Afschrift van brief aan GS Zeeland
Bijlage
Nummer: 2008D18968, datum: 2008-11-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E. van der Laan, minister voor Wonen, Wijken en Integratie
Bijlage bij: Informatie n.a.v. de motie van Heugten (31 200 XVIII nr. 19) inzake een plan van aanpak ot.a.v. verpaupering bij krimpende woningmarkten (2008D18966)
Preview document (🔗 origineel)
Geachte heer Van Waveren, Met deze brief wil ik u informeren over de invulling van de motie Van Heugten c.s. (31 200 XVIII nr. 19). Naast een antwoord op de vraag of, en zo ja, waar en in welke mate er sprake is van krimp zal ik de uitwerking van de motie positioneren in een aantal parallel lopende beleidstrajecten. Deze beleidstrajecten geven naar mijn mening voldoende ruimte en ondersteuning om – indien er zich ook daadwerkelijk krimp voordoet - in partnership tot effectieve maatregelen en ondersteuning te komen. Ik zal dan ook nader ingaan op de Verstedelijkingsafspraken, het Stedenbeleid (inclusief de preventieaanpak) en kennisontwikkeling. Omdat tot 2020 in Zeeuws-Vlaanderen naar verwachting geen krimp van het aantal huishoudens zal plaatsvinden zie ik vooralsnog geen rol voor het Rijk in relatie tot krimp. De motie Van Heugten De motie Van Heugten verzoekt de regering om – in samenwerking met de decentrale overheden - een plan van aanpak op te stellen om verpaupering bij krimpende woningmarkten tegen te gaan en noemt daarbij drie aandachtsgebieden: Oost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. In reactie op deze motie heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven een brief naar de Tweede Kamer te sturen, met een nadere uitwerking van het beleid op het niveau van de afzonderlijke regio’s en woningmarktgebieden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31200 XVII, nr.15). De beleidsinzet zal per regio en woningmarktgebied worden bepaald op grond van analyses, en de afstemming daaromtrent met de decentrale overheden. Daarbij zal ook worden ingegaan op regio’s waar krimp voorzien is. De motie moet - zo heeft mijn ambtsvoorganger ook aangegeven - betrekking hebben op regio’s waar in de periode vóór 2020 krimp van het aantal huishoudens en van de woningbehoefte aan de orde is. Op 30 juni 2008 heeft mijn ambtsvoorganger een brief over de “Verstedelijkingsafspraken 2010-2020” naar de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27562, nr.15). Hierin is – onder andere - de nieuwe woningbouwopgave voor de periode 2010 - 2020 geschetst voor zowel de stedelijke regio’s als de gebieden in Nederland buiten de stedelijke regio’s. Daarbij is aangegeven dat op langere termijn de regionale verschillen toenemen waardoor er - grofweg - drie type regio’s zijn te onderscheiden: regio’s met een voortdurende hoge woningbehoefte en een groot woningtekort, ontspannen regio’s en krimpregio’s. Zoals gezegd moet de motie betrekking hebben op die gebieden waar vóór 2020 sprake is van krimp van het aantal huishoudens. Om mij een beeld te vormen van de problematiek heb ik – op grond van de uitbreidingsbehoefte – voor Zeeuws-Vlaanderen onderzocht in welke mate en in welke perioden krimp van het aantal huishoudens zich daadwerkelijk vóór 2020 voordoet. Hierbij ben ik uitgegaan van een trendmatige benadering van de behoefte-ontwikkeling. In een ambtelijk overleg met uw vertegenwoordigers is deze werkwijze getoetst en akkoord bevonden. Onderstaande tabel geeft een illustratie van de ontwikkeling van de ‘huishoudenskrimp’ in Zeeuws-Vaanderen. 2006-2009 2010-2014 2015-2019 2020-2024 Zeeuws Vlaanderen 649 1077 431 -120 Ik kom op basis van deze analyse van de uitbreidingsbehoefte voor wonen in Zeeuws-Vlaanderen tot de volgende conclusie. In de regio Zeeuws Vlaanderen speelt krimp van het aantal huishoudens (pas) vanaf 2020. Mijn conclusie op basis van voornoemde analyse is eveneens dat ik vooralsnog geen specifieke rijksrol, in het kader van het Plan van Aanpak waar de motie-Van Heugten om vraagt, zie weggelegd, omdat er in de periode tot 2020 op grond van thans aanwezige kennis geen krimp van het aantal huishoudens ( en daarmee: van de uitbreidingsbehoefte voor wonen ) zal optreden. In het navolgende ga ik in op de trajecten die vanuit het stedenbeleid vanaf 2010, en vanuit de verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010-2020, inmiddels in gang zijn gezet. Stedenbeleid en (preventieve) wijkenaanpak Tijdens wijk- en werkbezoeken is het onderwerp krimp herhaaldelijk aan de orde geweest. Daarbij is steeds gewezen op de verantwoordelijkheden en rollen voor de verschillende overheden die het thema krimp met zich mee brengt. Mijn beleidsuitgangspunt is dat het beleidsthema krimp primair een verantwoordelijkheid is voor de decentrale overheden. Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer zeer recent geïnformeerd over de hoofdlijnen van het stedenbeleid na 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31757, nr.1). Kenmerkend voor dit nieuwe stedenbeleid is een actief en selectief beleid van de rijksoverheid, dat zowel een gebiedsgerichte als een themagerichte benadering bevat. Een van de thema’s is de problematiek rondom krimp, waarbij in het kader van de actieve kennisoverdracht de ervaringen van het Topteam Heerlen zullen worden gedeeld. Ik kom daar in het vervolg van mijn brief nog op terug. Daarnaast wijs ik u op de mogelijkheden van het zogenoemde ISV-budget. In dat kader hebben de provincies de mogelijkheden de beschikbaar gestelde budgetten te verdelen naar niet-rechtstreekse gemeenten. De provincie kan het thema krimp bij de verdeling van deze budgetten betrekken. De derde trache van het ISV (2010-2014) wordt thans voorbereid. Door naast een gebiedsgerichte ook een themagerichte aanpak te introduceren en door de uitvoering van de wijkenaanpak inclusief de preventieaanpak voortvarend ter hand te nemen levert het Rijk een actieve bijdrage en geeft het Rijk voor wat betreft het thema krimp mogelijkheden voor ondersteuning om tot effectieve maatregelen te komen. Ik wijs in dit verband ook op extra middelen die zijn vrijgemaakt ten behoeve van het zogenoemde preventiebudget. Voor het preventiebudget voor wijken buiten de 40 aandachtswijken is er voor de periode 2008 –2010 een budget van 60 miljoen euro vrijgemaakt. De tweede tranche van dit preventiebudget is beschikbaar gesteld voor gemeenten buiten de G31. De verstedelijkingsafspraken Met name in de ontspannen regio’s en krimpregio’s komt meer nadruk te liggen op de kwalitatieve opgave. Maatregelen als renovatie en vergroten van de levensduur van woningen, herstructurering en vervangende nieuwbouw worden gaandeweg belangrijker dan het vergroten van de woningvoorraad, mede om de leefbaarheid in deze regio’s te verbeteren en ruimtelijke segregatie tegen te gaan. Op dit moment is de provincie Zeeland aan de slag om één gebiedsdocument (voor de stedelijke gebieden Goes / Terneuzen en Vlissingen / Middelburg) op te stellen waarin een integraal beeld wordt geschetst van de regionale verstedelijkingsopgave, lopende projecten, bestaande afspraken en knelpunten/dilemma’s. Dit gebiedsdocument vormt uiteindelijk, samen met de integrale beleidsinzet van het Rijk met betrekking tot de verstedelijkingsafspraken, de basis voor de bestuurlijke overleggen tussen Rijk en de regio die komend jaar gaan plaatsvinden. De stedelijke regio’s die daadwerkelijk met krimp-problematiek te kampen hebben nemen die problematiek mee bij het opstellen van het betreffende gebiedsdocument. U heeft aangegeven dat in het desbetreffende gebiedsdocument het gebied van de gemeente Terneuzen op zich zelf zal worden beschouwd. Hierbij kan dan rekening worden gehouden met het feit dat de situatie rondom de krimpproblematiek in dit gebied anders is dan in West- en Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Er zal nog moeten blijken, of en zo ja welke rol hier voor het Rijk is weggelegd. Zoals ik hiervoor al aangaf zie ik vooralsnog geen rol voor het Rijk in relatie tot krimp in Zeeuws-Vlaanderen omdat tot 2020 hier naar verwachting geen krimp van het aantal huishoudens zal plaatsvinden. Actieve Kennisoverdracht Als onderdeel van het charter met de gemeente Heerlen is overeengekomen om gezamenlijk aan de slag te gaan met het onderwerp krimp. Mijn ambtsvoorganger heeft daarvoor afgesproken het ‘Topteam Heerlen’ te installeren om problemen en oplossingen samen te verkennen. Uiteraard zullen de resultaten die het Topteam Heerlen bereikt actief beschikbaar worden gesteld aan andere provincies, regio’s en gemeenten. Ik verwacht de eerste resultaten in het begin van 2009. Ik hecht eraan dat praktische ervaringen en oplossingen kunnen worden overgedragen aan andere gemeenten, provincies en corporaties. Waar nodig zal het Rijk stimuleren dat wordt afgetapt van- en uitgewisseld met andere lopende initiatieven met betrekking tot oplossingen voor krimp in andere stedelijke regio’s teneinde succesvolle strategieën voor aanpak zo effectief mogelijk uit te dragen. Aan deze kennisoverdracht wil ik een actieve bijdrage leveren en daarbij ook de deskundigheid en kennis van bijvoorbeeld de VNG en Aedes benutten. Het in ontwikkeling zijnde ‘Kennisknooppunt Krimp’ kan hier mogelijk voor gebruikt worden. Ik heb vernomen dat inmiddels door het NICIS is besloten om een betekenisvolle financiële bijdrage te verstrekken aan het Kennisknooppunt. Zoals bekend wordt het NICIS voor het overgrote deel door het Rijk gefinancierd. Resumerend Uit het bovenstaande blijkt het thema krimp al werkende weg te kunnen worden ingevuld. De afspraken binnen de wijkenaanpak (inclusief de preventieaanpak), de verstedelijkingsafspraken en het nieuwe stedenbeleid kunnen mogelijkheden bieden om in partnership tot effectieve maatregelen en ondersteuning te komen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging om te komen tot een afzonderlijk Plan van Aanpak waar de motie Van Heugten om vraagt. Tenslotte Op dit moment wordt er een kabinetsreactie voorbereid over de adviezen die zijn uitgebracht door de Raad voor het Openbaar Bestuur (Rob) en de Raad voor de Financiële Verhoudingen (Rfv) over het onderwerp bevolkingsdaling. Uit deze adviezen blijkt dat het woonbeleid en de woningmarkt een deelfacet is van een bredere problematiek die bij krimp kan optreden. Ik verwacht de kabinetsbrede reactie in het voorjaar 2009. Hoogachtend, de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, E.E. van der Laan Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie DGWWI/S&B2008114283Z3164161 Pagina PAGE 2 / NUMPAGES 3 VROM verandert! Kijk voor meer informatie op HYPERLINK "http://www.vrom.nl" www.vrom.nl