[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2008D18745, datum: 2008-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Wijziging van het op 25 juni 1998 te Aarhus tot stand gekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden; Almaty, 27 mei 2005 (2008D18744)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van het op 25 juni 1998 te Aarhus tot stand gekomen Verdrag 
betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en
toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden; Almaty, 27 mei 2005
(Trb. 2008, 2 en 107)

Toelichtende nota

I Algemeen

1. 	Inleiding

Het op 25 juni 1998 te Aarhus tot stand gekomen Verdrag betreffende
toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de
rechter inzake milieuaangelegenheden (Trb. 1998, 289;hierna te noemen:
het Verdrag) is voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend op 25
juni 1998 en voor Nederland in werking getreden op 29 maart 2005. Dit
Verdrag is in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de
Verenigde Naties (VN/ECE) tot stand gekomen. Tijdens de tweede
bijeenkomst van Partijen bij het Verdrag is een wijziging aangenomen,
die de verplichtingen van Partijen betreffende inspraak bij de
besluitvorming over genetisch gemodificeerde organismen (hierna:
GGO’s) nader specificeert. Deze wijziging staat sinds 27 september
2005 open voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door Partijen.
Op dit moment hebben vijftien staten en de Europese Gemeenschap dit
gedaan .

Artikel 6 van het Verdrag betreft de inspraak in besluiten over
specifieke activiteiten.

In de oorspronkelijke tekst van artikel 6, elfde lid, van het Verdrag
werd bepaald dat Partijen, binnen het kader van hun nationale wetgeving,
voor zover mogelijk en passend, voor inspraak van het publiek bij de
besluitvorming over de introductie in het milieu van GGO’s de
voorschriften van artikel 6 toepassen. Deze voorschriften worden in de
Europese Unie uitgevoerd via bepalingen die zijn opgenomen in Richtlijn
nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001
inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde
organismen in het milieu (PB L 106 van 17 april 2001, blz. 1-39) en
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van
22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en
diervoeders (PB L 268 van 18 oktober 2003, blz. 1-23). In Nederland is
deze richtlijn omgezet in het Besluit genetisch gemodificeerde
organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: Besluit ggo).

De ondertekenaars van het Verdrag hebben op hun eerste bijeenkomst
(Chisinau, Moldavië, 19-21 april 1999) een werkgroep opgericht met
betrekking tot GGO’s. Tijdens de eerste bijeenkomst van Partijen bij
het Verdrag (Lucca, Italië, 21-23 oktober 2002) is vervolgens een
nieuwe werkgroep GGO’s ingesteld, die moest voortbouwen op het werk
dat de eerder door de ondertekenaars ingestelde werkgroep GGO’s had
verricht ten aanzien van mogelijke juridisch bindende regels. De taak
van de nieuwe werkgroep omvatte onder meer het verkennen van de
mogelijkheden om de bestaande Aarhus-bepalingen terzake te versterken.
De door deze werkgroep geĂŻnventariseerde mogelijkheden zijn besproken
tijdens de tweede bijeenkomst van Partijen (Almaty, Kazachstan, 27 mei
2005). De Raad van de Europese Unie had de Commissie gemachtigd om
namens de Europese Gemeenschap over een eventuele wijziging van de
bestaande Aarhus-bepalingen inzake GGO’s te onderhandelen
overeenkomstig het op 10 maart 2005 door de Europese Raad vastgestelde
onderhandelingsmandaat. Volgens dit mandaat moest de Commissie ervoor
zorgen dat de 

tijdens de tweede bijeenkomst van Partijen genomen besluiten in
overeenstemming zouden zijn met de desbetreffende communautaire
wetgeving, met name die inzake de introductie in 

het milieu en het op de markt brengen van GGO’s. Dit is gelukt. De
tijdens de tweede bijeenkomst van Partijen overeengekomen wijziging van
het Verdrag die de verplichtingen van Partijen betreffende inspraak bij
de besluitvorming over GGO’s nader specificeert  spoort met de
geldende communautaire regels over GGO’s.

