huursom moeten
betalen. Dat beleid zou ook te kort doen aan het feit dat visrechten van
generatie op generatie beroepsvissers overgingen. Graag een reactie.

	Mijn fractie is blij met de diverse investeringsregelingen die de
minister heeft opengesteld voor de Noordzeevisserij: bedrijfsplannen,
kenniskringen, innovatie. Dit alles is belangrijk om de kottervisserij
toekomstbestendig te maken. Dat is ook ons doel.

Ik mis de inzet op deze initiatieven en de effectuering ervan in het
gedateerde rapport van de Algemene Rekenkamer.

	Hoe zit het trouwens met de 600 mln. die Eurocommissaris Borg opzij
wilde zetten voor de brandstofproblematiek in de kottersector? De
olieprijzen zij weliswaar gezakt, gelukkig, maar dat kan best tijdelijk
zijn. Hoe gaat men op dat dossier verder?

	De SGP-fractie is uiteraard blij met het gesloten convenant tussen de
mosselsector en enkele natuurorganisaties. Dat heeft het venijn
vooralsnog uit de lucht gehaald en biedt de mosselvissers de ruimte om
weer aan de slag te gaan. Ook wij wachten de resultaten van de
commissie-Meijer uiteraard af. Ik vraag de minister om in het kader van
het convenant alle medewerking te verlenen die nodig is om de
mosselvissers een goed en duurzaam toekomstperspectief te bieden.

De vergadering wordt van 15.41 uur tot 15.55 uur geschorst.

De voorzitter: Ik verzoek de minister vooraf te laten weten in welke
blokken zij haar antwoord indeelt. Gezien de tijd stel ik voor om
maximaal drie interrupties per persoon af te spreken.

**

Minister Verburg: Voorzitter. Er is grote maatschappelijke
belangstelling voor de visserij. Dat blijkt vanmiddag ook nog eens een
keer. Die maatschappelijke belangstelling reflecteert zich vaak ook in
politieke belangstelling. Dat is zeer gerechtvaardigd, want de
Nederlandse visserij heeft traditie, is diep geworteld in de Nederlandse
samenleving en moet dan ook toekomst hebben. Ik wil dan ook aanhaken bij
hetgeen de Koningin daarover heeft gezegd in de Troonrede, namelijk dat
de visserij een stabiele toekomst verdient. Maar wij zijn daar nog niet,
misschien moet ik zelfs zeggen nog lang niet, daar is nog een wereld te
winnen, een wereld die wij gezamenlijk zullen moeten zien te winnen. Het
verheugt mij dan ook zeer dat enkele Kamerleden in hun eerste termijn er
hun vreugde over hebben geuit dat wij er recent in geslaagd zijn om een
convenant af te spreken tussen de mosselsector en de
natuurbeschermingsorganisaties. Ik denk namelijk dat de toekomst van de
Nederlandse visserij ingebed moet zijn en geworteld moet raken in dat
maatschappelijke draagvlak. Als je spreekt over dat maatschappelijke
draagvlak, heb je het ook over samenwerking, over bundeling van
krachten, over overleg, over het vinden en het geven van een antwoord op
de vragen waar wij elkaar kunnen versterken en wat wij voor elkaar
kunnen betekenen. Daar zijn dan verschillende mogelijkheden voor. Ik ben
blij dat wij voor de mosselsector en het Waddengebied een
win-winsituatie hebben weten te vinden. De natuurorganisaties willen
samenwerken met de mosselsector om het Waddengebied te verduurzamen en
om de mosselcultuur in stand te houden, zo mogelijk tot in lengte van
dagen. Dat vind ik nu een van de goede voorbeelden. Het
Noordzeeconvenant is in dit verband ook nog genoemd. Ook dat vind ik een
voorbeeld dat maatschappelijke organisaties en visserijorganisaties
samenwerken omdat men daar het belang van in ziet en omdat daar een
win-winsituatie uit kan ontstaan. Ik spreek hier dan ook de wens uit --
als minister van LNV zal ik dat ook sterk ondersteunen en bevorderen --
dat die samenwerking tussen de verschillende organisaties een
win-winsituatie oplevert, een winsituatie voor duurzaamheid en een
winsituatie voor de visserij. Ik kan het ook omdraaien, maar waar de een
wint, moet de ander ook winnen. Dan ligt er een prachtig perspectief, en
voor de natuur en voor de visserij. Dat moet hand in hand gaan wil er
een toekomst zijn voor beide. Ik heb al eerder gezegd dat dit niet iets
is dat ons zomaar komt aanwaaien. Vanmiddag heb ik veel zorgen gehoord
die ik overigens zelf ook heb. Wij allen kennen de problemen en het is
niet voor het eerst dat wij daarover spreken. Als wij die gezindheid
hebben dat wij willen gaan en voor de duurzaamheid en voor een toekomst
voor de visserij en voor een ecologisch sterke zee- en watergebied, dan
staat er niet alleen heel veel op het spel, maar valt er ook heel veel
te winnen, zoals een stabiele toekomst voor de visserij. Dat is geen
eenvoudige opdracht. Wij kunnen dat hier vanmiddag tegen elkaar zeggen.
Wij mogen dit ook niet nalaten, maar dat zal nog heel wat overleg
vergen. Dat vergt ook van iedereen dat men zich kan en wil inleven in
elkaars situatie.

Als ik spreek over samenwerking, spreek ik niet alleen over samenwerking
tussen visserijorganisaties en natuurbeschermingsorganisaties, maar
vraag ik ook aandacht voor de mogelijkheden in de keten. Ik heb onlangs
mogen meemaken dat een groothandel in vis een serie boeken heeft
uitgebracht samen met koks van gerenommeerde restaurants, die hebben
gezegd: onze keuze voor duurzame vis is een heel bewuste keuze. Wij
willen daarin graag investeren. De heer Cramer heeft opgemerkt dat de
retail heeft gezegd in 2011 alleen nog MSC-gecertificeerde vis in zijn
winkels te willen. Er zijn nu al restaurants, koks en groothandels die
zeggen: dat kan ook eerder. Diezelfde spelers in de keten zeggen ook:
als wij daarbij iets kunnen betekenen voor de visserijsector, als wij
met elkaar in die keten iets kunnen opzetten, waarom doen wij dat dan
niet met elkaar? Ik geloof dat daar nog een terrein ligt waarin wij met
elkaar zouden moeten, kunnen en willen investeren. Dan kun je elkaar ook
de hand reiken, kun je elkaar versterken en kun je al met al komen tot
een win-win-winsituatie. Dan heb ik dus een dubbele winsituatie te
pakken. Ik wil dit eens adresseren. Wij zijn hiermee bij LNV bezig, maar
ik denk dat daar nog een wereld te winnen is. Hoe pak je dat op in de
keten en hoe versterk je jezelf en je eigen marktpositie in het
vermarkten en verwerken van de producten? Hoe versterk je daarin ook de
positie van de hele visserijketen?

Voorzitter: Van der Vlies

Minister Verburg: De voorzitter heeft mij gevraagd aan te geven in welke
blokjes ik denk te beantwoorden. Ik heb enkele inleidende opmerkingen
gemaakt. Ik denk aan beantwoording in de volgende blokjes. Ik bespreek
allereerst de Noordzeevisserij en het gemeenschappelijk visserijbeleid,
dan de schelpdiervisserij en dan de binnenvisserij. Dan ga ik iets
zeggen over het onderzoek van de Rekenkamer. Dan zal ik alle vragen
beantwoorden over het aalbeheerplan. Ten slotte heb ik nog een rondje
overige onderwerpen.

De voorzitter: Ik stel voor dat de minister een blokje bespreekt en dat
wij daarna bekijken of er eventueel interrupties zijn. De praktijk heeft
geleerd dat dit het snelst en het overzichtelijks werkt. De minister
begint met haar eerste blokje.

**

Minister Verburg: Dat is het blokje Noorzeevisserij en gemeenschappelijk
visserijbeleid. De heer Polderman heeft gevraagd of er nog toekomst is
voor de traditionele boomkorvisserij. Hij, de heer Cramer en mevrouw
Ouwehand hebben gevraagd of het ambitieniveau van 40% omschakeling in
2013 niet sneller kan worden behaald. De Task Force Duurzame
Noordzeevisserij concludeerde in 2006 dat er voor de langere termijn
geen duurzame toekomst bestaat voor de traditionele boomkorvisserij. Er
zijn dus aanpassingen nodig. Dat is ook de reden waarom LNV sterk inzet
op het gebied van innovatie en op het onderzoek naar meer duurzame
visserijtechnieken. Dat is minder eenvoudig dan je zo denkt. Mevrouw
Ouwehand heeft opgemerkt dat wij wel drie andere visserijtechnieken
hebben, maar dat nog niet is bewezen dat die minder bijvangst
veroorzaken. Dat geeft exact het dilemma aan. Wij investeren heel veel
in nieuwe technologie en innovatie, maar wij beschikken nog niet over
het ei van Columbus.

Iedereen zonder uitzondering heeft aandacht besteed aan de bijvangst en
aan de grote hoeveelheid bijvangst. Ik ben het met iedereen eens dat dit
een van de grootste problemen is. Wij zullen er met heel veel
voortvarendheid aan moeten werken. Maar zolang de evidente techniek er
niet is om die bijvangst zo veel mogelijk uit te bannen, kunnen wij niet
zeggen wanneer dit gerealiseerd zal zijn. Zij moet nog worden
uitgevonden of moet nog haar effect, haar impact en haar mogelijkheden
bewijzen. Wij spreken dan over de flyshoot, de twinrig en andere
technieken. Zij moet nog uitkristalliseren en het is niet anders dan met
andere technieken.

Je ontwikkelt een nieuwe techniek, je gaat ermee aan de slag, je
probeert haar in de praktijk op te schalen en je probeert haar ook in
Europa op de kaart te zetten. Ik ben er ook een groot voorstander van
dat wij in Europa van elkaar leren. Niet alleen Nederlandse vissers
hebben bijvangst, ook de vissers van andere Europese lidstaten hebben
bijvangst. Daarom zul je gezamenlijk moeten optrekken.

	Enkele woordvoerders hebben gevraagd of ik bereid ben om te kijken wat
Noorwegen en Groot-Brittannië doen. Zeker, daar ben ik zeer toe bereid.
Ik sluit geen enkel mogelijkheid uit. Noorwegen en naar ik meen ook
Denemarken voeren een proef uit waarin alles wordt aangeland, dus ook de
bijvangst. Ik ben erg benieuwd naar de effecten van die werkwijze en
naar hetgeen wij van die landen kunnen leren. Ik ben ook erg benieuwd
wat deze werkwijze voor ons zou kunnen betekenen.

	Dit gezegd hebbend, ben ik van mening dat wij voluit moeten blijven
inzetten op selectieve vangstmogelijkheden en selectieve
vismogelijkheden opdat wij vanaf het eerste moment de bijvangst optimaal
verminderen. Mijn ambitie is groot, maar het moet nog wel allemaal
gebeuren. Wij investeren voluit en ik wil graag leren van de ervaringen
in andere gebieden.

	De heer Koppejan heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een
jongevissersregeling overeenkomstig de jongeboerenregeling. Ik wijs erop
dat wij zeer recent een saneringsronde achter de rug hebben. Je kunt je
dan ook afvragen of het op dit moment een verstandig idee is om jonge
mensen te stimuleren om visser te worden. Er is natuurlijk nog wel
spanning tussen de vangstmogelijkheden en de vangstcapaciteit. Het is de
vraag of je een goede keuze maakt als je via de inzet van publieke
middelen wilt zorgen voor een extra toeloop tot de visserij. Als je dit
al zou doen, zou de te verlenen steun op basis van het Europees
visserijfonds ook slechts in de vorm van een subsidie van maximaal 50%
op de aankoop van de eigendom van het schip worden uitgekeerd, in
tegenstelling tot de jongeboerenregeling in de landbouw waar duurzame
technieken worden ondersteund. In het laatste geval wordt een soort
dubbelslag gemaakt, want er wordt ook geïnvesteerd in verduurzaming. In
het Europees visserijfonds wordt gekozen voor een gerichte inzet van
middelen voor investering en innovatie in duurzame visserijtechnieken en
dit komt zowel oudere als jonge vissers ten goede. Iedereen kan dus
investeren in innovatie en verduurzaming. Dit is ook exact de lijn die
wij hebben gekozen.

	Dit leidt mij tot de conclusie dat de sector op dit moment meer
geholpen is met investeringen in verduurzaming dan met de inzet van
publieke middelen voor de verwerving van eigendom, dus aankoop of
bedrijfsovername van een vaartuig.

	De heer Koppejan heeft ook gevraagd naar de beschermde gebieden in de
Noordzee. Hij heeft gevraagd of ik samen met collega's, in het bijzonder
met mijn Britse collega wil komen tot een gelijk beheerregime voor de
Doggersbank in samenwerking met de Noordzee Regionale adviescommissie.
Het antwoord op die vraag is ja. Dit kan plaatsvinden in het kader van
het MPAs-project. De Noordzee Regionale adviescommissie zal hierbij een
rol spelen. De inzet is erop gericht om dit project samen met andere
Noordzee-lidstaten uit te voeren, dus niet alleen met Groot-Brittannië.
Dit leidt ertoe dat er op hetzelfde territorium op de Noordzee
verschillende beheerregimes zouden ontstaan. Ik voer daarover inmiddels
verkennende gesprekken met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.

	Verder is er gevraagd of ik gelijke voorwaarden hanteer als mijn Britse
collega. Ook op die vraag is het antwoord ja, maar dit geldt ook vice
versa. Dit betekent dat Engelse vissers onder dezelfde voorwaarden
moeten kunnen vissen als de Nederlandse vissers. Er is dus sprake van
wederkerigheid.

	Mevrouw Jacobi pleit voor een robuuste zone die visserijvrij is, maar
zij is ook van mening dat kleinschalige visserij in beschermde gebieden
op de Noordzee mogelijk moet blijven. De beschermde gebieden worden in
het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn ingesteld uit oogpunt van de
bescherming van de biodiversiteit en niet met het oog op de verbetering
van de visbestanden.

Bescherming wil niet altijd zeggen dat gebieden zullen worden gesloten
voor de visserij. De visserij zal moeten accepteren dat
biodiversiteitdoelen kunnen leiden tot de sluiting van gebieden of tot
andere beperkingen, maar dat is geen doel op zichzelf. Afhankelijk van
de doelen die voor de gebieden worden vastgesteld, kunnen bepaalde
vormen van visserij worden toegestaan, voor alle soorten van visserij
bepaalde vormen. Daarbij maken wij geen onderscheid tussen grotere of
kleinere visserij. Het gaat om de voorwaarden waaronder er al dan niet
zou kunnen worden gevist.

	Mevrouw Van Gent vroeg waarom wij de centrale oestergronden niet ook
als onderdeel van het ecologische netwerk op zee aanwijzen. In het kader
van het Integraal beheerplan Noordzee 2015 is besloten alleen de
gebieden te begrenzen en te beschermen die voldoen aan de criteria voor
de MPA’s en aan de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De
centrale oestergronden voldoen niet aan deze criteria en zijn daarom
buiten het beschermingsregime gebleven.

	Mevrouw Snijder en de heer Cramer hebben gevraagd of je niet beter kunt
werken met visdagen in plaats van visserijquota. De heer Cramer vraagt
ook of het niet nog beter is om te werken met visuren, omdat dit nog
preciezer is. Die discussies spelen momenteel op Europees niveau ook,
omdat wij zoeken naar een systeem waarbij je zo fijn mogelijk kunt
inregelen wanneer er effectief wordt gevist. Dan kunnen wij ook zoveel
mogelijk garanderen dat de quota ook worden gehaald. Dat is overigens
nog niet zo eenvoudig. Stel dat je de quoteringsregelingen opzij zet en
dat je gaat werken met visserijdagen. Wat zou dat betekenen voor een
ondernemer? Een ondernemer kan dan een kotter kopen met meer capaciteit,
omdat hem dat meer oplevert. Dat zou een bepaalde drive, een bepaalde
beweging in gang zetten die begrijpelijk is van uit economisch oogpunt,
maar die minder gewenst is vanuit het oogpunt van zorgvuldig beheer.
Iets dergelijks doet zich met de zeeuren voor. De vraag is namelijk of
je dat allemaal kunt controleren. Hebben schepen systemen aan boord met
behulp waarvan je dat allemaal exact kunt volgen? Bij zeeuren speelt de
vraag van de handhaving dus. Dit zijn wel allemaal punten die
interessant zijn om op Europees niveau naar te kijken, ook met het oog
op een nieuw Europees visserijplan vanaf 2012. Ik gooi die ideeën dus
absoluut niet weg, maar wij zullen moeten zoeken naar een rechtvaardig
systeem dat recht doet aan wat wij te beschermen en te beheren hebben.
Over het Europees visserijplan voor de komende periode komen wij nog
uitvoerig te spreken met de Kamer.

