[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Werkprogramma 2009

Bijlage

Nummer: 2008D19312, datum: 2008-12-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Werkprogramma Raad voor het landelijk gebied 2009 (2008D19311)

Preview document (šŸ”— origineel)


Werkprogramma 2009

Raad voor het Landelijk Gebied

november 2008



Colofon

De Raad voor het Landelijk Gebied adviseert de regering en de beide
Kamers van de Staten-Generaal op hoofdlijnen van beleid. De raad richt
zich op strategische adviezen op de lange- en middellange termijn en
incidenteel op actuele zaken op korte termijn. Het werkterrein betreft
het gehele beleidsveld van het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit.

De Raad voor het Landelijk Gebied (RLG) is per 1 januari 1997 ingesteld
bij wet en op 28 januari 1997 officieel geĆÆnstalleerd door de
toenmalige minister van LNV.

Raad voor het Landelijk Gebied

Catharijnesingel 53

Postbus 1331

3500 HB  Utrecht

T  030 2307870

F  030 231 0672

E  raad.landelijk.gebied@minlnv.nl

I  www.rlg.nl



Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Werkwijze van de raad

Totstandkoming werkprogramma

Samenwerking met andere raden

Internationale dimensie

3. Werkprogramma 2009

Adviesonderwerpen uit 2008 die doorlopen in het jaar 2009

- Landbouw in het groene hart

- Culturele diversiteit

- De betekenis van klimaatverandering voor natuur

- Dierenwelzijn en vleesproductie

- Eiwittransitie/vleesconsumptie

Nieuwe adviesonderwerpen 

- Het landelijk gebied op de lange termijn

- Duurzaam consumeren

- Transitie naar een groene economie

	- Biodiversiteitsbeleid en de Nederlandse Antillen

4. Samenstelling raad en bureau van de raad

1.  Inleiding

Het werkprogramma 2009 van de Raad voor het Landelijk Gebied is het
resultaat van meerdere consultaties met het ministerie van LNV,
parlement, provincies en het werkveld van de raad. Het programma is mede
gebaseerd op het beleidsprogramma van het Kabinet en de Strategische
Agenda van het ministerie van LNV.

Nieuwe adviesvragen, dan wel aanvullende vragen die nog voort kunnen
komen uit de Strategische Agenda en nog niet genoemd zijn, worden
opgenomen in het werkprogramma 2009.

Om tegemoet te komen aan de wens van de ministerraad om het aantal
gevraagde adviezen met 30% te verminderen is het adviesonderwerp
ā€˜Nieuwe technologieĆ«nā€™ komen te vervallen. De Adviesraad voor
Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) heeft een gelijksoortige vraag
in zijn werkprogramma opgenomen. De Raad voor het Landelijk Gebied zal
de AWT vragen om in zijn advies in te zoomen op nieuwe technologische
ontwikkelingen in de voedselindustrie en de veehouderij met de daarbij
behorende ethische dilemmaā€™s. De raad is vanzelfsprekend bereid om
ondersteuning en expertise te geven.

Toekomstbestendig adviesstelsel ā€“ discussie 

In de Nota Vernieuwing Rijksdienst (2007) van minister Ter Horst (BZK)
stelt de regering voor de huidige adviesraden te clusteren tot vijf
beleidsclusters om tot een meer integrale advisering te komen. Voor de
Raad voor het Landelijk Gebied zou dit een opgaan betekenen in een nieuw
te vormen ā€˜raad voor de leefomgevingā€™ samen met de VROM-raad en de
Raad voor Verkeer en Waterstaat. Dit voorstel heeft geleid tot een brede
discussies over de toekomst van de advies- en kennisinfrastructuur. Op
verzoek van de Eerste en Tweede Kamers heeft de minister van BZK een
nadere analyse opgesteld over de toekomstvastheid van het adviesstelsel
ā€˜Kwaliteit van de verbindingā€™. Deze notitie wordt momenteel
besproken in het parlement.