2.	Hoofdlijnen van de verplichtingen onder de wijziging

De wijziging heeft, zoals hiervoor aangegeven, tot doel de
verplichtingen van Partijen betreffende inspraak bij de besluitvorming
over GGO’s nader te specificeren. Werden GGO’s vóór de wijziging
alleen in artikel 6, elfde lid, genoemd, na deze wijziging wordt in een
nieuwe bijlage I bis uitgebreid beschreven waaraan de publieke
participatie moet voldoen. De werkingssfeer is gespecificeerd van
“introductie in het milieu” naar “introductie in het milieu en het
op de markt brengen” van GGO’s. In de nieuwe bijlage wordt verder
ingegaan op maatregelen die Partijen moeten nemen in het eigen
regelgevingkader, uitzonderingen die Partijen mogen hanteren en een
beschrijving van inhoudelijke en procedurele informatie die in geen
geval vertrouwelijk mag worden gehouden.

3. 	Implementatie van de wijziging 

Nederland gaat met de wijziging geen nieuwe verplichtingen aan. De
nieuwe bijlage I bis sluit aan bij de reeds bestaande Europese wetgeving
terzake. De Nederlandse regelgeving voor GGO’s omvat reeds bepalingen
over de publieke participatie bij het al dan niet toestaan van
introductie in het milieu van GGO’s. Deze strekt grotendeels ter
omzetting van die Europese regels. Het betreft met name de voorschriften
van de artikelen 23, 23a-23c, 24-24b en 32 van het Besluit ggo (Stb.
1993, 435) en de Algemene voorbereidingsprocedure en de bezwaarprocedure
uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het Besluit ggo voldoet
reeds aan de voorschriften in de wijziging van het Verdrag. Ter
omzetting van die wijziging zijn voor Nederland dus geen nieuwe
maatregelen nodig. De verdragswijziging heeft evenmin financiële
consequenties. 

4.	Controle op uitvoering van de wijziging

Met het toezicht op de uitvoering van het Besluit ggo is de
VROM-inspectie Noord-West, afdeling Stoffen en Producten belast.

Bij elke bijeenkomst van Partijen legt elke Partij een verslag over met
betrekking tot de implementatie van het Verdrag. Zodra Nederland de
wijziging over GGO’s heeft goedgekeurd en de akte daarvan heeft
gedeponeerd, zal dit verslag ook betrekking hebben op de wijze waarop
het publiek wordt betrokken bij besluiten over GGO’s. 

5. 	Verhouding tot Europese regelgeving

Het Verdrag is op 25 juni 1998 door de Europese Gemeenschap en haar
lidstaten ondertekend. Het Verdrag is op 30 oktober 2001 in werking
getreden en is op 17 februari 2005 door de Gemeenschap goedgekeurd bij
Besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 betreffende het
sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende
toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de
rechter inzake milieuaangelegenheden (PB L 124 van 17 mei 2005, blz.
1-3).

Het onderwerp dat door de wijziging in het Verdrag wordt opgenomen, valt
onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap. In de Europese Unie
wordt de wijziging uitgevoerd via bepalingen die zijn opgenomen in
Richtlijn nr. 2001/18/EG van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste
introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van 22 september 2003 inzake genetisch
gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Deze communautaire
regelgeving omvat bepalingen inzake toegang tot informatie en inspraak;
het betreft met name de voorschriften van de artikelen 9, 24 en 25  van
Richtlijn nr. 2001/18/EG en van de artikelen 6, 7, 18, 19, 29 en 30 van 

Verordening (EG) nr. 1829/2003. Deze bepalingen zijn in overeenstemming
met de wijziging van het Verdrag, die bijgevolg geen herziening van de
desbetreffende Europese wetgeving vereist.

II Artikelsgewijze toelichting

De wijziging van het Verdrag is opgebouwd uit een gewijzigd artikel 6,
elfde lid, een nieuw artikel 6 bis en een nieuwe bijlage I bis. De
wijziging en de manier waarop deze reeds zijn geĂŻmplementeerd in
nationale regelgeving, wordt hieronder toegelicht.

