[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantw vr begroting WWI 2009 (31700 XVIII).

Brief regering

Nummer: 2008D19747, datum: 2008-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlagen: Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Toorenburg, M.M. van	Vraag:

Kan het kabinet na het reces met een integrale notitie komen rond de
mogelijkheden van aanscherping van toelatingseisen aan nieuwkomers
waarbij de ideeën van het CDA hieromtrent worden meegenomen (onder
andere inkomens- en opleidingseisen, eenmalige huwelijksmigratie,
Europees beleid)? 

Antwoord:

In het voorjaar van 2009 zal de evaluatie van de huidige inkomenseisen
en leeftijdseisen in het kader van gezinsvorming en - hereniging, die op
dit moment in opdracht van de Staatssecretaris van Justitie wordt
uitgevoerd, worden afgerond. De Kamer zal uiteraard over de uitkomsten
worden geïnformeerd. 

 

Daarnaast is momenteel de uitvoering van de wetsevaluatie in volle gang,
waarin onder andere het effect van de wet op inburgering in Nederland
wordt onderzocht, mede als enkele juridische en financiële aspecten. De
resultaten hiervan zullen in het voorjaar van 2009 bekend worden. 

 

De evaluatie van de Wet inburgering in het buitenland en de evaluatie
die door Justitie wordt uitgevoerd, kennen een gelijke planning. De
uitkomsten van genoemde onderzoeken bieden voldoende basis om het
gesprek met uw Kamer aan te gaan over deze onderwerpen.  

 

Deze week heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
uitspraak gedaan in het hoger beroep in een zaak betreffende de Wet
inburgering in het buitenland. De Raad van State heeft geconcludeerd dat
er geen sprake is van een omissie of weeffout in de wetgeving en dat het
wettelijk systeem in de huidige vorm voldoende basis biedt voor het
stellen van het inburgeringsvereiste in MVV procedures. De uitspraak
noopt met andere woorden niet tot aanpassingen van de
uitvoeringspraktijk. 

 

Wat betreft de zogeheten Europa-route, verwijs ik graag naar de brief
die onlangs naar uw Kamer is gestuurd door de Staatssecretaris van
Justitie en mij in reactie op de kamervragen hierover van kamerlid
Fritsma (Kamerstukken II, 2008-2009, aanhangsel handelingen, nr. 552).
Hierin is aangegeven dat in dergelijke gevallen gebruik wordt gemaakt
van het recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie. Uiteraard is het
van belang om zicht te hebben op de mate waarin van deze mogelijkheid al
dan niet oneigenlijk gebruik wordt gemaakt om de nationale
toelatingsregels te omzeilen. Artikel 35 van de richtlijn «vrij verkeer
van personen» (2004/38/EG) biedt, naast de mogelijkheid om op te treden
tegen fraude (bv. schijnhuwelijken), hiervoor aanknopingspunten. De
staatssecretaris van Justitie heeft er in Europees verband op
aangedrongen om de mogelijkheden die dit artikel biedt, beter te
benutten en om over de invulling die aan artikel 35 in de lidstaten
wordt gegeven een registratie bij te houden en andere lidstaten hierover
te informeren. Ik kan mij vinden in deze ingezette maatregelen.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Toorenburg, M.M. van	Vraag:

Kan het kabinet met een zorgvuldige beleidslijn komen ter bescherming
van de migranten met een zwakke positie op de arbeidsmarkt
(uitzendkrachten, laag opgeleiden) die een hoog risico hebben om weer
aan de zijlijn te komen staan? 

Antwoord:

Ik zal in overleg treden met de minister van SZW over de ontwikkelingen
in de komende tijd en de mogelijke effecten voor diegenen met een
kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Ik zal de Kamer daar over
rapporteren. 

 

Het kabinet onderneemt al stappen om de positie van kwetsbare migranten
op de arbeidsmarkt te versterken, zoals met de (vrijwillige)
inburgering, de EVC-trajecten (Erkennen van Verworven
Competenties) voor moeilijk bemiddelbare groepen en de bemiddeling van
1000 statushouders in de centrale opvang naar stage, opleiding of
(vrijwilligers)werk.  

 

Om ontslag van werknemers te voorkomen heeft het kabinet onlangs 200
miljoen beschikbaar gesteld voor bedrijven die door de kredietcrisis in
moeilijkheden zijn geraakt. Zij kunnen overtollige werknemers tijdelijk
onderbrengen in de WW. Deze regeling zal ook veel migranten beschermen.
 

 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Toorenburg, M.M. van	Vraag:

Kan de minister een reactie geven op het idee van verhoging van de
leeftijdsgrens in het kader van de remigratieregeling? 

Antwoord:

Ik neem aan dat verhoging van de leeftijdsvoorwaarde van 45 jaar wordt
bedoeld. Deze was ooit 55 jaar (op experimentele basis), is toen
verlaagd naar 50 jaar en bij de inwerkingtreding van de Remigratiewet in
het jaar 2000 weer verlaagd naar 45 jaar op verzoek van de Tweede
Kamer. 

 De doelgroep van de wet bestaat uit personen de niet zelf financieel
in hun remigratie kunnen voorzien en in een uitkeringssituatie verkeren,
te weten langdurig werklozen, arbeidsongeschikten en
bijstands-gerechtigden. De remigratie-uitkeringen zijn lager, omdat die
zijn afgestemd op de bestaanskosten in de bestemmingslanden. Verhoging
van de leeftijdsgrens zal een verkleining tot gevolg hebben van de
potentiële groep aanvragers en daarmee van het inverdieneffect van deze
wet. Ik overweeg niet om de leeftijdsgrens van 45 jaar te verhogen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Wanneer kan de Kamer een breed en samenhangend pakket van maatregelen
verwachten in verband met de financiële crisis en de gevolgen voor de
woningmarkt daarvan (o.m. WSW-grens omhoog, NHG, grondprijzen,
investeren in energiebesparing en renovatie)? 

Antwoord:

Het Kabinet is in haar brief van 21 november j.l. (vergaderjaar
2008–2009, 31 371, nr. 54) ingegaan op de gevolgen van de
kredietcrisis. 

De situatie op de woningmarkt vergt volgens het Kabinet op dit moment
nog geen specifieke aanvullende maatregelen. De ontwikkelingen worden
nauwlettend gevolgd. Mocht blijken dat de situatie op de woningmarkt de
komende maanden verslechtert en afwijkt van een normale economische
neergang, dan zal het kabinet zich beraden op aanvullende maatregelen.
Het ligt voor de hand dat daarbij eerst wordt ingezet op een
verscherpte inzet van het huidige instrumentarium binnen de verantwoorde
kaders.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Kan de minister bevorderen dat onderzoek wordt gedaan naar de
kwantitatieve en kwalitatieve woningvraag, en wáár die vraag zich
precies voordoet? 

Antwoord:

De tweejaarlijkse Primosprognose, opgesteld aan de hand van trends in
bevolkings- en huishoudensontwikkeling, leverde tot 2008 belangrijke
informatie over de toekomstige kwantitatieve woningbehoefte op nationaal
en regionaal niveau. In september 2009 zal het Planbureau voor de
Leefomgeving in samenwerking met het CBS een geactualiseerde prognose op
basis van Pearl openbaar maken. 

De kwalitatieve woningbehoefte wordt gemeten middels de Basismodule van
het WoON (voorheen het WoningBehoefte Onderzoek). Het veldwerk hiervoor
is reeds gestart. Er worden gegevens van 40.000 respondenten verzameld
over het huishouden, de woonsituatie en de woonwensen. Daarnaast is aan
lokale partijen de mogelijkheid geboden extra en gerichte enquetes
af te nemen. Daardoor groeit de steekproef naar verwachting tot 80.000
respondenten en zijn uitspraken op lokaal niveau mogelijk. Eind 2009 kom
ik met de eerste uitkomsten. 

Als onderdeel van het WoON is er in samenwerking met de Neprom tevens de
Consumentenmodule uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich op de keuzes die
mensen maken bij het realiseren van de woningvraag. Op basis hiervan
kunnen partijen doelgericht ingrijpen in de lokale woningvoorraad nieuwe
woningen, verkopen (marketing) of nieuwe woonproducten creëren. Naar
verwachting zal de bijbehorende publicatie voor het zomerreces 2009
verschijnen.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Kan de minister toezeggen dat hij bij de begroting van 2010 bij alle
plannen en voornemens in het kader van grote stedenbeleid ook de
passende financiële invulling biedt? 

Antwoord:

Uiteraard moeten de doelstellingen en middelen passend zijn. In mijn
brief van 24 oktober 2008 heb ik u geïnformeerd over mijn voornemens en
de huidige dekking ten behoeve van het toekomstige stedenbeleid. De
budgettaire gevolgen van het nieuwe stedenbeleid kunnen in de
begrotingsvoorbereiding 2010 aan de orde komen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Wat mogen we in daadkracht van de minister verwachten voor die andere
niet-Vogelaarwijken? 

Antwoord:

Het initiatief voor de wijkenaanpak - ook buiten de krachtwijken - ligt
bij de lokale bestuurders en hun lokale partners. U mag van mij
verwachten dat ik de gemeenten zal stimuleren tot het maken van
prestatieafspraken met hun lokale partners en vooral ook de uitvoering
daarvan. Zonodig zal ik die partijen daar op aanspreken.  

Het gaat ook om een innovatieve aanpak van de wijken. Ik zie het als
mijn taak om de lessen die we daar uit kunnen leren breed uit te dragen.
 

Daarnaast is er het Preventiebudget beschikbaar. Dit budget is bedoeld
om gemeenten te stimuleren om plannen te maken voor het aanpakken van
wijken buiten de 40 krachtwijken. De gemeenten die hun plan in de tweede
tranche van het Preventiebudget gehonoreerd zien zullen dan op verzoek
van uw Kamer tevens mee delen in de bewonersbudgetten.  

Onlangs is aan uw Kamer ook een brief over de vormgeving van het nieuwe
stedenbeleid gestuurd. Het Rijk wil gemeenten en lokale partijen
stimuleren bij het oppakken van complexe stedelijke thema's, zoals
multiprobleemgezinnen, newtowns en bevolkingskrimp in sommige steden.
Samen met de al ingezette wijkaanpak en het preventiebudget voor wijken
die dreigen af te glijden draagt het kabinet zo bij aan de ontwikkeling
van vitale steden zodat bewoners vooruit komen op de sociale ladder. 

 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Hoe gaat de minister lokale partijen (gemeenten, corporaties) wijzen op
het probleem dat bewoners nog steeds niet serieus worden genomen?
("budgetten komen niet aan bij bewoners") 

Antwoord:

Bewoners kunnen hun rol in de wijkenaanpak alleen optimaal spelen als ze
hier ook optimaal de ruimte en het vertrouwen voor krijgen. In
toenemende mate zie ik dat gemeenten hiervan doordrongen zijn. Tijdens
mijn wijkbezoeken en bestuurlijke overleggen is dit een belangrijk
aandachtspunt. Verder wil ik systematisch goede voorbeelden, waarbinnen
bewoners het vertrouwen en de ruimte hebben gekregen om hun initiatieven
te realiseren, landelijk uitventen. In 2009 organiseer ik met het LSA
een bijeenkomst met wethouders, corporatiedirecteuren en bewoners om
deze partijen bij elkaar te brengen, goede voorbeelden uit te wisselen
en onderling vertrouwen te kweken. Daarnaast houd ik de besteding van de
extra bewonersbudgetten nauwlettend in de gaten houden, zodat gemeenten
die bewoners nog niet als serieuze partner bejegenen, hierop kunnen
worden aangesproken door mij. 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CDA	Bochove, B.J. van	Vraag:

Kan de minister de toezegging herhalen dat hij vóór het krokusreces
2009 met de Kamer zal spreken over het kabinetsstandpunt over het
rapport van de Cie. Meijerink? 

Antwoord:

Ik herhaal mijn toezegging dat ik uw Kamer de kabinetsvoorstellen naar
aanleiding van het advies van de Stuurgroep Meijerink voor het
aanstaande krokusreces zal tóezenden. Het tijdstip van bespreking met
uw Kamer is vervolgens aan uw Kamer. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Klopt het dat bewoners amper worden betrokken bij de wijkplannen, zoals
ook blijkt uit de kwaliteitskaart van de LSA, en zo ja wat gaat de
minister hier aan doen een hoe gaat hij het monitoren? 

Antwoord:

In de meeste wijken zijn bewoners betrokken geweest bij de
totstandkoming van de wijkactieplannen, zij het op diverse manieren en
in verschillende mate. Deze betrokkenheid is nagegaan en per stad
beoordeeld voorafgaand aan de ondertekening van het charter. Het
verschil tussen de beoordeling vanuit WWI en de scores van de
kwaliteitskaart van het LSA is te verklaren vanuit het feit dat de
onderzoekers van de Universiteit een beperktere focus van de meting
hebben gehanteerd dan WWI; WWI heeft ook latere wijkactieplannen en
ook corporatie-activiteiten meegewogen. Ik zal uw Kamer voor het
algemeen overleg van 11 december  nader  informeren over de
afwegingen die zijn gemaakt voor wat betreft de betrokkenheid van
bewoners bij het opstellen van de wijkactieplannen bij het ondertekenen
van de charters. 

Ik heb het vertrouwen dat de betrokkenheid van bewoners bij de
wijkenaanpak in de uitvoeringsfase verder zal toenemen. Dit ga ik op de
volgende manieren volgen. 

Tijdens mijn wijkbezoeken laat ik mij uitgebreid informeren door
gemeenten, corporaties en bewoners over de betrokkenheid van bewoners
bij de uitvoering van de wijkactieplannen. Daarnaast heeft elke
krachtwijk een WWI accountmanager die nauwlettend de
bewonersparticipatie in de gaten houdt en signalen opvangt uit het veld.
Deze signalen komen ons ook ter ore via het LSA, onze gesprekspartner
inzake de bewonersparticipatie. Deze signalen worden door mij nagegaan
en waar nodig wordt een gemeente aangesproken.  

In 2009 vindt de tweede meting van het LSA onderzoek, uitgevoerd door de
Universiteit van Tilburg, plaats naar de betrokkenheid van bewoners bij
de uitvoering van de wijkactieplannen. WWI financiert dit onderzoek.
Afhankelijk van de uitkomsten, wordt er actie ondernomen richting
(deel)gemeenten.Tot slot vindt er een bewonerspeiling plaats die zoveel
mogelijk aansluit bij de lokale bewoners-tevredenheidsonderzoeken.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Wil de minister reageren op de voorstellen van de ChristenUnie
"Energiebesparingsplan gebouwde omgeving"? 

Antwoord:

Eigenaar bewoners

Voor eigenaar bewoners stelt de ChristenUnie voor prikkels in te
bouwen door zowel aantrekkelijke aanbiedingen als door voorbeeldwerking
en daarnaast via de energienota door energiebedrijven.   Proeven met
maatwerkadviezen in voorbeeldwoningen gebeurt al in de proefprojecten
van de Meer Met Minder aanpak. Deze aanpak gaat uit van maatwerkadviezen
en aantrekkelijke aanbiedingen door bouwers, installateurs en
adviseurs. De proefprojecten worden vanit de Schoon en Zuinig middelen
financieel ondersteund. 

Ook is in het convenant Meer met Minder met de energiebedrijven
afgesproken dat zij de energierekening inzichtelijker zullen maken om
consumenten via de energierekening te prikkelen maatregelen te nemen.
Wat we niet doen is voorbeeldwerking via vergelijking van het
energieverbruik: dit heeft nl. weinig zin omdat het verbruik voor een
belangrijk deel afhankelijk is van gezinssamenstelling, woon- en
gebruiksgedrag. Daarentegen is een energielabel wel een objectief
vergelijkingsinstrument en dient ter stimulering van het treffen van
maatregelen vooral bij mutaties. Een Energieprestatie-advies geeft
vervolgens inzicht in de beste maatregelen die getroffen kunnen worden.
  

Particuliere verhuurders 

Voor de particuliere verhuurders zoekt u naar maatregelen die sneller
besparingseffecten teweeg brengen: zoals aanpassing van de UHW
(zodat slechte energielabels kunnen worden aangemerkt als gebrek) en
een actiever aanschrijvingsbeleid door gemeenten een aanschrijvingstitel
te geven in de Woningwet. Voor dergelijke maatregelen is het vereist dat
er een minimum energieprestatienorm bestaat. Alleen op basis daarvan
kan een lagere energieprestatie als een tekortkoming of gebrek worden
aangemerkt. Daarop kan dan een in gebreke stelling volgen en kunnen
sancties worden toegepast.

Voor de nieuwbouw bestaat er een normering in de vorm van een
energieprestatienorm; voor de bestaande voorraad bestaat zo'n norm
niet. De mogelijkheid daartoe wordt echter in het kader van
het werkprogramma Schoon en Zuinig nu wel onderzocht. Dit onderzoek
loopt nog en wordt medio 2009 opgeleverd. 

Voorts uw vraag over huurverhoging bij vervanging van een sterk
verouderde verwarmingsinstallatie (ouder dan 10 jaar) door een nieuwe.
Als de verouderde verwarmingsinstallatie wordt vervangen door een nieuwe
maar vergelijkbare verwarmingsinstallatie wordt dit beschouwd als
normaal onderhoud. Wordt een verouderde standaard-verwarmingsketel
vervangen door een HR-ketel met een hoger rendement dan een standaard
ketel dan is een huurverhoging reëel voor dat gedeelte dat die HR-ketel
meer kost dan de standaard-verwarmingsketel. 

Tenslotte acht u het gewenst om ook in de particuliere sector een
convenant te sluiten voor energiebesparing. Met de VNG zijn in het
Klimaatakkoord reeds afspraken gemaakt over de inspanningen van
gemeenten op het terrein van energiebesparing in de gebouwde
omgeving. Vastgoed Belang krijgt een bijdrage voor hun concrete
inzet voor Meer Met Minder. Ik zal bij IVBN informeren of zij bereid
zijn zich aan te sluiten bij Meer Met Minder.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Is de minister bereid om in de prestatieafspraken met gemeenten op te
nemen dat zij moeten kunnen aantonen alles gedaan te hebben om oudkomers
te vinden en binden (inburgering)? 