De Raad voor het Landelijk Gebied maakt zich in de discussie rondom
bezuiniging en herzieningen van het adviesstelsel sterk voor een goede
adviesfunctie voor het gehele LNV domein gericht op het landelijk
gebied.  Samenvoeging tot Ć©Ć©n raad van de ministeries LNV, VROM en V&W
voor de fysieke leefomgeving zal er toe kunnen leiden dat belangrijke
themaā€™s als recreatie, voedselveiligheid en ā€“kwaliteit,
dierenwelzijn, leefbaarheid, culturele identiteit, landbouw als voedsel-
en landschapproducent, natuur, Europees landbouwbeleid en biomassa, niet
of sterk verdund aan de orde zullen komen. De raad vindt dat het belang
van het landelijk gebied eigenstandig en integraal in debatten en
discussies naar voren gebracht en ingebracht moet worden, zichtbaar en
in de volle breedte van het werkveld. 

2.  Werkwijze van de raad

Dynamiek

De raad wil zijn rol een betekenisvolle rol laten zijn en streeft naar
een brede doorwerking van zijn adviezen zowel binnen het ministerie van
LNV, als daarbuiten en naar een rechtstreekse advisering aan de Tweede
Kamer en provincies. Het werkprogramma heeft een dynamisch karakter.
Tussentijdse adviesvragen, discussiebijeenkomsten, en actuele
ontwikkelingen hebben invloed op de prioriteitstelling en scope van
adviezen. De raad brengt naast gevraagd advies ook ongevraagd advies
uit. Dit betreft vaak een kort signalerend advies dat inspeelt op de
actualiteit. De raad reserveert hiervoor expliciet ruimte in zijn
werkprogramma.

Totstandkoming werkprogramma

De raad heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd om tot het
werkprogramma te komen. Kernbegrippen zijn politieke relevantie van de
vraag en van het advies (scherpte), selectiviteit in de keuze van
onderwerpen, het adresseren van dilemmaā€™s, concreet zijn en helder
willen communiceren zowel bij de totstandkoming van het advies als bij
de presentatie van de adviezen. De raad wil vooral geen dubbel werk
doen, niet met wat het departement zelf kan en evenmin met wat andere
instellingen (onderzoek, planbureaus) beter kunnen. De raad wil ook de
vraag achter de vraag adresseren en ingaan op de machtsaspecten die in
en rond het landelijk gebied spelen. Op grond van deze uitgangspunten
hanteert de raad de volgende criteria voor de keuze van onderwerpen:

evenwichtige verdeling over de labels van het ministerie van LNV (groen
ondernemen, veilig voedsel, vertrouwd platteland en vitale natuur);

diversiteit in herkomst van de adviesvragen (LNV, andere departementen,
provincies,Tweede Kamer en de raad zelf);

balans in vraagstukken gericht op de actualiteit en in strategisch
gerichte vraagstukken op de lange termijn;

diversiteit in type advies (agenderend, conceptueel, instrumenteel,
politiek strategisch);

diversiteit in presentatie (briefadvies, debat, adviesrapport,
artikelen, fotoā€™s en doorwerking via de netwerken van de raadsleden);

waar mogelijk (integrerend ) samenwerken met andere adviesraden.

Elk jaar stelt de minister van LNV in samenspraak met de raad het
werkprogramma vast en biedt het programma in het najaar aan de Tweede
Kamer aan. 

Samenwerking met andere raden

Complexe adviesaanvragen overschrijden de grenzen van het beleidsveld
van het ministerie van LNV en raken daarmee het werkveld en
deskundigheid van andere adviesraden. De raad kijkt over deze grenzen
heen en streeft naar een adequate samenwerking met andere adviesraden.
Voor alle onderwerpen uit het werkprogramma geldt dat de raad afstemt
met andere raden en planbureaus. Waar nodig wordt samenwerking
vormgegeven. Het advies ā€˜Landelijk gebied op de lange termijnā€™ is
een advies dat dwarsverbanden legt en waarbij samenwerking voor de hand
ligt. Voor het advies ā€˜Culturele diversiteitā€™ overlegt de raad met
de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling; voor het advies over
ā€˜Biodiversiteitsbeleid en de Nederlands Antillenā€™ met de raad voor
Openbaar Bestuur en voor  ā€˜De betekenis van klimaatverandering voor
natuurā€™ overlegt de raad met de Raad voor Verkeer en Waterstaat.

Internationale dimensie

De aandacht van de raad bij de advisering is niet alleen gericht op
regionaal en nationaal beleid maar ook op internationaal beleid. De raad
richt zich daarbij vooral op Europa. Europa bepaalt in belangrijke mate
de regelgeving op de beleidsterreinen waarover de raad adviseert. Europa
stuurt door het geven van subsidies en door het stellen van voorwaarden
hierbij. Deze voorwaarden worden voor een deel internationaal bepaald,
zoals door het wereldhandelsoverleg (WTO). Europa is bovendien zowel
trendsetter als trendvolger wat betreft ontwikkelingen in het denken
over bestuur en beleid. De raad volgt deze ontwikkelingen en gebruikt de
daarbij opgedane inzichten in zijn advisering.