Artikel 6, elfde lid

Dit lid sluit GGO’s uit van de bepalingen van artikel 6. De bepalingen
van het verdrag voor GGO’s zijn nu gevat in het nieuwe artikel 6 bis
en de nieuwe bijlage I bis.

Artikel 6 bis

Dit artikel regelt de inspraak bij besluiten over de introductie in het
milieu en het op de markt brengen van GGO’s. De inspraak bij het
ingeperkt gebruik van GGO’s valt hier dus niet onder. In het eerste
lid wordt verwezen naar de nieuwe bijlage I bis, waarin voorschriften
staan voor de wijze waarop het publiek wordt geĂŻnformeerd en betrokken
bij de besluitvorming. In het tweede lid staat dat deze voorschriften
het nationale kader moeten aanvullen, met inachtneming van het op 29
januari 2000 te Montreal totstandgekomen Protocol van Cartagena inzake
bioveiligheid bij het Verdrag jnzake biologische diversiteit (Trb. 2000,
100)..

Bijlage I bis

Volgens punt 1 van de bijlage I bis bij het Verdrag regelen de Partijen
dat er daadwerkelijk informatie wordt verschaft en inspraak plaats heeft
bij de besluiten over introductie in het milieu en over op de markt
brengen van GGO’s. 

Voor besluiten over veldproeven is inspraak als volgt geregeld.

Paragraaf 3 van het Besluit ggo gaat over doelbewuste introductie in het
milieu.

Doelbewuste introductie in het milieu voor veldproeven (aangeduid als
“overige doeleinden”) is geregeld in paragraaf 3.2 van het Besluit
ggo. In artikel 24 van dat besluit is aangegeven wat er in een aanvraag
voor een vergunning staat. In afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer zijn
bepalingen van afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure)
van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) van overeenkomstige
toepassing verklaard.

Er wordt informatie aan het publiek verschaft doordat het ontwerp van
het besluit over de veldproef  ter inzage wordt gelegd met alle
relevante informatie die nodig is voor het beoordelen van het besluit.
Het publiek wordt daarvan op de hoogte gesteld door publicatie in een of
meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen.

Doelbewuste introductie in het milieu voor het in de handel brengen is
geregeld in een Europese procedure, beschreven in artikel 24 van de
Richtlijn 2001/18/ EG Ook hier wordt informatie aan het publiek
verschaft doordat het ontwerp van het besluit over een markttoelating
ter inzage wordt gelegd met alle relevante informatie die nodig is voor
het beoordelen van het besluit. Het publiek heeft 30 dagen de tijd om
bij de Europese Commissie opmerkingen te maken.

Van de mogelijkheid die punt 2 van de bijlage I bis geeft voor
uitzonderingen op de inspraakprocedure bij introductie voor overige
doeleinden, is geen gebruik gemaakt. De uitzonderingsmogelijkheid onder
b in dit punt (voor op de markt brengen) is evenmin gebruikt. 

 

Punt 3 van de bijlage I bis schrijft voor dat een samenvatting van de
kennisgeving die voor het verkrijgen van een vergunning is ingediend, en
– indien voorhanden – een beoordelingsrapport beschikbaar wordt
gesteld aan het publiek. Voor veldproeven wordt een samenvatting gemaakt
en gestuurd aan de Europese Commissie, die dat stuk doorstuurt aan de
lidstaten. Dit is vastgelegd in artikel 24, eerste lid onder a. 7, en
vijfde lid, van het Besluit ggo. In artikel 9 en artikel 11 van
Richtlijn 2001/18 staat vervolgens dat de Commissie deze samenvatting
openbaar maakt. Daarnaast worden in Nederland de complete dossiers 

openbaar gemaakt overeenkomstig de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4) uit de Awb (artikel 3:11).