Antwoord:

Uitgaande van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeenten
laat ik het aan gemeenten zelf over om ‘op maat’ de werving en
toeleiding van inburgeraars te organiseren. De prestatieafspraken - het
aantal personen dat deelneemt aan voorzieningen en examen - die ik met
gemeenten heb gemaakt, maakt het noodzakelijk dat gemeenten de
toeleiding ook zo goed mogelijk organiseren. Immers, gemeenten krijgen
bekostigd op basis van twee factoren: start van het traject en deelname
aan het examen. Ook in het toekomstige participatiebudget worden
gemeenten bekostigd op onder meer de start van trajecten. Daar zit dus
een inherente prikkel. Als men geen inburgeraars vindt, krijgt de
gemeente ook geen bekostiging. 

Daarnaast draag ik bij aan de uitwisseling van ervaringen van gemeenten
met werving door het organiseren van bijeenkomsten rondom dit thema en
via de nieuwsbrief die in het kader van het Deltaplan inburgering wordt
uitgegeven. Wat ik verneem is dat in toenemende mate gemeenten gebruik
maken van zelforganisaties, mensen uit de eigen kring (zogenoemde
ambassadeurs) en van intermediaire organisaties om oudkomers te
betrekken bij de inburgering. Ook zetten bijvoorbeeld buren of
collega’s zich in als taalcoaches om mensen naar de inburgering te
leiden en verder te begeleiden. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Wat gaat de minister er aan doen om te zorgen dat bewoners meer
verantwoordelijkheid krijgen bij de uitvoering van hun initiatieven?
Heeft de minister er zicht op hoe de omschrijving en de
informatievoorziening hieromtrent is verlopen? 

Antwoord:

Het vouchersysteem zorgt ervoor dat bewoners hun eigen initiatieven
binnen de wijken kunnen realiseren. Ook in gemeenten waar is
gekozen voor het eigen gemeentelijke systeem zijn
bewoners verantwoordelijk voor de realisatie van hun initiatieven.
Tijdens bestuurlijk overleg en wijkbezoeken zal ik nagaan hoe hier
invulling aan wordt gegeven. 

Wat de inzet van de bewonersbudgetten betreft, zullen de diverse
verdelingssystemen in kaart worden gebracht en geanalyseerd. Hier komt
onder meer de verantwoordelijkheid van bewoners bij de uitvoering van
hun initiatieven aan bod.  

 

Naar aanleiding van een aantal signalen uit het veld over een beperkte
betrokkenheid van bewoners bij de keuze van het verdelingssysteem is
door mijn medewerkers een ronde gemaakt langs de G31 gemeenten en
bewonersorganisaties. Dit heeft inzicht gegeven in hoe dit proces is
verlopen in de verschillende gemeenten. Vóór het AO op 11 december
a.s. zal ik uw Kamer hierover nader informeren. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Wat vindt de minister van het idee om inburgeraars te stimuleren de taal
actief te blijven oefenen, bijv. door het bijhouden van een
maatschappelijk participatieboekje? 

Antwoord:

Ik ben het met mevrouw Ortega-Martijn eens dat ook na het volgen van een
inburgeringscursus het van belang blijft om de taal in de praktijk te
oefenen. Daarom zet ik ook op het zoveel mogelijk duaal uitvoeren van
inburgeringsprogramma’s. Op deze wijze wordt bevorderd dat inburgering
en participatie hand in hand gaan en participatie niet ophoudt na het
beëindigen van de inburgeringscursus. Het streven is om in 2011 80 %
van de inburgeringsvoorzieningen duaal uit te voeren. Bovendien is er
een participatiebonus beschikbaar om het uit voeren van duale
inburgeringsvoorzieningen te bevorderen. Tenslotte zal ook de invoering
van het participatiebudget bijdragen aan de mogelijkheden voor gemeenten
en burgers om combinatietrajecten uit te voeren.  

In dit kader pleit mevrouw Ortega ook voor de invoering van een
maatschappelijk participatieboekje, waarin praktische toepassingen op
een laagdrempelige manier invulling krijgen. Ik wijs u op het
praktijkexamen-onderdeel waarin meerdere passende praktijkopdrachten
moeten worden vervuld en waarvoor bewijzen voor praktijkevaringen worden
verzameld. De praktijkopdrachten worden bij het volgen van een
inburgeringscursus begeleid door de docenten en vormt een praktisch
instument om ervaringen op te doen in de maatschappij. Daarmee geef ik
invulling aan de wens van mevrouw Ortega. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Wat is de stand van zaken mbt het betrekken van bewoners bij het
opstellen/ uitvoeren van wijkplannen? 

Antwoord:

Vóór het AO over de voortgang van de wijkenaanpak op 11 december a.s.
zal ik uw Kamer informeren over de afwegingen die zijn gemaakt voor wat
betreft de betrokkenheid van bewoners bij het opstellen van de
wijkactieplannen bij het ondertekenen van de charters. 

  Wat betreft de bewonersbetrokkenheid bij de uitvoering van de
wijkactieplannen kan ik u melden dat ik deze op de volgende manieren ga
volgen. Tijdens mijn wijkbezoeken laat ik mij uitgebreid informeren door
gemeenten, corporaties en bewoners over de betrokkenheid van bewoners
bij de uitvoering van de wijkactieplannen. Daarnaast heeft elke
krachtwijk een WWI accountmanager die nauwlettend de
bewonersparticipatie in de gaten houdt en signalen opvangt uit het veld.
Deze signalen komen ons ook ter ore via het LSA, onze gesprekspartner
inzake de bewonersparticipatie. Deze signalen worden door mij nagegaan
en waar nodig wordt een gemeente aangesproken.   

In 2009 vindt de tweede meting van het LSA onderzoek, uitgevoerd door de
Universiteit van Tilburg, plaats naar de betrokkenheid van bewoners bij
de uitvoering van de wijkactieplannen. WWI financiert dit onderzoek.
Afhankelijk van de uitkomsten, wordt er actie ondernomen richting
(deel)gemeenten.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Vindt de minister dat het project Prachtwijken meer bottum-up moet
worden uitgevoerd? 

Antwoord:

De betrokkenheid van bewoners en andere partijen acht ik van groot
belang. In antwoorden op vragen van verschillende Kamerleden onderstreep
ik dat belang en ga ik er nader op in.

De uitvoering van de wijkenaanpak ligt primair op het lokale niveau.
Daar is geen misverstand over. Wat de rol van het rijk betreft, is deze
in de planvormende fase aanjagend geweest. Dit heeft er toe geleid dat
er voor alle wijken bottom up doelstellingen in de wijkactieplannen zijn
geformuleerd en dat in de eerste helft van dit jaar de charters met
gemeenten zijn getekend. Wat de uitvoerende fase betreft, is de rol van
het Rijk meer het faciliteren en ondersteunen van gemeenten.  

Voor de wijkenaanpak geldt het principe van partnerschap tussen Rijk en
gemeenten. De afspraken in de charters zijn niet vrijblijvend: rijk en
gemeenten spreken elkaar over en weer aan op de voortgang en de
resultaten. Hierbij leg ik over het rijksdeel van het charter
verantwoording af aan uw Kamer en het college van B&W over de invulling
van de gemeentelijke rol aan de gemeenteraad. 

Om goed zicht te houden op de ontwikkelingen in de wijken en om de
administratieve lasten voor gemeenten zo veel mogelijk te beperken zal
uw Kamer één maal per jaar tijdens een uitgebreide voortgangrapportage
inzicht worden gegeven in de vorderingen die op rijksniveau en op
gemeentelijk niveau worden gemaakt.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Is de minister bereid om generatiebestendig bouwen mee te nemen bij de
verstedelijkingsafspraken? 

Antwoord:

In de voorbereidingen van de verstedelijkingsafspraken voor de periode
2010 tot 2020 zal ik samen met de stedelijke regio’s nagaan wat de
opgaven zijn en waarop het Rijk in het kader van de
Verstedelijkingsafspraken zal gaan sturen. Omdat de situatie op de
woningmarkt per regio sterk verschilt, betreft het hier maatwerk per
regio. Afhankelijk van de regiospecifieke situatie zal ik waar nodig en
wenselijk ook op kwalitatieve aspecten van de woningbouw sturen. Ik
denk hierbij in eerste instantie aan sociale woningbouw en de
verdeling daarvan binnen de regio, voldoende woningen voor ouderen en
starters en aan binnenstedelijk bouwen. Andere kwalitatieve aspecten
die kunnen worden betrokken
bij de Verstedelijkingsafspraken moeten blijken uit de afstemming
van de opgaven met de regio’s. Deze afstemming vindt plaats in de
eerste helft van 2009. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

In de uitwerking van de motie-Ortega-Martijn van vorig jaar over de
bekostigingsstelsels voor voorzieningen in nieuwbouwwijken wordt gewezen
op de gebiedsdocumenten. Is de minister bereid om dit meer structureel
ipv op behoefte van regio's te onderzoeken, samen met de andere
betrokken departementen? 

Antwoord:

Voor het realiseren van adequate voorzieningen in grootschalige
nieuwbouwwijken zijn primair regionale en lokale publieke en private
partijen verantwoordelijk die daartoe ook over de benodigde middelen
beschikken. Tenzij uit de bestuurlijke overleggen met de regio's mocht
blijken dat terzake knelpunten worden voorzien, acht ik een meer
structureel onderzoek met de andere departementen niet nodig. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

Wil de minister bij de second opinion de planbureaus vragen om niet
alleen te kijken naar ISV en BLS gelden, maar ook naar andere
ruimtelijke budgetten en verlenging van het MIRT, zodat een integraal
beeld ontstaat voor de benodigde rijksinzet? 

Antwoord:

Zoals aangegeven in mijn reactie op de motie Van Heugten c.s. inzake de
ruimtelijke investeringen tot 2020 (d.d. 21 november 2008) zal ik de
planbureaus vragen om een second opinion te geven op de uitgevoerde
ramingen – waaronder de ramingen voor ISV en BLS - en de
veronderstellingen en aannamen die daarin zijn gehanteerd. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

CU	Ortega - Martijn, C.A.	Vraag:

De ambitie is 40% binnenstedelijk bouwen. Kan in het kader van de nieuwe
Randstad sleutelprojecten een stad worden aangewezen waar wordt ingezet
op grootschalige verdichting. 

Antwoord:

Het kabinet acht het van groot belang dat de binnenstedelijke
mogelijkheden in alle steden optimaal worden benut, teneinde de in de
structuurvisie verwoorde kabinetskeuze waar te maken. Verder wil ik niet
vooruitlopen op de uitkomst van de gestarte MIRT-verkenning naar
Randstad Sleutelprojecten voor de periode na 2020. In de loop van 2009
kunt u de uitkomsten van deze verkenning, die namens het kabinet door
minister Cramer wordt getrokken, verwachten. De verkenning maakt
overigens ook onderdeel uit van het Programma Randstad Urgent. In de
brief over dit programma verwijst minister Eurlings ook naar de
procesafspraken die ten aanzien van deze verkenning zijn opgesteld. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

D66	Ham, B. van der	Vraag:

Graag een reactie op wat de minister gaat doen op de achterblijvende
bouwproductie? 

Antwoord:

Zie het antwoord op de vraag van de heer Van Der Staaij op pagina 70. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

D66	Ham, B. van der	Vraag:

Gaat de minister in zijn aangekondigde notitie over de woningmarkt ook
in op de twee taboes: hypotheekrenteaftrek en ander huurbeleid? 

Antwoord:

Het Kabinet heeft in de WWI-begroting 2009 (p. 21/22) aangegeven te gaan
kijken op welke wijze het de flexibiliteit van de woningmarkt kan
bevorderen binnen de kaders van het Coalitieakkoord. Deze kaders geven
aan dat er deze kabinetsperiode geen wijzigingen plaats vinden in de
fiscale behandeling van de eigen woning en dat de jaarlijke
huurverhoging is gekoppeld aan de inflatie.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

D66	Ham, B. van der	Vraag:

Wat gaat de minister doen om in het integratiedebat onderwijs, werk,
flexibilisering van de arbeidsmarkt terug op de agenda te krijgen? 

Antwoord:

Ik zal mij vooral richten op die beleidsterreinen die nodig zijn om van
inburgering een succes te maken. Succes betekent: duurzame participatie.
Essentieel daarvoor zijn scholing en langdurig arbeidsdeelname. Het
kabinet zet daarop stevig in. De eerste verantwoordelijkheid voor deze
terreinen ligt bij mijn collega's van OCW respectievelijk SZW. Ik zal
met mijn collega's bespreken of hun beleid eraan bijdraagt dat
inburgering leidt tot duurzame participatie. Verder zal ik steeds
kritisch beoordelen of het beleid in evenredige mate de groep migranten
en hun kinderen bereikt en geschikt is voor de aanpak van daar levende
problematiek. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

D66	Ham, B. van der	Vraag:

Waarom heeft de minister geen informatie over regionale verschillen bij
vastgoedveilingen? Op welke termijn kan die informatie geleverd worden? 

Antwoord:

U vraagt naar een toelichting op een antwoord op eerder gestelde vragen
naar aanleiding van de concepttekst van de oratie van prof. Brounen
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel, nr. 487, kenmerk
2080902240). Ik heb geen eigen informatie over deze regionale
verschillen. De informatie die ik heb is gebaseerd op de genoemde
concept-oratie en op een onderzoek van de NMa uit 2006. De opmerkingen
uit de concepttekst van de oratie verwijzen ook naar dat onderzoek van
de NMa. Het gaat bijvoorbeeld om verschillen in omvang van de veilingen
en de hoeveelheid publiciteit. Prof. Brounen rapporteert daarnaast op
basis van eigen onderzoek verschillen in veilingopbrengsten ten opzichte
van de ingeschatte marktwaarde, bijvoorbeeld naar type woning, bouwjaar,
oppervlakte en soort wijk.

  

Over de aanbevelingen van de NMa en de manieren om huizenveilingen te
verbeteren wordt in het antwoord op vraag 4 van de
betreffende Kamervragen ingegaan. Overigens is
de notaris verantwoordelijk voor de juiste gang van zaken tijdens een
veiling; mijn collega van Justitie draagt eindverantwoordelijkheid
voor het toezicht op het notariaat.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

D66	Ham, B. van der	Vraag:

Kan de minister toezeggen dat hij de komende maanden een visie op het
integratiebeleid gaat neerleggen, vanuit het gegeven dat hij de laatste
minister voor WWI zal zijn? 

Antwoord:

De visie van mijn voorgangster staat beschreven in de beleidsagenda bij
de begroting 2009 en de Integratienota 2007-2011. Eind volgend jaar zal
ik de Midterm Review Integratiebeleid presenteren. Daarin wordt de
Tweede Kamer geïnformeerd over de vorderingen in de voornemens en
acties die in de Integratienota zijn aangekondigd. Daarnaast kunnen,
indien daar aanleiding toe is, nieuwe ontwikkelingen worden
gesignaleerd. In samenhang daarmee is er de mogelijkheid om nieuwe
beleidsinitiatieven of beleidswijzigingen aan te kondigen.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Dibi, T.	Vraag:

Bent u, met de minister van BZK, voorstander van etnisch registreren? Zo
ja, kunt u een duidelijke casus noemen om de toegevoegde waarde hiervan
aan te tonen? 

Antwoord:

De discussie over registratie van herkomstgegevens, want daar hebben wij
het over, is een discussie die uiterst zorgvuldig moet worden gevoerd.
Het is daarbij van belang om onderscheid te maken tussen registratie van
herkomstgegevens ten behoeve van de individuele hulpverlening en
registratie van herkomstgegevens ten behoeve van het genereren van niet
tot personen herleidbare beleidsinformatie. Het betreft hier twee zeer
verschillende registratiedoelen, waarvan de nut en noodzaak afzonderlijk
dient te worden beoordeeld. Ik ben momentaal bezig mijn standpunt hierin
te bepalen en zal u hierover in het voorjaar van 2009 informeren.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Dibi, T.	Vraag:

Hoeveel generaties duurt het om geen allochtoon meer te zijn? 

Antwoord:

Volgens de definitie van het CBS is iemand is allochtoon als tenminste
een van zijn of haar ouders in het buitenland is geboren. Een eerste
generatie allochtoon is zelf in het buitenland geboren, een tweede
generatie allochtoon is in Nederland geboren. Als een tweede generatie
allochtoon huwt met een partner die ook in Nederland is geboren, gelden
de kinderen als autochtoon. Het duurt dus minimaal twee generaties
voordat iemand geen allochtoon meer is. Dat is de formele kant. Ik ben
het met de heer Dibi eens dat dit weinig zegt over het gevoel van erbij
horen en acceptatie door de ontvangende samenleving, al is het maar
omdat de persoonlijke ervaringen van mensen verschillen. Waar het mij om
gaat is dat we mensen primair aanspreken als burger van dit land, met
gelijke rechten, plichten en verantwoordelijkheden. Daar liggen de
sleutels voor integratie en onderlinge acceptatie.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Dibi, T.	Vraag:

Wat vindt de minister van WWI van uitspraken van zijn PvdA-partijgenoten
over Marokkaanse criminelen, "te vernederen voor hun "eigen mensen"",
"een corrigerende tik", "verbannen naar een andere wijk" of dat
"excessen behoren tot de Marokkaanse cultuur" (Marcouch)? 