De internationale dimensie is in principe in alle fasen van de
adviesvoorbereiding geĆÆntegreerd. Door middel van consultaties,
rondetafelgesprekken, bijwonen expertmeetings en conferenties in Brussel
of in andere lidstaten oriƫnteert de raad zich op adviesonderwerpen.
Daarnaast maakt de raad deel uit van het Europees samenwerkingsverband
van de Europese omgevingsraden European Environment and Sustainable
Development Advisory Councils (EEAC-netwerk).

3.  Werkprogramma 2009

De kabinetsbrede themaā€™s ā€˜schaarste en transitieā€™ en ā€˜nieuwe
technologieĆ«nā€™ zijn themaā€™s die binnen het domein van het
ministerie van LNV tot de volgende adviesvragen aan de raad hebben
geleid: 

klimaatverandering en natuur; transitie naar een groene economie;
duurzaam consumeren.

Adviesonderwerpen uit 2008 die doorlopen in het jaar 2009

Landbouw in het groene hart

Culturele diversiteit

De betekenis van klimaatverandering voor natuur

Dierenwelzijn en vleesproductie

Eiwittransitie/vleesconsumptie

Nieuwe adviesonderwerpen 

Het landelijk gebied op de lange termijn

- rol van de provincie in het landelijk gebied

- demografische veranderingen; krimp, vergrijzing en ontgroening; 

- wateropgave

- rol van de burger op het platteland

Duurzaam consumeren

Transitie naar een groene economie

Biodiversiteitsbeleid en de Nederlandse Antillen

1. Landbouw in het groene hart

De Raad voor het Landelijk Gebied, de Raad voor Verkeer en Waterstaat en
de VROM-raad adviseerden in hun gezamenlijk advies ā€˜Verbinden en
verknopenā€™ (maart 2008) voor de ontwikkeling van het Groene Hart in te
zetten op gedifferentieerd beleid. Binnen het Groene Hart zijn
deelgebieden aan te wijzen met uiteenlopende (potentiƫle) kwaliteiten.
In sommige delen komt het accent meer te liggen op de functies van het
Groene Hart ten behoeve van de stedeling, in andere delen zal agrarische
gebruik dominant blijven. In die delen zal het Groene Hart dan ook
vooral een boerenland zijn, land door boeren in gebruik en beheerd, land
waar voedsel wordt geproduceerd. Dat kunnen boeren zijn die voor een
wereldmarkt produceren, maar ook boeren die voor de regionale markt
produceren. Maar willen zij kunnen bijdragen aan een sterk platteland,
dan zullen deze vormen van veehouderij economische resistentie moeten
koppelen aan duurzaamheid. De RLG is overtuigd van de kracht van de
landbouw als drager voor landschappelijke kwaliteit in de Randstad en
richt zich in dit advies op de volgende vragen: 

Waar domineert de agrarische functie gericht op de beleving voor de
stedeling;

Waar ligt het accent op de agrarische productiefunctie en waar op water
en natuur;

Waar zijn stedelijk en agrarische functies verweven.

2. Culturele diversiteit

Het ministerie van LNV heeft de Raad voor het Landelijk Gebied gevraagd
een structurele analyse te plegen naar de betekenis van het thema
multiculturaliteit voor het LNV domein. De raad erkent en onderschrijft
dat belangrijke themaā€™s uit het groene domein, zoals Voedsel en Groen,
veel te bieden hebben aan alle groepen van de Nederlandse samenleving.
En dat juist allochtonen hier minder van lijken te profiteren. Een
belangrijke opgave is dan ook om allochtonen meer bij voedsel en groen
te betrekken. 

De raad kiest bij dit advies voor de invalshoeken 'arbeidsmarkt en
onderwijs', omdat de raad voor de toekomst van het groene domein zelf
een essentiƫle en zeer urgente opgave ziet om de verbinding te maken
met de multiculturele samenleving. Een absolute voorwaarde voor het
realiseren van de ambities en innovatie opgaven van het groene domein is
voldoende en goed opgeleide mensen. Bovendien moet de maatschappelijke
taak van het groene onderwijs en de groene arbeidsmarkt als belangrijke
motoren van sociaal economische emancipatie en culturele integratie
beter uit de verf komen. De beste mogelijkheden hiervoor liggen
verscholen op de werkvloer en in de schoolbanken.