	De heer Cramer merkte op dat de Trident-onderzoeken andere resultaten
geven dan de visserijsector aan ervaring en beleving opdoet. Hij vraagt
zich af of niet gebruik kan worden gemaakt van de visserijsector zelf.
Ik ben daar best toe bereid, maar dat betekent wel dat de onderzoekers
ook met een paar kotters mee moeten kunnen varen. Daarover moet
volstrekte overeenstemming bestaan. Hoe meer wij gebruik kunnen maken
van de gegevens en de werkwijze van de visserijsector zelf,
wetenschappelijk gewaarborgd, hoe meer ik daar voor te porren ben. Het
ligt overigens niet voor de hand dat elke visser zo maar een paar
biologen en een paar onderzoekers mee aan boord neemt en dat zij dan
alles mogen zien. De heer Cramer heeft echter wel een punt. Als het kan
en als de bereidheid daartoe bestaat, dan wil ik dat graag overwegen.

	De heer Cramer heeft ook gevraagd naar de stand van zaken rond de
sanering. In de periode 2005 tot 2007 hebben wij in Nederland 52
vaartuigen gesaneerd. Bij de meest recente ronde zijn 23 vaartuigen
gesaneerd. Daarmee was 29 mln. gemoeid.

Dit betekent dat er in 2008 nog iets meer dan 300 Nederlandse vaartuigen
actief zijn in zeevisserij.

	Mevrouw Ouwehand heeft gezegd dat ik moet inzetten op sanering van
grote schepen en op omschakeling van kleine schepen op bewezen duurzame
vismethoden. Wij hebben ons hier vorig jaar op gericht. Toen zijn 23
voornamelijk grotere Noordzeekotters uit de vaart gehaald. Ook in
Europees kader is dit een substantieel aantal. In de afweging tussen
sanering en innovatie kies ik nu zeer bewust voor innovatie en
investeringsbeleid in de omslag naar een duurzamere visserij. Voorlopig
hebben wij de sanering even gehad. Het gaat nu om de transitie en de
verduurzaming via innovatie. Deze staat open voor alle Nederlandse
vissers, grote en kleine. Niet de grootte van een vaartuig is bepalend,
maar vooral de toegepaste techniek.

	Mevrouw Snijder zegt dat ik moet inzetten op selectievere
vangsttechnieken en hiervoor meer ruimte moet creëren via tenders in
het innovatiebeleid. Ik beschouw deze opmerking als ondersteuning van
mijn beleid. Immers, wij doen dat voluit. Ik ben dan ook van mening dat
met de innovatieregelingen van dit jaar, die eveneens een tenderkarakter
hebben, belangrijke nieuwe en selectievere vistechnieken tot hun recht
komen. Kom maar met voorstellen; wij zitten erom te springen. Ik bemerk
dit ook bij de Kamer. Wij zitten te springen om goede nieuwe technieken.
Dit jaar was hiermee een bedrag van 5 mln. gemoeid. De innovatieregeling
wordt volgend jaar opnieuw opengesteld, nu voor een bedrag van 2,5 mln.
Daarnaast openen wij in januari 2009 een investeringsregeling voor
duurzamere visserij. Al met al is dit een substantieel programma. Hoe
scherper en innovatiever, hoe beter. Ik zou echt "hoera!" zeggen.

	De heer Cramer heeft gevraagd of er niet te veel wordt ingezet op de
pulse-kor. Dit is een van de technieken. In Europees verband hebben wij
hiervoor nog niet eens een vergunning. Ik hoop dat dit in 2009 wel kan.
Als er andere technieken zijn die bewezen beter zijn, be my guest.

	Mevrouw Snijder en mevrouw Ouwhand hebben beiden gevraagd of er geld
vanuit innovatie gaat naar beperking van de bijvangst. Hierop heb ik
antwoord gegeven. Verder vroegen zij wat het ministerie doet aan de
beperking van de bijvangst. Dit punt heeft mijn volle aandacht. De heer
Polderman sprak van een schrikbarend hoog percentage bijvangst. Dit
geldt overigens niet voor alle visserijsectoren, maar voor schol en tong
is het percentage wel heel hoog, namelijk inderdaad boven 60%. Als wij
dit kunnen aanpakken, maken wij enorm grote stappen vooruit. Ik hoop dat
dit heel snel kan.

	De heer Van der Vlies vroeg hoe het staat met de 600 mln. die
Eurocommissaris Borg heeft toegezegd. Dit bedrag is deze zomer genoemd
in een mededeling van de Europese Commissie, en wel als een potentieel
bedrag dat nodig zou zijn voor de Europese visserij die te lijden hand
onder de hoge brandstofprijzen. Wij hebben hierover gesproken in de
Visserijraad van juli. Wij hebben toen gezegd dat wij vooral niet
brandstoffen moesten gaan subsidiëren. Dat zou een verkeerde impuls
zijn. Wel hebben wij gevraagd of de Europese Commissie een aanvullend
programma in het kader van transitie, innovatie en verduurzaming kan
doen. Door de Europese Commissie is nog voorstel gedaan om dit bedrag
voor de visserij ter beschikking te stellen. Op dit moment zegt de
Europese Commissie: kom zelf maar met aanvullende plannen, alsmede met
aanvullend geld, dan zullen wij het vanuit Europa cofinancieren en
bezien of wij hiervoor extra budgetten vrij moeten maken. Op dit moment
zit hierin weinig voortgang.

Voorzitter: Koopmans

Minister Verburg: Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de budgetten die
beschikbaar zijn voor onderzoek. Zij zegt dat er €700.000 beschikbaar
is en dat er 1,6 mln. nodig zou zijn. Dit betreft meerjarenplannen. De
financiering is geregeld voor de komende drie jaar. Er is 1 mln.
gereserveerd voor ecologisch onderzoek naar de beschermde gebieden, het
zogenaamde EMPAS-project. Hetzelfde bedrag is gereserveerd voor
onderzoek waarin wordt bezien of meer gebieden voldoen aan de criteria
van de Vogel- en Habitatrichtlijn, bijvoorbeeld de Bruine Bank en de
Borkumse Stenen.

Er is een bedrag van €100.000 gereserveerd voor effectenonderzoek van
de visserij, in verband met de zogenaamde passende beoordeling van de
Natuurbeschermingswet. Ik zie dus geen probleem rond de financiering.

	Ik kom nu bij mijn volgende blokje, de schelpdierenvisserij.

De voorzitter: Er is een aantal vragen. Ik geef eerst het woord aan de
heer Koppejan. Daarna is de beurt aan mevrouw Jacobi. Ik verzoek u de
vragen kort te houden.

**

De heer Koppejan (CDA): De minister merkte op dat er beperkingen bestaan
bij het gebruik van het Europees Visserijfonds, zodat men niet op
dezelfde manier een regeling kan treffen voor de jonge vissers als voor
de jonge boeren. Die redenering kan ik volgen. Ik kan de minister echter
niet volgen als zij zegt dat er geen toekomst voor de visserij is en dat
je daarom jonge vissers niet moet willen stimuleren. Wij willen toch
niet dat de visserij uitsterft? Wij willen toch een toekomst voor de
visserij? Als dat zo is, hebben wij jonge vissers nodig om het vak voort
te zetten.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik wil graag een nadere toelichting -- misschien
zelfs een gedachtewisseling met de minister -- op de twee typen moties
die er al enige weken liggen. De ene gaat over het verzoek om een
onderzoek te starten voor de Bruine Bank, de Borkumse Stenen, de Zeeuwse
Bank, het Noordkrompgebied en de Gasfonteinen. De Rekenkamer pleit voor
robuuste gebieden, zoals men ook kan terugvinden in Natuurbalans 2008.
Robuuste gebieden zijn ook goed voor de visserij in de Noordzee. Gezien
het convenant, zouden deze sectoren er bij de start bij moeten worden
betrokken. Er zou onderzoek moeten worden gedaan naar de mogelijkheden
voor visserij in combinatie met bescherming. De andere motie gaat over
de oestergronden. De minister zegt dat zij niet aan de criteria voldoet.
Volgens mij voldoet zij wel aan de criteria van OSPAR. Kan de minister
hierop een nadere toelichting geven?

De heer Polderman (SP): De minister praat over de toekomst van de
boomkorvisserij. Ik zou zeggen dat de boomkorvisserij niet meer van deze
tijd is, ook gezien de problematiek van de bijvangsten. De minister is
het met mij eens dat die opgelost moet worden. De minister zegt dat wij
het ei van Columbus niet hebben, maar ik hoor juist een oude visser
zeggen dat ze tegenwoordig niet meer kunnen vissen. De kennis van de
traditionele visserij is bijna verloren gegaan. Wij hoeven niet alles
opnieuw uit te vinden. Ik pleit ervoor om terug te gaan naar de kennis
van oude vissers. Als wij niet heel snel zijn, gaat die heel binnenkort
verloren. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister spreekt mooi over de
bijvangsten. Ik begrijp dat haar ambitie groot is. Wij hebben over de
bijvangsten echter al heel lang in Europa gesproken. In het Europees
Parlement is inmiddels een amendement aangenomen waarin staat dat er
veel meer beleid moet worden gemaakt op dat punt. Dat moet ook sneller.
Er zijn middelen voor beschikbaar gesteld, dus de ministers zouden daar
moeten kunnen uitkomen. Je kunt wel steeds inzetten op nog weer meer
innovatie, maar vorige week hebben wij op de televisie kunnen zien hoe
een aantal vissers daarvoor al geweldige nieuwe technieken heeft. Op een
gegeven moment moet je de slag maken. Dan zeg je: dit is het; nu gaan
wij het invoeren. Wij kunnen toch niet accepteren dat de discards
opnieuw oplopen? Datzelfde geldt voor de visdagen en de visuren. Die
sluiten hierop aan. Je zou eigenlijk het gehele speelveld moeten
bekijken. Kan men op Europees niveau niet gezamenlijk naar een ander
systeem gaan?

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik heb het antwoord van de minister op
één van mijn twee vragen gemist. Die ging over mogelijkheden om
vissers die echt werk maken van verduurzamingsmaatregelen -- zoals
bijvoorbeeld grotere maaswijdte of ontsnappingspanelen -- te belonen. De
minister gaf een antwoord over de visuren. Ik was daar blij mee. De
minister vroeg zich echter af hoe die moesten worden gecontroleerd. Voor
zover ik weet, moeten de vissers nu al precies bijhouden wanneer de
netten uitgezet worden. Dat is dus eenvoudig door de AID te controleren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil het ook hebben over de investeringen in
nieuwe technieken. De minister zegt dat het onderwerp van de bijvangsten
haar volle aandacht heeft. Ik had gevraagd naar Noorwegen te kijken, met
de proef van het verplichte aanlanden. Je kunt wel veel geld besteden
aan het ontwikkelen van nieuwe technieken, maar je zou -- zeker in deze
tijden van een groeiend voedselprobleem -- helemaal niets moeten willen
weggooien. Ik had graag gezien dat de minister het idee van het
verplichte aanlanden zou omarmen. Vanuit die gedachte zou zij dan niet
veel geld moeten gooien in de blackbox voor technieken. Wij moeten een
middenweg vinden. Ik vraag de minister om hierop een reactie te geven.

De heer Graus (PVV): Wat de jongevissersregeling betreft ben ik het wel
met de heer Koppejan eens. Ik heb ook altijd de jonge boeren heel erg
gesteund. Het moet toch zeker gelden voor zonen van vissers. Ik vind het
toch wel belangrijk dat dit gezegd wordt. Ik ben meegegaan op schepen,
waarbij de vader zei dat hij zijn zoon niet liet opvolgen.

	Ik heb -- dit een beetje in aansluiting op de woorden van de heer
Polderman -- in eerste termijn al gezegd dat de minister veel meer uit
ervaringen van jonge én ervaren vissers moet putten. Zij behoeven
overigens niet per se oud te zijn om ervaren te zijn. Zij moet dat
direct doen, zonder tussenkomst van wollige bureaucraten.

Minister Verburg: Ik ga allereerst in op de vraag van de heren Koppejan
en Graus over de jongevissersregeling. Het laatste wat ik zou willen
zeggen, en wat ik ook absoluut niet heb gezegd, is dat de visserij geen
toekomst heeft. Ik heb hier juist betoogd -- ik benadruk dat ook -- dat
ik vind dat de visserij toekomst moet hebben, dus ook dat jongeren
moeten kunnen starten in de visserij. Ik heb wel gezegd dat de vraag is
welk signaal je nu wilt geven. Wil je voluit inzetten op innovatie,
verduurzaming en transitie voor iedereen of wil je dat alleen voor jonge
vissers, zoals wij dat ook doen voor jonge boeren? Ook gezien de
mogelijkheden in het Europese visserijbeleid op dit moment, met alleen
die investering in het vaartuig en dus niet in de verduurzaming, lijkt
het mij meer gewenst om nu breed in te zetten op de transitie en
innovatie.

	Mevrouw Jacobi heeft gesproken over de moties op de stukken nrs. 56 en
57. Ik heb al geantwoord, maar ik zal het nog een keer doen. Zij heeft
gevraagd of wij willen kijken naar het EMPAS-project, of meer gebieden
voldoen aan de criteria van de Vogel- en Habitatrichtlijn, bijvoorbeeld
de Bruine Bank en Borkumse Stenen, en wat dit zou kunnen betekenen voor
de visserij. Op dit moment laat ik voor de aangewezen gebieden een
effectenonderzoek voor de visserij doen. Zodra wij dat onderzoek hebben,
ben ik bereid om te bekijken of het ook gebruikt kan worden, zoals ik al
eerder tegen de Kamer heb gezegd, voor andere gebieden. Ik geef wel
voorrang aan de aangewezen gebieden. Dat ligt ook voor de hand.

	Mevrouw Jacobi heeft ook vragen gesteld over OSPAR. In het kader van
het Integraal Beheerplan Noordzee 2013 is besloten, alleen de gebieden
te begrenzen en te beschermen die voldoen aan de criteria van de
OSPAR-regeling en die voldoen aan de criteria van de Vogel- en
Habitatrichtlijn. Die lijn hanteren wij.

	De heer Polderman vroeg waarom wij geen gebruikmaken van de kennis van
oudere vissers. Ik wil daarvan volop gebruikmaken, mijnheer Polderman.
Laat maar komen die kennis! Als wij die kunnen vatten in nieuwe
technieken of in technieken die jarenlang niet zijn toegepast, maar die
wel effectief kunnen zijn en kunnen worden toegepast, vind ik dat prima.
Ik sta ervoor open technieken die al een poosje zijn afgeschreven omdat
er nieuwe technieken zijn, nog eens te doordenken en te bekijken hoe
daaraan een toekomstgerichte uitvoering kan worden gegeven. Die
uitnodiging ligt er. Ik wil graag van iedereen leren, als het die
toekomst, die duurzaamheid, die innovatie en die vermindering van
bijvangst maar dichterbij brengt. Wij hebben echt een gezamenlijk
probleem en een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

	Mevrouw Snijder heeft alle mooie uitzendingen gezien van iemand die met
de twinrig voer. Dat is schitterend. Die is een uitvinding van
Nederlandse bodem. Daar mogen wij blij mee zijn, maar hij is nog niet
helemaal zonder zorgen. Ik ben blij dat ernaar wordt gekeken. Voor schol
werkt die wel, maar voor tong nog niet. Bij tong zijn er nog echt
problemen. Wij zullen dus moeten doorontwikkelen. De twinrig is een
mogelijkheid en een stap vooruit. Wij zijn echter nog niet waar wij
wezen moeten.

Tot die tijd mogen wij niet opgeven. De prototypes zijn er maar die
moeten nog verfijnd en vervolmaakt worden. Er is gezegd dat het Europese
Parlement een amendement heeft ingediend en dat de Europese
visserijministers dan ook moeten willen. Aan wil ontbreekt het niet en
aan geld ontbreekt het op dit moment ook niet. De techniek moet verder
ontwikkeld en verfijnd worden en moet vertaald worden naar de praktijk.
Die ambitie is er en die deel ik zeer met uw Kamer.

	De heer Cramer vroeg naar de beloningen en naar de registratie van de
visuren. Die visuren moeten inderdaad al geregistreerd worden. Er moet
ook netjes gehandhaafd worden. Er kan gewerkt worden met
beloningssystemen. Je zou kunnen denken aan meer zeedagen of meer
zee-uren voor vissers die het goed doen. Een dergelijke
stimuleringsregeling wil ik graag meenemen in het kader van het
toekomstige Europese visserijbeleid. Ik wil naast handhaving en sancties
graag een stimuleringsbeleid hanteren. Dat werkt meestal heel effectief.

	Mevrouw Ouwehand heeft gewezen op Noorwegen en gevraagd waarom ik niet
overga tot verplichte aanlanding. Ik heb al gezegd dat ik ga kijken hoe
Noorwegen dat doet en welke afspraken men daar heeft met de vissers. Ik
wil dat eerst bekijken voordat ik hier zeg dat ik een en ander ga
kopiëren. Noorwegen maakt geen deel uit van de Europese Unie. Ik kom de
Noren dus niet regelmatig in Brussel tegen. Ik zou willen dat dit wel
het geval was en dat zij deel uitmaakten van de Europese Unie. Wij
moeten kijken wat het beste is. Ik wil daarbij heel graag leren van
Noorwegen, Denemarken of van welk land dan ook.

	De vraag van de heer Graus heb ik reeds beantwoord.