Antwoord:

Overlastgevend en crimineel gedrag zijn niet te tolereren, wie er ook
bij betrokken is. Dit gedrag moet hoe dan ook worden aangepakt. Het
Nederlandse strafrecht is daarbij leidend. Dat geldt voor alle
Nederlandse burgers, dus ook voor Marokkaanse-Nederlanders. Wel ben ik
van mening dat bij het aanpakken van problemen gekeken moet worden naar
wat effectief is. We weten van de Marokkaanse cultuur dat schaamte een
grote rol speelt; wanneer dit terugkomt in de straf heeft dit invloed op
de strafbeleving van deze jongens. Dat betekent niet dat we verschillend
moeten straffen voor dezelfde overtredingen, noch dat we tikken
uitdelen. De Nederlandse wet is immers het uitgangspunt. Een goed
voorbeeld hoe wel rekening kan worden gehouden met wat effectief is voor
in dit geval Marokkaanse jongeren, is het uitvoeren van taakstraffen in
de eigen buurt of moskee, zoals in een aantal gemeenten gebeurt, en het
sneller en vaker benutten van specifieke, persoonsgerichte
gebiedsverboden. Op die manier helpen we ook de straatcultuur terug te
dringen, die een grote, negatieve aantrekkingskracht uitoefent op deze
jongeren. 

 

Ik kom samen met de Ministers van BZK, Justitie en Jeugd en Gezin in
januari met een brief over de aanpak van Marokkaans-Nederlandse
probleemjongens waarin aandacht uit zal gaan naar de de problematiek op
lokaal niveau.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Dibi, T.	Vraag:

Wilt u de Verwijsindex Antillianen invoeren? 

Antwoord:

Uw vraag naar mijn plannen met de Verwijsindex Antillianen kan ik helaas
nog niet beantwoorden. Ik ben mij aan het orienteren op de verschillende
mogelijkheden en oplossingen en voer daartoe de komende weken nog
gesprekken met verschillende bewindspersonen en de Antillianen
gemeenten. Ik zal u zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen over de
uitkomst van deze gesprekken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Dibi, T.	Vraag:

Wat is het standpunt van de minister t.a.v. een initiatief wetsvoorstel
om het kiesrecht uit te breiden, ook bij landelijke en provinciale
verkiezingen tot eenieder die hier langer dan 5 jaar legaal woont? Idem
over een verlaging van het kiesrecht tot de leeftijd van 16 jaar. 

Antwoord:

-Eerst verantwoordelijke in deze is de Minister van Binnenlandse Zaken.
 

-Volgens artikel 4 van de Grondwet heeft iedere Nederlander gelijkelijk
actief en passief kiesrecht, behoudens bij de wet gestelde beperkingen
en uitzonderingen. Dat betekent dat voor nationale verkiezingen het
Nederlanderschap vereist is. Op grond van artikel 130 GW kan de wet het
actief en passief kiesrecht van de gemeenteraad toekennen aan
ingezetenen, die geen Nederlander zijn, mits zij tenminste voldoen aan
de vereisten die gelden voor ingezetenen die tevens Nederlander zijn. Na
5 jaar kan door het verkrijgen van het Nederlanderschap,  eveneens het
nationaal kiesrecht worden verkregen, zoals door de heer Dijsselbloem is
opgemerkt.  

 

Voor het vraagstuk om de kiesgerechtigdeleeftijd aan te passen naar de
leeftijd 16 jaar verwijs ik u naar de Minister van Binnenlandse Zaken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Kunt u een reactie geven op het voorstel van Groenlinks om de
krimp/groei van bevolkingsaantallen in bepaalde regio´s op te vangen
door hergebruik van leegstaande kantoren en wonen boven winkels? Graag
een reactie op het feit dat er 7 miljoen m2 kantoorruimte leegstaat. Hoe
wordt de leegstand aangepakt en hergebruik bevorderd? 

Antwoord:

De toenemende leegstand van kantoorruimte vind ik ook een probleem,
zeker als daar woonruimte van gemaakt kan worden. Ik ben er
voorstander van dat ook door  het ombouwen van leegstaande kantoren tot
woningen en door wonen boven winkels wordt bijgedragen aan de benodigde
omvang van de woningvoorraad. Beslissingen over dit soort transformaties
liggen echter bij gemeenten en publieke en private investeerders. Ik
heb, naar aanleiding van eerder met Uw kamer gevoerd overleg, inmiddels
een kennistraject gestart, in samenwerking met de vereniging Wonen boven
Winkels, en de SEV/Stichting BouwResearch dat als doel heeft om best
practice van transformatie naar woningen breed uit te dragen naar alle
betrokken doelgroepen. In dit kennistraject, dat wordt uitgevoerd in
2009, wordt ook deelgenomen door Aedes en de VNG.

 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Is de minister bereid de charters open te breken voor het verbeteren van
de afspraken voor bewonersparticipatie? 

Antwoord:

Nee, hier is geen enkele aanleiding toe. Vóór het AO over de voortgang
van de wijkenaanpak op 11 december a.s. zal ik uw Kamer informeren over
de afwegingen die zijn gemaakt voor wat betreft de betrokkenheid van
bewoners bij het opstellen van de wijkactieplannen bij het ondertekenen
van de charters.    



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Gaat u werk maken van een "groen check" op de wijkenaanpak? 

Antwoord:

Ja. Het programma Groen in de Stad maakt onderdeel uit van de
wijkenaanpak. In 13 charters zijn maatregelen opgenomen om de kwaliteit
van de openbare ruimte te versterken met 'groene' maatregelen. Het
ministerie van LNV investeert totaal 7,8 miljoen in het stimuleren
van groen in krachtwijken. De voortgang volgen we nauwkeurig. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Zou de minister er goed aan doen om te bewerkstellingen dat de overheid
zelf duurzaam gaat bouwen? 

Antwoord:

Het spreekt voor zich dat de overheid zelf duurzaam bouwt. Zo hanteert
de Rijksgebouwendienst – in afstemming met zijn klanten – al lange
tijd duurzaamheid als zwaarwegend criterium bij de besluitvorming over
huisvesting voor de rijksoverheid. De ambitie op dit vlak is een
voorbeeldrol te vervullen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een in
opdracht van de Rijksgebouwendienst ontwikkelde maatstaf voor
duurzaamheid: ‘Green Calc’. Zo is bijvoorbeeld onlangs in Lelystad
huisvesting opgeleverd voor het Openbaar Ministerie met een Green
Calc-score van 203. Daarnaast heeft de Rijksgebouwendienst een
duurzaamheidsprogramma in voorbereiding, waarbij onder meer ‘cradle to
cradle’, ‘warmte-koude opslag’, ‘led-verlichting’ en
‘energieopwekking’ een plaats innemen. Vanzelfsprekend vormt de
verplichting voor de overheid omtrent duurzaam inkopen vanaf 2010 daar
deel van uit. Als onderdeel van dit ‘duurzaamheidsoffensief‘ is de
Rijksgebouwendienst gestart met een omvangrijk
energiebesparingsprogramma dat zich in het bijzonder richt op de
bestaande rijkshuisvesting. Doelstelling is om 2 % energie per jaar te
besparen in de periode tot 2020.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Kunt u een reactie geven op de wens van Groenlinks om tot meer
keuzevrijheid in eigendomsvormen tussen huur en koop te komen voor de
lage- en middeninkomens? 

Antwoord:

Ik ben een voorstander van meer keuzevrijheid, ook voor lage en
middeninkomens. Ik wijs er bijvoorbeeld op dat het sinds september dit
jaar mogelijk is om koopsubsidie aan te vragen in combinatie met verkoop
onder voorwaarden. Dit maakt een koopwoning nog toegankelijker, met name
woningen die corporaties verkopen met korting en deling in de
waardeontwikkeling (MGE, Koopgarant). Nu kan in die gevallen ook
koopsubsidie worden toegekend, voorheen kon dat niet. 

Ik constateer dat er al veel tussenvormen en koopvarianten ontwikkeld en
in omloop zijn. Uit oogpunt van transparantie voor de burger wil ik
pleiten voor enige standaardisering. Begin 2009 komt een brochure over
manieren waarop verschillende partijen zoals gemeenten, corporaties,
bouwers en ontwikkelaars koopstarters kunnen ondersteunen. Doel van de
brochure is om partijen te laten zien wat voor varianten er nu al
bestaan. Zo hoeven ze niet het wiel (opnieuw) uit te vinden en kunnen ze
zich aansluiten bij goede en beproefde modellen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

GL	Gent, mw. W. van	Vraag:

Wat is de reactie van de minister op het idee van een leegstandsheffing
en op het idee van een investeringsfonds, zoals opgenomen in het plan
van GroenLinks voor wonen in kantoren? 

Antwoord:

Mijn voorganger heeft toegezegd hiernaar onderzoek te laten doen. Het
betreffende onderzoek naar kraken en leegstand heeft inmiddels
plaatsgevonden. Het rapport kunt u binnenkort tegemoet zien.  

Een drietal kamerleden werkt momenteel aan een initiatiefwetsvoorstel
‘Kraken en Leegstand’. Ik wil dit initiatiefwetsvoorstel niet voor
de voeten te lopen. Het innemen van een standpunt door het kabinet over
de wenselijkheid van een leegstandsheffing en een eventueel daaraan
gekoppeld investeringsfonds zal daarom worden aangehouden tot de
Kamerbehandeling van het initiatiefwetsvoorstel “Kraken en
leegstand”.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Hoe kan de minister zeggen dat de immigratiekraan niet openstaat gelet
op de grote jaarlijkse instroom van allochtonen? 

Antwoord:

Het toelatings- en vreemdelingenbeleid behoort tot de portefeuille van
de Staatssecretaris van Justitie. Wat betreft de instroom van de
doelgroep die onder de Wet inburgering in het buitenland valt, het
volgende: 

 

Uit de monitor Wet Inburgering in het buitenland van april 2008 blijkt
dat de aanvragen voor Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) onder de
gezinsvormers - / herenigers die onder de Wet inburgering buitenland
vallen, een dalende trend kende tussen 2004 en 2007. Tussen 2004 en 2007
is het aantal MVV-aanvragen onder deze doelgroep met 58 % is gedaald van
29.182 MVV-aanvragen in 2004 naar 12.258 aanvragen in 2007.  

 

Deze daling kan o.a. gerelateerd worden aan de verhoging inkomenseis van
100% naar 120% van het wettelijk minimumloon per 1 november 2004, de
verhoging van de leeftijdsgrens van 18 naar 21 jaar per 1 november 2004,
het inburgeringsvereiste in het buitenland m.i.v. 15 maart 2006. 

 

Uit de cijfers van de IND van januari 2008 t/m oktober 2008 met
betrekking tot de MVV-aanvragen voor alle gezinsvormers en –herenigers
(incl. diegenen die niet onder de WIB vallen) blijkt dat de instroom van
gezinsvormers en –herenigers een stijging kent ten opzichte van 2007:
in 2007 zijn 10.332 MVV-aanvragen ingewilligd, in de eerste 10 maanden
van 2008 waren dat er 12.962. Deze stijging zou ik niet willen
kwalificeren als een openstaande ‘immigratiekraan’. 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Kan de minister duidelijkheid geven of hij de migratie een probleem
vindt of niet? 

Antwoord:

Migratie op zichzelf zou ik niet als een probleem willen kwalificeren,
maar als een gegeven waar we niet om heen kunnen in de hedendaagse
mondiale samenleving. Uiteraard moeten we de vraag stellen hoe we dit
fenomeen willen en kunnen reguleren, omdat geen enkele samenleving een
onbeperkte draagkracht heeft. Hierin is het vraagstuk van de integratie
medebepalend. De ervaringen uit het verleden laten zien dat
ongecontroleerde migratie tot langdurige integratieproblemen kan leiden.
. Migratie, hetzij tijdelijk, hetzij duurzaam, legt een druk op de
beschikbare voorzieningen, zoals de markt van goedkope woningen, en
trekt een wissel op de sociale binding tussen bevolkingsgroepen, in het
bijzonder in de grote steden.  

 

Het kabinet (staatssecretaris Justitie) heeft onlangs de nieuwe
uitgangspunten ten aanzien van migratie geformuleerd in de blauwdruk
Modern Migratiebeleid. In deze nieuwe aanpak geldt de balans tussen een
restrictief en selectief migratiebeleid als uitgangspunt. Met dit
uitgangspunt is tevens de inburgering en integratie gediend. Ik kan me
dan ook vinden in de lijn zoals geformuleerd in het Modern
Migratiebeleid.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Vindt de minister de in brand gestoken kerk in Gouda ook een
flutincident of een schandalige schoffering van de Nederlandse traditie?
Waarom heeft de minister niet direct op dit incident gereageerd (of een
andere minister)? Vindt de minister het een goed teken van integratie
dat de moslimgemeenschap hier (brandbom tegen kerk) zelf niets van heeft
gezegd? 

Antwoord:

Zoals ik vorige week al heb gesteld in het AO ter kennismaking met uw
Kamer, hecht ik aan zorgvuldigheid in het debat. Dit begint bij de
feiten. Niet elk probleem duidt op een dieperliggend patroon. En niet
elk probleem waarbij een allochtoon is betrokken is een
integratieprobleem. Soms hebben we te maken met problemen die losstaan
van de etnische achtergrond of herkomst van personen en soms is er wel
een aspect van afkomst maar is het probleem toch echt een incident. Ik
zeg er meteen bij: als dit zo is, doet dit niets af aan de mogelijke
ernst van die incidenten of problemen. Het geeft wel een antwoord op de
vraag of ik als minister voor Integratie hiervoor een
verantwoordelijkheid heb, al dan niet mede met de betrokken gemeenten. 

 

Over het genoemde geval is bekend dat een fles met brandende vloeistof
is gegooid naar de deur van de kerk in Gouda. Onder de aangehouden
verdachten zijn ook personen van Marokkaans-Nederlandse afkomst. Feit is
ook dat buurtbewoners al enige tijd klagen over een groep
Marokkaans-Nederlandse jongeren die in de buurt van de kerk en het
nabijgelegen winkelcentrum regelmatig voor vernielingen, bedreigingen en
overlast zorgen. Het gaat hier om wangedrag dat past in een patroon, en
dus meer is dan een geïsoleerd incident. Dit is ook precies de reden
dat we als Kabinet in overleg met gemeenten komen met een aanpak van de
problemen met en van Marokkaans-Nederlandse jongeren. We betrekken
hierbij ook de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Uiteraard vind ik het
onacceptabel wat er in Gouda is gebeurd en keur ik het af. De bewoners
Gouda en de andere gemeenten die met deze problemen kampen hebben vooral
behoefte aan een effectieve en integrale aanpak van de problemen.
Daarover ben ik in overleg met de gemeenten. U kunt in januari een brief
van het kabinet verwachten over deze aanpak.  

 

Ik constateer dat juist veel mensen uit de Marokkaans-Nederlandse
gemeenschap publiekelijk, ook via de media, hun afkeuring hebben
uitgesproken over de recente reeks van wandaden. Bovendien hebben ze
Marokkaans-Nederlandse ouders en organisaties opgeroepen tot het helpen
en nemen van verantwoordelijkheid bij de aanpak van de problematiek met
probleemjongeren. Wel wil ik aangeven dat ik vind dat we migranten en
hun kinderen die hier in Nederland wonen niet alleen of in de eerste
plaats moeten benaderen als lid van een collectief, maar juist ook als
individuen met een eigen verantwoordelijkheid voor de Nederlandse wet.
Dat past ook bij de moderne Westerse samenleving die Nederland is. Tegen
die achtergrond zullen veel Marokkaanse-Nederlandse die zich prima
thuisvoelen in Nederland en volledig geïntegreerd zijn, zich niet
geroepen voelen ‘als moslimgemeenschap’ te reageren op de brandbom
in Gouda.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Wat vindt de Minister van het feit dat een aantal gemeenten de eigen
bijdrage van inburgeraars laat vervallen? 

Antwoord:

Gemeenten zijn gehouden de wet uit te voeren, ook op dit punt.  

In de bijlage bij de brief van 3 oktober 2008 (Kamerstukken II,
2008-2009, 31 143, nr. 25) is aangegeven op welke wijze de eigen
bijdrage in de Wet inburgering is geregeld. Dat biedt aan gemeenten de
volgende beleidsvrijheid: 

- de eigen bijdrage kan worden geïnd in termijnen. De gemeente kan de
termijnen en het daarbij behorende bedrag zelf bepalen. Bijvoorbeeld 18
maanden een bedrag van 15 euro; 

- de eigen bijdrage kan worden verrekend met de uitkering (eveneens in
termijnen); 

- de eigen bijdrage hoeft niet geïnd te zijn, voordat aan het
inburgeringsprogramma kan worden begonnen. De gemeente kan (in overleg
met de inburgeraar) een wenselijk moment afspreken.  

Tevens is daarbij aangegeven dat het gemeenten vrij staat, ter
stimulering, de inburgeraar extra te belonen voor het leveren van een
inspanning of prestatie in het kader van de inburgering. Bijvoorbeeld
een financiële bonus indien hij een bepaalde periode heeft deelgenomen
aan een inburgeringsprogramma of heeft deelgenomen aan het
inburgeringsexamen of het inburgeringsexamen heeft behaald. Indien
inburgeraars voldoen aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor de
financiële bonus kan die bonus worden uitgekeerd, maar kan hij ook
verrekend worden met de eigen bijdrage.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Vindt de Minister dat de boerka uit de openbaarheid geweerd moet worden
en strafbaar worden gesteld? 

Antwoord:

-Op 8 februari 2008 heeft het Kabinet een brief naar uw Kamer verzonden
met daarin haar standpunt t.a.v. het dragen van gelaatsbedekkende
kleding in de Nederlandse samenleving.  

-Het kabinet vindt gezichtsbedekkende kleding onwenselijk. Het dragen
van gezichtsbedekkende kleding belemmert de open onderlinge communicatie
tussen mensen en gelijke kansen voor mannen en vrouwen, en bemoeilijkt
de positie van vrouwen in het maatschappelijk verkeer. Tegelijkertijd is
het dragen van islamitische gelaatsbedekkende kleding een uiting van
godsdienst, en de godsdienstvrijheid mag alleen in bijzondere en
nauwkeurig omschreven situaties worden beperkt.  

-De bestaande wettelijke voorzieningen bevatten verschillende
mogelijkheden voor het optreden tegen of het weren van gelaatsbedekkende
kleding vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap en van
rechtshandhaving. 