Vanuit het belang van human capital voor het groene domein, gaat dit
advies in op de meerwaarde en de noodzaak van verbinding tussen het
groene domein en de multiculturele samenleving.

Dit advies wordt in afstemming met de Raad voor Maatschappelijke
Ontwikkeling vormgegeven.

3. De betekenis van klimaatverandering voor natuur

De Raad voor het Landelijk Gebied is gevraagd de betekenis van de
klimaatverandering voor natuur nader uit te werken en aanbevelingen te
doen voor aanpassing van het beleid.

Natuur vervult maatschappelijke functies ten dienste van onder meer
gezondheid, economie, (water)veiligheid, recreatie, natuurbeleving en
natuur heeft intrinsieke waarde en daarmee het recht op voortbestaan. De
verandering van het klimaat beĆÆnvloedt de natuur en daarmee de huidige
maatschappelijke functievervulling Ć©n de mogelijkheden voor
voortbestaan. Tegelijkertijd verandert door klimaatverandering de
maatschappelijke vraag naar natuurfuncties. Zo vraagt waterveiligheid
een andere invulling dan tien jaar geleden. Het natuurbeleid speelt al
in op die vraag (ruimte voor rivieren). Klimaatverandering beĆÆnvloedt
aanbod ĆØn vraag naar natuur, zowel kwalitatief (soorten en typen
ecosystemen) als kwantitatief (oppervlakten). Dit advies gaat in op de
gevolgen van klimaatverandering voor deze aspecten van natuur.

Dit advies wordt in afstemming met de Raad voor Verkeer en Waterstaat
vormgegeven

4. Dierenwelzijn en vleesproductie

De raad is gestart met de verkenning van dit onderwerp en onderzoekt de
dilemmaā€™s, het relevante krachtenveld en waar de raad verschil kan
maken. Doel is het aanscherpen van het debat op het punt van
verantwoordelijkheid van consument en retail. Het advies gaat tevens in
op de economische kant van dierenwelzijn. 

De beroering die in het voorjaar van 2008 ontstond over dierenwelzijn
tijdens veetransporten, kenmerkt de toenemende maatschappelijke aandacht
voor dierenwelzijn. Die aandacht voor dierenwelzijn uit zich in
bestaande wet- en regelgeving (gericht op dierhouderij, transport en
slachten) maar ook in nationale en Europese politieke druk voor verdere
aanscherping daarvan en acties van maatschappelijke organisaties.
Blijkbaar is het dierenwelzijn volgens een groot deel van de Nederlandse
bevolking nog niet afdoende geregeld binnen onze vleesproductie. De raad
zal ongevraagd adviseren over mogelijkheden om bestaande
maatschappelijke wensen ten aanzien van dierenwelzijn te laten
doorwerken naar diervriendelijke productiemethoden.

5. Eiwittransitie/vleesconsumptie

Het ministerie van LNV heeft de raad advies gevraagd over haalbaarheid
en wenselijkheid van een 'eiwittransitie'. Onder regie van het
ministerie van AZ is het ministerie van LNV samen met de ministeries van
VROM en OS gestart met het project 'biodiversiteit, voedsel en vlees'.
De wereldwijd toenemende vleesconsumptie legt een groot beslag op
natuurlijke hulpbronnen als land, water en energie. Een verschuiving van
de consumptie van dierlijk naar plantaardig eiwit zou grote voordelen
kunnen hebben. Stimulering van duurzame eiwitketens kan ook economisch
interessant zijn. De belangrijkste vragen voor de raad zijn:

- in hoeverre is hier sprake van een probleem dat om overheidshandelen
vraagt?

- indien dit zo is, waar liggen aangrijpingspunten voor de overheid?

6. Het landelijk gebied op de langere termijn

Hoe ziet het landelijk gebied er over 20 jaar uit en welke bestuurlijke
interventies zijn nodig om ontwikkelingen te stimuleren dan wel bij te
buigen. Bij deze vraag wordt ingezoomd op een aantal majeure
vraagstukken zo nodig gekoppeld aan bepaalde regioā€™s in het landelijk
gebied.