	Er zin enkele vragen gesteld over de schelpdiervisserij. De heer
Polderman heeft aangegeven dat hij de MZI's ziet als goed alternatief,
maar vraagt zich af of er ook niet veel meer moet gebeuren op het land.
Wordt er niet te veel gekeken naar MZI's alleen op de Wadden en
misschien in de Oosterschelde?

	Er zijn inderdaad initiatieven om mosselzaad in hatcheries te winnen en
op het land op te kweken. Vooralsnog is dat technisch en financieel niet
rendabel. Wij moeten ook naar rentabiliteit kijken. Initiatieven worden
ondersteund, zowel vanuit het Europese visserijfonds als nationaal. Er
wordt op ingezet in het kader van innovatietrajecten en ook in het kader
van het project Zeeuwse tong wordt op die manier gewerkt. Er zijn zeker
perspectieven, maar ook nog grote onzekerheden. Alle initiatieven in
dezen kunnen op mijn steun rekenen.

	Er zijn vragen gesteld over innovatie en meer efficiënte viskweek.
Vorige week hebben wij daarover gesproken in de Europese Visserijraad.
Duurzaamheid en dierenwelzijn moeten centraal staan. Er is nog heel veel
onderzoek nodig. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar een meer efficiënte
voederconversie voor vis en naar een verlaging van het aandeel vismeel.
De heer Cramer sprak vorige week daar terecht over bij de voorbereiding
van de Landbouw- en Visserijraad.

	De heer Cramer heeft nog gevraagd hoe het zit met het marktfalen van
kweekvis. Wij moeten hier eerlijk over zijn. De productiekosten in
landen als Vietnam liggen natuurlijk lager dan hier. Het zal heel
moeilijk zijn om in Nederland de kosten van aquacultuur op eenzelfde
niveau te brengen. Wij kweken meestal met recirculatietechnieken. De
oplossing kan ook aan de andere kant gezocht worden, namelijk in hogere
opbrengsten. Hoe zorg je ervoor dat je meer concurreert op kwaliteit?
Kijk eens of je afspraken kunt maken in de keten.

	Ik heb de vraag over de duurzaamheidsaspecten van kweekvis beantwoord.
Die duurzaamheid is geweldig belangrijk. Er is wat dat betreft nog een
wereld te winnen.

	De heer Koppejan heeft een vraag gesteld over het experiment met het
rapen van de Japanse oester. Het primaire doel van dat experiment is het
leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het kleinschalig,
historisch medegebruik van de visserij, werkzaam op de Waddenzee. Dat
experiment moet antwoord geven op de vraag of het handmatig rapen van de
Japanse oester commercieel interessant kan zijn zonder de natuurwaarde
te schaden. De aanwezigheid van de Japanse oester in de Waddenzee wordt
nu nog niet als een plaag gezien die moet worden bestreden. De Japanse
oester wordt ook nog niet gezien als een te beschermen soort. Daarom
vormt zij geen onderwerp voor de instandhoudingsdoelen in het kader van
het natuurbeleid.

Mevrouw Van Gent vraagt of ik bereid ben om gehoor te geven aan de
oproep van de garnalenvisser de heer Buitjes om ngo's en overheid een
visplan te laten opzetten. Ik neem aan dat dat plan specifiek bedoeld is
voor de garnalenvisserij. Ik hoor mevrouw Van Gent roepen dat het plan
een bredere opzet heeft. Ik heb er geen enkele moeite mee als vissers
samen met ngo's en andere medegebruikers van het Waddengebied met een
plan komen. Dan zeg ik: be my guest. Met zo'n plan doet men datgene waar
ik op stuur: overeenstemming bereiken. Als je namelijk overeenstemming
bereikt, heb je een win-win-win-situatie.

De heer Van der Vlies heeft nog gezegd dat het belangrijk is om het
mosselconvenant verder uit te werken. Hier zit een uitermate
gemotiveerde minister. Ik dank overigens de leden voor de complimenten
in de richting van de heer Heldoorn, de natuurbeschermingsorganisatie,
de mosselsector, maar ook in de richting van mijn departement. Er is
hard gewerkt om dit convenant te kunnen sluiten, want dat was niet
eenvoudig. Beide sectoren moesten ervan overtuigd raken dat zij elkaar
iets konden bieden en dat zij iets aan elkaar zouden hebben. Als zoiets
in die sector kan, moet dat ook mogelijk zijn in andere sectoren. Mijn
antwoord is: ja. Dit betekent wel dat er bij de deelnemende partners er
de overtuiging moet zijn dat je pas iets kunt krijgen als je bereid bent
om iets aan te reiken. Het is vaak een kwestie van geven en ontvangen.
Meestal begint het proces met geven. Dan bereik je meer dan dat ieder
voor zichzelf bezig is en men elkaar alleen maar tegenkomt bij de
rechtbank. Hiermee heb ik mijn lijn aangegeven en zo gaan wij aan de
slag.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik wil nog graag een reactie op de
mogelijkheid van uitbreiding van mosselinvanginstallaties en het
verhogen van de inzaaiing in de Waddenzee. Misschien heb ik dit punt in
mijn inbreng in eerste termijn vergeten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over
de visplannen voor de binnen- en buitenwateren. De minister zegt: be my
guest. Met mijn inbreng heb ik echter helder aangegeven dat het
ministerie, de ngo's en de visserijsector moeten samenwerken. Voor de
binnenwateren moet sprake zijn van een verplichting. Dat is nu niet goed
geregeld. Hierop krijg ik graag een reactie. Wat de minister zegt,
klinkt erg toegeeflijk, maar eigenlijk krijg ik niets.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over het
onderzoek naar het welzijn van kweekvissen. Vorig jaar hebben wij daar
al over gesproken. Inmiddels weet ik uit de beantwoording van
Kamervragen dat de minister vooral aandacht laat besteden aan de
visdichtheid. Op die manier is het onderzoek veel te smal, zeker omdat
de minister met haar nota over dierenwelzijn spreekt over het
natuurlijke gedrag van dieren. Ik heb haar gevraagd om het onderzoek op
dit punt uit te breiden. Daarop heb ik geen reactie gekregen.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Toen de minister sprak over de
kweekvis en het falen van de markt, wees zij erop dat in Vietnam tegen
lagere kosten kan worden gewerkt.

Is een betere certificering en etikettering dan toch de oplossing, zodat
de consument weet wat hij koopt? Dan is hij misschien bereid daarvoor
iets extra's te betalen. Is dit de oplossing die de minister voor ogen
heeft?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb geen reactie gekregen op mijn vraag of het
experiment oesterrapen meer passend kan worden gemaakt bij het type
visser. Ik bedoel de heel kleinschalige vissers. Zij klagen steen en
been over de bureaucratie en de wijze waarop het experiment is opgezet.
Ik heb ook gevraagd welke garanties er zijn dat de samenhang is
verbeterd in het plaatsen van de MZI's en de garnalenvissers, het
toerisme en al het andere gebruik op de Waddenzee.

Minister Verburg: Ik begrijp de pointe van deze vraag niet.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn vraag is: welke garanties zijn er dat er bij
de uitzetting van de MZI's rekening is gehouden met de wensen van de
garnalenvissers en de andere gebruikers van de Waddenzee?

De heer Koppejan (CDA): Over MZI's vraag ik in aanvulling op de vraag
van mevrouw Jacobi hoe het komende jaar de opschaling eruit zal zien,
rekening houdend met de verschillende belangen van de mossel- en
garnalenvissers, de recreatiesector en de natuur. Ik hoor geluiden uit
de sector dat men moeite heeft met de subsidieregeling voor de MZI's.
Het schijnt dat de voorwaarden een aantal ontwikkelingen blokkeren. Is
dit de minister bekend en is zij bereid, te bekijken of zij de
subsidieregeling kan vergemakkelijken?

Ik heb ook een vraag gesteld over de problematiek van de verse vis. Wil
de minister daar nog op ingaan? Kweekvis uit het buitenland die als
verse vis wordt verkocht terwijl die diepbevroren is geweest, kan een
concurrentienadeel zijn voor degenen die in Nederland vis kweken die wel
vers is en niet ontdooid is geweest.

Minister Verburg: De heer Graus vraagt wanneer het mogelijk is,
mosselzaad uit de Oosterschelde uit te zetten in de Waddenzee. Daarover
vindt een onderzoek plaats, dat dit komend voorjaar klaar is. Ik zal de
Kamer niet alleen dat onderzoek toezenden, maar ook mijn
beleidsvoornemens.

	Mevrouw Van Gent verbreedde het punt van de heer Buitjes naar de
binnenvisserij. Ik zal nog spreken over de visstandbeheercommissies
waarnaar de vraag is verbreed, want veel andere Kamerleden hebben
hierover iets gezegd.

	Mevrouw Ouwehand heeft een vraag gesteld over het onderzoek naar het
welzijn van de vis. Het onderzoek is nu gericht op de
welzijnsparameters, zoals de waterkwaliteit, het transport en de
visgezondheid. De visdichtheid is een onderdeel van de
duurzaamheidsmaatlat. Ik overweeg vooralsnog geen verdere uitbreiding
van het onderzoek. Zij weet dat op dit moment nog zeer veel onbekend is
en uitgezocht moet worden, maar aan dit onderzoek hebben wij voorlopig
onze handen vol.

De heer Polderman heeft gevraagd of ik ook aan certificering van
kweekvis denk. Het antwoord is dat dit een briljante oplossing zou zijn.
Daarom heb ik gezegd: zorg dat je dit in de keten aanpakt en dat je daar
via certificering afspraken kunt maken, zodat je je kunt onderscheiden.
Als je niet op kostprijs kunt concurreren, concurreer dan op kwaliteit.
Anders ben je bezig met een race to the bottom. Volgens mij is dat niet
wat Nederlandse vissers willen en daartoe moeten wij hen ook niet
uitdagen. Wij moeten zeggen waar wij voor gaan en waar wij voor staan;
dat is kwaliteit. Daarvoor hebben wij ambassadeurs nodig en die
ambassadeurs kun je met certificering of met etikettering bereiken, zou
ik zeggen.

Mevrouw Jacobi heeft het over het experiment met de oesters. Dat is
inderdaad een experiment en wordt niet voor niets zo genoemd. Het duurt
tot 2012. Mij is niet bekend dat er problemen zijn, maar zij zegt dat
zij er zijn en daarom nodig ik iedereen uit dat bij mij te laten melden.
Men moet mij niet kwalijk nemen dat wij oestervissers uitnodigen om mee
te doen aan het experiment. Zij hoeven niet mee te doen, zij kunnen
meedoen, maar dan hebben zij daarvoor wel een paar spelregels in acht te
nemen.

Maar de uitnodiging staat: kom met het punt, dan zullen wij er serieus
naar kijken.

	Mevrouw Jacobi en de heer Koppejan hebben gevraagd naar de stand van
zaken rondom de MZI's. Ik heb de Kamer eerder gemeld dat het planproces
in 2009 tot stand komt. Dan moet duidelijk worden hoe een en ander
ingepland kan worden voor de Waddenzee. Niet alleen de MZI's moeten
ruimte hebben, ook de vaart naar de Waddeneilanden, de garnalenvisserij,
de zeehonden. Er moet rekening gehouden worden met alles wat in de
Waddenzee leeft. Wij bestemmen 2009 dus voor het zogenaamde planproces.
Het opschalingsbeleid zal uiterlijk 1 januari 2010 gereed zijn. Met
betrekking tot subsidies voor MZI's zeg ik tegen de heer Koppejan dat de
mosselsector gebruik kan maken van de bestaande contacten. Als er
technische problemen zijn, zullen wij kijken of wij die op kunnen
lossen. De mosselsector heeft een heel goede ingang bij LNV, dus de
sector kan problemen ook direct melden.

	Wat de vraag over de etiketten voor verse vis en ingevroren vis
betreft, meld ik dat het onderscheid door de viskwekers en de handel
zelf gepromoot kan worden.

	Dan kom ik bij de binnenvisserij, waarover door verschillende sprekers
vragen zijn gesteld. Gevraagd is wat ik van het idee vind om over de
VBC's en de visplannen een verplichting op te nemen in de Visserijwet,
zodat ongelijke behandeling voor staatswateren en overige wateren kan
worden voorkomen. Daarover is met de betrokken partijen gesproken. Er
bleek een breed draagvlak te zijn om de aanpak met de VBC's en de
visplannen voor alle Nederlandse binnenwateren in te voeren. Ik wil
eerst deze initiatieven een kans geven alvorens wettelijke maatregelen
te nemen. Dat geeft de mogelijkheid om het met daadkracht stappen
voorwaarts zetten met draagvlak te combineren. Daarmee voorkom ik extra
administratieve en handhavingslasten, want op het moment dat je iets
wettelijk regelt, moet je daar een handhavingssysteem of -strategie voor
hebben. Ik heb wel eens gezegd: boeren zijn geen boekhouders en dat
moeten wij ook niet van ze willen maken. Dat geldt idem dito voor
vissers. Vissers zijn geen boekhouders en dat moeten wij ook niet van ze
willen maken. Als wij een beetje administratievelastendruk kunnen
voorkomen, moeten wij dat doen. Ik stel voor dat op basis van een
evaluatie van deze initiatieven op een later moment bekeken kan worden
of en, zo ja, welke wettelijke maatregel dan getroffen moet worden. Ik
pleit er echter voor om dat eerst te doen op basis van draagvlak.

De voorzitter: Dat laat u ons weten?

**

Minister Verburg: Absoluut, voorzitter. Ik informeer de Kamer altijd.
Dat weet u.

	De heer Van de Vlies heeft evenals de heer Koppejan gevraagd wat ik
vind van het idee om beroepsvissers meer mogelijkheden te geven om te
vissen op schubvis. Het recht om op schubvis te vissen ligt in vrijwel
alle gevallen bij de sportvisserij. Ik ben het ermee eens dat het voor
de meeste wateren mogelijk is om beroepsmatig en op duurzame wijze op
schubvis te vissen, zonder dat dit de belangen van de sportvisserij
hoeft te schaden. De mogelijkheden hiertoe verschillen echter van gebied
tot gebied en zullen daarom per VBC steeds in overleg moeten worden
vastgesteld. Met betrekking tot het traject rondom het opstellen van een
nieuwe toekomstvisie voor de binnenvisserij, waarover ik de Kamer
binnenkort nader zal informeren, is hierover het volgende afgesproken.
Alle partijen zullen er in de komende periode op inzetten dat visplannen
met afspraken over de benutting van schubvis er nu ook daadwerkelijk
komen.

Ook daarvan stel ik de Kamer op de hoogte. Ik reken erop dat hierover
per gebied afspraken gemaakt kunnen worden. Dat heeft in hoge mate mijn
voorkeur boven iets wat ik uiteindelijk zou moeten opleggen. Het is
beter om er met elkaar uit te komen. Die uitnodiging ligt er. Blijkt
daar helemaal niets uit te komen, dan zal ik mij bezinnen op nadere
maatregelen mijnerzijds.

De fractie van de ChristenUnie heeft gevraagd of de blauwe diensten
samen met de waterschappen of Rijkswaterstaat ontwikkeld kunnen worden.
Dat is mogelijk. Op dit punt zijn er initiatieven, die ik ondersteun.
Binnenvissers worden al ingeschakeld door diverse beheerders. In het
kader van het project Toekomstvisie Binnenvisserij wordt hier veel over
gesproken. Binnenkort zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten
daarvan.

De heer Graus heeft gevraagd wat wij zullen doen om te voorkomen dat
vissers omvallen. Op dit punt zal ik terugkomen in het kader van het
aalbeheerplan.

	De heer Van der Vlies heeft gevraagd waarom LNV de rechten op de
zegenvisserij wil beperken en of ik bereid ben deze vorm van visserij te
behouden. Het klopt dat de verantwoordelijkheid voor de uitgifte van de
vergunningen voor de zegenvisserij in een bepaald gebied in de grote
rivieren zal veranderen. Dat zal echter geen invloed hebben op de
praktische mogelijkheid om deze vorm van visserij uit te oefenen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Kan de minister mij uitleggen wat het effect is
van aan de ene kant de keuzevrijheid van de VBC's en aan de andere kant
het verplichtende karakter ervan? Ik denk dat het niet goed is om een
hybride systeem te hebben waarbij wij aan de ene kant de verplichting
opleggen om te komen met visplannen en aan de andere kant geen dekkend
netwerk hebben. Wat is er nu zo anders in vergelijking met bijvoorbeeld
een wildbeheereenheid, waarin de uitwerking van de Flora- en faunawet is
opgenomen? Ik snap het hybride systeem niet. Kan de minister dat nog
eens nader toelichten?

De heer Polderman (SP): Ik ben blij dat de minister constateert dat er
een breed draagvlak is voor het systeem van de visbeheercommissies. De
cruciale vraag is wanneer wij dat systeem in werking willen hebben en
wat de relatie is tussen dit systeem en het aalbeheerplan. In de plannen
die nu worden voorgesteld, zijn de visbeheercommissies juist niet
meegenomen. Dat is volgens mij een van de punten waar het nu om gaat.
Wanneer wil de minister een en ander invullen? Misschien komt de
minister daar nog op terug als zij komt te spreken over het
aalbeheerplan.