-Het kabinet is van oordeel dat het dragen van gelaatsbedekkende kleding
niet verenigbaar is met goed ambtenaarschap. De minister van
Binnenlandse Zaken heeft middels een circulaire aan medewerkers in
openbare dienst het kabinetsstandpunt bekendgemaakt. Bovendien wil het
kabinet dat er een verbod komt op het dragen van gelaatsbedekkende
kleding op alle scholen in het primair- en het voortgezet onderwijs en
op alle instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en
volwasseneneducatie. Tevens wordt bekekenen naar de mogelijkheden tot
het opnemen van verbodsbepalingen in de algemene voorwaarden van
vervoerbedrijven ten aanzien van het dragen van gelaatsbedekkende
kleding. Op deze punten is door de verschillende bewindsvoerders
inmiddels verschillende stappen gezet. 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Wat vindt de minister van het beleid in veel gemeenten dat
inburgeringscursussen apart worden aangeboden aan mannen en vrouwen? 

Antwoord:

Ik ben geen voorstander van gescheiden inburgering van mannen en
vrouwen. Echter het is aan de gemeenten om de inburgering uit te voeren
en om een passend inburgeringsaanbod aan te bieden. Sommige gemeenten
bieden gescheiden cursussen aan om vrouwen die in een isolement zitten,
op deze wijze een eerste stap te laten zetten bij de inburgering. Door
de inburgering wordt juist het mondiger maken en de emancipatie van deze
vrouwen beoogd. Als het uit beleidsmatige overwegingen voorkomt, vind
ik dat geen goede zaak en zal ik met ze in overleg treden.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Vindt de minister de dubbele nationaliteit net zo´n groot probleem als
de PVV en is de minister van plan dit tegen te gaan? 

Antwoord:

-Het onderwerp over meervoudige nationaliteit valt onder de
verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie.  

-Het kabinetsstandpunt ten aanzien van meervoudige nationaliteit is op
12 oktober 2007 naar uw Kamer verzonden. Uitgangspunt is dat bij het
verzoek om verlening van het Nederlanderschap de nationaliteit van het
land van herkomst wordt opgegeven. Op deze hoofdregel bestaan een aantal
uitzonderingen. Opgeven van de buitenlandse nationaliteit wordt niet
gevraagd indien dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.  

-Nederlanderschap bevordert deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Het hebben van meervoudige nationaliteit hoeft daaraan niet in de weg te
staan. Het zijn eerder overwegingen van praktische en juridische aard
die een beperking rechtvaardigen dan vermeende disloyaliteit. Het in het
bezit zijn van een tweede staatsburgerschap is geen teken dat iemand
niet goed is geïntegreerd. Waar het op aankomt, is de betrokkenheid bij
de Nederlandse samenleving en rechtsorde.  

-De Minister van Justitie zal volgende week een wetsvoorstel meervoudige
nationaliteit bij uw Kamer indienen waarin een uitwerking van het
kabinetstandpunt wordt weergegeven. (De aanpassing bevat een
afstandsverplichting voor optanten en naturalisandi; een maatregel tot
mogelijk verlies van Nederlanderschap na onherroeppelijke veroordeling
voor misdrijf waarbij belangen van de Staat zijn geschaad; regeling
latente Nederlanders; beheersing van het Nederlands op NT2, A2-niveau
als eis wordt gesteld in de naturalisatietoets voor het gehele
Koningkrijk; en technische aanpassingen. De wijzigingen vloeien deels
voort uit het coalitieakkoord.)  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Vindt de minister dat hij duidelijke grenzen stelt ter bescherming van
de kernwaarde van sexegelijkheid? 

Antwoord:

Uiteraard. Ik zal op geen enkele wijze afdoen aan de gelijke behandeling
van man vrouw zoals in de gelijke behandelingsgwetgeving vastgelegd.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PVV	Fritsma, S.R.	Vraag:

Neemt de minister afstand van het voornemen van zijn ambtsvoorganger om
op Curaçao een prachtwijk te realiseren? 

Antwoord:

Nee. Tijdens haar bezoek aan Curaçao heeft mijn ambtsvoorganger op 12
november 2008 de Intentieovereenkomst Wijkenaanpak Curaçao ondertekend,
tezamen met de Minister-president voor de Nederlandse Antillen, mw. E.
de Jongh-Elhage en de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, mw. L.
Dindial, onder voorbehoud van goedkeuring van het Bestuurscollege van
Curaçao.   

De ondertekenaars geven in deze overeenkomst aan dat zij de intentie
hebben om voorbereidingen te treffen voor de aanpak van een
achterstandswijk op Curaçao en om vervolgens ook uitvoering aan deze
aanpak te geven, conform de beleidsbrief “Naar een professionele,
integrale en meerjarige aanpak van Antilliaans-Nederlandse
risicogroepen” van 1 februari 2008 (TK 2007-2008, 26283, nr. 31),
waarin een impuls aan de integrale wijkenaanpak op Curaçao wordt
aangekondigd. Ik zet dit initiatief voort en zal de
intentieovereenkomst op korte termijn naar uw Kamer sturen.   



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

Wat is de zienswijze van de minister met betrekking tot (meer)
doelgroepenbeleid binnen het integratiebeleid in brede zin? 

Antwoord:

Doelgroepenbeleid is een begrip met een enigszins belast verleden. Het
roept gemakkelijk het beeld op van zaakwaarnemers, lobbygroepen en
cliëntelisme. Van dit type doelgroepenbeleid zijn we afgestapt en dat
moeten we ook niet terug willen. Iets anders is dat er in sommige
migrantengroepen specifieke problemen zijn die met het algemene beleid
niet goed zijn aan te pakken. Gemeenten hebben hierbij een spilfunctie.
Zij worden als eerste aangesproken op deze problemen. In sommige
gevallen hebben gemeenten hiervoor specifieke ondersteuning nodig. We
doen dit ook al bij Antilliaanse en Marokkaanse probleemjongeren en bij
een vraagstuk als eergerelateerd geweld. Wanneer zich bij andere groepen
specifieke problemen voordoen dan kunt u ervan op aan dat ik zorgvuldig
zal bekijken of daarvoor een specifieke aanpak nodig is. Dat betekent
overigens niet dat ik voor elk specifiek probleem een afzonderlijke
beleidslijn en met eigen financiële middelen ga opzetten. Voor elk
geval is een zorgvuldige afweging nodig van de aard en omvang van het
probleem en de maatregelen die nodig zijn om het op te lossen. Gemeenten
zullen deze aard en omvang van het probleem inzichtelijk moeten maken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

Kan de Minister met concrete streefdoelen komen als het gaat om het
terugdringen van de oververtegenwoordiging van allochtone groepen binnen
de criminaliteit? 

Antwoord:

Criminaliteit is een van de drie indicatoren voor integratie. De andere
twee zijn arbeidsparticipatie en voortijdig schoolverlaten. Een
streefdoel zou kunnen zijn dat het percentage allochtone verdachten van
een misdrijf meer afneemt dan het percentage autochtone verdachten. Het
noemen van een percentage daarbij is lastig. Een specificatie van een
streefpercentage is alleen zinvol als je iets weet over de factoren die
van invloed zijn op tenminste de hoogte van de criminaliteit onder
allochtonen. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat er
voor elk van de indicatoren autonome ontwikkelingen zijn die
onafhankelijk van beleid plaatsvinden. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

Klopt het dat het programma van de KNVB waarmee wordt ingezet op
integratie door sport, dat mede dankzij subsidies van het rijk bestaat,
overtekend is? (Tijd voor Sport, Meedoen door Sport en BOS-gelden)
Moeten we dan niet alles op alles zetten om extra geld te vinden? 

Antwoord:

Het programma Meedoen is inderdaad een groot succes. Hieraan werken 11
gemeenten en 9 sportbonden mee (in totaal 500 sportverenigingen)
waaronder de KNVB met 250 verenigingen. Deze ruim 500 betrokken
sportverenigingen hebben samen meer dan 12.000 nieuwe jeugdleden
geworven waarvan bijna de helft (5700) allochtone jeugdleden. Gemiddeld
is het percentage allochtone jeugd met een kwart (26%) toegenomen, een
prima tussenresultaat. Niet westerse allochtone meisjes hebben ook een
inhaalslag laten zien. Het percentage allochtone meisjes dat lid is van
één van de 500 deelnemende sportverenigingen is gestegen van 16% naar
21%. 

Het beschikbare budget voor het programma is onder de 11 gemeenten en 9
sportbonden verdeeld. Dit programma was geen open subsidieregeling, er
was dus sprake van een gelimiteerd bedrag. Over de verdeling van het
geld zijn bestuurlijke afspraken gemaakt. De KNVB heeft gekregen wat zij
tijdens het bestuurlijke overleg heeft ingebracht. Deze afspraken liggen
vast t/m 2010. 

Binnen de beschikbare budgetten kunnen sportbonden en gemeenten altijd
kijken of ze méér sportverenigingen kunnen betrekken dan de
afgesproken 500; de KNVB doet dit in wezen al.  

Het is mij bekend dat er inmiddels grote belangstelling is voor het
programma: van andere sportverenigingen, van andere sportbonden en van
andere gemeenten. VWS en WWI hebben geen extra budget om dit lopende
programma uit te breiden naar de andere verenigingen, maar zullen in
2009 samen met de partners (bonden en gemeenten) wel verder denken over
de spin off van het programma. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

Wil de minister de gemeenten die veel Roma binnen hun grenzen hebben
ondersteunen in a) bijeen brengen van cijfers (omvang en ontwikkeling
problematiek) b) uitwisseling van ervaringen (wat werkt/wat niet) c)
ondersteuning van hun specifieke aanpak 

Antwoord:

Ik ondersteun gemeenten om meer inzicht in de specifieke problematiek te
krijgen en na te gaan of en zo ja, waar de bestaande instrumenten te
kort schieten om deze problematiek aan te pakken. Gemeenten zijn
verzocht om met een plan van aanpak te komen, opdat ook in overleg met
andere departementen kan worden bezien wat voor ondersteuning ze
behoeven. Bij het opstellen van het plan van aanpak is vanuit het
ministerie mogelijk gemaakt dat Forum de nodige expertise ter
beschikking stelt. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

Welke mogelijkheden ziet de minister om in de CBS-cijfers meer
doelgroepen van beleid te onderscheiden en zo dichter bij de problemen
te komen? 

Antwoord:

In de jaarrapportages over integratie van CBS en SCP wordt gerapporteerd
over een groot aantal aspecten van de economische, sociale en culturele
positie van onderscheiden migrantengroepen. Soms worden er samenvattende
uitspraken gedaan over de totale groep niet-westerse migranten. Wanneer
daarover gegevens beschikbaar zijn worden ook de zogenoemde nieuwe
etnische groepen onderscheiden (Afghanen, Somaliërs, Irakezen etc.).
Dit is afhankelijk van de beschikbaarheid van gegevens. 

Gegevens over de nieuwe etnische groepen zijn voornamelijk afkomstig van
de afzonderlijke onderzoeken onder deze groepen. Die worden om de vier
jaar gehouden. In het SCP jaarrapport 2005 is uitvoerig ingegaan op de
resultaten van het in dat jaar gehouden onderzoek onder de nieuwe
groepen. Dit onderzoek wordt komend jaar (2009) herhaald. Zodra de
gegevens hierover beschikbaar zijn zal ik de Kamer hierover berichten
(voorjaar 2010). 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

De groep arbeidsmigranten uit Oost-Europa die in NL blijft, blijkt
groter dan gedacht. Bent u het met mij eens dat de inburgering op orde
moet zijn? 

Antwoord:

In de brief van 28 november j.l. inzake het werknemersverkeer voor
Roemenië en Bulgarije, heb ik aangegeven dat gemeenten sinds de
inwerkingtreding van de Regeling vrijwillige inburgering per 1 januari
2007 tot en met de eerste helft van 2008 443 inburgeringsvoorzieningen
hebben aangeboden aan migranten uit MOE-landen, waarvan 306 in de eerste
helft van 2008. Ik heb daarbij ook aangegeven dat deze cijfers in de
context moeten worden geplaatst van de traag op gang gekomen inburgering
in 2007. In 2008 is sprake van een duidelijke toename van het aantal
door gemeenten aangeboden inburgeringsvoorzieningen aan deze doelgroep.
 

 

Ook van belang is dat deze inburgeringsvoorzieningen gericht zijn op die
Midden- en Oost-Europeanen die zich voor langere tijd vestigen in
Nederland en staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.
 

 

Voor de groep die hier tijdelijk verblijft – vooralsnog de grootste
groep - ligt een uitgebreid inburgeringsaanbod niet voor de hand. Om
deze tijdelijke groep reeds een eerste stap richting integratie te laten
zetten, wordt momenteel een vertaling in het Pools, Roemeens en Bulgaars
van de film ‘Naar Nederland’, die reeds ontwikkeld is in het kader
van de Wet inburgering in het buitenland. Naar verwachting zal deze film
in het voorjaar van 2009 worden afgerond. Ook kunnen werkgevers voor
deze groep gebruik maken van reeds bestaande methodieken voor taal op de
werkvloer die voor verschillende sectoren zijn ontwikkeld. 

 

Ook wordt momenteel de aard en omvang van tijdelijke migratie uit de
Midden- en Oost-Europese landen onderzocht, waarbij tevens de
inburgeringsbehoeften van deze doelgroep in beeld wordt gebracht. Op
basis van de uitkomsten in het voorjaar 2009, zal ik opnieuw overwegen
of een aanvullende aanpak voor inburgering voor deze doelgroep nodig is.
Het aanspreken van werkgevers (maar ook gemeenten) op hun bijdrage in
deze aanpak zal ik in die overweging meenemen.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Dijsselbloem, J.	Vraag:

ROC´s financieren allerlei educatieve TV programma´s die 100.000-den
bereiken. Vrees is dat financiering ophoudt. Kan de minister toezeggen
dat hij een vinger aan de pols houdt en met OCW de continuïteit
bewaakt? 

Antwoord:

Het ministerie van OCW heeft de ROC’s in de grote steden al weer enige
jaren terug een projectsubsidie gegeven voor de uitrol van ETV.nl. Voor
de uitvoering van de werkzaamheden is een Expertise- en
coordinatiecentrum ETV.nl opgericht. Het was de bedoeling dat de ROC's
dit na enige jaren op eigen kracht zouden voortzetten. 

Uw opmerking, dat de vrees bestaat dat de financiering door de ROC's
ophoudt, zal ik onder de aandacht brengen van mijn collega van OCW. 

 

Overigens heeft het Expertisecentrum naast bovengenoemde projectsubsidie
ook subsidie ontvangen ten behoeve van de ontwikkeling van specifieke
producten. In de jaren 2006-2010 subsidieert het ministerie het
Expertisecentrum in het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid.
Hierbij gaat het om multimediaproducties "Lees & Schrijf!"en "Lees en
Schrijf op het werk".  

Ook is vanuit de het voor integratie verantwoordelijke ministerie
destijds subsidie gegeven voor de ontwikkeling van specifieke producten
die een relatie hadden met inburgering.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

Bent u bereid wethouders aan te spreken op het (onvoldoende) beschikbaar
stellen van ruimte voor sportvelden in zwakkere buurten (rekening
houdend met groei van de vraag)? 

Antwoord:

In de wijkenaanpak is er veel aandacht voor sport. Mijn collega’s
Bussemaker en Plasterk investeren via de impuls Brede scholen, Sport en
Cultuur in de zogenoemde combinatiefuncties. Dit gebeurt ook in
Amsterdam. Uitgangspunt in het Amsterdamse sportplan is dat alle
jongeren moeten sporten. Voor de krachtwijken is in Amsterdam een
voorrangsregeling opgenomen. Deze voorrangsregeling is gericht op
risicojongeren en het beschikbaar maken van faciliteiten voor minder
draagkrachtigen; inhoudelijk ligt de focus in de krachtwijken op
gezondheid en gewicht. 

Wat betreft sportdeelname in de wijkenaanpak is het de ambitie van Rijk
en de gemeente Amsterdam om de sportdeelname in de krachtwijken te
brengen op het niveau van het stedelijk gemiddelde. De voortgang zal ik
in bestuurlijk overleg met de gemeente aan de orde stellen. Gemeenten
zijn zelf primair verantwoordelijk voor het accommodatiebeleid. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

Van de minister wordt verwacht dat hij wethouders achter de broek zit om
geld voor bewonersinitiatieven daadwerkelijk door bewoners te laten
besteden. En dat de minister het Landelijk Steunpunt Aandachtswijken
weet te waarderen bij het sterker maken van bewonersgroepen zodat het
geld terecht komt bij bewoners die zichzelf organiseren en initiatief
nemen. 

Antwoord:

Ik vind het van groot belang dat het geld daadwerkelijk wordt besteed
aan bewonersinitiatieven ten behoeve van sociale cohesie en
leefbaarheid. Ik verwacht van gemeenten dat zij bewoners het vertrouwen
en de ruimte geven om hun initiatieven te realiseren. Als ik signalen
ontvang dat bewoners te weinig vertrouwen en ruimte krijgen, dan zal ik
hier navraag naar doen en indien nodig gemeenten daar op aanspreken.

Als koepel van bewonersorganisaties is het LSA een belangrijke partij in
de wijkenaanpak. Om die reden stel ik dan ook in 2009 wederom extra
subsidie aan het LSA beschikbaar voor diverse activiteiten in het kader
van de wijkenaanpak. 

Ik verwacht dat het LSA niet alleen bewoners die nu al veel initiatief
nemen sterker maakt, maar ook dat zij zorgen dat zij bewonersgroepen die
nu nog weinig betrokken zijn bij hun wijk, zoals jongeren en
migrantengroepen, aan de wijkenaanpak weten te binden. Zo krijgen ook
deze bewoners een stem en worden meer bewoners via de LSA kanalen
geinformeerd over onder meer de bewonersbudgetten.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

De PvdA wil naast het extern toezicht - een nulonderzoek integriteit
corporatie - een onafhankelijk extern meldpunt voor (anonieme) klachten
rond integriteit of vermoed falend bestuur en toezicht. Graag een
reactie van de minister. 