Ook voor markttoelatingen wordt een samenvatting gemaakt en gestuurd aan
de Europese Commissie en andere lidstaten. Dit is vastgelegd in artikel
28, eerste lid, onder g, en zesde lid, van het Besluit ggo. In artikel
24 van Richtlijn 2001/18 staat vervolgens dat de Commissie deze
samenvatting openbaar maakt.  

Punt 4 van de bijlage I bis geeft aan welke informatie in geen geval als
vertrouwelijk wordt beschouwd. 

De inhoud komt overeen met het vierde lid van artikel 25 van Richtlijn
2001/18. Daarin staat dat deze informatie niet vertrouwelijk mag worden
gehouden.

Voor veldproeven is dit omgezet in artikel 56 van de Wet
milieugevaarlijke stoffen en artikel 10 van de Wet openbaarheid van
bestuur.

Voor de markttoelating  geldt artikel 25 van Richtlijn 2001/18.

Punt 5 van de bijlage I bis verplicht de verdragspartijen te zorgen voor
transparante besluitvorming en voor toegang tot procedurele informatie.

Voor markttoelating geldt de Europese procedure van artikel 24 van
Richtlijn nr.2001/18/EG. Deze komt overeen met de verplichtingen van het
Verdrag. Voor veldproeven moet alle relevante informatie voor het
beoordelen van het ontwerpbesluit ter inzage worden gelegd in het kader
van de procedure van afdeling 3.4 van de Awb. In de ontwerpbeschikking
staat welk orgaan het besluit neemt, namelijk de Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Ook wordt de
mogelijkheid tot indienen van zienswijzen vermeld. 

Het publiek moet volgens punt 6 van de bijlage I bis de mogelijkheid
hebben op elke passende wijze alle opmerkingen, informatie, analyses of
meningen naar voren te brengen, die het relevant acht voor de
voorgestelde introductie, inclusief het op de markt brengen. Voor
veldproeven geldt artikel 3:15, eerste lid, van de Awb: zienswijzen
kunnen schriftelijk of mondeling worden ingediend. Voor markttoelating
geldt de Europese procedure van artikel 24 van Richtlijn nr.2001/18/EG.

Volgens punt 7 van de bijlage I bis  moet elke verdragspartij er naar
streven te waarborgen dat bij de besluitvorming over het al dan niet
toestaan van de introductie in het milieu van GGO’s, inclusief het op
de markt brengen daarvan, naar behoren rekening wordt gehouden met het
resultaat van de inspraakprocedure. Voor veldproeven: In elke
beschikking worden de bij het besluit betrokken belangen afgewogen. Dus
ook de zienswijzen die door belanghebbenden zijn ingebracht. (artikel
3.4 eerste lid, en 3:46 Awb).

Voor markttoelating geldt de communautaire procedure van richtlijn
2001/18 (artikel 24, eerste lid). Het publiek mag opmerkingen maken en
deze worden doorgestuurd aan de bevoegde instantie. Volgens artikel 4,
eerste en tweede lid, van deze richtlijn moet bij de besluitvorming alle
relevante informatie worden betrokken. 

Wanneer een onder de bepalingen van deze bijlage vallend besluit door
een overheidsinstantie is genomen, wordt - volgens punt 8 - de tekst van
dat besluit openbaar gemaakt, tezamen met de redenen en overwegingen
waarop het besluit is gebaseerd.

Voor veldproeven is dit geregeld in de artikelen 3:42 en 3:44 van de
Awb.

Voor markttoelating geldt de communautaire procedure. De beschikking van
de Europese Commissie wordt, als de aanvraag in Nederland is ingediend,
omgezet in een Nederlandse beschikking. Deze beschikking is dan geldig
voor de hele EU en wordt ingevolge artikel 32, vierde lid, van het
Besluit ggo bekend gemaakt in de Staatscourant en in een of meer dag-,
nieuws-, of huis-aan-huis bladen of op een andere geschikte wijze.

III Koninkrijkspositie

De wijziging van het Verdrag zal, evenals het Verdrag zelf, alleen voor
Nederland gelden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).