De heer Van der Vlies (SGP): Ik hoor de minister zeggen dat de
omstandigheden voor de VBC's van gebied tot gebied verschillend zijn,
dat de partijen aan zet zijn en dat zij een dringend beroep doet op de
sector en de partijen die in dezen in het geding zijn. Daar zit echter
juist het punt. Het gaat hier om ongelijke partijen. De sportvisserij
kan de rechten op schubvissen uitgeven. De beroepsbinnenvisserij moet
maar afwachten wat er gebeurt. Nogmaals, dat is precies het punt dat ik
al sinds jaar en dag aanstip. Het gaat om ongelijke partijen. De
minister zou de verantwoordelijkheid moeten nemen om daar iets aan te
doen. Zij zou beide partijen aan tafel moeten zien te krijgen en ervoor
moeten zorgen dat er voor beide partijen een gelijk speelveld is.

	De minister stelt voorts dat de zegenvisserij inderdaad verandert, maar
dat dit geen praktische gevolgen zal hebben. Dit laatste is echter nog
maar de vraag. De binnenvisserij is daarvoor beducht. Nu erken ik dat
angst een slechte raadgever is, maar de sportvisserij heeft tot nu toe
niet aangegeven al te inschikkelijk te zijn op dit punt, dat zo vitaal
is voor de economische kracht van de sector.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik sluit mij aan bij hetgeen nu door de
heer Van der Vlies naar voren is gebracht. Het instellen van VBC's
klinkt heel mooi, maar van de riviervissers -- die vallen eveneens onder
de binnenvisserij -- horen wij dat veel vissers zich houden aan de
afspraken, maar dat er ook veel criminaliteit op de rivieren
plaatsvindt. Tegen die achtergrond zou veel nadrukkelijker wettelijk
moet worden verankerd wat wel en niet mag. De VBC's zijn nu in feite
volledig vrij. Wij zouden een VBC moeten vergelijken met een
Faunabeheereenheid, die wij eveneens wettelijk verankerd hebben.

Daarbinnen maak je gezamenlijk afspraken waarop ook iedereen kan worden
aangesproken. Ik zal het niet als mevrouw Van Gent helemaal voorlezen,
maar vanuit de visserijsector wordt toch met grote zorgen gesproken over
het vernielen van bepaalde zaken, zodat vissers eigenlijk met hun rug
tegen de muur staan.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik zou de vragen van mevrouw Jacobi en de
heer Polderman eens van de andere kant willen benaderen. Welke probleem
denken zij ermee op te lossen door de visstandbeheercommissies wettelijk
te verankeren? Als wordt gezegd, zoals door de heer Van der Vlies, dat
het soms moeilijk is om elkaar aan de tafel op bepaalde punten te
vinden, dan is de vraag of wettelijke verankering wel leidt tot
oplossingen. Het risico is dan toch dat er een neiging ontstaat om
nationaal of provinciaal tot meer regelgeving te komen, waarbij de
nationale of provinciale overheid een keuze maakt en die oplegt. Dat
gaat misschien niet altijd maar wel vaak ten koste van de belangen van
een van de partijen en dat leidt altijd tot frictie en wrijving. Ik kan
het u voorspellen, want dat hebben wij ook in het verleden al gezien. Ik
ben er dan ook niet van overtuigd dat dit onmiddellijk meerwaarde zou
creëren. Ik merkt dat een groot aantal fracties toch met deze gedachte
speelt en dat het blijkbaar zaken zijn die aangereikt worden door de
praktijk. Ik zou u dan ook het volgende voorstel willen doen. Ik wil een
notitie maken met een aantal pro's en contra's van het wettelijk
verankeren van visplannen en het wettelijk verplichten tot het instellen
en onderhouden van visstandbeheercommissies. U moet mij er even de tijd
voor geven, maar ik zal het u voor 1 april volgend jaar toesturen. Dan
hebben wij alles eens even netjes op een rijtje gezet en op grond
daarvan zal ik u een voorstel voorleggen. Wij kunnen er dan met elkaar
over spreken en dan kunnen wij een afgewogen besluit nemen. Nu praten
wij over veronderstellingen, maar dan hebben wij iets meer feiten en
cijfers op tafel.

	De heer Polderman vroeg naar de combinatie van visstandbeheercommissies
en het aalbeheerplan. Ik wijs dan maar even op een van de punten uit dat
aalbeheerplan, al ga ik daar straks nog verder op in. In het plan heb ik
de visstandbeheercommissies de mogelijkheid geboden om zelf te komen met
gezaghebbende alternatieven die hetzelfde doel bereiken. Ik heb daar dus
eigenlijk de uitnodiging daartoe al neergelegd. Ik zal het u voorlezen,
zoals het is geformuleerd op bladzijde 6 van de brief: "VBC's die eerder
met een aanpak komen die garandeert dat deze een vergelijkbaar effect
hebben dan de twee maanden sluiting en ook handhaafbaar is, kunnen van
deze verplichting worden ontheven. De plannen moeten uiterlijk twee
maanden voor voorgenomen sluiting bij LNV worden ingediend, zodat ze ook
beoordeeld kunnen worden." De uitnodiging ligt er dus en de bal ligt dan
ook aan de voeten van die visstandbeheercommissies die dat graag willen.

	De heer Van der Vlies heeft gewezen op de schubvis en de ongelijke
partijen. Ik neem dat punt mee naar het overleg.

	Dan de zegenvisserij waarvoor in de praktijk niets verandert. Wij
zetten daar alleen administratief enkele wissels om. De heer Van der
Vlies vond dat nog maar de vraag. Ik geef de garantie dat er voor de
praktijk niets verandert.

	Mevrouw Snijder sprak over criminaliteit. Volgens mij past dat in het
onderzoek naar de beste status van die visstandbeheercommissies.

	Voorzitter. Ik kom aan het volgende blokje en dat betreft het onderzoek
van de Algemene Rekenkamer. Onderzoeken van de Algemene Rekenkamer stel
ik altijd buitengewoon op prijs. Ik vind dat je daarvan moet leren, dat
je daar lessen uit moet trekken. Ook uit dit rapport zijn die lessen te
trekken.

Ik vind echter dat het rapport wel erg op het verleden is gebaseerd. Ik
vind dat het Algemene Rekenkamerrapport te weinig rekening houdt met de
geweldige inzet van de afgelopen jaren. Het rapport stopt bij 2006. De
jaren 2007 en 2008 zitten boordevol met initiatieven, plannen en
uitvoeringsmaatregelen die innovatie, verduurzaming en verbetering van
de handhaving en de controle beogen. De heer Polderman en mevrouw
Ouwehand hebben gezegd dat de minister wel blij kan zijn dat wij in
Europa nog de beste zijn, maar dat dit niet rechtvaardigt dat wij ons er
met een jantje-van-leiden van afmaken. Dat doen wij ook niet en dat is
ook niet mijn bedoeling. Wel heb ik geprobeerd aan de Algemene
Rekenkamer uit te leggen dat wij bezig zijn met een systeem van
handhaving op basis van risicobeoordeling. Je bekijkt dan waar de
grootste risico's liggen en hoe wij daar effectief de
handhavingscapaciteit inzetten. Hoe pakken wij de grootste criminelen,
de grootste boeven? Dat is een beetje de taal van de heer Graus en wij
verstaan elkaar daarin ook goed. Hoe zorg je ervoor dat je de boeven
pakt? Mevrouw Snijder nam het woord net ook in de mond. Hoe vermijd je
eindeloze controles om controles om controles, enzovoorts?

Ik verwijs naar het systeem dat men in het onderwijs hanteert. Scholen
die het al jarenlang goed doen, krijgen minder verplicht bezoek van de
Onderwijsinspectie. Zo wil ik het in de visserijsector ook doen:
risicoanalyses maken, goed samenwerken en zorgen dat je de mensen pakt
die er misbruik van willen maken en dat je die hard straft. Dit voorstel
brengen wij ook op Europees niveau in, want natuurlijk zijn wij wel
actief op Europees terrein. Maar in Europa vechten wij voor twee zaken.
Ten eerste dat je zorgt voor een handhavingssysteem dat uitvoerbaar is.
De heer Koppejan heeft eens opgemerkt dat dit op Europees niveau
buitengewoon complex is. Dat vind ik ook. Zorg daarom voor een
handhavingssysteem dat in alle landen toepasbaar is en dat ook recht
doet aan het risicogerichte handhaven. Ten tweede zit ik niet te wachten
op Europees vastgestelde sancties. Wij hebben in Nederland
handhavingskaders genoeg. Wij hebben hier ons eigen Wetboek van
Strafrecht, onze eigen bestuurlijke boetes, enzovoorts, en die moeten
wij ook kunnen toepassen. Ik wil geen nieuw Europees gedrocht, want dat
maakt het allemaal nodeloos ingewikkeld. Ook voor dat punt bestaat op
Europees niveau veel steun. Hiermee heb ik ook de vraag van mevrouw Van
Gent beantwoord hoe je ervoor zorgt dat er draagvlak komt. Voor
draagvlak is en blijft eenvoudige, begrijpelijke en controleerbare
regelgeving nodig. Daarop zetten wij voluit in.

Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag gesteld over de Rekenkamer. Ik heb
netjes gewacht tot zij terug was.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben aan het broeden op een motie. Mijn dank
is groot dat u daarop hebt gewacht.

Minister Verburg: Mevrouw Ouwehand heeft geconstateerd dat de Rekenkamer
heeft gezegd dat de controle en de handhaving onder druk staan en dat de
Rekenkamer veel meer wil vastleggen. Mijn reactie luidt dat tal van
factoren: communicatie, duidelijkheid, de eenvoud en de transparantie
van de regelgeving, de economische situatie, et cetera, het niveau van
de naleving bepalen. Het is dan ook niet wenselijk om de in te zetten
handhavingscapaciteit alleen te bepalen op basis van het beoogde
nalevingsniveau. De beschikbare capaciteit moet gewoon effectief worden
ingezet. Wij baseren ons op de risicoanalyses voor de inzet van de
stevigste handhavingscapaciteit.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik ben heel blij dat de minister wel
van mijn taal houdt als het gaat om boeven en hufters. De minister wil
zwaarder straffen. Misschien kan de minister ervoor zorgen dat de
minister van Justitie zwaardere straffen gaat opleggen. Mogelijk heeft
zij ook invloed op haar CDA-fractie, zodat die onze initiatiefwet voor
minimumstraffen die binnenkort naar buiten komt, zal steunen opdat
hufters en boeven harder kunnen worden aangepakt en inderdaad de
gevangenis ingaan. Nu staan zij binnen 24 uur met een schouderklopje
buiten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Overdrijven is ook een vak.
De minister is van mening dat het rapport van de Algemene Rekenkamer te
veel geënt is op het verleden, op de periode tot en met 2006, en zij
wijst erop dat er veel is gebeurd in 2007 en 2008. Ik vraag haar om dit
nader te onderbouwen c.q. om aan de Rekenkamer te vragen of zij de
periode 2007 en 2008 of een deel daarvan wil betrekken bij haar
onderzoek en dit te relateren aan haar conclusies in het rapport. Ik
hoor de minister niet spreken over de lessen die uit het rapport kunnen
worden getrokken. Eigenlijk veegt zij de vloer aan met de Rekenkamer.
Zij neemt aanbevelingen niet over en onderschrijft ze niet. Het is een
kritisch rapport en de minister gaat daar in mijn ogen te gemakkelijk
mee om. De Rekenkamer is geen instituut van likmevestje.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister zegt dat de Algemene
Rekenkamer zich vooral op het verleden richt en dat er een goed
handhavingsysteem op Europees niveau moet komen. Daar zijn wij ook voor,
maar het is de vraag wanneer er nu helderheid wordt verschaft. Ik
verwacht niet dat alle Europese landen gelijk gaan handhaven. Uit de
rapporten blijkt dat Nederland het redelijk doet -- laat ik dat nog even
zeggen, ook voor mijn collega's -- maar dat de rest niets doet.

De heer Koppejan (CDA): Ik sluit me op het punt van de handhaving graag
aan bij de vorige sprekers. Wij hebben ook concrete suggesties uit de
praktijk gekregen, met name met betrekking tot de visstroperij die nog
steeds toeneemt. Ik overhandig die suggesties graag aan de minister. Ze
zijn afkomstig van de Dienst Waterpolitie van de KLPD. Zij hoeft er niet
nu op te reageren, maar als zij bereid is om schriftelijk te reageren,
zijn wij al geholpen.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de leden voor de vragen die zij
hebben gesteld. De heer Graus heeft erop aangedrongen dat ik met de
minister van Justitie spreek over de mogelijkheid van zwaardere
straffen. Ik ken het punt. Ik adviseer hem om dit samen met zijn
collega's in de Kamer te regelen met de minister van Justitie. Ik ben
blij met de bestuurlijke boetes en de bestuurlijke
handhavingmogelijkheid waardoor wij, als het nodig is, een schip aan de
ketting kunnen leggen zodat het gedurende enige tijd niet kan uitvaren.

	Ik vind dat mevrouw Van Gent onrecht doet aan mijn reactie op het
rapport van de Algemene Rekenkamer. Ik heb gezegd dat ik blij ben met
rapporten van de Algemene Rekenkamer, omdat je daarvan het nodige kunt
leren. Wij kijken altijd naar die rapporten en proberen er iets van op
te steken. Dat hebben wij nu ook gedaan, maar ik mag dan toch ook wel de
nodige mitsen en maren uiten? Ik heb die ook in een reactie aan de
Rekenkamer geuit en in een uitvoerige brief aan de Kamer. Dat is een
brief van veertien bladzijden waarin ik uitermate serieus inga op de
bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Ik trek de lessen uit het
rapport die passen in onze gerichtheid op de toekomst, maar dan moeten
wij wel de technieken en mogelijkheden die er zijn, slagvaardig en
effectief kunnen inzetten.

	Ik ben dus niet van plan om nu er net een eerste controle is afgerond,
al weer om een nieuwe controle te vragen. De Algemene Rekenkamer houdt
de vinger aan de pols. Er komt vast weer een nieuwe controle en tot die
tijd zijn wij bezig met effectieve handhaving.

	Mevrouw Snijder vraagt wanneer er een Europees systeem komt. Er wordt
gewerkt aan een handhavingplan en het controleplan is bijna klaar. Ik
zit mijn Europese collega's echt stevig achter de vodden om daarvan nu
werk te maken, want naast bijvangst is handhaving natuurlijk ook een
uitermate belangrijk onderwerp.

	Er is al eerder met de Kamer gesproken over de visstroperij. Dit is een
belangrijk punt van aandacht op de binnenwateren. Door de inzet van de
AID zijn er drie regionale visstroperijteams opgezet en die zullen de
komende periode actief blijven. Daarnaast wordt visstroperij een
misdrijf dat strafbaar is onder de Wet op de economische delicten. Als
gevolg daarvan kan een breed scala van opsporingsmethoden worden ingezet
en zijn strengere straffen mogelijk. Aanhouding op heterdaad is niet
meer nodig. Op deze wijze kan de beschikbare opsporings- en
handhavingcapaciteit zo effectief mogelijk worden gebruikt.

Ook wat dat betreft zijn alle plannen en ideeën welkom, maar ik zal de
KLPD het adres en het telefoonnummer van de Algemene Inspectiedienst van
LNV nog een keer opsturen, want wij zijn elke dag bereikbaar en
beschikbaar om de suggesties aan te horen.

	Dan kom ik bij het aalbeheerplan. Iedereen heeft gevraagd hoe dit plan
tot stand is gekomen. Dit plan is tot stand gekomen op initiatief van
het Interdepartementaal overleg van de visserij, het zogenaamde IDOV.
Het binnenvisserijbeleid is in toenemende mate van belang voor
waterbeheerders. Naast de visserijsector, de beroeps- en de
sportvisserij, zijn er ook bij betrokken het ministerie van Verkeer en
Waterstaat, Rijkswaterstaat en de Unie van Waterschappen en daarnaast
niet gouvernementele organisaties, zoals de Stichting Rijnwater en
Natuurmonumenten. LNV is voorzitter.

	Op verzoek van het IDOV is er een klankbordgroep aalbeheer ingesteld.
Naast de IDOV-leden hebben ook de aalkweek, de energiemaatschappijen,
andere wetenschappelijke instellingen en andere niet gouvernementele
organisaties deelgenomen aan de klankbordgroep. Deze groep is sinds het
begin van dit jaar actief. De groep heeft haar advies op 2 oktober
uitgebracht. Het is vervolgens op bestuurlijk niveau in het
IDOV-directeurenoverleg besproken. Daarnaast is er
bestuurlijk-bilateraal met de sectororganisaties, dus de
visserijorganisaties gesproken. Ik heb het aalbeheerplan geagendeerd
voor het aanstaande bestuurlijk overleg met het Productschap vis in
december. Ik ben van mening dat deze aanloop heel zorgvuldig is geweest.
Ik heb ingezet op het aan tafel krijgen van de verschillende spelers.
Zij zouden er gezamenlijk met elkaar uit moeten komen. Op basis van dat
proces hebben wij het beheerplan opgesteld.