Antwoord:

Ik zeg u toe dat ik een nulonderzoek integriteit corporatie zal laten
uitvoeren. Als het gaat om een onafhankelijk extern meldpunt voor
(anonieme) klachten rond integriteit of vermoed falend bestuur en
(intern) toezicht, ben ik van mening dat daar al sprake van is. Men kan
immers met dit soort klachten terecht bij het CFV en/of het departement
(VROM-Inspectie) en in de praktijk werken deze loketten ook als zodanig.
Naar aanleiding van de vraag zeg ik u toe dat ik de loketfunctie van het
CFV/mijn departement als het gaat om genoemde klachten nog eens
expliciet onder de aandacht van corporaties en belanghebbenden zal
brengen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

De PvdA vindt een sociaal-economische, ruimtelijke tweedeling, waarbij
de middenklasse de stad uit naar de Vinex trekt, een ongewenste
ontwikkeling. Die kan alleen worden gekeerd als er voldoende ISV-budget
is. Door bezuiniging van het vorige kabinet is er vanaf 2012 te weinig
geld. Deelt u deze analyse en wat gaat u hieraan doen? 

Antwoord:

Het wegtrekken van midden en hogere inkomens uit de stad kan onder
andere worden beperkt door een betere kwaliteit van de woningvoorrraad.
Herstructering levert daaraan een bijdrage. In de begroting heb ik
aangegeven hoeveel ISV er beschikbaar is voor de nieuwe
investeringsperiode 2010-2014. Over de precieze omvang van
het ISV-budget 2010 en verder kom ik te spreken in het kader van de
Voorjaarsnota 2009. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

Van de minister wordt verwacht dat hij wethouders en corporaties achter
de broek blijft zitten als blijkt dat zij bewoners onvoldoende betrekken
bij de uitvoering van de wijkactieplannen. Kan de kamer er vanuit gaan
dat de LSA dit onderzoek volgend jaar weer laat uitvoeren? 

Antwoord:

De uitvoeringsfase is sinds medio dit jaar van start gegaan. Ik ben van
plan de betrokkenheid van bewoners bij de uitvoering op de volgende
manieren te volgen. Tijdens mijn wijkbezoeken laat ik mij uitgebreid
informeren door gemeenten, corporaties en bewoners over de
bewonersbetrokkenheid bij de uitvoering van de wijkactieplannen en de
besteding van de extra bewonersbudgetten. Daarnaast heeft elke
krachtwijk een WWI accountmanager die nauwlettend de
bewonersparticipatie in de gaten houdt en signalen opvangt uit het veld.
Deze signalen komen ons ook ter ore via het LSA, onze gesprekspartner
inzake de bewonersparticipatie. Deze signalen worden door mij nagegaan
en waar nodig wordt een gemeente of een corporatie aangesproken.  

In 2009 vindt de tweede meting van het LSA onderzoek, uitgevoerd door de
Universiteit van Tilburg, plaats naar de betrokkenheid van bewoners bij
de uitvoering van de wijkactieplannen. WWI financiert dit onderzoek.
Afhankelijk van de uitkomsten, wordt er actie ondernomen richting
(deel)gemeenten.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

De vorige minister voor WWI heeft een actieplan toegezegd om de
woningproductie op peil te houden. Kunt u verklaren waarom het beeld dat
u in uw recente brief schetst afwijkt van het beeld van de sector ? 

Antwoord:

Ja. De verwachtingen /prognoses van de bouwsector zijn niet altijd
volledig en eenduidig. In haar signalen heeft de
bouwsector het regelmatig alleen over de productie van
koopwoningen door marktpartijen. De prognoses van WWI betreffen het
totale bouwvolume, dus ook de door corporaties te realiseren of gebouwde
koopwoningen en ook de huurwoningen. Ook telt WWI de zogenaamde
'productie anderszins' mee. Het betreft hier bijvoorbeeld het verbouwen
van kantoren naar woningen. Deze 'productie anderszins' (in totaal
gemiddeld 7.000 woningen per jaar) wordt door de sector in de regel
niet meegeteld.   

In dit kader merk ik op dat de meest recente prognose van het
Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (het onderzoeksinstituut van
de bouwsector) een vergelijkbare verwachting van de woningbouw laat
zien als het lage scenario van de bouwprognoses zoals gehanteerd door
WWI.       

  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

Net als in het onderwijs wil de PvdA dat bij corporaties de menselijke
maat terugkeert. Daarom willen we in de corporatiesector een fusietoets
en de mogelijkheid tot defuseren op initiatief van de bewoners. Is de
minister bereid dit analoog aan de hand van het kabinetsstandpunt over
onderwijs uit te werken? 

Antwoord:

In lijn met de gedachten van de collega’s van OC&W ben ik er
voorstander van dat de effecten van gerealiseerde fusies, in het licht
van de doelstellingen van en de randvoorwaarden bij de fusie, onderwerp
van gesprek vormen tussen de corporatie en de gemeente en de
huurders(organisaties), en dat deze effecten worden betrokken bij
visitaties. Dit laatste element maakt ook onderdeel uit van de
voorstellen die ik maandag jl. heb ontvangen van de Stuurgroep
Meijerink. Denkbaar is dat uit een visitatie (of op andere wijze) naar
voren komt dat naar het oordeel van huurders(organisatie) en/of gemeente
de lokale binding toch niet of onvoldoende is gewaarborgd. Omdat ik
thans niet goed de consequenties van de in de vraag genoemde
'defusering' kan overzien, wil ik bestuderen op welke wijze in het geval
van gebleken onvoldoende lokale binding gevolgen kunnen worden verbonden
aan die constatering en bij wie daartoe het initiatief kan worden
gelegd, gegeven het privaatrechtelijke karakter van woningcorporaties.

Er bestaat sinds 2002 een fusietoets in de corporatiesector. In de
circulaire MG 2002-18 is vastgelegd dat voor een statutenwijziging
leidend tot een fusie tussen corporaties mijn toestemming is vereist.
Voor mijn toetstemming is een instemmend advies van de betrokken
huurdersorganisatie(s) en gemeente(n) van groot belang. Ook vindt
toetsing plaats door de NMA.  

In hun brief van 28 november jl (BOA/ADV/2008/79252 hebben de
bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W) aangegeven
dat er ook in het onderwijs een fusietoets zal komen. De criteria in
zo’n fusietoets zouden zich kunnen richten op marktaandeel en
monopolievorming, of op verschillende vormen van variëteit binnen een
bepaalde regio, bijvoorbeeld van besturen, van richtingen of van
pedagogisch-didactische concepten, of op bovengrenzen aan de omvang van
scholen en instellingen. Verder zullen procescriteria worden opgenomen.
De Onderwijsraad heeft daartoe drie suggesties gedaan: een eigen
‘fusie-effectrapportage’ van instellingen, waarborging van
variëteit in het aanbod en een afweging van mogelijke rechtsvormen. Een
ander criterium is of de instellingen interne belanghebbenden (ouders en
personeel) en externe belanghebbenden (waaronder de gemeente) hebben
geraadpleegd en of ze daarbij voldoende draagvlak hebben verworven.  

Hoewel er verschillen zijn tussen de onderwijssector en de
corporatiesector, liggen de suggesties van de collega’s van OC&W in
dezelfde lijn als de reeds bestaande fusiecriteria voor de
woningcorporatiesector. Wel wijs ik er op dat wat betreft de
woningcorporaties op diverse momenten in uw Kamer is aangegeven dat voor
de waarborging van de lokale binding en de menselijke maat de
organisatie van de corporatie bepalend is, niet de omvang. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

PvdA	Depla, ir. G.C.F.M.	Vraag:

Uit gem. Rotterdam komen signalen dat omliggende gemeenten afspraken om
betaalbare woningen te bouwen niet nakomen. U ziet geen aanleiding om in
te grijpen. Waarom bent u wèl tevreden over de bouwprestaties van de
gemeenten rond Rotterdam? 

Antwoord:

Een regio die achterloopt met de woningproductie stemt mij op zich niet
tot tevredenheid. Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven niet
te zullen aarzelen om een aanwijzing te geven als onvoldoende sociale
woningen zouden worden gebouwd. Uit de regiocijfers van september
jongstleden blijkt dat in drie gemeenten binnen de regio de realisatie
van de afgesproken aantallen sociale woningen niet op tijd wordt
gehaald. De sociale woningen worden wel gebouwd (deels in 2010, deels
later) maar dus pas na de overeengekomen periode 2005-2009. Dat geldt
overigens niet alleen voor de sociale woningbouw maar voor de
woningproductie in den brede in de regio. In dat opzicht verschilt het
achterblijven van het aandeel sociaal niet van het achterblijven van de
”reguliere”woningbouw.  

Op basis van bovenstaande gegevens lijkt mij het geven van een
aanwijzing niet effectief. Het overgaan tot het dwingen van een
gemeente tot het bouwen van woningen waarvan de planning en productie al
op de rails staat is niet productief. Ik zal echter in overleg treden
met de betrokken wethouders en zal niet aarzelen om zonodig maatregelen
te nemen. 

  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Vindt de minister ook dat moeilijke thema's als islam en geweld niet
moeten worden vermeden? Is er voldoende oog voor het doorbreken van de
cultuur die de voedingsbodem vormt voor zaken als eergerelateerd geweld?
Die discussie zou in de moskee moeten beginnen. Is de minister het
daarmee eens? 

Antwoord:

Het doorbreken van door cultuur gevoede opvattingspatronen die een
voedingsbodem kunnen zijn voor geweld in de relatie-of familiesfeer
nemen een centrale plaats in binnen de preventieve aanpak van
eergerelateerd geweld. Waar zich problemen voordoen, is een aanpak op
zijn plaats. Het gegeven dat vraagstukken of maatschappelijke discussies
als moeilijk of gevoelig kunnen worden ervaren, mogen een aanpak van
dergelijke problemen niet in de weg staan. Mede daarom zijn concrete
afspraken gemaakt met migrantenorganisaties over hun rol en inzet in een
preventieve aanpak van eergerelateerd geweld, waarbij organisaties met
diverse maatschappelijke en religieuze oriëntaties binnen
migrantengemeenschappen het taboe doorbreken en werken aan
mentaliteitsverandering binnen de gemeenschappen. De disussie is hierbij
al gaande, onder andere in moskeëen. Zo zijn er in 145 moskeëen
vrijdagpreken gehouden, waarin de afkeuring van eerwraak en
eergerelateerd geweld is uitgesproken.  

Ik deel uw mening dat ook moeilijke thema's aan de orde moeten kunnen
worden gesteld, wanneer deze een probleem vormen in de Nederlandse
samenleving. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Wil de minister alles op alles zetten om de oververtegenwoordiging van
allochtonen in de misdaadcijfers terug te dringen? ("zorg ervoor dat
misdaad niet loont") 

Antwoord:

Het kabinet zet stevig in op het terugdringen van criminaliteit. De
cijfers en de oververtegenwoordiging van Marokkaanse- en Antilliaanse
jongens op gebied van criminaliteit en recidive maar ook met betrekking
tot voortijdig schoolverlaten en werkloosheid baren ons zorgen. Dit
vormt de directe aanleiding voor het gerichte beleid dat het Kabinet
momenteel ontwikkelt ten aanzien van zowel Antilliaans-Nederlandse
risicogroepen als Marokkaans-Nederlandse probleemjongens. Het beleid
richt zich op repressie zodat overlast en criminaliteit in wijken en
buurten afnemen maar ook op preventie om te voorkomen dat de kinderen
van nu weer in dezelfde kansloze positie belanden.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Wat doet de minister aan het tegengaan van radicalisering op lokaal
niveau? 

Antwoord:

Vanuit het kabinetsbrede Actieplan polarisatie en radicalisering
2007-2011 wordt ingezet op het tegengaan van polarisatie en
radicalisering waarbij een driesporenbeleid wordt gehanteerd: een lokaal
spoor, een nationaal spoor en een internationaal spoor. De focus ligt
met name op het lokale spoor . De activiteiten in het kader van het
nationale spoor staan ook in het teken van het ondersteunen van de
lokale aanpak. In het kader van het Actieplan ondersteunt het kabinet de
gemeenten ook financieel bij de lokale aanpak.  

 

Zo subsidieer ik bijvoorbeeld twee de-radicaliseringspilots in de
gemeenten Winschoten en Eindhoven. De nadruk ligt op het ontwikkelen van
een methodiek waarbij jongeren uit de extreemrechte invloedsfeer en uit
de islamitische radicaliseringsfeer gehaald worden.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Ontmoetingen tussen allochtonen en autochtonen: vindt er bij
subisidieverlening een kritische toets plaats of er ook nieuwe
doelgroepen worden bereikt? 

Antwoord:

Bij de boordeling van projecten die in het kader van
subsidie-regelingen, zoals bijvoorbeeld ruimte voor Contact wordt met
name getoetst op de kwaliteit van een project alsmede de mate waarin het
bijdraagt aan integratie. 

Of en in welke mate bepaalde doelgroepen bereikt worden door projecten
die aangevraagd worden is daarbij geen criterium. Dat is immers ook
volledig afhankelijk van de vraag welke groepen in welke lokale situatie
voorkomen. Uiteraard heb ik wel oog voor het feit dat er er verschillen
zijn tussen klassieke migrantegroepen en nieuwe groepen. Ik volg de
ontwikkelingen van deze nieuwe groepen ook middels het periodieke
onderzoek van het SCP naar de integratie van migrantengroepen.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Is de minister bereid om de status van de Al Sunnah-moskee als
"instelling van algemeen nut", verleend door de belastingdienst, terug
te draaien? 

Antwoord:

Aanvragen voor het verkrijgen van de ANBI-status worden ingediend bij de
Belastingdienst. De aanvraag wordt getoetst aan een aantal in de
regeling vastgelegde criteria. Voorts moet de werkzaamheid ten behoeve
van het algemeen nut blijken uit de statuten en de praktische
werkzaamheden van de instelling. Indien een ANBI niet meer voldoet aan
de bij wet of de regeling gestelde eisen, kan de Belastingdienst de
beschikking voor die instelling intrekken. Dit is daarmee de bevoegdheid
van de Staatssecretaris van Financien. 

Ik verwijs u tevens naar het antwoord op de vraag van mevrouw Karabulut
op pagina 86 over deze kwestie.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Is de minister bereid om woningcorporaties aan te spreken op hun rol om
ook kleine kernen leefbaar te houden, bijvoorbeeld met multifunctionele
centra? 

Antwoord:

Woningcorporaties kunnen in het kader van het prestatieveld leefbaarheid
diverse activiteiten ontplooien, waaronder de realisatie van
maatschappelijk vastgoed, waartoe multifunctionele centra worden
gerekend. Zij kunnen dat niet alleen in de wijken in de steden doen,
maar ook in dorpen waar de leefbaarheid onder druk staat. Gemeenten
bepalen primair welke behoeften er zijn wat betreft investeringen in
lokaal maatschappelijk vastgoed. In voorkómende gevallen zal ik, op
signaal van de gemeente, zo nodig corporaties aanspreken op hun
inspanningen.

Jaarlijks worden de macroinspanningen van corporaties ten aanzien van de
leefbaarheid en maatschappelijk vastgoed gemeten. Op korte termijn stuur
ik uw Kamer het rapport Sectorbeeld realisaties 2007 van het Centraal
Fonds Volkshuisvesting waarin macrocijfers hierover zijn opgenomen, zij
het dat deze wat betreft maatschappelijk vastgoed geen onderscheid
kunnen maken naar investeringen in dorpen of steden. Ook zal ik op korte
termijn ruim honderd corporaties een zienswijzebrief sturen waarin ik
een oordeel geef over hun prestaties in het afgelopen jaar. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Aandacht van de minister voor discriminatie-incidenten! Worden die
afzonderlijk geregistreerd? 

Antwoord:

Discriminatie-incidenten kunnen afzonderlijk geregistreerd worden. Wel
dienen discriminatie-incidenten eerst te worden gemeld alvorens deze
geregistreerd kunnen worden. Nederlandse burgers en slachtoffers van
discriminatie kunnen met hun discriminatieklachten of meldingen terecht
bij diverse instellingen, zoals antidiscriminatievoorzieningen bij hen
in de buurt, de politie of de Commissie Gelijke Behandeling. 

 

Art. 1, de landelijke vereniging van antidiscriminatievoorzieningen,
heeft in 2008 een nieuwe klachtenregistratiesysteem in gebruik genomen.
Dit systeem wordt door bijna alle antidiscriminatievoorzieningen
gebruikt. Dossiers over klachten en meldingen van discriminatie op alle
gronden worden bijgehouden. 

Sinds 1 december 2007 is de nieuwe ‘Aanwijzing Discriminatie’ van
het Openbaar Ministerie van kracht. In deze aanwijzing is o.a. opgenomen
dat de politie aangiften van discriminatie altijd opneemt en een
registratie bijhoudt van alle meldingen en aangiften van
discriminatie-incidenten. 

 

Discriminatie-incidenten worden nog lang niet altijd gemeld. Om de
meldingsbereidheid te vergroten, is op 20 maart 2008 het project
Hatecrimes van start gegaan in de twee politiecorpsen. Het project is
gericht op het verhogen van de meldingbereidheid van hatecrimes. 

Ook zal een publiekscampagne van start gaan bij de inwerkingtreding van
de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, die volgens
planning in het voorjaar van 2009 inwerking zal treden. Het doel van de
publiekscampagne is o.a. om de burger voor te lichten over de
mogelijkheden om discriminatie te melden bij een
antidiscriminatievoorziening en het vergroten van de
meldingsbereidheid. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Met betrekking tot de SGP-motie over de aanbestedingsstrategie van de
RGD: toen is een pilot toegezegd. Wanneer zijn de resultaten bekend? 