A.De rol van de provincie in het landelijk gebied

Provincies hebben al heel lang een belangrijke rol ten aanzien van de
inrichting van het landelijk gebied. Met de invoering van de WILG ligt
de gebiedsregie voor de ontwikkeling van het landelijk gebied nog meer
bij de provincie. Provincies weten steeds beter om te gaan met hun
nieuwe rol. Maar uit de RLG gespreksronde over gebiedsontwikkeling
blijkt, dat het zich organiseren naar de complexe werkelijkheid in de
praktijk niet eenvoudig is. Het vraagt van de provincies blijvende
investeringen in de eigen bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Van
LNV vraagt het leren loslaten zonder de provincies aan hun lot over te
laten. De vraag is, hoe de rol van de provincie zich in het perspectief
van de maatschappelijke dynamiek verder ontwikkelt. De raad wil IPO,
provincies en LNV gaarne ondersteunen bij het verder vormgeven aan hun
betrokkenheid door in 2009 een advies op te stellen over de rol van de
provincie in het landelijk gebied. 

B. Demografische veranderingen; krimp, vergrijzing en ontgroening

In een aantal plattelands gebieden in Nederland is nu al sprake van een
krimpende bevolking (Limburg, Zeeuws Vlaanderen en noordelijke
provincies). Wat betekent deze ontwikkeling voor de sociale- en
economische voorzieningen op het platteland. Kan een afnemende bevolking
ook als een kans gezien worden? Hierbij kan gedacht worden aan de
verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De verder gaande
vergrijzing van de samenleving brengt bepaalde maatschappelijke en
economische kosten met zich mee, maar er zijn ook baten in de vorm van
een groeiende groep, koopkrachtige, gezonde ouderen met specifieke
woon-, en recreatiebehoeften, en consumptie-patronen. Ook deze
verandering heeft gevolgen voor het platteland.

C. Wateropgave

Water wordt de ontwerpende kracht in het landelijk gebied. Water is
lange tijd beheerst met molens, gemalen en dijken. Deze technologie
maakte een ontkoppeling mogelijk van omgeving en grondgebruik. De nog
steeds toenemende intensiteit van het (economisch) landgebruik leidt tot
nog hogere eisen aan het waterbeheer. Nu de waterproblematiek toeneemt
door klimaatverandering, bodemdaling, versnelde waterafvoer en
verdergaande verzilting  komen meer en meer de grenzen van de
technologische oplossingen in zicht. Wat betekent dit voor het landelijk
gebied en met name voor de functies  landbouw (o.a. kaderrichtlijn
water, verzilting) en natuur (antiverdroging , realisatie EHS).

D. Rol van de burger op het platteland

Wat brengt de stedeling als nieuwe bewoner op het platteland. Wat kan de
burger juist zonder overheid met betrekking tot leefbaarheid,
voorzieningen, actieve dorpsgemeenschappen. Welke burgerinitiatieven
zijn er al. Wat kan Nederland leren van andere Europese landen met
betrekking tot leefbaarheidsvraagstukken en burgerparticipatie op het
platteland.

7. Duurzaam consumeren.

In zijn advies over voedselkwaliteit ā€˜Rond de tafelā€™ (mei 2008)
pleit de Raad voor het Landelijk Gebied voor meer aandacht voor de
burger in plaats van de consument. De term consument wordt vooral
gebruikt in de vraaggestuurde markt. Beleid en bedrijfsleven moeten
inspelen op de wensen van de consument. De term burger staat ook
centraal bij de maatschappelijke en politieke wens om te komen tot een
duurzame maatschappij. De goedwillende duurzame burger wordt tegenover
de calculerende consument geplaatst.

Maar wie is nu aan zet bij het verduurzamen van onze (voedsel)
consumptie? Het beleid? De consument? De producent? De burger? Is de
consument te verleiden tot een meer duurzame consumptie? Met name de
voedselconsumptie is zo wijd verbreid en complex dat hier niet een
eenduidig antwoord op kan volgen. Het is een samenspel van de diverse
actoren en wie kan of is bereid het initiatief hiertoe te nemen. Welke
rol is hierbij weggelegd voor de overheid. De nu lopende adviestrajecten
ā€˜dierenwelzijn/dierentransportā€™ en
ā€˜vleesconsumptie/eiwitdialoogā€™ zijn hier nauw mee verbonden.