	In een aantal gevallen ging de klankbordgroep verder dan in mijn
voorstel staat. De klankbordgroep adviseert bijvoorbeeld de
beroepsvisserij vier maanden te sluiten, maar ik heb voor twee maanden
gekozen. De maanden september en oktober zijn de maanden waarin de
meeste schieraal naar zee trekt. De sluiting van twee maanden draagt dus
het meest direct bij aan de vergroting van de paaistand van de aal.
Voortplanting is cruciaal. In dezelfde periode zal ook de visserij op
rode aal zijn verboden. Deze maatregel geldt ook voor de visserij in
kustgebieden. Ik effectueer deze maatregel door een verbod op het
gebruik van aalvistuigen in deze periode. Daarnaast stop ik met het
uitgeven van vergunningen voor het recreatief vissen met
beroepsvistuigen in de kustwateren en met het uitgeven van
peurvergunningen. Ik stel visserijvrije zones in bij locaties die zeer
belangrijk zijn voor de migratie van de aal. Ik verwacht dat dit pakket
van maatregelen voldoende is en zal bijdragen aan het herstel van de
aalstand. Aalvisserij buiten deze periode blijft mogelijk binnen de
kaders die er nu ook al zijn. Ik heb in de richting van de heer
Polderman aangegeven dat er een mogelijkheid is om te komen tot een
ontheffing van het visverbod indien er een goed plan vanuit de
Visstandbeheercommissie wordt ingediend. Die uitnodiging ligt daar ook.

	Ik vind dat ik al met al een zorgvuldig traject heb ingezet en dat er
alle tijd en gelegenheid is geweest om inbreng te leveren en voor die
inbreng draagvlak te verwerven. De Kamer vraagt nu om een second
opinion, maar eigenlijk is dat al een third opinion. Er heeft namelijk
ook al een controle van het IMARES in het kader van het streefbeeld
plaatsgevonden. Dat hebben wij al een keer bekeken. Ik doe de Kamer toch
een voorstel. Wij zijn als lidstaat gehouden om voor 31 december een
plan naar Brussel te sturen. Ik houd aan die datum vast, want dat doen
wij ook bij andere lidstaten. Wij hebben elkaar serieus te nemen met het
oog op de zorgwekkende situatie van de aal.

Geen enkele spreker heeft onder stoelen of banken gestoken dat de
noodzaak om hieraan iets te doen, heel groot is. Ik ben bereid tot een
derde opinie, een "third opinion", ten aanzien van het streefbeeld,
andere mogelijkheden et cetera. Ik ben bereid om, als dat onderzoek is
gedaan, een en ander te bespreken met de visserijsector, zowel de
beroepsvissers als de sportvissers. Ik moet ook bezien of het IDOV zich
hierin kan vinden. Ik ben bereid om vervolgens de Kamer hiervan in
kennis te stellen en daarnaast bij Brussel een haakje te maken en te
zeggen: dit is het aalbeheerplan tot nu toe, maar op grond van nieuwe
inzichten en bevindingen komen wij begin volgend jaar -- medio volgend
jaar moet een en ander immers werk in uitvoering worden -- mogelijk met
aanvullende of gewijzigde voorstellen.

	Dit wil ik de Kamer, alsmede de sector, aanbieden. Ik dien het plan in,
waarin ik duidelijk aangeef dat ik mogelijk met een andere aanpak van de
uitvoering kom, aangezien er momenteel nog nader onderzoek wordt gedaan
en dat ik dit, indien nodig, in ieder geval in de eerste helft van
volgend jaar doe. Dat zou mijn aanbod zijn. Daarmee doen wij immers
recht aan de zorgen van Kamer en aan wat er allemaal is gebeurd. Wij
zullen een uiterste poging doen, opdat iedereen weet waar hij aan toe
is. Er zal nu echt iets moeten gebeuren, omdat wij met elkaar
verantwoordelijk zijn voor het herstel van de aal in de komende jaren.
Wij geven elkaar nog de kans, maar wij zullen elkaar wel stevig beet
moeten pakken om inderdaad resultaat te boeken.

	De heer Polderman heeft gevraagd naar de oorzaak van het instorten van
het oude bestand. Er is geen eenduidige oorzaak; er zijn verschillende
factoren. Deze variëren van veranderingen in de oceaan, in het klimaat,
tot vervuiling van binnenwateren, migratieproblemen en visserij. Ik denk
dat het vaak een samenspel is van dit soort factoren.

	Onder anderen de heer Koppejan en mevrouw Jacobi hebben aangegeven dat
het belangrijk is dat er een verbod komt op de export van glasaal naar
landen buiten de Europese Unie. Sommigen hebben de import naar en de
export uit China genoemd. De CITES-verordening wordt op 13 maart 2009
van kracht. Deze verordening gaat hierover. Op dit moment wordt in het
wetenschappelijk comité overlegd of export van glasaal nog kan
plaatsvinden. Kernpunt hierbij is dat export niet schadelijk mag zijn
voor het voortbestaan van de soort. Wij zijn als Nederland ook
vertegenwoordigd in dit comité. Mijn inzet is erop gericht om de export
van glasaal naar landen buiten de Europese Unie te gaan verbieden en te
stoppen. Een en ander moet wel binnen de CITES-kaders plaatsvinden.

	Dan de import van aal uit China. De CITES-verordening beperkt de handel
in aal van en naar de Europese Unie. Andere importbeperkingen moeten
genomen worden in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Er zijn
beperkte importheffingen op de import van vis in internationaal kader.
Er zijn geen plannen om de beperkingen te vergroten of de tarieven te
verhogen. Wel is het zo dat als er minder glasaal van de Europese Unie
naar China gaat, minder volwassen kweekaal van China terugkomt naar
Europa. In die zin versterkt een en ander elkaar dus wel.

	De heer Polderman heeft gevraagd naar de onderbouwing van het bedrag
van €400.000 ter compensatie van de beroepsvissers. Dit betreft een
gedeeltelijke schadeloosstelling, ter compensatie voor de sluiting.
Inderdaad komt dit geld uit het Europees Visserijfonds.
Schadeloosstelling kan alleen in dit kader. Deze is voorzien voor
verscheidene jaren, maar niet voldoende voor een volledige dekking van
de schade. Dit is deels ook een ondernemersrisico.

	De heer Cramer heeft gevraagd hoe het zit met de inzet van de
waterkrachtcentrales in het convenant.

Op dit moment is er bestaand beleid. Bij nieuwe centrales komt er de
verplichting om een visgeleidingssysteem aan te leggen. Ik wijs in dit
verband op een experimenteel systeem dat wordt aangelegd in Linnen.
Verdere afspraken wil ik in een convenant vastleggen. Al in 2009 moeten
de waterkrachtcentrales maatregelen nemen om de aalsterfte te beperken.
Die moeten een minimale reductie van 35% opleveren. Op dat punt werk ik
graag samen met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, want ook
op dat beleidsterrein ligt een grote verantwoordelijkheid. Ik ga ook met
de waterkrachtcentrales en de grote energiemaatschappijen zelf praten,
want ik vind dat die een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid op
dit punt hebben. Ik zal ze daarop ook aanspreken. Waar mogelijk zal ik
dat doen met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

	De heer Graus heeft mij gevraagd of ik mij realiseer dat de vissers al
in augustus hun fuiken moeten weghalen, zodat zij feitelijk nog een
maand verliezen. Ik denk niet dat dat nodig is. De vissers kunnen dat
sneller. Toch ben ik bereid daarover praktische afspraken te maken,
zodat de sluiting van twee maanden niet onnodig wordt verlengd. Ik heb
namelijk veel gevoel voor de bezwaren die men hiertegen toch al maakt.
De noodzaak om het te doen is echter groot. Een andere vraag van de heer
Graus betrof de compensatie. Ik heb een financiële compensatie voor de
gederfde inkomsten. Verder wordt de verbreding van de binnenvisserij
onderzocht in het kader van de toekomstvisie voor dat traject. Ik dacht
dat ik hiermee de vragen in verband met het aalbeheerplan in eerste
termijn heb beantwoord.

De voorzitter: Ik constateer dat alle fracties vragen willen stellen. Ik
geef het woord aan de heer Koppejan. Ik verzoek de leden om het kort en
bondig te houden, omdat wij anders echt in tijdnood komen.

**

De heer Koppejan (CDA): Ik dank de minister voor de toezeggingen, met
name met betrekking tot de third opinion. De volgende vraag staat echter
nog open: met welk plan gaat de minister voor 31 december naar Brussel?
Mijn fractie heeft gevraagd om een plan dat alleen een opsomming is van
alle mogelijke maatregelen, zonder daarbij al keuzen te maken. Op die
manier zou de minister ruimte kunnen scheppen voor het overleg met de
visserijsector, waar zij kennelijk nu ook mee wil instemmen. Met dat
overleg wordt voor de vissers de mogelijkheid geschapen om met
alternatieven te komen. Is de minister bereid een plan dat nog niets
vastlegt en alle opties openlaat naar Brussel te sturen? Op die manier
zou daadwerkelijk sprake kunnen zijn van een goed overleg met de sector.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik vraag de minister of Brussel wijzigingen
achteraf accepteert. Ik denk van wel, maar ik wil het zeker weten. En
wat doet de minister met de vandaag aangedragen alternatieven bij de
petitie van de Combinatie van Beroepsvissers?

De heer Polderman (SP): Ik wil meer helderheid krijgen om te beslissen
of mijn fractie een motie in moet dienen. Ik begrijp niet wat er in de
brief staat over de decentrale invulling en de mogelijkheden van de
VBC's. Op pagina 6 schrijft de minister dat decentrale invulling twee
maanden voor de voorgenomen sluiting mogelijk is. Over welk jaar heeft
men het daar? Bovendien schrijft de minister op de pagina ervoor dat zij
ervoor kiest om aalmaatregelen voor zover het de visserij betreft,
centraal in te vullen. Dat is met elkaar in tegenspraak. Mijn vraag is
of het aalplan -- dat wij voor 31 december moeten inleveren -- die
ruimte biedt. Ik begrijp wel dat de minister nu het plan wil indienen,
om later de mogelijkheden voor de VBC's te verruimen. Toch bestaat er
met dit plan te veel onduidelijkheid.

	Wij konden een zucht door de zaal horen, waaruit bleek dat de
€400.000 niet echt goed is gevallen, om het voorzichtig te zeggen.
Mijn fractie wil meer horen over de onderbouwing van dat bedrag.

De heer Van der Vlies (SGP): In aansluiting op de vraag van mijn collega
Koppejan, vraag ik de minister wat de precieze aard is van het plan dat
per 31 december aanstaande wordt neergelegd in Brussel. En wat is de
betekenis van het haakje? Kan het betekenen dat de regeling die de
vissers twee maanden stil laat liggen verdwijnt en dat wordt subsidie
gegeven wordt aan alternatieve plannen? Een voorbeeld van dat laatste is
de "uitzetvisserij", om het samen te vatten in één woord.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister begint over een nieuwe
klankbordgroep, EDOF et cetera, en meldt dat een zorgvuldig traject is
bewandeld. Ik vind dat erg vreemd. Via de mail -- en ik ga ervan uit dat
het zorgvuldig is -- hebben wij vernomen dat in 2005 sportvissers,
beroepsvissers en natuurorganisaties zelf een aalherstelplan hebben
gemaakt. Vervolgens hebben zij aangeven dat dit in gang is gezet en aan
de vorige minister is aangeboden, maar dat daarna bestuurlijk niets meer
is vernomen van het ministerie en dat in oktober dit plan is gekomen. Ik
kan mij niet voorstellen dat er een zorgvuldig traject is bewandeld,
waarbij al deze groeperingen zijn betrokken. Ik vind dat erg slordig. Ik
heb de minister gevraagd of zij daarvan op de hoogte is en wat zij erop
te zeggen heeft. Ik heb al aangegeven dat de VVD-fractie niet akkoord
gaat met het tweemaandenverbod, omdat zij grote zorgen heeft over wat er
bij de gemalen gaat gebeuren. Zolang dat niet op orde is, zullen de
palingen die naar buiten willen -- en dat willen ze -- vermorzeld
worden. Wat is er dan handiger dan daarop iets anders te verzinnen? Denk
aan terugzetten aan de achterkant en veel meer de vissers inzetten et
cetera, maar zo rücksichtslos een verbod helpt niet.

De heer Cramer (ChristenUnie): Ik dank de minister voor het antwoord,
want het is wel vrij uitgebreid geweest. Ik worstel wel een beetje met
haar opmerking dat zij de sector tegemoet heeft willen komen door van
vier maanden, wat het oorspronkelijke voorstel was, naar twee maanden te
gaan. De sector, zelf kijkend naar de problemen op een aantal punten,
heeft aangegeven dat hij ingeschakeld wil worden. Als men niet mag
vissen, wil men meewerken -- dat bedoelde ik met de groene en blauwe
diensten -- om bijvoorbeeld de vis over te zetten, uit te zetten, weg te
brengen of wat dan ook. Verzin maar een mogelijkheid. U kunt wel horen
dat ik geen visserman ben! De wens is om ze daarvoor in te schakelen en
daarvoor ook een vergoeding te geven. Dan kan de sector overleven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoor de minister weer stoer zeggen dat zij
de sector tegemoet is gekomen. Dat is precies waarover de Rekenkamer het
heeft: ecologie voorop en niet naar de economische kortetermijnbelangen
kijken. Het verbaast mij werkelijk dat de minister niet eens kan
onderbouwen waarom zij naar twee maanden gaat. Mijn punt is dat er
ecologische risico's worden genomen. In haar plannen erkent zij dat wat
het uitzetten van gekweekte aal betreft. Zij zegt dat zij de risico's zo
veel mogelijk gaat uitsluiten, maar zij kan het dus niet garanderen. Het
kost ook geld, namelijk drie ton per jaar voor het uitzetten van aal en
een financiële bijdrage aan het onderzoek. Daarvoor is geen bedrag
aangegeven. Ik wil weten hoeveel het is. Ik wijs de minister op haar
denkfout, ook hier weer. Zien wij ten slotte die vier ton compensatie
ieder jaar terug op de begroting zonder dat wij er een perspectief aan
koppelen voor de sector? Moeten wij niet gewoon het geld gebruiken om
een aantal vissers uit te kopen zodat er een sector overblijft die het
misschien nog wel kan rooien?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De minister komt nu als een soort van
duveltje uit een doosje met een third opinion. De minister moet toch
iets, want het CDA beschuldigt haar van een onzorgvuldig traject.
Volgens mij heeft zij helder aangegeven dat daarvan geen sprake is. Ik
vind dat bij third opinion een onzorgvuldig traject wordt ingezet, want
de minister noemt de halve wereld. Maar zij heeft het helemaal niet over
het Wereld Natuur Fonds of Noordzee. Die hebben ook een mening gegeven
over meer maanden sluiten. Als de minister toch die third opinion
vraagt, lijkt het mij volstrekt logisch dat zij ook deze clubs erbij
betrekt. De waarheid ligt misschien ergens in het midden, maar het lijkt
nu alsof wij overstag moeten gaan naar slappe teksten omdat haar ten
onrechte een onzorgvuldig traject wordt verweten. Er moet toch niet
selectief in gewinkeld worden.

	Het haakje Brussel is bijna een haakje aan je neus. Ik ben er niet zo
voor. Ik dring erop aan dat voor 31 december duidelijk is wat er gaat
gebeuren, dat de minister de eerder ingezette weg niet verlaat en dat
wij voor die tijd geïnformeerd worden wat dat haakje precies gaat
inhouden, als die er komt. Ik maak mij daar toch wel zorgen over.

De heer Graus (PVV): Ik ben heel blij, want ik heb in eerste termijn de
minister gevraagd om aan tafel te gaan zitten met de vissers om
rechtstreeks te overleggen, zonder tussenkomst van mensen. Neem hierin
echter ook het ongelijke speelveld van Europa mee, in de ons omringende
landen, en de oorzaken van dit ongelijke speelveld.

Dat is immers heel belangrijk. Wij kunnen het hier wel goed voor elkaar
hebben voor onze vissers, maar zij ondervinden nog nadeel als andere
landen het niet goed voor elkaar hebben.

	Ik heb erop gewezen dat de vissers al in augustus de fuiken moeten
weghalen en pas in december weer kunnen opstarten. Zij hebben een
vertraging, want zij moeten eerder stoppen en kunnen pas later beginnen.
Er komt een paar weken bij; het wordt een kleine drie maanden. Als zij
evenveel personeel hadden als de minister op het ministerie van LNV, zou
het misschien wel lukken, maar zij moeten het doen met beperkte kracht.

Minister Verburg: Voordat ik de vragen beantwoord, wil ik onderstrepen
dat wij niet moeten onderschatten hoe dramatisch het is gesteld met het
aalbestand. Dat moeten wij niet veronachtzamen en elkaar daarin
buitengewoon serieus nemen. Wij hebben gezamenlijk de
verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het aalbestand zich
herstelt. Laat ik u een ander perspectief voorhouden. Als dat niet
gebeurt, is de aalvisserij binnen een paar jaar niet meer nodig. Als wij
niet zeggen dat het een tandje lager en minder moet, dat er niets mag en
niet kan, worden wij door Europa in gebreke gesteld, laten wij een
verantwoordelijkheid lopen en dat is nog veel erger. Dat telt voor mij
heel zwaar. Ik wil een herstel van de aalstand en ervoor zorgen dat de
aalvisserij over vijf of over tien jaar nog bestaat.