Antwoord:

Zoals in de brief van 15 september is aangegeven zullen gedurende 6
maanden alle inschrijvingsbegrotingen worden geanalyseerd op signalen
van onregelmatigheden en zullen daarna de voor- en nadelen van deze
werkwijze worden afgewogen. Medio 2009 zullen de resultaten van de pilot
en deze afweging bekend zijn, en zal ik de Kamer daarover informeren. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Welke maatregelen gaat de minister nemen om te voorkomen dat al die
andere wijken (naast de 40) afglijden, ook op de lange termijn? 

Antwoord:

Het initiatief voor de wijkenaanpak - ook buiten de krachtwijken - ligt
bij de lokale bestuurders en hun lokale partners. U mag van mij
verwachten dat ik de gemeenten zal stimuleren tot het maken van
prestatieafspraken met hun lokale partners en vooral ook de uitvoering
daarvan. Zonodig zal ik die partijen daar op aanspreken. 

Het gaat ook om een innovatieve aanpak van de wijken. Ik zie het als
mijn taak om de lessen die we daar uit kunnen leren breed uit te
dragen. 

Daarnaast is er het Preventiebudget beschikbaar. Dit budget is bedoeld
om gemeenten te stimuleren om plannen te maken voor het aanpakken van
wijken buiten de 40 krachtwijken. De gemeenten die hun plan in de tweede
tranche van het Preventiebudget gehonoreerd zien zullen dan op verzoek
van uw Kamer tevens mee delen in de bewonersbudgetten. 

Onlangs (24 oktober jl.) is aan uw Kamer ook een brief over de
vormgeving van het nieuwe stedenbeleid gestuurd. Het Rijk wil gemeenten
en lokale partijen stimuleren bij het oppakken van complexe stedelijke
thema's, zoals multiprobleemgezinnen, newtowns en bevolkingskrimp in
sommige steden. Samen met de al ingezette wijkaanpak en het
preventiebudget voor wijken die dreigen af te glijden draagt het kabinet
zo bij aan de ontwikkeling van vitale steden zodat bewoners vooruit
komen op de sociale ladder.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SGP	Staaij, C.G. van der	Vraag:

Inzakken van de woningproductie is tijdelijk; welke maatregelen zijn er
-om dat korte termijn- effect op te vangen? 

Antwoord:

Ten aanzien van de inzakkende woningproductie zijn er de al langer
bekende oorzaken zoals o.a. de aanhoudend hoge bouwkosten, en
vraaguitval door afnemend consumentenvertrouwen. Daarnaast is er de
recente kredietcrisis met terughoudendheid bij het financieren van
bouwprojecten die voor een verdere terugloop van de woningproduktie
zorgt. Voor acties gericht op de langer bekende oorzaken verwijs ik
naar de brief van mijn voorganger aan de Tweede Kamer van 22 november
2007 (TK 2007-2008,31 200 XVIII, nr. 10). Ten aanzien van de recente
oorzaken heeft het kabinet inmiddels een pakket aan maatregelen genomen.
Het Kabinet is tot de conclusie gekomen dat de woningmarktsituatie nu
nog geen aanleiding geeft om verdere specifieke maatregelen te nemen. 

De huidige situatie kan wel verslechteren en vereist dan ook dat de
ontwikkelingen op de voet moet worden gevolgd.  Mocht blijken dat de
situatie op de woningmarkt de komende maanden verslechtert en afwijkt
van een normale economische neergang, dan zal het kabinet zich beraden
op aanvullende maatregelen. Als aanvullend beleid aan de orde is zal
gekeken worden naar de effectiviteit en verscherpte inzet van het
huidige instrumentarium binnen de verantwoorde kaders zoals bij
voorbeeld de NHG.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

De vennootschapsbelasting werkt averechts. Wanneer kan de Kamer een
reparatievoorstel verwachten? 

Antwoord:

Het kabinet heeft hiervoor geen voornemens of planning. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Wanneer gaat de minister het lek in de wet dichten dat het mogelijk
maakt dat corporaties het stelsel verlaten? 

Antwoord:

Zoals uw Kamer is meegedeeld door mijn ambtsvoorganger  in een Algemeen
Overleg op 11 serptember jl.  is er geen sprake van een lek in de wet-
en regelgeving dat het mogelijk maakt dat woningcorporaties het stelsel
verlaten. Er behoeft dus ook geen lek te worden gedicht. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Wanneer komt de minister met zijn aanpak voor de 400 van der
Laan-buurten? Er zijn immers veel meer dan 40 probleemwijken! 

Antwoord:

Een geconcentreerde inzet van middelen, expertise en kennis in een
beperkt aantal (40) wijken is nodig om de complexe en meervoudige
problematiek in deze meest slechte wijken van Nederland aan te kunnen
pakken. Dit betekent niet dat er in andere wijken niets aan de hand is,
maar dit is wel van een andere orde. Ook voor deze wijken geldt dat
voorkomen moet worden dat ze afglijden naar het niveau van de 40 wijken.
De wijkenaanpak komt bovenop het reguliere beleid van het Kabinet op
het terrein van wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en
veiligheid. Beleidsmaatregelen op deze terreinen gelden ook voor de
zogenaamde 40 + wijken. Daarnaast worden aan de hand van de
leefbaarometer mogelijk negatieve ontwikkelingen tijdig in beeld
gebracht. De kennis en expertise die worden opgedaan bij de aanpak van
de 40 wijken worden breed toegankelijk gemaakt voor de wijken
daarbuiten. Ook heb ik voor de periode 2008-2010 een budget van €60
miljoen ter beschikking gesteld voor de aanpak van problemen buiten de
40 aandachtswijken. Het nieuwe stedenbeleid zal ook na 2010 van
toepassing zijn op deze wijken.       



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Inboeking efficiencywinst op GBA, 2 brieven: één met en één zonder
passage over prijsbijstelling, hoe zit dat ? 

Antwoord:

Begrotingsstukken worden onder verantwoordelijkheid van de minister van
Financiën aan deze Kamer aangeboden. Ik ga er vanuit dat er
abusievelijk een werkdocument is meegezonden. Er is overigens feitelijk
geen verschil tussen beide versies. Het uitgangspunt bij het verwerken
van deze motie, is dat bij de huurtoeslag het oneigenlijk gebruik wordt
voorkomen. Door de verbetering van de kwaliteit van de gemeentelijke
basisadministratie, is de verwachting dat door koppeling van de
systemen, hiermee vanaf 2010 € 26 mln op de huurtoeslag kan worden
bespaard. Deze reeks is structureel taakstellend vanaf 2010 op mijn
begroting ingeboekt. Er kan zich de situatie voordoen dat of het
feitelijk oneigenlijk gebruik lager blijkt te zijn, dan wel, dat door de
verhoogde pakkans, het oneigenlijk gebruik afneemt. In dat geval
ontstaat een nieuwe situatie waarvoor wij binnen het kabinet een
passende oplossing zullen zoeken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Nieuwbouw versus sloop: kan de minister komen met een concrete netto
bouwdoelstelling? 

Antwoord:

Uitgangspunt van het kabinet is om het woningtekort terug te brengen tot
1,5%. Om deze doelstelling te bereiken streeft het kabinet naar een
productie van 80.000-83.000 woningen per jaar in de periode tot en met
2011. Het betreft hier 60.000-62.000 woningen voor de uitbreiding van de
voorraad (netto opgave) en ca. 21.000 woningen ter vervanging van niet
meer gewenste woningen. 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Vindt de Minister dat de woningcorporaties een vinger in de pap hebben
bij het benoemen van onafhankelijke toezichthouders? 

Antwoord:

Zoals uw Kamer reeds is gemeld kom ik voor het krokusreces met
kabinetsvoorstellen naar aanleiding van het rapport van de Stuurgroep
Meijerink. De inrichting en vormgeving van het toezicht op
woningcorporaties maakt daar onderdeel van uit.  De vraag naar de
invloed van corporaties bij het benoemen van onafhankelijke
toezichthouders zal daarbij aan de orde komen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Vindt u het in het kader van de commissie Meijerink acceptabel dat er
geen afspraken worden gemaakt over de betaling van bestuurders en
toezichthouders? 

Antwoord:

Het kabinet heeft uw Kamer voorstellen gedaan inzake de normering van de
inkomens van bestuurders bij onder andere woningcorporaties. Hierbij heb
ik aangegeven dat het kabinet inzet op harde inkomenplafonds in een
coderegeling van de sector. Gegeven dit reeds in gang zijnde traject
heeft de Stuurgroep Meijerink terzake geen (nadere) voorstellen gedaan. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Is de minister het ermee eens dat het inflatievolgend huurbeleid een
"all-in"-plafond moet hebben, inclusief verhogingen bij mutaties
(verhuizing bijvoorbeeld)? 

Antwoord:

Ik zie niets in een all-in plafond voor de jaarlijkse huurstijging en de
huurstijging bij mutatie. Ik wil de huurstijging bij mutatie niet
beperken. De mogelijkheden voor verhuurders om een lage huur op te
trekken zijn, mede als gevolg van het inflatievolgende huurbeleid, zeer
beperkt. Het optrekken van de huur bij nieuwe verhuring is de enige
mogelijkheid. Verhuurders worden daarbij uiteraard beperkt door de
maximale huurprijs. Ik constateer overigens dat de feitelijke huur
gemiddeld 71% bedraagt van de maximale huurprijs. Een all-in
plafond zou het verhuurders daarnaast onmogelijk maken bij
renovatie/woningverbetering de huur pas bij nieuwe verhuring te
verhogen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Vindt de minister het acceptabel dat ook in de toekomst de Raad van
Commissarissen zijn eigen opvolgers blijft aanwijzen? 

Antwoord:

De commissarissen van woningcorporaties worden benoemd door de Raden van
toezicht/Raden van commissarissen zelf.  In toenemende mate is
overigens sprake van openbare werving van commissarissen. Ik zal in de
kabinetsvoorstellen over het corporatiestelsel terugkomen op de
regelgeving ten aanzien van het interne toezicht. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Klopt het dat de steekproefaantallen voor het onderzoek dat de
belastingdienst uitvoert naar de hoogte van de huur voor toekenning van
de huurtoeslag niet worden gehaald? Is de minister het ermee eens dat
het in dat geval volstrekt onredelijk is dat een teveel aan huurtoeslag
wordt teruggehaald bij de huurder? Moet dit niet bij de verhuurder? 

Antwoord:

In de brief d.d. 17 september 2007 (II, 2006–2007, 31 066, nr. 13)
hebben de staatssecretaris van Financiën en de minister van WWI
aangekondigd te streven naar een meer doelmatige aanpak van de
redelijkheidstoets, waarbij steekproefsgewijs wordt nagegaan of de
huurprijs waarvoor huurtoeslag wordt aangevraagd hoger is dan de
maximale huurprijsgrens zoals vastgesteld aan de hand van het
woningwaarderingsstelsel.

In de brief d.d. 29 mei 2008 (II, 2007–2008, 31 066 en 27 926, nr. 47)
hebben de bewindspersonen aangegeven de wijze van de risicoselectie voor
de redelijkheidstoets aan te passen, het aantal toetsen aanzienlijk te
beperken en deze bij voorkeur te richten op het opsporen van excessen.
Hieronder kan enerzijds worden verstaan het opsporen van huurprijzen die
zeer ruim boven de maximale huurprijsgrens liggen en anderzijds het met
meer nadruk richten van de redelijkheidstoets op verhuurders die bij
herhaling (veel) te hoge huren in rekening brengen. De Belastingdienst
heeft hiertoe een nieuwe wijze van steekproefselectie ontwikkeld, geënt
op verschillende typen risicoprofielen. Deze nieuwe wijze van
risicoselectie, die sinds 1 januari 2008 wordt toegepast, zal periodiek
worden geëvalueerd en waar nodig verder worden verfijnd op basis van
nieuwe ervaringsgegevens. 

Dus hoewel de steekproefaantallen voor het onderzoek dat de
Belastingdienst uitvoert kleiner zijn dan het aantal toetsen dat VROM
vóór 2006 liet uitvoeren, worden deze onderzoeken gerichter ingezet.
De uitvoering van de gerichte redelijkheidstoets verloopt naar wens.

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Kunt u onderzoeken waar het mis gaat in de wijken? 

Antwoord:

Voor de analyse van waar het mis gaat in de wijken verwijs ik naar het
Actieplan Krachtwijken van 16 juli 2007. Daarin wordt de eenzijdige
opbouw van de woningvoorraad, de beperkte mogelijkheden voor sociale
contacten, de hoge (jeugd)werkloosheid, de gebrekkige inburgering van
nieuwkomers en de achterblijvende emancipatie en participatie van vooral
niet westerse vrouwen genoemd als oorzaken van segregatie. Alle
wijken die betrokken zijn bij de wijkenaanpak hebben daarnaast een
gedegen analyse gemaakt van de eigen specifieke situatie. Op basis
daarvan zijn werkafspraken gemaakt die momenteel worden uitgevoerd.
Centraal daarin staan wijkgerichte inburgering en
opvoedingsondersteuning,  gedifferentieerd bouwen en investeren in
sociale cohesie, werkgelegenheid, veiligheid, onderwijs en
bewonersparticipatie.     



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Hoe gaan we verder met kwaliteitseisen ten aanzien van
inburgeringscursussen? Deze worden in het Deltaplan inburgering niet
gesteld. 

Antwoord:

De eis tot het halen van het inburgeringsexamen is op zich zelf al een
kwaliteitseis. Op de kwaliteit van instellingen die de examens afnemen
wordt toezicht gehouden. Verder hanteert de sector van cursusaanbieders
zelf een keurmerk, waarbij getoetst wordt op kwaliteit. Tenslotte
stellen gemeenten kwaliteitseisen in de aanbesteding van
inburgeringscursussen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

De tegenstelling waarom het gaat is niet zwart of wit, maar apart of
samen. We moeten mensen met of zonder achterstanden niet concentreren in
bepaalde wijken. Wij roepen u op daaraan te werken! Is de minister het
eens met de stelling dat actieve bestrijding van segregatie het
uitgangspunt van het integratiebeleid zou moeten zijn? 

Antwoord:

Sinds de jaren zeventig en tachtig hebben zich vooral laagopgeleide
immigranten van de eerste generatie in elkaars buurt gevestigd, meestal
in de goedkopere woningen die werden toegewezen door de gemeenten. Na
verloop van tijd zijn de hoogopgeleide gezinnen weggetrokken naar
gemengdere buurten met de betere huizen. Kansarmere huishoudens zijn
noodgewongen achtergebleven in buurten met een eenzijdige voorraad
sociale huurwoningen. Die concentratie heeft geleid tot een opeenhoping
van achterstanden en omstandigheden die de kansen van mensen voor
verdere ontwikkeling belemmeren, zoals problemen bij het leren van de
Nederlandse taal en het behalen van goede schoolprestaties. Deze
problemen vragen om een actieve aanpak.  

 

 

 

Vandaar dat mij er veel aan is gelegen de woningbouwvoorraad in de
wijken en buurten verder te variëren via stedelijke herstructurering,
zoals mevrouw Karabulut ook suggereert in haar voorstellen tegen
segregatie en gettovorming. Gemeenten krijgen hiervoor middelen. Ook het
huisvestingsbeleid draagt bij aan een meer gedifferentieerde
wijkbevolking. Gemeenten beschikken inmiddels over de mogelijkheid de
vestiging van nieuwe bewoners in probleemwijken met een hoge
concentratie lage inkomens te binden aan inkomensvereisten. Zoals bekend
is de gemeente Rotterdam hiertoe overgegaan en worden de effecten van
dit beleid geëvalueerd. Ook creëren gemeenten
huisvestingsmogelijkheden voor lage inkomens in de randgemeenten en
experimenteren de G-4 met gescheiden wachtlijsten om de verdere
segregatie op scholen tegen te gaan. Bovendien zorgt de wijkaanpak voor
verbeteringen op het gebied van wonen, leren, werken, veiligheid en
integratie.  

 

 

 

Tegelijkertijd constateer ik ook dat wat zich over een periode van
enkele decennia sluipenderwijs heeft voltrokken, niet met eenvoudige
middelen is terug te draaien. Het probleem van segregatie is
weerbarstig. We moeten nu samen met de scholen, ouders, gemeenten en
wijken volharden in de genomen maatregelen, zodat de wijken en steden er
over enkele jaren beter voor staan. Vooral de segregatie in het
onderwijs is een probleem. De collega’s van OCW zijn zich hiervan
bewust. Gemeenten hebben de opdracht om hierover met scholen in gesprek
te gaan. Dat levert te weinig op. Nu is er een plan van aanpak samen met
de G4 in de maak. Amsterdam heeft inmiddels besloten om met dubbele
wachtlijsten te gaan werken, één de voorstellen van mevrouw Karabulut.
Ook in andere gemeenten gebeurt dit.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Wat zijn uw plannen met Marokkaanse en Antiliaanse Nederlanders? Wat
gaat u doen met de verwijsindex? 

Antwoord:

De kabinetsreactie op het advies van de Taskforce zal in het voorjaar
naar de Tweede Kamer worden verzonden. Het advies van de taskforce richt
zich op de periode 2010-2017. Voor 2009 heeft het kabinet middelen aan
de gemeenten beschikbaar gesteld, overeenkomstig de bedragen die zij tot
en met 2008 in het kader van de bestuurlijke arrangementen hebben
gekregen. 

Het Kabinet werkt aan een beleidsbrief Marokkaans-Nederlandse
probleemjongens. Het gaat daarbij enerzijds om het terugdringen van de
problemen op gebied van overlast, criminaliteit en intimidatie die de
samenleving ondervindt en anderzijds om het verbeteren van het
toekomstperspectief van deze jongens. Ik streef ernaar dat de brief in
januari naar uw Kamer kan worden gezonden.  

 

Uw vraag naar mijn plannen met de verwijsindex Antillianen kan ik helaas
nog niet beantwoorden. Ik ben mij aan het orienteren op de verschillende
mogelijkheden en oplossingen en voer daartoe de komende weken nog
gesprekken met verschillende bewindspersonen en de Antillianen
gemeenten. Ik zal u na deze orientatie zo spoedig mogelijk op de hoogte
stellen over de uitkomst van deze gesprekken.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Wat is het plan voor de wijken? Vogelaarbeleid of meer buurtagenten,
vakscholen? 

