Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2008D18449, datum: 2008-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Preview document (đ origineel)
Wijziging van Bijlage 8 van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst); Genève, 1 en 2 februari 2008 (Trb. 2008, 181) TOELICHTENDE NOTA 1. Inleiding. Tijdens haar 45ste zitting van 1 en 2 februari 2008 te Genève aanvaardde de Commissie van Beheer van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (Trb. 1976, 184 en Trb. 1977, 91; hierna âhet Verdragâ) conform de procedure van artikel 59, eerste en tweede lid, van het Verdrag, voorstellen tot wijziging van bijlage 8 bij het Verdrag. Deze wijziging behoeft de goedkeuring van de Staten Generaal (zie Kamerstukken II 1998/99, 26 259 (R1624), nr. 1, blz. 4-5). Bijlage 8 werd twee maal gewijzigd: - op 16 oktober 1992 werden in artikel 6 van bijlage 8 enkele woorden gewijzigd (Trb. 1993, 106, onder J; Kamerstukken II 1993/94, 23 622 (R 1497), nr. 1); en - op 27 juni 1997 werd bijlage 8 met een aantal artikelen uitgebreid, waaronder artikel 13 (Trb. 1998, 130, blz. 31-33; Kamerstukken II 1998/99, 26 259, voornoemd). Met de onderhavige wijziging van 1 en 2 februari 2008 worden het eerste en tweede lid van artikel 13 gewijzigd. In het eerste lid wordt het woord âheffingâ vervangen door het woord âbedragâ. Het nieuwe tweede lid geeft een nieuwe omschrijving voor de vaststelling van dit bedrag. 2. EG-aspecten. Zoals reeds is gesteld in de toelichtende nota bij het Verdrag van 14 november 1975, is, wat Nederland betreft, de Europese Gemeenschap terzake van de materie van het Verdrag bij uitsluiting bevoegd (zie Kamerstukken voornoemd, blz. 4-5). De Gemeenschap had het douanevervoer binnen de EG immers al geregeld in de daar genoemde Verordening en Uitvoeringsverordening. Kort daarna, te weten op 5 juli 1978, stelde de Raad van de EG Verordening (EEG) nr. 2112/78 vast (zie PbEG L 252), waarin het Verdrag namens de EEG werd goedgekeurd, welke Verordening op 4 oktober 1978 in werking trad. In verband met de wijzigingen van het Verdrag die sindsdien tot stand kwamen, diende de Europese Commissie op 30 juni 2008 een voorstel in voor wijziging van Verordening nr. 2112/78 (zie COM (2008) 497 final). In de bijlage bij die ontwerpverordening zal weer de volledige tekst van het Verdrag met bijlagen worden opgenomen, zoals tot heden gewijzigd, doch nog zonder de onderhavige wijziging van Bijlage 8, die immers nog niet in werking getreden is. Bij gelegenheid van de totstandkoming van de onderhavige wijziging van Bijlage 8 herhaalde de Commissie (zie COM (2007) 596 van 15 oktober 2007) dat deze wijziging een materie betreft die valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap (zie bij âJuridische elementen van het voorstelâ). Als rechtsgrond noemt de Commissie artikel 133 (gemeenschappelijke handelspolitiek) en artikel 300, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 3. Artikelsgewijze toelichting. Artikel 13 van Bijlage 8 betreft de financiering van het TIR Uitvoerend ComitĂŠ (genoemd in artikel 10 van die Bijlage) en het TIR Secretariaat. De aanleiding voor de aanpassing van het eerste lid is het voorkomen van mogelijke juridische problemen omdat het woord âheffingâ (âlevyâ) bij vertaling in sommige talen zou kunnen duiden op een belastingmaatregel. Dat leverde proble-men in geval van publiek/private samenwerking. De aanpassing van paragraaf 2 is een gevolg van de wijziging van paragraaf 1. De toelichting op het eerste lid van artikel 13 geeft aan op basis van welke componenten het bedrag per TIR carnet wordt samengesteld. De toelichting op het tweede lid geeft aan de wijze waarop de Commissie van Beheer (genoemd in artikel 58 bis van het Verdrag) die financiering zal vaststellen. 4. Koninkrijkspositie. De wijzigingen van het Verdrag gelden voor het gehele Koninkrijk. De materie behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de EG, zodat goedkeuring voor Nederland niet benodigd is. De goedkeuring wordt daarom alleen gevraagd voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Minister van Buitenlandse Zaken, Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).