	Velen hebben gevraagd wat mijn plan behelst. Ik stel de Kamer voor om
een derde opinie te vragen. Zijn de uitgangspunten goed? Welke
maatregelen worden voorgesteld? Zijn er alternatieven die hetzelfde
effect sorteren, die de aalstand substantieel verbeteren?

	Wij geven de opdracht voor een derde opinie over het aalbeheerplan. Ik
ben bereid om die met de sector en met de andere partners te bespreken.
In dat overleg zitten ook de ngo's. Ook dit moet een gedragen verhaal.
Als er alternatieve voorstellen komen, moet daar draagvlak voor zijn en
moet gezamenlijk de vraag gewogen worden of men het hiermee redt. Leidt
dat inderdaad tot verbetering van de aalstand en van het
toekomstperspectief van de aalvisserij?.

	Het is mogelijk dat het allemaal kan binnen een maand, maar wij moeten
ons daarover niet te veel illusies maken. Als het aalbeheerplan niet
voor de kerst rond is, zal ik het huidige aalbeheerplan naar Brussel
sturen met daarbij een brief dat wij mogelijk voor april 2009
wijzigingsvoorstellen doen voor een andere aanpak. Er moet een plan
liggen en dan zal de Europese Commissie ook toestaan dat wij
wijzigingsvoorstellen doen. Die alternatieven moeten er dan wel zijn en
op draagvlak kunnen rekenen. Zij moeten natuurlijk ook effectief zijn.
Dat is mijn voorstel. Op die manier voldoen wij aan onze verplichting
jegens Brussel. De Europese Commissie zal die voorwaarde accepteren
omdat wij die als lidstaat kunnen stellen. Wij moeten elkaar wel serieus
nemen. Wij doen het een maar wij laten het ander niet. Wij gaan kijken
of er nog andere alternatieven zijn die kunnen rekenen op draagvlak en
bovendien het gewenste effect sorteren, want dat moet. Wij regelen in
Brussel dat wij die alternatieven kunnen inbrengen. Wij moeten dan wel
komen met zeer serieuze plannen. Op de vraag van de heer Cramer of
daarin blauwgroene diensten kunnen, is het antwoord ja, mits sprake is
van voldoende draagvlak, budget en heldere afspraken die werkelijk
effect sorteren.

De heer Van der Vlies vraagt: is het denkbaar dat die bepaling over de
twee maanden komt te vervallen? Dat is niet ondenkbaar, maar daar zal
wel iets tegenover moeten staan, iets wat buitengewoon effectief is. Ik
zie aan de mimiek van mevrouw Snijder dat zij mij begrijpt. Ik vind dat
wij elkaar op dit punt niet verkeerd mogen verstaan. De race wordt niet
gemakkelijk, maar ik ben bereid om die extra slag te maken, maar dan wel
onder voorwaarden en met inachtneming van de begrippen substantieel,
draagvlak en effectiviteit. Dat is mijn voorstel.

De heer Polderman vroeg wat centraal gebeurt en wat decentraal. Ik heb
centraal een regel gesteld, maar ik stel de visstandbeheercommissie in
de gelegenheid om decentraal met alternatieven te komen. Inderdaad, die
alternatieven moeten er in 2009 zijn en twee maanden voor de bewuste
datum, zodat er tijd is om ze te kunnen beoordelen. Er is het verzoek
van de visstandbeheercommissies om zelf het nodige te kunnen doen. Ik
wil daarin bewilligen, maar ook dat valt onder het kopje "buitengewoon
serieus", want wij staan voor een zeer grote opdracht.

Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag gesteld over de compensatie van
€4000 en de €3000 voor onderzoek. Die uitgave wordt zichtbaar op
mijn begroting, maar dan wel onder het beslag van dit aalbeheerplan.
Mocht daarvoor, alles overwegende, aan het eind van dit jaar of aan het
begin van volgende jaar een alternatief komen dat op voldoende draagvlak
kan rekenen en dat mogelijk is met inachtneming van de regels, dan kan
natuurlijk een wijziging worden aangebracht. De kosten voor het
onderzoek van drie ton naar het uitzetten van aal om tot herstel te
komen, Uitzet monitoring en onderzoek, staan ook op mijn begroting.

Tegen de heer Graus heb ik al gezegd dat ik rekening zal houden met het
feit dan een termijn nodig is voor het weghalen van fuiken. De vissers
krijgen daar voldoende tijd voor, maar hij en ik kennen de praktijk goed
genoeg om te weten dat de vissers daar geen maand voor nodig hebben.

Tegen de heer Polderman zeg ik dat Europa vrij strenge regels heeft voor
staatssteun. Europa staat ons echter zoveel ruimte toe dat wij
€500.000 kunnen besteden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb gevraagd hoe het zit met het
feit dat de minister drie ton beschikbaar stelt voor het uitzetten van
aal en dat zij daarnaast een financiële bijdrage levert voor het doen
van onderzoek. Is er dan drie ton plus een beetje beschikbaar of moet
het onderzoek met die drie ton worden uitgevoerd?

Minister Verburg: Het onderzoek naar de voortplanting van aal moet ook
met die €300.000 gedaan worden. Wij weten overigens nog heel weinig
van die voortplanting.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Het ging mij niet zozeer om de vraag
waar die €400.000 precies vandaan komt. Waar die vandaan komt is wel
duidelijk. Het ging mij om de consequenties. Welke bedrijven kunnen
daarmee in stand worden gehouden en hoeveel mensen worden hiermee
geholpen?

Minister Verburg: Het gaat om een periode van twee maanden en om een
buitengewoon serieuze situatie. Tijdens de overige maanden is er nog wel
iets mogelijk. Ik heb aangegeven dat de visstandbeheercommissies met
alternatieven kunnen komen. Ik ben bereid om die alternatieven zeer
serieus in aanmerking te nemen. Ik zeg erbij: dit is geen kinderachtige
zaak. Met mijn algemene inleiding heb ik aangegeven dat het met sommige
soorten beter gaat, maar dat wij met het werken voor een aantal
vissoorten nog een hele moeilijke weg te gaan hebben. Dat ontslaat ons
echter niet van de verplichting om datgene te doen wat wij ons hebben
voorgenomen.

De heer Koppejan, mevrouw Jacobi en de heer Cramer hebben gevraagd of
het mogelijk is om certificering te stimuleren. Ik vind het mogelijk om
de certificering van vis en visproducten te versterken. Gelukkig vinden
de vissers dat ook. Certificering is wel een private
verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Er
zijn geen specifieke middelen voor het certificeringstraject
gereserveerd, maar om de certificering van vis en visserijproducten te
stimuleren, wil ik aan dit punt aandacht besteden bij de
innovatietrajecten van LNV en dan via de zogenaamde kenniskringen. Er
kan nu al het nodige, maar ik zal dit punt nog eens extra onder de
aandacht van betrokkenen brengen.

Ook de verdere uitwerking van het convenant kan hieraan een bijdrage
leveren.

Engeland, Schotland en Frankrijk zouden geld beschikbaar stellen voor
assessments, maar dat doet Nederland ook al. In het kader van het
Europees Visserijfonds zijn daarvoor mogelijkheden. Die zijn echter niet
alleen voor assessments, maar ook voor allerlei andere goede
initiatieven op het gebied van certificering. De mogelijkheden zijn er.
Het is aan het bedrijfsleven om ze optimaal te benutten. Als daarover
verwarring is, zeg ik graag toe dat ik alle mogelijkheden nog een keer
precies op een rijtje zet. Ik treed dus niet in de private
verantwoordelijkheid, anders komt er geen certificering. Het is namelijk
een private verantwoordelijkheid om die aan te vragen. In de aanloop
daar naartoe zijn er echter verschillende mogelijkheden die wij op een
rijtje zullen zetten en die wij aan de verschillende
visserijorganisaties laten weten. U hoort dat natuurlijk ook van mij.

De voorzitter: Van het lid Koppejan ligt er overigens een amendement. Ik
ga ervan uit dat u daarop in tweede termijn nader terugkomt.

**

Minister Verburg: Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of er meer zogenaamde
geïntegreerde visserijvergunningen worden verstrekt in het kader van de
kleinschalige visserij op de Wadden. Het valt niet mee om vissers aan de
huidige pilot mee te laten doen, moet ik eerlijk zeggen. Het betekent
namelijk dat zij soms gegevens moeten leveren en bereid moeten zijn, in
een traject mee te werken. Ik ben bereid om te kijken of het haalbaar
is, als er een zeer concrete vraag ligt. In de praktijk werkt het echter
niet altijd even enthousiast uit. Ik bied de opening. De vissers zijn
zelf aan zet om die aan te vragen.

	Zij heeft ook gevraagd naar de werkzaamheden van het VIP, het Visserij
Innovatie Platform. Eind 2009 loopt de eerste periode af. Dan komt er
een evaluatie. Dat gaat ook over het vervolg van de VIP-activiteiten.
Wij kunnen dan bekijken of de openstelling van het VIP voor de kust en
de visserij mogelijkheden biedt. In de activiteiten van het VIP is
overigens nu al alle ruimte voor de inzet en betrokkenheid van de
vissers en de visserij in de Waddenzee. Volgens mij is dit ook formeel
zo. Wij zullen bekijken of wij de vraag of dit klopt, mee kunnen nemen.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste
termijn van de minister. Ik stel het volgende voor: de tweede termijn
bestaat uit het voorlezen van de moties en het mogelijkerwijs in één
gewone normale Nederlandse zin trekken van een conclusie. Er worden dus
geen lange betogen gehouden. Ik constateer dat de Kamer hiermee akkoord
gaat. Degenen die nog interrupties over hebben, dat zijn de heer Cramer,
mevrouw Van Gent, mevrouw Ouwehand en de heer Van der Vlies, geef ik
iets meer ruimte. Ik houd het allemaal strak bij.

**

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik heb het idee dat de minister de
Kamer redelijk ver tegemoetkomt. Ik dank haar voor de beantwoording van
mijn vragen. Ik ben het met de minister eens dat niemand de zorg over de
aalstand ter discussie stelt. Mijn pleidooi is dan ook niet om het een
tandje minder te doen, maar wel een tandje anders. Ik dien daarom de
volgende motie in. Ik hoop dat de minister zich daarin kan vinden.
Wellicht hoeft de motie dan niet in stemming te worden gebracht.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

- de palingstand zich in een uiterst zorgwekkende staat bevindt;

- Nederland gehouden is een nationale inspanning te leveren aan het
Europese herstelplan aal;

- het nationale herstelplan het meeste kans van slagen heeft als er
draagvlak is bij alle betrokkenen;

constaterende dat er nog geen overeenstemming is over de
wetenschappelijke aannames aangaande het streefbeeld voor aal uit het
IMARES-rapport waarop het herstelplan wordt gebaseerd;

verzoekt de regering:

- zo spoedig mogelijk een second opinion te laten verrichten naar de
aannames van IMARES waarop het herstelplan is gebaseerd;

- de Kamer te informeren over wat de gevolgen zijn van de voorgestelde
stillegperiode voor de betrokken visserijbedrijven en daarmee
inzichtelijk te maken of het gereserveerde bedrag van €400.000
voldoende is voor een redelijke compensatieregeling;

- het nationale herstelplan aal zodanig op te stellen en uit te werken
dat betrokken palingvissers zo optimaal mogelijk kunnen worden
ingeschakeld in beheerplan(nen) welke als doel dienen te hebben een zo
snel mogelijk herstel van de aalstand,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Polderman en
Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 21 (31700-XIV).

**

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik heb een paar vragen waarop de
minister misschien schriftelijk wil terugkomen. Kan de minister antwoord
geven op de vraag met betrekking tot de samenwerking tussen het Zeeuwse
tongproject en het IJmuidense kweekbedrijf van tong? Ik heb gevraagd of
de minister bereid is dat soort samenwerking meer te stimuleren, zodat
men van elkaars kennis gebruik kan maken. Mijn tweede vraag is of de
minister mee wil werken aan het pilotproject van de Zeeuwse
Milieufederatie, het Wereld Natuur Fonds en de mossel- en oestersector.

Minister Verburg: Voorzitter. Een punt van orde. De eerste vraag heeft
de heer Koppejan in eerste termijn gesteld, maar de tweede vraag niet.
Ik weet niet hoe de spelregels zijn, maar…

De heer Koppejan (CDA): Ik stel gewoon een vraag. Het is aan de minister
om die te beantwoorden.

De voorzitter: De heer Koppejan gaat nu zijn moties indienen.

**

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dien twee moties in. De eerste
betreft het aalbeheerplan en de tweede betreft certificering.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het niet goed gaat met het Europese aalbestand;

constaterende dat de EU-lidstaten hun nationale aalbeheerplan voor
goedkeuring dienen in te dienen bij de Europese Commissie;

oververwegende dat noodzakelijke maatregelen die het herstel van het
aalbestand beogen, pijnlijke gevolgen zullen hebben voor beroepsvissers
die bij hun broodwinning in belangrijke mate afhankelijk zijn van de
aalvangst;

overwegende dat de direct betrokkenen vanuit de binnenvisserij
vertegenwoordigd door de Combinatie van Beroepsvissers, de PO-IJsselmeer
en het Productschap Vis tot op heden onvoldoende inspraak hebben gehad
op het voor hen zo belangrijke aalbeheerplan;

overwegende dat de uitvoering van een aalbeheerplan meer kans heeft op
succes naarmate er vooraf meer inspanningen zijn verricht om alle
partijen te betrekken bij de opstelling en wijze van uitvoering van de
plannen;

verzoekt de regering:

- voor 31 december 2008 een nationaal aalbeheerplan naar de Europese
Commissie te sturen waarin nog alle ruimte wordt gelaten voor een nadere
invulling en het maken van definitieve keuzes ten aanzien van de te
nemen maatregelen;

- op korte termijn alle direct betrokkenen middels hun
vertegenwoordigers, alsnog inspraak te geven bij de definitieve
invulling van het aalbeheerplan en de Tweede Kamer hier voor 1 april
2009 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Jacobi,
Snijder-Hazelhoff en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 22 (31700-XIV).

**

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de samenleving en de consument steeds meer vraagt om
duurzaam gevangen vissen waarbij certificering van de
visserijactiviteiten steeds belangrijker wordt;

constaterende dat certificering van visserijactiviteiten de nodige
inspanningen en investeringen vragen van de ondernemer;

overwegende dat niet alle vissers die een duurzaamheidscertificaat
wensen, individueel of collectief in staat zijn om dit doel te bereiken
omdat het hen aan voldoende financiële draagkracht ontbreekt;

constaterende dat in verschillende EU-lidstaten de verantwoordelijke
visserijministers financiële middelen ter beschikking stellen om de
visserij te ondersteunen in het certificeringstraject;

van mening dat certificering van Nederlandse vis en visproducten
bijdraagt aan een transitie naar een meer duurzame visserij;

overwegende dat per amendement middelen in de begroting 2009, onderdeel
visserij, worden vrijgemaakt ter financiering van een nog op stellen
regeling ondersteuning certificering;

verzoekt de regering:

- een regeling ondersteuning certificering te ontwikkelen waarin vissers
uit alle visserijsectoren zowel op individuele basis als ook collectief
gebruik van kunnen maken;

- een regeling waarin het criterium van financiële draagkracht van de
aanvrager, meeweegt bij de toekenning en hoogte van de
overheidsbijdrage;

- bij het ontwikkelen van de regeling ook te kijken naar de opzet van
vergelijkbare regelingen in andere EU-lidstaten;

- de Tweede Kamer voor 1 april 2009 over de invulling en uitvoering van
de regeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Jacobi
en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 23 (31700-XIV).

**

De heer Koppejan (CDA): Ik wil nog een correctie aanbrengen. In het
amendement staat 5 mln, waar €500.000 had moeten staan.

De voorzitter: Dat is inmiddels al veranderd.

**

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik denk dat de minister goed heeft
begrepen dat breed wordt uitgesproken -- ook de VVD-fractie heeft daar
fors op ingezet -- dat de bijvangsten niet meer overboord zouden moeten.
De minister heeft daar het nodige over gezegd. Wij vinden dat dit een
van de speerpunten moet worden in de gesprekken over het Europees
visserijbeleid. Wij moeten toe naar selectievere vangstmethoden en niet
blijven zitten in innovatie en nog meer innovatie. Op een gegeven moment
moeten wij gewoon de slag maken om die methoden in te voeren.

Over het aalbeheerplan ben ik volgens mij duidelijk geweest door beide
moties daarover mede te ondertekenen. Ik heb uitgesproken waar wij
staan. Ik ga er ook van uit dat de minister probeert om daar handen en
voeten aan te geven en om in ieder geval de twee maanden effectiever te
laten zijn, want de VVD-fractie denkt dat het tweemaandenverbod absoluut
niet effectief is om de aalstand te verbeteren.

Het zit ons allemaal ontzettend dwars dat er zo veel glasaal wordt
opgekocht en geëxporteerd. Daarom dien ik de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het herstel van het palingbestand het essentieel is
dat er voldoende glasaal in de Nederlandse en Europese wateren aanwezig
is;

overwegende dat er nu door een aantal Europese lidstaten grote
hoeveelheden glasaal worden weggevangen en zelfs als delicatesse worden
geëxporteerd;

roept de regering op om alles in het werk te stellen dat er geen glasaal
meer wordt gevangen ten behoeve van de export maar enkel wordt ingezet
ten behoeve van het herstel van het palingbestand in de Europese
wateren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden
Snijder-Hazelhoff, Polderman, Cramer, Van der Vlies, Koppejan en Jacobi.