Antwoord:

Het voornemen is om de wijkenaanpak ongewijzigd voort te zetten. Met
meer nadruk op het opsporen en verspreiden van goede innovaties. Wat
betreft overlastgevende jongeren gaat het om handhaven en
investeren. In vrijwel alle wijkactieplannen speelt overlast een
rol. In de charters met gemeenten zijn stevige afspraken gemaakt over
de aanpak ervan. Onder andere door inzet van 500 extra wijkagenten en
van straatcoaches. Tegelijkertijd wordt er geinvesteerd in
opvoedingsondersteuning, wijkscholen en het voorkomen
van schooluitval.   



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Bent u bekend met het onderzoek door de AIVD naar Salefistische centra
in Nederland? Is u bekend dat de As-Sunna-moskee op haar website zich
presenteert als instelling van algemeen nut waaraan giften fiscaal
aftrekbaar zijn? 

Antwoord:

-Ja. De As Soenna Moskee is opgenomen op de lijst van Algemeen Nut
Beogende Instellingen (ANBI’s) die op de website van de
Belastingdienst is gepubliceerd. Met het oog op de fiscale
geheimhoudingsplicht van de Belastingdienst kan ik alleen een reactie in
algemene zin geven.  

- Kerkelijke instellingen komen, net als andere maatschappelijke
organisaties die het algemeen nut beogen, in aanmerking voor de status
van Algemeen Nut Beogende Instelling. Daarbij wordt geen onderscheid
gemaakt naar de aard van de kerkelijke stroming waartoe de instelling
behoort. De ANBI-status wordt bij beschikking verleend en geeft recht op
giftenaftrek aan de kant van gevers en vrijstelling van successie- en
schenkingsrecht aan de kant van de instelling. 

-Aanvragen voor het verkrijgen van de ANBI-status worden ingediend bij
de Belastingdienst. De aanvraag wordt getoetst aan een aantal in de
regeling vastgelegde fiscale criteria. Voorts moet de werkzaamheid ten
behoeve van het algemeen nut blijken uit de statuten en de praktische
werkzaamheden van de instelling. Indien een ANBI niet meer voldoet aan
de bij wet of de regeling gestelde eisen, kan de Belastingdienst de
beschikking voor die instelling intrekken.  

-Uw kamer is geínformeerd over de invoering van de ANBI-regeling per 1
januari 2008. Ik verwijs daarvoor naar de brief van de staatssecretaris
van Financiën van 9 oktober 2006 (Kamerstukken II 2006-2007, 30800 IXB,
nr. 5). 

-U zult met de beantwoording van de vragen (2008Z08222 / 2080906710) van
de leden Karabulut en Bashir (beiden SP) aan mijzelf en de
staatssecretaris van Financiën over erkenning van de salafistische
As-Soennah moskee als ‘algemeen nut beogende instelling’ door de
belastingdienst (Ingezonden 2 december 2008) nader worden geinfomeerd. 

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Wat gaat u doen met de kritiek op het plan van de taskforce Antillianen?
Komt er nu een onderzoek naar het registreren van etniciteit, zoals
aangekondigd door uw voorganger? 

Antwoord:

In de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce Antillianen zal ook
worden ingegaan op de kritiek op het rapport van de Taskforce en het
weerwoord van de Taskforce daarop. De kabinetsreactie op het advies van
de Taskforce zal in het voorjaar naar de Tweede Kamer worden
verzonden. 

 

Voor wat betreft uw vraag naar een onderzoek over registratie etniciteit
kan ik u melden dat de discussie over registratie van herkomstgegevens,
want daar hebben wij het over, een discussie is die uiterst zorgvuldig
moet worden gevoerd. Het is daarbij van belang om onderscheid te maken
tussen registratie van herkomstgegevens ten behoeve van de individuele
hulpverlening en registratie van herkomstgegevens ten behoeve van het
genereren van niet tot personen herleidbare beleidsinformatie. Het
betreft hier twee zeer verschillende registratiedoelen, waarvan de nut
en noodzaak afzonderlijk dient te worden beoordeeld. Ik ben momentaal
bezig mijn standpunt hierin te bepalen en zal u hierover in het voorjaar
van 2009 informeren.  

Dit staat los van de stand van zaken inzake de VIA/VIR waarover ik u zo
spoedig mogelijk zal informeren.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Gaat u het aantal van 60.000 inburgeraars wel halen, wat is de stand?
Sinds wanneer is bij het Ministerie bekend dat een achterstand bestaat,
waarom is de TK niet geïnformeerd? Wat gaat u hieraan doen, gaat u het
aantal bijstellen, verbindt u uw politieke lot hieraan? 

Antwoord:

Mijn voorganger heeft reeds op 10 oktober 2007 (Tweede Kamer, 2007-2008,
31143, nr.2) aan uw Kamer laten weten dat het aantal inburgeraars dat in
het jaar 2007 start met een inburgeringsprogramma, achterblijft bij de
prognoses. Er is hard gewerkt aan het oplossen van de
invoeringsproblemen o.a. via wijzigingen van de Wet Inburgering. In de
ontwerpbegroting 2009 (Tweede Kamer 2008-2009,31 700-XVIII, nr.2, p. 12)
is hier nogmaals op ingegaan. Met name in de vier grote gemeenten zijn
in 2007 forse achterstanden opgelopen met het aantal deelnemers aan
inburgering.  

 

Op 13 november jl heb ik u een brief (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 143,
nr. 31) gestuurd waarin ik aangeef dat ik mij de komende weken mijn
eigen beeld en mening wil vormen over de uitvoering van de inburgering
en het bereiken van de voorgenomen ambities. Ik heb hierover inmiddels
persoonlijk gesproken met de gemeentebestuurders. 

Ik zal u zo snel mogelijk een brief sturen en hoop dan met u hierover
van gedachten te kunnen wisselen.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Moeten we eisen dat werkgevers taalcursussen gaan aanbieden aan
Oost-Europese arbeidsmigranten? 

Antwoord:

Zie het antwoord op de vraag van Kamerlid Dijsselbloem, op pagina 51.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Karabulut, S.	Vraag:

Vindt u het goed dat Nederlandse imams door Marokko worden onderwezen
over islam en radicalisering? Wat vindt u ervan dat Rabat een adviesraad
instelt voor Nederlandse Marokkanen? Hoe staat u tegenover deze
bemoeienis vanuit landen van herkomst? 

Antwoord:

- Het uitgangspunt van het kabinet is dat het contact tussen migranten
die hier wonen en de overheid van hun land van herkomst altijd
vrijwillig moeten plaatsvinden en geen enkele belemmering mag vormen
voor hun integratie in Nederland. Dit geldt dus ook voor de Adviesraad
voor de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland (CCME). Het kabinet
staat – net als een deel van de Marokkaanse Nederlandse gemeenschap
– kritisch tegenover de Raad. Nederlandse onderdanen dienen immers in
eerste plaats als Nederlanders benaderd te worden. In de beantwoording
op de door de kamerleden Van Toorenburg (CDA) en Wilders /Fritsma (PVV)
gestelde schriftelijke kamervragen over de Adviesraad voor de
Marokkaanse gemeenschap in het buitenland (CCME) zal in overleg met de
minister van Buitenlandse Zaken op dit vraagstuk nader worden
ingegaan. 

- Indien geestelijken op vrijwillige basis kennis willen uitwisselen met
een vreemde mogendheid dan zijn zij daarin vrij. Nederland kent immers
de vrijheid van godsdienst en de scheiding van kerk en staat. Een
fundamenteel onderdeel van de godsdienstvrijheid is de bevoegdheid van
organisaties om naar eigen inzicht hun religie vorm te geven.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Kan de minister toezeggen dat aan deze asociale heffing (projectsteun)
met ingang van 2009 een einde gemaakt wordt? 

Antwoord:

Die toezegging doe ik niet. Wat ik u wel wil toezeggen (in lijn met wat
mijn ambtsvoorganger in het Algemeen Overleg van 13 november jl. heeft
toegezegd), is dat ik -op basis van een advies van het CFV- in het
voorjaar zal bezien of de mix (aantal woongelegenheden/WOZ-waarde
woongelegenheden) die ten grondslag ligt aan de heffing in 2009 zal
worden aangepast als het gaat om het vermogenselement. Die mix is voor
2008 bepaald op 50/50. In 2010 zal ik het Besluit CFV waar het gaat om
de bijzondere projectsteun in algemene zin evalueren, waarbij ik ook
aandacht zal besteden aan draagvlak en effecten/relaties naar de
vermogenspositie van corporaties. Uitgangspunt blijft wel dat de
corporaties met bezit buiten de 40 wijken 75 miljoen euro bijdragen aan
de additionele inzet van 250 miljoen euro per jaar door de corporaties
met bezit in de 40 wijken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

SP	Jansen, P.F.C.	Vraag:

Kan de minister beloven dat alle gemeenten, ook de kleinere, na 2010
recht houden op stadsvernieuwingsbudgetten die minstens gelijk zijn aan
die van de lopende periode? 

Antwoord:

Stedelijke vernieuwing, sinds het jaar 2000 de opvolger van de klassieke
stadsvernieuwing, is voor alle gemeenten beschikbaar. De 31
rechtstreekse gemeenten ontvangen hun budget direct van het rijk; de
kleinere gemeenten door tussenkomst van de provincies. In de brief over
het nieuwe stedenbeleid van 24 oktober jl. is aangegeven dat de middelen
voor fysiek (stedelijke vernieuwing) afnemen voor de komende
investeringsperiode 2010-2014. Ik kan dus niet beloven dat alle
gemeenten in gelijke mate recht behouden op budget.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u het er mee eens om het GSB-budget selectiever, naar noodzaak, in
te zetten? En daarbij steden met een overmaat aan sociale huurwoningen
die nog in deze sector willen bouwen van ISV- en GSB- middelen uit te
sluiten? 

Antwoord:

Ik ben het er mee eens dat ISV/GSB budgetten selectiever ingezet moeten
worden. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis
van objectieve verdeelsleutels.Voor het ISV is het in principe niet
de bedoeling dat het geld direct aan ingrepen in de woningvoorraad wordt
uitgegeven. De kosten daarvan dienen in principe voor rekening te komen
van de marktpartijen. ISV geld is met name bedoeld voor ingrepen in de
openbare ruimte en om het proces te faciliteren. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister het eens met de stelling dat er meer kleinschalige
locaties beschikbaar moeten komen, in het bijzonder voor particulier
opdrachtgeverschap? Is de minister bereid met betrokken partijen te
spreken? 

Antwoord:

Particulier opdrachtgeverschap vind ik in veel gevallen een goede
oplossing voor kleinschalige bouwlocaties. Er is inmiddels voldoende
instrumentarium voor de bevordering van eigenbouw. Met de nieuwe Wet
R.O. (Grondexploitatiewet) kunnen gemeenten namelijk, in het kader van
nieuwe bestemmingsplannen, delen van een plangebied reserveren voor
eigenbouw-kavels. Dit betekent dat - daar waar eventueel geen
kleinschalige lokaties aanwezig zijn - delen van grotere
woningbouwlocaties bestemd kunnen worden voor particuliere
opdrachtgevers. Deze mogelijkheid heeft de gemeente ook voor gronden die
in bezit zijn van projectontwikkelaars. Daarom ligt de bal nu primair
bij de gemeenten. Indien noodzakelijk zal ik ook zeker met betrokken
partijen hierover spreken.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u bereid BLS-middelen in te zetten voor de bouw van kwalitatief
betere en duurdere woningen? 

Antwoord:

In mijn brief van 28 november 2008 aan u en de BLS budgethouders heb ik
aangegeven dat ik mij beraad op mogelijkheden om de resterende
vrijvallende BLS middelen op effectieve wijze in te zetten. Hierbij
betrek ik ook de te maken verstedelijkingsafspraken voor de periode
2010-2020. De exacte uitvoering wordt in dat kader bezien. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Kan de Minister toezeggen met een spoedplan ter vermindering van de
regeldruk te komen? 

Antwoord:

De voornemens ter vermindering van regeldruk op het terrein van WWI
maken onderdeel uit van het VROM/WWI werkprogramma "Slimmer, Beter,
Minder" dat uw Kamer op 5 november jl. is aangeboden (29 383, nr. 117). 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Kunt u duidelijkheid geven over maatregelen tegen de gevolgen van de
financiële crisis? 

Antwoord:

Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de heer Van Bochove over het
pakket van maatregelen n.a.v. de financiële crisis, op pagina 4. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u bereid te komen tot een herinrichting van de Vogelaarheffing? 

Antwoord:

In lijn met wat mijn ambtsvoorganger in het Algemeen Overleg van 13
november jl. heeft toegezegd zal ik -op basis van een advies van het
CFV- in het voorjaar bezien of de mix (aantal
woongelegenheden/WOZ-waarde woongelegenheden) die ten grondslag ligt aan
de heffing in 2009 zal worden aanpast als het gaat om het
vermogenselement. Die mix is in 2008 bepaald op 50/50. In 2010 zal ik
het Besluit CFV waar het gaat om de bijzondere projectsteun in algemene
zin evalueren, waarbij ik aandacht zal besteden aan draagvlak en
effecten/relatie naar de vermogenspositie van corporaties. Uitgangspunt
blijft wel dat de corporaties met bezit buiten de 40 wijken 75 miljoen
euro per jaar bijdragen aan de additionele inzet van 250 miljoen euro
per jaar door de corporaties met bezit in de 40 wijken.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Kan de Kamer de invoeringswet Wabo begin 2009 tegemoet zien? 

Antwoord:

Mede namens mijn collega Minister Cramer kan ik u meedelen dat het
streven is om de Invoeringswet Wabo in het voorjaar van 2009 aan de
Tweede Kamer aan te bieden. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid bij toekomstige woningbouwafspraken te sturen op
bouw in duurdere huur- en betaalbare koopsegment, om de doorstroming op
gang te brengen? 

Antwoord:

De situatie op de regionale woningmarkten is sterk gedifferentieerd, van
krimpregio's tot  gebieden waar de woningmarkt gespannen blijft. In de
voorbereidingen van de verstedelijkingsafspraken voor de periode tot
2020 zal ik samen met de regionale partijen per regio nagaan of en hoe
bevordering van doorstroming het beste aangepakt kan worden. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Kunt u aangeven wanneer, liefst zo snel mogelijk, u met duidelijkheid
komt over de rijksbijdragen in het stedenbeleid na 2010 en de
verstedelijkingsopgave? 

Antwoord:

Over de precieze omvang van de financiële inzet van het Rijk in het
stedenbeleid zal in het komende voorjaar in het kabinet in het kader
van de begroting 2010 besluitvorming plaatsvinden. Ook de eventuele
budgettaire gevolgen van de nieuwe verstedelijkingsafspraken kunnen in
de begrotingsvoorbereiding voor 2010 aan de orde komen.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u bereid de nationale hypotheekgarantie tijdelijk te verhogen naar
350.000 euro? 

Antwoord:

Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de voet. Zoals de premier onlangs
aan de Tweede Kamer heeft geschreven in de brief van 21 november jl.
over de gevolgen van de kredietcrisis voor de reële economie, is het
kabinet van mening dat de situatie op de woningmarkt op dit moment nog
geen aanleiding geeft om het bestaande instrumentarium verscherpt in te
zetten.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

In het debat met de TK heeft u aangegeven dat de woningbouwproductie tot
2012 ondanks de financiële crisis niet zal inzakken. Volgens antwoorden
op schriftelijke vragen is dit wel het geval. Graag duidelijkheid :welk
scenario wordt het? 

Antwoord:

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik aangegeven dat de
kabinetsdoelstelling van 80 tot 83.000 woningen voor de periode 2007 tot
en met 2011 gemiddeld genomen gehaald kan worden. Ik heb uw Kamer
daarbij een brief toegezegd over de voortgang van de woningbouw en de
verwachtingen voor de komende jaren. Deze brief heb ik u vrijdag 28
november jl. gestuurd. In de bij deze brief gevoegde bouwprognoses 2008
– 2013 zijn onderstaande cijfers opgenomen. Bij deze cijfers is
rekening gehouden met drie scenario’s (hoog, midden en laag) voor wat
betreft de economische ontwikkeling. Daarbij is het effect van de
kredietcrisis zo goed mogelijk ingeschat maar de onzekerheidsmarges zijn
dit jaar groter dan andere jaren.

 

 

Tabel 3 Woningproductie in drie scenario’s 2008-2013 (incl. productie
anderszins). 

Realisaties tot 2007, korte termijn verwachting 2008 en 2009 en
scenario’s 2010-2013

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

07-11 

gem.

Hoog

x1000

87

82

79

81

86

91

83

Midden

x1000

74,4

79,7

87,5

87

82

77

78

82

87

82

Laag

x1000

87

82

75

70

74

80

80

Bron: TNO / VROM



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u bereid dubbele hypotheekrente-aftrek te verlengen van 2 naar 3
jaar? 

Antwoord:

Dit is in de huidige regeling al mogelijk. Op dit moment bedraagt de
periode minimaal twee jaar en maximaal drie jaar (afhankelijk van
moment van aankoop / verkoop). Naar verwachting zullen weinig mensen
niet in staat zijn om hun huis binnen deze periode te verkopen.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Bent u bereid tot een verlaging van de overdrachtsbelasting? 

Antwoord:

Het kabinet is van mening dat de situatie op de woningmarkt op dit
moment geen aanleiding geeft om het bestaande instrumentarium aan te
passen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de woningmarkt wel op de
voet. 

 

Daarnaast is bij het coalitie-akkoord afgesproken dat deze
kabinetperiode de fiscale behandeling van de eigenwoning ongewijzigd
wordt gelaten. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de Minister het eens dat naast taalbeheersing, het hebben van werk de
belangrijkste randvoorwaarde is voor succesvolle integratie? 