8. Transitie naar een groene economie

De inzet van biomassa als alternatief voor fossiele grondstoffen voor de
productie van chemicaliƫn, materialen en producten en voor een duurzame
energievoorziening wordt wel aangeduid als een biobased economy. Het
thema omvat alle activiteiten die te maken hebben met de productie en
het gebruik van groene grondstoffen voor de chemische en materialen
industrie, de productie van biobrandstoffen en de inzet van biomassa
voor warmte- en elektriciteitsopwekking. Verder betreft het de hele
keten van primaire productie tot uiteindelijk gebruik. Recent heeft de
RLG het advies ā€˜Energie van eigen bodemā€™ uitgebracht waarbij de
focus lag op regionale mogelijkheden voor biobrandstoffen en inzet van
biomassa voor warmte en energieopwekking. Maar waar liggen nog meer
mogelijkheden voor het gebruik van groene grondstoffen. Wat zijn daarbij
ook de kansen voor Nederland gezien onze goed ontwikkelde
kennisinfrastructuur en kennisvoorsprong. Wat betekent hierbij de GMO
discussie.

9. Biodiversiteitsbeleid en de Nederlandse Antillen

Nog voor het eind van 2008 moet er voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(samen kortweg BES-eilanden) een onomkeerbare stap gezet worden naar een
nieuwe status als soort gemeente van Nederland. CuraƧao en Sint maarten
krijgen een status aparte als land binnen het koninkrijk der
Nederlanden. Voor Aruba, wat al een status apart bezit, verandert er als
zodanig niets.

De Nederlandse Antillen bezitten een rijke biodiversiteit met 14.500
soorten waaronder 200 endemische soorten (ter vergelijking Nederland
heeft twee endemische soorten) en meer dan 100 soorten die op de CITES
lijst van bedreigde soorten staan. Het koninkrijk treedt op bij
internationale verdragen. De uitvoering in het Land Nederlandse Antillen
geschiedt door het ministerie van Volksgezondheid en Sociale
Ontwikkeling. Met de staatkundige verandering wordt het land Nederlandse
Antillen opgeheven en zal voor Sint Maarten en CuraƧao als nieuwe
landen, en voor de BES-eilanden als soort gemeente nieuw beleid en
wetgeving moeten worden ontwikkeld. 

De biodiversiteit in het Caribische deel van het koninkrijk is vele
malen groter dan in het Europese deel, de aandacht en bescherming ervan
echter navenant minder. Met de staatsrechterlijke hervorming krijgt de
Nederlandse overheid de kans en de plicht deze unieke gebieden te
beschermen en beheren, en tegelijkertijd de andere landen in het
koninkrijk te ondersteunen in deze verantwoordelijke taak. 

Dit advies wordt afgestemd met de Raad voor Openbaar Bestuur.

4.  Samenstelling raad en bureau van de raad

Samenstelling raad 

De Raad voor het Landelijk Gebied bestaat uit 10 leden en een
voorzitter. Zij zijn - conform de richtlijnen van de wet - onafhankelijk
en benoemd op basis van hun deskundigheid op het werkterrein waarvoor de
raad is ingesteld, alsmede hun maatschappelijke kennis en ervaring. 

prof. mr. P.C.E. (Peter) van Wijmen, voorzitter

drs. B.J.M. (Ben) van Essen

ir. J.T.G.M. (Koos) Koolen

J. (Jannie) Lamberts 

prof. dr. M.J.A. (Marjan) Margadant-van Arcken

T. (Tracy) Metz

dr. M.C. (Marijke) van Schendelen

dr. ir. H.J. (Huib) Silvis

F. (Frans) Tielrooij

prof. dr. M.J.W. (Mark) van Twist

drs. C.J.G.M. (Kees Jan) de Vet

Samenstelling bureau van de raad

Algemeen secretaris en hoofd van het bureau

drs. ing. H. (Hans) van der Kooi

Projectleiders

drs. E.A. (Agneta) Andersson 

ir. G. van der Bijl

ir. A. (Anne) Bruinsma

dr. B.H. (Bas) van Leeuwen

drs. P. (Paul) Levelink

ir. C.A. (Karin) Olsthoorn

Communicatie

M. (Miep) Eisner

J.I. (Jeannette) Seleky

Bedrijfsvoering

J.N. (Jenny) Dam

J.P. (Judith) de Jesus

S. (Susanne) Scharer

 PAGE   14 

 PAGE   10 

RLG Werkprogramma 2009

november 2008