	Zij krijgt nr. 24 (31700-XIV).

**

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik dank de minister voor haar beantwoording in
eerste termijn. De minister zegt dat zij liever geen wettelijk kader
voor de vbc wil, maar wat mij betreft worden via een vbc juist een
wettelijke borging en rechtskracht gegeven aan de besluitvorming waar de
partijen het over eens zijn. Het gaat dan niet om directieven van LNV.
Ik denk dat wij die wettelijke borging ook nodig hebben om te kunnen
voldoen aan de doelstellingen van Brussel. Dat wil ik nog even gezegd
hebben. Ik had hierover een motie opgesteld, maar die houd ik nog even
bij mij, omdat ik op zichzelf kan leven met de toezegging van de
minister dat zij komt met een notitie over de vbc's. Ik denk dat dit net
zo snel werkt als het indienen van een motie.

	Over drie andere zaken wil ik wel een motie indienen. Allereerst dien
ik mede namens collega Koppejan de volgende motie in over het VIP.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het Visserij Innovatie Platform (VIP) bij uitstek het
middel is om ondernemers uit de gehele visserijketen die willen
innoveren en daarbij oog hebben voor economische, ecologische en
maatschappelijke aspecten, te stimuleren en ondersteunen;

overwegende dat vissers die in het gebied van de Waddenzee vissen ook
baat kunnen hebben bij ondersteuning door het VlP;

overwegende dat duurzame innovatie nog niet volledig geborgd is in de
visserij sector zelf en dat het VIP opgericht is in 2006 voor een
periode van drie jaar;

verzoekt de regering, te komen met een evaluatie van het functioneren
van het VIP tot nu toe en met een voorstel hoe het VIP of de taken van
het VIP in de toekomst een plaats kunnen krijgen, voor zowel de Noordzee
als ook de Waddenzee, en met deze evaluatie te komen voor september
2009,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en
Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 25 (31700-XIV).

**

Mevrouw Jacobi (PvdA): Mijn volgende motie gaat over de kleinschalige
visserij en luidt als volgt.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de toekomst voor vis en visserij gelegen is in een
evenwichtig en duurzaam ecosysteem en dat de kleinschalige duurzame
visserij hier een goede bijdrage in kan leveren;

overwegende dat de kleinschalige duurzame visserij grotere kans van
slagen heeft als vergunningen gecombineerd mogen worden;

constaterende dat geïntegreerde visserijvergunningen voor de
kleinschalige visserij nu niet mogelijk zijn en dat de huidige
regelgeving niet afgestemd is op de kleinschalige, duurzame vissers;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een regeling waardoor
kleinschalige, duurzame vissers gebruik kunnen maken van geïntegreerde
vergunningen met regelgeving die is afgestemd op kleinschalige, duurzame
visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 26 (31700-XIV).

**

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorts dien ik nog de volgende motie in over het
visserijkeurmerk.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er met betrekking tot op duurzame wijze gevangen of
gekweekte vis, er meerdere keurmerken in omloop zijn;

constaterende dat keurmerken niet altijd door een onafhankelijke
geaccrediteerde instelling wordt gecertificeerd;

constaterende dat de Nederlandse visserij kampt met een imagoprobleem
bij de Nederlandse consument;

van mening dat op kleinschalige, duurzame wijze gevangen vis een betere
positie op de afzetmarkt dient te krijgen door middel van een keurmerk;

overwegende dat certificering van het internationale Marine Stewardship
Council voor kleinschalige, duurzame visserij een goed keurmerk zou
kunnen leveren;

verzoekt de regering, een onafhankelijke instelling die onder
MSC-criteria geaccrediteerd is de certificering en controle op zich te
laten nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en
Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 27 (31700-XIV).

**

De heer Graus (PVV): Mijnheer de voorzitter. Ik had de motie van mevrouw
Snijder graag mee willen ondertekenen maar als Calimero word ik nooit
gevraagd.

De voorzitter: Als mevrouw Snijder het toestaat, kunt u er ook uw
handtekening onder zetten.

**

De heer Graus (PVV): ik heb een drietal moties.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, sanering in de mosselsector te voorkomen dan wel
te beperken door op korte termijn meer mosselzaadinvanginstallaties toe
te staan en inzaaiing in de Waddenzee mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 28 (31700-XIV).

**

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de economische, financiële en sociale gevolgen
voor de visserij en ons land in kaart te brengen nu er een in december
2008 nader te bepalen verlaging van de vangstquota zal worden opgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 29 (31700-XIV).

**

De heer Graus (PVV): Omdat ik altijd wat voorzichtig ben met
toezeggingen heb ik nog de volgende motie.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, met een reddingsplan te komen voor de aalvisserij
nu vele bedrijven het voorliggende Nationaal Aalbeheerplan niet kunnen
overleven opdat de aalvissers voor ons land behouden blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 30 (31700-XIV).

**

De heer Graus (PVV): Mijnheer de voorzitter. Ik zag dat de heer
Polderman de minister een cadeautje gaf. Ik heb hier een foto met een
lachende minister met paarden. Je ziet er allemaal lachende mensen op.
Ik hoop dat wij volgend jaar een foto hebben met allemaal lachende
palingvissers. Dat zou ik heel fijn vinden. Deze foto is overigens
gemaakt door een dierenarts.

(applaus op de publieke tribune)

De voorzitter: Iedereen is natuurlijk altijd voor lachende mensen.

**

Minister Verburg: Wat een leuke foto. Die is gemaakt op het
wereldkampioenschap vierspanrijden.

De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Het is altijd handig als de
minister helemaal uit haar dak gaat, zeker als het gaat om haar
portefeuille. Ik dank haar voor de uitvoerige beantwoording die haar
betrokkenheid niet alleen bij paarden maar ook bij dit onderwerp
aangeeft.

	Voorzitter. Ook ik zal mijn commentaar beperken, want dat kunnen wij
bij de begrotingsbehandeling wel afronden. Ik heb in de beantwoording
wel gemist een antwoord op mijn vraag naar Nederlandse bedrijven die
vlagschepen hebben onder niet-Nederlandse vlag. Die kunnen dan niet in
aanmerking komen, maar ik zal maar de motie voorlezen die ik daarover
heb opgesteld.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groot aantal Nederlandse visbedrijven is dat
onder buitenlandse vlag vaart, maar in Nederland belasting betaalt;

constaterende dat deze bedrijven op dit moment tussen wal en schip
vallen omdat noch het vlagland, noch Nederland (financiële)
ondersteuning biedt in het verduurzamingproces;

van mening dat ook deze bedrijven ondersteuning verdienen indien zij hun
visserijtechniek wensen te verduurzamen;

verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om ook bedrijven
die varen onder buitenlandse vlag maar in Nederland belasting betalen te
ondersteunen in het proces van verduurzaming,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Cramer. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 31 (31700-XIV).

**

De heer Cramer (ChristenUnie): Wij hebben veel gezegd over de
verduurzaming. Ik ben blij met het antwoord van de minister dat zij
hierop zal terugkomen. Om een zetje te geven dat dit echt voortgang zal
vinden, dien ik de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grote hoeveelheid bijvangst een hardnekkig probleem
blijft waarvoor slechts met grote moeite oplossingen worden gevonden;

van mening dat vissers die zich daadwerkelijk inspannen voor het
verminderen van bijvangsten, bijvoorbeeld door middel van het aanbrengen
van ontsnappingspanelen en gebruik van grotere maaswijdte, ondersteuning
verdienen in de vorm van extra zeedagen of visuren;

verzoekt de regering met een uitwerking te komen van een dergelijke vorm
van beloning en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Jacobi.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 32 (31700-XIV).

**

De heer Cramer (ChristenUnie): De minister heeft mijns inziens enkele
goede opmerkingen gemaakt over het visplan, hoewel ik de indruk had dat
de termen "visplan" en "visbeheerplan" wat door elkaar gingen lopen. Het
moet duidelijk zijn dat wij vooral over het visbeheerplan spreken. Wij
moeten spreken over het herstel van de aalstand. Ook heeft de minister
opgemerkt dat in sommige gebieden, zoals de Grevelingen, wel degelijk
door goed beheer een goede aalstand bestaat. De minister heeft gezegd
dat zij en de sector elkaar stevig beetpakken. Ik wil dit onderstrepen.
De minister heeft dit ook gedaan met de mosselsector en daaruit is iets
moois voortgekomen. Daarom onderstreep ik haar oproep aan zowel de
vissers als de andere betrokkenen in dit dossier om elkaar stevig beet
te houden om tot een goed einde te komen.

	Tot slot kom ik op de discussie over de zeedagen. De minister heeft
daarover wel een opmerking gemaakt, maar ik denk dat het nodig en handig
is om ook de innovaties op dat punt op Europees niveau verder te
brengen.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het systeem van zeedagen als ongewenst effect heeft
dat vissers dicht bij de kust, waar veel jonge vis zit, gaan vissen om
te besparen op zeedagen;

overwegende dat het systeem van visuren dit negatieve effect niet kent
omdat vissers geen dagen verliezen als zij verder de zee opvaren;

overwegende dat invoering van het visuren systeem aansluit op de huidige
werkwijze van vissers en toezicht en controle door de Algemene Inspectie
Dienst (AID) goed mogelijk is;

verzoekt de regering het visuren systeem binnen de Europese Unie te
bepleiten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer, Jacobi en
Koppejan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 33 (31700-XIV).

**

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Omwille van de logistiek zal
ik eerst mijn enige motie indienen, zodat die snel kan worden
rondgedeeld. De motie heeft te maken met de visstand in de Noordzee,
waarvoor ik in eerste termijn aandacht heb gevraagd.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het slecht is gesteld met de visstand in de Noordzee;

van mening dat de traditionele visserij (onbedoeld) ernstige gevolgen
kan hebben voor het bodemleven in de Noordzee;

van mening dat de verslechtering van de visstand en het bodemleven in de
Noordzee gestopt moet worden en moet worden verbeterd;

verzoekt de regering tot het instellen van een integraal onafhankelijk
onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van de visstand en
bodemgesteldheid in de Noordzee en het doen van aanbevelingen ter
verbetering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en
Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 34 (31700-XIV).

**

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik maak nog enkele opmerkingen over het
aalbeheerplan. Vandaag heeft iets opmerkelijks plaatsgevonden. Wie gaat
er nu aan de haal met de aal en vooral met het aalbeheerplan? De
minister heeft diverse keren gezegd dat zij zorgvuldig te werk is
gegaan, dat zij diverse partijen heeft gehoord, dat er een substantiële
verbetering moet komen van de aalstand, dat het een heel serieuze zaak
is en dat het dramatisch gesteld is met de aal. Dit zijn allemaal
woorden die mij uit het hart zijn gegrepen. Vervolgens maakt zij een
keuze voor twee maanden, die ik te slap vind. Dat heb ik eerlijk in
eerste termijn aangegeven. Ik heb gezegd dat het Wereld Natuur Fonds en
Stichting de Noordzee zeggen dat tenminste vijf maanden nodig zijn, dat
de situatie ernstig is en dat je meer moet doen. De minister heeft
daarin een compromis gezocht. Zelfs over dat compromis, dat ik al een
beetje slap vind, krijgt zij onder aanvoering van de heer Koppejan het
verwijt dat zij een onzorgvuldig traject heeft gehanteerd. Nu gaat de
minister een third opinion vragen en voor de derde keer met alle
partijen praten.

De minister moet nu gewoon een besluit nemen. Dit is weer typisch zo'n
zaak waarin je niet iedereen tevreden kunt stellen. Je moet dan je rug
recht houden of je poot stijf, het maakt mij niet uit hoe je het noemt.
Ik vraag me af wat voor slappe teksten hier nu weer uit voortkomen. Ik
dring erop aan dat wat de minister aanvankelijk heeft gezegd, het
minimumbod is dat wij in Brussel te berde brengen en dat wij daar niet
in negatieve zin van afwijken. Ik kan er wel mee leven als het plan
beter wordt, want dan hebben wij nog iets aan dat haakje, maar ik zou
het heel slecht vinden als het plan nog verder wordt afgezwakt.

	Mijn laatste vraag is of de minister zich niet onterecht voelt
aangevallen, want zij heeft het zo zorgvuldig gedaan. Waarom zou zij
haar huiswerk moeten overmaken?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik sluit me van harte bij die
woorden aan. Het moet mij van het hart dat het mij erg tegenstaat dat er
vooral wordt gepruild. Er zit een aantal fracties aan tafel dat erg voor
Europa is, maar op het moment dat Europa met regelgeving komt waaraan
wij ons moeten houden, bijvoorbeeld met betrekking tot mest, ammoniak en
visserij, zitten de leden met grote dikke pruillippen en proberen zij of
zij een uitzonderingspositie voor Nederland kunnen bedingen. Rekken,
rekken, rekken, maar als wij kijken naar de dramatische stand van de
aal, moeten wij constateren dat de rek eruit is. Zelfs de plannen die er
nu liggen, kunnen niet binnen vijftig of zestig jaar en zelfs
waarschijnlijk niet binnen honderd jaar voor het benodigde herstel
zorgen. Dus waar hebben wij het over?

	Ik heb drie moties voorbereid over het welzijn van vissen en de
handhaving waarover de Algemene Rekenkamer iets in haar rapport naar
voren heeft gebracht. De eerste motie luidt als volgt.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek wordt uitgevoerd naar het welzijn van vissen
in viskwekerijen;

constaterende dat het onderzoek zich nu primair richt op visdichtheid en
waterkwaliteitsparameters en geen aandacht geeft aan de natuurlijke
basisbehoeften van de verschillende vissoorten of de mate waarin de vijf
vrijheden van Brambell worden gerespecteerd, waaronder de mogelijkheid
tot het vertonen van natuurlijk gedrag;

verzoekt de regering alsnog de natuurlijke basisbehoeften van de
verschillende vissoorten in de onderzoeksopdracht op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 35 (31700-XIV).

**

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mevrouw Snijder wil graag interrumperen, maar
mevrouw Jacobi zegt terecht dat dit geen zin heeft.

De voorzitter: Ik laat het ook niet toe.

**

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik maak mij zorgen over de investeringen in de
viskweek. Niet alleen met het oog op het welzijn van dieren en het
milieu, maar ook met het oog op de positie van de ondernemers in deze
sector. Het kan niet zo zijn dat wij een nieuwe sector ontwikkelen en
pas achteraf met de regels komen. Toch doen wij dit nu weer en daarom
dien ik de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment geïnvesteerd wordt in viskweek, terwijl
onderzoek naar het welzijn van de betreffende vissen en de
milieubelasting van de viskweek voorlopig nog niet is afgerond;

overwegende dat het onwenselijk is een viskwekerijsysteem te stimuleren
waarvan effecten op milieu en dierenwelzijn nog niet duidelijk zijn;

verzoekt de regering de start van nieuwe viskwekerijen en uitbreiding
van bestaande viskwekerijen niet toe te staan, totdat onderzoek is
afgerond en de Kamer zich heeft kunnen uitspreken over criteria op het
gebied van dierenwelzijn en duurzaamheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 36 (31700-XIV).

**

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb nog een motie en die luidt als volgt.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer in haar rapport "Duurzame
visserij" concludeert dat vissers op vrijwel alle terreinen van de
zeevisserij geneigd zijn de regels te overtreden;

constaterende dat de regering niet heeft vastgelegd welk niveau van
naleving ten minste gerealiseerd moet worden;

verzoekt de regering het beoogde nalevingniveau voor de visserijsector
duidelijk vast te leggen en daar binnen een jaar de handhavingcapaciteit
op af te stemmen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 37 (31700-XIV).

**

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik zit hier niet te pruilen. Ik
zoek naar een optimum in het spanningsveld dat er inderdaad is tussen
ecologie en economie. Dit is voor mij een moreel punt en dat is iets
heel anders dan pruilen. Mevrouw Ouwehand is leergierig, maar het duurt
wel lang voordat zij haar les tot zich neemt. Ik heb dit al vaker gezegd
en ik wil er zo langzamerhand wel eens vanaf. Ik laat mij niet in de
hoek van de pruilers zetten. Het gaat mij om een gezonde sector,
uiteraard met honorering van de randvoorwaarden van duurzaamheid, enz.

	Ik dank de minister voor het antwoord. De notitie over de vbc’s komt
voor 1 april aanstaande. Dat is prima. Ik had een motie klaar liggen,
maar de indiening ervan schort ik op tot dan, want anders weet ik wel
wat er met de motie gebeurt. Wat betreft de zegenvisserij is het
voornemen om het uitgiftebeleid toch te veranderen. Er verandert dus
helemaal niets voor de vergunninghouder. De vergunningverlener zal een
en ander sporen met het uitgiftebeleid van LNV. Zo vat ik de minister
samen, maar als het anders is, hoor ik het graag, want dat is een van de
twee springende punten in die motie.

	Ik heb verder gevraagd hoe het zit met de verhandelbaarheid van de
visrechten, want het gaat niet aan dat de hoogste bieder gaat lopen met
visrechten die al sinds generaties in de binnenvisserijsector
thuishoren. Ik vind dat dit niet naar buiten moet kunnen verdwijnen.