Antwoord:

Voor duurzame participatie in de Nederlandse samenleving is werken heel
belangrijk. In mijn beleid komt dat ook tot uitdrukking. In het
Deltaplan Inburgering is de ambitie opgenomen dat 80% van de
inburgeringstrajecten een duaal karakter zal krijgen. Dit duale karakter
ziet niet alleen op de combinatie van inburgering met werk, maar ook met
een beroepsopleiding of andere vormen van  participatie zoals
vrijwilligerswerk of andere vormen van maatschappelijke participatie.
Voor een succesvolle integratie is deelname aan de samenleving in brede
zin heel belangrijk. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid invulling te geven aan lik-op-stuk beleid t.a.v.
ontspoorde jongeren? Wil de minister onderzoek doen naar nieuwe
strafmaatregelen en naar de vraag in hoeverre deze bijdragen aan het op
de rails krijgen van deze jongeren? 

Antwoord:

De Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zijn eerste aanspreekpunt wanneer het gaat om juridische sancties. Lik
op stuk beleid en snelrecht behoren tot de mogelijkheden en zijn gericht
op het snel corrigeren en/of bestraffen. Juist in de straatcultuur die
veel invloed heeft op met name Marokkaans- en Antilliaans-Nederlandse
jongeren, is dat van belang vanwege het vacuum dat ontstaat doordat deze
jongens niet voldoende worden gecorrigeerd door hun omgeving. Voor deze
jongens is duidelijkheid nodig. Het verbeteren van de effectiviteit van
straffen heeft de aandacht van de Minister van Justitie omdat de
recidive onder jongeren, met name onder Marokkaans-Nederlandse en
Antilliaans-Nederlandse jongens, hoog is. Hierbij wordt ook gekeken naar
strafbeleving en wordt een koppeling gelegd tussen straf en
gedragsbeinvloeding om te voorkomen dat jongeren terugvallen in hun oude
gedrag. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid in het belang van de integratie zich in het
kabinet hard te maken voor de aanscherping van toelatingseisen? 

Antwoord:

In het voorjaar van 2009 zal de evaluatie van de huidige inkomenseisen
en leeftijdseisen in het kader van gezinsvorming en -hereniging, die op
dit moment in opdracht van de Staatssecretaris van Justitie wordt
uitgevoerd, worden afgerond. De Kamer zal uiteraard over de uitkomsten
worden geïnformeerd.   Daarnaast is momenteel de uitvoering van de
wetsevaluatie in volle gang, waarin onder andere het effect van de wet
op inburgering in Nederland wordt onderzocht, mede als enkele juridische
en financiële aspecten. De resultaten hiervan zullen in het voorjaar
van 2009 bekend worden.   De evaluatie van de Wet inburgering in het
buitenland en de evaluatie die door Justitie wordt uitgevoerd, kennen
een gelijke planning. De uitkomsten van genoemde onderzoeken bieden
voldoende basis om het gesprek met uw Kamer aan te gaan over deze
onderwerpen en te bezien of een aanscherping van de toelatingseisen
noodzakelijk dan wel mogelijk is. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de Minister bereid om werken noodzakelijk te maken voor integratie? 

Antwoord:

Het kabinet vindt het heel belangrijk dat mensen deelnemen aan de
arbeidsmarkt en wil ook zoveel mogelijk bevorderen dat mensen de juiste
bagage hebben om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Hiertoe zet het
kabinet verschillende instrumenten in. De belangrijkste zijn: 

 

· Inburgering: In het Deltaplan inburgering is de ambitie opgenomen dat
80% van de inburgeringstrajecten een duaal karakter zal krijgen
(bestaande uit 6 participatiedoelen te weten (reïntegratie, werk,
ondernemerschap, (beroeps)opleiding, vrijwilligerswerk en
opvoedingsondersteuning). Dit draagt er onder meer aan bij dat migranten
beter zijn toegerust op de arbeidsmarkt. 

· Leerwerkplicht: het kabinet wil zoveel mogelijk jongeren stimuleren
een baan te vinden of een opleiding te volgen. Daarom komt het kabinet
met een plan om jongeren onder de 27 jaar te verplichten om te werken,
te leren, of beide te combineren. Zij kunnen dan geen beroep meer doen
op de bijstand. Het wetsvoorstel is op 18 november jl. aan de Tweede
Kamer aangeboden. 

· EVC-trajecten: het kabinet zet in op het bevorderen van EVC-trajecten
(Erkennen van Verworven Competenties). EVC beoogt de erkenning,
waardering en verdere ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd in
elke mogelijke leeromgeving. EVC wil bereiken dat mensen nieuwe en/of
betere kansen op werk krijgen.

· Aanval op de uitval: Het afronden van een opleiding op minimaal
mbo2-niveau is een voorwaarde voor het hebben van goede kansen op de
arbeidsmarkt. Daarom zet het kabinet in op het tegengaan van voortijdig
schoolverlaten. Met het programma Aanval op de Uitval neemt het kabinet
belangrijke stappen om de schooluitval tegen te gaan. Zo is de
kwalificatieplicht ingevoerd, de registratie van schooluitval verbeterd
en zijn er convenanten gesloten met de regio’s.  

· Iedereen doet mee: actieprogramma van het kabinet -en de partners- om
het niveau van arbeidsparticipatie te bevorderen, mensen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen en het aantal
vrijwilligers en mantelzorgers uit te breiden.  

 

Daarnaast wil het kabinet gemeenten stimuleren om aandacht te geven aan
groepen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, in het
bijzonder allochtone vrouwen. Veel van hen zijn niet
uitkeringsgerechtigden. Om hen tot werken te bewegen heeft mijn collega
van SZW afspraken gemaakt met de VNG voor een extra financiële prikkel
voor gemeenten voor elke aan werk geholpen nugger. Doel is om
uiteindelijk 10.000 nuggers extra aan het werk te helpen (bovenop de
reeds bestaande doelstelling van 25.000).  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid om ervoor te zorgen dat er een aanwijzing komt
voor de procureur-generaal die het mogelijk maakt om op basis van
artikel 131 WB-strafrecht de aanpak van opruiende salafistische imams
mogelijk te maken en tot vervolging over te gaan? 

Antwoord:

-De Minister van Justitie is in deze eerst verantwoordelijke.  

-Het Openbaar Ministerie voert reeds een actief vervolgingsbeleid inzake
de bestrijding van haatzaaien. Dit is onder andere gebaseerd op de
Aanwijzing Discriminatie (Stcrt. 2007, 233) en het OM Beleidsplan
Perspectief op 2010. In beide wordt aangegeven dat het bestrijden van
haatuitingen (in de vorm van opruiing en het aanzetten tot haat en
geweld -artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht- ), nadrukkelijk
prioriteit heeft.  

-De strafbaarstelling inzake opruiing (artikel 131 van het Wetboek van
Strafrecht) is bijzonder ruim. Uit de jurisprudentie en de
rechtspraktijk blijkt niet dat opruiing als strafbaarstelling
tekortschiet of onvoldoende duidelijk is. Strafbaar is gesteld opruiing
tot enig strafbaar feit. Ook opruiing tot een overtreding is derhalve
strafbaar (met inbegrip van APV-voorschriften e.d.). Wanneer het niet
naleven van een wettelijk voorschrift volgens de wet een strafbaar feit
oplevert, is het ophitsten daartoe eveneens een strafbaar feit. Zijn
wettelijke voorschriften niet voorzien van een strafsanctie, dan is
opruiing tot die gedragingen niet strafbaar. Dat ligt ook niet voor de
hand. Het is niet logisch opruiing strafbaar te stellen tot feiten die
op zichzelf niet strafbaar zijn. De vraag is ook welke bedreiging
uitgaat van opruiing tot een niet strafbaar gesteld feit of zonder
aanduiding van concreet handelen. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de Minister bereid er voor te zorgen dat er één begeleider per
probleemgezin komt, met doorzettingsmacht? 

Antwoord:

Basis voor succesvolle hulpverlening aan multiproblematiek in gezinnen
is afstemming tussen hulpverleners en samenwerking in de aanpak. Dat ben
ik volmondig met u eens. Ik merk daarbij overigens wel op dat het
ingrijpen in de keten veel zorgvuldigheid vereist. In een experiment dat
binnenkort in een aantal gemeenten van start gaat (‘achter de
voordeur’) worden modellen voor gemeenten ontwikkeld om in de praktijk
tot “één gezin één plan” te komen.   

In een experiment in het kader van het Actieplan Krachtwijken dat
binnenkort in een aantal gemeenten van start gaat (Achter de voordeur),
worden modellen voor gemeenten ontwikkeld om in de praktijk te komen tot
“één gezin één plan”, “één gezinscoach per gezin met
mandaat” en een “financieringsmodel” voor deze aanpak. Er zal
tevens worden gekeken welke welke "drang- en dwang" mogelijk er zijn om
daadwerkelijk achter de voordeur te komen.  

  

In het wetsvoorstel Centra Jeugd en Gezin wordt de coördinatie van de
zorg geregeld. In dat wetsvoorstel, dat mijn collega minister Rouvoet
binnenkort naar de Tweede Kamer zal sturen, zal de doorzettingsmacht
richting (andere) instellingen worden geregeld.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid om partners van EU-onderdanen te laten vallen
onder onze toelatingseisen ten aanzien van het land waar zij zelf
vandaan komen? 

Antwoord:

Toelatingseisen en het vreemdelingenbeleid liggen uiteraard op het
terrein van de Staatssecretaris van Justitie. Zij heeft onlangs in het
algemene overleg JBZ raad en de begrotingsbehandeling van het ministerie
van Jusitie aangegeven dat de Europese richtlijn voor vrij verkeer van
personen (2004/38/EG) geen ruimte biedt tot het stellen van
toelatingseisen aan partners van EU-onderdanen die gebruik maken van hun
gemeenschapsrecht in een EU-lidstaat. Dit is opnieuw gebleken naar
aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof in de zaak Métock,
waarin het Hof onder andere concludeerde dat iedere derde lander die
getrouwd is met een EU-onderdaan het recht heeft om samen met deze
EU-onderdaan in een andere lidstaat te verblijven indien de EU-onderdaan
gebruik maakt van het vrij personenverkeer, ongeacht het moment waarop
en de locatie waar de derde lander is getrouwd met de EU-onderdaan.  

 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Is de minister bereid te pleiten voor Europese normen (inzake
toelatingseisen) in deze? 

Antwoord:

Als het gaat om de toelatingseisen voor gezinsvormers en -herenigers uit
derde landen, moet ik constateren dat dit het terrein van de
Staatssecretaris van Justitie betreft. De harmonisatie van het
toelatingsbeleid van de verschillende lidstaten, staat overigens wel
onder voortdurende aandacht van de Europese commissie, ook onder het
huidige Franse voorzitterschap. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

VVD	Burg, B.I. Van der	Vraag:

Kan de minister voor 1 april 2009 een overzicht geven van organisaties
die subsidie hebben ontvangen ter bevordering van de integratie (van wie
ontvangen, welk doel, effectiviteit)? 

Antwoord:

Ik ben bereid en in staat om een overzicht te verstrekken van de
subsidies die vanuit WWI zijn verstrekt met het oog op de bevordering
van integratie. Het gaat daarbij om klassieke subsidieregelingen,
waarvoor aanvragers een aanvraag indienen en vervolgens wordt bekeken of
hiervoor subsidie wordt toegekend. Ik kan u dan tevens de evaluatie van
de Regeling ruimte voor Contact doen toekomen. Daarnaast kan ik u
inlichten over de betalingen vanuit WWI aan maatschappelijke
organisaties – niet zijnde gemeenten – die voor WWI opdrachten
verrichten en beleidsmaatregelen uitvoeren. Deze organisaties worden
betaald voor hun activiteiten via het subsidie-instrument. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Is de minister van plan maatregelen te nemen (OVB, NHG) om de
doelstelling van 80.000 - 83.000 nieuw te bouwen woningen per jaar te
gaan halen? 

Antwoord:

Zie het antwoord op de vraag van de heer Van Der Staaij op pagina 70. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Hoe gaat de minister het doel waarmaken tegen de achtergrond van het
feit dat corporaties de afgelopen jaren slechts 45% van hun beloftes qua
woningbouw hebben waargemaakt? 

Antwoord:

Allereerst merk ik op dat, anders dan in de pers is gesuggereerd, geen
sprake is van beloftes maar van prognoses die corporaties hebben
opgesteld. Zij ramen hiermee investeringen die door allerlei factoren
niet in zijn geheel volgens planning tot stand komen. Het gegeven dat
een deel van die prognoses niet in het voorziene jaar tot stand wordt
gebracht zegt nog niets over de absolute realisatiecijfers in dat jaar.
In het algemeen is sprake van vaak zeer ambitieuze voornemens bij
woningcorporaties.  

Het CFV heeft een realisatie-index opgesteld om corporaties te
confronteren met hun (on)vermogen om prognose en realisatie te matchen.
Samen met het CFV spreek ik corporaties niet alleen nadrukkelijk aan op
het realiseren van meer woningen, maar ook op het adequaat
prognosticeren. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Migranten krijgen in de probleemwijken geen gelegenheid om aan elkaar te
wennen. Wat is de visie van de minister hierop? 

Antwoord:

Participatie van migranten begint bij het spreken van de Nederlandse
taal en kennis van de Nederlandse samenleving, het gaat er om dat mensen
met elkaar kunnen samen leven in een wijk. Integratie komt in de wijken
tot stand op de arbeidsmarkt, op school en in de vrije tijd. Daarom zet
dit kabinet in op een integrale aanpak waarbij elementen als
inburgering, opvoedingsondersteuning, emancipatie, sociale cohesie,
onderwijs, werk met elkaar verbonden zijn. En niet te vergeten
preventie en repressie, als er sprake is van een onveilig leefklimaat
of van criminaliteit.  



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Is de minister het ermee eens dat er inmiddels 20.000 woningen zijn
vergeven aan "pardonners", met als gevolg dat hierdoor vele andere
woningzoekenden veel langer moeten wachten op een woning? 

Antwoord:

Mijn ambtsvoorganger heeft u hierover op 30 juni 2008 een brief gestuurd
(kamerstukken II, 2007-08, 31 018, nr. 42). Daarin meldde zij dat de
Taskforce Huisvesting Statushouders geen signalen had die op een
omvangrijke problematiek duidde wat betreft verdringing, maar dat
verdringing niet kan worden uitgesloten. En gezien de systematiek, die
ertoe leidt dat alle gemeenten in Nederland naar rato van het aantal
inwoners een taakstelling hebben voor het huisvesten van
gepardonneerden, wordt het probleem eerlijk over Nederland verdeeld. Een
en ander is een gevolg van de keuze die dit kabinet heeft gemaakt voor
een generaal pardon. Het kabinet is daarin gesteund door een meerderheid
van de Tweede Kamer.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Klopt het dat er € 90 miljoen extra is vrijgemaakt om allochtonen te
stimuleren om in te burgeren? 

Antwoord:

In 2009 wordt in het kader van het Deltaplan Inburgering € 90 mln
toegevoegd aan het budget voor inburgering. Dit bedrag is bestemd voor
extra inburgeringsvoorzieningen, het stimuleren van duale trajecten en
het verbeteren van de kwaliteit van de inburgering. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Wat gaat u doen aan gemeenten die niet de Wet Inburgering handhaven? 

Antwoord:

De uitvoering van de Wet inburgering, is zoals bekend, om diverse
redenen moeizaam op gang gekomen. Gemeenten worden ondersteund door
aanjaagteams. Het gaat beter, maar we zijn er nog niet. Nu de uitvoering
steeds beter op gang komt, wordt ook de handhaving van de wet t.o.v.
onwillige inburgeringsplichtigen een steeds belangrijker element van
deze uitvoering.  

Ik ben het met u eens dat gemeenten bij onwillige inburgeringsplichtigen
de sancties van de wet moeten toepassen. Ik heb daar al met gemeenten
over gesproken. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Wat gaat u doen aan gemeenten die de eigen bijdrage afschaffen? 

Antwoord:

Zie het antwoord op de vraag van dhr. Fritsma op pagina 40.



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Is het nog verplicht om in te burgeren? 

Antwoord:

Het verplichtende karakter van de Wet inburgering is sinds de
inwerkingtreding van de wet niet alleen hetzelfde gebleven, maar zal na
inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet
inburgering, dat nu in behandeling is in de Eerste Kamer (kamerstukken I
2207/08, 31 318, A), nog worden uitgebreid. In dat wetsvoorstel is
namelijk geregeld dat gemeenten de bevoegdheid krijgen om bij
verordening te bepalen dat inburgeringsvoorzieningen direct kunnen
worden opgelegd. Dat betekent dat inburgeringsplichtigen een
inburgeringsvoorziening van de gemeente niet meer kunnen weigeren. 



Politieke Partij	Kamerlid	Vraag en Antwoord

Verdonk	Verdonk, M.C.F.	Vraag:

Vindt de minister fietsen ook zo belangrijk voor inburgering? 

Antwoord:

Doel van de inburgering is sinds de jaren negentig dat mensen zich
kunnen redden in Nederland. Ze moeten de taal beheersen en kennis hebben
van de Nederlandse samenleving. De fiets is een vast bestanddeel
geworden van de Nederlandse cultuur. Allochtonen pakken echter veel
minder vaak de fiets dan autochtone Nederlanders, zo is vorig jaar
gebleken uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het
landelijke kenniscentrum Fietsberaad.  

 

Fietsen is een kenmerkend onderdeel van de Nederlandse gewoonten. Ik kan
mij dan ook goed vinden in de waarde die mevrouw Verdonk hecht aan het
leren fietsen. Tegelijkertijd meen ik dat de inburgering als eerste stap
bij de integratie in Nederland zich met name dient te richten op het
ontwikkelen van taalvaardigheid en het leren over de Nederlandse
samenleving. Ontwikkeling van kennis en vaardigheden op deze gebieden
zijn de sleutel tot participatie. Ik acht het kunnen fietsen een minder
grote waarborg voor duurzame participatie.  



 PAGE    

 PAGE   121