	Ik had ook een motie klaar liggen over het aalherstelplan, maar die zat
een beetje tussen die van de heer Koppejan en die van de heer Polderman.
Dat heeft geen zin. Ik heb een van beide moties daarom meegetekend. Ook
op dat punt is mijn opvatting helder. Het haakje betekent voor mij dat
wij de stem van de sector, de stem van de praktijk, een eerlijke kans
geven als het gaat om de stillegregeling en de vervanging daarvan.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Ik stel voor dat de minister haar oordeel geeft over het
ingediende amendement en de ingediende moties. Tevens stel ik voor dat
er verder geen enkele interruptie meer plaatsvindt. Per motie wordt het
nummer en de indiener genoemd en één zin aan de inhoud gewijd.

**

Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in
tweede termijn. Ik kan mij zeer vinden in de woorden die gesproken zijn
door de heer Polderman en de heer Van der Vlies met betrekking tot het
aalplan. Ik denk dit een buitengewoon serieuze zaak is. De heer
Polderman vraagt met betrekking tot het aalplan niet of het tandje
minder, maar of het ook een tandje anders kan als wij iets goeds willen.
Ik denk dat dit onze inzet moet zijn. Ik zeg dit ook in de richting van
mevrouw Van Gent. Het gaat er niet om alles weer te grabbel te gooien
wat wij hebben. Ik ben het niet eens met mensen die blijven zeggen dat
een en ander tot nu toe onzorgvuldig is geweest. Zoals ik de Kamer heb
aangegeven, vind ik dat er een uitermate zorgvuldig traject is
bewandeld. Ik begrijp wel dat het voor een aantal aalvissers tamelijk
ingrijpend kan zijn. Dit betekent dat ik een ultieme handreiking wil
doen, zonder te zeggen dat het een tandje minder moet. Immers, de
urgentie is groot en ik wil een ultieme poging doen om te bezien of er
nog andere alternatieven zijn die diezelfde impact hebben. Dat is de
reden dat ik deze handreiking heb gedaan.

	Tegen de heer Koppejan zeg ik dat ik, als de Zeeuwse Tong en IJmuiden
willen samenwerken, dit graag wil bevorderen. Informatie over de pilot
tussen de Zeeuwse Milieufederatie en Zeeuwse Tong zie ik graag tegemoet.
Ik ken de pilot niet, maar de heer Koppejan is ongetwijfeld in staat
hierover informatie aan te leveren. Ik zal er vervolgens naar kijken.

	Dan kom ik bij het amendement en de moties, te beginnen met het
amendement van de heer Koppejan dat een soort ondersteuning van beleid
vormt. Ik heb al aangegeven dat certificering belangrijk is. Er zijn
verschillende mogelijkheden binnen de bestaande subsidieregeling. Tot nu
toe zijn er nog geen beperkingen gebleken bij het budget. Ik heb in mijn
eerste termijn al aangegeven dat ik alle mogelijkheden voor assessment
inzake voorcertificering nog eens op een rijtje zal zetten. De
certificering moet door de bedrijven zelf worden aangevraagd, wil men
serieus in overweging genomen worden door het MSC-certificeringsbureau
dat een onafhankelijke positie heeft en deze ook moet behouden. Dat is
mijns inziens ook de kracht van dit MSC-certificaat. Ik neem aan dat de
heer Koppejan deze mening met mij deelt.

	Dan kom ik bij de moties, te beginnen bij de motie van de heer
Polderman die is meeondertekend door mevrouw Snijder-Hazelhoff. In deze
motie wordt verzocht om zo spoedig mogelijk een second opinion te laten
verrichten naar de aannames van IMARES, de Kamer te informeren over de
gevolgen van de voorgestelde stillegperiode en het nationaal herstelplan
zodanig op te stellen en uit te werken dat betrokken palingvissers zo
optimaal mogelijk kunnen worden ingeschakeld in de beheerplannen. Ik
beschouw deze motie als ondersteuning van beleid. Ik heb al gezegd dat
ik het niet eens ben met diegenen die zeggen dat er tot nu toe geen
zorgvuldigheid is betracht. Ik ben bereid om, wat ik noem, een "third
opinion" te laten doen. Ik heb het traject waarlangs ik denk dit te gaan
doen, aangegeven. Ik ben de Kamer erkentelijk voor de steun die hiervoor
bestaat.

	Dit geldt ook voor de motie op stuk nr. 22. Met betrekking tot het
dictum merk ik op dat ik in hetgeen gesteld is achter het tweede
aandachtsstreepje -- hier leest men: op korte termijn alle direct
betrokkenen middels hun vertegenwoordigers alsnog inspraak te geven bij
de definitieve invulling van het aalbeheerplan en de Tweede Kamer
hierover voor 1 april 2009 en informeren -- het woordje "alsnog" zou
willen veranderen in "opnieuw". Ik hecht immers aan een zorgvuldige
procedure.

Dan zie ik deze motie ook als een ondersteuning van het beleid. Ik heb u
de route aangegeven.

De voorzitter: De indiener van de motie, de heer Koppejan, heeft
geknikt, waarmee hij laat weten dat hij bereid is de motie in die zin te
wijzigen.

**

Minister Verburg: Ik kom bij de derde motie, de motie-Koppejan, Jacobi
en Cramer, waarin de regering wordt verzocht een regeling voor de
ondersteuning van certificering te ontwikkelen, waarvan vissers uit alle
visserijsectoren, zowel op individuele als collectieve basis, gebruik
kunnen maken. In die regeling zou het criterium van financiële
draagkracht van de aanvrager mee moeten wegen in de toekenning en de
hoogte van de overheidsbijdrage. Bij het ontwikkelen van de regeling zou
volgens de motie ook gekeken moeten worden naar de opzet van
vergelijkbare regelingen in andere EU-lidstaten. De Tweede Kamer zou
voor 1 april over de invulling en uitvoering van de regeling moeten
worden geïnformeerd. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het
beleid. Ik heb al toegezegd dat ik alle bestaande regelingen en
mogelijkheden op een rijtje zal zetten. Tegelijkertijd denk ik dat het
van belang is te onderstrepen dat de Marine Stewardship Council
spelregels kent. De aanvragen moeten door de ondernemers zelf worden
gedaan. Ik denk niet dat de indieners van de motie dat bedoelen. Ik denk
dat men zich in de prefase bevindt. Ik ben bereid tot het ontwikkelen
van een regeling ter ondersteuning van de certificering; wij zijn
daarmee ook al bezig. Een en ander zal nog goed worden verhelderd.

	De vierde motie is ingediend door mevrouw Snijder-Hazelhoff. In deze
motie wordt de regering verzocht alles in het werk te stellen om ervoor
te zorgen dat er geen glasaal meer wordt gevangen ten behoeve van de
export. De gevangen glasaal zou uitsluitend mogen worden ingezet ten
behoeve van het herstel van het palingbestand in de Europese wateren. Ik
zie deze motie als een stevige ondersteuning van het beleid. Ik heb al
verteld dat ik in CITES-verband inzet op een exportverbod voor Europa
naar derde landen. Hierover moet voor 1 april 2009 een beslissing zijn
genomen. Nederland kan zich als lidstaat van CITES daarvoor inzetten,
maar ik denk dat het nodig is dat ook andere Europese lidstaten zich
daarvoor inzetten. Dan krijgt dit extra werkingskracht. Ik zeg toe dat
ik hiernaar in Europees verband zal streven.

	In de motie-Jacobi/Koppejan (nr. 25) wordt de regering verzocht om met
een evaluatie te komen van het functioneren van het Visserij Innovatie
Platform tot nu toe en met een voorstel over hoe het VIP of de taken van
het VIP in de toekomst een plaats kunnen krijgen, voor zowel de Noordzee
als ook de Waddenzee, en met deze evaluatie voor september 2009 te
komen. Alvorens een oordeel te geven over deze motie maak ik één
opmerking. De huidige VIP-periode loopt tot november 2009. Dat betekent
dat ik een evaluatie voor 1 oktober 2009 verwacht. Als ik in het dictum
"1 september" mag vervangen door "1 oktober" zie ik deze motie ook als
een ondersteuning van het beleid. Op 1 oktober kom ik op basis van de
evaluatie ook met voorstellen ter zake.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Jacobi zich bereid toont de motie op
dat punt te wijzigen.

**

Minister Verburg: In de motie-Jacobi (nr. 26) wordt de regering verzocht
zorg te dragen voor een regeling, waardoor kleinschalige, duurzame
vissers gebruik kunnen maken van geïntegreerde vergunningen met
regelgeving die is afgestemd op kleinschalige, duurzame visserij. Zoals
ik al heb gezegd in de eerste termijn, zie ik deze motie als
ondersteuning van het beleid. Er zijn in 2010 en in 2012
tussenevalutaties, waarbij de ontwikkeling van de visserijdruk, de
handhaafbaarheid en de mogelijkheden voor de geïntegreerde visserij
worden bekeken. Dat is precies wat mevrouw Jacobi beoogt.

	In de motie-Jacobi/Koppejan (nr. 27) wordt de regering verzocht een
onafhankelijke instelling die onder MSC-criteria geaccrediteerd is, de
certificering en controle op zich te laten nemen. Het aannemen van deze
motie is overbodig. Ik ben het eens met de strekking. Certificering is
van groot belang. Wij hebben al een onafhankelijke MSC, die werkt met
veel verschillende onafhankelijke certificeerders. Wat mij betreft
hoeven wij geen nieuwe onafhankelijke instelling in het leven te roepen.
Die zou ook niet passen binnen het MSC. Binnen het MSC zijn al voldoende
mogelijkheden hiervoor aanwezig.

	In de motie-Graus (nr. 28) wordt de regering verzocht om sanering in de
mosselsector te voorkomen dan wel te beperken, door op korte termijn
meer mosselzaadinvanginstallaties toe te staan en inzaaiing in de
Waddenzee mogelijk te maken.

Deze motie is een ondersteuning van beleid. Wij zijn er volop mee bezig.
Het begint met het traject-Heldoorn en wordt voortgezet in het
traject-Meijer. Ik blijf er zelf ook bij betrokken. In 2009 zal in het
open planproces bekeken worden hoe wij alles inpassen in de Waddenzee en
hoe ook andere gebruikers van de Waddenzee een plek kunnen krijgen. In
2010 gaan wij opschalen.

	In de motie-Graus op stuk nr. 29 wordt de regering verzocht, de
economische, financiële en sociale gevolgen voor de visserij en ons
land in kaart te brengen, nu er een in december 2008 nader te bepalen
verlaging van de vangstquota zal worden opgelegd. Ik ontraad aanvaarding
van deze motie. Niet alle quota gaan omlaag. Op Europees niveau wordt
jaarlijks een tussenstand gemaakt. Ik ben er voorstander van om dit zo
veel mogelijk te doen op basis van adviezen van de regionale
adviescommissies, omdat in de regionale adviescommissies alle spelers
zijn betrokken, zowel de vissers als de wetenschappers als de
niet-gouvernementele organisaties. Dat leidt tot de beste adviezen. Wij
gaan echter niet voor alle sectoren nationaal opnieuw een onderzoek
doen.

	In de motie-Graus op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht, met een
reddingsplan voor de aalvisserij te komen. Ik ontraad aanvaarding van
deze motie. Ik heb al eerder gezegd wat ik van plan ben en wat ik bereid
ben wel te doen. Ik zie daarvoor grote steun in de Kamer.

	In de motie-Cramer op stuk nr. 31 luidt het verzoek aan de regering, de
mogelijkheden te onderzoeken om ook bedrijven die varen onder
buitenlandse vlag maar in Nederland belasting betalen te ondersteunen in
het proces van verduurzaming. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. De
bedrijven kunnen wel gebruikmaken van innovatiemiddelen, maar niet van
een sanerings- of investeringsregeling. Dat mag niet van de Europese
Unie. En als ik het heel eerlijk mag zeggen, ik vind ook dat wij moeten
voorkomen dat deze eigenaren een beetje selectief shoppen. Ik weet wel
dat de heer Cramer dat niet bedoelt, maar wij moeten dat toch voorkomen.
Als je in Nederland belasting betaalt, zou je ook fier onder de
Nederlandse vlag moeten willen vissen.

	De motie-Cramer/Jacobi op stuk nr. 32 gaat waarschijnlijk over de
blauwe diensten: "van mening dat vissers die zich daadwerkelijk
inspannen voor het verminderen van bijvangsten, bijvoorbeeld door middel
van het aanbrengen van ontsnappingspanelen en gebruik van grotere
maaswijdte, ondersteuning verdienen in de vorm van extra zeedagen of
visuren, verzoekt de regering met een uitwerking te komen van een
dergelijke vorm van beloning en de Kamer hierover te informeren". Ik zie
deze motie als een ondersteuning van inzet, dus als een ondersteuning
van beleid. Wij werken er hard aan op Europees niveau. In de uitwerking
van het kabeljauwherstelplan moeten wij ook met een zeedagenregime komen
en natuurlijk ook zo veel mogelijk met beperking van de bijvangsten. Ik
vind het dus een motie van aanmoediging of ondersteuning van beleid.

	In de motie-Cramer c.s op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht, het
visurensysteem binnen de Europese Unie te bepleiten en de Kamer hierover
te informeren. Ik heb aangegeven dat ik zal kijken of dat in het nieuwe
Europese visserijplan kan worden meegenomen. Het kan nu niet. Wij hebben
net een regeling aangenomen. Voor het nieuwe Europese visserijplan
moeten wij alle pro's en contra's nog eens op een rij zetten. Over deze
motie laat ik het oordeel aan de Kamer.

	In de motie-Van Gent op stuk nr. 34, die is medeondertekend door
mevrouw Ouwehand, verzoekt mevrouw Van Gent de regering tot het
instellen van een integraal onafhankelijk onderzoek naar de oorzaken en
gevolgen van de visstand en bodemgesteldheid in de Noordzee en het doen
van aanbevelingen ter verbetering. Er is al enorm veel onderzoek, ook op
gebied van beheer. Ik ontraad aanvaarding van deze motie, omdat deze
opnieuw een overweldigende hoeveelheid onderzoek vraagt. Er wordt al
heel veel uitgezocht. De werklast is gigantisch. Ik zie niet wat deze
motie op dit moment nog kan toevoegen.

	In de motie op stuk nr. 35 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering,
alsnog de natuurlijke basisbehoeften van de verschillende vissoorten in
de onderzoeksopdracht op te nemen.

	Voorzitter. Ik ontraad aanneming van deze motie. Mijn prioriteiten zijn
bekend. Ik moet keuzes maken. Ik heb beperkt budget en kan onderzoek
slechts beperkt inzetten. Ik heb mijn prioriteiten duidelijk gemaakt aan
de Kamer.

	De motie op stuk nr. 36 verzoekt de regering, de start van nieuwe
viskwekerijen en uitbreiding van bestaande viskwekerijen niet toe te
staan totdat onderzoek is afgerond en de Kamer zich heeft kunnen
uitspreken over criteria op het gebied van dierenwelzijn en
duurzaamheid. Ik ontraad aanneming van deze motie. Ik kies niet voor een
stop op het stimuleren van viskweek, maar ik stimuleer kwekers om
duurzaam te gaan werken. Ik doe dat overigens niet alleen nationaal maar
ook op Europees niveau. De duurzaamheidmaatlat is voor mij het
belangrijkste instrument.

	De motie op stuk nr. 37 verzoekt de regering, het beoogde
nalevingsniveau voor de visserijsector duidelijk vast te leggen en daar
binnen een jaar de handhavingcapaciteit op af te stemmen.

	Ik ontraad het aannemen van deze motie. Ik heb in mijn reactie op het
rapport van de Algemene Rekenkamer aangegeven dat wij onze
handhavingsinzet effectief doen plaatsvinden op basis van
risicoanalyses. Ik wil daar geen slag overheen maken. Ik denk dat het
effectief en doelgericht is. De boefjes grijpen wij en de mensen die te
goeder trouw opereren, vallen wij niet nodeloos lastig met extra
controles.

	Voorzitter. Ik ben hiermee gekomen aan het einde van mijn tweede
termijn. Ik dank de Kamerleden hartelijk voor hun zeer betrokken inbreng
vanmiddag. Ik hoop dat wij het komende jaar weer vruchtbaar kunnen
samenwerken voor een duurzame visserij en een duurzame natuur, met een
goed en duurzaam perspectief voor de visserijsector.

De voorzitter: Ik stel voor dat wij over de ingediende moties stemmen op
dinsdag 2 december 2008. De amendementen worden tegelijk met alle andere
amendementen in stemming gebracht bij de stemming over de begroting. De
toezeggingen ga ik niet herhalen, want er is van dit overleg een
stenografisch verslag gemaakt.

	Ik dank de mensen op de publieke tribune voor de waardige wijze waarop
iedereen vanuit een grote betrokkenheid alle voorstellen heeft vergeten
te becommentariëren, op een paar keer na, maar dat zij hun vergeven. Ik
dank u voor de keurige wijze waarop u dit overleg heeft bijgewoond.

	Ik dank de Kamerleden, de minister en haar ambtenaren en sluit de
vergadering.

Sluiting 18.38 uur.